De Houding van de Rooms-katholieke Kerk ten overstaan van de Belgische Vrijmetselarij door R. G. ___________________________________________________ WOORD VOORAF Deze bijdrage is een summier artikel, maar naar ik meen een duidelijk overzicht van een onderwerp waarover een lijvig boek kan worden geschreven. De houding van de Roomskatholieke Kerk ten overstaan van de Belgische Vrijmetselarij heeft ons inderdaad niet enkel een belangrijk stuk maçonnieke geschiedenis bezorgd, maar heeft bovendien aanleiding gegeven tot de ontwikkeling van een ingewikkelde reeks ophefmakende gebeurtenissen, die hun weerklank hebben gevonden in de Belgische politiek. Wie uitgebreider wil ingaan op het onderhavig onderwerp dan wat hier volgt, verwijs ik met genoegen naar een aantal werken waarin de door mij behandelde materie uitvoeriger werd beschreven en wordt vermeld in de bibliografie die u vindt op het einde van mijn werkje dat een aanzet kan zijn tot verdere studie. Om binnen de perken te blijven van een redelijke ruimte die mij in dit jaarboek werd toegestaan heb ik een poging ondernomen om kort en schetsmatig de houding weer te geven van de Rooms-katholieke Kerk ten aanzien van zij die in België volgens de Kerk niet met hén maar tegen hen waren, vijanden dus, waaronder een belangrijke aantal vrijmetselaren. Het betreft een niet bijster verkwikkend verhaal maar dat wel typisch en klassiek is voor de Belgische toestanden van weleer. INLEIDING In het verleden heeft de Belgische Vrijmetselarij zich scherp afgezet tegen de Roomskatholieke Kerk. Ze deed dat door de praktijken van die Kerk te laken, de katholieke godsdienst aan kritiek te onderwerpen, de Kerk hardnekkig aan te vallen en het vrij katholiek onderwijs heftig te bestrijden. Van haar kant heeft de Kerk voortdurend de Maçonnerie veroordeeld, beklad, besmeurd, bestreden, over haar de meest waanzinnige verhalen de wereld ingestuurd, haar leden geschandvlekt, een belangrijk aantal vrijmetselaren gebroodroofd en zelfs gerechtelijk vervolgd. De kerkelijke veroordelingen die de Vrijmetselarij troffen vingen reeds zeer vroeg aan, namelijk eenentwintig jaar na de geboorte van de speculatieve Maçonnerie. Het was paus Clemens XII die in 1738 de rij opende. De laatste encycliek gericht tegen onze Orde werd in 1884 uitgevaardigd door paus Leo XIII. De pontificale banvloeken beschuldigden de Vrijmetselarij van antichristelijk en antigodsdienstig gedrag, van revoluties en oorlogen te hebben geprovoceerd, van een nieuwe antichristelijke godsdienst te hebben gesticht, de synagoog van Satan te zijn, een haard van Joodse samenzweringen tegen het Christendom te zijn, het communisme te hebben gefinancierd en meer van dergelijke onzinnige aantijgingen. Bovendien werden in de loop van de afgelopen honderd vijftig jaar een ontstellend aantal werken gepubliceerd gericht tegen de Maçonnerie. Professor August Wolfstieg uit Berlijn heeft destijds een wetenschappelijke commissie samengesteld die tussen 1911 en 1926 een bibliografie van de Vrijmetselarij heeft samengesteld, bestaande uit bijna 55.000 titels, Trigonum Coronatum vzw pag 1 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 waarvan er meer dan 90 % bestaan uit anti-maçonnieke geschriften, die men ‘de Bibliotheek van de Haat’ heeft genoemd. DE AANLEIDING Tot aan het ontstaan van het Belgische Koninkrijk hadden er grote spanningen geheerst tussen de clerus en Willem I, als gevolg van het concordaat van 1815 dat de koning der Nederlanden het recht gaf in de gebieden waarover hij heerste de bisschoppen te benoemen. Bovendien had hij het onderwijs volledig gelaïciseerd, het is te zeggen onttrokken aan het beheer van de geestelijkheid. Voorheen was elke vorm van onderwijs in handen van de dienaren van de Kerk. Na 1830 hoopte de hogere clerus door middel van het parlementair stelsel de kerkelijke overheersing te herstellen, zich steunend op de vrijheid van onderwijs die gewaarborgd werd door de kersverse liberale grondwet en dank zij een katholieke meerderheid in het parlement. Er werd een bondgenootschap gesloten met de liberale middenstand, wat uitmondde in het ‘unionisme’, een regeringscoalitie tussen katholieken