Pensioenfondsen onder de loep

advertisement
Reference is een publicatie van Fortis Insurance Belgium | Emile Jacqmainlaan 53 | 1000 Brussel | Nr 6 Juni 2007
Reference
Employee Benefits magazine
André Rochez (Solvay)
Koen Van Meensel (Bekaert)
Philip Neyt :
“De Europese pensioenmarkt wordt
geraamd op 3,3 biljoen euro !” P.44
Pensioenfondsen
onder de loep
Welke verantwoordelijkheid
voor de werknemers die zitting
hebben in de IBPs ? P.41
80%-regel
Als alles wijzigt, verandert er niets…
P.49
Reference | Nr 6 | Juni 2007
Inhoud
Voorwoord
3
Dossier : Pensioenfonds of groepsverzekering ? Interview
Philip Neyt (ABIP)
4
Rondetafel : pensioenfonds of groepsverzekering
Onze genodigden :
Anne Thiry (ESOFAC)
André Rochez (SOLVAY)
Koen Van Meensel (BEKAERT)
Laurent Feiner (DECAVI)
Evolutie van de pensioenen in Europa Koen De Ryck (PRAGMA CONSULTING)
8
22
Solvabiliteit van de pensioenfondsen in Nederland 28
Marianne M. Zweerts (FORTIS ASR NEDERLAND)
Facts & Figures van de Belgische pensioenfondsen 34
Dura lex sed lex | Fiscale actualiteit
Aangaande het nieuwe fiscale stelsel van de OFPs 38
Dura lex sed lex | Sociale actualiteit
Welke verantwoordelijkheid voor
de werknemers die zitting hebben in de IBPs ?
Véronique Pertry en Marieke Wyckaert (EUBELIUS)
Flexible solutions
Solution -Benefits : uitbesteding van de DC en Cash-Balanceplannen
voor de pensioenfondsen
Syngenta Crop Protection
Gesprek met Ann Van Fraechem, Finance Manager
Korten en bondig
Actualiteit Employee Benefits
41
46
48
49
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | Voorwoord
Pensioenfondsen
Geachte lezeres, geachte lezer,
De nieuwe wet op de IBP (Instelling voor Bedrijfspensioenvoorziening), in werking getreden op 1 januari 2007, heeft het landschap van de tweede pijler in België hertekend. Zij stelt voor de
pensioenfondsen een nieuw prudentieel kader in en introduceert een nieuwe rechtsvorm, namelijk het OFP (Organisme
voor de Financiering van Pensioenen), beter aangepast aan
hun aard. Daarnaast is gezorgd voor een aantrekkelijk belastingstelsel.
België wil zich aldus positioneren als gastland voor pan-Europese pensioenfondsen die zich in de toekomst zouden kunnen
ontwikkelen.
De zesde editie van Reference is gewijd aan die belangrijke
wijzigingen.
Om het onderwerp in zijn context te plaatsen, was het vanzelfsprekend gepast om in eerste instantie het woord te verlenen
aan Philip Neyt, Voorzitter van de Belgische Vereniging van
Pensioen Instellingen (BVPI). Elke waarnemer van de sector
erkent de rol die hij heeft gespeeld in deze evolutie en zijn inzet
om België te promoten als gastland van de pan-Europese pensioenfondsen.
België blijft een land waar de groepsverzekering een overwegende positie inneemt (zowat 80% van de markt van de extra
wettelijke pensioenen). Ongetwijfeld deels omdat we ten
gronde nog steeds een land zijn van kleine en middelgrote
ondernemingen. Maar ook omdat de werkgevers zich willen
ontlasten van de taken verbonden met het beheer van een
pensioenverbintenis, gelet op de ermee gepaard gaande verplichtingen en de toenemende complexiteit van de materie.
De grote bedrijven blijven zich bestendig de vraag stellen
omtrent de keuze tussen Pensioenfonds en Groepsverzekering.
Om het debat op gang te brengen over dit onderwerp, dat al te
vaak emotioneel wordt benaderd, hebben we enkele ervaren
experten en actoren rond de tafel gebracht : Anne Thiry
(ESOFAC), André Rochez (Solvay) en Koen Van Meensel
(Bekaert). Hun interventies zullen u zeker stof tot nadenken geven.
In de lijn van onze Europese gedachtengang, komt vervolgens
Koen De Ryck van Pragma Consulting aan het woord. Als
erkend waarnemer van de sector hebben wij gevraagd de
evolutie van de pensioenen in dit Europese perspectief te
schetsen en hun impact op de oprichting van de pan-europese
pensioenfondsen te evalueren.
Nederland wordt vaak aangehaald als referentie als wordt
gepraat over pensioenfondsen. Hoe verankeren onze buren
van ”boven de Moerdijk” de solvabiliteit van hun pensioenfondsen en welke financieringsregels passen ze toe ? Sommige
ervan lijken regelrecht in te druisen tegen bij ons rotsvast ingeburgerde opvattingen, benadrukt onze collega Marianne M.
Zweers, Beleggingsconsulente bij Fortis Insurance Nederland.
We vonden het ook nuttig om u een « facts and figures » beeld
mee te geven van het landschap van de pensioenfondsen in
België tijdens de jongste vijf jaar.
In onze rubriek «flexible solutions», stellen we het platform
-Benefits voor, dat mogelijk maakt het beheer van DC- en
Cash-Balanceplannen voor pensioenfondsen uit te besteden.
Vervolgens, is het woord aan Ann Van Fraechem van
Syngenta Crop Protection. Zij licht toe hoe haar bedrijf succesrijk is overgestapt van een verbintenis van het type vaste-bijdragen, geëxternaliseerd in een pensioenfonds, naar een
verbintenis van het type Cash Balance, gefinancierd door middel van een groepsverzekering.
Tot slot, in het verlengde van dit thema, analyseert ons juridisch departement de gevolgen van het nieuwe fiscale stelsel
van de OFP.
Van hun kant, bezinnen Véronique Pertry en
Marieke Wyckaert van het advocatenkantoor Eubelius, zich
over de aansprakelijkheid van de beheerders met een arbeidsovereenkomst van paritair beheerde pensioenfondsen.
Ik wens u een leerrijke en aangename lectuur toe. Deelt u mij
gerust uw commentaar mee op het volgende adres :
Jean-Michel Kupper
Bestuurder-Directeur
Fortis Employee Benefits & Healthcare
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Interview
Philip Neyt :
«De europese
pensioenmarkt
zal nog verdubbelen in de
volgende 5 jaar !»
Philip Neyt is chief public affairs officer bij
Belgacom en voorzitter van de Belgische
Vereniging van pensioeninstellingen (BVPI).
Hoe ziet de pensioenmarkt in België
er vandaag uit ?
In België tellen we zowat 260 pensioenfondsen. België is immers een KMO-land
waardoor groepsverzekeringen belangrijker zijn dan pensioenfondsen. De markt
bestaat ongeveer voor 30% uit pensioenfondsen en 70% groepsverzekeringen. Bovendien zijn het vooral de grote
bedrijven en dochters van multinationals
die kiezen voor een pensioenfonds. Globaal vertegenwoordigen de pensioenfondsen een vermogen van ongeveer 18
miljard EUR.
De laatste 5 jaar hebben we een
stagnatie gekend. Hoe komt dat ?
Een belangrijk punt is zeker dat het te
weinig verkocht wordt in de bedrijven.
De studie van Xavier Baeten van Vlerick
toont dit andermaal aan : “Do we have
value for money” ? Wellicht niet. Werknemers zijn zich niet bewust van de waarde
in hun package dat aan aanvullende
pensioenen besteed wordt. En de bedrijven doen er ook te weinig aan om het te
valoriseren.
Er is dus een schrijnend gebrek aan
communicatie rond aanvullende pensioenen. De meeste werknemers weten wel
of ze een aanvullend pensioenplan hebben maar er zijn zeer weinig werknemers
die de inhoud ervan kennen.
Vandaar de noodzaak van een betere
communicatie hieromtrent. En zoals
steeds, “keep it simple”, hoe eenvoudiger, hoe meer succes er zal geboekt
worden.
Ondanks tal van goede verdiensten heeft
de wet Vandenbroucke het allemaal ook
veel complexer gemaakt en draagt ze er
niet toe bij dat alles begrijpbaar en doorzichtig is voor de mensen. Ik zie vooral
het aantal juristen toenemen in onze sector en deze maken het er vaak niet eenvoudiger op.
Daarnaast moeten we vaststellen dat
dankzij de WAP de democratisering van
de aanvullende pensioenen effectief is
ingezet en dat ze een sterke impuls heeft
om aanvullende pensioenen op de
agenda te zetten in de collectieve
arbeidsonderhandelingen. Vergeet niet
dat veel sectoren al lang voor de wet
Vandenbroucke aanvullende pensioenbeloftes hadden. Ten tijde van mijn thesis
in 1988 deed ik een analyse van de
CAO’s en er waren toen reeds 10 sectoren waarin in een aanvullende pensioenbelofte werd voorzien, ingebed in de
Fondsen voor Bestaanszekerheid.
Hoewel we er in reële termen de laatste
jaren wellicht op achteruit gegaan zijn, is
grosso modo reeds 50-60% van de
werknemers opgenomen in een aanvullende pensioenregeling. Dit percentage
zal verder stijgen door de toename van
pensioenbeloften in de CAO’s en als de
gezondheidssector en de publieke sector aanvullende pensioenvoordelen zullen
geven aan hun contractueel personeel,
zal dit geen overbodige luxe zijn. De
pensioenfondsen ABP en PGGM, respectievelijk het fonds voor overheidspersoneel en de gezondheidssector In
Nederland, zijn de grootste pensioenfondsen aldaar.
Ik verwacht dat de volgende Regering
voor deze sectoren ook geld vrijmaakt
om in een aanvullend pensioen te voorzien.
Deze democratisering van de aanvullende pensioenen draagt er bovendien
toe bij dat er een politieke consensus is
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 5
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Interview
Philip Neyt : « Laat ons nu eens stoppen met te zeggen : oké pensioenfondsen en groepsverzekeringen, die hebben tegengestelde
belangen, ik heb daar nooit in geloofd en zal daar ook nooit in geloven. Ook bij Belgacom hebben we trouwens beide oplossingen.»
om de 2e pijler verder uit te bouwen en
dat deze niet meer in vraag gesteld
wordt.
Hoe ziet u de pensioenmarkt in
Europa ?
Het potentieel is gigantisch. Er bestaat
een markt van 3,3 biljoen EUR, maw tussen 35 en 40% van het BNP van de EU
lidstaten. Deze markt zal nog verdubbelen in de volgende 5 à 7 jaar ! Denken
we ook bijvoorbeeld aan alle nieuwe
Europese lidstaten die overstappen van
het communistische model naar een
ultra–liberaal model en hun pensioenen
in kapitalisatie organiseren. En uiteraard
is er de impact van de vergrijzing. Je
krijgt dus een gigantische markt in aanvullende pensioenen in kapitalisatie waar
paneuropese pensioenfondsen een
steeds groeiende rol zullen spelen.
Dus het is economisch belangrijk voor
een land als België dat we een stuk van
de koek kunnen naar hier halen. Zeker
als open economie met een vrij centrale
positie binnen Europa en met een sterke
knowhow en ons internationaal profiel,
zowel vanuit verzekerings- en vanuit de
financiële instellingen in het algemeen,
positioneren we ons goed. Ook als ik kijk
naar asset managers, verzekeraars, scoren we zeker niet slecht inzake performantie. Ik denk dat we zelfs niet moeten
onderdoen voor de grotere landen zoals
de UK. De financiële dienstensector is
niet onbelangrijk voor een land als België
en ons land moet het vooral hebben van
zijn dienstensectoren. Asset Management
is een sector met hoge toegevoegde
waarde en is thans zeer gefragmenteerd
binnen Europa. Pensioenfondsen kunnen
binnenkort hun institutionele bevek
oprichten. Dit is terug een grote troef
vermits uiteindelijk de institutionele
klasse binnen de beveks nu uiteindelijk
een wettelijk kader heeft en erkend
wordt. Deze troeven moeten we uitspelen en we moeten België lanceren als
vestigingsplaats voor grensoverschrijdende pensioenfondsen én asset
management. Waar Dublin en Luxemburg de back office zijn van de hedge
fundsen en de fondsen, kan Brussel uitgroeien tot een administratiekantoor en
competence center voor pan-Europese
pensioenfondsen en daaraan verbonden
het Europees centrum van “institutional
asset management”.
Shared services centers voor pensioenfondsen zijn een geweldige opportuniteit
voor tal van dienstverleners in de pensioensector. Het is een groeimarkt niet
alleen voor pensioenfondsen, maar ook
voor verzekeraars. Laat ons nu eens
stoppen met te zeggen : oké pensioenfondsen en groepsverzekeringen, die
hebben tegengestelde belangen, ik heb
daar nooit in geloofd en zal daar ook
nooit in geloven. Ook bij Belgacom hebben we trouwens beide oplossingen. We
kunnen zeer complementair zijn, en tenslotte hebben pensioenbeheerders in
een bedrijf slechts één belang nl. “de
beste” oplossing voor de deelnemers én
de werkgever, via welke formule dit ook
is ; een zelfstandig pensioenfonds, het
outsourcen aan een verzekeraar of de
combinatie van beide. Ik kan u zeggen
dat ik binnen Belgacom Groep al evenveel groepsverzekeringen heb afgesloten
als pensioenfondsen heb opgericht.
Welke zijn de succesfactoren voor
een paneuropees pensioenfonds ?
De pan-Europese pensioenfondsen richten zich essentieel naar Multinationals.
Deze streven naar meer schaalvoordelen
en centralisatie van hun non-core activiteiten en hebben oog voor een betere
kostenbeheersing, risicocontrole en een
grote graad van consistentie.
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | Daarnaast zoeken zij naar oplossingen
voor hun mobiele werknemers. Het is
een zeer gespecialiseerde en complexe
materie geworden waar expertise gebundeld wordt in “shared services” centra
met de know how op één plaats... Vergeet ook niet dat in toepassing van de
internationale boekhoudnormen de
activa en de pensioenverplichtingen, aan
marktwaarde, mee in de balans worden
opgenomen en dat de jaarlijkse kost
door de P&L van de onderneming gaat.
Vandaar de noodzaak om de belangrijke
pool van assets en liabilities centraal te
beheren en te managen, want het goed
beheer is niet neutraal voor de jaarrekening van het bedrijf. Ze moeten worden
gerund als profit centers.
Wat zijn de belangrijkste hinderpalen
voor een pan-Europees pensioenfonds ?
Uiteraard zijn er nog heelwat hinderpalen
en hoe meer je centraliseert hoe meer
communicatie van belang wordt. De
benefit design en de communicatie zullen bijvoorbeeld lokaal blijven omdat de
sociaalrechtelijke aspecten en de sociale
zekerheid te sterk verschillen van land tot
land. Ik vraag me trouwens af of het
wenselijk is om naar één plan te evolueren. De uitvoering kan men centraliseren
maar m.i. is het niet wenselijk één pensioenplan te hebben ; het plan kan een
mooie aanvulling zijn voor een Italiaanse
werknemer maar absoluut ontoereikend
voor een Engelse werknemer. Als multinationals starten met een pan-Europees
plan, zien we vaak dat ze starten met de
groep van internationaal mobiele werknemers.
Fiscaal is het issue van de aftrekbaarheid
van de stortingen aan pan-Europese
fondsen voor de meeste landen geregeld. Wel blijft er in vele gevallen nog een
fiscaal probleem voor de transfert van
opgebouwde reserves.
Hoe ziet u de positionering van België ten aanzien van andere landen
zoals Luxemburg en Ierland, wat zijn
voor België de + en – punten ?
In België blijf je onderworpen aan de
CBFA ( Commissie voor Bank, Financiën
en Assuranties). Met de nieuwe wetge-
ving heb je het voordeel dat een panEuropees pensioenfonds slechts aan één
supervisor, in casu de CBFA, is onderworpen : dus één structuur, één pensioenfonds waar je al uw buitenlandse
plannen kunt bij aansluiten, m.a.w. één
toezicht = pooling van liabilities. Dat is
veel makkelijker.
België positioneert zich bovendien als
regulator met een meer pragmatische,
tailor made aanpak en differentieert zich
van overgereguleerde markten zoals NL
en UK.
Ons land komt er nu ook veel beter uit
op fiscaal vlak met de zero taxation. De
Belgische belastingsverdragen zijn beter
dan in Luxemburg en Ierland.
Uit vergelijkende studies bij bedrijven en
zogenaamde “feasibility” studies van
multinationals die de oprichting van
grensoverschrijdende vehikels analyseren, zie ik inderdaad dat we zeer goed
scoren en de concurrentie met andere
landen goed aankunnen. Onze grootste
troef is de “flexibiliteit” wat een absolute
noodzaak is om rekening te houden met
de noden en de complexe locale situaties.
Hoeveel ondernemingen zou België
kunnen aantrekken ?
Waar België nu aan 0,5% van de Europese markt is, zou men naar 5% kunnen
gaan. Dit is toch een slordige 150 miljard
EUR.
Hoe ziet u de WAP-garantie naar de
aangeslotenen, hoe ziet u dat voor
pensioenfondsen, in het algemeen ?
Deze garantie maakt deel uit van het
sociaal recht en is enkel van toepassing
op Belgische plannen en maakt dus
geen deel uit van de prudentiële wetgeving.
Een garantie van 3,25% in het huidig
renteklimaat is haalbaar (1% reële rente).
In een Japans scenario zou dit uiteraard
geen steek houden.
Het zijn altijd compromissen geweest en
zo is dat ook met de wet Vandenbroucke. We zaten in volle post dotcomsfeer en voor de overheid was het na
jaren met slecht presterende financiële
markten belangrijk om het vertrouwen in
de aanvullende pensioenen te verzekeren door de aangeslotenen te beschermen met de WAP-garantie.
In België en in Nederland zien we dat
kleinere pensioenfondsen hun activiteit stoppen of volledig outsourcen.
Hoe denkt u hierover ?
Dat is dus verbonden met de focus op
core business. Dat moet meer professioneel gerund worden, compliance &
corporate governance, met de complexiteit van verschillende disciplines.
Het is natuurlijk zo dat er veel komt bij
kijken en inderdaad er moet meer
gecommuniceerd en geinformeerd worden, naar de regelgever en vanuit governance ook naar de organen en de
deelnemers.
Belangrijk blijft de lange termijn doelstelling te behouden, te weten wat je zelf
doet en uitbesteedt en hierop als een
goed huisvader toezicht uit te oefenen.
