Myriam Willaert -1- Jongeren geloven in blits en snel scoren Enkele ethische reflecties over arbeid en jongeren INHOUDSTAFEL 1. INLEIDING EN HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN ..................................... - 1 2. LEVENSBESCHOUWELIJKE LITERATUUR I.V.M. ARBEID ......................... - 16 3. SYNTHESETEKST: EEN ETHISCH MODEL: HET STAKEHOLDERSMODEL ....................................................................................- 23 4. ENKELE GEANNOTEERDE BRONNEN ................................................................- 32 5. LESIMPULSEN ..........................................................................................................- 33 6. LESPROJECT ..............................................................................................................- 37 7. CONCLUSIE ...............................................................................................................- 46 8. BIBLIOGRAFIE .........................................................................................................- 47 - 1. INLEIDING EN HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN 1. Aanleiding tot deze paper Het voorstel voor deze paper kwam tot stand na het lezen van de resultaten van ‘De Grote Werk en Ethiek Enquête’. 1 Meer bepaald de antwoorden op de case: ‘Geschenkje voor de klant, mooi contract voor u?’ wekten mijn interesse. U staat op het punt een mooi contract af te sluiten. De voorwaarde: u moet de klant een cadeau schenken. Het beleid van uw bedrijf verbiedt dergelijke praktijken, maar u hebt er wel een budget voor. Wat doet u? 2 antwoordmogelijkheden met telkens de gegeven antwoorden van de jongeren ter vergelijking van alle respondenten: 1. U bezorgt het cadeau en u informeert uw manager nadien Mensen jonger dan 20 jaar 14,5% Alle respondenten 5,9% 2. U bezorgt het cadeau zonder uw manager te informeren 1 Mensen jonger dan 20 jaar 8,4% Alle respondenten 3,8% VAN DEN BROECK H., VANDERHEYDEN K., De Grote Werk en Ethiek Enquête, Vlerick Gent Leuven Management School en Vacature. Verschenen in VACATURE 22 april 2006 Myriam Willaert -2- Conclusie van professor Antoon Vandenvelde2:‘… Hoe ouder, hoe ethischer. Jongeren geloven in blits en snel scoren. Jongeren willen een contract versieren door het geven van een cadeau aan de klant. Dat kan wijzen op een nieuwe verzachting van de regels. Er bestaat een cyclische beweging met periodes waarin meer gedoogd wordt en met fases waarin de regels verstrengen. Voor de nieuwe generatie primeert efficiëntie. Ze neemt het niet te nauw hoe ze een contract binnenhaalt. Als je maar succes boekt, mag je even naast de klant lopen. De ouderen zijn met andere waarden opgegroeid.’ René Aerdts3: … De huidige generatie jongeren willen nog wel in een groep opgaan, maar de komende generatie wil alles gepersonaliseerd krijgen. Een telefoon met een eigen kleur… Ze zijn het zo gewoon en verwachten dat ook van hun werkgever. … Als de hele generatie zo is, dan kan de werkgever maar de keuze volgen van deze ‘verwende’ jongere. …’. Uit bovenvermelde enquête blijkt dat jongeren een andere persoonlijke zin geven aan arbeid en ethiek dan de vorige generaties. Ook in de studie van H. De Witte4 wordt nagegaan hoe het zit met de visie van jongeren over ‘de plicht tot werken’. Op een schaal van 10 wordt er gemiddeld 5,1 gescoord. Dit houdt in dat, over het algemeen en gemiddeld genomen, scholieren eerder neutraal staan tegenover het traditioneel arbeidsethos. Vooral items waar gemeten werd naar het moreel verheffende karakter van werk worden genegeerd. Zo gaan bijvoorbeeld meer dan zes op de tien jongeren akkoord met de stelling dat ‘mensen die niet willen werken, lui en futloos worden.’ Met de stelling dat ‘je van hard werken een beter mens wordt’ gaat daarentegen 44% niet akkoord. 2. Aanknopingspunten van het onderwerp bij het leerplan van de 3e jaar derde graad Doelgroep: jongeren uit het 7e jaar hotel – voeding (drankenkennis, wereldkeuken, patisserie,…) die door hun vele stages en weekendwerk reeds ondervonden hebben wat arbeid nu betekent. Hun werkdomein zal de horeca zijn. De horeca heeft als bedrijfstak een naam op te houden. Een branche die een belangrijke waarde als gastvrijheid inhoud wil geven in onze 2 Vandenvelde Antoon, hoogleraar, verbonden aan het Centrum voor Economie en Ethiek van de KULeuven 3 AERDTS RENE, Advancing Computing and Information Sciences, Rochester Institute of Technology, 2006 (chapter 1). Ter info: René Aerdts is ‘chief technology officer’ bij EDS 4 DE WITTE, H., e.a. Jongeren in Vlaanderen: gemeten en geteld, Universitatire Pers Leuven, 2000 Myriam Willaert -3- maatschappij. Dat is lang niet altijd even makkelijk, want bijna elke dag worden medewerkers in de horeca ongewild voor lastige situaties geplaatst. Terreindoelstelling5: Beginnend professioneel engagement. Spoor 2 Conflicten en ethische keuzes in werksituaties. Doelstelling B2-1: ‘In arbeidssituaties (in het bedrijfsleven, de zakenwereld en het beroepsveld) de ethische problematiek opsporen en omschrijven’ Doelstelling B2-2: ‘In geformuleerde oplossingen op ethische vraagstukken in de arbeidswereld, levensbeschouwelijke motieven opsporen en situeren’ Samen met de studenten van het 7e jaar hotel toetsen we dit aan hun stage- en werkervaringen. Bij elke job wordt de mens geconfronteerd met ethische problemen. Werken biedt aan de mens veel kansen en tegelijk ontneemt het ook kansen. Hoe kunnen we ermee omgaan? Het stakeholdersmodel biedt ons een denkpiste die kan leiden tot een mensbevorderende beslissing. Het is dit model dat ik wens aan te leren aan de studenten 7e jaar hotel-voeding om de ethische perspectieven rond arbeid in de horeca te verduidelijken en aan hen posities binnen de ethische (christelijke) niveaus te duiden. Enkele ingrediënten uit het leerplan: De plaats van geld verdienen: verloning en belangeloosheid (het begrip ‘gastvrijheid’ in de horeca bijvoorbeeld) Persoonlijk ervaren van conflictsituaties op het werkveld Arbeidsflexibiliteit: leven en levensritme Taakverwachting van anderen en eigen invulling, de zelfrealisatie. Werken om te leven of leven om te werken: zwartwerk, zondagsrust, … 3. Hermeneutische knooppunten i.v.m. jongeren en arbeid in de horeca Arbeid vervult in de 21e eeuw een aantal functies die niet door andere instituties kunnen vervuld worden. In de Dikke Van Dale wordt “Arbeid’ omschreven als: ar·beid (de ~ (m.) inspanning van lichamelijke en/of geestelijke krachten om iets tot stand te brengen => werk, bezigheid, werkzaamheid. Wanneer we hier wat (wetenschappelijke) literatuur naast leggen, zien we 5 ERKENDE INSTANTIE R.-K. GODSDIENST, Leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het secundair onderwijs in Vlaanderen, Brussel - Licap, 1999. Myriam Willaert -4- grote overeenkomsten. Zoals de definitie van Benschop6 uit 1993: ‘arbeid is het geheel van doelmatige en bewuste menselijke activiteiten welke specifiek gericht zijn op het voortbrengen van gebruikswaarden, dat wil zeggen van goederen en diensten die de behoeften van menselijke individuen kunnen bevredigen. Op deze manier is het levensbevorderend.’ Arbeid biedt heel wat mogelijkheden: zelfverwerkelijking, ontplooiing, kans tot sociale contacten, voorzien in de levensmiddelen,… Maar toch lijkt de postmoderne mens vandaag gefragmenteerd te zijn: het leven lijkt te worden opgedeeld in verschillende vakjes die te weinig op een positieve wijze met elkaar worden verbonden. Vroeger gebeurde dit door de religie, wat letterlijk ‘verbinden’ betekent (van het Latijnse ‘religare’). Vandaag is die religie echter niet meer zo manifest in de samenleving. Het leven wordt gedifferentieerd in werk, gezin, vrije tijd, vrienden, collega’s, enz. Zo komt de arbeidende mens in een voortdurende spanning te staan waarbij de verschillende deeltjes in botsing met elkaar kunnen komen. Deze spanning uit zich op verschillende vlakken en op verschillende niveaus. Enkele voorbeelden die hierna worden uitgewerkt: 1. Arbeidsproces versus arbeidsproduct. 2.Arbeid als bron van rijkdom of van armoede. 3. Arbeid en loonverschillen. 4. Gastvrijheid zonder sterren. 5. Arbeid op zondag of zondagsrust. 6. Bij de natuur te gast? 7. Arbeid als lust of last. 8. Arbeid als godsdienst of mensendienst. 1. Arbeidsproces versus arbeidsproduct. Recente onderzoeken bij consumenten wijzen uit dat mensen vooral kijken naar het eindproduct, zonder goed te weten wat er allemaal in een productieproces gebeurt. Wanneer men bijvoorbeeld geconfronteerd wordt met informatie over bepaalde antisociale praktijken van bedrijven, is men minder geneigd hun producten te kopen. Enkele voorbeelden: 1. Oxfam en de koffieboeren die een eerlijke prijs voor hun bonen krijgen 2. Douwe Egberts. Deze koffieproducent legde er in zijn communicatie naar de buitenwereld nogal sterk de nadruk op dat het voor elk verkocht pakje koffie 6 BENSCHOP A., Klassen. Ontwerp van een transformationele klassenanalyse. Amsterdam, Spinhuis, 1993. Myriam Willaert -5- systematisch een klein bedrag naar de Voedelsbanken doorstortte. Dat leverde hen prompt kritiek op van Oxfam : bij de aankoop van de koffiebonen zou Douwe Egberts de principes van de eerlijke handel immers niet zo rigoreus toepassen. Vraag blijft: wat verkiest de consument? Eerlijke producten met een hogere prijs of ‘oneerlijke’ producten met een lagere prijs? Maatschappelijk verantwoord ondernemen staat vandaag hoog op de politieke agenda en westerse bedrijven kunnen het zich niet langer permitteren om daar achteloos aan voorbij te gaan. ‘Op dat vlak moet we elkaar niets wijsmaken. De motieven van een bedrijf om de eigen inspanningen in het zonnetje te plaatsen, zijn dan ook van economische aard’, aldus Aagje Geerardyn.7 ‘Het gaat niet zozeer om meer klanten of om betere verkoop op kortere termijn, maar vooral om het bedrijfsimago: wij zijn bekommerd om het milieu, onze producten worden op een ethisch verantwoorde wijze vervaardigd. Op langere termijn werpt dat ook op financieel vlak vruchten af. Een aantal studies over beursgenoteerde bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen hoog in het vaandel voerden, hebben intussen immers aangetoond dat die op langere termijn ook een stuk stabieler presteren. Ergens is dat ook logisch: het risico dat ze op een slechte dag af te rekenen krijgen met een plotse crisis of een groot schandaal is een heel stuk kleiner dan bij bedrijven die elke vorm van ethiek aan hun laars lappen. In die zin kan maatschappelijk verantwoorde ondernemen tegenwoordig dus als een moderne vorm van risicomanagement worden beschouwd.’ 2.Arbeid als bron van rijkdom of van armoede Arbeid is – afgezien van de natuurlijke hulpbronnen die schaarser en schaarser worden – de enige echte bron van rijkdom en is daarom de maatstaf van alle economische waarden. Volgens Benjamin Franklin moesten we er altijd rekening mee houden ‘dat tijd geld is’. Of zoals Tom Hodgkinson8 het recent mooi beschreef: ‘Om een of andere duistere reden lijkt iedereen een duur horloge te willen hebben. Maar is het niet hoogst merkwaardig dat wat eigenlijk een symbool van slavernij is, een statussymbool is geworden? Door een horloge te dragen, maak je de andere duidelijk dat je je aan het moderne industriële tempo hebt gebonden.’ De intuïtie zegt echter ook dat geld in laatste instantie niets anders is dan gestolde arbeidstijd. 7 GEERARDYN, A., coördinator van het kenniscentrum van Business en Society en auteur van een doctoraat rond bedrijfscommunicatie over het goede doel in België in ‘zetten bedrijven een ethisch masker op?’ Samenvatting verschenen in ‘Vacature’ 22 april 2006 8 HODGKINSON, T., Leve de vrijheid. Hoe ontkom ik aan de cultuur van het moeten’ Standaard uitgeverij, 2007 Myriam Willaert -6- Arbeid genereert niet alleen rijkdom, maar kan onder bepaalde omstandigheden ook tot de bitterste armoede leiden. Arbeid was, of beter is (?), voor de heersende klassen en elites immers altijd een middel voor zelfverrijking op kosten van de werkers. Toegepast op de horeca zien we dat door de invoering van de 35-urenweek in Frankrijk verschillende horecazaken hun kostprijsberekening noodgedwongen hebben moeten herzien en de prijsstijging aan de consument werd doorgerekend. Een golf van faillissementen van vooral kleinere horecazaken was het gevolg. Door een beter gestructureerde horecavakbond in Frankrijk heeft dit echter niet geleid tot een toename van zwartwerk binnen de horeca. Het onderwerp zwartwerk en zeker zwartwerk binnen de horeca is een thema waar we in België duidelijk een andere visie op na houden en die op zich het voorwerp is van verschillende studies. Het zwartwerk in de horeca is volgens Michel Van Hemele9 een Belgisch probleem waar de politiek weinig aan doet. “Als men de koppelbazerij in de uitzendsector heeft kunnen uitschakelen, waarom kan dat dan niet in de horeca? Zwartwerk schept deloyale concurrentie met een dubbel gevolg: het legaal werkende bedrijf realiseert minder omzet waardoor het minder kan groeien en het personeelsverloop is er groot. De horeca kent de laagste lonen, ook een gevolg van het concurrentieprobleem, ten gevolge van het zwartwerk. Werknemers gaan vaak over naar werkplaatsen waar ze hun laag loon kunnen compenseren door een deel in het zwart te verdienen. Dit heeft zo zijn gevolgen voor de arbeidsmarkt. Carestel kan nog moeilijk geschikt personeel vinden. Het imago van de voedselindustrie dat helemaal niet sexy is, zit daar ook wel voor iets tussen. Al deze elementen leiden ertoe dat de staat BTW en sociale zekerheidsbijdragen derft. Met een verlaging van de BTW-tarieven voor de horeca zou de sector zich kunnen uitzuiveren, klinkt het bij Carestel.” 3. Arbeid en loonverschillen Het vorige kunnen we veralgemenen naar een actuele discussie: de minimumlonen in de horeca versus de toplonen van hotelmanagers en van bepaalde chefs. Sommige stageairs van de hotelschool vervullen tijdens twee maanden meer dan de wettelijke uren, moeten soms de meest vernederende werken uitvoeren, worden niet altijd gewaardeerd, enz. en krijgen uiteindelijk enkel ‘kost en inwoon’. 