en liberalen, in de volksmond het ‘monsterverbond’ genoemd. Tot op het ogenblik van het tot stand komen van deze regeringsvorm speelde de geestelijkheid ongetwijfeld volslagen alleen de eerste viool De grondwet, in 1831 tot stand gekomen, was het gevolg van een compromis gesloten tussen enerzijds de conservatieve katholieke krachten, te weten de grootgrondbezitters en de geestelijkheid en anderzijds de liberale middenklasse, waartussen zich heel wat intellectuelen, onder meer vrijmetselaren, bevonden. Tijdens de onderhandelingen door de liberalen gevoerd met de adel, die mee de politieke macht uitmaakte, werd de adelstand gekenmerkt door matigheid in zijn optreden. In het Nationaal Congres gaven de grootgrondbezitters en de intellectuelen, vooral advocaten, de toon aan. Handelaren en industriëlen vormden een minderheid, zodat de conservatieve en centrum gerichte katholieken de overhand hadden op de niet klerikale vleugel. Het Belgisch episcopaat maakte zich aanvankelijk weinig zorgen. De liberalen, die mee de coalitie vormden, steunden zich immers hoofdzakelijk op de katholieke moraal, zoals ook de meeste vrijmetselaren dat deden. Bovendien maakten een aantal geestelijken deel uit van de Vrijmetselarij, die werd beschouwd als een louter caritatieve instelling, wat ze toen, benevens een “gezelschapsvereniging”, in grote mate meestal ook was. De grondwet verzekerde bovendien de mogelijkheid tot expansie van de erediensten en van het onderwijs. De Kerk ondervond dus zeer weinig nadelen van de scheiding van Kerk en Staat. De enige toegeving die de Kerk moest doen was de erkenning van de vrijheid van mening en van pers. In het overwegend katholieke België kon de Kerk dus ongehinderd ijveren voor de verovering van de politieke structuren, door gebruik te maken van de oude bestaande en de nieuw te stichten kerkelijke instellingen. Op die wijze bouwde zij een zorgvuldig gestructureerde macht uit, hoewel de politieke krachten nog niet tot de vorming van politieke partijen waren gekomen. De Kerk werd bovendien niet gehinderd door weerstand vanwege de antiklerikale minderheid. De katholieken kregen in de persoon van Leopold I een bondgenoot, hoewel hij protestant en vrijmetselaar was, maar in die hoedanigheid nooit één voet in een Loge heeft gezet. De koning kon zich namelijk niet verzoenen met de liberale grondwet en gedroeg zich als een vorst uit het ‘ancien régime’. Trigonum Coronatum vzw pag 2 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 De katholieke politiek werd dus in feite geleid door de kerkelijke hiërarchie, de landadel, dus grootgrondbezitters en de koning. Hoewel de Kerk in België het parlementair regime had onderschreven liet het ultramontaanse Rome, dat van democratische systemen niets wilde weten, toe dat de Belgische bisschoppen het maximum aan voordeel haalden uit de mogelijkheden die de grondwet en de wetgevende kamers boden. De Kerk stelde trouwens dat elke politieke daad door de katholieke kiezer moest worden beschouwd als een religieuze daad. De tijdens de verkiezingen katholiek uitgebrachte stemmen vonden hun weg naar de door de Kerk gewenste kandidaten voor parlement, provincie en gemeenten. Dat betekent niet dat het katholieke kamp een eensgezind blok vormde. Er waren enerzijds de bisschoppen die de top vormden, terwijl anderzijds de lagere clerus meer neigde naar een gematigde vorm van emancipatie van het volk dat meestal in grote miserie was ondergedompeld. Gelukkig voor de bisschoppen konden die zich beroepen op de encycliek ‘Mirari vos’ van 1832 om het hoofd te kunnen bieden aan hun tegenstanders binnen de Kerk. Binnen de groep katholieke politici ontstond evenwel de behoefte om volop deel te nemen aan de politieke besluitvorming, waarmee de basis werd gelegd voor de latere strijd gevoerd tussen de liberale katholieken en de voorstanders van het klerikalisme, het is te zeggen. van een door de Kerk geleide partij. Van zijn kant streefde het Vatikaan naar een pausgezinde, en wij mogen wel gewagen van een ondemocratische staat ter vervanging van het Belgisch liberaal regime. De Heilige Stoel had er baat bij dat het parlement zoveel mogelijk gestoffeerd