Dit hoeft niet altijd te leiden tot een complexe structuur.
Eenvoud is nog vaak zoek, consultants
moeten hun klant veel meer begeleiden
en vaak eenvoudige oplossingen aanbieden in plaats van complexe structuren
die hij alleen nog verstaat. Ook dit is
governance.
Wat zijn de uitdagingen voor de toekomst ?
Trefwoorden zijn voor mij ten eerste
rechtszekerheid, met een stabiele wetgeving en fiscaliteit. Ten tweede vereenvoudiging, met een open dialoog met
vakbonden en andere stakeholders. Op
de derde plaats transparantie en begrijpbaarheid in alle communicatie, zoals bijvoorbeeld de pensioenfiche zou moeten
zijn.
Men moet blijven sensibiliseren rond
noodzaak en belang van aanvullende
pensioenvorming.
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Rondetafel
Pensioenfonds en/of
Dankzij de recente wet op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening,
genieten de pensioenfondsen in België, sinds 1 januari 2007, een juridisch en
fiscaal stelsel dat aantrekkelijker is dan voorheen.
De vraag of men de voorkeur moet geven aan een pensioenfonds of een
groepsverzekering in het kader van een aanvullend pensioenplan is daardoor
opnieuw actueel. Deze vraag, die niet nieuw is, blijft echter een dilemma en
het debat errond, zelfs onder specialisten, is nog altijd heel geanimeerd. Door
de recente evolutie werd deze discussie opnieuw aangewakkerd.
Reference vond het dan ook nuttig om eens een aantal mensen samen te zetten, om verder te gaan dan de emotionele discussie over de verschillen tussen
deze twee pensioenoplossingen.
Opgetekend door Laurent Feiner, journalist gespecialiseerd in verzekeringen.
Reference
Reference
by Fortis
by Fortis
Insurance
Insurance
Belgium
Belgium
| Janvier
| Juni 07 | groepsverzekering ?
Heel wat ondernemingen voeren een
aanvullend pensioenplan in, meestal
door gebruik te maken van de techniek van de groepsverzekering. De
werkgevers van grote ondernemingen kunnen ook hun eigen pensioenplan organiseren via een
pensioenfonds.
Welke oplossing moet men kiezen :
het pensioenfonds en/of de groepsverzekering ? Wat zijn de criteria die,
volgens u, de balans doen overhellen
naar de ene formule in plaats van
naar de andere ?
André Rochez : Ik zou een hele reeks
specifieke criteria op een rijtje zetten
waardoor het gemakkelijker is een keuze
te maken :
a. Het sociale aspect is het eerste criterium dat moet bekeken worden : op
dat vlak is de keuze voor de ene of
voor de andere formule niet neutraal
ten opzichte van de sociale partners.
Opteren voor een pensioenfonds betekent dat de onderneming het personeel meer wil betrekken (op
administratief, sociaal en financieel
vlak). Wat wil zeggen dat de ondernemingsraden en de syndicale delegaties
nog een woordje meer te zeggen hebben, dan wanneer de werkgever bijvoorbeeld zou opteren voor een
groepsverzekering. Het pensioenfonds
vertegenwoordigt tegelijkertijd de
werkgever en zijn werknemers.
b. De service aan de aangeslotenen : de
kwaliteit van de informatie die men
De deelnemers
Van links tot rechts :
Karel Coudré (Head of Marketing - Fortis
Employee Benefits & Healthcare).
Michèle Van den Spiegel (Deputy General
Manager Major & International accounts - Fortis
Employee Benefits).
Jean-Michel Kupper (Managing Director - Fortis
Employee Benefits & Healthcare).
Laurent Feiner
(DECAVI).
André Rochez (Head of Group Compensation
and Benefits - Solvay).
Anne Thiry (Managing Partner - ESOFAC
Belgium).
Koen Van Meensel (Group Compensation &
Benefit Manager - Bekaert).
André Rochez (Solvay) :
“Opteren voor een
pensioenfonds betekent
dat de onderneming het
personeel meer wil
betrekken.”
aan het personeel wil geven is eveneens ontzettend belangrijk. De storting
van de prestatie (meer bepaald in
geval van overlijden of invaliditeit) is
een sleutelmoment waarop de kwaliteit van de service onberispelijk moet
zijn en waarmee rekening moet worden gehouden door de werkgever bij
de keuze voor de ene of de andere
formule.
c. De werkingskost (administratie, beheer
van de financiële activa, consultancy)
is eveneens een criterium waarmee
rekening moet worden gehouden
(zonder ons te willen uitspreken over
de vraag of het opteren voor een pensioenfonds in plaats van voor een
groepsverzekering duurder is voor een
werkgever). We moeten toegeven dat
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Rondetafel
Koen Van Meensel (Bekaert) :
“Laat ons eerlijk zijn :
bij pensioenfondsen is de
administratie zwaarder dan
bij de groepsverzekering.”
een kleine onderneming zich financieel
niet kan permitteren om te kiezen voor
een pensioenfonds…
d. De verbintenissen van de werkgever :
wat de plannen van het type «Defined
Benefit» (plan met vaste prestaties)
betreft, vertegenwoordigen deze verbintenissen zo’n 40% tot 80% van de
beurskapitalisatie van de onderneming. Vanuit een algemeen standpunt
is het pensioenrisico dus heel groot op
het vlak van human resources. Dat
kan aanzienlijke gevolgen hebben voor
de resultaten van een onderneming.
e. Ook de gewaarborgde intrestvoet is
een heel belangrijk criterium. Zelfs
indien de tendens op dit ogenblik wat
aan het keren is. De verzekeraars stelden in het verleden immers meer formules met gewaarborgde intrestvoet
voor. De werkgever kon zich op dat
vlak dus verlaten op de verzekeraar.
Nu stellen de verzekeraars steeds
meer formules voor zonder gewaarborgd rendement… net zoals de pensioenfondsen.
f. De transparantie vanuit een algemeen
standpunt (meer bepaald op financieel
vlak) : die moet ten opzichte van de
werknemers groter zijn indien men
intern beschikt over de nodige instrumenten om dit te concretiseren.
Koen Van Meensel : Ik ben het vrij eens
met de punten die André Rochez uit de
doeken heeft gedaan. Hij heeft de voornaamste selectiecriteria opgesomd. Bij
Bekaert stellen wij trouwens beide formules voor aan ons personeel.
Algemeen gezien hebben wij beslist om
de groepsverzekering te promoten voor
de pensioenplannen van het type Defined
Contribution (nvdr : een pensioenplan
van het type «vaste bijdragen» is een plan
in het kader waarvan de verbintenis
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 11
wordt aangegaan om periodiek een vaste
premie of een vast percentage van het
salaris van de werknemer te storten. De
toegekende prestatie is het resultaat van
de kapitalisatie van de gestorte premies).
In dit geval genieten wij de schaalvoordelen die de verzekeraar verwezenlijkt in
termen van kosten, beleggingskeuzen en
communicatie aangezien het beheersinstrument gemeenschappelijk is voor
meerdere klanten.
Wat de plannen van het type Defined
Benefit betreft (nvdr : een pensioenplan
van het type «vaste prestaties» is een
pensioenplan waarbij de werkgever zich
ertoe verbindt een bepaalde prestatie toe
te kennen, in rente of in kapitaal. De premies die moeten betaald worden voor dit
type van pensioenplan, worden bepaald
in functie van de te verzekeren prestaties); wij hebben geopteerd voor het pensioenfonds.
Laat ons eerlijk zijn : bij pensioenfondsen
is de administratie zwaarder dan bij de
groepsverzekering.
Er spelen ook nog andere criteria mee :
de gebruikte sterftetafels of de beleggingsmogelijkheden kunnen verschillen
van de ene formule tot de andere.
Maar indien de werkgever opteert voor
een pensioenfonds, dan betekent dat
dat hij, op vlak van het pensioenplan,
een meer paternalistische visie
nastreeft ten aanzien van zijn werknemers. In de praktijk zien wij bijvoorbeeld dat de werknemer een Defined
Benefit plan moeilijker naar waarde
kan schatten dan een Defined Contribution plan. De investering die men als
werkgever doet voor de financiering
van een DC plan is veel duidelijker en
transparanter en wordt waarschijnlijker
daardoor ook beter geapprecieerd. Het
is een tendens die we zien binnen
onze groep.
Jean-Michel Kupper (Fortis Employee Benefits) :
“Wij stellen een waaier van
diensten en oplossingen
voor die beantwoordt aan
alle mogelijke gevallen.”
Wat is de visie van Fortis Employee
Benefits rond heel die problematiek ?
Groepsverzekering of pensioenfonds ?
Jean-Michel Kupper : Wat ons betreft,
wij stellen een waaier van diensten en
oplossingen voor die beantwoordt aan
alle mogelijke gevallen. Met Tak 23 (nvdr :
levensverzekering verbonden aan beleg-
gingsfondsen) voorgesteld in de groepsverzekering, beantwoorden wij aan een
behoefte aan een gediversifieerde belegging en dit al dan niet in het kader van
een afgezonderd fonds. Wij stellen
natuurlijk ook klassieke formules voor
met gewaarborgde intrestvoet in Tak 21
(nvdr : levensverzekering met een
gewaarborgde intrestvoet en dus een
resultaatsverbintenis in hoofde van de
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Rondetafel
Karel Coudré (Fortis Employee Benefits) :
“Wanneer men opteert
voor een grotere return,
moet men rekening
houden met één element :
de kostprijs !”
verzekeraar). En indien de klant dit wenst,
bieden wij ook pensioenfondsen aan.
Wij zijn actiever in de groepsverzekering,
om de eenvoudige reden dat ons land
heel wat middelgrote ondernemingen telt.
Voor dit type van ondernemingen is het
moeilijker te opteren voor een pensioenfonds.
Het voornaamste is de manier waarop de
werkgever het risico inschat en de nodige
solvabiliteit wenst te dekken om het pensioenplan te waarborgen. Het is van
essentieel belang om hem duidelijk de
gevolgen uit te leggen van de verschillende opties die hem worden aangeboden, want uiteindelijk draagt hij de
eindverantwoordelijkheid van de pensioentoezegging.
Indien de onderneming kiest voor het
pensioenfonds, moet zij ook bepalen hoe
het beheer (administratief, actuarieel en
financieel) zal gebeuren : intern of via
onderaanneming ? Wat Fortis betreft,
beschikken wij bijvoorbeeld voor de DC
plannen over een informaticaplatform
voor administratief internetbeheer en
« straight through processing », dat in
staat is beide formules te beheren (pensioenfonds of groepsverzekering).
Michèle Van den Spiegel : Op het vlak
van risk/return, is het de keuze van de
klant om het risico al dan niet te aanvaarden, of dat nu is in een groepsverzekering
via een formule van het type Tak 23 of in
een pensioenfonds. In Tak 23 bestaan er
ook verschillende types van mogelijke profielen : defensief, neutraal of agressief in
functie van het gewenste risicoprofiel. De
prestaties van de twee formules zijn vergelijkbaar voor eenzelfde asset mix.
De laatste jaren ging de tendens duidelijk
naar meer rendement, en dus meer risico’s (vooral tijdens goede beurstijden).
Op lange termijn hebben de pensioenfondsen en de Tak 23 beter gepresteerd.
Zij hebben 30% tot 50% belegd in aandelen en 70% tot 50% in obligaties, het
saldo werd belegd in liquiditeiten, in
onroerend goed of in minder belangrijke
activaklassen. Op korte termijn daarentegen is de return van Tak 23 en van de
pensioenfondsen volatieler dan een formule met gewaarborgde intrestvoet. De
periode 2001-2005 met de beurscrash is
daar een voorbeeld van : het jaarlijks rendement bedroeg slechts 2,6% en was in
bepaalde gevallen zelfs negatief.
Karel Coudré : Maar wanneer men
opteert voor een grotere return, moet
men rekening houden met één element :
de kostprijs ! Een pensioenfonds kan
vergeleken worden met een kleine verzekeringsmaatschappij : het wordt geconfronteerd met een massa verplichtingen
zoals eigen boekhouding, actuarieel
beheer, juridische beperkingen (toepassing van de regels verbonden aan
Solvency II, benoeming van een compliance officer…).
Zijn de verschillen tussen de twee
formules op dit ogenblik nog zo uitgesproken ?
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 13
Anne Thiry : Neen, veel minder ! Vroeger
waren de verschillen tussen een groepsverzekering en een pensioenfonds veel
meer uitgesproken. Er waren gegronde
criteria om de ene of de andere formule
voorrang te geven. Ik citeer een paar
voorbeelden :
het verbod om aan collectief beheer te
doen in groepsverzekering : enkel het
beheer in individuele rekening was
toegestaan (wat de administratie heel
zwaar maakte) ;
de sterftetafels en de intrestvoeten
waren verschillend voor de twee formules ;
de mogelijkheid om, tot in 1996, geen
verworven rechten toe te kennen in
het kader van de pensioenfondsen ;
de toepassing van de taks van 4,40%
op de premies in groepsverzekering…
in tegenstelling tot de pensioenfondsen, die slechts onderworpen waren
vanaf 1994.
De «rationele» verschillen bestaan nagenoeg niet meer. Aan de andere kant, kun-
nen we nog meer emotionele elementen
naar voren schuiven om het pensioenfonds voorrang te geven op de groepsverzekering… of omgekeerd. Om slechts
één voorbeeld te noemen, wat duidelijk in
het voordeel of het nadeel van het pensioenfonds kan spelen, dat is het paritair
beheer ervan. Sommige vakbonden kunnen vragende partij zijn en, op basis van
dit ene aspect, het pensioenfonds verkiezen. Maar ik heb ook bedrijven gekend
die, integendeel, bereid waren te opteren
voor een pensioenfonds en uiteindelijk
een stap achteruit hebben gezet, net
omdat zij niets wilden horen over paritair
beheer.
In de groepsverzekering kan dit argument
gecouterd worden door de formule van
een paritair samengesteld toezichtscomité.
Het aspect transparantie is ook een
belangrijk criterium. De kosten aangerekend in pensioenfondsen zijn heel transparant. Compleet het tegenovergestelde
van de verzekeraars die op dit ogenblik
zeker inspanningen leveren : maar we
moeten toegeven dat ze nog een hele
weg af te leggen hebben als we het hebben over transparantie !
Ten slotte wil ik nog een laatste criterium
vermelden : de onafhankelijkheid. Indien
de aangeslotene, om een of andere
reden, van formule wil veranderen, dan is
dit heel eenvoudig in een pensioenfonds,
maar veel moeilijker in een groepsverzekering (gezien de uitstapkosten die in dat
geval van toepassing zijn). In het kader
van een groepsverzekering moet men
altijd onderhandelen.
Er zijn ook criteria die ertoe aanzetten niet te kiezen voor een pensioenfonds…
Anne Thiry : Ja, en ik herhaal het nog
eens : het paritair beheer. Indien de
onderneming dit niet wil, dan moet ze
niet kiezen voor een pensioenfonds !
André Rochez : Of ook het feit dat kie-
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Rondetafel
zen voor een pensioenfonds impliceert
dat de werkgever zijn personeel meer
verantwoordelijkheid wil geven.
Anne Thiry : Er zijn op dit ogenblik zeker
fondsen die te klein zijn om rendabel te
kunnen zijn.
Anne Thiry : Ja, dat argument van een
aandeelhouder die moet vergoed worden
door de verzekeraar mag zeker niet over
het hoofd gezien worden…
niet dat de onderneming-sponsor van
een pensioenfonds ook vergoed wil worden voor het «solvabiliteitskapitaal» dat zij
moet vrijmaken om het voortbestaan van
het fonds te waarborgen ? Ik zie geen
essentieel verschil… Een gegeven pensioenplan draagt een bepaald aantal risico’s (liabilities, assets, ALM, dekkingen,
enz.) die niet verschillen van de ene formule tot de andere. De solvabiliteit is een
manier om de dekking van die risico’s te
meten. Op dit ogenblik zijn de solvabiliteitsregels verschillend voor de twee formules. Maar we kunnen ons toch
verwachten aan een harmonisering, meer
bepaald in het kader bijvoorbeeld van de
evolutie van de IFRS-normen of de invoering van Solvency II.
Karel Coudré : Natuurlijk moet het pensi-
Jean-Michel Kupper : Maar denkt u
Anne Thiry : Ja, akkoord… maar de ver-
Meerdere malen hebben we de term
«omvang» gehoord… Moet een pensioenfonds voldoende kritische
omvang hebben om rendabel te zijn ?
De toegenomen verantwoordelijkheid
brengt immers een stijging van de
administratieve kosten met zich mee.
Dit argument speelt ook voor de
verzekeraars. Wat is uw standpunt
hierover ?
oenfonds een kritische omvang hebben,
aangezien het te maken krijgt met structuurkosten die het moet betalen. Maar de
verzekeraar heeft het voordeel te beschikken over een ruimere financiële basis dan
een pensioenfonds, meer bepaald in solvabiliteit. Deze moet natuurlijk worden vergoed. Daarom is een kritische omvang
nodig om deze verschillende beheerskosten te kunnen dragen. Specialisten spreken over een bedrag van zo’n 250 miljoen
EUR aan assets opdat een pensioenfonds
rendabel zou zijn.
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 15
goeding is niet dezelfde ! In Tak 23 is het
type van solvabiliteit niet identiek aan die
welke wordt toegepast voor de producten van het type Tak 21. Welnu, de verzekeraar vergoedt zijn aandeelhouder toch.
Michèle Van den Spiegel : Ja, maar
zoals u zegt, is de vereiste solvabiliteitsmarge in Tak 23 veel lager dan in Tak 21 !
Karel Coudré : In ieder geval, een waarborg kost altijd geld. Men dient het eventuele bestaan van een waarborg te
onderzoeken en zich volledig transparant
op te stellen.
Michèle Van den Spiegel : Dat is het
hele probleem van het debat tussen een
middelenverbintenis (nvdr : verbintenis
om de fondsen te beheren als goede
huisvader, zonder rendementsgarantie)
en een resultaatsverbintenis.
André Rochez : Het criterium van de
«omvang» heeft een weerslag op heel
wat aspecten, waaronder meer bepaald
de administratie en de te dragen kosten.
Een pensioenfonds is gewoon ondenkbaar voor kleine ondernemingen. We
kunnen ons bijvoorbeeld inbeelden om te
opteren voor een pensioenfonds voor
een onderneming waarvan het personeelsbestand zich zou beperken tot een
honderdtal personen.
