Boudewijnlaan 20-21 • B-1000 Brussel tel. 02-512 11 52 • fax 02-502 46 80 e-mail: [email protected] www.vlaamseprovincies.be EU in een notendop VVP-Nieuwsbrief, februari 2012 Bronnen: Vleva-berichten, nieuwsbrief Agentschap Ondernemen, persberichten van de Vlaamse Regering, Europa Decentraal (NL), Berichten van de Europese instellingen, “Toerisme in internationale context”, … EU in een Notendop 1 1 Infodagen en seminaries 1.1 CvdR organiseert 'Region's make it happen' Op 10 mei 2012 brengt het Comité van de Regio's (CvdR) de vertegenwoordigers van de Europese instellingen, de lidstaten en de regio's samen om de stand van zaken op te maken van de huidige discussies rond cohesiebeleid, plattelandsontwikkeling en het visserijfonds. Tijdens dit forum, genaamd 'Region's make it happen', wordt de stand van zaken opgemaakt rond: - Multilevel governance in de fondsen na 2013 - De uitdaging van een geïntegreerde territoriale benadering - Resultaatsgerichtheid\ Region's make it happen wordt georganiseerd door het Comité van de Regio's als reactie op de wetgevende voorstellen rond cohesiebeleid. Regionale en lokale belanghebbenden zijn ook van belang voor de implementatie van het Gemeenschappelijk Strategisch Kader (GSK) en voor een effectieve coördinatie tussen verschillende beleidsdomeinen met een territoriale impact. Ook dit onderdeel komt tijdens het forum aan bod. Het GSK gaat een sleutelrol spelen rondom de voorstellen van de Europese Commissie (EC) over cohesiebeleid, plattelandsontwikkeling en het visserijfonds na 2013. Het fungeert als handleiding die de Europa2020 doelstellingen vertaalt naar kernacties voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Visserijfonds (EVF). 1.2 Conferentie EGTS Het Comité van de Regio's organiseert op 29 maart een conferentie over de Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS). Deze conferentie wil de dialoog tussen de Europese Commissie, de leden van het Europees Parlement, de vertegenwoordigers van de lidstaten en het Comité van de Regio's stimuleren. EGTS levert op gemeenschapsniveau de samenwerkingsinstrumenten waarmee de belemmeringen voor grensoverschrijdende samenwerking uit de weg kunnen worden geruimd. Dankzij deze EGTS kunnen coöperatieve groeperingen projecten in het kader van territoriale samenwerking die door de Gemeenschap worden medegefinancierd, uitvoeren. Ook werkzaamheden in het kader van territoriale samenwerking die op initiatief van de lidstaten plaatsvinden kunnen dankzij EGTS tot uitvoering worden gebracht. Het doel van EGTS is om de grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking tussen haar leden te vergemakkelijken en te bevorderen. De groepering is samengesteld uit lidstaten, EU in een notendop 2 regionale en plaatselijke lichamen, en eventueel publiekrechtelijke instellingen. Tijdens de conferentie over EGTS wordt aandacht geschonken aan de huidige discussies over de EGTS-verordening in het kader van het toekomstige cohesiebeleid. Van 9.30 tot 17.00 uur vindt de conferentie plaats in Brussel. 2 Calls en deadlines 2.1 Oproep Interreg IV France-Wallonie-Vlaanderen: strategische projecten 2012 (deadline: 15 maart 2012) De Beheersautoriteit en de Partnerautoriteiten van het Programma France-WallonieVlaanderenhebben besloten een oproep tot kandidaatstelling te lanceren om de projecten te selecteren die eenbijzonder strategisch en exemplarisch karakter hebben. In het kader van de uitvoering van het Interreg IV-Programma wensen de partnerautoriteiten de aandacht te vestigen op het uitgesproken strategische karakter van sommige projecten; dit zal gebeuren aan de hand van een jaarlijkse ‘labeling’-procedure. Nadat de selectie plaatsgevonden heeft, zullen de dragers van de geselecteerde projecten een jaar lang de nieuwe ambassadeurs van het Programma worden. De partnerautoriteiten van het Programma zullen er onder meer voor zorgen dat deze projecten extra media-aandacht krijgen, dat ze in een Europees netwerk worden opgenomen en dat er over deze projecten gerichte communicatieacties gevoerd worden. Vanuit dit gezichtspunt worden de geïnteresseerde projectleiders uitgenodigd om uiterlijk tegen 15 maart 2012 aan de hand van een vragenlijst langs elektronische weg hun kandidaatstelling in te dienen bij het Gemeenschappelijk Secretariaat van de Beheersautoriteit ([email protected]). Meer lezen: http://www.interreg-fwvl.eu/nl/page.php?pageId=639 2.2 ESF: Mensgericht ondernemen - prioriteit 3 (Oproep 232) Deadline: 31/03/2012 Inhoud & doelstellingen: Oproep 232 ‘Mensgericht ondernemen’ beoogt een verhoogde kwaliteit van de arbeid voor werkenden. EU in een notendop 3 Binnen dit oproepthema worden actoren gestimuleerd om te werken aan instroom, competentiemanagement, leerbeleid, feedbackbeleid, motiveringsbeleid, kennismanagement, leiderschap en structuur van de arbeidsorganisatie. Deze oproep wordt bijzonder ruim opgevat en wil promotoren stimuleren om de diverse thema’s en eventuele combinaties ervan te combineren. Deze lijst van mogelijk acties is echter niet exhaustief en promotoren kunnen zeker projecten indienen die inspelen op andere topics, die passen binnen deze oproep. Met het oog op maximale complementariteit van deze oproep zal elke promotor in het geval hij een diversiteitsplan in aanvraag of uitvoering heeft of al uitgevoerd heeft, duidelijk aan moeten geven welke extra doelen, acties en realisaties gepland worden in het kader van zijn project mensgericht ondernemen. Begunstigden: Alle organisaties met rechtspersoonlijkheid kunnen op deze oproep intekenen of partners worden. Concreet betreft het in deze oproep alle ondernemingen en organisaties op de Vlaamse arbeidsmarkt, zowel uit de profit als de non-profit, zowel uit het Normaal Economisch Circuit als uit de sociale economie. Activiteiten, uitgevoerd door externe selectiebureau’s, kunnen binnen deze oproep niet gefinancierd worden. Overeenkomstig artikel 3, 2, b) van de Verordening (EG) 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 kunnen overheidsadministraties en –diensten op nationaal, regionaal of lokaal niveau niet deelnemen aan deze oproep indien de finale doelgroep het eigen personeel is. Voor de definitie van finale doelgroep verwijzen we naar punt II.3.2. Een promotor kan binnen deze oproep slechts één project indienen, maar kan wel deel uitmaken van een partnerschap in andere projecten. Partnerschappen worden binnen deze oproep aangemoedigd. Budget: Het oproepbudget voor de oproep ‘Mensgericht ondernemen’ bedraagt de resterende middelen uit oproep 211-212-213 ‘Mensgericht ondernemen’ waarvoor oorspronkelijk een budget van 5.500.000 EUR, waarvan 2.500.000 EUR ESF (45%) en 3.000.000 EUR Vlaamse financiering (55%) voorzien was. Info & contact: Meer lezen: http://www.esf-agentschap.be/Templates/Content.aspx?id=3676&LangType=2067 Contact in Vlaanderen: Marjolein Van Den Broeck mailto:[email protected] 2.3 INTERREG IV France - Wallonie - Vlaanderen: Fonds voor Microprojecten Deadline: 30/03/2012 Inhoud & doelstellingen: Het fonds voor microprojecten werd opgericht in het kader van het INTERREG III-programma. Dankzij dat fonds konden in de programmazone een dertigtal microprojecten gefinancierd worden. Vanwege het succes van het fonds hebben de partnerautoriteiten besloten om in het kader van INTERREG IV EU in een notendop 4 opnieuw een fonds voor microprojecten op te richten en om er meer financiële middelen aan toe te kennen. Ook wordt per deelprogramma in een afzonderlijk budget voorzien. Definitie Microprojecten verschillen van de andere grensoverschrijdende projecten die in het kader van het programma gefinancierd worden doordat ze weinig financiële middelen vereisen. Ze worden meestal gedragen door organisaties