werd door conservatieve katholieke mandatarissen. Ook Leopold I had, omwille van zijn sterk monarchistische instelling en door de grondwet afgeremd, redenen om vooruitstrevende elementen uit de wetgevende kamers geweerd te zien. De verkiezingen van 1837 en die van 1839 zorgden voor de overwinning van de conservatieve vleugel, tot grote voldoening van de bisschoppen. De koning leunde aan bij deze vleugel in de hoop zich zoveel mogelijk te kunnen losmaken van het grondwettelijk keurslijf dat hem omknelde en vreselijk dwars zat. De klerikale elementen waren echter niet gediend met de houding van de vorst omdat ze meester wilden blijven van het katholieke kamp en geen inmenging van het staatshoofd duldden. Ze wensten bovendien te voorkomen dat de koning gematigde liberalen mee voor zijn kar zou spannen. Hoe dan ook de behartiging van de katholieke belangen verliep meest succesvol. De geestelijkheid palmde op stelselmatige wijze het onderwijs in, vertrekkend van de stelling dat de godsdienst ten grondslag moest liggen van alle echelons van het onderwijs. Bovendien werd het neutraliteitsprincipe verworpen omdat het beschouwd werd als een negatie van het katholiek geloof. DE REACTIE Het hoeft geen verwondering te baren dat er tegen het driespan koning, adel en Kerk verzet zou rijzen, vooral in de middens van de hogere burgerij, bestaande uit industriëlen, bankiers, handelaren, advocaten, magistraten, reders, professoren, maar ook kleine middenstanders en leraren, waarvan velen én liberaal én vrijmetselaar waren. Zij vormden een groep die niet wenste gedomineerd te worden door het grootgrondbezit en de grootnijverheid. Hoe verschillend onder liberalen en vrijmetselaren de verzetshaarden ook konden zijn, ze hadden een gemeenschappelijke tegenstrever, namelijk de Kerk. Zij die economische vrijheid nastreefden botsten voortdurend tegen het religieus establishment, de steunpilaar van de Trigonum Coronatum vzw pag 3 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 kapitaalkrachtige laag van de bevolking. Ook voorstanders van laïciserende stromingen en democraten kwamen in conflict met het klerikalisme. Na 1839, toen het unionisme reeds begon af te kalven, sloten zich diverse liberale fracties aan elkaar en groeide er denkbeelden over de ontkerkelijking van de samenleving en de liberalisering van de economie. De conservatieve stroming binnen de liberale kringen, die geen hervormingen wensten, was toen zeer sterk en werd aangevoerd door figuren zoals de vrijmetselaren Frère-Orban en Théodore Verhaegen. Naast deze groep was er een linkervleugel ontstaan gedreven door humanitaire, maar ook door nuttigheidsmotieven. Men vreesde er namelijk dat op termijn vanuit de arbeidersklasse oppositie tegen het regime zou groeien. Door alle liberalen werd, niettegenstaande hun verdeeldheid, samen druk gewerkt aan een partijapparaat. Het waren in de eerste plaats vrijmetselaren die aan die arbeid deelnamen, vermits de Belgische Loges de enige georganiseerde en gestructureerde groepen waren die de mogelijkheid hadden om te reageren tegen het klerikalisme. Het is omstreeks 1836 dat het intussen gestichte Grootoosten van België een aanvang maakte met haar politisering, het is te zeggen zich te mengen in politieke en sociale aangelegenheden. In 1846 gaf de Obediëntie, die reeds aan de basis had gelegen van de oprichting van de Université Libre de Belgique (later de Bruxelles genoemd), aanleiding tot de stichting van een liberale partij, de allereerste politieke partij van het land.. Intussen waren er regeringen aan het bewind gekomen samengesteld uit unionistisch gezinde liberalen en katholieke centrumfiguren, die een zekere gelijkenis vertoonden met de vroegere ‘uniekabinetten’. Vanaf 1857 kwam daaraan echter een definitief einde wanneer de liberalen als gevolg van de toenmalige verkiezingsuitslagen in de Kamer 70 van de 108 zetels in de wacht sleepten. Twee jaar later zullen de liberalen ook in de Senaat een meerderheid verwerven. Tot 1870 werden homogene liberale kabinetten samengesteld en na een katholiek intermezzo van 1870 tot 1878, kwamen de ‘linksen’ in 1879 opnieuw aan de macht. Ze behielden die tot 