We kunnen ons afvragen wat de minimumomvang moet zijn van een onderneming om de optie van een pensioenfonds
ten opzichte van een groepsverzekering
te rechtvaardigen. Ik denk dat dat een
vraag is die men zich, geval per geval,
moet stellen… De Solvay-groep heeft een
farmaceutisch bedrijf in België, dat 60
mensen tewerkstelt. Wij gaven de voorkeur aan een groepsverzekering, omdat
wij uitgerekend hebben dat een pensioenfonds niet interessant genoeg was.
Anne Thiry : In de grote structuren vindt
men vaak de twee : het pensioenfonds
en de groepsverzekering.
Wat gebeurt er in geval van verlies en
negatief rendement ? Hoe beschermen we de aangeslotenen ? Wat zijn
de verplichtingen van de werkgever
op dat vlak ? Kan u ons uitleggen wat
uw standpunt daarover is ?
Anne Thiry : Omdat de verzekeraars een
rendement waarborgen in bepaalde
Anne Thiry (ESOFAC) :
“Er zijn zeker fondsen
die teklein zijn om
rendabel te kunnen zijn.”
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Rondetafel
delen van hun activiteiten (Tak 21), op dit
ogenblik vaak gelijk aan de te waarborgen intrestvoet aan de aangeslotenen op
de patronale bijdragen van een plan van
het type Defined Contribution (DC) krachtens de wet op de aanvullende pensioenen, worden deze plannen doorgaans
gefinancierd in de groepsverzekering.
Dat is wat we bijvoorbeeld zien in het
kader van de sectorale stelsels van het
type DC, die verkeerdelijk spreken over
hun “pensioenfonds” terwijl ze in feite
geopteerd hebben voor een groepsverzekering, net omwille van deze rendementswaarborg.
De intrestvoeten die door de verzekeraar
worden gewaarborgd worden, op dit ogenblik, als zeer hoog beschouwd en zijn vanuit technisch oogpunt soms moeilijk te
rechtvaardigen, rekening houdende met de
evolutie van de obligatiemarkten. Voortaan
zal een eventuele wijziging van deze intrestvoeten kunnen geschieden door de CBFA
(en niet meer via Koninklijk Besluit), wat de
procedure soepeler zal maken, maar zou
een verschil kunnen veroorzaken tussen de
door de verzekeraars gewaarborgde
intrestvoet en die welke gewaarborgd moet
worden aan de aangeslotenen krachtens
de pensioenwetgeving.
De pensioenfondsen gaan doorgaans
een middelenverbintenis aan en waarborgen dus geen enkel rendement.
In geval van “onderfinanciering” zal de
werkgever het deficit van zijn pensioenfonds moeten aanvullen. De eindverantwoordelijkheid bij de pensioentoezegging
ligt bij de werkgever en niet bij het pensi-
oenvehikel! Het feit om een tweede keer
te moeten storten, is een risico dat voor
de werkgever niet niks is. Zelfs in geval
van verzekering, is dat risico niet volledig
uitgesloten, want de verzekeraar kan nog
altijd failliet gaan.
André Rochez : Het is de werkgever
die, in fine, verantwoordelijk blijft en die
ontegensprekelijk het financiële risico
neemt. Het zou dus kunnen dat hij nogmaals moet betalen.
Koen Van Meensel : Het probleem van
onderfinanciering heeft zich bij ons nog niet
gesteld. In ieder geval moet de financiering
beschouwd worden op lange termijn.
Karel Coudré : We mogen niet vergeten
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 17
dat in Nederland een dekkingsgraad
nodig van 105% voor een plan belegd in
obligaties. Voor een plan belegd voor
50% in aandelen en 50% in obligaties,
dient de dekkingsgraad te stijgen tot
130% om de financiële schok op te vangen. Deze «buffers» zijn essentieel kenmerkend voor de Nederlandse markt.
Dankzij de Solvency 2-regels, moet ook
de verzekeraar een minimale solvabiliteitsmarge aanhouden. In Nederland
worden de pensioenfondsen op hetzelfde
niveau geplaatst en moeten zij eveneens
de nodige garanties bieden op het vlak
van solvabiliteit. In België is dat nog niet
het geval.
De problematiek van «corporate
governance» (professionalisering,
belangenconflicten…) met betrekking
tot de pensioenfondsen is een heel
belangrijk punt. Er werden strikte
regels voorgeschreven. Hoe wordt
die controle bij u waargenomen ?
Hoe zet u die om in de praktijk ?
Koen Van Meensel : Op dit ogenblik is
er geen enkel probleem bij Bekaert. Wij
zijn ons zeker bewust van het probleem
en engageren ons om ook dit aspect van
«corporate governance» correct, maar
toch ook met het nodige pragmatisme te
regelen. Maar ik moet toegeven dat al die
verplichtingen nog niet echt in teksten
werden gegoten.
Het moet ook gezegd dat deze materie
heel ingewikkeld is. Het is niet altijd
gemakkelijk om de geschikte mensen te
vinden om te zetelen in de verschillende
voorziene organen. Dat blijft tot nog toe
een technische materie die nog niet
iedereen aanspreekt.
Anne Thiry : Op dit ogenblik beschikken
nog maar weinig fondsen over regels die
Karel Coudré (Fortis Employee Benefits) :
“In Nederland, voor een
plan belegd voor 50% in
aandelen en 50% in
obligaties, stijgt de dekking
zelfs tot 130% om de
financiële schok op te
vangen. Deze «buffers» zijn
essentieel kenmerkend voor
de Nederlandse markt.”
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Rondetafel
te maken hebben met «corporate governance». Een pensioenfonds zal noodzakelijkerwijs ten minste twee organen
moeten tellen : de algemene vergadering
(van de leden van een VZW of van een
Organisme voor de Financiering van Pensioenen, of van de vennoten van een
Onderlinge verzekeringsvereniging - OVV)
en een raad van bestuur. Daarbij kunnen
dan nog organen komen voor het dagelijkse beheer (operationele organen).
Natuurlijk beschikken de grote fondsen
over alle operationele organen (financiële
comités…), maar zij wachten nog altijd
op een circulaire van de CBFA om het
organisatorisch en structureel aspect te
finaliseren. Alles is nog niet definitief, o.a.
wat de regels met betrekking tot de compliance officer betreft. We verwachten
meer verduidelijking van de CBFA in dit
verband.
André Rochez : Op sociaal vlak is deze
problematiek interessant. We merken dat
de sociale partners er meer bij betrokken
willen worden. Maar ze moeten ook
begrijpen dat ze dan meer verantwoordelijkheid krijgen. Het ene gaat niet zonder
het andere.
Deze tendens is ook interessant, omdat
hij ook in andere sociale materies dan die
van de pensioenen zou kunnen ontstaan.
Dat zou zich als een olievlek kunnen uitbreiden. De sociale partners zijn er zich
van bewust dat ze rechten hebben… en
verplichtingen. Voortaan moeten ze meer
betrokkenheid aan de dag leggen om
een hele reeks problemen op te lossen.
Op niveau van de groep hebben wij een
gedragscode opgesteld. Zo beschikken
wij ook over een «Pension policy». Wij
hebben eveneens beleggingsprincipes
uitgevaardigd. Wij gaan na wat er
gebeurt op internationaal niveau om de
werkingsregels proberen te begrijpen en
op die manier gedragsregels op te stellen
voor heel de groep. Zo bestuderen wij
het type van bestaande organen en de
haalbaarheid van een pan-Europees pensioenfonds.
Zo hebben wij ons de vraag gesteld of
het interessant zou zijn om een bepaald
aantal pensioenfondsen in het buitenland
te groeperen. Dat doet heel wat vragen
rijzen die niet eenvoudig op te lossen zijn.
Jean-Michel Kupper : De nieuwe reglementering zal leiden tot een grotere professionalisering (benoeming van een
compliance officer, risk management
structuur…) en tegelijkertijd ook tot meer
uitbesteding. Wat op zich positief is voor
Jean-Michel Kupper (Fortis Employee Benefits) :
“In de toekomst zullen de grote
pensioenfondsen meer een beroep
doen op consultants, verzekeraars,
beheerders, enz. Dat is een tendens
die niet te ontkennen valt.”
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 19
de verschillende marktspelers. In de toekomst zullen de grote pensioenfondsen
meer een beroep doen op consultants,
verzekeraars, beheerders, enz. Dat is een
tendens die niet te ontkennen valt…
Deze opmerking geldt eveneens voor de
verzekeraars voor wie de reglementering
ook complexer wordt, en dan citeren we
enkel het domein van het risk management (zie nieuwe circulaire van de CBFA).
Al deze maatregelen gaan in de goede zin,
als we het hebben over de bescherming
van de rechten van de aangeslotenen.
Maar elke medaille heeft haar keerzijde :
de kostprijs van deze nieuwe verplichtingen zal wegen op de eindreturn.
André Rochez : De complexiteit van
deze materie heeft nog een ander gevolg :
we gaan steeds meer van plannen van het
type Defined Benefit naar plannen van het
type Defined Contribution.
Denkt u dat de level playing field
(fiscale coherentie) tussen de pensioenfondsen en de groepsverzekeringen nog verwezenlijkt wordt na de
laatste hervormingen op het vlak van
fiscaliteit ? Worden de pensioenfondsen voortaan niet bevoordeeld
ten opzichte van de groepsverzekeringen ? De pensioenfondsen moeten immers niet meer de taks tot
vergoeding van de successierechten
betalen en bovendien kunnen zij
voortaan de roerende voorheffing op
hun beleggingen recupereren.
Anne Thiry : Eén van de verdiensten van
deze nieuwe wet is de grotere transparantie op het vlak van de beleggingspolitiek van de pensioenfondsen. In het
verleden belegden de pensioenfondsen
in kapitalisatiebeveks, grotendeels om de
roerende voorheffing te vermijden. De
beleggingspolitiek was dus duidelijk
gestuurd vanuit een fiscaal oogpunt. De
statistieken met betrekking tot de beleggingen van de pensioenfondsen waren
dus niet zo transparant op het vlak van
de keuze aandelen/obligaties gemaakt
door de pensioenfondsen in België.
Voortaan is de situatie veel duidelijker op
het vlak van de beleggingen door pensioenfondsen. Hun beheerders zullen zich
kunnen richten tot andere types van
beleggingen, aangezien de pensioenfondsen de roerende voorheffing voortaan kunnen verrekenen met de
eindbelasting.
Een ander element : de BTW. Vroeger
was de BTW niet recupereerbaar in
hoofde van de pensioenfondsen. Men
factureerde de prestaties aan de werkgever. Voortaan gaat men «rechtstreeks»
factureren aan de pensioenfondsen, die
de betaalde BTW kunnen recupereren.
Een ander posifief fiscaal criterium voor
de pensioenfondsen is de niet-toepassing van de taks van 0,17%, die voortaan
niet meer verschuldigd is. Maar daar
hadden heel wat pensioenfondsen reeds
op vooruit gelopen, door in het verleden
de vorm aan te nemen van een OVV
(onderlinge verzekeringsvereniging), om
die taks niet te moeten betalen. Met als
gevolg een structuur die niet aangepast
was aan pensioenfondsen, wat zelfs
gevaarlijk was voor hun juridisch statuut.
Het nieuw statuut heeft de verdienste
transparant te zijn... Bovendien zullen de
pensioenfondsen gesitueerd in België,
dankzij deze reglementering, minder
geneigd zijn te vertrekken naar het buitenland.
Hebben we nog een level playing
field tussen het pensioenfonds en de
groepsverzekering ? Moeilijke vraag…
Maar ik stel vast dat niets de groepsverzekering tegenhoudt om eveneens
onderworpen te worden aan hetzelfde
regime als de pensioenfondsen. Ik vermeld dit argument voor diegenen die nog
een probleem zouden zien op het vlak
Pensioenfonds of verzekeringsgroep ? | Rondetafel
André Rochez (Solvay) :
“Vanuit het oogpunt van de oprichting van een panEuropees pensioenfonds, is er een criterium dat we
absoluut niet mogen onderschatten : het sociale aspect.”
van het fiscale evenwicht tussen de twee
formules…
Gaat deze nieuwe reglementering
niet leiden tot een belangrijke ontwikkeling van de pensioenfondsen in
België ? En, in een tweede fase, tot
de oprichting van pensioenfondsen
die steeds meer «pan-Europees»
zijn ?
Anne Thiry : Om te antwoorden op uw
dubbele vraag, ik geloof het niet. In de
nabije toekomst verwacht ik geen oprichting van veel Europese pensioenfondsen.
Deze recente Belgische wetgeving werd
in de eerste plaats uitgewerkt om onze
vrees voor een uitwijking van onze fondsen naar het buitenland weg te nemen.
André Rochez : Wat mij betreft, zelfs
indien de huidige wetgeving de fiscaliteit
van de pensioenfondsen positief beïnvloedt, geloof ik niet dat dit een belangrijk
differentiatiecriterium zou zijn om te opteren voor het ene of het andere pensioenvehikel (nvdr : het pensioenfonds of de
groepsverzekering).
België beschikt voortaan over een wetgeving die gunstig is voor de lancering van
pensioenfondsen met een pan-Europese
roeping. Maar de oprichting van een echt
Europees pensioenfonds zal slechts heel
geleidelijk gebeuren. Ik voorzie over een
termijn van verscheidene jaren...
Bovendien, ook al beschikt ons land
voortaan over een gunstige wetgeving,
mogen we niet denken dat de andere landen met gekruiste armen gaan blijven
toezien. Zij zullen ook een wetgeving willen uitwerken die voor hen gunstiger zal
zijn. We zullen een markt kennen waarin
de concurrentie hevig zal zijn door de verschillende van kracht zijnde wetgevingen.
Vanuit het oogpunt van de oprichting van
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 21
een pan-Europees pensioenfonds, is er
een criterium dat we absoluut niet mogen
onderschatten : het sociale aspect. En dit
zal heel moeilijk te beheren zijn. Wat zullen de reacties zijn, bijvoorbeeld, van een
pensioenfonds opgericht voor een Franse
onderneming, dat voortaan beheerd zou
worden vanuit België ? Dat zal niet evident zijn. Ik vrees zware tegenkanting van
de sociale partners, die er geen goed
oog in hebben dat een zo gevoelige
materie uit hun bevoegdheid gehaald
wordt. Deze opmerking geldt ook voor de
overige landen : Duitsland, Nederland,
enz. De Europese Ondernemingsraad zal
een bevoorrechte partner zijn om de
mentaliteit in die zin te doen evolueren.
Wat er ook van zij, indien we op een dag
willen komen tot de oprichting van een
Europees pensioenfonds, zullen we
erover moeten waken een juridische en
fiscale stabiliteit te bieden. En op dat vlak
heeft België niet altijd een voorbeeldrol
gespeeld... Het zal van groot belang zijn
dat we de geldende regels stabiel houden. Landen met een meer stabiele wetgeving zullen bevoordeeld zijn, omdat ze
op een positievere manier ervaren worden. In die zin zullen zij een zekere voorsprong hebben. De buitenlandse
pensioenfondsen zullen bereid zijn zich in
België te vestigen als de spelregels op
voorhand bekend zijn en indien zij een
zekere stabiliteit kennen. Dat is een
geloofwaardigheidsfactor die ik essentieel
acht voor een eventuele lokalisering van
pensioenfondsen in België.
Koen Van Meensel : Ook wat mezelf
betreft, is het criterium m.b.t. de fiscaliteit
geen doorslaggevend element. Ik vind
dat andere criteria veel relevanter zijn : de
transparantie of het paritair beheer. Deze
criteria zijn veel belangrijker, ook al
mogen we het criterium fiscaliteit niet
over het hoofd zien.
Ik stel me ook de vraag van een eventu-
ele effectieve ontwikkeling van de pensioenfondsen in België. Bovendien neemt
de Bekaert-groep een wat afwachtende
houding aan alvorens een bepaalde
beslissing te nemen op het vlak van een
Europees pensioenfonds.
Karel Coudré : De concurrentie zal meer
inspelen op het aspect liabilities (en meer
bepaald op de creatie van deze fameuze
bufferzones zoals in Nederland) dan op
het aspect assets. De nieuwe Belgische
wet is inderdaad veel minder beperkend
op het vlak van de te creëren «buffers».
De nieuwe wet is dus heel positief
voor België…
Jean-Michel Kupper : Inderdaad. We
moeten ons voorbereiden en vooruitlopen
op de evolutie die deze nieuwe wet gaat
teweegbrengen. Wat de pan-Europese
plannen betreft, zien we reeds enkele
voorbeelden van globalisering in termen
van financiële assets voor bepaalde heel
grote fondsen. Op het vlak van liabilities
zijn we nog ver verwijderd van een globalisering door een gebrek aan uniformisering
van alle regels inzake beheer, fiscaliteit, op
sociaal vlak, enz. Dat zal zeker nog wat
tijd in beslag nemen. Wat ook positief is, is
de tendens tot professionalisering die we
in de sector waarnemen.
Koen Van Meensel (Beckaert) :
“Ook wat mezelf betreft, is het criterium m.b.t. de
fiscaliteit geen doorslaggevend element. Ik vind dat
andere criteria veel relevanter zijn : de transparantie of
het paritair beheer.”
Standpunt
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 23
Koen De Ryck :
«België kan een
expertisecentrum
worden voor panEuropese pensioenen»
Hoe evolueren de pensioenen in een
Europese context, en hoe kan de
oprichting van de pan-Europese
pensioenfondsen erdoor worden
beïnvloed ?
Deze dubbele vraag staat centraal in
het artikel van Koen De Ryck,
Managing Director van Pragma
Consulting.
Standpunt
«Op dit ogenblik zijn er ten minste 4
EU-landen die de uitwerking van
« cross-border » pensioenen hebben
toegelaten : Luxemburg, Nederland,
Ierland en België. In voormelde landen
zijn de nieuwe toepassingen meestal
voor multinationale bedrijven bedoeld.»
Op dit ogenblik kampen alle lidstaten
van de Europese Unie met de veroudering van hun bevolking en de
gevolgen daarvan op de pensioenvoorzieningen en de openbare financiën. Door de vergrijzing staat de
sociale zekerheid onder financiële
druk, wat veel landen ertoe aanzet
zo snel mogelijk hun pensioenen te
hervormen.
De meeste EU-lidstaten hebben hun
pensioensystemen zo aangepast dat,
meer nog dan vroeger, de wettelijke pensioenen aangevuld worden door bedrijfspensioenen –de tweede pijler- en door
de derde individuele pensioenpijler.
