BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 19 DECEMBER 1996 houdende subsidieregeling van het loon en van de sociale lasten van de werknemers in de beschutte werkplaatsen die erkend zijn door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van personen met een Handicap Publicatie : 16.1.1997 Inwerkingtreding : 1.1.1997 Hoofdstuk I. - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een handicap, hierna het Fonds genoemd, verleent binnen de perken van de kredieten die hiervoor zijn uitgetrokken op de begroting, subsidies in het loon en de sociale lasten van de werknemers in de erkende beschutte werkplaatsen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. Hoofdstuk II. SUBSIDIEREGELING VOOR DE GEHANDICAPTE WERKNEMERS Art. 2. Subsidies in het loon en in de sociale lasten worden verleend voor elke werknemer die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats moet worden geplaatst. De personen met een handicap die krachtens hun individuele integratieprotocol in aanmerking komen voor een tegemoetkoming om hun tewerkstelling onder gewone arbeidsvoorwaarden te bevorderen, kunnen door de beschutte tewerkstelling in het raam van de bepalingen van dit hoofdstuk als gehandicapte werknemers worden tewerkgesteld voor een maximale, aaneengesloten termijn van één jaar. In de beschutte werkplaats dient evenwel een maximaal contingent van 10% van de populatie aan gehandicapte werknemers in acht te worden genomen. Voor personen met een handicap die bij hun aanwerving minstens vijf jaar werkzoekende zijn, geldt deze maximale termijn van één jaar niet. De beschutte werkplaats ontvangt voor de in vorig lid genoemde werknemers, een tegemoetkoming in het salaris en de sociale lasten overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. Art. 3. [§ 1. Het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld op 238,20 frank per gepresteerd uur of per uur dat daarmee gelijkgesteld kan worden. Het subsidiebedrag, genoemd in het eerste lid, wordt gekoppeld aan de spilindex 101,38. Het wordt met ingang van 1 januari 1999 geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Voor de werknemers met het statuut van moeilijk te plaatsen werkloze en met het statuut van gesubsidieerde contractueel wordt de subsidie verminderd met het bedrag van de uitkeringen, respectievelijk de loonkostsubsidies, die zij krachtens hun statuut genieten. […] (B.V.R. 24.12.2004) ] (B.V.R. 8.6.1999) § 2. Een aanvullende subsidie van [62,71 fr. per uur] wordt toegekend ten voordele van de zwakke werknemers in de beschutte werkplaatsen. (B.V.R. 8.6.1999) [Het subsidiebedrag, genoemd in het eerste lid, wordt gekoppeld aan de spilindex 101,38. Het wordt met ingang van 1 januari 1999 geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van voormeld koninklijk besluit van 24 december 1993.] (B.V.R. 8.6.1999) Onder zwakke werknemers wordt verstaan: 1° de personen met een handicap die buitengewoon secundair onderwijs met opleidingsvorm 1 of 2 gevolgd hebben, of die aangepast vierdegraads buitengewoon lager onderwijs genoten hebben; 2° de personen met een handicap die tot de groep van de matig mentaal gehandicapten behoren; 3° de personen met een handicap die een intelligentiequotiënt hebben van minder dan 60 punten bij de WISC- of WAIS- test, of van minder dan 52 punten bij de Termantest; 4° de personen met een handicap die recht hebben op extra kinderbijslag krachtens artikel 47 van de gecordineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, of krachtens artikel 20, §2, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van zelfstandigen, voor zover ze bij de evaluatie van de zelfredzaamheid ten minste 4 punten krijgen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56 septies, 62, §3 en 63 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 20, §§ 2 en 3, 26 en 35 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag, ten voordele van de zelfstandigen, en van artikel 23 van het koninklijk besluit van 21 februari 1991 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen; 5° de personen met een handicap die krachtens de wetgeving op de tegemoetkomingen aan gehandicapten erkend werden als rechthebbende op een integratietegemoetkoming en voor wie de graad