1884. Het antiklerikaal karakter van de regering, waarin een overwegend aantal vrijmetselaren zetelden, vond haar hoogtepunt in 1881. Toen werd er een nieuwe wet op het openbaar middelbaar onderwijs gestemd, waaruit voortvloeide dat er athenea en rijksmiddelbare scholen werden opgericht. Daarop reageerde het episcopaat met de verklaring dat zij nog langer weigerde de laatste sacramenten toe te dienen aan leerkrachten van het openbaar onderwijs, maar ook aan leerlingen van het openbaar normaalonderwijs en zelfs aan hun ouders. De reactie van de liberale, zeg maar maçonnieke regering, was het verbreken van de diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan, een uniek feit in de Belgische politieke geschiedenis. Een ander voorbeeld van de verbeten strijd geleverd tussen de politieke tegenstanders wordt geïllustreerd door de zitting van de Kamer van Volksvertegenwoordigers gehouden op 2 februari 1883. Toen ontstond er een hevige en opzienbarende rel, wanneer de katholieken eisten dat alle legerofficieren die vrijmetselaar waren deze hoedanigheid zouden afleggen. Men beriep zich op een reglement, in 1843 uitgevaardigd door de liberale Minister van Oorlog, generaal en Broeder Prisse, waarbij het verboden werd dat officieren zich met politiek bezig hielden. De katholieken steunden hun eis met de verklaring dat de Vrijmetselarij een politieke vereniging was. Een gelijkaardige hevige en agressieve polemiek tussen de katholieken en de liberalen, de laatste allen vrijmetselaren, herhaalde zich om dezelfde reden in de Senaat op 7 mei 1912 en nogmaals in de Kamer in 1913, gespreid over Trigonum Coronatum vzw pag 4 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 de zittingen van 4 en 11 februari. Over deze fenomenen heb ik in detail een afzonderlijk bouwstuk geschreven. Het conflict tussen klerikalen en antiklerikalen was daarmee hoog opgelaaid en ontaard in een ware ideologische oorlog. Het gevolg daarvan was dat binnen het liberaal politiek establishment onder een aantal intellectuelen zoals advocaten, professoren en hoge ambtenaren, waaronder velen leden van de loges, er zich een vrijzinnig radicalisme ontwikkelde. Een belangrijke groep behoudgezinde liberalen, doctrinairen genoemd, voerden echter geen verzet tegen het geloof of tegen de rol die de Kerk in de maatschappij opeiste. De radicalen daarentegen, die een gelaïciseerde staat voorstonden, vormden een rationele beweging die meningsvrijheid, een positieve filosofie, maar ook verdraagzaamheid propageerden, en waarvan het streven tot doel had zich te bevrijden van de morele controle en het gezag van de Kerk. Ze waren van mening dat het conservatieve, autoritaire katholicisme, met zijn aanspraken op de absolute waarheid, een bedreiging vormde voor de vooruitgang van de maatschappij en de emancipatie van de lagere sociale groepen. De radicalen poneerden de vervanging van het katholicisme door een vorm van deïsme. Sommigen gingen nog verder en wensten het atheïsme in de plaats te stellen van de godsdienst. De meeste van dergelijke ideeën vonden hun oorsprong in een aantal, vooral Brusselse loges van het Grootoosten van België. Onder het katholieke kabinet De Decker ontstond er beroering als gevolg van afwijkende meningen van bepaalde katholieke leerstellingen door twee professoren van de Gentse universiteit. Dat was de aanleiding voor het Belgisch episcopaat om een heftige aanval uit te lokken gericht tegen de rijksuniversiteiten van Gent en Luik, alsook tegen de Université Libre de Bruxelles, wat uiteraard het antiklerikaal klimaat in de maçonnieke werkplaatsen en bij profane liberalen aanwakkerde. Op het einde van de jaren vijftig ontstond een autoritair ultramontanisme, het is te zeggen een richting in de Kerk die de heerschappij van de paus ook in het politieke leven voorstaat. Dat uitte zich onder andere in provocerende religieuze manifestaties, wat opnieuw een voedingsbodem vormde voor strijdende vrijdenkers in liberale en maçonnieke middens. Een van de gevolgen daarvan was de oprichting in 1863 door voornamelijk vrijmetselaren van de vrijdenkersvereniging ‘La Libre Pensée – De Vrije Gedachte” en later van gelijkaardige