9 VAN HEMELE M., uitvoerend voorzitter van de Carestel Group, volledig artikel te lezen via http://www.rennes.be/horpol/carestel.htm gezien op 04/03/2007 Myriam Willaert -7- Uit ‘De Standaard’10dd. 26/06/2007 blijkt dat de roep om de verhoging van het minimumloon van mensen die in de horeca werken heel reëel is. Het VRT-journaal van die dag leerde ons dat uit een ondervraging bleek dat deze mensen vaak een uurloon hadden dat 1,5 Euro lager lag dan dat van poetsvrouwen. Hoewel er een tekort is aan keukenpersoneel zien we toch vaak dat startende koks geconfronteerd worden met ‘onmenselijke’ uren en minimumlonen. Terecht kan men daarop antwoorden dat zij nog heel veel te leren hebben en dat een goede basiservaring noodzakelijk is om een echte keukenchef te worden. Vraag blijft of ze wel gelukkig zijn met dit minimumloon. Professor Mark Elchardus11: ‘Het cliché dat geld niet gelukkig maakt, is klinkklare onzin. Een behoorlijk inkomen is zo goed als een voorwaarde voor geluk. Wie worstelt met een slechte financiële situatie is in 62 procent van de gevallen (zeer) ongelukkig.’ Anderzijds kunnen we anno 2007 zeker niet om de discussie rond de toplonen heen. Zoals Ivan De Witte12 opmerkt gaan de toplonen verder stijgen. ‘Stel dat je in België een wet over de toplonen uitvaardigt, dan zullen onze beste managers in het buitenland aan de slag gaan, …’ Ook binnen de horeca zien we dat Belgische topchefs met plezier buitenlandse aanbiedingen aannemen. Vooral de hogere lonen en de betere werkomstandigheden (als respect voor rustdagen, maximaal gepresteerde werkuren, allocatiepremies, e.d.) zijn doorslaggevend. Een ander belangrijk aspect waar binnen dit kader moet rekening mee gehouden worden is de discussie over het sociale statuut van een keukenchef. Er is binnen de Belgische sociale wetgeving nog altijd een groot verschil tussen arbeiders en bedienden. Hulpkoks, koks en ander horecapersoneel worden als arbeider ingeschreven, alleen keukenchefs zijn bedienden en zelfs kaderleden. 4. Gastvrijheid zonder sterren Mijn persoonlijke definitie van gastvrijheid die ik hierna zal beschrijven is het resultaat van gastronomische ervaringen die ik heb mogen beleven op 17-jarige leeftijd in de omstreken van Bangalore (Zuid-Indië). De overgangsfase tussen het internaat ‘Hemelsdaele-Brugge’ en mijn universiteitsjaren. ‘Namasté’ of ‘Namaskar’ is het eerste Hindi woord waar je mee wordt geconfronteerd en zegt eigenlijk alles over gastvrijheid: ‘ik buig voor u’ is de letterlijke vertaling van het oorspronkelijke Sanskrietwoord. 10 DE PRETER W., Nieuwe stakingen in de horeca, De Standaard, dd. 26/06/07 p. 1-3 ELCHARDUS M., SMITS W., Het grootste geluk, Lannoo Campus, 2007 12 DE WITTE I., Toplonen zullen verder stijgen, De Morgen, dd. 7/5/2007 p. 15 11 Myriam Willaert -8- Omdat ik versteld stond van de vriendelijkheid en gastvrijheid die iedereen uitstraalde heeft een Brahmaan (zijn vrouw leerde mij koken, maar nee, van een carrière in de horeca was er geen sprake) mij Namaskar nog beter hertaald: ‘Wij beschouwen gasten als goden’ of nog ergens anders ‘I salute the God within you’. Aan die onvoorwaardelijke gastvrijheid denk ik vaak terug als ik hier horecazaken bezoek en al bij het binnenkomen stuit op een totale ‘nonamaskar’ houding. Een levensstijl die nochtans gratis aan te nemen is. Als we nu terugkeren naar onze horeca zien we dat in hotelscholen in Vlaanderen het praktijkonderwijs doorgaans sterk georiënteerd is op het allerbeste en het allermooiste. De gedachte is: wie weet hoe het eraan toegaat in een vijfsterrenhotel, zal zich altijd wel kunnen aanpassen aan een minder luxueuze omgeving, maar andersom ligt dat een stuk moeilijker. Die redenering zal mogelijk waar zijn voor wat betreft de aan te leren regels en technieken. Of hetzelfde ook geldt voor de omgang met mensen, valt in sterke mate te betwijfelen. Een gastvrije houding is meer het resultaat van een persoonlijke vorming dan van technieken. De vraag die je in dit verband kunt stellen, is de volgende: ‘Is iemand die zijn training ontvangt op vijfsterren niveau, daarmee ook toegerust voor de omgang met mensen van wie het maatschappelijke bestaan verstoken is van elke schittering en allure? Ik refereer hier naar het werk van Hettinga13 in verband met de houding van horecapersoneel tegenover gehandicapte gasten en de problemen die dit met zich meebrengen. (Een houding die ik ooit gedurende anderhalf jaar op de Oostendse dijk heb mogen ‘aan den lijve’ ondervinden toen mijn vader door een beroerte verlamd raakte en rolstoelpatiënt werd.) Ik stel daarom, denk ik, terecht de vraag of een goede training op het gebied van bijvoorbeeld omgaan met gehandicapten niet uitstekend zou passen in een opleiding tot gastvrije manager? Is gastvrijheid niet het wegnemen van allerlei drempels en barrières (van welke aard ook) die er tussen mensen kunnen bestaan? Of moeten we in de opleidingen niet streven naar een Nederlands equivalent van ‘namaskaar’. Bepaalde horecascholen oefenen zich al enigszins in deze kunst door het ontvangen van kankerpatiëntgroepen, door het zorgen van een dag voor bijvoorbeeld gehandicapte kinderen, of door het bereiden van een kerstmaaltijd voor minderbedeelden. 5. Arbeid op zondag of zondagsrust Werken in de horeca betekent dat je kiest om te werken op zondag- en feestdagen, ’s avonds, in de weekends,… en juist daar haken veel aspirant-koks af. Paul Eerlings14:’Tegenwoordig 13 HETTINGA E, e.a. “Rolstoelers op kroegentocht”, in ‘Missets Horeca’ jrg. 1990 nr. 38 p. 43 e.v. Myriam Willaert -9- moet alles wijken voor de economie en de consumptie, ook de zondagsrust. Naar schatting moeten ongeveer 250.000 werknemers 's zondags werken in België. Zowel voor hen als voor de winkelende consumenten gaat dit ten koste van het gezins- en familieleven, van de bredere sociale contacten en van de lichamelijke en psychische rust.’ In een interessant interview15 met Geert Van Hecke, met als titel: ‘Topchefs vinden geen personeel,’16 wordt de hele problematiek uitgelegd. Zelf bekent deze topchef: ‘het harde leven in een toprestaurant schrikt veel schoolverlaters af. Het is moeilijk werken. Er zijn middag- en avondshifts, je moet in het weekend werken, en de taken zijn allemaal heel stresserend. Vele jongeren haken gewoon af door de werkomstandigheden. Ik weet niet wat je daar aan kunt doen. Je kunt moeilijk een vast sluitingsuur invoeren. De loonbarema’s moeten omhoog. Maar daar mag je ook niet in overdrijven. Een loonsverhoging van vijftien procent kunnen wij onmogelijk aan. De bouw kan Polen inschakelen, maar wij kunnen dit niet.’ Veel chefs nemen op maandag en/of dinsdag vrijaf, dit vaak ten koste van een sociaal leven en ook van hun huwelijksleven. De combinatie met een partner die niet in de horeca zit, blijkt vaak heel moeilijk en wordt nog verder ondermijnd als er kinderen komen. Hoe belangrijk een rustdag kan zijn, een moment van rust en reflectie, is door Ida Gerhardt17 verwoord in haar gedicht, of beter, haar gebed ‘Zondagmorgen:’ Het licht begint te wandelen door het huis en raakt de dingen aan. Wij eten onze vroege brood gedoopt in de zon. Je hebt het witte kleed gespreid en grassen in een glas gezet. Dat is de dag waarop de arbeid rust. De handpalm is geopend naar het licht. Dat de zondag Bijbels wordt uitgetekend als de dag van God, een ‘goddelijke’ dag, maakt ons dus duidelijk waarom we voorzichtig moeten omspringen met ‘gewoon doorwerken op zo’n 14 EERLINGS P., Laat onze zondag met rust, in ‘Mensen Onderweg’ jaargang 109, nr. 1 januari 2007 15 LE BACQ, T., Topchefs vinden geen personeel, Het Nieuwsblad dd. 28/06/2007 p. 9 16 Van Hecke Geert, keukenchef van het driesterrenrestaurant ‘De Karmeliet’ in Brugge. 