die over onvoldoende financiële middelen en personeel beschikken om grotere projecten op te zetten, maar die daarom niet minder ambities hebben op het vlak van grensoverschrijdende samenwerking. Microprojecten duren maximaal 18 maanden en worden meestal op de schaal van de naaste omgeving uitgevoerd. Ondanks hun bescheiden financiële omvang moeten ze een betekenisvolle impact hebben op de bevolking die in het grensgebied woont of op het grensoverschrijdende gebied. Doelstellingen De belangrijkste doelstelling van het fonds is het bevorderen van de ontwikkeling van de grensoverschrijdende samenwerking op het niveau van de naaste omgeving, en dit door de toegang tot de Europese fondsen te « democratiseren » en door een eenvoudiger samenwerkingskader te bieden, dat beter aangepast is aan bijvoorbeeld verenigingen of kleine gemeenten. Daarnaast heeft het fonds nog de volgende doelstellingen: •via kleine, grensoverschrijdende initiatieven het verenigingsleven versterken •nieuwe samenwerkingen ondersteunen en het verwerven van ervaring inzake grensoverschrijdende samenwerking mogelijk maken •versterken van de gemeenschappelijke identiteit, van het grensoverschrijdend burgerschap en van de betrokkenheid bij de grensoverschrijdende regio •de contacten intensiveren, dankzij uitwisselingen en door een grotere mobiliteit van de bevolking •de grensbevolking informeren over de nabijheidsvoorzieningen en –diensten in de grenszone •intensiveren van de verspreiding van informatie over grensoverschrijdende activiteiten •de toegang tot de cultuur verbeteren •de grensoverschrijdende culturele en toeristische activiteiten intensiveren •de grensoverschrijdende sociale activiteiten voor jongeren en de uitwisselingen tussen scholen stimuleren •de betrokkenheid van de media bij de grensoverschrijdende samenwerking vergroten en de bekendheid van het programma bevorderen Begunstigden: Meer informatie over het gebied: http://www.interreg-fwvl.eu/nl/page.php?pageId=242 Het voorstel voor het microproject moet ingediend worden door minstens twee organisaties als het om bilaterale (Frans-Vlaamse of Frans-Waalse) microprojecten gaat, en door minstens drie organisaties als het om tripartiete (Vlaams-Waals-Franse) microprojecten gaat. Die organisaties moeten aan beide kanten van de Frans-Belgische grens gelegen zijn en ze moeten een eigen rechtspersoonlijkheid bezitten. Het microproject moet binnen de grensoverschrijdende zone uitgevoerd worden en het moet een grensoverschrijdende meerwaarde opleveren. De grensoverschrijdende zone omvat de gele en blauwe zone voor Frans-Vlaamse en tripartiete projecten, voor Frans-Waalse projecten bestaat deze zone enkel uit de blauwe zone. Het grensoverschrijdend karakter moet duidelijk aanwezig zijn in het samenwerkingsverband en in de acties die ondernomen worden. EU in een notendop 5 Budget: Het fonds financiert de uitgaven voor 100%, met een maximum van 20.000 € per project en van 5.000 € per projectpartner. Nadat het project is goedgekeurd en de overeenkomst is ondertekend, kan een voorschot van 50% betaald worden. Het saldo wordt bij de afsluiting van het project betaald, na de goedkeuring van het eindrapport en controle van de uitgaven. Personeelskosten en investeringskosten zijn niet subsidieerbaar. De vertaalkosten van de Frans-Vlaamse en tripartiete microprojecten zijn subsidieerbaar. Die kosten tellen niet mee voor de uitgavenlimiet en komen dus bovenop de kosten voor de uitvoering van het microproject. De Provincie West-Vlaanderen staat in voor het beheer van het fonds voor microprojecten en dit in naam van alle partnerautoriteiten van het programma. Info & contact: Meer lezen: http://www.interreg-fwvl.eu/nl/page.php?pageId=571 http://www.interreg-fwvl.eu/nl/page.php?pageId=524: Handleiding Microprojecten Steunpunt Vlaanderen : Technisch Team Interreg Vlaanderen Provinciebestuur West-Vlaanderen Dienst Externe Relaties, Europese Programma’s en Gebiedsgerichte Werking Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan, 41 B – 8200 SINT-ANDRIES Tel. : 00.32.(0)50.40.34.70 Fax : 00.32.(0)50.40.31.06 Mail : [email protected] 3 Knowhow 3.1 EFRO-conferentie Utrecht: provincies en gemeenten samen aan de slag Op 2 februari jl. werd in het Provinciehuis van Utrecht een conferentie gehouden over de inzet van middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) in de periode 2014-2020. Hoewel de onderhandelingen over de EU-structuurfondsen nog in volle gang zijn, concludeerden de deelnemers in Utrecht dat provincies en gemeenten de komende maanden met elkaar op hoofdlijnen de inzet van de EFRO-middelen moeten gaan bepalen. Door de onzekerheid over de omvang van het EFRO-budget voor de volgende programmaperiode, dient hierbij van verschillende scenario's te worden uitgegaan. EU in een notendop 6 In het najaar van 2011 presenteerde de Europese Commissie haar voorstellen voor de toekomst van het Europese cohesiebeleid 2014-2020. Rachel Lancry, medewerkster van de Europese Commissie, verklaarde in Utrecht dat de Commissie hierbij streeft naar meer focus, een meer resultaatgericht beleid en naar meer integraliteit met andere EU-fondsen. Om de samenhang tussen de verschillende EU-fondsen in de lidstaten te verhogen, stelt de Commissie voor dat iedere lidstaat met haar partners (regio's en gemeenten) een zgn. Partnerschapscontract afsluit over de inzet van de verschillende EU-fondsen. Het kader hiervoor wordt bepaald door de Europa2020-strategie, de EUstrategie voor duurzame economische groei en werkgelegenheid. André Perik, programmamanager Partnerschapscontract van het ministerie van EL&I, presenteerde het tijdpad dat het rijk voorziet op weg naar de start van de nieuwe programmaperiode. Perik gaf aan dat het rijk tegen juli van de regio's een schets van de nieuwe EFRO-programma's verwacht. In deze schets dienen keuzes over de prioriteiten, de opzet e.d gemaakt te zijn. Moderator Viek Verdult, provinciesecretaris van Zeeland, concludeerde hierop dat de provincies en gemeenten de komende maanden met elkaar aan de slag moeten om deze keuzes te bepalen. Budget Een lastig element in dit proces is de onzekerheid over het budget dat Nederland uit het EFRO voor de periode 2014-2020 krijgt. De Nederlandse regering zet in op het afschaffen van de structuurfondsen voor rijke lidstaten als middel om haar nettobetalerspositie bij de EU-begroting te verbeteren. Commissaris van de Koningin Roel Robbertsen, tevens voorzitter van het Comité van Toezicht van het EFRO-programma Kansen voor West, onderstreepte in zijn openingsspeech de meerwaarde van het cohesiebeleid voor Nederland. Met EFRO-middelen worden belangrijke investeringen gedaan op het gebied van onder andere kennis en innovatie, waarbij netwerken ontstaan die ook voor andere zaken kunnen worden ingezet. De EFRO-middelen maken bovendien veel private middelen voor cofinanciering in de regio's los. Hij riep daarom minister De Jager op om de Nederlandse opstelling te wijzigen. Door in te zetten op een zo groot mogelijke bijdrage uit Brussel kan de Nederlandse nettobetalerspositie ook verbeterd worden. De heer Robbersten verklaarde daarom blij te zijn met de houding van staatssecretaris Bleker, die zijn huiswerk met betrekking tot de structuurfondsen gemaakt wil hebben voor het geval de fondsen toch naar Nederland komen. Viek Verdult sloot de conferentie af met de conclusie dat provincies en gemeenten komende lente aan de slag moeten en daarbij moeten uitgaan van verschillende scenario's: van een scenario waarbij Nederland ongeveer evenveel EFRO-middelen krijgt als in de huidige periode (ongeveer 860 miljoen EUR) tot een scenario waarin het EFRO-budget substantieel lager van omvang is. 3.2 Parlement debatteert met