sociëteiten. Volgens de ultramontanen bezat de Kerk het volstrekte recht om rechtstreeks in te grijpen in het politieke leven, met als verantwoording de zondige mens te kunnen begeleiden op de weg naar waarheid, tot heil van de ziel, het land en de bevolking. Beslissingen en maatregelen genomen door de homogene liberale regering van Broeder Charles Rogier (1847-1852) en de houding van de Belgische Vrijmetselarij werden beschouwd als aanslagen op de traditionele kerkelijke rechten. De ultramontaanse standpunten werden voortdurend scherper en het liberalisme werd met hardnekkigheid afgewezen. Vanuit de Kerk kwam een belangrijke beweging op gang door de organisatie van het parochiaal verenigingsleven, de activiteiten van het Sint-Vincentiusgenootschap en de vereniging van Franciscus Xaverius, alsook het op gang brengen van processies en bedevaarten. Zo manifesteerde zich het geloofsleven en werd de liberale maatschappij op een agressieve wijze bestreden en de Vrijmetselarij, met het doel haar de kop in te drukken, ontluisterd door ophitsende kerkelijke zondagpreken, denigrerende persartikels en het verspreiden van de meest onzinnige verzinsels, waarvan er vandaag, hoe verwonderlijk ook, nog een aantal blijven verder leven. Trigonum Coronatum vzw pag 5 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 Deze specifiek Belgische actie werd gesteund door het Vaticaan dat zijn autoritaire houding bevestigde, niet enkel door het uitvaardigen van encyclieken, maar ook van nieuwe dogma’s. Zo ontstond de pauselijke onfeilbaarheid in geloofszaken en de onbevlekte ontvangenis van Maria, de moeder van Jezus van Nazaret. Er werden nieuwe feestelijke heiligendagen ingevoerd, er werd kwistig omgegaan met heiligenverklaringen en er werden zelfs nieuwe mirakels wereldkundig gemaakt. Bovendien ontketende de Kerk een ware kruistocht, zowel tegen de Vrijmetselarij als tegen het liberalisme. Als gevolg daarvan werden heel wat Broeders werkzaam in het onderwijs gebroodroofd. De meest radicale voorstanders van de Kerk poneerden het herstel van de christelijke gemeenschap door de oprichting van een katholieke staat die aan het pauselijk gezag moest onderworpen worden en geregeerd door een door het episcopaat geleide militante Kerk. Ze wensten een terugkeer naar het ancien régime onder een conservatieve vorst, die ze zonder veel moeite vonden in de persoon van Leopold I. De gematigde ultramontanen, waartoe de Belgische bishoppen kunnen worden gerekend, wensten echter niet zo ver te gaan, maar ze wilden niettegenstaande dat toch binnen het grondwettelijk kader van ons land een confessionele politiek voeren die zou leiden tot kerkelijke suprematie. Er werd tevens getracht door de oprichting van gilden een conservatief corporatisme bij de arbeidersklasse ingang te doen vinden. Bovendien moest de maçonnieke liefdadigheid worden bestreden met christelijke goede werken. Spijts deze toestanden had ons parlementair regime intussen in ons bestel toch diep wortel geschoten en liep nog weinig gevaar om te worden vernietigd. Leo XIII, de nieuwe paus, kwam tot het inzicht dat het katholicisme en de Kerk zich moesten aanpassen aan de sociale en de politieke evolutie. Hij spoorde de Belgen daarom aan om hun grondwet te eerbiedigen, maar in 1879 brak er een schooloorlog uit die tot gevolge had dat de ultramontaanse invloed nog sterk bleef doorwegen. De antiklerikale regering van de Broeders Frère-Orban – Van Humbeeck (1879-1884), die een laïciserende politiek voerde, wilde de wet van 1842 op het lager onderwijs - waaruit het vrij katholiek onderwijs heel wat voordelen wist te putten ongedaan maken door het indienen van een nieuw wetsontwerp. Dat ontwerp strekte tot de afschaffing van het confessioneel karakter van het officieel onderwijs, waardoor de landelijke katholieke gemeentelijke autonomie op het gebied van onderwijs zou worden beknot, om op die wijze de klerikale machtspositie te breken. De wet van 1881 op het middelbaar onderwijs lag in dezelfde lijn. Het volledige katholieke kamp, aangevoerd door kardinaal Deschamps, kwam vanzelfsprekend daartegen in verzet. Benevens preken gehouden vanaf de kansels, openbare