17 GERHARDT I., Verzamelde gedichten, Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1992 Myriam Willaert - 10 - dag’. M.a.w. verliezen we niet al te gemakkelijk het belang van een dag van innerlijke en fysische rust, van herbronning en herontdekking van het ‘licht’ uit het oog? 6. Bij de natuur te gast? Een prachtig gedicht dat ook als lesimpuls kan gebruikt worden en mijn volgende hermeunetische knooppunt perfect weergeeft is De olifant18 van Primo Levi ( zie Bijlage 1) Een absurde geschiedenis, maar dat is hoe de mens altijd met de natuur is omgegaan. Het absurde waar het gedicht van de olifant over spreekt: dat het de mens kennelijk moeite kost de natuur een eigen waarde toe te kennen. We behandelen de natuur als een dood voorwerp. Haar enige waarde is haar gebruikswaarde. Vele dienstverlenende bedrijven, bijvoorbeeld in de sfeer van toerisme, recreatie en horeca, hebben als het ware een dubbele relatie met de natuur. Enerzijds betekenen die bedrijven door hun activiteiten een belasting voor het natuurlijke milieu, anderzijds zijn bedrijven in deze sector volstrekt afhankelijk van een goed bewaarde natuur. Een voorbeeld19: Hotel Bosrust kan zijn zaken wel vergeten wanneer de laatste boom in de omgeving een zure dood is gestorven. De bomen, daar kwamen de gasten immers voor. Tegelijk, en dat is het tegenstrijdige, betekent de aanwezigheid van Hotel Bosrust midden in de bossen op zichzelf al een permanente aanslag op de kwaliteit van de natuurlijke omgeving. Reeds een tiental jaren wordt ons geleerd dat in een nieuwe, hedendaagse ethiek niet langer de mens exclusief zou moeten worden erkend als voorwerp van morele zorg, maar ook de natuur. In plaats van pure mensen-ethiek moeten we een mensen-en-natuur-ethiek ontwikkelen20. Dat wil zeggen: de mens is weliswaar het enige wezen dat bewust, en dus ook moreel, kan handelen maar daarom hoeft de morele zorg van die mens zich nog niet te beperken tot de mensen. De mens is dus wel het subject (degene die handelt) van de moraal, maar het object (voorwerp van zorg) van de moraal is ruimer. Object van de moraal is naast de mens ook zeker de natuur. De natuur is evenals de mens drager van waarden, belangen en rechten (deze begrippen worden uitgelegd in de cursus ‘fundamentele moraal’21.) Ons handelen ten opzichte van de natuur zal dus een zekere analogie moeten vertonen met ons handelen ten opzichte van mensen: de ander (medemens of natuur) mag nooit alleen maar als middel voor onze doeleinden worden 18 LEVI P., Op een onzeker uur. Gedichten. Meulenhof, Amsterdam, 1988 VIJVER H., Ethiek van de gastvrijheid. Een bedrijfsethiek voor de dienstverlening, Van Gorcum, Assen, 1998 20 MENTZEL M., Milieubeleid normatief bezien, Stenfert Kroese, Leiden, 1993 21 HITCHINSON F., Fundamentele moraal, cursus HDGI, Gent, 2005-2006 19 Myriam Willaert - 11 - gebruikt, maar moet ook altijd worden erkend als doel van ons handelen. Dit hoeft niet te betekenen dat dieren en planten nu evenveel waard zijn als de mens. Als we er vanuit gaan dat niet alleen mensen, maar ook de natuur dient erkend te worden als voorwerp van onze morele zorg, worden we geconfronteerd met een volgend knooppunt. Dienen we die morele zorg nu ook uit te breiden tot mensen die nog niet bestaan, de toekomstige generaties? Van het antwoord op die vraag hangt erg veel af voor onze omgang met de natuur. Een beeld dat in dit verband vaak wordt gebruikt, is dat van het kampeerterrein22. Het verblijf van mensen op de aarde kan worden vergeleken met dat van de gasten op een camping. Je bent een voorbijganger. Voor en na jou zijn er anderen als gast aanwezig op die camping. Dat betekent dat jij de plicht hebt dat het terrein zo achter te laten dat anderen er van kunnen genieten zoals ook jij er van hebt genoten. Dat is een kwestie van billijkheid of rechtvaardigheid: allen dienen dezelfde kansen te hebben. Mens zijn is te gast zijn. Dat is het fundamentele inzicht dat de vergelijking met de camping ons oplevert. Mensen zijn te gast bij de natuur. Wij kunnen leven omdat er een werkelijkheid is die ons gastvrij onthaalt, een werkelijkheid die ons alle mogelijkheden geeft om te leven, te genieten en ons te ontplooien. Moraal, zo blijkt uit het voorgaande, kan dus eigenlijk niet zonder dat wat we gewoonlijk levensbeschouwing noemen: onze visie op de zin van het leven en op de plaats van de mens in de werkelijkheid. Wij, als Christenen, verwijzen in dit verband naar het scheppingsgeloof23. De werkelijkheid als door God geschapen en de mens als onderdeel van en zelfs als kroon op die schepping. Dat betekent dat de mens zichzelf nooit goed kan begrijpen buiten de rest van de werkelijkheid om: hij is ‘per definitie’ verbonden met de natuur, met de andere mensen, met de gehele wereld. Deze visie geeft de mens – als kroon van de schepping – bovendien een grote verantwoordelijkheid jegens de hele geschapen werkelijkheid. Dit scheppingsgeloof, dat wij overigens delen met joden en moslims, is een stevig fundament voor een ethiek die niet alleen de mens, maar ook de werkelijkheid buiten de mensen erkent als voorwerp van morele zorg. Daarmee is het uitgangspunt gegeven voor het handelen jegens 22 ACHERBERG W., Natuur: uitbuiting of respect? Natuurwaarden in discussie, Kok Agora, Kampen, 1989 blz. 87. 23 MANENSCHIJN G., Geplunderde aarde, getergde hemel. Ontwerp voor een christelijke milieuethiek, Ten Have, Baarn, 1988 Myriam Willaert - 12 - andere mensen en jegens de natuur: dat handelen behoort gekenmerkt te zijn door zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid. Binnen de horeca wordt dit perfect geïllustreerd door de ‘Slow Food’24 beweging. Een beweging die o.a. de nadruk legt op het gebruik van seizoensgroenten en plaatselijke producten i.p.v. ingevoerde exoten. Deze laatste worden gerelateerd aan gigantische transportkosten en milieuvervuiling, sociale uitbuiting van de plantagewerknemers, enz. Minder CO2-uitstoot, dat kan o.a. door de ‘voedselkilometers’ te beperken. Voedselkilometers zijn de afstand die wordt afgelegd tussen grond en mond. In Nederland berekende de voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal dat een volledige pastamaaltijd 19.350 kilometer aflegt en zorgt voor 303,4 g CO2-uitstoot.25 Met de lancering van Al Gore’s opzienbarende film ‘An Inconvenient Truth’ op 11 oktober 2006 is het ‘ongelegen’ thema van de klimaatwijzigingen helemaal in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. Luc Bouckaert26 op het 12e SPES Colloquium: ‘Als we vandaag geconfronteerd worden met het probleem van klimaatverandering dan heeft dit ongetwijfeld te maken met de uitstoot van CO2 maar ook met onze ongebreidelde drang om de aarde maximaal te exploiteren en te consumeren. We vinden in onszelf geen principe van matiging meer. Integendeel, we worden gepusht om steeds meer onszelf en onze omgeving rationeel en efficiënt te exploiteren. Met als pijnlijk gevolg dat we na verloop van tijd constateren dat we aan onszelf, de anderen en de natuur voorbij leven. En precies daar hebben religies en op wijsheid gerichte levensbeschouwingen ons iets te leren.’ 