van zelfredzaamheid op ten minste 9 punten werd vastgesteld krachtens de bepalingen van het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming; 6° de personen met een handicap die ofwel minstens twee jaar onafgebroken in een psychiatrische voorziening of erkende beschutte woonvorm opgenomen zijn, hetzij in de loop van de twee jaar die aan de tewerkstelling voorafgaan minstens drie keer in een psychiatrische voorziening opgenomen werden, ofwel vanwege persoonlijkheidsverval deskundige psychiatrische behandeling behoeven en sedert minstens 1 jaar regelmatig onder medisch toezicht staan. § 3. De hoedanigheid van zwakke werknemer blijkt uit de volgende bescheiden: 1° voor de personen genoemd in § 2, 1°: een attest of verklaring van de laatst bezochte buitengewone onderwijsinstelling en kopie van het in de wetgeving op het buitengewoon onderwijs bedoelde inschrijvingsverslag; 2° voor de personen genoemd in § 2, 2°: het bij artikel 40, § 4, van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap bedoelde multidisciplinair verslag, of een attest van een in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap bedoelde instantie, waaruit blijkt dat de persoon met een handicap een intelligentiequotiënt heeft dat gelijk is aan of minder dan 55; 3° voor de personen genoemd in § 2, 3°: de sub 2° bedoelde multidisciplinaire attesten of verslagen; 4° voor de personen genoemd in § 2, 4°: een attest van de instelling die de kinderbijslag uitbetaalt, waaruit blijkt dat de aanvrager aan de in dit artikel bepaalde voorwaarden voldoet; 5° voor de personen genoemd in § 2, 5°: een attest of een kopie van de beslissing van de Dienst voor Tegemoetkomingen aan Gehandicapten waaruit blijkt dat de aanvrager aan de in dit artikel bepaalde voorwaarden voldoet; 6° voor de personen genoemd in § 2, 6°: een attest van de psychiatrische voorzieningen, van de Dienst voor beschut wonen of van een geneesheer-specialist in de neuropsychiatrie waaruit blijkt dat de aanvrager aan de in dit artikel bepaalde voowaarden voldoet. [§ 4. Voor het jaar 2001 hebben de werknemers recht op subsidiëring van één carensdag als ze afwezig zijn wegens ziekte. Vanaf het jaar 2002 tot en met het jaar 2004 hebben de werknemers recht op subsidiëring van twee carensdagen als ze afwezig zijn wegens ziekte. Vanaf het jaar 2005 hebben de werknemers recht op subsidiëring van alle carensdagen als ze afwezig zijn wegens ziekte. ] (B.V.R. 2.6.2006) [§ 5. Het bedrag van de subsidie vermeld in § 1, wordt verhoogd met een toelage voor de eindejaarspremie. Het bedrag van de toelage voor de eindejaarpremie wordt per gepresteerd uur of uur dat daarmee gelijkgesteld kan worden, voor de hierna vermelde jaren vastgesteld op : 2006 0.04022 euro 2007 0.08838 euro 2008 0.13653 euro 2009 0.18427 euro 2010 en volgende jaren 0.23243 euro Het bedrag van de toelage voor de eindejaarspremie, vermeld in het eerste lid, wordt gekoppeld aan de spilindex 102,10. Het wordt met ingang van 1 januari 2006 geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.] (B.V.R. 22.9.2006) Hoofdstuk III. SUBSIDIEREGELING BETREFFENDE HET KADERPERSONEEL Art. 4. [§ 1.] De subsidie in het loon en de sociale lasten wordt verleend voor de volgende leden van het kaderpersoneel: (B.V.R. 8.6.1999) 1° de leider, voor zover de beschutte werkplaats ten minste 25 gehandicapte werknemers tewerkstelt; 2° de assistenten van de leider, ten belope van één assistent per volle groep van 100 gehandicapte werknemers; 3° de monitors, ten belope van één monitor per volle groep van 10 gehandicapte werknemers; 4° de bedienden, ten belope van één bediende per volle groep van 50 gehandicapte werknemers; 5° de sociaal assistenten of gegradueerde sociale verplegers, ten belope van één sociaal assistent of één gegradueerd sociaal verpleger per volle groep van 100 gehandicapte werknemers. [§ 2. Aan elke erkende beschutte werkplaats wordt een bijkomende subsidie in het loon en de sociale lasten verleend voor de tewerkstelling van een personeelslid voor de "dienst sociaal beleid". De in het eerste lid bedoelde subsidie bedraagt 100% van het loon en van de sociale lasten, zonder dat dit bedrag het dubbel van het in artikel 6, § 2, 5°, genoemde bedrag mag overschrijden. Voor