Hahn over toekomstig cohesiebeleid Op woensdag 25 januari 2012 kwam het Comité voor Regionale Ontwikkeling (REGI) bijeen om te debatteren met het Deens voorzitterschap en met Eurocommissaris voor regionaal beleid Johannes Hahn. Gedurende dit debat richtte het Comité zich op de inhoudelijke hoofdaspecten van het Cohesiebeleid. Nicolai Wammen, de Deense EU minister, sprak tegen dat Denemarken niet geïnteresseerd zou zijn in het voortzetten van de onderhandeling over het Cohesiebeleid. Hij deelde mee dat Denemarken de onderhandelingen naar voren wil schuiven, zodat deze parallel lopen aan de onderhandelingen EU in een notendop 7 van het meerjarig financieel kader (MFK), maar waarschuwde dat beide onderhandelingen niet afgerond zullen zijn voor afloop van het Deens voorzitterschap. Lambert van Nistelrooij (EPP, NL) vroeg aan de minister waarom er geen aparte (informele) cohesieraad georganiseerd wordt. De rapporteurs omtrent de algemene regelgeving van het cohesiebeleid, Constanze Krehl (S&D, DE) en Lambert van Nistelrooij (EPP, NL), vroegen de Commissaris naar de exacte aard van het Common Strategic Framework. De MEP's verwierpen nogmaals het oormerken naar thema's en vroegen hierbij om meer flexibiliteit waardoor specifieke regionale behoeften beter vervuld kunnen worden. Lambert van Nistelrooij waarschuwde ervoor dat een theoretisch kader geen concrete behoeften in praktijk kan vervullen. Hahn, die geconfronteerd werd met sterkte kritiek van de MEP's omtrent de macro-economische conditionaliteit, hield vol dat deze oplossing een noodoplossing is, maar beloofde dat de Commissie naar buiten zal brengen in hoeverre deze maatregel toegepast zal worden. Op het verzoek of regionale en lokale overheden meer betrokken kunnen worden bij het opstellen van partnerschapscontracten, reageerde Hahn dat dit van de lidstaten afhangt. Dit tot groot ongenoegen van het REGI comité. Hahn probeerde de parlementariërs ook de angst omtrent de starheid van de verdelingsquota weg te nemen door te stellen dat het hier draait om minimale cijfers. 3.3 EU belangrijk bij financieren van innovatie De Rebel Advisory Group heeft in opdracht van het IPO een onderzoek gedaan naar "innovatief financieren van innovatie". De centrale onderzoeksvraag was: 'Wat zijn voor de Nederlandse provincies de concrete alternatieven om, gezien de maatschappelijke en economische ontwikkelingen, door te kunnen gaan met investeren in innovatie?' De vraag is beantwoord via een analyse van de rol van de provincie bij innovatie. De bestuurlijke context, het beschikbaar instrumentarium op de verschillende niveaus: provinciaal, nationaal, en Europees. Ook de ervaringen met het bestaand instrumentarium als ook de private kapitaalmarkt bij innovatie zijn in het onderzoek meegenomen. Enkele conclusies uit het onderzoek zijn: - Het financieel stimuleren van innovatie gebeurt in veel provincies met name via subsidies. Vaak worden daarbij middelen ingezet vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en (het inmiddels stopgezette) Pieken in de Delta. - Een aantal provincies zet ook deelnemingen, (achtergestelde) kredieten en eventueel garanties in als financieel instrumentarium. - Een surplus aan versnipperde financiële instrumenten vanuit diverse overheden voor dezelfde doelgroep zou voorkomen moeten worden. Het is zaak voor provincies om met hun instrumentarium een rol te kiezen die het Rijk of de EU (of gemeenten) niet kunnen vervullen. - De belangrijkste meerwaarde van het schaalniveau van de provincie, zit in de mogelijkheid maatwerk te kunnen bieden toegesneden op de specifieke behoeften van individuele bedrijven, en de aansluiting van dit instrumentarium met het ruimtelijk beleid. Uit de algemene conclusie blijkt dat er zich momenteel een aantal ontwikkelingen voordoet op Rijksniveau met betrekking tot de verdere bekostiging en financiering van innovatie bij bedrijven. Ook op Europees niveau zijn er ontwikkelingen gaande (Horizon2020). Provincies zijn voor de invulling van hun beleid enerzijds afhankelijk van keuzes die op het niveau van het Rijk en Europa gemaakt zullen worden. Anderzijds, zijn zij niet alleen lijdzaam toeschouwer maar kunnen zij, vooral in deze fase, ook invloed uitoefenen op de keuzes die gemaakt worden. EU in een notendop 8 3.4 Nieuwe DAEB-regelgeving aangenomen Op 20 december j.l. heeft de Europese Commissie het nieuwe pakket van regels voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB's) goedgekeurd. Volgens de Europese Commissie geeft het pakket duidelijkheid over een aantal cruciale begrippen uit het staatssteunbeleid. Het biedt ook een meer eenvoudige benadering voor kleinschalige of lokale DAEB's. Alle DAEB's met een sociaal doel onder de 15 miljoen euro zijn nu uitgezonderd van de meldingsplicht. Tegelijk gaat de Commissie strenger toezien op de gevolgen voor de concurrentie van grote zaken. Een definitieve beslissing over de DAEB de-minimis wordt verwacht in het voorjaar van 2012. Vier instrumenten De vier instrumenten uit het DAEB-pakket zijn: 1 Een nieuwe mededeling, die de basisbegrippen uit het staatssteunrecht voor DAEB's toelicht; 2 Een herzien besluit, waardoor overheden voor een ruimere groep sociale diensten compensaties niet meer aan hoeven te melden; 3 Een herziene kaderregeling voor het beoordelen van grote compensatiebedragen voor DAEB's buiten de sociale dienstverlening; 4 Een nieuw voorstel voor een DAEB de-minimisverordening. Dit voorstel gaat nog niet eind 2011 van kracht, maar wordt naar verwachting in het voorjaar van 2012 na een consultatieronde aangenomen. Extra categorieën (sociale) DAEB vrijgesteld van melding Het DAEB-vrijstellingsbesluit richt zich volgens de Commissie op een verlicht toepassingregime voor lokale en sociale DAEB. Voorheen waren alleen ziekenhuizen en woningcorporaties van de aanmeldingsverplichting aan de Europese Commissie vrijgesteld. Het nieuwe vrijstellingsbesluit voegt een aantal extra uitzonderingsmogelijkheden toe. Hieronder vallen naast gezondheidszorg en sociale huisvesting ook langdurige zorg, kinderopvang, toegang tot de arbeidsmarkt en herintreding, en de zorg voor en sociale inclusie van kwetsbare groepen. DAEB die onder deze uitzonderingscategorieën vallen, mogen compensaties krijgen boven de nieuwe jaarlijkse compensatiedrempel van 15 miljoen euro. Deze drempel is ten opzichte van de oude DAEBvrijstellingsbeschikking gehalveerd. Strengere controle op grote DAEB's buiten sociale diensten De Commissie gaat grote DAEB's buiten de sociale dienstverlening die een compensatie ontvangen van meer dan 15 miljoen euro per jaar strenger controleren. Deze DAEB's hebben in potentie grote invloed op de concurrentie. De Commissie zal een grondiger onderzoek uitvoeren naar deze DAEB's. Het nieuwe pakket introduceert hiertoe een preciezere methodiek om het compensatiebedrag te bepalen. Verder moeten overheden bijvoorbeeld doelmatigheidsprikkels in hun compensatiemechanismen opnemen. Ook moeten grote DAEB's zoveel mogelijk worden aangewezen via een openbare aanbesteding. Rapportageverplichtingen Decentrale overheden die gebruikmaken van de DAEB-vrijstelling en DAEB-kaderregeling moeten om EU in een notendop 9 de twee jaar rapporten aan de Europese Commissie. De eerstvolgende rapportageverplichting is door de Commissie vastgesteld op 30 juni 2014. 