7. Arbeid als lust of last We zoeken al heel lang naar evenwicht, maar als alles in evenwicht is blijkt het weer morsdood. Wanneer is het goed? Werken om te leven of leven om te werken? Is het nu orare est laborare (werken is bidden) of ora et labora (werken en bidden)? Moeten we ons helemaal in werk onderdompelen of ons juist van werk bevrijden? Is werk zo verslavend, zo leuk, en zit er zoveel waarde in dat het ons zijn en onze beschikbare tijd helemaal vult, zo zelfs dat het ons in zijn overdonderende veelheid langzaam wurgt? 24 PETRINI C., Slow Food. Over het belang van smaak. Paperback, 2004 VAN DOVEREN P., Voedselkilometers beperken, Knack nr. 27, 4 juli 2007 p. 66 26 BOUCKAERT L., Actief pluralisme of dialoof of nog iets anders. Een verkenning. Tekst uit het e 12 SPES Colloquium Leuven 25 april 2007 25 Myriam Willaert - 13 - Ondertussen komen we allemaal knel te zitten tussen werk en privé, tussen ambities en leuke dingen doen, tussen goed geld verdienen en … ,” stelt Rob Vincke terecht.27 Een korte bespreking van de etymologie van het woord ‘arbeid’28. Het Nederlandse woord arbeid is afgeleid van het Germaanse are bejd of ar(a)beit, een situatie van grote nood waarin mensen komen te verkeren, die uit hun stam zijn gevallen en zich elders in afhankelijkheid van en dienstbaarheid aan vreemden in leven moeten houden. Het stamwoord arbejo betekent: 'Ik ben een verweesd en daardoor tot harde arbeid gedwongen kind'. Arbeid heeft dus in oorsprong te maken met inspanning en met het verlies van geborgenheid, het zich buiten de vertrouwde omgeving moeten begeven. In alle Europese talen gebruiken voor 'arbeid' woorden die pijn, moeite en inspanning aanduiden. In veel talen refereert 'arbeid' aan de barensweeën van vrouwen. Dit geldt zowel voor het Engelse labour, het Italiaanse lavoro als voor het Franse labeur. Hieruit blijkt duidelijk dat het woord arbeid, op zich, een controversieel begrip is. Enerzijds is ‘arbeid’ verwant met moeite en inspanning en wordt daarom als een last beschouwd. Anderzijds worden we laatste jaren meer en meer geconfronteerd met ‘workaholics’ die arbeiden als een lust beschouwen. De internationaal erkende definitie van de workaholic luidt volgens Taris: "Een workaholic is iemand die niet alleen veel uren maakt, maar daarnaast ook thuis veel met zijn werk bezig is. Bovendien werkt de workaholic harder dan de directe collega's. Het harde werken wordt dus niet opgelegd door de werkgever, door groepsdwang of economische omstandigheden, het komt uit iemand zelf. Het is een volstrekt geaccepteerde vorm van verslaving.”29 In het eerste geval kunnen we stellen dat arbeid een bezigheid is die geen doel in zichzelf heeft maar louter middel is waarmee mensen in hun levensonderhoud voorzien. Het is een noodzakelijk iets en maar een middel om een doel te bereiken. Arbeid wordt gezien als een offer, een opoffering van vrije levenstijd. Het is dan ook een moeizame, belastende activiteit die we weinig of nooit zouden verrichten als we hiertoe niet gedwongen werden. Plezier (in de zin van zelfrealisatie) en arbeid zijn begrippen die elkaar uitsluiten. Deze gedachtegang knoopt aan bij de taalkundige betekenis van het woord arbeid dat we hierboven geschetst hebben. 27 VINKE R., Zoeken naar intrinsieke motivatie, Reed Business Information, 2004 Etymologisch Woordenboek van het Nederlands A-E, University press, Amsterdam, 2003 29 TARIS T., Hoofddocent organisatiepsychologie – Universiteit Nijmegen in ‘De Kick van een 80urige werkweek’ Intermediair, 17 april 2003, p. 4 28 Myriam Willaert - 14 - Arbeid kan echter ook positief ervaren worden als een lust en dit pleit dan weer voor onze tweede visie. Arbeid is iets waaraan we persoonlijk een intrinsiek plezier beleven. Het gaat hier dan niet meer om een noodzakelijk iets maar om de ontplooiing van de mens. De arbeidende mens is een vrije mens die zichzelf in producten en diensten veruiterlijkt en verwezenlijkt (ook wel ‘objectivering van het subject’ genoemd). Arbeid biedt unieke mogelijkheden tot zelfverwerkelijking en ontplooiing. Arbeid kan dus ook als eerste levensbehoefte worden opgevat, of zelfs als de eigenlijke zin van het leven. 8. Arbeid als godsdienst of mensendienst “Heeft iedereen een roeping?”. Anselm Grün30: “Ieder mens heeft een roeping, wordt aangesproken door God om wat met zijn of haar leven te doen. Het is geen toeval dat het woord ‘beroep’ en ‘roeping’ op elkaar lijken en samenhangen.” Anselm Grün verbindt de regel van Benedictus met het hedendaagse management: ‘Benedictus moraliseert niet. Hij accepteert het economische systeem, maar wijst een weg om midden in deze wereld te staan én spiritueel met geld en bezit om te gaan. Benedictus laat zien dat spiritualiteit niet iets puur bovennatuurlijk is. Ze komt tot uitdrukking in een goede manier van bedrijfsvoering.’ Verder stelt Anselm Grün in hetzelfde werk dat doorleefde spiritualiteit een brug is tussen arbeid als mensendienst enerzijds en arbeid als moderne religie anderzijds. Het opnieuw ontdekken van krachtbronnen als gebed of meditatie en vooral de integratie in het dagelijkse werk van 'klassieke deugden' kunnen voor iedereen een spiritueel hulpmiddel worden. Deugden die terug te vinden zijn in de regel van Benedictus maar actueler dan ooit zijn. Namelijk: het cultiveren van stilte, de toewijding aan werk en studie, het belang van een nederige houding, van gastvrijheid en zorgzaamheid, van rentmeesterschap, eerbied en vriendelijkheid, enz. Arbeid is een mensendienst maar tegelijkertijd ook een moderne religie31. Arbeid is mensenwerk. Want arbeid wordt niet alleen door mensen verricht, maar ook voor mensen. Arbeid is een doelgerichte menselijke activiteit gericht op het voortbrengen van goederen en diensten die de meest uiteenlopende behoeften van individuen kunnen 30 GRUN A., Je leven en je werk. Een spirituele uitdaging. Lannoo, Tielt, 2006 BENSCHOP, A, Arbeid een lastig en omstreden begrip, Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en gedragswetenschappen, afdeling Sociologie. Online cursus: http://www.sociosite.net/labor/arbeid/ 31 Myriam Willaert - 15 - bevredigen. Arbeid is dus in meerdere opzichten een mensendienst, een daad van sociale wederkerigheid. In een relatief hoog ontwikkelde samenleving als de Nederlandse (i.c. Belgische) wordt arbeid merkwaardig genoeg ook nog steeds als een godsdienst bedreven. Arbeid fungeert als een moderne religie waaraan mensen de zin van hun leven ontlenen. Het hebben van werk geldt daarom als de hoogste eer die mensen ten deel kunnen vallen. Op het altaar