de beschutte werkplaatsen die in toepassing van § 1, 5°, al een loonsubsidie voor sociaal assistenten of gegradueerde sociale verplegers ontvangen, wordt deze loonsubsidie van 1 sociaal assistent of van 1 gegradueerd sociaal verpleger in mindering gebracht van het in artikel 6, § 2, 5°, genoemde subsidiebedrag. § 3. De diplomavereisten van het in § 2 bedoeld personeelslid voor de "dienst sociaal beleid" zijn de volgende: 1° het personeelslid moet minstens een A1 opleiding hoger onderwijs buiten de universiteit hebben, met bij voorkeur een opleiding in de richting van paramedisch, sociaal, pedagogisch, of psychologisch niveau; 2° het personeelslid moet de nodige bekwaamheden en ervaring bezitten voor de sociale begeleiding van de werknemers.] (B.V.R. 8.6.1999) [§ 4. Aan elke erkende beschutte werkplaats wordt vanaf 1 april 2007 een subsidie in het loon en de sociale lasten verleend voor de tewerkstelling van de personeelsleden « economische uitdagingen ». Elke beschutte werkplaats krijgt een halve voltijdse equivalent aan personeelsleden « economische uitdagingen » gesubsidieerd. Aan elke beschutte werkplaats met meer dan 150 voltijds equivalenten aan werknemers die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden, wordt per begonnen schijf van 100 voltijds equivalenten aan werknemers die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden, boven de eerste 150 voltijdse equivalenten, telkens een halve voltijdse equivalent aan personeelsleden « economische uitdagingen » extra gesubsidieerd. De subsidie, vermeld in het eerste lid, bedraagt 100 % van het loon en de sociale lasten, maar mag per voltijdse equivalent het bedrag van 41.000 euro op jaarbasis niet overschrijden. Dit bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 102,10. Het wordt met ingang van 1 januari 2006 geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Aan een personeelslid « economische uitdagingen » wordt geen subsidie in het loon en de sociale lasten verleend in toepassing van de subsidiëring van leden van het kaderpersoneel, vermeld in § 1. De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt slechts verleend op voorwaarde dat de beschutte werkplaats de arbeidsovereenkomst en de functiebeschrijving van de betrokken personeelsleden overmaakt aan het Fonds, waaruit blijkt dat de betrokken personeelsleden in de functie van personeelsleden « economische uitdagingen » tewerkgesteld zijn.] (B.V.R. 22.9.2006) Art. 5. § 1. Het aantal gehandicapte werknemers, in aanmerking te nemen voor de toepassing van de quota bepaald in artikel 4, wordt per kwartaal vastgesteld, rekening houdend met de gehandicapte werknemers die gedurende één der maanden van het kwartaal ten minste 62 arbeidsuren hebben gepresteerd, betaald aan een loon dat niet lager ligt dan het voorgeschreven minimum. [ Voor de deeltijds tewerkgestelde gehandicaptewerknemers wordt de minimum tewerkstellingsduur van 62 uur verminderd in verhouding tot de duur van hun deeltijdse tewerkstelling.] (B.V.R.13.7.2001) [Voor de berekening van het aantal gepresteerde arbeidsuren worden de volgende dagen met werkelijke arbeidsdagen gelijkgesteld : 1° de dagen van inactiviteit waarvoor de werknemer geheel of gedeeltelijk zijn normaal loon ontvangen heeft, krachtens de wettelijke of reglementaire bepalingen, die zijn arbeidsovereenkomst beheersen, of waarvoor hij werkloosheidsuitkeringen genoten heeft; 2° de vakantiedagen waarvoor vakantiegeld werd uitbetaald; 3° de dagen van inactiviteit, die voortvloeien uit de sluiting van de onderneming tijdens de jaarlijkse vakantie en waarvoor geen vakantiegeld wordt uitbetaald wegens onvoldoende arbeidsprestaties in de loop van het vakantiedienstjaar, als de gehandicapte werknemer, op het ogenblik van die sluiting het minimumloon ontving, bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst.] (B.V.R.13.7.2001) Het in het eerste lid genoemde aantal tewerkgestelde personen met een handicap mag in geen geval hoger zijn dan het aantal full-time equivalenten voorzien in de capaciteit van de beschutte werkplaats zoals vastgesteld door het Fonds. § 2. De beschutte werkplaats die ophoudt één of meerdere der quota bepaald in artikel 4 te bereiken, blijft gedurende twee opeenvolgende