De financiering van deze pijlers is over
het algemeen complementair : een
omslagstelsel plus, in sommige landen,
een gedeeltelijke kapitaalsdekking voor
de eerste pijler en een kapitaalsdekking
voor de andere pijlers. De tweede pijler
verschilt aanzienlijk tussen de lidstaten,
in termen van belang, dekkingsgraad,
financieringsmethodes en types van
plannen.
In 2004 zijn er tien nieuwe landen toegetreden tot de EU1. Op 1 januari 2007 zijn
er nog eens twee landen toegetreden2.
Deze landen hebben het Europese pensioenlandschap grondig veranderd : de
meeste landen beschikken ook over een
driepijlerssysteem, maar dan anders.
De eerste pijler, die gewoonlijk in omslag
wordt gefinancierd in de EU-27 (de pensioenen voor de ambtenaren niet meegerekend) wordt steeds vaker
gecombineerd met de reservefondsen
‘unallocated funding’, meer bepaald in
België (het zgn. «Zilverfonds»), Zweden,
Ierland en Frankrijk, die gefinancierd worden door middel van een jaarlijkse overheidsbijdrage.
In 6 van de 12 nieuwe lidstaten3 wordt
de eerste pijler gedeeltelijk aangevuld
door verplichte, individueel gefinancierde
rekeningen. Deze landen beschouwen
deze rekeningen als een tweede pijler,
maar in feite gaat het om een eerste pijler-bis (om deze van de tweede pijler,
zoals wij die in het Europa van de 15
noemen, te onderscheiden).
Over het algemeen zijn deze 6 nieuwe
lidstaten verder gevorderd dan sommige
van de EU-15 staten met betrekking tot
de hervorming van de eerste pijler. We
moeten evenwel onderstrepen dat er risico’s verbonden zijn aan deze ontwikkeling, omdat de eerste pijler vaak tot een
zekere armoede leidt en omdat individuen gemiddeld veel minder beleggingsrisico’s verbonden aan een lange
levensduur, annuïteits- en andere risico’s
kunnen dragen dan de overheid, de
werkgevers, sectoren of andere groepen.
Wat zijn de resultaten van de pensioenhervormingen in de nieuwe lidstaten ? (Roemenië en Bulgarije niet
meegerekend)
Er zijn bijna geen bedrijfspensioenen
meer en de rol van de sociale partners
in de pensioenvoorzieningen is minimaal ;
De commerciële sector is sterk aanwezig in de pensioenvoorziening ; de
keuze van pensioenleveranciers,
evenals van beleggingsfondsen, is
vaak beperkt ;
De reserves zijn onderworpen aan
kwantitatieve beperkingen (wat negatieve gevolgen heeft op de financiering, de return en de kosten). In
sommige landen (bijvoorbeeld in
Polen) worden de reserves over het
algemeen enkel belegd op de lokale
markt ;
In een pensioensysteem waar individuele rekeningen worden gebruikt,
zijn de pensioenvoorzieningen vrij
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 25
duur en moeten de individuen meer
beleggingsrisico’s nemen ;
Individuen moeten in dit systeem ook
het langlevenrisico dragen, wat kan
leiden tot abnormaal gedrag (te veel
sparen of te weinig sparen, wat, in dit
geval, aanleiding geeft tot situaties
waarin men zonder geld komt te zitten) ;
Hoe zal het toezicht op de individuen
georganiseerd worden, als het al zo
moeilijk is op financiële instellingen ?
De bijdragen kunnen doorgaans de
nodige vervangingsniveaus niet verzekeren. Het beleggingsresultaat hangt
af van de volatiliteit van de financiële
markten en van het beleggingsgedrag.
Pan-Europese pensioeninstellingen :
een traag proces
Alle EU-lidstaten moeten alle tot hiertoe
verworven Europese reglementering toepassen.
De IORP Richtlijn4, die dateert van 3 juni
2003, wordt streng gecontroleerd door
de Europese Commissie. Deze Richtlijn
legt een algemeen kader voor de panEuropese pensioenfondsen vast. De
belangrijkste doelstellingen ervan zijn de
toelating en de vergemakkelijking van de
“cross-border” activiteiten, de vermindering van de investeringsbeperkingen en
de bepaling van een minimumniveau van
pensioencontrole.
Het proces van verwezenlijking van deze
Richtlijn verliep heel traag. De uiterste
datum voor de transpositie door de lidstaten was 23/09/2005. Tot nu toe hebben niet alle lidstaten deze Richtlijn
volledig kunnen omzetten (bv. Italië).
Sommige landen hebben een ‘letter of
formal notice’5 ontvangen (bv. Polen,
Hongarije en Tsjechië). Andere landen
argumenteren dat ze deze Richtlijn niet
hebben kunnen implementeren omdat zij
geen of bijna geen bedrijfspensioenen
hebben. De ongelijke omzetting van deze
Richtlijn door de lidstaten vormt een rem
op de vooruitgang met betrekking tot de
’cross-border’ pensioenen.
Een ander probleem van ‘cross-border’
voorzieningen en pan-Europese pensioenen is het gebrek aan voldoende belastingsharmonisatie. Er is echter enige
vooruitgang, dankzij de standvastige
houding van de Commissie en de arresten van het Europese Hof van Justitie.
Volgens de IORP Richtlijn zijn er twee
manieren om een pan-Europees pensioenfonds op te richten. Een totaal nieuwe regeling kan worden geconstrueerd
of een bestaande regeling kan worden
aangepast om aan de nieuwe regels
tegemoet te komen.
Op dit ogenblik zijn er ten minste 4 EUlanden die de uitwerking van «crossborder» pensioenen hebben toegelaten :
Luxemburg (Fonds Commun de Placement), Nederland (Fonds voor Gemene
Rekening), Ierland (Common Contractual
Fund) en België (Organisme voor de
Financiering van Pensioenen - OFP)6.
In voormelde landen zijn de nieuwe toepassingen meestal voor multinationale
bedrijven bedoeld.
1
Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen,
Malta, Polen, Slowakije, Slovenië, Tsjechië.
2
Bulgarije, Roemenië.
3
De Baltische staten, Hongarije, Polen en Slowakije.
Standpunt
Een recent CEIOPS-rapport7 somt nu
reeds 48 ‘cross-border’ pensioenplannen in de Europese Unie op. De meeste
ervan werden opgericht nog vóór de
Europese Richtlijn van kracht werd.
Ontwikkelingen in België
In Belgie werden op 1 januari 2007 verscheidene belangrijke nieuwigheden in
verband met aanvullende pensioenen
van kracht.
De OFP als rechtsvorm is door de wet
van 27 oktober 2006 gecreëerd. Deze
nieuwe wettelijke entiteit staat voor een
flexibele organisatie en een betere
beheerstructuur, rekening houdend met
de specifieke behoeften van multinationale bedrijven. Een pensioenfonds dat
zich in België vestigt, kan gebruikt worden voor de verschillende pensioenplannen voor al de werknemers van een
multinational, in welk land ze ook werken, en is alleen onderworpen aan de
Belgische wet. Bovendien is het niet
noodzakelijk voor deze ondernemingen
om sommige activiteiten in België te
hebben.
In toepassing van de IORP Richtlijn is
een OFP aan een beperkt aantal beleggingsregels onderworpen. Het prudentieel kader legt de ‘prudent man rule’ op,
d.w.z. kwalitatieve eerder dan kwantitatieve regels inzake beleggingen.
De minimumeisen inzake solvabiliteit zijn
beperkt. België biedt een actuariële discontovoet van maximum 6% aan, tegenover bijvoorbeeld het markttarief dat in
Nederland wordt aangewend (dit ligt nu
rond de 4%). België vereist ook geen
105% minimum afgefinancierde dekkingsgraad zoals dit het geval in Nederland is (wat kan oplopen tot ongeveer
140% indien men veel aandelen aanhoudt).
Koen De Ryck : “De OFP’s zijn formeel
onderworpen aan 0% vennootschapsbelasting en zijn vrijgesteld van de jaarlijkse
patrimoniumtaks (0.17%) op VZW’s.”
Het fiscaal regime van de OFP’s is aantrekkelijker dan dat van VZW’s vroeger.
De OFP’s zijn formeel onderworpen aan
0% vennootschapsbelasting en zijn vrijgesteld van de jaarlijkse patrimoniumtaks
(0.17%) op VZW’s. Bovendien is het
beheer van de OFP’s vrijgesteld van
BTW.
In het verleden maakten pensioenfondsen dikwijls gebruik van een BEVEK/
SICAV structuur om een voordeliger
belastingsregime te genieten. Dit is niet
meer nodig, maar ook niet verboden ;
toch verwachten wij dat dergelijke structuren minder gebruikt zullen worden.
De OFP’s kunnen ook voordeel halen uit
bepaalde verdragen ter vermijding van
de dubbele belasting afgesloten tussen
België en andere landen.
Deze pan-Europese structuur maakt het
ook mogelijk andere voordelen te genieten, zoals lagere kosten, hogere
opbrengsten, goedkopere financiering en
betere controle van het beheer.
Met het nieuwe fiscaal regime en het
nieuwe prudentieel kader heeft België
veel aan pensioenfondsen te bieden en
kan het een expertisecentrum voor panEuropese pensioenen worden. De CBFA
heeft trouwens onlangs aangekondigd
dat reeds vijf multinationale bedrijven de
nieuwe OFP structuur in België hebben
aangevraagd.
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 27
“Het spreekt voor zich dat Europa meer
invloed zal krijgen inzake hervorming
van de pensioenstelsels, eenvoudigweg
omdat het een bijzonder gevoelige
materie is voor nationale politici.”
Europa als groeimotor
Het spreekt voor zich dat Europa meer
invloed zal krijgen inzake hervorming van
de pensioenstelsels, eenvoudigweg
omdat het een bijzonder gevoelige materie is voor nationale politici. De Amerikaanse senator Patrick Moynihan zei ooit
“Reforming Social Security is like political
suicide” (= hervorming van de wettelijke
pensioenen is zoals politieke zelfmoord).
De nieuwe Belgische wet inzake OFP’s
zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot meer
deelnemers aan aanvullende pensioenen
in België – zowel in pensioenfondsen als
in groepsverzekeringen – en dat is
broodnodig omwille van de vergrijzing
van de bevolking.
Als de OFP-wet ook de lokalisatie van
een aantal pan-Europese pensioenfondsen in België teweegbrengt is dit bovendien een niet te versmaden toemaatje.
4
Richtlijn 2003/41/EG van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht
op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening,
ook bekend als de pensioenfondsrichtlijn.
5
Het is een stap vóór een procedure bij het
Europese Hof van Justitie.
6
Ijsland heeft onlangs de Richtlijn getransposeerd en heeft aangekondigd dat zij ook panEuropese pensioenfondsen gaat aanbieden.
7
The Committee of European Insurance and
Occupational Pension Supervisors.
Pensioenfondsen in Nederland
Pensioen helder en
duidelijk zekergesteld
Marianne M. Zweers,
Beleidsadviseur
Pensioenen bij het
Fortis ASR Adviesbureau Fiscale en
Juridische Zaken.
Het is niet verplicht om pensioen toe te zeggen. Toch is voor een
heel groot deel van de werknemers in Nederland een
pensioenregeling gesloten. Pensioen is daar naast het loon één
van de belangrijkste (en duurste) arbeidsvoorwaarden. Er wordt
jaarlijks zo’n 20 miljard euro aan premie voor pensioenregelingen
betaald. Het totale pensioenvermogen bedraagt zo’n 600 miljard
euro. Pensioen regelt voor een groot deel de financiële
zekerstelling van de oudedag. Die zekerstelling is nu één van de
speerpunten van de Pensioenwet. De nieuwe wet die op
1 januari 2007 de ruim vijftig jaar oude Pensioen- en
spaarfondsenwet heeft vervangen. Jaren en jaren van
voorbereiding zijn er aan voorafgegaan. Een mijlpaal, maar het
zal zeker niet de laatste zijn op het terrein van de
pensioenwetgeving, een terrein waarop het de laatste jaren al zo
rumoerig is geweest.
In dit artikel wordt nader ingegaan op het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen.
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 29
Pensieonfondsen in Nederland
Marianne M. Zweers : “Ook in de Pensioenwet staat het waarborgen van de pensioenen voor de werknemer centraal. Nederland loopt
wat dat betreft voorop.”
Nieuwe regels in de Pensioenwet
Ook in de Pensioenwet staat het waarborgen van de pensioenen voor de
werknemer centraal. Nederland loopt
wat dat betreft voorop. Transparantie,
duidelijkheid en zekerstelling zijn de
speerpunten. Een recht op goede pensioenvoorlichting en eisen aan het vermogen zodat pensioenen ook daadwerkelijk
kunnen worden uitgekeerd zijn het gevolg. Uitgangspunt blijft dat de Pensioenwet het wettelijk kader vormt
waarbinnen sociale partners de inhoud
en uitvoering van pensioenregelingen
vorm kunnen geven. Ze kunnen ondergebracht worden bij ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen
of verzekeraars, tezamen pensioenuitvoerders genoemd.
Naast inhoudelijke voorwaarden voor de
pensioenregeling geeft de Pensioenwet
eveneens spelregels rondom de financiële zekerstelling ervan. Mede als gevolg
van de grote fluctuaties op de financiële
markten van enkele jaren geleden en de
gevolgen daarvan, zijn de regels aange-
scherpt. De financiële normen waaraan
pensioenfondsen zich moeten houden,
worden het Financieel Toetsingskader
genoemd. Zij zijn de basis voor het houden van financieel toezicht door de toezichthouder, De Nederlandsche Bank
(DNB). Voor verzekeraars die pensioenen
in de zin van de Pensioenwet uitvoeren,
zijn de financiële normen in de Wet financieel toezicht (Wft) neergelegd.
Financiële zekerstelling pensioen
De belangrijkste doelstelling van het FTK
is continuïteit van de pensioentoezegging. Risico’s die deze continuïteit bedreigen, moeten vroegtijdig
geïnventariseerd en beheerst worden.
Eventuele negatieve gevolgen moeten
kunnen worden opgevangen. Daarbij zijn
de integere en beheerste bedrijfsvoering,
martkwaardering, vermogenseisen en toetsen en de eis van de kostendekkende premie de centrale thema’s.
Om negatieve gevolgen op te vangen,
dienen de fondsen te beschikken over
voldoende eigen vermogen. De toezicht-
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 31
houder hanteert daarvoor de solvabiliteitstoets die aangeeft of een
pensioenfonds beschikt over een adequate kapitaaldekking. Zo niet, dan zullen herstelplannen moeten leiden tot het
herstel daarvan.
Technische voorziening ook op
marktwaarde
Een zeer belangrijke vernieuwing is het
introduceren van de waarderingsgrondslag op actuele waarde (marktwaarde).
Volgens het FTK moeten ook de verplichtingen op de balans van het pensioenfonds gewaardeerd worden op
marktwaarde. De bezittingen van het
fonds werden al gewaardeerd op marktwaarde. Voorheen werd de waardering
van de verplichtingenzijde door de meeste fondsen op een vaste waarderingslag
van 4% verricht. Uitkeringen werden in
deze methodiek actuarieel contant gemaakt tegen 4%. Marktwaardering heeft
gevolgen voor de hoogte van de verplichtingen en de vaststelling van de
kostendekkende premie. Bij een dalende
rente neemt de dekkingsgraad af en zal
zo gevolg hebben voor de toeslagen en
premie. Met een waardering op marktwaarde moeten pensioenfondsen hun
financiële en beleggingsbeleid opnieuw
bezien.
Vaststellen van de voorziening verzekeringsverplichtingen onder FTK
De technische voorzieningen dienen ten
minste gelijk te zijn aan de contante
waarde van de pensioenverplichtingen
(vastgesteld op basis van de contante
waarde van de verwachte uitgaande
kasstromen voortvloeiende uit de opgebouwde pensioenverplichtingen). Daarbij
moet rekening gehouden worden met
prudente verzekeringstechnische grondslagen, waaronder begrepen de voor-
zienbare trend in overlevingskansen en
verwachte ontwikkelingen van demografische, juridische, maatschappelijke en
financieel-economische aard. De hoogte
van de voorziening wordt vastgesteld op
basis van een actuele rentetermijnstructuur die door DNB wordt gepubliceerd.
Volgens het FTK wordt de technische
voorziening voor pensioenfondsen vastgesteld op basis van de tot de datum
van vaststelling opgebouwde pensioenverplichtingen. Toekomstige salarisontwikkelingen die bij waardering van
pensioenverplichtingen voor een onderneming volgens de International Accounting Standards IAS 19 en IFRS wel een
rol spelen, blijven bij het FTK buiten beschouwing.
Vereist eigen vermogen, minimaal
vereist eigen vermogen en dekkingsgraad
Pensioenfondsen beleggen. Dat brengt
risico’s met zich mee. Daardoor ontstaat
een kans dat de omvang van de waarden – door koersfluctuaties – lager wordt
dan de omvang van de technische voorzieningen. Om die kans te minimaliseren,
moet een pensioenfonds vereist eigen
vermogen aanhouden. Binnen het vereist
eigen vermogen moet een minimaal
vereist eigen vermogen te allen tijde
aanwezig zijn, ongeacht de beleggingswijze. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt circa 5% van de
technische voorzieningen. Alleen als een
fonds het risico herverzekert, geldt een
lagere norm.
Het pensioenfonds stelt het vereist eigen
vermogen zodanig vast dat met een
zekerheid van 97,5% wordt voorkomen
dat het binnen een jaar over minder
waarden beschikt dan de actuele waarde
van de technische voorzieningen. Voor
een standaardpensioenfonds (waarbij
onder andere wordt uitgegaan van belegging voor 50% in zakelijke waarden
en een duration van vastrentende beleggingen en van de verplichtingen van vijf
respectievelijk 16 jaar) komt deze norm
neer op een vereist eigen vermogen van
ongeveer 30% van de technische voorzieningen. De vereiste dekkingsgraad
dient dan dus ongeveer 130% te zijn. De
dekkingsgraad is de verhouding tussen
de waarden van de bezittingen enerzijds
en de technische voorzieningen en het
vereist eigen vermogen anderzijds.
Naarmate een pensioenfonds meer risicovol belegt, zal het vereist eigen vermogen groter moeten zijn. Naarmate het
minder risicovol belegt, kleiner. En voor
een pensioenfonds met een ten opzichte
van een standaardpensioenfonds relatief
jong deelnemersbestand, zal het vereist
eigen vermogen lager mogen zijn dan
wanneer het een relatief oud deelnemersbestand betreft.