van de arbeidsplaats worden daarom grote offers gebracht om deel te hebben aan de zegeningen van de arbeid. De moderne workaholics hebben daarom weinig begrip voor de leuze dat men beter 4 of 3 dagen kan werken dan 7 dagen werkloos te zijn. Drastische arbeidstijdverkorting is voor hen een even buitenaardse gedachte als een bezuiniging op gebedsuren voor fundamentalistische gelovigen. Myriam Willaert - 16 - 2. LEVENSBESCHOUWELIJKE LITERATUUR I.V.M. ARBEID 1.Kerkelijke uitspraken over economie A. Uit de ‘Katechismus van de Katholieke Kerk’32: 2415 Het zevende gebod vraagt eerbied voor de heelheid van de schepping. De dieren, de planten en de onbezielde wezens waren in het verleden en zijn in het heden en de toekomst, van nature bestemd voor het gemeenschappelijke welzijn van de mensheid. Het benutten van de minerale, plantaardige en dierlijke hulpbronnen van het heelal mag men niet scheiden van de eerbied voor de morele wetten. De heerschappij over de bezielde en onbezielde natuur, die de Schepper aan de mens heeft toevertrouwd, is niet absoluut; ze wordt beperkt door de zorg voor de kwaliteit van het leven van de medemens, met inbegrip van de toekomstige generaties; ze vereist een religieuze eerbied voor de heelheid van de schepping. 2425 De kerk heeft de totalitaire en atheïstische ideologieën die in de nieuwe tijd met het 'communisme' of het 'socialisme' verbonden waren, opzij geschoven. Overigens heeft ze ook in de praktijk het 'kapitalisme', het individualisme en de absolute voorrang van de vrije markteconomie op de arbeid, afgewezen. Wanneer men het economische leven uitsluitend regelt volgens een gecentraliseerd plan, verstoort men ten diepste de maatschappelijke verhoudingen; wanneer men het uitsluitend regelt op basis van de vrije markt, schiet men tekort in de sociale rechtvaardigheid, 'want er zijn vele menselijke behoeften die niet door de vrije markt bevredigd kunnen worden'. Men moet een verantwoorde regeling van de markteconomie en van de economische initiatieven aanbevelen volgens een juiste hiërarchie van waarden en met het oog op het algemeen welzijn. 2429 Iedereen heeft het recht op economisch initiatief en iedereen moet zijn talenten rechtmatig aanwenden om mee te werken aan het scheppen van een welvaart die aan allen voordeel brengt, en om de vruchten van zijn inspanningen te plukken. Hij moet er wel voor zorgen zich te schikken naar de regelgeving van de wettige overheid, zoals die met het oog op het algemeen welzijn is vastgelegd. 32 KATECHISMUS van de KATHOLIEKE KERK online te raadplegen via http://www.stvitus.nl/KKK/ Myriam Willaert - 17 - 2430 In het economisch leven zijn verschillende belangen in het geding, die vaak onderling tegengesteld zijn. Dit verklaart waarom er conflicten ontstaan die eigen zijn aan het economisch leven. Men moet zich inspannen om deze conflicten op te lossen door onderhandelingen die de rechten en de plichten van elke sociale partner respecteren: dat zijn met name de verantwoordelijken van de ondernemingen, de vertegenwoordigers van de werknemers, bijvoorbeeld de vakbonden, en zo nodig de overheid. 2432 De verantwoordelijken van de ondernemingen dragen tegenover de samenleving de economische en ecologische verantwoordelijkheid voor hun activiteiten. Ze moeten rekening houden met het welzijn van de personen en niet enkel bekommerd zijn om vergroting van hun winst. Uiteraard moet er ook winst gemaakt worden. Daardoor worden immers investeringen mogelijk die de toekomst van de onderneming waarborgen en de werkgelegenheid garanderen. B. Uit Gaudium et Spes:33 God heeft de aarde met alles wat daarin is, bestemd voor het gebruik van alle mensen en volkeren, zo dat de geschapen goederen in een eerlijke verdeling aan allen moeten toekomen, onder de hoede van de rechtvaardigheid, vergezeld van de liefde. Hoe de vormen van eigendom ook zijn, men moet toch steeds aandacht hebben voor die universele bestemming der goederen. C. Laborem Exercens Laborem exercens (14 september 1981) is de eerste sociale encycliek van paus Johannes Paulus II. De paus analyseert hierin het conflict tussen arbeid en kapitaal, waarbij hij duidelijk voorrang verleent aan de arbeid. Daarom pleit hij ook voor meer participatie in de ondernemingen. De arbeiders zijn niet alleen door hun werk mede-eigenaars in het grote werkveld waarin zij zich engageren, maar mede-eigenaarschap moet zich ook uiten in mede-eigendom, de deelname aan het beheer en het medeaandeelhouderschap. De visie van de kerk op arbeid blijkt ook uit Rerum Novarum (1891) en Deus caritas est (2006). 33 GAUDIUM ET SPES uit Gaudium et Spes nr. 69, Vaticanum II, online te raadplegen via http://www.rkdocumenten.nl Myriam Willaert - 18 - 2.Enkele Bijbelpassages i.v.m. arbeid en economie “We lezen het evangelie alsof we geen geld hadden en we geven geld uit alsof we geen weet hadden van het evangelie” (John Haugley) ‘Voor een systematische uiteenzetting over de betekenis van arbeid kun je in de bijbel niet terecht,’ betoogt Paul Van den Berghe34, Bisschop van Antwerpen. ‘Toch komt daarin duidelijk naar voren dat God wil dat de mens werkt, wegens de grote waarde van arbeid – en ondanks de last die daarmee gepaard gaat.’ Kenmerkend voor de joods-christelijke traditie is de grote waardering van de arbeid. Zo stelt God in het paradijsverhaal de mens aan om de tuin van Eden ‘te bewerken en te bewaken’ (Gen. 2,15). Het leven daar wordt nuchter en realistisch voorgesteld. De mens die uit de aarde is gemaakt en die van nature bestemd is de akker te bebouwen, wordt bij Gods genade hovenier en beheerder van het park van Jahweh. Het Nieuwe Testament leert ons dat Jezus de zoon was van een timmerman en voor het begin van zijn openbaar leven mogelijk een aantal jaren heeft gewerkt. Zijn mensvisie wordt – zoals de parabel van de talenten aantoont – bepaald door het beeld van een fiere, verantwoordelijke beheerder aan wie God veel toevertrouwt. In alle parabels kiest Jezus beelden van mensen die aan het werk zijn: de boer achter zijn ploeg, de zaaier, de arbeiders in de wijngaard, enz. Voorbeelden van Bijbelverhalen of citaten i.v.m. arbeid: A. Arbeiders van het elfde uur – werkers in de wijngaard (Mt 20, 1-15) B. De ontslagen rentmeester (Lc 16, 1-15) C. Een rijke boer (Lc 12, 16-21) en een arme weduwe (Mc 12, 41-44) (= Lc.21,1-4) D. Belasting aan de keizer (Lc. 20,21-26) (= Mt.22,15-22; Mc.12,13-17). … In dit verband brengt een recent interview met Kardinaal Poupard interessant materiaal35: ‘Waarom moet 34 VAN DEN BERGHE P., Naastenliefde heeft arbeid diepere zin’ in Tertio 267-268 - 23 maart 2005 - p. 4 35 VAN LIERDE E., Diepere eenheid pas mogelijk dankzij Godsbesef. Interview met Kardinaal Paul Poupard, in Tertio 376 - 25 april 2007 - p. 6 Myriam Willaert - 19 - Europa dringend opnieuw zijn christelijke wortels ontdekken? Loopt een christelijke – in plaats van een seculiere – identiteit niet het risico gelovigen van andere religies uit te sluiten? Het seculiere als principe, en niet het verengende secularisme, staat in grote letters in het evangelie: ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.’ De verschillende Europese culturen komen uit dezelfde bron: het Griekse denken, de Romeinse wetgeving en de evangelische eerbied voor de menselijke persoon. Dat de menselijke integriteit respect verdient, veronderstelt dat de ethiek voor de techniek komt, het primaat van het subject boven het object en de superioriteit van het zijn boven het hebben. Het christendom is de band die Europa ten diepste samenhoudt, met respect voor de culturele en nationale verschillen. Daarbij is het christendom niet de exclusieve bron, maar als sociale cohesie en in het geven van een ziel is het wel uniek.’ E. In Psalm 8: ‘Gij hebt hem (= de mens) gesteld over het werk uwer handen, alles hebt Gij aan zijn voeten gelegd: schapen en runderen, de dieren in het veld.’ De arbeid van de mens ligt in het verlengde van Gods scheppingswerk. De mens mag de grond bebouwen, dieren temmen en fokken en waterputten graven. De mens krijgt de verantwoordelijkheid voor de aarde, maar moet daar wel rekenschap van afleggen. F. Wees zo goed hier niet voorbij te gaan. Ik zal jullie dienen. Ik haal brood om jullie sterk te maken voor de verdere tocht (Gen.19, 1-15) G. En hij gebood hen: 'Doe uw werk vol ontzag voor de Heer, in oprechtheid en met een onverdeeld hart' (2Kor 19,9) H. Als iemand niet wil werken zal hij ook niet eten (2 Tes., 3,6 en 10) I. Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven (Mt. 10,8) J. In het zweet van uw aanschijn zult gij werken voor uw brood (Gen. 3,19)’ K. Doe recht aan armen en wezen, onderdrukten en misdeelden, spreek hen vrij, laat iedereen gaan die rechteloos is en berooid, bevrijd hen uit de greep van de schurken. (Ps. 82, 3-4) L. Wie uit is op geld heeft nooit genoeg en wie uit is op rijkdom wil altijd meer. Ook dat is ijdel. Hoe groter je bezit, hoe meer profiteurs. En wat heb je er als eigenaar aan? Je kunt ernaar kijken, meer niet. (Prediker 5, 9-10) M. Daarom, zo heb ik vastgesteld, is het maar het beste voor een mens dat hij vreugde put uit alles wat hij onderneemt. Dat is wat hem is toebedeeld. (Prediker 3,22) N. Wanneer je ziet dat in het land de armen worden onderdrukt en het recht en de rechtvaardigheid geschonden, wees dan niet verbaasd. Want een hoge ambtenaar wordt door een hogere beschermd, en zijn beiden weer beschermd door ambtenaren die nog hoger zijn. (Prediker 5,7) Myriam Willaert - 20 - O. Het Lied van de mijnwerker uit het boek Job is een verassend modern klinkende getuigenis over de diepe waardering voor het technische kunnen van de mens en zijn arbeid: ‘Boven op de aarde ontkiemt het graan, diep onderin woelt een soort vuur. In haar gesteente is saffier te vinden en goudstof ook. Geen roofvogel kent het pad daar naartoe, zelfs de havik weet het niet te ontdekken … Alleen de mens, die de hand slaat aan het gesteente, de fundamenten van de bergen omwoelt, tunnels boort in de rotsen, die ontdekt inderdaad allerlei kostbaarheden; damt hij de bronnen van de rivieren af, dan brengt hij de meest verborgen schatten aan het licht.’ (Job 28, 5-7 & 9-11) De afbeelding die in dit stuk werd toegevoegd ‘verbeeldt’ bovenstaande perfect: Het betreft hier het drieluik van het Sint-Eligiusaltaar van de Antwerpse munters met werk van Maarten de Vos (1601) en terug te vinden in de Sint-Andrieskerk te Antwerpen. 3. Business en spiritualiteit “Try not to become a man of success, but rather try to become a man of value.” (Albert Einstein) People Planet Profit. De triple-P van maatschappelijk verantwoord ondernemen is inmiddels wijd en zijd bekend, maar nu gaan er stemmen op voor een vierde P. Die van Principles. In de wereld van ondernemers staan waarden en normen hoog op de agenda. Zakendoen vergt integriteit, verantwoordelijkheid en transparantie. Principes dus. Er is nog nooit zoveel over de noodzaak van waarden en normen gesproken als het afgelopen jaar. Ook in het bedrijfsleven is het een hot item. De samenleving vraagt om integriteit, transparantie en maatschappelijke verantwoording van gedrag. Deze principes zijn voorwaarde voor het vertrouwen in het bedrijfsleven. Myriam Willaert - 21 - Wat is business spiritualiteit?36 Prof. de Blot (werd in 2006 hoogleraar Business Spiritualiteit in Nyenrode): ‘Het is een moeilijk grijpbaar onderwerp. Waarom? Om drie redenen. 1.Het gaat om een proces, dat moeilijk in definities is te vatten. 2.Daarnaast is het een verdiepend proces. Het proces zelf verandert voortdurend van diepgang en intensiteit. 3.Tenslotte gaat het om een proces in een spanningsveld van het harde zakendoen – waar het om profit gaat - en de zachte binnenkant van de geest. De business spiritualiteit staat met één been in de harde realiteit en één been in de zachte ongrijpbare bodem. Op zijn minst kunnen we zeggen dat het verwijst naar het antwoord van een persoon of een groep personen, een organisatie, op de uitnodiging van het diepste menselijke verlangen naar zingeving op het zijnsniveau. Dat is de concrete manier waarop mensen of organisaties omgaan met de diepste levensvragen in het zakendoen. Praktisch gaat het om een competentie van creatief zakendoen dat effectief met principiële en structurele spanningen kan omgaan. Daarbij gaat het om de kwaliteit van het zakendoen dat uiteindelijk ten goede komt van het welzijn van de mens.. Pas in tweede instantie verwijst zij naar een volledig doordachte en gesystematiseerde hoeveelheid kenmerken van die spirituele vormgeving. Business spiritualiteit is te omschrijven als een weg om tot hoge kwaliteit te komen in het zakendoen: door de mens als spiritueel wezen serieus te nemen en van de spirituele krachten van een organisatie goed gebruik te maken. In de zakenwereld gaat het niet om wetenschappelijke kennis maar om competenties in het zakendoen. Dat geldt ook voor de spiritualiteit van het zakendoen. In de business gaat het om profit. Hierbij speelt geld een belangrijke rol. Hoe kan ik efficiënt zakendoen en dit doen op een spirituele manier? Dat is het dilemma. Zakendoen is geen puur denken en spiritualiteit geen puur bidden. Het gaat om zaken-dóén vanuit de diepste inspiratie van de spirituele krachten op het zijnsniveau.’ 