3.5 Tien jaar Open Days in 2012 'Het grootste regionale evenement ter wereld', werd de Open Days bij de opening afgelopen oktober genoemd. Het jaarlijks event van het Comité van de Regio's en de Europese Commissie wordt in 2012 voor de tiende keer georganiseerd. Om precies te zijn in 2012 van 8 tot en met 11 oktober. De open dagen voor regio's en steden in Europa waren in 2003 een initiatief van tien Europese regio's. In 2011 deden 206 regio's mee, waren er 5.683 deelnemers en werden in de regio's en steden zelf nog eens 253 lokale activiteiten gehouden. Toch lijkt het evenement over haar hoogtepunt heen. De economische crisis en formule van de open dagen maken dat regio's afhaken. Desondanks is directeur-generaal Gerhard Stahl van het Comité van de Regio's tevreden. Volgens hem blijft de Open Days het belangrijkste forum voor cohesie en regionaal beleid. "Deze onderwerpen moeten op de agenda blijven, ondanks de eurocrisis en de bezuinigingen waar lidstaten en regio's mee te maken hebben", aldus Stahl bij de presentatie van de Open Days 2012. Begrotingsdiscipline is belangrijk, maar solidariteit ook, vindt de hoogste ambtenaar van het Comité van de Regio's. "Het gaat om economische ontwikkeling en daarom verwacht ik dat cohesiebeleid de aandacht krijgt die het verdient. Ik was de afgelopen maanden wel ongerust door commentaren en discussies in de lidstaten over de Europese solidariteit. De boodschap van de open dagen blijft dat regio's ertoe doen", aldus Stahl. Nicholas Martyn van DG REGIO wil dat de jubileumeditie in 2012 zich meer richt op de kwaliteit van onderwerpen en debatten. "In oktober 2012 verwacht ik dat we in een kritieke fase van de onderhandelingen over cohesiebeleid en budget zitten. De Open Days zijn wat dat betreft goed getimed. Voor de Europese Commissie is het evenement belangrijk en motiverend, omdat we tijdens de open dagen immers in contact komen met alle stakeholders", aldus Martyn. Hij verwees ook naar de nieuwe mechanismen, zoals het partnerschapscontract. Die moeten bijdragen aan betere resultaten in de toekomst. De slogan voor de editie van 2012 - Regio's en steden maken het verschil - is nog niet definitief. Wel staat vast dat de workshops en debatten zich concentreren rond drie thematische onderwerpen: slimme en duurzame groei voor iedereen, territoriale cohesie en resultaten boeken. Het Comité van de Regio's heeft de meer dan 5000 deelnemers van de Open Days 2011 gevraagd wat zij vinden van de formule. Uit meer dan 1000 reacties bleek een grote tevredenheid over de kwaliteit van de workshops en debatten. Toch was er ook kritiek. De deelnemers vonden de openingssessie te lang. Politici kregen zoveel tijd om hun verhaal te doen, dat er te weinig ruimte overbleef voor de discussie met de zaal. Ook verliep de toegang tot de gebouwen van de Europese instellingen door de strenge beveiliging moeizaam en stonden mensen soms in de regen te wachten om binnen te komen. Ook is er kritiek over de omvang van de consortia. Een workshop met elf partners blijkt niet erg praktisch als iedereen aan de beurt moet komen. In 2012 blijft desondanks de formule van de open dagen grotendeels ongewijzigd. Een consortium bestaat uit tenminste vijf en maximaal twaalf partners uit tenminste vier lidstaten. Zij organiseren EU in een notendop 10 samen een workshop of een debat. Daarnaast is elke partner verplicht ten minste één plaatselijk evenement te organiseren in de maanden september, oktober of november. Bij een workshop mogen er maximaal vier sprekers zijn. In het geval van een debat gaat het om maximaal zes panelleden. De organisatie wil het totale aantal workshops en debatten beperken tot 100. In het gebouw van het Comité van de Regio's komt wederom een trefpunt voor de deelnemers. Het accent ligt in 2012 op gemeentelijke (wijk)projecten, die worden uitgenodigd om zich te presenteren en met elkaar in contact te komen. De inschrijvingsformulieren voor de Open Days 2012 zijn te vinden via de links onder 'Meer informatie'. Aanvragen moeten uiterlijk op 5 maart 2012 worden ingediend via [email protected]. 3.6 Regio's en steden reiken Europa de hand Regio's en steden zijn nodig om de Europese uitdagingen - ook in moeilijke tijden - het hoofd te bieden en de Europese Unie als geheel te versterken. Deze boodschap komt van de voorzitters van de vier Europese koepelorganisaties CEMR, AER, CPMR en Eurocities. In een gemeenschappelijke verklaring ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van CEMR, de Raad van regio's en steden in Europa, pleiten de vier voor versterking van de partnerschappen en onderlinge samenwerking met alle bestuurslagen. De conferentie van CEMR in Brussel op 12 december werd bijgewoond door een groot aantal lokale en regionale bestuurders. De gemeenschappelijke tekst van de vier Europese koepelorganisaties is een oproep aan enerzijds de lidstaten en anderzijds de Europese instellingen om als volwaardige partij mee te mogen praten over Europees beleid. De steden en regio's zien zichzelf immers als de regisseurs en uitvoerders van Europees beleid. In de paneldiscussie over dit onderwerp bleek dat de gewenste betrokkenheid van lokale en regionale besturen bij Europees beleid nogal verschilt per land. "Het is een kwestie van cultuur", gaf Michèle Sabban van de Vereniging van Europese Regio's AER toe. Frank Jensen, burgemeester van Kopenhagen en voorzitter van Eurocities, merkte op dat zijn stad veel initiatieven voor groene groei deelt met andere steden in Europa. "Om te leren van elkaar", aldus Jensen. Kopenhagen is ook nadrukkelijk betrokken bij het nieuwe Europese onderzoeksinstituut in het Zweedse Lund. Voor medewerkers van dit instituut en hun gezinnen worden in de wijde omtrek huisvesting en internationale scholen gezocht. Volgens Jensen een goed voorbeeld van samenwerking tussen verschillende bestuurslagen en de Europese Commissie. Minder enthousiast klonk Jan Olbrycht (EP/EVP). Meerlagig bestuur is volgens hem geen vanzelfsprekendheid, net zo min als dat subsidiariteit in steen gehouwen is. "Wat is dat, meerlagig bestuur? Daar moeten we het eerst over eens worden", aldus Olbrycht. Voorzitter Annemarie Jorritsma van de VNG - en tevens co-voorzitter van CEMR - stelde nuchter vast dat elke bestuurslaag zijn eigen verantwoordelijkheden heeft. "Alleen voor sommige onderwerpen kan samenwerking interessant zijn." Een pleidooi om pragmatisch om te gaan met het instrument van wat in het Engels multilevel governance wordt genoemd. Het Comité van de Regio's heeft samen met het instituut EIPA een scoreboard ontwikkeld om meerlagige bestuurlijke samenwerking op Europees niveau te meten. De eerste resultaten die op 12 december werden gepresenteerd zijn niet bemoedigend. Zo is bijvoorbeeld de Europa2020 strategie bedacht vanuit het idee dat alle bestuurslagen hier aan dezelfde kar trekken. In de praktijk blijkt dat regio's niet goed worden betrokken of geconsulteerd en dat het instrumentarium om dat te bereiken ontbreekt. Desondanks verwacht voorzitter Mercedes Bresso van het Comité van de Regio's dat het EU in een notendop 11 Europese semester 2012 een kader en kans biedt om steden en regio's dit keer wel volledig te betrekken bij het nieuwe economisch bestuur van de EU. In de speeches van Eurocommissaris Johannes Hahn en Commissie-voorzitter José Manuel Barosso aan het eind van de conferentie werd meermaals verwezen naar de eurocrisis en de afspraken die vorige week op de Europese Raad zijn gemaakt over begrotingsdiscipline. Hahn en Barosso verwachten mede door de crisis een snellere integratie en een belangrijkere rol van de steden en regio's om uiteindelijk opnieuw economische groei te realiseren. Volgens Hahn (regionaal beleid) wordt 2012 een beslissend jaar. Barosso deed een oproep om steden en regio's te laten investeren in groene groei. Om van de Europa2020 strategie een succes te maken is volgens de Commissievoorzitter de volledige betrokkenheid en inzet van alle partners nodig. 