Ten aanzien van het vaststellen van het
vereist eigen vermogen kunnen fondsen
uitgaan van een standaardmodel dat
DNB hanteert. In dit standaardmodel
wordt gewerkt met risicofactoren. Met
behulp van deze risicofactoren wordt het
effect (in euro’s) van een onmiddellijke
verandering op het eigen vermogen op
actuele waarde bepaald. Uit de sommering van de verschillende risico’s volgt
dan, rekening houdend met onderlinge
correlaties, het vereiste eigen vermogen.
Afhankelijk van de bedrijfsvoering kunnen
fondsen ook kiezen voor een vereenvoudigd model of een intern model om het
vereist eigen vermogen te kunnen vaststellen. DNB kan hieraan voorwaarden
stellen. Bij de keuze van de modellen
moet het pensioenfonds handelen volgens een bestendige gedragslijn. Door
Pensieonfondsen in Nederland
“Voor een standaardpensioenfonds is er niets aan de
hand als de dekkingsgraad meer dan 130% bedraagt.
Is de dekkingsgraad kleiner dan 130% maar groter
dan 105% dan is er sprake van een reservetekort en
moeten er maatregelen worden getroffen.”
deze keuzemogelijkheid wordt recht
gedaan aan de grote verschillen tussen
fondsen.
Indexaties
Het vereist eigen vermogen geeft aan
welke buffer nodig is met betrekking tot
de onvoorwaardelijke pensioentoezeggingen. Indien indexaties van pensioenen
onvoorwaardelijk zijn toegezegd, dient
hiervoor een technische voorziening te
worden aangehouden. Zijn de indexaties
voorwaardelijk toegezegd (de pensioenuitvoerder moet in zijn communicatie
daarvoor een voorwaardelijkheidsverklaring opnemen) dan kunnen deze op
verschillende manieren gefinancierd worden. Het fonds kan een technische voorziening aanhouden. Het fonds kan zo
ook betalen uit het eigen vermogen dat
uitstijgt boven het vereist eigen vermogen. Bij een standaardfonds moet de
dekkingsgraad in dat geval meer dan
130% bedragen. Ook kan een opslag op
de premie gehanteerd worden of het
overrendement uit beleggingen als financiering worden aangewend.
Herstelplannen bij dekkingstekort
Indien de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is, moet het
fonds een korte- dan wel langetermijnherstelplan opstellen. Voor een standaardpensioenfonds zoals eerder
omschreven is er niets aan de hand als
de dekkingsgraad meer dan 130% bedraagt. Is de dekkingsgraad kleiner dan
130% maar groter dan 105% dan is er
sprake van een reservetekort en moeten
er maatregelen worden getroffen. Het
fonds moet dan beschikken over een
door de DNB goedgekeurd langetermijnherstelplan (met een maximale herstel
periode van 15 jaar). Is de dekkingsgraad zelfs minder dan 105% en is het
eigen vermogen zelfs kleiner dan het
minimaal vereist eigen vermogen, dan
dient het fonds te beschikken over een
kortetermijnherstelplan met een maximale hersteltermijn van drie jaar. De DNB
houdt toezicht op de herstelplannen en
bepaalt of er additionele maatregelen
nodig zijn.
Sturingsmiddelen zijn bijvoorbeeld premieverhoging, indexatiekorting, éénmalige extra werkgeversbijdrage of
versobering van de pensioenregeling.
Kostendekkende premie
Het is onder de Pensioenwet alleen
onder zeer stringente voorwaarden mogelijk om premiekortingen te geven. Een
adequate prijsstelling moet voorkomen
dat een fonds op voorhand te maken
krijgt met tekorten en een procyclisch
verloop van de premie. Fondsen mogen
bij het bepalen van de kostendekkende
premie rekening houden met het rendement op beleggingen. Zij zijn daarbij wel
gebonden aan de maximale parameters
die bij ministeriele regeling zullen worden
vastgesteld. In een evenwichtssituatie
(het fonds beschikt tenminste over het
vereist eigen vermogen) moet het beleid
van het pensioenfonds erop gericht zijn
om structureel op of boven die evenwichtssituatie te zitten. Dit wordt bereikt
door in de kostendekkende premie een
opslag voor het vereist eigen vermogen
op te nemen. Ook het premiebeleid tijdens een herstelperiode mag niet leiden
tot verlenging van de herstelperiode. In
het Besluit FTK wordt geregeld onder
welke voorwaarden fondsen de premieontwikkeling mogen dempen om te voorkomen dat volatiliteit van het rendement
doorwerkt in de jaarlijkse premie. De
pensioenpremie dient namelijk gebaseerd te zijn op de marktrente van het
moment waarop de premie verschuldigd
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 33
(indien van toepassing) de premie uit
hoofde van een herstelplan.
Marianne M. Zweerts : “Naarmate een
pensioenfonds meer risicovol belegt, zal
het vereist eigen vermogen groter moeten
zijn. Naarmate het minder risicovol belegt,
kleiner.”
is. Indien het niet mogelijk zou zijn om de
premieontwikkeling te kunnen dempen,
zouden deze als gevolg van de marktrente van jaar tot jaar sterk kunnen fluctueren.
De kostendekkende premie moet in ieder
geval de volgende elementen bevatten :
de actuariële premie benodigd voor
de pensioenverplichtingen (de onvoorwaardelijk toegezegde pensioenen)
(indien van toepassing) de premie
benodigd voor de financiering van de
voorwaardelijke toeslagverlening
waarbij rekening moet worden gehouden met de indexeringsambitie en de
daarover gemaakte financieringsafspraken
de premie voor het bereiken of in
stand houden van het vereist eigen
vermogen
de opslag voor de uitvoeringskosten
Terugstorting overschotten
Niet lang geleden werden door pensioenfondsen premies teruggestort of een
premiekorting verleend aan de sponsorwerkgever. In de tijd dat de rendementen
op beleggingen jarenlang uitstekend
waren, was hiertegen niet veel verzet.
Anders werd het toen de waarde van de
beleggingen van pensioenfondsen sterk
daalden als gevolg van ontwikkelingen
op de aandelenbeurzen. Veel pensioenfondsen kregen te maken met dekkingsproblemen. Onder het FTK kan een
premiekorting alleen worden gegeven als
aan alle wettelijke eisen hiervoor is voldaan. Voordat pensioenfondsen mogen
overgaan tot terugstorting van overschotten, moeten kortingen op indexatie
en kortingen op aanspraken die in de
voorgaande tien jaren hebben plaatsgevonden, eerst gecompenseerd worden.
Herverzekerd Pensioenfonds
Al naar gelang de soort herverzekering
moeten Pensioenfondsen in meer of
mindere mate voldoen aan de eisen
voortvloeiend uit het FTK. Fondsen die
hun verplichtingen volledig hebben herverzekerd en die toestemming hebben
van DNB, zijn uitgezonderd van de
verplichting een minimaal vereist eigen
vermogen aan te houden. Het fonds kan
volstaan met het opnemen van de
grondslagen uit de verzekeringsovereenkomst. De verzekeraar waar het pensioenfonds de risico’s heeft herverzekerd,
dient zelf reeds te voldoen aan vergelijkbare solvabiliteitseisen. Het opleggen
van een vergelijkbare verplichting voor
zowel het pensioenfonds, als de verzekeraar, wordt als dubbelop ervaren. Maar
het blijft uiteindelijk aan DNB om, al dan
niet door extra regelgeving, een oordeel
te geven of een fonds vrijgesteld is van
het beschikken over een minimaal vereist
vermogen. Een fonds dat niet volledig
herverzekerd is (bijvoorbeeld door middel
van een zogenaamd kapitaalcontract)
dient in ieder geval aan de eisen voortvloeiend uit het FTK te voldoen.
Slot
Pensioen in de arbeidsvoorwaardelijke
sfeer is nog steeds het domein van sociale partners, werkgevers en werknemers.
Zij bepalen hoe de pensioenregelingen
eruit zien. Daar komt geen verandering
in. In de pensioenwetgeving, waarvan de
Pensioenwet slechts één element is, zijn
de grenzen en voorwaarden voor de
vaststelling van die pensioenregelingen
neergelegd. Ook de zekerstelling ervan is
geregeld, want uiteindelijk moeten de
toegezegde pensioenen worden uitgekeerd. Solide solvabiliteitseisen moeten
zorgdragen voor die zekerstelling.
Afbreuk aan de zekerstelling tast immers
garanties op de uitkering van pensioen
aan. Lagere solvabiliteitseisen zouden op
korte termijn financiële ruimte kunnen
geven maar van dit potverteren zal uiteindelijk de deelnemer de dupe zijn.
Dossier
Facts & Figures
van de pensioenfondsen
in België
Met de wijziging van hun juridische
structuur en enkele wijzigingen in de
Wet op de Aanvullende Pensioenen,
stonden de pensioenfondsen de laatste maanden volop in de aandacht.
Maar hoe ziet de markt van de Belgische pensioenfondsen er nu eigenlijk
uit en wat zijn de voornaamste tendensen op deze markt ? Het leek ons
interessant u een «momentopname»
mee te geven van het landschap van
de pensioenfondsen in België tijdens
de jongste vijf jaar.
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 35
In 2005, telde de Belgische tweede pijler markt 247 pensioenfondsen, die in totaal 254.973 aangeslotenen vertegenwoordigden. Dit is een gevoelige stijging van het
aantal pensioenfondsen en aangeslotenen. Deze stijging
is evenwel niet tot uiting gekomen op alle fronten.
Inderdaad, de pensioenfondsen zagen hun aandeel in de
financiering van de tweede pijler markt tussen 2004 en
2005 sterk afnemen1.
Verdeling per sector
Deze grafiek van de verdeling van de pensioenfondsen per
sector geeft duidelijk aan dat tweederden van de pensioenfondsen samengebundeld zijn in drie sectoren.
2% Mineralenextractie
22% Industrie
4% Productie en distributie van elektriciteit, gas
en water
1% Bouwsector
12% Groot- en kleinhandel
0% Hotels en restaurants
7% Transport, opslag en communicatiie
11% Financiële instellingen
34% Onroerende goederen, verhuring en
diensten aan de ondernemingen
1% Openbaar beheer
0% Onderwijs
1% Gezondheidszorg
5% Openbare nutsbedriijven, socio-culturele en
persoonlijke diensten
Naast de matige stijging van het incasso van de groepsverzekeraars, was de achteruitgang van de stortingen bij pensioenfondsen de voornaamste reden voor deze afname. Elementen
die in deze achteruitgang een rol speelden, waren :
de overname van het pensioenfonds van de Haven van
Antwerpen door de Belgische regering.
de positieve rendementen van de financiële markten die
aanleiding gaven tot een reductie van de werkgeversstortingen.
de transferten van de pensioenfondsen naar groepsverzekeringen.
100
24,97%
80
18,68%
60
81,32%
40
20
0
2004
pensioenfondsen
1.001.828.812
groepsverzekeringen 3.039.629.718
2005
737.997.582
3.212.157.311
Ook de uitkeringen die werden verricht door pensioenfondsen
kenden een neerwaartse trend. Zij daalden van 933 miljoen
euro in 2004 naar 922 miljoen euro in 2005. De aangehouden
reserves daarentegen, stegen van 11,530 miljard euro in 2004
naar 13,835 miljard euro in 2005.
Wanneer we kijken naar het gewicht van de pensioenfondsen
in de totale tweede pijler markt (inclusief groepsverzekeraars)
voor wat betreft allocaties en reserves, dan zien we de volgende verdeling :
Reserves 2005
Verdeling naar grootte (gegevens van de enquête van de BVPI)2
Om pensioenfondsen op te delen naar hun grootte, kijkt men
meestal naar de hoogte van de Assets under Management.
Men onderscheidt vervolgens : kleine pensioenfondsen (AuM <
25 Miljoen Euro), middelgrote pensioenfondsen (AuM tussen
25 en 125 Miljoen Euro) en grote pensioenfondsen (AuM > 125
Miljoen Euro).
Indien we de verdeling van het aantal pensioenfondsen naar
grootte vergelijken met de verdeling van hun AuM naar grootte,
komen we tot de volgende conclusie : 67% van de pensioenfondsen vertegenwoordigt slechts 8% van de AuM en 9% van
de pensioenfondsen beheren 67% van de AuM.
100
8%
80
25%
60
40
20
Uitkeringen 2006
0
24,40%
31,25%
68,75%
pensioenfondsen
groepsverzekeringen
67%
67%
24%
9%
Aantal fondsen
> 125 mioe
AuM
25-125 mioe
< 25 mioe
75,60%
1
Bronnen : Statistiek van de verrichtingen van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening , boekjaar 2005 - CBFA en Trimestriële Statistiek
leven 2005 - Assuralia.
2
Bron : Enquête “Survey of Performance and Investment 2005”- BVPI.
Dossier
Verdeling naar type plan en prestatie (enquête BVPI)
Het merendeel van de pensioenfondsen voorzag in 2005 nog
steeds in de opbouw van een aanvullend pensioen van het
type “te bereiken doel”, ook wel “defined benefit” genaamd.
De overige pensioenfondsen bestonden uit gemengde pensioenplannen (14%) of pensioenplannen van het type “vaste
bijdrage” (27%).
In de onderstaande grafiek vindt u de spreiding van de activa
waarin de pensioenfondsen belegd hebben in 2005. De traditionele activaklassen blijven het meest in trek.
41,60%
44,30%
4,90%
1,70
%
Aandelen
Obligaties
7,50%
Indien we de pensioenfondsen indelen op basis van het type
prestatie, stellen we vast dat 38% van de pensioenfondsen
een prestatie stort onder de vorm van een kapitaal en dat 8%
voorziet in een prestatie onder de vorm van een rente. Meer
dan de helft van de pensioenfondsen (54%) laat dus de keuze
tussen kapitaal en rente aan de aangeslotene.
Vastgoed
Het vierde jaar op rij positieve performances
op de tweede pijler markt
In 2005 kenden de Belgische pensioenfondsen een gemiddeld
nettorendement van 15%. Dat is ongetwijfeld een uitzonderlijk
jaar in vergelijking met de negatieve resultaten van 2001 en
2002 (respectievelijk -4,9% en -16,1%).
Lijken de opgegeven rendementen van de pensioenfonden
hoopgevend, dan dient vastgesteld te worden dat de grootte
van het pensioenfonds ten dele een impact heeft op het rendement. De grafiek hieronder geeft aan dat de kleine pensioenfondsen (die bijna 70% van de fondsen vertegenwoordigen)
resultaten boeken die lager liggen dan het rendement van het
Rainbow Green Fonds1. Dit heeft alles te maken met het feit
dat kleine pensioenfondsen over minder investeringsopportuniteiten beschikken en dikwijls geconfronteerd worden met een
hogere kostenstructuur.
25%
20%
15%
10%
5%
0%
-5%
-10%
-15%
-20%
1
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Kleine pensioenfondsen
16,1%
17,1%
12,6%
0,2%
-4,5%
13,3%
7,9%
7,3%
12,7%
Middelgrote pensioenfondsen
18,4%
17,6%
16,2%
-0,6%
-5,0%
-13,8%
8,9%
8,5%
14,9%
Grote pensioenfondsen
17,7%
17,1%
15,2%
0,1%
-5,2%
-11,2%
9,6%
9,2%
15,1%
Rainbow Green
18,1%
18,3%
12,9%
-0,1%
-4,5%
-14,0%
9,2%
7,4%
15,1%
Fonds Tak 23 met een activaspreiding van 50% obligaties en 50% aandelen.
Liquiditeiten
Andere
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 37
Een mini-verzekeringsonderneming
Een pensioenfonds kunnen we best vergelijken met een mini-verzekeringsonderneming. Hierbij vindt u een niet exhaustieve lijst
van taken die het pensioenfonds dient te (laten) vervullen.
Actuarieel beheer
Solvabiliteitsmarge, berekening technische reserves,
berekening minimumreserves
Financieringsplan en berekening van de dotaties
Boeking van de bijdragen en uitkeringen
Beheer van de individuele pensioenrekeningen
voor de individuele bijdragen
Dagelijkse actualisering van de individuele rekening op
basis van de informatie van de activabeheerder
Actuarieel rapport
Aanpassing van de bovenwettelijke voordelen en hun
impact op de kosten
Natrekking van de conformiteit met de bepalingen van
art. 24 van de WAP
Beheer van de pensioentoezegging
Bijwerken van het reglement van het pensioenplan
Behandeling van de individuele gegevens
Beheer bij nieuwe aansluiting
Maandelijkse berekening van de werkgevers- en
werknemersbijdrage
Berekening van de verworven in geval van uitdienst,
ontslag, brugpensioen of pensioen
Storting van de premies op de individuele rekening
Communicatie van de pensioenfiches
Beheer van het financieringsfonds
Jaarlijkse communicatie van het beheersrapport
Honorering van de revisoren en actuaris
Boekhoudkundig beheer
Boeking van de dagelijkse bewegingen
Voorbereiden en beheren van de boekhoudkundige
documenten
Contacten met de revisor
Rapportering aan de CBFA
Opstellen van statistieken voor het NIS
Neerlegging van de balans en de resultatenrekening bij
de Nationale Bank
Administratief beheer
Berekenen van de te vereffenen bedragen (kapitaal of
rente) en uitbetaling
Opstellen van de fiscale fiches
Opstellen van individuele samenvattende pensioenfiches
Betaling van de bedrijfsvoorheffing aan de fiscus
Aangifte en vooruitbetaling RIZIV
Aangifte en betaling van de verschillende belastingen
Antwoorden op de jaarlijkse enquête van de BVPI
Publicaties in Belgisch Staatsblad en Griffie van de
Rechtbank van Eerste Aanleg
Opvolging van de mandaten van de bestuurders en
revisoren
Opvolging van de wetgeving mbt een OFP
Input geven voor de Algemene Vergadering of Raad
van Bestuur
Dienstverlening
Algemene consultancy
Opmaak rapporten
Ontwikkeling website
Infosessies
Brochures
Kosten financieel beheer
Management fee
Kost voor de tariefgarantie
Bewaringskosten
Transactiekosten op aan- en verkoop
Follow-up
Financieel verslag
IAS/FAP
Bijkomende belastingen
Jaarlijkse taks op het patrimonium
Bijdrage aan de BVPI
Taks CBFA
Rechtspersonenbelasting
Roerende voorheffing voor directe beleggingen
Dura lex sed lex | Fiscale actualiteit
Over het nieuw
fiscaal belastingstelsel van de OFP’s
Naast het nieuwe juridisch en prudentieel kader, ingevoerd
door de wet van 27 oktober 2006 waarbij de nieuwe
rechtsvorm van het Organisme voor de Financiering van de
Pensioenen (afgekort OFP) werd ingesteld, heeft de wet
van 27 december 2006 bovendien de OFP’s voorzien
van een nieuw belastingstelsel vanaf 1 januari 2007.