kwartalen de tegemoetkoming ontvangen welke haar in functie van dit quotum werd uitgekeerd, voor zover het aantal gehandicapte werknemers niet meer dan 10 percent lager ligt dan het aantal voorzien in het quotum. Wanneer de bevolking van een beschutte werkplaats een aantal bereikt dat lager is dan 10 gehandicapte werknemers, wordt de maatregel voorzien in het eerste lid toegepast gedurende 4 opeenvolgende kwartalen. Art. 6. § 1. Het bedrag van de subsidie in het loon en de sociale lasten wordt vastgesteld op 50 percent van het loon […] van het kaderpersoneel [vermeld in artikel 4, §1 tot en met §3]. Het bedrag voorzien in het eerste lid wordt gebracht: 1° op 100 percent gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is; 2° op 75 percent gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven. [Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing in het geval van een fusie van een gedeelte of het geheel van de activiteiten in combinatie met een gedeeltelijke of gehele overname van het personeelsbestand van reeds door het Vlaams Fonds erkende beschutte werkplaatsen en in het geval van een overname van een gedeelte of van het geheel van de activiteiten van een door het Vlaams Fonds erkende beschutte werkplaats, in combinatie met een gehele of gedeeltelijke overname van het personeelsbestand. ] (B.V.R. 30.3.2001) (B.V.R. 2.6.2006) (B.V.R. 22.9.2006) § 2. […] Met ingang van 1 januari 2006, mag de subsidie, vermeld in § 1, eerste lid volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden Functie jaarbedrag Leider Assistent van de leider Monitor Bediende Maatschappelijk assistent of sociaal verpleegkundige 18.207,28 euro 16.770,75 euro 11.475,68 euro 11.513,26 euro 13.013,43 euro Deze bedragen worden gekoppeld aan de spilindex 102,10. Ze worden met ingang van 1 januari 2006 geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.] (B.V.R. 8.6.1999) (B.V.R. 30.3.2001) (B.V.R. 22.9.2006) [§ 3. De jaarlijkse bedragen, vermeld in artikel 4, § 2, betreffende de personeelsleden voor de « dienst sociaal beleid », vermeld in artikel 4, § 4, betreffende de personeelsleden « economische uitdagingen » en vermeld in § 2 van dit artikel betreffende de leider, assistent van de leider, monitor, bediende en maatschappelijk assistent (of sociaal verpleger), worden verhoogd met een toelage voor de eindejaarspremie. Het bedrag van de toelage, vermeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op de volgende jaarlijkse bedragen : 2006 2007 2008 2009 2010 en volgende jaren 145,19 euro 318,93 euro 492,68 euro 664,84 euro 838,58 euro Deze bedragen worden gekoppeld aan de spilindex 102,10. Ze worden met ingang van 1 januari 2006 geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.] (B.V.R. 22.9.2006) Art. 7. [In geval van cumul in hoofde van eenzelfde persoon van de subsidie voorzien in hoofdstuk I en van deze voorzien in dit hoofdstuk wordt laatstgenoemde tot de helft herleid. Voor de personen met een handicap die krachtens hun individuele integratieprotocol in aanmerking komen voor een tegemoetkoming om hun tewerkstelling onder gewone arbeidsvoorwaarden te bevorderen, en die door de beschutte werkplaats in het raam van de bepalingen van dit hoofdstuk als kaderpersoneel worden tewerkgesteld, wordt aan de beschutte werkplaats een tegemoetkoming in het salaris en de sociale lasten toegekend die vastgesteld is als volgt: 1° de subsidie, vermeld in artikel 4, § 4 en in artikel 6, § 1; 2° een tegemoetkoming voor rendementsvermindering die vastgesteld is op 30 % van het werkelijk betaalde salaris, met een maximum van 30 % van de refertesalarissen, vermeld in artikel 4, § 4 en artikel 6, § 2. Deze subsidie mag echter niet groter zijn dan de jaarbedragen, vermeld in artikel 4, § 4 en artikel 6, § 2.] (B.V.R. 22.9.2006) Art. 8. De in dit hoofdstuk bedoelde subsidie wordt verleend aan de rechtspersoon van publiekrecht voor zijn personeelsleden onder statutair verband die hij kosteloos en full-time ter beschikking stelt van de beschutte werkplaats. Art. 9. De subsidie voorzien in dit hoofdstuk kan geweigerd worden ten opzichte van de leden van het kaderpersoneel waarvan het Fonds oordeelt dat zij niet passen in de functies die zij uitoefenen. Hoofdstuk IV. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE SUBSIDIES BEDOELD IN DE HOOFDSTUKKEN II EN III Art. 10. [§ 1]. De subsidies worden slechts verleend op voorwaarde dat de beschutte werkplaats: (B.V.R. 24.7.1998) voldoet aan alle wettelijke en reglementaire verplichtingen waaraan zij onderworpen is, en inzonderheid: 1 de werknemer aanwerft krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden, een arbeidsovereenkomst voor bedienden of een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders; de werknemer een loon betaalt dat niet lager is dan het voorziene minimum; de sociale lasten betaalt die door haar gedragen moeten worden; 2 voor elke gehandicapte werknemer, een individuele steekkaart opmaakt en bijhoudt waarop de bedragen van het aan de betrokkene betaalde loon worden vermeld, alsmede alle nuttige opmerkingen in verband met zijn rendement en zijn sociale gedragingen in het beroepsmilieu; 3 aan het Fonds alle bewijsstukken overlegt die het vraagt, inzonderheid een driemaandelijks verslag betreffende het aan elke gehandicapte werknemer en aan elk lid van het kaderpersoneel toegekend loon; 4 aan de afgevaardigden van het Fonds de toelating verleent de arbeidsplaatsen te bezoeken en alle onderzoekingen in te stellen die ze noodzakelijk achten om het rendement en het loon van de gehandicapte werknemers en de leden van het kaderpersoneel na te gaan. [§ 2. Onverminderd de bepalingen van § 1, worden de subsidies slechts aan de verlieslatende beschutte werkplaatsen toegekend op voorwaarde dat ze een managementbegeleiding aanvaarden. Dit betekent dat zij een "Overeenkomst Managementadvies" dienen af te sluiten met een managementadviesbureau. Dit bureau zal op basis van een financiële en organisatorische bedrijfsanalyse managementadviezen formuleren. De beschutte werkplaats dient, ondersteund door het managementadviesbureau, de geformuleerde adviezen om te zetten in een bedrijfsplan dat een systematisch overzicht geeft van de initiatieven die zullen genomen worden alsook van de streefdata voor realisatie. Het bedrijfsplan dient voorgelegd te worden aan het Fonds. Het managementadviesbureau zal de implementatie van het bedrijfsplan gedurende minimum één jaar ondersteunen en aan het Fonds rapporteren over de mate waarop de voorziene acties gerealiseerd worden binnen de afgesproken termijnen en over de eventuele bijsturing. Als de overeenkomst managementadvies door een beschutte werkplaats afgesloten wordt kunnen de kosten van het managementadvies betoelaagd worden volgens de voorwaarden bepaald door het Vlaams Fonds. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder verlieslatende werkplaatsen verstaan: de beschutte werkplaatsen met een negatief bedrijfseconomisch, financieel en globaal resultaat, of de beschutte werkplaatsen met een negatief bedrijfseconomisch, positief financieel en negatief globaal resultaat. Het Fonds bepaalt nominatief de werkplaatsen die op basis van de boekhoudkundige gegevens tot de categorieën, bedoeld in het tweede lid, behoren.] (B.V.R. 24.7.1998) Art. 11. De in artikel 8 bedoelde subsidie wordt slechts verleend voor zover de rechtspersoon van publiekrecht, wat hem betreft, de in [artikel 10, § 1, 3° en 4°] vastgestelde voorwaarden naleeft. (B.V.R. 24.7.1998) Art. 12. Het bedrag van de verleende subsidies wordt vastgesteld en aan de beschutte werkplaats uitbetaald bij het verstrijken van elk kalenderkwartaal, op basis van de verklaringen die elke drie maanden worden overgelegd. Art. 13. § 1. Het Fonds kan aan de beschutte werkplaats een driemaandelijks voorschot toekennen, aan te rekenen op de subsidies die haar bij het verstrijken van het kwartaal verleend zullen worden. § 2. Het bedrag van het driemaandelijks voorschot mag niet meer bedragen dan 100 percent van het bedrag van de subsidie die aan de beschutte werkplaats uitgekeerd werd voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat. Indien voor het kwartaal dat aan het voorlaatste kwartaal voorafgaat geen subsidie aan de beschutte werkplaats werd toegekend, mag het bedrag van het driemaandelijks voorschot niet meer bedragen dan [1.365 euro] per gehandicapte werknemer. (B.V.R. 23.11.2001) Wanneer de toegekende subsidie voor het kwartaal dat aan het voorlaatste