3.7 Innovatie in de regio, een kwestie van durf Meer dan 300 vertegenwoordigers van overheden, universiteiten en ontwikkelingsorganisaties zaten op 13 december een dag lang bij elkaar om te praten over innovatie en onderzoek in de regio. De bijeenkomst van het Comité van de Regio's-Forum had tot doel om de gevolgen van alle voorstellen van de Europese Commissie voor innovatie en onderzoek in beeld te brengen. Meer bepaald ging het om de vraag wat er op lokaal en regionaal vlak mogelijk is om innovatie en onderzoek te bevorderen. De Europese aanpak lijkt nodeloos ingewikkeld, maar uit de voorbeelden die in Brussel werden gepresenteerd bleek dat er in veel regio's voldoende creativiteit aanwezig is om mensen in beweging te krijgen. Zo is Syntens in Zuid-Nederland de campagne De ToekomstBedrijven gestart. Doel is om in samenwerking met de Kamers van Koophandel MKB-bedrijven te betrekken bij de bestaande innovatienetwerken voor een beter toekomst perspectief. Al sinds 2008 bezoeken adviseurs in ZuidNederland bedrijven om in een persoonlijk gesprek te luisteren naar de toekomstplannen en te helpen met het realiseren van kansen vanuit innovatienetwerken. De inzet is kosteloos dankzij financiële steun van de provincies Noord-Brabant, Limburg, Zeeland, het rijk en de Europese Unie. In vier jaar tijd worden zo 2000 bedrijven bezocht. Bij de helft van de bezochte bedrijven zijn voor de ondernemer relevante vervolgacties voorgesteld vanuit de innovatienetwerken. Markku Markkula, Fins lid van het Comité van de Regio's en rapporteur voor Horizon2020, hield tijdens een van de workshops op het Forum een pleidooi om het MKB volop te betrekken bij regionale innovatiestrategieën. Regionale overheden zouden volgens Markkula moeten zorgen dat het MKB gemakkelijk toegang krijgen tot financiering. Universiteiten mogen volgens hem ook best wat meer lef laten zien om te zorgen dat goede ideeën de markt bereiken. Dit kan perfect in samenwerking met lokale of regionale overheden. De Finse parlementariër ziet diverse goede voorbeelden daarvan in zijn eigen regio Helsinki. Mikel Landabaso, hoofd van de afdeling innovatie van DG Regio, zette alle voorstellen van de Europese Commissie nog eens op een rij. Hij kondigde aan dat de Commissie streng zal oordelen over de partnerschapscontracten, waarin per lidstaat en in goed overleg met de mede overheden en het maatschappelijk middenveld afspraken worden gemaakt over de te behalen doelen. "Wie niet aan de voorwaarden voldoet, krijgt geen geld", aldus Landabaso. Op het gebied van innovatie en onderzoek zijn er in Europa grote verschillen tussen NoordwestEuropa, het zuiden en oosten. Maar in alle lidstaten zijn het de regio's en steden die een belangrijke rol spelen. Voorzitter Mercedes Bresso van het Comité van de Regio's wees erop dat steden en regio's beschikken over de onderzoeksfaciliteiten en daarmee ook onderzoekers aantrekken. Om hun mobiliteit te garanderen moet het ook wel de moeite waard zijn om je als onderzoeker, vaak samen EU in een notendop 12 met partner en kinderen, te vestigen in een stad of regio. Zorg voor een aangenaam leefklimaat, riep Bresso de steden en regio's op. 3.8 Structuurfondsen moeten vrij te besteden blijven Is de concentratie van de steun uit de structuurfondsen op een beperkt aantal thematische prioriteiten een goede zaak? "Ja", zeiden Europese ministers die verantwoordelijk zijn voor regionaal beleid tijdens de Raad Algemene Zaken op 16 december die gewijd was aan het toekomstige EU cohesiebeleid. De ministers wijzen echter de plannen van de Europese Commissie (EC) om de fondsen te concentreren op bepaalde gebieden af. De wetgevingsvoorstellen voor de post-2013 structuurfondsen voorzien het concentreren van een groot deel van de EU-steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Het geld moet ten goede komen aan verschillende prioriteiten: - onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie; - een groter concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen; - ondersteuning voor de overgang naar een koolstofarme economie. De lidstaten waarderen nauwelijks het niveau van precisie. Op enkele uitzonderingen na, zijn alle ministers van mening dat de voorstellen de flexibiliteit in de regio's moeten garanderen om hun beleid uit te voeren. "Wij zullen met deze aanpak niet in staat zijn om adequaat te voldoen aan bepaalde behoeften", benadrukt de Tsjechische minister aan het begin van het debat. Dit is wat alle andere delegaties beaamden, in aanvulling hierop gaf men aan dat de voorstellen een te hoge bestuurlijke complexiteit hebben. Wat de lidstaten voor ogen hebben is de concentratie op bepaalde thema's die bepaald wordt door de staten en regio's zelf; een "bottom-up proces, in samenspraak met de EC", stelde België. "De verplichting voor de staten om een beperkt aantal thematische prioriteiten te kiezen is beter dan het mechanisme voorzien door de EC", voegde Letland toe. Italië stemde in: "Laat de keuze van de thema's aan de regio's". Kortom, de ministers stuurde een zeer duidelijke boodschap aan de EC. Door twee delegaties, Frankrijk en Zweden, werd er zelfs gewezen op het risico van misbruik. Zweden deed de volgende suggestie: het toevoegen van een vierde prioriteit aan de drie door de Commissie gekozen thema's voor EFRO-investeringen, "misschien wel de Digitale Agenda". 3.9 Lokale ontwikkeling' in cohesiebeleid: een belangrijk maar onduidelijk begrip Op 29 november 2011 organiseerden de CEMR en haar leden AMR en COSLA, in samenwerking met de Urban Intergroup van het Europees Parlement in Brussel een seminar over het aspect van 'local development' in het nieuwe cohesiebeleid. Het seminar bracht naar voren dat de betrokkenheid van het lokale niveau van groot belang wordt geacht voor het succes van het cohesiebeleid, maar dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over wat nu precies onder 'local development' verstaan moet worden. EU in een notendop 13 Voorstellen van de Commissie De Europese Commissie heeft op 6 oktober haar voorstellen gepresenteerd voor het nieuwe Europese cohesiebeleid in de periode 2014-2020. In de voorstellen wordt een belangrijke rol weggelegd voor de regio's en gemeenten. Hierbij wordt speciale aandacht besteed aan het lokale niveau, omdat volgens de Commissie in de huidige programmaperiode de betrokkenheid van de gemeenten te beperkt is. Nederland geldt hierbij als uitzondering, de wijze waarop provincies en gemeenten met elkaar samenwerking in de vier EFRO-programma's wordt in Brussel als een voorbeeld voor de rest van de EU beschouwd. De Commissie presenteert in haar voorstellen een aantal instrumenten om de betrokkenheid van het lokale niveau te verankeren. Ten eerste moet minimaal 5% van iedere nationale enveloppe structuurfondsen gereserveerd worden voor steden. Ten tweede richt de Commissie een EU-netwerk op voor steden voor de uitwisseling van goede voorbeelden en ervaringen. Ten derde reserveert de Commissie een apart potje met geld voor innovatieve acties in de steden. Tenslotte introduceert de Commissie in het cohesiebeleid twee zogenaamde territoriale instrumenten voor directe uitvoering van (onderdelen van) de structuurfondsenprogramma's op het lokale niveau: vanuit de gemeenschap geleide ontwikkeling (Community-led Local Development/CLLD) en geïntegreerde territoriale investering (Integrated Territorial Invesment/ITI). De CLLD is gebaseerd op de Leader-benadering uit de plattelandsontwikkeling, de ITI is gebaseerd op de URBAN-benadering uit vorige ronden structuurfondsen. Verschillende interpretaties van het begrip Piotr Zuber, vertegenwoordiger van het Poolse EU-Voorzitterschap, verklaarde tijdens het seminar dat er in de Raad over de definitie van 'local development' een grote diversiteit aan interpretaties bestaat: van steden tot functionele gebieden. In de Raad wordt daarom bij de Commissie