manifestaties, meetings en het verspreiden van petities, werden de katholieke acties gesteund door katholieke parlementariërs, burgemeesters, arrondissementscommissarissen en provinciegouverneurs. De regering, nagenoeg uitsluitend samengesteld uit vrijmetselaren, trof maatregelen gericht tegen katholieke ambtenaren en de clerus, wat een ideologische oorlog ontketende. De tegenacties van de katholieken hadden echter tot gevolg dat, vooral in Vlaanderen, nieuw opgericht staatsscholen geen levenskansen kregen. Het hevig en solidair optreden van de katholieke zijde, maar ook de onpopulaire belastingsverhoging die de nieuwe officiële scholen moesten financieren, leidden in 1884 tot een verkiezingsnederlaag voor de liberalen. De schoolstrijd had voor de katholieken, die zich intussen ook in een politieke partij hadden verenigd, nog een ander voordeel meegebracht, namelijk het einde van de verdeeldheid in eigen rangen. Onder de leiding van het episcopaat en de lagere clerus zullen de katholieken eensgezind optreden, wat een overwinning betekende voor de Kerk en haar ultramontaanse vleugel. De liberalen moesten zich, erg verzwakt, uit de politieke strijd terugtrekken en Trigonum Coronatum vzw pag 6 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 verloren de steun van de doctrinairen die zich hadden afgewend van het militant antiklerikalisme, terwijl de progressieve radicalen toenadering zochten met de opkomende arbeidersbewegingen. De liberalen waren er in geslaagd gedurende veertig jaar een politiek overwicht te behouden en hadden zich tijdens die periode ontdaan van kerkelijke inmenging, maar ze moesten tenslotte de duimen leggen voor een katholieke macht, die zich een eeuwen oude autoriteit niet graag liet ontnemen. HET VERLIES VAN DE INVLOED VAN DE BELGISCHE VRIJMETSELARIJ OP POLITIEK VLAK De machtswisseling van 1884 sloot een episode af in de Belgische politieke geschiedenis, waardoor een nieuwe fase werd ingeluid. Tot aan het begin van de eerste wereldoorlog hebben de katholieken een onaantastbare machtspositie ontwikkeld en een dynamische en belangrijke bedrijvigheid aan de dag gelegd. Daarbij hebben het Belgische episcopaat en de clerus, evenals de katholieke politici geijverd voor de heerschappij en de controle over het staatsapparaat. Door de oprichting van nieuwe lekenorganisaties, zoals de Boerenbond, jeugdverenigingen, werkliedenbonden, middenstandsverenigingen, vrouwengilden en andere, ontstond er een klerikale verzuiling in het politiek beeld, gecontroleerd door de bisdommen. Als gevolg daarvan en ook wegens de verdeeldheid aan de linkerzijde, namelijk het uiteengevallen in liberalen en socialisten, behielden de katholieken een bestendige parlementaire meerderheid en konden ze hun stempel drukken op het politieke en openbare leven, het leger, de ambtenarij, de magistratuur en ook op de subsidiëring van hun instellingen. Kardinaal Mercier heeft zelfs het Belgisch nationalisme tot een religieuze cultus verheven en symbolisch bekroond met de bouw van de fameuze basiliek van Koekelberg. In het vrijzinnige kamp was er een totale ontreddering ontstaan niet enkel als gevolg van de afschaffing door de nieuwe katholieke regering van de onderwijswet Van Humbeeck van 1884, maar ook wegens de verdeeldheid tussen de doctrinaire en de progressieve liberalen enerzijds en de socialisten anderzijds. Dat alles zorgde voor de afzwakking van het antiklerikalisme, dat geen gemeenschappelijk doel meer was, met als gevolg de snel tanende politieke invloed van de Belgische Vrijmetselarij en haar strijd tegen de katholieke Kerk. Nochtans had de actie van de Maçonnerie een belangrijke blijvende ontkerstening in de hand gewerkt, vooral in de Waalse industriële centra, te Brussel, Antwerpen en Gent. Na de eerste wereldoorlog bleef de kerkelijke macht gehandhaafd en ontstond er een groots opgezette Katholieke Actie onder impuls van paus Pius XI. De samenleving diende via het lekenapostolaat, onder de leiding van de paus en de bisschoppen, opnieuw gekerstend te worden om zich te kunnen beschermen tegen liberalisme, socialisme, communisme, atheïsme en de Vrijmetselarij. Zevenentwintig jaar