Welke is het beoogde doel ? De fiscale
neutraliteit, dat wil zeggen het vermijden
van fiscale lasten in hoofde van de OFP,
waaraan een inrichter de uitvoering van de
pensioentoezegging heeft toevertrouwd.
Hier is dus geenszins sprake van een
afschaffing van de jaarlijkse taks op de
verzekeringsverrichtingen van 4,40%, die
in principe van toepassing is op de bijdragen die door de inrichter aan de IBP worden gestort (behalve in de veronderstelling
van een sociale pensioentoezegging) of
van een afschaffing van de belasting op
de prestaties - afgehouden in de vorm van
een bedrijfsvoorheffing bij de uitkering
ervan aan een aangeslotene. Wat de wetgever beoogde, is de afschaffing van
bepaalde fiscale lasten die wegen op de
IBP’s zelf, wanneer ze in de vorm van een
VZW of een onderlinge verzekeringsvereniging (OVV in het kort) opgericht zijn.
IBP opgericht in de vorm van een
VZW of een OVV
De VZW’s en de OVV’s zijn in principe
onderworpen aan de rechtspersonenbelasting met als gevolg dat de roerende en
de onroerende voorheffing op de rendementen van roerende en onroerende
activa een definitieve belasting uitmaken.
Welnu, de IBP is, door haar doelstelling en
aard, een professionele belegger van
formaat. Behalve indien wordt geopteerd
voor financiële producten waarvoor in een
specifieke vrijstelling met betrekking tot de
vennootschapsbelasting is voorzien (bv.
kapitalisatie BEVEKs), kan de IBP, die
opgericht is onder de vorm van een VZW
of een OVV, dus een niet te verwaarlozen
fiscale last ondergaan, waardoor haar
activa en dus de voordelen die toegekend
worden aan de aangeslotenen kunnen
verminderen.
Bovendien is de VZW (maar niet de IBP
opgericht onder de vorm van een OVV)
onderworpen aan een jaarlijkse taks tot
vergoeding der successierechten van
0,17%. Deze belasting is verschuldigd op
het volledige vermogen van de VZW –
onder voorbehoud van bepaalde, specifieke vrijgestelde activa – en is dus zeker
ook niet te verwaarlozen.
Het nieuwe regime : vennootschapsbelasting, maar aangepast
Voortaan zullen de nieuw opgerichte OFP’s
evenals de tot OFP omgevormde VZW’s of
OVV’s aan de vennootschapsbelasting
onderworpen zijn. Het gaat echter om een
aangepast regime, dat gerechtvaardigd
wordt door het feit dat de OFP geen commerciële vennootschap die een winst
opbrengt -, in de strikte betekenis van het
woord - waarvan de aandeelhouders kunnen genieten. De OFP moet immers haar
activiteiten duidelijk beperken tot die welke
zijn toegestaan door de wet. De OFP mag
geen ander materieel voordeel verschaffen
Valérie Van Zeveren,
Head of Legal
Support Fortis
Employee Benefits.
Jo Cloetens, jurist
Fortis Employee
Benefits.
dan hetgeen verbonden is aan de verwezenlijking van het doel waarvoor de OFP
werd opgericht (artikel 10 al. 2 en 3 van de
wet van 27 oktober 2006 betreffende het
toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen).
De aanpassing die door de wetgever werd
doorgevoerd, bestaat erin de belastbare
grondslag maximaal te beperken. Dit
stelsel is niet nieuw vermits het helemaal
gelijkaardig is met dit van de Belgische
beleggingsvennootschappen en, o.m. van
de beveks (art. 185bis WIB 92).
Roerende voorheffing
Aangezien de OFP aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, is de
roerende voorheffing die ingehouden
wordt op de roerende inkomsten van de
OFP volledig verrekenbaar met de verschuldigde belasting of terugbetaalbaar
indien deze inhouding het bedrag van de
belasting overschrijdt. Het vormt dan ook
niet meer de zo gevreesde last in hoofde
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 39
van de IBP’s. De OFP zal echter niet ontsnappen aan de last verbonden met
betrekking tot de voorfinanciering van
deze voorheffing, behalve indien later via
koninklijk besluit in een specifieke vrijstelling hieromtrent wordt voorzien.
De OFP zal eveneens in principe de internationale verdragen ter voorkoming van
dubbele belasting, afgesloten tussen
België en andere landen, kunnen inroepen. Ze zullen derhalve de reductie of zelfs
de vrijstelling van de mogelijke buitenlandse inhoudingen op roerende inkomsten (interesten, dividenden), komende
van buitenlandse beleggingen, kunnen
genieten.
Abnormale en goedgunstige voordelen
Enkel de ontvangen abnormale en goedgunstige voordelen en de uitgaven en
lasten die niet aftrekbaar zijn als bedrijfslasten, andere dan waardeverminderingen
en minderwaarden op aandelen, zijn
belastbaar. Bovendien ontsnapt de OFP
niet aan de speciale bijdrage voor nietverantwoorde uitgaven (309%).
Inzake abnormale en goedgunstige voordelen, dient men aandacht te hebben voor
de ‘leningen’ of de ‘terbeschikkingstelling
van personeel of materieel’ toegekend aan
de OFP door de inrichter van het pensioenstelsel. Als ook voor de tenlasteneming
door de inrichter van bepaalde kosten die
in werkelijkheid kosten zijn voor rekening
van de OFP. Welnu, indien de inrichter niet
kan aantonen dat deze voordelen een
element uitmaken van zijn eigen belastbare
grondslag, zal de OFP hierop een belasting
betalen aan het tarief van 33,99%.
Indirecte belastingen
Inzake indirecte belastingen zijn de OFP’s
vrijgesteld van :
de belasting op de beursverrichtingen
voor de verrichtingen die zij voor eigen
rekening doen (art. 126/1 Wetboek
inzake diverse rechten en taksen) ;
de taks tot vergoeding der successierechten van 0,17%.
Er bestaat een controverse rond met
betrekking tot het feit of de taks door
een VZW verschuldigd is voor het jaar
van haar omvorming. Artikel 149, 6°
van het Wetboek der Successierechten
voorziet immers in een vrijstelling voor
de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn.
Aangezien de IBP, opgericht in de vorm
van een VZW, in principe aan de vennootschapsbelasting niet onderworpen
is, kan zij bovenvermelde vrijstelling niet
genieten. In een brief van 6 maart
2007, gericht aan de Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen, heeft
Minister van Financiën D. Reynders
ermee ingestemd dat een VZW die
uiterlijk op 31 juli 2007 tot OFP wordt
omgevormd, kan worden vrijgesteld
van de taks voor zover deze laatste
onderworpen is aan de vennootschapsbelasting met ingang van
1 januari 2007. In dit verband is eveneens overeengekomen dat de IBP’s die
van deze maatregel gebruik wensten te
maken, het registratiekantoor op de
hoogte dienden te brengen van hun
intentie om zich tot OFP vóór 31 maart
2007 om te vormen. In dezelfde brief
wordt eveneens verduidelijkt dat deze
overgangsmaatregel niet geldt voor de
IBP’s die omgevormd zouden worden
na 31 juli 2007.
de BTW. In dit opzicht bepaalt artikel
44, 11° van het Wetboek BTW dat
vrijgesteld is van de belasting «…het
beheer (….) van de organismen voor
de financiering van de pensioenen,
bedoeld in artikel 8 van de wet van 27
oktober 2006 betreffende het toezicht
op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen».
Volgens de voorbereidende werken,
heeft de wetgever hierbij zowel de
beheerstaken beoogd die vervuld zijn
door de OFP in het kader van de uitoefening van haar activiteiten beoogd,
als de beheerstaken uitgevoerd door
een derdedienstverlener ten voordele
van de OFP.
Wat de jaarlijkse taks op de winstdeelnemingen van 9,25% betreft, mag men
niet uit het oog verliezen dat het fiscale
luik van de WAP (wet op aanvullende
pensioenen van 28 april 2003), de toepassing ervan heeft uitgebreid tot de sommen
verdeeld als winstdeelneming die betrekking hebben op aanvullende pensioenen
die op een andere wijze worden opgebouwd dan door middel van een levensverzekering, gesloten met o.m. een
pensioeninstelling of een instelling voor
bedrijfspensioenvoorziening, die in België
haar hoofdinrichting, een agentschap, een
bijhuis, een vertegenwoordiger of om het
even welke zetel van verrichtingen heeft.
Tegelijkertijd werd artikel 40 van het WIB
92 gewijzigd teneinde de vrijstelling van de
deelnemingen in de winst, die gelijktijdig
met de uit die toezeggingen voortvloeiende
aanvullende pensioenen worden vereffend,
eveneens uit te breiden tot deze die in het
vorige paragraaf worden geviseerd.
Zoals men kan vaststellen werd aan de
OFP een gunstiger fiscaal regime toegekend dan de IBP’s die opgericht waren
onder de vorm van een VZW of OVV.
Bepaalde fiscale lasten, en in het bijzonder
de roerende voorheffing en de vermogenstaks van 0,17%, werden afgeschaft.
Deze fiscale hervorming beantwoordt aan
de bekommernis van de pensioenfondsen
om – met het oog op een level playing
field met de groepsverzekeraars – een
gunstiger fiscaal regime te genieten.
Dura lex sed lex | Sociale actualiteit
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 41
Welke verantwoordelijkheid
voor de werknemers die zitting
hebben in de IBPs ?
Véronique Pertry en Marieke Wyckaert, advocaten
bij Eubelius, analyseren de gevolgen van de
inwerkingtreding van de nieuwe wet op de OFP
voor de werknemers die zitting hebben in de
instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBP).
Vanaf 1 januari 2007 bestaan geen
voorzorgsinstellingen (ook wel pensioenfondsen genoemd) meer. Zij zijn
door de inwerkingtreding van de wet
van 27 oktober 2006 («IBP-wet») op
1 januari 2007 immers automatisch
instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen («IBP») geworden.
Wanneer een IBP haar statutaire zetel
of haar hoofdbestuur heeft in België,
dan moet zij worden opgericht onder
de vorm van een organisme voor de
financiering van pensioenen, afgekort
OFP. De OFP is een nieuwe rechtspersoon gecreëerd door de IBP-wet, die
sterk is geïnspireerd op de VZW en de
stichting, maar hier en daar ook put
uit het vennootschapsrecht.
Bestaande voorzorgsinstellingen of
pensioenfondsen krijgen tot 1 januari
2012 om ook juridisch de overstap
naar een OFP te maken.
Aan welke pensioeninstelling de uitvoering van een pensioentoezegging wordt
toevertrouwd, blijft de beslissing van de
inrichter. Voor een Belgische inrichter,
werkgever of sectorale inrichter, blijft het
de Wet Aanvullende Pensioenen (WAP)
die de procedure voor de keuze van de
pensioeninstelling bepaalt. Op dit punt
heeft de IBP-wet eigenlijk niets gewijzigd. De inrichter heeft aldus de keuze
om zijn pensioentoezegging te laten uitvoeren door een IBP naar Belgisch recht,
een IBP naar het recht van een andere
lidstaat of een verzekeringsonderneming
zoals bedoeld in de Controlewet. De
keuze voor één van deze drie mogelijkheden wordt bepaald door een hele
reeks factoren.
Dura lex sed lex | Sociale actualiteit
Wij gaan hier enkel in op één dergelijk factor, met name de verplichtingen die een werkgever op zich
neemt wanneer hij een dergelijk OFP
moet bemannen om het toe te laten
praktisch te functioneren.
De organen van een OFP
Een OFP opzetten veronderstelt minstens een functionerende algemene vergadering, een dito raad van bestuur en
eventueel nog andere operationele organen. Binnen de OFP kunnen verder ook
nog sociale comités worden opgericht.
Mogelijk is er ook een toezichtcomité in
de zin van de WAP. Deze organen zijn
veelal samengesteld uit werknemers,
hetzij van de OFP zelf, hetzij van de
werkgever-lid van de OFP, ofwel uit vertegenwoordigers vanuit een representatieve organisatie. Werknemers die in één
van die organen zetelen, doen dat omdat
zij hun werkgever vertegenwoordigen, of
hun collega’s- werknemers, of gewoon in
eigen naam omdat ze bediende zijn van
het OFP. Desgevallend kunnen ook een
(zelfstandig) bestuurder van de werkgever, een ex-werknemer of een begunstigde, die nooit werknemer is geweest
van een werkgever-lid van de OFP, lid
zijn van deze organen.
De algemene vergadering
Bekijken we eerst even de algemene vergadering. Als leden van de algemene
vergadering vinden we de bijdragende
ondernemingen en/of aangeslotenen/
begunstigden of hun vertegenwoordigers. Indien een rechtspersoon lid is van
de algemene vergadering, dan dient
deze naar vennootschapsrechtelijk
model (zij het daar alleen van toepassing
op alle bestuursorganen met uitzondering van het dagelijks bestuur en de vereffenaar) onder zijn vennoten,
zaakvoerders, bestuurders, leden van
het directiecomité, of werknemers een
vaste vertegenwoordiger aan te duiden
die wordt belast met de uitvoering van
de opdracht in naam en voor rekening
van het lid. Bovendien moet deze vertegenwoordiger aan dezelfde voorwaarden
voldoen en is hij burgerrechtelijk aansprakelijk en strafrechtelijk verantwoordelijk alsof hij zelf de betrokken opdracht
in eigen naam en voor eigen rekening
zou hebben volbracht. De rechtspersoon
die hij vertegenwoordigt is wel samen
met hem hoofdelijk aansprakelijk. Verder
mag deze rechtspersoon zijn vertegenwoordiger niet ontslaan zonder tegelijk
een opvolger te benoemen.
De personen die in eigen naam zetelen in
de algemene vergadering zijn rechtstreeks burgerrechtelijk aansprakelijk en
strafrechtelijk verantwoordelijk, ook al
handelen zij in werkelijkheid op instructie
van hun werkgever. Ook de vaste vertegenwoordiger die zijn werkgever vertegenwoordigt in de algemene vergadering
en dus zonder meer diens instructies
dient uit te voeren, krijgt een even grote
persoonlijke verantwoordelijkheid en
aansprakelijkheid. Moet deze aansprakelijkheid worden getoetst aan artikel 18
van de wet van 3 juli 1978 op de
arbeidsovereenkomsten (WAO) ? We
komen hier verder nog op terug.
De operationele organen
Naast de algemene vergadering vinden
we in de OFP de zogenaamde operationele organen. Dit zijn de organen belast
met het bestuur en die over een vertegenwoordigingsbevoegdheid ten aanzien
van derden beschikken. Elk OFP heeft
een raad van bestuur als operationeel
orgaan. Desgevallend kunnen ook
andere operationele organen worden
ingericht.
De raad van bestuur bepaalt het algemeen beleid van de OFP en oefent toezicht uit op de andere operationele
organen. In de raad van bestuur vinden
we minstens twee bestuurders, natuurlijke of rechtspersonen. Zij vormen een
college. Zij hebben een (hernieuwbaar)
mandaat van ten hoogste 6 jaar.
De statuten kunnen aan de raad van
bestuur toelaten om de uitvoering van
het algemeen beleid van de OFP over te
dragen aan andere operationele organen. De voorwaarden waaronder dit kan
gebeuren, ontslag, bezoldiging, duur van
de opdracht en werkwijze van deze
organen worden bepaald door de statuten of, bij ontstentenis van een statutaire
bepaling, door de raad van bestuur zelf.
Het opzetten van andere operationele
organen mag toezicht door de CBFA niet
in de weg staan. Elk operationeel orgaan
bestaat uit minstens twee natuurlijke of
rechtspersonen die samen een college
vormen. Alleen het orgaan belast met het
dagelijks bestuur hoeft niet noodzakelijk
uit twee personen te bestaan. De leden
van een operationeel orgaan kunnen
eveneens lid zijn van de raad van bestuur
op voorwaarde dat zij samen in de minderheid zijn in de raad, of in geval van
pariteit dat de voorzitter van de raad van
geen ander operationeel orgaan lid is en
dat hij in de raad van bestuur over een
beslissende stem beschikt.
Ook bij de operationele organen geldt
dat, indien een rechtspersoon wordt
aangesteld in dat orgaan, hij een vaste
vertegenwoordiger moet aanduiden. Ook
deze vaste vertegenwoordiger is dan
burgerrechtelijk aansprakelijk en strafrechtelijk verantwoordelijk alsof hij de
betrokken opdracht in eigen naam en
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 43
Véronique Pertry :
«Deze nieuwe
regeling gaat verder
dan de aansprakelijkheid die in het
verleden gold voor
de leden van de
raad van bestuur
van een voorzorgsinstelling.»
voor eigen rekening zou hebben volbracht. De rechtspersoon die hij vertegenwoordigt is met hem hoofdelijk
aansprakelijk.
De leden van de operationele organen
moeten over de vereiste professionele
betrouwbaarheid en over de passende
beroepskwalificaties en ervaring beschikken. Die kwalificaties en ervaring worden
in het bijzonder beoordeeld voor wat
betreft de uitgeoefende functie, en er
wordt rekening gehouden met de mate
waarin beroep wordt gedaan op adviseurs die over die kwalificaties en ervaring
beschikken. Merk op dat deze voorwaarde niet alleen geldt voor diegenen
die de werkgever vertegenwoordigen in
de operationele organen, maar evenzeer
voor de werknemersvertegenwoordigers
in deze verschillende organen.
De aansprakelijkheid van de leden
van een operationeel orgaan
De leden van de operationele organen
gaan wel geen enkele persoonlijke verplichting aan inzake de verbintenissen
van het OFP. Zij zijn alleen verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en voor de fouten in hun
bestuur. Dit lijkt ons niet meer dan normaal gelet op de bijzondere taak van een
OFP, namelijk het beheer van gelden als
een normaal voorzichtige persoon met
het oog op de latere uitbetaling van pensioenen aan de aangeslotenen. Voorbeelden van fouten in het bestuur
kunnen bijvoorbeeld zijn, de complete
verwaarlozing van het bestuur of nog,
lijdzaam toezien dat activa in waarde
verminderen.