aangedrongen om de definitie van local development te verduidelijken. EP-lid Jan Olbrycht (POL/EVP) viel zijn landgenoot bij en gaf aan dat duidelijk moet worden wat exact onder lokaal niveau wordt verstaan en wat onder lokale strategieën, basis voor CLLD, gerekend mag worden? Nicolas Martyn, adjunct secretaris-generaal Regionaal Beleid bij de Europese Commissie, ging niet direct op het verzoek van de heren Zuber en Olbrycht in. Volgens Martyn bieden de voorstellen van de Commissie de gevraagde flexibiliteit in keuze voor geografische eenheden waarop een programma kan worden uitgevoerd. CLLD is hiervoor een geschikt instrument. Martyn gaf duidelijk aan dat instrumenten als CLLD en ITI keuzemogelijkheden voor de lidstaten en regio's zijn om hun programma's uit te voeren, maar geen verplichting vormen. Martyn wees op de mogelijkheid die CLLD geeft om verschillende EU-fondsen met elkaar te combineren binnen één geografisch gebied, waarbij via het principe van een 'leadfonds' met één set aan voorschriften gewerkt kan worden. CLLD wordt uitgevoerd door een lokale gemeenschap, maar hoe een dergelijke lokale groep eruit ziet is aan de betrokkenen zelf, aldus Nicolas Martyn. Flavia Pesce, projectcoördinator van een onderzoek van de Commissie naar lokale ontwikkeling, verklaarde dat 'local development' veel verschillende definities kent, maar wel een aantal gemeenschappelijke kenmerken heeft: territoriaal, beleidsintegratie en betrokkenheid van lokale actoren. Maar een gesloten definitie geven is volgens haar erg lastig. Lambert van Nistelrooij (NED, EVP), EP-rapporteur voor de algemene Structuurfondsenverordening, sloot het seminar af. Hij gaf aan dat het nieuwe cohesiebeleid een sterke basis moet hebben in de regio's, steden en gemeenten. In dat kader is het belangrijk dat regio's en gemeenten tijdig hun lokale actoren bij de ontwikkeling van projecten betrekken. Dat zal volgens hem door de financiële en economische recessie de komende jaren alleen maar van groter belang worden, want met elkaar EU in een notendop 14 zullen we een antwoord moeten vinden op de vraag hoe we de cofinanciering van de structuurfondsenprojecten gaan organiseren? 3.10 Voortgangsverslag economische, sociale en territoriale cohesie gepubliceerd Op vrijdag 1 december heeft de Europese Commissie (EC) het Zevende Voortgangsverslag voor economische, sociale en territoriale cohesie gepubliceerd. Het document focust op de stedelijke en regionale dimensie van de Europa 2020 strategie en is een instrument in de voorbereiding van de volgende cohesieperiode 2014-2020. Dit voortgangsverslag geeft niet weer of alle regio's de nationale 2020 doelstellingen kunnen en zullen halen. De echte uitdaging is om te identificeren op welke manier het regionaal beleid voor de meest positieve verandering kan zorgen. Uit het verslag blijkt dat cohesiebeleid efficiënter wordt indien er per programma een beperkt aantal investeringsprioriteiten worden geselecteerd. Ook is het noodzakelijk om te concentreren op domeinen die de grootst mogelijke bijdrage kunnen leveren aan de Europa 2020 doelstellingen. Meer informatie: Zevende Voortgangsverslag voor economische, sociale en territoriale cohesie Europese Commissie DG Regionaal beleid 3.11 groei Burgemeestersconvenant is voor groene Financiering van groene stedelijke projecten is een goed investering, zeker in moeilijke economische tijden. Dit kwam uit eenbijeenkomst van het Burgemeestersconvenant. Het is tijd om te investeren in een koolstofarme technologie, aldus de deelnemers. De deelnemers van dit convenant waren burgemeesters vanuit de Europese lidstaten. Decentrale overheden die zich nog niet hebben aangesloten kunnen het convenant nog ondertekenen. Lokale en regionale projecten De deelnemers gaven aan dat investeringen in lokale en regionale projecten helpen bij de groene groei bevorderen en dat daarnaast de klimaatverandering kan worden aangepakt. Brussel is hiervan op de hoogte gesteld en de afgevaardigden hopen dat er nu meer financiering wordt toegekend aan dergelijke projecten. Tijdens de bijeenkomst konden de deelnemers hun ervaringen delen over de uitvoering van groene projecten. Momenteel zijn er al meer dan 900 energie actieplannen ingediend en uitgevoerd. De meesten waren CO2-reductie plannen en doelstellingen. Doordat het initiatief zo goed loopt wordt nu geprobeerd het toepassingsgebied van het convenant uit te breiden tot andere zaken, zoals afval. Dit zei Mercedes Bresso, voorzitter van het Comité van de Regio's. Burgemeestersconvenant Het Burgemeestersconvenant is een initiatief dat steden verbindt verder te gaan dan het klimaat van de EU-doelstellingen. Regionale en lokale overheden konden het convenant tekenen en daarmee EU in een notendop 15 verplichten zij zich vrijwillig tot de energie-efficiëntie en het gebruik van duurzame energiebronnen op hun grondgebied te verhogen. Ook stelden zij zichzelf hiermee de doelstelling om 20 procent CO2 van de Europese reductiedoelstelling tegen 2020 te behalen en te overtreffen. Bij het convenant zitten ook Nederlandse burgemeesters, namelijk van Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Tilburg, Delft, Heerlen, Haarlem en Waalwijk. Volgens de Commissie is het burgemeestersconvenant een erg goed initiatief, aangezien lokale en regionale overheden een cruciale rol hebben in het afremmen van de gevolgen van klimaatverandering. Database duurzame energieprojecten Het burgemeestersconvenant heeft een ook database gemaakt, met daarin alle duurzame energie actieplannen (SEAP's). Decentrale overheden kunnen hier voorbeelden zien van energie actieplannen die zijn ingediend en ook zijn uitgevoerd. 3.12 Discussie rondom Gemeenschappelijk Landbouw Beleid houdt aan Op maandag 23 januari besprak de commissie landbouw en plattelandsontwikkeling in het Europees Parlement (EP) de plannen voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers en de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. Op dinsdag liet ook minister de Jager van Financiën zich over de nieuwe plannen voor het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) uit. De discussie in het EP richtte zich op eerlijke verdeling van EU-fondsen, vrijwillige of verplichte vergroening, de suikerquota en de definitie van "actieve landbouwers". "We moeten een nieuwe balans vinden zonder dat er te veel druk op lidstaten ontstaat", aldus de rapporteur op dit onderwerp Capoulas Santos. Hij doelt hiermee op het voorstel van de Europese Commissie (EC) over een eerlijkere verdeling van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers uit de verschillende lidstaten. Een aantal parlementsleden waarschuwde ervoor dat de veranderingen hierin geen negatieve invloed mogen hebben op de huidige productie in oudere Europese lidstaten."Eerlijker verdelen betekent niet per definitie gelijk verdelen" vindt het EP. Er mag volgens hen absoluut geen "discriminatie op grond van nationaliteit" optreden. Vrijwillige of verplichte vergroening "Hervorming van het EU-landbouwbeleid moet maatregelen in het belang van milieu omvatten, zonder dat dit negatieve effecten heeft op degene die niet groen werken", aldus Capoulas Santos, doelend op de korting die boeren krijgen op hun basishectare premie, als ze niet meedoen aan de vergroeningsmaatregelen, waarvoor 30% van de directe inkomenssteun wordt gereserveerd. Elisabeth Jeggle (EPP, DE) wil vergroening juist verplicht stellen. Veel andere parlementsleden waaronder Elisabeth Köstinger (EPP, AT), Robert Dusek (S & D, CZ), Esther Herranz García (EPP, ES) en John Stuart Agnew (EFD, Verenigd Koninkrijk ), vinden dat de voorgestelde vergroeningsmaatregelen onaanvaardbaar zijn en op vrijwillige basis zouden moeten zijn. Je kunt