later, dus na het beëindigen van de Duitse bezetting kwam de Belgische katholieke wereld evenwel niet ongehavend uit de troebelen van de tweede wereldoorlog, onder andere wegens de opheffing door de bezetter van politieke en sociale structuren, de collaboratie met de Duitsers van heel wat katholieken en later ook de fameuze koningskwestie. De katholieke partijleiding en de Kerk dienden een nieuw offensief in te zetten voor het herstel van de vooroorlogse machtsstructuren en voor de eenheid in eigen rangen. Subsidiëring werd voor het katholiek onderwijs een levensnoodzakelijkheid om te Trigonum Coronatum vzw pag 7 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 kunnen concurreren met het officieel schoolnet. De politiek van de katholieken was er op gericht de groei van het rijksonderwijs af te remmen en in die sector inspraak te verwerven. De geestelijkheid omschreef die politiek als een godsdienstige strijd waarbij de belangen van de Kerk op het spel stonden, beter gekend als ‘de schoolstrijd’, gevoerd van 1950 tot 1959, waaruit het ‘Schoolpact” is voortgevloeid Ik zal hier mijn overzicht afsluiten van de houding van de Rooms-katholieke Kerk ten aanzien van de linkse politiek formaties en de Vrijmetselarij, die daarop een grote invloed had uitgeoefend. De tot aan het decennium van negentienhonderd vijftig behandelde periode ligt ver genoeg achter ons om ze in een serene sfeer te behandelen, waartoe ik dan ook een poging heb ondernomen. Meer recente gebeurtenissen bespreken zou er kunnen toe leiden bepaalde passies te doen oplaaien, wat wij in het kader van de Vrijmetselarij, die in de eerste plaats een inwijdingsorde is, niet wenselijk achten. BESLUIT Uit voorgaande, noodzakelijk zeer beperkte terugblik blijkt dat de houding van de Roomskatholieke Kerk er steeds een is geweest van een onverpoosd streven naar heerszucht, gebaseerd op de stelling dat ze de enige zaligmakende waarheid verkondigt. Om macht te verwerven in de profane samenleving heeft ze alle politieke middelen gebruikt die haar ter beschikking stonden. Ze heeft zich gemengd in de politiek, wat bekend staat als klerikalisme. De Kerk heeft op dat vlak een onverbiddelijke strijd gevoerd tegen al wie niet met haar was, de liberalen, de socialisten, de communisten, de vrijzinnigen, de deïsten en atheïsten en de vrijmetselaren. Pauselijke encyclieken en herderlijke brieven van de bisschoppen, in het verleden gericht tegen de Vrijmetselarij werden dankbaar geëxploiteerd door de Belgische geestelijkheid in haar klerikale actie. Daarbij heeft de Heilige Stoel voortdurend de grenzen overschreden van zijn rol als integere gerechtelijke macht. Van een integere magistratuur wordt nochtans verwacht dat ze eerlijk naar waarheid zoekt, wat de pausen niet hebben gedaan, dat de magistratuur bezield zou zijn door een geest van gerechtigheid, bezieling die de pausen niet hadden, en dat door de magistratuur uitgebrachte aantijgingen en beweringen aan kritiek zou onderworpen worden, wat de pauzen ook niet deden. Zij hebben, denk ik, de Vrijmetselarij vooral om politieke redenen veroordeeld, omdat zij op dat terrein een zondebok nodig hadden, zoals ze dat vroeger met de Joden hadden gedaan, maar wel goed wisten dat de Maçonnerie in feite een voor hen ongevaarlijke vijand was. De Vrijmetselarij moest als voorbeeld worden gesteld van duivelse machinaties tegen het katholicisme en om dat doel te bereiken had men nooit enig gewetensbezwaar gehad omtrent de aangewende middelen. In de meeste gevallen waren de redenen tot veroordeling noch in feite, noch in rechte gefundeerd. “Om redenen alleen door ons gekend” lezen we in één van de encyclieken. Dat heeft niet belet dat, waar het in het politieke kraam paste van het Belgisch Episcopaat, de bisschoppen langs de weg van hun pastoors de Maçonnerie en alles wat er volgens hen mee te maken had aangevallen, belasterd, beklad, vernederd en verguisd hebben en dat ter meerdere glorie van God en van de Katholieke Kerk. Trigonum Coronatum vzw pag 8 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 Maar hoe ziet de huidige toestand er uit? De houding van de Rooms-katholieke Kerk ten opzichte van zogenaamde