De leden van de operationele organen
zijn echter wel hoofdelijk aansprakelijk
tegenover de aangeslotenen en begun-
stigden van pensioenregelingen voor
elke schade die voortvloeit uit de niet
nakoming van de verplichtingen die zijn
opgelegd krachtens de wetgeving betreffende de pensioenregelingen die de OFP
beheert. Deze regeling gaat verder dan
de aansprakelijkheid die in het verleden
gold voor de leden van de raad van
bestuur van een voorzorgsinstelling. Vandaag is namelijk in een hoofdelijke aansprakelijkheid voorzien niet alleen voor
overtredingen van de prudentiële wetgeving, maar ook voor wetten betreffende
de pensioenregelingen in het algemeen.
Dit betekent bijvoorbeeld dus ook de
WAP. Er is dus ook een hoofdelijke aansprakelijkheid ten opzichte van de aangeslotenen en de begunstigden voor
elke schade die bijvoorbeeld voortvloeit
uit een overtreding van het discriminatieverbod opgenomen in de WAP. Gelet op
het feit dat we vandaag moeilijk kunnen
spreken van een duidelijke en stabiele
wetgeving en rechtspraak in dat verband, is deze aansprakelijkheid voor de
leden van de operationele organen toch
wel een niet te onderschatten risico.
Daarenboven worden de leden van de
operationele organen slechts ontheven
van deze aansprakelijkheid ten aanzien
van overtredingen waaraan zij geen deel
hebben gehad, wanneer hen geen
enkele schuld te wijten is en hen daarenboven niet kan worden verweten dat zij
hebben nagelaten alle hun ter beschikking staande middelen aan te wenden
om de schade te voorkomen of te beperken: ook hier stond het vennootschapsrecht model. Hoe dan ook gaat deze
aansprakelijkheid duidelijk verder dan de
burgerlijke aansprakelijkheid die het
gevolg is van de overtreding van de WAP
(zie artikel 54 WAP). Een verkeerde toepassing van de WAP-verplichting van
niet-discriminatie, kan dan ook immense
gevolgen hebben voor de leden van deze
organen.
De impact van het statuut van werknemer op zijn aansprakelijkheid binnen het OFP
Zoals we reeds opmerkten, worden in de
praktijk veelal werknemers (of ook gewezen werknemers) van de werkgever aangesteld in de algemene vergadering of in
de raad van bestuur of een andere operationeel orgaan. Ook werknemers van
de OFP zelf kunnen worden aangesteld.
Die werknemers zetelen dan ofwel expliciet als werknemer- of als werkgeversvertegenwoordiger ofwel zonder dat
expliciet vermeld wordt wiens vertegenwoordiger zij zijn in welk geval men kan
veronderstellen dat zij impliciet de werkgever vertegenwoordigen.
Als zij de werkgever vertegenwoordigen,
kunnen zij dat ofwel rechtstreeks, ofwel
als vaste vertegenwoordiger. In het eerste geval worden zij verondersteld in de
eerste plaats hun eigen verantwoordelijkheid te nemen in de uitoefening van hun
mandaat ; in het tweede geval handelen
zij veelal op instructie van hun werkgever.
Maar in de praktijk is er geen groot verschil tussen beide situaties : men mag er
van uitgaan dat de werknemer die werkgever vertegenwoordigt zo goed als altijd
zal handelen op instructie van de werkgever. In de meeste gevallen wordt dit
mandaat dan ook gezien als een onderdeel van de taakomschrijving als werknemer ; veelal zal het mandaat ook
onbezoldigd worden uitgeoefend.
Dat de werknemer zich in dergelijke
gevallen (die zich overigens ook voordoen in een andere context dan OBP’s)
niet in een zeer comfortabele positie
bevinden, is een gekend feit ; zij zitten als
Dura lex sed lex | Sociale actualiteit
“Een werknemer, gewezen werknemer of gepensioneerde
die lid is van een orgaan van de OFP zet mogelijk, zonder
zich daarvan ten volle bewust te zijn, zijn privépatrimonium
op het spel omwille van de aansprakelijkheden voorgeschreven door de IBP-wet.”
het ware geprangd tussen hun eigen persoonlijke aansprakelijkheid – rechtstreeks
of als vaste vertegenwoordiger – en hun
taak als werknemer om de instructies van
hun werkgever uit te voeren. Zolang alles
goed gaat, stelt dit geen problemen,
maar hoe staat de werknemer ervoor
indien hij twijfelt aan de gepastheid van
de gekregen instructies ? Als de zaken
echt op de spits worden gedreven, zit er
voor de werknemer maar één ding op :
weigeren de instructies uit te voeren en
zelfs ontslag nemen als lid van het
orgaan. Maar dat betekent meestal meteen dat hij als werknemer faalt, en ook
daar een ontslag zou kunnen dreigen.
Keuze tussen de cholera en de pest dus.
Of wat als de zaken effectief ontspoord
zijn en de werknemer zijn eigen persoonlijke aansprakelijkheid in vraag ziet
gesteld, terwijl hij toch alleen maar de
instructies van zijn werkgever uitvoerde ?
Ook de werknemersafgevaardigde kan
geprangd worden tussen de belangen
van de werknemers en aangeslotenen in
het algemeen enerzijds en zijn job en de
verwachtingen van zijn werkgever (OFP
of werkgever-lid) anderzijds. Maar hij is
wel persoonlijk aansprakelijk.
Het rechtspersonenrecht – m.i.v. de IPBwetgeving – biedt hiervoor geen oplossing.
Aansprakelijkheid onder de IPB-wet
en art. 18 van de wet op de arbeidsovereenkomsten
Biedt het arbeidsrecht wel een oplossing
en kunnen deze werknemers zich nog op
artikel 18 van de wet op de arbeidsovereenkomsten (WAO) beroepen ? Een
werknemer is volgens dit artikel slechts
aansprakelijk voor schade door bedrog,
zware fout, of gewoonlijk voorkomende
lichte fout bij de uitvoering van zijn
arbeidsovereenkomst. Deze beperking
geldt zowel voor schade aan zijn werkgever als aan derden. Dit betekent dat
een werknemer doorgaans niet persoonlijk kan worden aangesproken voor zijn
lichte fout die eerder toevallig dan
gewoonlijk voorkomt. Afwijkingen zijn
slechts mogelijk ten opzichte van de
werkgever door een algemeen verbindend verklaarde CAO.
Hoe moet de zware aansprakelijkheid die
de IBP-wet oplegt nu gelezen worden in
het licht van artikel 18 WAP ? De IBPwet zelf en de parlementaire voorbereiding zwijgen hier in alle talen over. De
werknemer die wordt aangesteld in de
raad van bestuur hetzij van zijn eigen
werkgever, hetzij als vertegenwoordiger
van werknemers of aangeslotenen, hetzij
als vertegenwoordiger van een patronale
of vakorganisatie, zal artikel 18 van de
arbeidsovereenkomstenwet wellicht niet
kunnen inroepen. Het mandaat in de
raad van bestuur zal wellicht moeten
worden beschouwd als afgescheiden
van de arbeidsovereenkomst, omdat
wordt aangenomen dat een bestuurder
nooit in ondergeschikt verband kan werken, tenzij voor opdrachten die buiten
zijn bestuursopdracht vallen en hij deze
onder gezag uitoefent.
Voor wat betreft die werknemers die
zetelen in de andere operationele organen zal het er van af hangen of men deze
taak beschouwt als een onderdeel van
de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst of als een afzonderlijk mandaat
dat niet onder gezag kan worden uitgeoefend en dus af te scheiden is van de
arbeidsovereenkomst. Zo dit mandaat
moet worden beschouwd als afgezon-
derd van de arbeidsovereenkomst, dan
zal de betrokken werknemer artikel 18
niet ter zijner bescherming kunnen inroepen. Indien de uitoefening van het mandaat daarentegen voortvloeit uit de
arbeidsovereenkomst zelf, dan zal op dat
ogenblik artikel 18 wel kunnen worden
ingeroepen. Gelet op het recente karakter van de wetgeving is er op dit ogenblik
nog geen rechtspraak ter zake. Naar
analogie met de rechtspraak die oordeelt
dat het dagelijks bestuur kan worden
uitgeoefend in ondergeschikt verband,
zou kunnen worden verwacht dat voor de
leden van de operationele organen
andere dan de Raad van Bestuur, ook
artikel 18 WAO zal kunnen worden ingeroepen, zeker door diegenen die hun
arbeidsovereenkomst met de OFP zelf
hebben of diegenen die hun werkgever
vertegenwoordigen. De toepassing op de
werknemersvertegenwoordigers vereist
een heel ruime interpretatie van artikel 18
WAO.
Verder moet ook rekening worden gehouden met artikel 1384 van het Burgerlijk
Wetboek. Wanneer de activiteit van een
werknemer in een operationeel orgaan
wordt beschouwd als deel van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, en
gevat door de bescherming van artikel
18, dan is het logisch dat op dat ogenblik
zijn werkgever ook aansprakelijk is voor
de schade veroorzaakt door de daad van
zijn werknemer. Dit zou willen zeggen dat
de werkgever die de werknemer heeft
aangesteld in dat operationeel orgaan
dan ook aansprakelijk is voor de fouten
die deze werknemer begaat.
Gewezen werknemers of gepensioneerden die in een operationeel orgaan zetelen, kunnen uiteraard op geen enkele
wijze beroep doen op artikel 18 WAO.
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 45
Bij wijze van besluit : stof tot nadenken
De IBP-wet heeft duidelijk gekozen voor
een zware persoonlijke aansprakelijkheid
om alle leden van de raad van bestuur,
van andere operationele organen of van
de algemene vergadering erop te wijzen
hoe ernstig en zwaar de taak is die van
hen wordt verwacht. Anderzijds moet elk
individu dat lid wordt van een dergelijk
orgaan zich terdege bewust zijn van de
persoonlijke aansprakelijkheid die hij
potentieel oploopt, en dit niet alleen door
opzettelijke of bewuste fouten, maar ook
bijvoorbeeld door het onbewust overtre-
Marieke Wyckaert : «Wat als de zaken
effectief ontspoord zijn en de werknemer
zijn eigen persoonlijke aansprakelijkheid in
vraag ziet gesteld, terwijl hij toch alleen
maar de instructies van zijn werkgever
uitvoerde ?»
den van de jurisprudentiële evoluties van
het discriminatieverbod van artikel 14
WAP.
De vraag rijst of met het feit dat veelal
het mandaat gratis wordt uitgeoefend
rekening mag worden gehouden. Op
grond van het gemeen burgerlijk recht
wordt de aansprakelijkheid van een
bezoldigd mandataris immers strenger
beoordeeld dan deze van een mandataris die zijn mandaat gratis uitoefent.
Een toemaatje : hoe zit het dan met
het paritair beheer ?
Wel, op dat punt heeft de IBP-wet zeer
bewust en uitdrukkelijk geen enkele wijziging aangebracht. De WAP blijft volledig
spelen. Dit betekent dat een IBP, weze
het er een naar Belgisch recht of een
naar buitenlands recht, die een pensioenstelsel naar Belgisch recht beheert
dat voldoet aan de voorwaarden gesteld
door de WAP voor paritair beheer, paritair zal moeten worden beheerd. Het
betreft meer bepaald sociale ondernemingsstelsels, of pensioenstelsels bij
opting-out uit sectorstelsels door een
onderneming, of bij een ondernemingsstelsel met een financiële bijdrage van de
werknemer indien er in de onderneming
een ondernemingsraad, een comité voor
preventie of bescherming of vakbondsafvaardiging is, tenzij deze organen er
anders zouden over beslissen. Bij multiwerkgevers IBP’s is er paritair beheer
wanneer tenminste een van de pensioenstelsels beantwoordt aan de opgesomde voorwaarden. Sinds de IBP-wet
is wel nieuw dat de werknemersafgevaardigden nu ook kunnen worden aangewezen onder de leden van de
representatieve werknemersorganisatie
en niet meer uitsluitend onder de werknemers of aangeslotenen. De bedoeling
ook hier is een verdere professionalisering van de IBP’s.
Besluit
Het is duidelijk : een zitje in een orgaan
van een OFP is voor een werknemer, als
werknemers- of als werkgeversafgevaardigde, geen cadeau. Het lijkt ons verre
van ondenkbeeldig dat de vertegenwoordigers in deze organen terecht komen in
een situatie waarin ze worden gekneld
tussen enerzijds hun verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid opgelegd door de IBP-wet
en anderzijds hun positie als werknemer
van één van de aangesloten werkgevers
of van het IBP, dit alles zonder enige
bescherming tegen ontslag. Vanuit een
arbeidsrechtelijk standpunt is dit op zijn
minst merkwaardig te noemen, hoewel
de bescherming allicht uit die hoek moet
komen. Een werknemer, gewezen werknemer of gepensioneerde die lid is van
een orgaan van een OFP zet mogelijk,
zonder zich daarvan ten volle bewust te
zijn, zijn privépatrimonium op het spel
omwille van de aansprakelijkheden voorgeschreven door de IBP-wet.
Duidelijke afspraken tussen werkgever
en werknemer in verband met de uitoefening van dergelijk mandaat en een
degelijke aansprakelijkheidsverzekering
zijn het absolute minimum als voorzorgsmaatregel.
Flexible solutions
Fortis Employee Benefits heeft een innovatieve oplossing op het punt gesteld
voor het uitbesteden van het administratieve beheer van DC- en CashBalanceplannen voor pensioenfondsen.
De oplossing -benefits
Employee Benefits biedt vandaag al
een grote waaier van diensten aan
de pensioenfondsen, die hier kunnen
profiteren van de know-how en de
expertise van de Belgische marktleider in aanvullende pensioenen.
Nieuw is nu dat pensioenfondsen met
een defined contribution of een cash
balance pensioenplan nu ook gebruik
kunnen maken van de diverse mogelijkheden van het state of the art-beheersplatform -benefits van Fortis.
Stijn Mues, Head of Marketing to
Employers : «Hier kan de aangeslotene
eveneens opteren voor meer of minder
risicovolle beleggingen in functie van zijn
globale vermogen en voor zover het
pensioenfonds deze keuzes toelaat. »
Employee Benefits beheert op deze toepassing ook de verzekerde DC en cashbalance regelingen en kan deze
toepassing ook openstellen voor het
beheer van dergelijke regelingen voor
rekening van pensioenfondsen. Hierdoor
kan het pensioenfonds profiteren van de
schaalvoordelen en alle functionaliteiten
die deze toepassing biedt zowel op het
gebied van het beheer van beleggingskeuzes of risicowaarborgen in cafetariaplannen als inzake performante
communicatie naar de aangeslotenen toe.
Het pensioenplan wordt zo op een efficiënte en voordelige manier door Fortis
beheerd voor rekening van het pensioenfonds (Third Party Administration).
Wat wordt bedoeld met “administratief beheer” ?
Onder administratief beheer (~ beheer
van de liabilities) van het pensioenplan
worden onder andere volgende taken
verstaan :
Aansluitingen en uittredingen
Bijwerking van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de berekening van de
pensioenrechten
Berekening en administratie van de
uitkeringen (aanvullend pensioen en
risicowaarborgen)
Uitgifte van de informatiefiches (benefit statements)
Fiscale aangiften
Beheer van de begunstigingsclausules
Opleveren van bestanden met bijdragen en waarborgen
Boekhoudkundig beheer
…
Het pensioenplan zal bij Employee Benefits beheerd worden op de beveiligde online applicatie ‘Fortis-e-Benefits’. Deze
oplossing biedt het pensioenfonds niet
enkel de opportuniteit om de kosten
voor het beheer van het pensioenplan te
verminderen. De kwaliteit wordt bovendien gewaarborgd door de straight-to
verwerking. Daarnaast zijn er nog tal van
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 47
voordelen waarop we hieronder verder
zullen ingaan :
Een oplossing voor alle employee
benefits : sparen en risicowaarborgen
Via Fortis-e-Benefits is het mogelijk om
naast de opbouw van het aanvullende
pensioen ook andere risicowaarborgen
op een geïntegreerde wijze aan te bieden
en te beheren. Het betreft hier onder
andere de waarborgen overlijden, invaliditeit, overlijden door ongeval en premievrijstelling.
Flexibiliteit voor de aangeslotene
Het is niet enkel mogelijk om de risicowaarborgen op een geïntegreerde manier
aan te bieden aan de aangeslotene. Daarenboven kan de aangeslotene (indien
deze flexibiliteit aangeboden wordt) zelf
het niveau van de risicowaarborgen aanpassen binnen de door de werkgever
gedefinieerde grenzen. Op deze manier
kan de aangeslotene met betrekking tot
de risicowaarborgen beter inspelen op zijn
persoonlijke situatie. Dit zal trouwens niet
leiden tot extra werk voor de werkgever of
het pensioenfonds, want de aangeslotene
zal zelf zijn keuze on-line kunnen meedelen en aanpassen. Dit is eveneens het
geval voor de beleggingskeuzes die het
pensioenfonds aan zijn aangeslotenen wil
bieden. Hier kan de aangeslotene eveneens opteren voor meer of minder risicovolle beleggingen in functie van zijn
globale vermogen en voor zover het pensioenfonds deze keuzes toelaat.
Dit maakt het voor een pensioenfonds
dus mogelijk om zonder extra werk een
cafetariaplan aan te bieden aan de aangeslotenen ten einde beter tegemoet te
komen aan hun individuele behoeften.
Communicatie en transparantie
De werkgever kan beslissen om aan de
aangeslotenen een gepersonaliseerde
on-line toegang te bieden tot deze beveiligde Fortis-e-Benefits applicatie. Op die
manier hebben de aangeslotenen rechtstreeks toegang tot een up-to-date
stand van zaken met betrekking tot hun
aanvullende pensioenplan. Dit zal bij hen
de perceptie en de waardering ervan
zeker verhogen.
De aangeslotene kan onder andere volgende informatie on-line terugvinden over
zijn pensioenplan : niveau van de reserves, niveau van de risicowaarborgen, historiek van het rendement… Daarnaast
kan hij of zij onmiddellijk zijn of haar persoonlijke gegevens on-line aanpassen :
adres, gezinssamenstelling… Dankzij de
‘straight through processing’ zullen deze
gegevens ook onmiddellijk verwerkt worden waardoor het pensioenplan steeds
up-to-date is en de werkgever geen bijkomend werk heeft hiermee.