boeren volgens hen niet verplichten om bepaalde zaken wel of niet te planten. EU in een notendop 16 Suikerquota gehandhaafd Afgezien van de directe betalingen hebben boeren andere tools nodig om verder te gaan met hun activiteiten, beweerde Iratxe García Perez (S & D, ES), herhaald door Capoulas Santos. Zij benadrukte dat het van vitaal belang is om suikerquota te handhaven tot 2020. Zo ook aanplantrechten, om meer zekerheid te geven aan de sector. Daarnaast werd door Marc Tarabella (S&D, BE) aangehaald dat de definitie van 'actieve boer' moet worden aangepast. Deze moet veel duidelijker en gebruiksvriendelijker worden voor boeren en lidstaten. Budget bevriezen Minister de Jager van Financiën noemde op dinsdag 24 januari in Brussel een bevriezing van het EUlandbouwbudget op nominaal niveau 'goed verdedigbaar', mits andere fondsen flink inleveren. Eerder gaf hij aan dat hij de huidige begroting van het GLB in deze tijd van crisis aan de hoge kant vindt. Nu zegt hij zich te conformeren aan het kabinetsbesluit, dat stelt dat Nederland voor de nieuwe begroting, die in 2014 ingaat, insteekt op een bevriezing. "Als het budget nominaal niet stijgt, levert dat ook geld op", aldus De Jager. "Bovendien is het GLB van groot belang in het kader van voedselzekerheid." Hij stelt echter wel een voorwaarde: de structuur- en cohesiefondsen krijgen wat hem betreft straks fors minder geld. Provincies De provincies hebben in december 2011 een aangescherpt postion paper vastgesteld over het GLB. Hierin bepleiten zij onder andere grotere flexibiliteit in de vergroeningsmaatregelen en een stevige tweede pijler, die regionaal moet worden ingevuld. Deze positie vormt de basis van de lobby van de provincies richting het Rijk, het Europees Parlement en het Comité van de Regio's. In de NATcommissie van het Comité wordt dinsdag 31 januari het conceptrapport van René Souchon (S&D, FR) besproken. Door: Julie d'Hondt en Marloes van Nistelrooij, Huis van de Nederlandse Provincies, Brussel Bron: Persbericht Europees Parlement, 'Agriculture Committee kicks off the debate on direct payments and single CMO', 23-1-'12 AGD.nl, 'De Jager: groot landbouwbudget verdedigbaar', 24-1-'12 Meer informatie: Nieuwe plannen voor landbouwbeleid na 2013 Wetvoorstellen voor het CAP 2014-2020 Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling Europese Commissie, Landbouw en Plattelandsontwikkeling EU in een notendop 17 3.13 Impact van het GSK op EUplattelandsontwikkeling De denktank Notre Europe publiceerde een studie over de impact van het Gemeenschappelijk Strategisch Kader (GSK) op Europese plattelandsontwikkeling. De studie is mede gebaseerd op de gelekte draft van het GSK. Het GSK vertaalt de Europa2020 doelstellingen van slimme, duurzame en inclusieve groei naar concrete kernacties voor het Europees Fonds voor Regionaal Fonds (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Visserijfonds (EVF). Dit moet zorgen voor een betere afstemming van de vijf fondsen onderling. In de studie stelt Dacian Ciolos, Eurocommissaris voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling, dat het GSK de samenhang en complementariteit onderhoudt tussen de eerste en tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB). Bovendien versterkt de territoriale benadering de band tussen de landbouw-activiteit, niet-agrarische economische activiteiten, en sociale en milieukwesties. Het GSK reageert op het verzoek om flexibiliteit van de regio's en de Europese lidstaten. De focus moet niet liggen op de gebruikte instrumenten, maar op de bereikte resultaten. De Europese Commissie (EC) wenst te komen tot meer coördinatie, coherentie en beter resultaten. De conclusies van de studie zijn dat de toekomst van het GSK het potentieel heeft om enerzijds de manier waarop EU-fondsen worden besteed te verbeteren. Anderzijds kan het GSK de efficiëntie van deze fondsen verhogen mits deze samen worden gevoegd om de EU2020 doelen op een efficiënte manier te bereiken. Het GSK kan de zichtbaarheid van de bijdrage van plattelandsontwikkeling verhogen. Het GSK kan de algemene transparantie in het gebruik van Europese middelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau verhogen. Er blijven echter een aantal onzekerheden. De definitie van projectprioriteiten zou kunnen leiden tot een competitie tussen stedelijke en plattelandsprojecten. 3.14 Publicatie Europese territoriale samenwerking verschenen Directoraat-generaal Regionaal Beleid van de Europese Commissie bracht een publicatie uit onder de titel 'Europese territoriale samenwerking: bruggen bouwen tussen mensen'. De publicatie 'European Territorial Cooperation: building bridges between people' geeft inzicht in hoe samenwerking, met inbegrip van de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking en de EU macro-regionale strategieën, op dit moment werkt. De publicatie gaat ook in op de toekomst: Wat is er te verwachten op het gebied van territoriale samenwerking? Er worden verhalen verteld over mensen uit heel Europa die op een of andere manier verbonden zijn met territoriale samenwerking. De publicatie is gratis te downloaden via de link onder 'Meer informatie'. Meer informatie: European Territorial Cooperation: building bridges between people EU in een notendop 18 3.15 Persberichten Vlaamse overheid Actieplan ondernemerschapsonderwijs mist ambitie Het Actieplan Ondernemerschapsonderwijs moet kinderen en jongeren ondernemingszin en ondernemerschap bijbrengen. Het actieplan formuleert vier relevante strategische doelstellingen maar de operationalisering mist ambitie. De minister recycleert grotendeels wat vandaag al bestaat aan initiatieven en structuren in het onderwijs- en opleidingsveld. Indicatoren voor monitoring en evaluatie moeten nog ontwikkeld worden in een beleidsdomein overschrijdende werkgroep. Voor meer informatie kan je terecht bij Mieke Valcke . Advies actieplan ondernemerschapsonderwijs (144.25 Kb) 3.16 "Europa in beweging" brochures De meeste onderwerpen uit deze lijst worden in deze "Europa in beweging" brochures besproken. Elke brochure beslaat ongeveer 24 pagina's, bevat veel illustraties en geeft u uitleg over het beleid of de activiteitsgebieden van de Europese Unie. Er zijn ook algemenere brochures beschikbaar over de EU en haar werking. Door op een onderwerp te klikken krijgt u de lijst van de beschikbare brochures te zien. Er zijn ook links naar andere EU-websites met informatie over dat onderwerp. Lijst van onderwerpen Audiovisueel beleid Begroting Buitenlands en veiligheidsbeleid Buitenlandse betrekkingen Buitenlandse handel Consumentenbeleid Cultuur Douanebeleid Economisch en monetair beleid Energie Fiscaliteit Fraude Humanitaire hulp Informatiemaatschappij Institutionele aangelegenheden Justitie en binnenlandse zaken Landbouw Mededinging Mensenrechten Milieu Ondernemingen Onderwijs, Opleiding, Jeugdzaken Onderzoek en innovatie Ontwikkeling Regionaal beleid Uitbreiding Vervoer Visserij Voedselveiligheid Volksgezondheid Interne markt Werkgelegenheid en sociaal beleid EU in een notendop 19 3.17 Publicatie provincies http://www.vlaams-brabant.be/over-de-provincie/europa-in-vlaamsbrabant/ http://www.oost-vlaanderen.be/public/economie_landbouw/internationale_relaties/index.cfm http://www.west-vlaanderen.be/provincie/gebiedenbeleid/Pages/default.aspx http://www.limburg.be/eCache/15261/europa-Nieuws.html http://www.provant.be/bestuur/internationaal/ EU in een notendop 20 4 Toerisme (EU en Vlaams) 4.1 Implementatie Europees beleid op vlak van toerisme De Europese Commissie ontwikkelde een rollend implementatieplan dat de belangrijkste Europese en/of transnationale initiatieven op vlak van toerisme weergeeft. Dit implementatieplan wordt regelmatig geactualiseerd. Onder de link http://ec.europa.eu/enterprise/newsroom/cf/_getdocument.cfm?doc_id=7043 vind je meer info over het geactualiseerde implementatieplan. 