geheime genootschappen, waartoe de Kerk ongetwijfeld de Vrijmetselarij rekent, wordt bepaald door het artikel 1374 van het canoniek recht, dat als volgt luidt “Wie zich aansluit bij een vereniging die tegen de Kerk samenzweert zal worden gestraft met een rechtvaardige straf, maar deze die er een actieve rol in speelt of die er de leiding van heeft zal gestraft worden door schorsing”. Dat artikel schittert echter niet door duidelijkheid en heeft bijgevolg aanleiding gegeven tot diverse interpretaties. Zo heeft kardinaal Ratzinger, de huidige paus, in 1983 verklaard dat zij die toetreden tot de Vrijmetselarij “in een staat verkeren van grote zonde en de heilige communie niet kunnen ontvangen”. Hoe dan ook kan, naargelang de interpretatie van het artikel 1374; de hoedanigheid van vrijmetselaar leiden tot ernstige nadelen, of zullen we maar zeggen onaangenaamheden, vanwege de katholieke hiërarchie. Ik durf echter hopen dat vandaag de nu nog heersende argwaan en de vooroordelen aan katholieke kerkelijke zijde ten aanzien van de Vrijmetselarij met de tijd volledig mogen verdwijnen. Ik besluit daarom met bemoedigende woorden van pater Jezuïet Michel Riquet,. in 1989 geschreven in zijn woord vooraf van het lijvig werk van pater José A. FerrerBenimeli, met als titel ‘Les Archives secrètes du Vatican et la Franc-Maçonnerie – Histoire d’une Condemnation pontificale’. Pater Riquet verklaart L’oeuvre historique, au sens le plus authentique du mot, du Père Ferrer-Benemeli projette sur la Franc-Maçonnerie d’hier et d’aujourd’hui une lumière qui nous libère des partis-pris systématiques et de l’incompréhension bornée qui, trop souvent, ont obscurci la vérité et créé d’injustes suspicions à l’égard d’un nombre considérable d’hommes de bonne volonté’. In vertaling luidt deze gedachte als volgt Het historische oeuvre, in de meest authentieke zin van het woord, van pater Ferrer-Benemeli werpt op de Vrijmetselarij van gisteren en van vandaag een licht dat ons verlost van systematisch vooropgezette meningen en beperkend onbegrip, die te dikwijls de waarheid hebben verduisterd en onbillijke verdachtmakingen in het leven hebben geroepen ten opzichte van een belangrijk aantal mensen van goede wil. oooOOOooo BIBLIOGRAFIE • Barthier John – “Laïcité et Franc-Maçonnerie” – Editions U.L.B. – Bruxelles – 1981. Trigonum Coronatum vzw pag 9 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 • Bokor Charles V. – ‘Papes, Rois et Francs-Maçons’ – Editions Québec/Amérique – Montréal – 1977. • Cnudde P. – “Histoire de l’Enseignement primaire en Belgique 1816-1930” – Bruxelles – 1930. De Schampheleire Marcel – “Geschiedenis van de Belgische Vrijmetselarij sinds 1830” – Grootoosten van België – Brussel – 1986. Ferrer-Benemeli José A – “Les Archives secrètes du Vatican et la Franc-Maçonnerie – Histoire d’une Condemnation pontificale” – 1989. Foulon Frans – “Le Cléricalisme et la Belgique” – Brussel – 1911. G. R. – “Het Klerikalisme en de Belgische Vrijmetselarij” – bouwstuk – 1991. G. R. – “Belgische Toestanden” – in ‘De Kinderen van de Weduwe’ – Roularta Books – Zellik – 1992. G. R. – “Was Leopold I een ware Maçon?” – in jaarboek nr 2 - Studiekring Trigonum Coronatum – Antwerpen – 1994. G. R. – “De Vrijmetselarij en de Politiek” – in jaarboek nr 5 – Studiekring Trigonum Coronatum – Antwerpen - 1997. Liagre Guy L.J. – “Protestantisme, Maçonnerie en Ideologie” – in Thot nr 1 van jaargang 57 – Maçonieke Stichting Ritus en Tempelbouw – Utrecht NL – 2006. P. W. – “L’Eglise catholique et la Franc-Maçonnerie” – in jaarboek nr 3 – Studiekring Trigonum Coronatum – Antwerpen 1995. “Un Débat sur la Franc-Maçonnerie au Sénat belge en 1912” – Imprimerie Vande Weghe – Bruxelles – 1912. Union et Action – “Documentation anticléricale” – av. du Haut Pont – Bruxelles -1907. Witte Els, Craeybeckx Jan en Meynen Alain – “Politieke Geschiedenis van België van 1830 tot Heden” – Standaard Uitgeverij – Antwerpen – 1990. • • • • • • • • • • • • oooOOOooo Trigonum Coronatum vzw pag 10 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009 Trigonum Coronatum vzw pag 11 / 11 Houding van de RK Kerk t.o.v. de Belgische Vrijmetselarij – 2009