De aangeslotene kan via deze on-line
toegang ook zelf zijn keuze van de risicowaarborgen aan Employee Benefits
communiceren. Om de aangeslotene bij
deze keuze te helpen, kunnen er on-line
simulaties worden uitgevoerd die de
impact van de wijzigingen op het pensioenplan onmiddellijk berekenen. Deze
gegevens worden onmiddellijk verwerkt
(Straight through processing), zonder
verdere tussenkomst van de werkgever.
Het is daarenboven ook mogelijk om de
pensioenfiches te ‘branden’ met de
naam of het logo van het pensioenfonds
of van de werkgever.
Cash Balance
Fortis Employee Benefits kan het administratieve beheer van een Cash Balance
pensioenplan waarnemen. In dat geval
worden dezelfde mogelijkheden geboden
als voor de defined contribution pensioenplannen (sparen en/of risicowaarborgen, flexibiliteit, communicatie en
transparantie).
Flexible solutions
Een verbintenis van het type Cash Balance gefinancierd door een groepsverzekering kan een interessant alternatief bieden voor een verbintenis van
het type defined contributions uitbesteed aan een pensioenfonds.
Syngenta Crop Protection
opteert voor de Cash Balance
Patrick Mackowiak,
Sales Executive
Employee Benefits
en Ann Van Fraechem,
Finance Manager bij
Syngenta Crop
Protection.
Over welk type pensioenplan
beschikte Syngenta voorheen ?
Anne Van Fraechem, Finance Manager
bij Syngenta Crop Protection NV. :
Historisch gezien boden we onze werknemers een Defined Contribution
systeem aan, gefinancierd via een pensioenfonds.
Waarom hebt u besloten te opteren
voor een Cash Balance via een
groepsverzekering ?
Een tegenvallend rendement en de hoge
kosten voor het beheer van het pensioenfonds zorgden ervoor dat deze
oplossing onze verwachtingen niet meer
inloste.
Onze aangeslotenen waren ontgoocheld
over de onzekerheid over het aanvullend
pensioenkapitaal op pensioenleeftijd en
voor de werkgever was het zeer moeilijk
de werknemers er bewust van te maken
welke inspanningen wij voor hen leverden
op het vlak van extralegale voordelen.
De risicowaarborgen waren ondergebracht bij een aparte verzekeraar.
Wat zijn, volgens u, de meest opmerkelijke verbeteringen van het Cash
Balance systeem ?
Een vast rendement werd voorgesteld
aan onze werknemers, waardoor het
voor hen heel duidelijk werd over welk
aanvullend pensioenkapitaal ze zullen
beschikken op pensioenleeftijd.
Opteren voor deze oplossing betekent
voor ons als werkgever, de facto, het
financieringsrisico beperken.
Tegelijkertijd beperken wij onze administratiekosten, zeker wat betreft de
hoge vaste kosten die we als pensioenfonds jaarlijks moesten dragen.
Wat met de risicowaarborgen ?
Ook wat de risico’s overlijden, invaliditeit
en premievrijstelling betreft, is de situatie
gunstig geëvolueerd. De werknemers
krijgen nu een budget ter beschikking
dat ze gebruiken voor de financiering van
hun risicowaarborgen én van hun aanvullend pensioen. Het niveau van de risicowaarborgen kunnen ze zelf kiezen in
functie van hun familiale toestand. Voor
ons als werkgever heeft dit bijkomend
als voordeel dat wij altijd een goed zicht
hebben op de financieringskosten van
ons plan, aangezien alle waarborgen via
een vooraf gedefinieerd budget worden
gefinancierd.
Bovendien kunnen de werknemers het
niveau van hun waarborgen op elk
moment on line consulteren en wijzigen,
waardoor het bewustzijn rond onze
inspanningen, aanzienlijk verhoogd
wordt. Het grote voordeel van dit
systeem is dat het duidelijk, éénvoudig
en transparant is. Onze werknemers kunnen nu hun extralegale voordelen beter
naar waarde schatten, wat de retentie en
de motivatie van onze medewerkers ten
goede zal komen.
Een goed pensioenplan is voor iedere
werknemer belangrijk, ook voor de jongere medewerkers !
Hoe hebt u de overstap naar de
groepsverzekering ervaren ?
Een dergelijke verandering brengt
natuurlijk wel extra werk met zich mee.
Maar met de professionele begeleiding
van een consultant en wat goede wil van
de verschillende partijen, weegt dit niet
op tegen de voordelen die we nu uit het
nieuwe systeem halen.
Reference by Fortis Insurance Belgium | Juni 07 | 49
Kort en bondig
Employee benefits actualiteit
80% -regel :
een structurele moeilijkheid
De huidige wetgeving laat de opbouw
van een (fiscaal aftrekbaar) aanvullend
tweedepijlerpensioen toe ‘in de mate’ dat
de som van de wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen bij pensionering niet
meer bedraagt dan 80% van de laatste
normale bruto-jaarbezoldiging. De 80%regel is dus een (fiscale) controleregel die
uitgedrukt is in functie van de pensioenuitkering op eindtermijn.
uitmaken of men op de pensioenleeftijd al
dan niet de 80%-regel zal overschrijden.
Bij ‘vaste prestatieplannen’ kan men zich
hiervoor baseren op de prestatie die door
de pensioentoezegging vooropgesteld
wordt. Voor ‘vaste bijdrageplannen’ echter
moet daarbij ingeschat worden hoeveel de
latere pensioenprestatie zal bedragen. De
huidige wet zelf legt hiervoor geen regels
op wat in se voor rechtsonzekerheid zorgt.
Structurele moeilijkheid
Een structurele moeilijkheid bij de controle
van de 80%-regel is dat men reeds op het
ogenblik van premiestorting moet kunnen
Om dit structureel probleem het hoofd te
bieden, en wetende dat het huidige artikel
59 WIB 92 werd geschreven uitsluitend
rekening houdend met de eigenheden van
een pensioenplan ‘vaste prestaties’, werd
het hoog tijd dat de wijze waarop de 80%regel voor de pensioenplannen van het
type ‘vaste bijdragen’ wordt berekend,
wettelijk wordt ingevuld.
Artikel 348 B. van de wet van 27.12.2006
houdende diverse bepalingen (B.S.
28.12.2006, ed.3) heeft de leemte opgevuld en heeft de basis gelegd voor een
uniforme berekeningsmethode van de
pensioenprestatie bij pensioenplannen
‘vaste bijdragen’. De parameters die hierbij
in aanmerking moeten worden genomen het verhogingspercentage van de bezoldigingen, het percentage van de kapitalisatie
en het percentage van de winstdeelnemingen- dienen nog bij KB te worden bepaald.
Tevens wordt in dezelfde wet bepaald dat
bij KB zal verduidelijkt worden wat er moet
begrepen worden onder ‘normale brutojaarbezoldiging’ en ‘normale duur van
beroepswerkzaamheid’.
Het concept van de 80%-regel blijft evenwel hetzelfde : het blijft voor alle types van
pensioenplannen een fiscale begrenzing
rekening houdende met het niveau van de
eindprestaties.
In een advies nr.18 van 13.02.2007 betreffende de berekeningspercentages voor de
80%-regel voor vaste bijdrageplannen
heeft de Commissie voor Aanvullende
Pensioenen zich, op vraag van de Minister
van Pensioenen, ondertussen gebogen
over de invulling van de bij KB vast te leggen parameters.
FEB zal niet nalaten u op de hoogte te
houden van de evoluties in de materie
terzake.
Kort en bondig
Employee benefits actualiteit
U werkt tot 65
jaar ? Verlaagde
belasting !
Wet betreffende
het terrorisme
De wet betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt
door terrorisme werd op 15 februari 2007 gestemd in de
Kamer. Ze zal in voege treden op een datum die nog per
Koninklijk Besluit moet vastgelegd worden, doch uiterlijk op de
eerste dag van de twaalfde maand die volgt op haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
De wet voorziet de verplichte dekking, onder ander in levensverzekeringen en in ziekteverzekeringen, van de schade veroorzaakt door terrorisme. De dekking is echter beperkt tot
1 miljard euro per jaar, geïndexeerd en jaarlijks herzienbaar, en
dit voor alle onderworpen verzekeringstakken samen. Dit
bedrag zal ten laste genomen worden via een samenwerking
van verzekeraars en herverzekeraars binnen een op te richten
rechtspersoon en de Staat. Bij aanvang is het deel van de
Staat, die slechts in laatste instantie zal tussenkomen, vastgesteld op 300 miljoen euro.
Nieuwe
gegevensbank
Het generatiepact heeft een verlaagde belastingheffing ingevoerd voor sommige kapitalen die ten vroegste bij het bereiken
van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de
begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is
gebleven. De voorwaarden waaraan de aangeslotenen moeten
voldoen om van de verlaagde heffing te genieten zijn beschreven in een “Bericht aan de schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten” uitgegeven door de
Administratie van de ondernemings- en inkomstenfiscaliteit.
Dit bericht, dat een aantal situaties gelijkstelt met effectieve
activiteit maar er andere van uitsluit, zal binnenkort op onze
Servisite (www.employeebenefits.be.fortis.com) gepubliceerd
worden. Om de vanaf 62 jaar voorziene controle te kunnen
uitoefenen zal Employee Benefits in de “Aanvraag van vereffening”, die ingediend wordt door de werkgever en ondertekend wordt door de werkgever en de werknemer, een vraag
inlassen die betrekking heeft op de activiteit gedurende de drie
laatste jaren die aan de wettelijke pensioenleeftijd voorafgaan.
De programmawet van 27 december 2006 heeft een nieuwe
gegevensbank opgericht «Opbouw aanvullende pensioenen».
De oprichting van die bank heeft tot doel beter toezicht mogelijk te maken op de inachtneming van de fiscale regels met
betrekking tot de aftrekbaarheid van de patronale premies
zoals de 80%-regel alsook op de sociale regels die van toepassing zijn op de aanvullende pensioenen vervat in de WAP of
in de WAPZ en in hun uitvoeringsbesluiten.
Toegankelijk tot de openbare instellingen belast met het toezicht op die regels, zal de gegevensbank ook aangewend kunnen worden voor historische, statistische of wetenschappelijke
en voor beleidsvoorbereidende doeleinden. Ze zal enkel informatie bevatten betreffende de 2de pensioenpijler. Betrokken
zijn de loontrekkenden, zelfstandigen en ambtenaren. Een KB
zal de gegevens vaststellen die aan de gegevensbank meegedeeld moeten worden door de pensioeninstellingen, de solidariteitsinstellingen en de inrichters. Het beheer van de
gegevensbank wordt toevertrouwd aan de vzw SIGeDIS1 die
eveneens de gegevens zal verwerken die nodig zijn voor de
communicatie van een schatting van het wettelijke pensioen.
1
VZW SIGeDIS : Sociale Individuele Gegevens, Données Individuelles Sociales.
Nieuwe ondervoorzitster
van de KVBA
Erratum
Hoofdredacteur
Alexandre Homez
Er is een verwisseling van foto’s geslopen in onze vorige editie : op pagina 35,
betreft het Lieven Lampo, Coördinator
Fonds 2de pijler PC118 en op pagina 36
Erik Delecluyse, voorzitter CSC Voeding
en Diensten. Met onze excuses aan de
betrokkenen.
Onze medewerkster Heidi Delobelle,
head of proposals, actuarial & financials
bij Fortis Employee Benefits en lid van de
Commissie Aanvullende Pensioenen is
onlangs benoemd tot ondervoorzitster
van de Koninklijke Vereniging van Belgische Actuarissen (KVBA).
Leden van het
redactiecomité
Cindy Canoot
Heidi Delobelle
Denis Ferir
Bo Grell
Benoit Halbart
Eliane Van den Stock
Emmanuelle Van Maele
Valérie Van Zeveren
Vertalers
Anne-Marie Lafullarde & C°
Fotografe
Christopher Jaumoulle
Grafiste
Nathalie Collard
Illustrator
Thierry De Bruyne
Pre-press
Alain Hardy
Erik Delecluyse
Lieven Lampo
Drukkerij Michel Jaumoulle & C°
Verantwoordelijke uitgever
Jean-Michel Kupper
Emile Jacqmainlaan, 53
1000 Brussel
Lezersrubriek
[email protected]
Tel. 02 664 82 42
Fax 02 664 13 37
Heidi Delobelle
"Reference" in voorraad
Wenst u de vorige edities van het magazine Reference te verkrijgen, stuur dan gewoon een e-mail naar
[email protected], met vermelding van de gewenste hoeveelheid en taal.
Eveneens beschikbaar in PDF-formaat.
Reference is een publicatie van Fortis Insurance Belgium | Emile Jacqmainlaan 53 | 1000 Brussel | Nr 5 Januari 2007
Reference
E M P LOY E E
B E N E F I T S
M AG A Z I N E
Reference is een publicatie van
Fortis Employee Benefits,
Emile Jacqmainlaan 53
1000 Brussel
Nr 1 Januari 2005
Reference
E M P LOY E E
B E N E F I T S
Reference is een publicatie van
Fortis Employee Benefits
Emile Jacqmainlaan 53
1000 Brussel
M AG A Z I N E
Nr 2 juni 2005
Reference
E M P LOY E E
B E N E F I T S
M AG A Z I N E
Reference is een publicatie van
Fortis Employee Benefits
Emile Jacqmainlaan 53
1000 Brussel
Reference
E M P LOY E E
B E N E F I T S
M AG A Z I N E
Reference is een publicatie van
Fortis Employee Benefits
Emile Jacqmainlaan 53
1000 Brussel
Nr 4 juni 2006
Nr 3 Januari 2006
Kapitaal of rente :
vals debat of
echt dilemma ?
Wettelijke aanpassing van de
pensioenplannen : uw prioriteit
Corinne Merla
advocate van het kantoor Loyens en specialiste op het vlak van aanvullende pensioenen
Martine Heymans (Siemens), Marianne Vael (UZ Leuven), Lucien Denblinden (Recticel)
Employee Benefits magazine
Jo De Cock,
algemeen
bestuurder
van het RIZIV
Depressie van de
werknemer, zorg
voor de werkgever ?
Een verwittigd werkgever
is er twee waard…
Reference
Arbeidsongeschiktheid
blijft toenemen
B r u n o To b b a c k, M i n i ste r va n Pe ns i o e n e n
Van links tot rechts :
Rik Desmet (ABVV)
Manou Doutrepont (FEVIA)
Gwen Scuvie (LBC)
Kleine vergetelheid, grote gevolgen...
Verzekeringsmaatschappijen moeten
hun aangeslotenen op de hoogte
brengen wanneer de premies
onbetaald blijven.
Omdat een ongeval een leven
kan verwoesten...
Wijzig met één muisklik al uw
on line communicaties.
Fortis Income Care
ServiSite
Ment ale s toor nissen…
IAS -normen…
Bonus p la n…
33% van de gevallen
van arbeidsongeschik theid
naar meer transparantie ?
goedkoper dan een loonsverhoging !
Nieuwe look voor d e pens ioen f ic he : beter le es baa r voor d e
aa nges lotene.
De a nt iwit waswetgevi ng ver s terk t
d e id ent i f icat ie va n r ec ht s per sonen.
Moeten d e werkgever s bijd r agen
opgenomen wor d en i n
het vaka nt iegeld ?
Op een dag kan alles er anders uitzien...
For t is Income Ca r e
Ca nada- D r y : K roniek
va n een aa ngekondigde dood ?
Sectorplannen :
ieder zijn
aanvullend
pensioen ?
S ala r y s p lit :
fiscale win-win ?
Cybertrust…
een hoge veiligheidsgraad inzake
gegevensoverdracht. P. 44.
70.000 werknemers...
uit de Voedingsindustrie genieten
een sectoraal pensioenplan. P. 34.
De baksteenindustrie doet het goed !
Hospitalisatie in een sectorplan, de keuze
van de Baksteenfederatie. P. 40.
Reference 1
Januari 2005
Reference 2
Juni 2005
Reference 3
Januari 2006
Reference 4
Juni 2006
Reference 5
Januari 2007
Verantwoordelijkheid
van de werkgevers.
Wettelijke aanpassing van de pensioenplannen.
Kapitaal
of rente ?
Arbeidsongeschiktheid.
Sectorplannen.
Fortis Employee Benefits heeft
de grootste zorg besteed aan
de inhoud van de informatie
en de gegevens gepubliceerd
in het tijdschrift Reference. Zij
geeft echter geen enkele
expliciete of impliciete garantie wat betreft de volledigheid,
nauwkeurigheid en actualiteit
van die gegevens en wijst elke
verantwoordelijkheid af voor
de vergissingen of weglatingen die zich in dit tijdschrift
zouden bevinden. Fortis
Employee Benefits wijst
eveneens elke verantwoordelijkheid af met betrekking tot
de opinies en aanbevelingen
die erin worden gegeven.
Deze kunnen in geen geval de
specifieke raad en advies
vervangen die, op aanvraag,
kan bekomen worden bij
Fortis Employee Benefits.
Uw advies telt
Aarzel niet om ons de onderwerpen over te maken die u
graag in dit tijdschrift had
behandeld gezien. U kan dit
op volgend adres : [email protected].
Geen enkel artikel uit dit
tijdschrift mag gedeeltelijk of
volledig worden overgenomen, zonder de schriftelijke
toelating van de redactie.
Trust in Expertise.
Getting you there.
Met zijn team van experts - actuarissen, juristen, fiscalisten, financiers, beheerders en
commerciële medewerkers - stelt Employee Benefits zijn ervaring en know-how inzake pensioenen en gezondheidszorg ter beschikking van de werkgevers en hun personeel.
Vertrouwen is een waarde die dagelijks moet worden waargemaakt. Daarom houden we
rekening met uw behoeften en stellen we u innovatieve, flexibele en kostenvoordelige
oplossingen voor. Zo krijgt u alle troeven in handen om een succesvol Human Resources
beleid te voeren.
Als toonaangevende onderneming met een marktaandeel van om en bij de 40 %, telt
Fortis Employee Benefits meer dan 4000 werkgevers als klant. Onze globale uitdaging
bestaat erin dagelijks zo’n miljoen aangeslotenen in België te bedienen en tevreden te stellen.
Ontdek op onze website www.employeebenefits.be.fortis.com alle voordelen van
e-volulife. Dit concept biedt u een waaier van mogelijkheden voor uw vaste bijdrageplannen.
Met de internettoepassing kunnen uw personeelsleden hun pensioenplan on-line raadplegen en
kunnen ook de gegevensstromen automatisch verwerkt worden.
Graag meer informatie ? Stuur ons een mail naar [email protected]
Employee Benefits
Download