4.2 Eurostat Regionaal Jaarboek 2011 In het Regionaal Jaarboek 2011 geeft Eurostat een overzicht van de meest recente economische, sociale en demografische ontwikkelingen op regionaal niveau binnen Europa. Voor het eerst zijn in de publicatie niet alleen gegevens op NUTS 2-niveau maar ook op het meer gedetailleerde NUTS 3niveau opgenomen. In het hoofdstuk toerisme wordt voornamelijk geconcentreerd op de variabele ‘aantal overnachtingen’. Daarnaast worden cijfers over de capaciteit van collectieve toeristische accommodatie in Europa weergegeven. Onder http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_OFFPUB/KS-HA-11-001-11/EN/KS-HA-11-001-11- EN.PDFvind je het hoofdstuk toerisme in het Regionaal Jaarboek. 4.3 Eurostat publicatie: Zakboekje van EuroMediterrane statistieken – editie 2011 Eurostat publiceerde een zakboekje met statistieken op EU-niveau die vergeleken worden met 9 mediterrane gebieden die niet tot de EU behoren (Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Palestijns gebied, Syrië en Tunesië). Het zakboekje omvat een hoofdstuk toerisme, waarin onder meer het aantal overnachtingen en de logiescapaciteit vergeleken wordt. Onder http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_OFFPUB/KS-32-11-802/EN/KS-32-11-802-EN.PDF kan je het zakboekje te raadplegen. 4.4 Publicatie ‘Klimaatverandering en toerisme in OESO-landen’ OESO publiceerde zopas in samenwerking met UNEP (United Nations Environment Programme) de studie ‘Klimaatverandering en toerisme in OESO-landen’. Toerisme draagt op dit moment zo’n 5% bij tot de wereldwijde CO2-uitstoot. Volgens een ‘business as usual’ scenario zou deze toeristische uitstoot in de komende 25 jaar meer dan verdubbelen. De studie toont aan dat het toerisme ontbreekt aan een sterk klimaatbeleid en roept toeristische beleidsmakers op om effectieve strategieën, regelgeving en incentives te ontwikkelen die focussen op de belangrijkste bronnen van huidige en toekomstige emissies. EU in een notendop 21 Onder http://www.oecd.org/dataoecd/8/28/48681944.pdf kan je het rapport lezen. 5 Economie (EU en Vlaams) 5.1 Persberichten van de Vlaamse overheid Handicap en arbeid. Deel II. Beleidsontwikkelingen Het rapport beschrijft en analyseert de belangrijkste beleidsontwikkelingen op het vlak van de arbeidsmarktintegratie van mensen met een handicap in 2009 en 2010. De meest in het oog springende vernieuwingen vonden plaats in het kader van de VDAB met bijzondere aandacht voor mensen met een psychische handicap en de vernieuwing van de Vlaamse ondersteuningspremie. auteurs Erik Samoy uitgever Departement Werk en Sociale Economie publicatiedatum soort publicatie thema's februari 2012 studie arbeidsmarkt / personen met een handicap Deze publicatie is enkel elektronisch beschikbaar. download Bedrijvencentra: nieuwe oproep Agentschap Ondernemen Het Agentschap ondernemen wil met deze oproep projecten selecteren voor bedrijvencentra met basisdiensten en voor specifieke bedrijvencentra. Bedrijvencentra met basisdiensten zijn centra die huisvesting bieden voor startende bedrijven. De centra moeten gemeenschappelijke ruimtes en diensten, en deskundig advies voorzien voor de bedrijven. Gespecialiseerde bedrijvencentra richten zich naar starters uit een bepaalde sector (bv. creatieve sector, bouwsector….). Belangrijk is dat zowel kantoor- als productie- of opslagruimtes moeten voorzien worden. De totale subsidie-enveloppe bedraagt 1 miljoen euro. Zowel publieke partners als kleine en middelgrote ondernemingen kunnen een project indienen. Het subsidiepercentage voor een gemeente, AGB of intergemeentelijk samenwerkingsverband bedraagt 25%. Het maximale steunbedrag bedraagt 250.000€. De steun wordt toegekend via een wedstrijdprocedure. Alleen de best gerangschikte projecten worden gesteund. De oproep loopt van 9 januari 2012 tot 6 april 2012. Meer info: website Agentschap Ondernemen. Flanders’ Care organiseert 5 provinciale infosessies naar aanleiding van de nieuwe oproep voor demonstratieprojecten Eén van de voornaamste pijlers van Vlaanderen In Actie, het ambitieuze toekomstproject van de Vlaamse Regering, is ‘Flanders’ Care’. De opdracht van Flanders’ Care is “op een aantoonbare wijze en door innovatie het aanbod van kwaliteitsvolle zorg verbeteren en verantwoord ondernemerschap in de zorgeconomie stimuleren.” Flanders’ Care wordt ondersteund door 4 EU in een notendop 22 Vlaamse Ministers: Jo Vandeurzen (Welzijn), Kris Peeters (Economie en Internationalisering), Ingrid Lieten (Innovatie) en Philippe Muyters (Werk). De Vlaamse Regering wil met een nieuw instrument, nl. het demonstratieproject, innovatieve oplossingen voor reële zorgnoden sneller bij de gebruiker aftoetsen zodat deze sneller en efficiënter op de markt kunnen komen. Demonstratieprojecten vormen de brug tussen onderzoek en ontwikkeling, en de uitrol van innovatie. Het doel van het demonstratieproject is om aan te tonen dat een bepaalde innovatie een verbetering realiseert op het vlak van kwaliteit van de zorg en daarenboven perspectief biedt op een uitrol in Vlaanderen en op internationale valorisatie. Dit veronderstelt de praktijknood van een zorgactor als uitgangspunt, effectmeting en benchmarking en in vele gevallen partnering voor kenniscreatie en uitrol. De eerste vijf demonstratieprojecten zijn reeds geselecteerd. Momenteel kunnen zorginstellingen (call 3) of samenwerkingsverbanden van zorginstellingen, ondernemingen en eventueel kennisinstellingen (call 2) opnieuw een aanvraag indienen. De thema’s van beide oproepen zijn preventie, zelfredzaamheid, revalidatie, zo lang mogelijk thuis blijven wonen, isolement doorbrekend, mantelzorg ondersteunend en gegevensdeling met behulp van ICT. Zelf een demonstratieproject indienen? Dan nodigen Flanders’ Care, het provinciebestuur Antwerpen, het provinciebestuur Limburg, het provinciebestuur Oost-Vlaanderen, het provinciebestuur Vlaams-Brabant, het provinciebestuur West-Vlaanderen, de 5 Vlaamse Innovatiecentra en de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen u graag uit op één van de volgende infosessies: • Dinsdag 17 januari 2012 om 18u: Boudewijnzaal van de provincie Limburg in Hasselt • Donderdag 19 januari 2012 om 14u: Auditorium van de provincie Vlaams-Brabant in Leuven • Maandag 23 januari 2012 om 19u: Raadszaal van de provincie Antwerpen in Antwerpen • Dinsdag 24 januari 2012 om 18u: Raadszaal van de provincie West-Vlaanderen in Brugge • Donderdag 26 januari 2012 om 17u30: Auditorium van de provincie Oost-Vlaanderen in Gent Meer info vindt u op: www.flanderscare.be Voor meer persinformatie kunt u terecht bij: Katia Van Buyten, Medewerker Impulsloket Flanders' Care Tel: 02 212 94 20 E-mail: [email protected] 5.2 SERV: Efficiënt flankerend beleid moet actieplan ondernemerschap onderstutten in ambities De doelstellingen van het Actieplan Ondernemerschap sluiten aan bij de ambities van het Pact 2020. Een efficiënt flankerend beleid is een conditio sine qua non voor de ontwikkeling van een ondernemingsvriendelijk omgevingsklimaat, waarin voldoende sterke ondernemingen kunnen gedijen en groeien. Inzetten op een sterke ondernemerscultuur onder meer door het aanwakkeren EU in een notendop 23 van ondernemingszin op alle niveaus van het onderwijs, moet bijdragen tot een cultuuromslag. Output en outcome gerelateerde criteria moeten instaan voor de monitoring van het Actieplan. Voor meer informatie kan je terecht bij Wim Knaepen . Advies aanvulling actieplan ondernemerschap (222.78 Kb) Datum Referentie 16.02.2012 [email protected] EU in een notendop 24