kwartaal voorafgaat slechts gedeeltelijk was omwille van het feit dat de erkenning van de werkplaats een aanvang heeft genomen in de loop van dat kwartaal, wordt toepassing gemaakt van deze van de beperkingen voorzien bij de leden 1 en 2, die het gunstigst voor de werkplaats uitvalt. § 3. Het driemaandelijks voorschot wordt maandelijks voor één derde betaald, behalve in geval van herziening van het bedrag in de loop van het kwartaal. [§ 4. In afwijking van de bepalingen van § 2, eerste lid, worden de voorschotten voor het 1e, 2e en 3e kwartaal 1997 als volgt berekend: Het aantal gesubsidieerde arbeidsuren dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de in dit artikel bedoelde voorschotten, wordt vermenigvuldigd met de subsidiebedragen vermeld in artikel 3, § 1, per kwartaal aangepast overeenkomstig de modaliteiten voorzien in diezelfde paragraaf.] (B.V.R. 25.2.1997)(B.V.R. 24.7.1997) [§ 5. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 2 en 3, wordt 1/3 van het voorschot voor het tweede kwartaal 1999 vóór het verstrijken van het eerste kwartaal 1999 uitbetaald.] (B.V.R. 23.3.1999) [Hoofdstuk IV bis. SUBSIDIEREGELING BETREFFENDE DE ORGANISATIE Art. 13bis. Elke beschutte werkplaats ontvangt een toelage voor managementondersteuning. Deze toelage wordt vastgesteld op basis van het aantal voltijds equivalenten aan tewerkgestelde en gesubsidieerde werknemers. Art. 13ter. Het aantal werknemers in aanmerking te nemen voor de toepassing van het quotum, vermeld in § 1, wordt per kwartaal vastgesteld, rekening houdend enerzijds met de werknemers die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden, en anderzijds met het kaderpersoneel. Het in aanmerking te nemen aantal werknemers die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden, moeten gedurende één der maanden van het kwartaal tenminste één gepresteerd uur of een uur dat daarmee gelijkgesteld kan worden, hebben en hiervoor een loon ontvangen hebben. Het aantal werknemers die volgens het Fonds voorlopig of definitief in een beschutte werkplaats geplaatst moeten worden, vermeld in het tweede lid, mag in geen geval hoger zijn dan het aantal voltijdse equivalenten voorzien in de capaciteit van de beschutte werkplaats zoals vastgesteld door het Subsidieagentschap. Het in aanmerking te nemen aantal kaderpersoneelsleden, betreft : 1° de tewerkgestelde kaderpersoneelsleden die geen persoon met een handicap zijn, en die gesubsidieerd worden volgens de bepalingen van artikel 4, § 1 tot en met § 4; 2° de tewerkgestelde personen met een handicap die krachtens hun individuele integratieprotocol in aanmerking komen voor tegemoetkoming om hun tewerkstelling onder gewone arbeidsvoorwaarden te bevorderen en die door de beschutte werkplaats in het raam van de bepalingen van hoofdstuk III als de leden van het kaderpersoneel gesubsidieerd worden. Art. 13quater. Het bedrag van de toelage, vermeld in § 1, wordt vastgesteld op de volgende jaarlijkse bedragen : 2006 2007 2008 2009 2010 en volgende jaren 40 euro 80 euro 120 euro 160 euro 200 euro Deze bedragen worden gekoppeld aan de spilindex 102,10. Ze worden met ingang van 1 januari 2006 geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.] (B.V.R. 22.9.2006) Hoofdstuk V. - SLOTBEPALINGEN Art. 14. De volgende regelingen worden opgeheven: 1° het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen, die in de beschermde werkplaatsen zijn tewerkgesteld; 2° het ministerieel besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen een tegemoetkoming verleent in het loon en de sociale lasten, die door de beschermde werkplaatsen worden gedragen. Art. 15. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997. Art. 16. De Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Gewijzigd : B.V.R. 25.2.1997 (B.S. 10.4.1997) B.V.R. 24.7.1997 (B.S. 24.9.1997) B.V.R. 24.7.1998 (B.S. 8.9.1998) B.V.R. 23.3.1999 (B.S. 22.6.1999) B.V.R. 8.6.1999 (B.S. 24.8.1999) B.V.R. 30.3.2001 (B.S. 9.6.2001) B.V.R. 13.7.2001 (B.S. 19.9.2001, uitwerking 1.1.2001) B.V.R.23.11.2001(B.S. 31.1.2002, uitwerking 1.1.2002) B.V.R.24.12.2004 (B.S. 20.1.2005, uitwerking 1.1.2005) B.V.R. 2.6.2006 (B.S. 9.8.2006, uitwerking 1.12.2005) B.V.R. 22.9.2006 (B.S. 6.11.2006, uitwerking 1.1.2006)