4. Aanvullende levensbeschouwelijke informatiebronnen: A. De spiritualiteit van de monniken en hun specifiek ethisch handelen Kloosters en management : evenwicht tussen orare en laborare, tussen spirit en daadwerkelijkheid. Abdijen als centra van beleving van gastvrijheid, voorposten van horeca. Regel van Benedictus hoofdstuk 53 : ‘Gasten en bezoekers moeten ontvangen worden als Christus zelf. Eens zal de Heer zeggen: ‘Ik kwam als gast en gij hebt Mij ontvangen’ (Mt. 10, 40) 36 DE BLOT S.J., Business spiritualiteit. Kwaliteit in het zakendoen. http://www.intermedic.nl/art_busspiritualiteit.html Myriam Willaert - 22 - B. De toebedeling van de minder gegoeden en anders gelovigen. Voorbeelden: - Eénoudergezinnen kunnen door de stijgende consumptieprijzen haast niet meer voorzien in hun dagelijkse behoeften. Hun kinderen kunnen niet mee naar dat restaurantje want dat kost handenvol geld. - Vreemdelingen die meer en meer van bepaalde beroepsuitoefening worden uitgesloten o.w.v. hun vreemde origine die blijkbaar haaks staat op ons westers ‘joods- christelijk’ vooruitgangsdenken. - Arbeid en ramadanverplichtingen: vreemde eetgewoonten binnen ons levenspatroon, hoofddoekendebat en beroepskledij, enz. - De historische waarde van het daensisme op vandaag: ethisch – sociaal, gestoeld op de christelijke spiritualiteit. - De beoefening van de werken van barmhartigheid vandaag? Dit alles versus de huidige woekerwinsten van aandeelhouders en de teloorgang van menswaardige arbeid: hotelketens laten zich overnemen ten koste van het personeelsbestand opdat aandeelhouders korte termijnwinsten kunnen boeken. C. De ruimere dimensie van de arbeid binnen de horeca: van zorgen voor brood op de plank… naar versterking van het totaal fysisch en sociaal welbevinden…tot de volle eerbied voor de menselijke (ook falende) persoon, met zijn eigenheid binnen een veelkleurige wereld. Het leiderschap bevat niet enkel maar opleiden tot bereiders van fijne producten, maar vraagt ook om mensen kansen te geven om deel te nemen aan de welvaart (cultuur, vrije tijd,..) én vereist op vandaag om medewerkers meer mens te helpen worden via uiting van respect en ontwikkeling van zingeving ( b.v. attentie bij ziek familielid, kunst in infrastructuur, omgaan met verlies, tijd voor bezinning,…). D. Uit de ‘Bijbelse grondhoudingen’ van de Vlaamse bisschoppen: 1. De fundamentele waardigheid van elke mens. Dat betekent economisch gezien de idee van het recht op een minimaal levensniveau,… 2. De voorkeursaandacht voor de zwakkere partij. 2. Het doel van de economie is het welzijn van de gemeenschap. 4. Het relativeren van de bezitsdrang. 5. Economie is veeleer coöperatie dan concurrentie. Uiteindelijk moet economie dienen tot samenwerking en moet de concurrentie ook wettelijk begrensd worden. 6. Economische activiteit moet duurzaam zijn. Myriam Willaert - 23 - 3. SYNTHESETEKST: EEN ETHISCH MODEL: HET STAKEHOLDERSMODEL 1. Situering van het stakeholdersmodel “The political problem of mankind is to combine three things: economic efficiency, social justice, and individual liberty.” (J.M. Keynes, 1926) A. De mate waarin de onderneming en haar management erin slagen rekening te houden met en tegemoet te komen aan de belangen van de verschillende stakeholders, wordt aanzien als een van de belangrijkste kenmerken van de succesvolle ondernemingen van morgen. Meer concreet gaat het om het afleggen van verantwoording, participatie, transparantie en verificatie. De periode waarin managers zich enkel konden richten op het maximaliseren van de waarde voor de aandeelhouders (shareholders), is dus reeds lang voorbij en de managementwetenschap en het managementonderwijs hebben nood aan nieuwe concepten die rekening houden met deze evoluties. De vele persberichten tonen echter aan dat dit dikwijls in schril contrast staat tot wat er op vandaag nog steeds gebeurt in de realiteit. Het streven naar aandeelhouderswaarde, en vooral de neveneffecten hiervan, hebben er voor gezorgd dat de maatschappij in haar geheel een twijfelachtige houding heeft aangenomen tegenover de bedrijfswereld. Dit werd duidelijk gedurende de jaren negentig, die gekenmerkt werden door een mondigere samenleving die onder luid protest het bedrijfsleven ter verantwoording riep. Sir Geoffrey Owen37 vraagt zich terecht af of we nu te maken krijgen met een nieuwe vorm van kapitalisme (na het managerial capitalism en investor capitalism), nl. het socially responsible capitalism. Deze evoluties hebben aanleiding gegeven tot de opkomst van maatschappelijk verantwoord ondernemen, ook wel ondernemen volgens het stakeholdermodel genoemd. In tegenstelling tot het aandeelhoudersmodel, gaan ondernemingen en managers die het stakeholdermodel voorstaan, ervan uit dat er meerdere partijen betrokken zijn bij de activiteiten van de onderneming en dat al die partijen ook de nodige aandacht moeten krijgen van het management. Volgens hen investeren niet enkel de aandeelhouders, maar ook de werknemers, klanten, leveranciers, het milieu, de overheid en de bredere maatschappij in de onderneming. 37 OWEN G., Shareholder Value and Corporate Social Responsibility in Henderson, D. (2001). Misguided Virtue: False Notions of Corporate Social Responsibility, The Institute of Economic Affairs, London, 2001 Myriam Willaert - 24 - Er zijn tegenwoordig heel wat ondernemingen die initiatieven nemen in de richting van stakeholder management. Maar waarom zou een onderneming die overgang maken? Dit gebeurt omwille van verschillende redenen. Simon Zadek (2000)38 onderscheidt vier categorieën van drijfveren die ondernemingen stimuleren om aan stakeholder management te doen. • Verdediging: ondernemingen verdedigen zich tegen negatieve uitlatingen van bepaalde stakeholders, zoals drukkingsgroepen, in de pers. De belangrijkste reden hiervoor is dat de onderneming potentiële, financiële schade (vb. door schade aan het imago) wil beperken. Het schoolvoorbeeld in deze categorie is ongetwijfeld Shell in de Brent Spar-case. In deze gevallen gaat het om risicobeheer. • Financiële beschouwingen: de belangrijkste beweegreden voor de ondernemingen uit deze categorie is het potentiële financiële voordeel dat kan voortvloeien uit specifieke acties van haar kant. Wanneer de overheid het aanwerven van bepaalde minderheidsgroepen subsidieert, dan zullen sommige ondernemingen hierop inspelen omdat ze er zich financieel voordeel bij doen. Het invullen van bepaalde voorwaarden (vb. milieucriteria) om een contract binnen te halen valt eveneens onder deze categorie. • Strategie: op dit niveau wordt stakeholder management een integraal deel van de bedrijfsvoering op lange termijn. De ondernemingsdoelstellingen houden rekening met de verwachtingen van de stakeholders. Ondernemingen die streven naar een gezonde werkomgeving voor hun medewerkers en waardencreatie voor de klanten, zullen hun strategie moeten opbouwen rond deze stakeholders. Een verdere analyse zal duidelijk maken dat zonder de steun van de andere stakeholders, deze doelstellingen niet kunnen worden bereikt. Op die manier wordt een gestructureerd geheel van handelingen ontwikkeld dat er voor zorgt dat alle stakeholders een rol zullen spelen in het behalen van de ondernemingsdoelstellingen. • Innovatie: door de nauwe samenwerking met de stakeholders zullen ondernemingen beter in staat zijn om nieuwe markten te exploreren maar ook om nieuwe risico’s te ontdekken en zich er tegen te wapenen. B. Als we spreken over ‘Zakenethiek’ kunnen we zeker niet naast het gelijknamige werk van Herman Siebens39 kijken. De grondslagen van de zakenethiek zijn volgens hem terug te vinden: 38 39 ZADEK S., WEISZER J., Conversations with Disbelievers, Ford Foundation, 2000. SIEBENS, Herman, Zakenethiek, Garant, 1995, Leuven Myriam Willaert - 25 - 1/ in de lijn van de theorie van Freeman (de stakeholdersapproach) wordt aandacht opgebracht voor alle (let wel: alle) betrokken partijen; Betrokken partijen kijgen vaak ook deze benamingen: rechthebbende partijen, belanghebbende partijen of stakeholders (zie ook verder bij definities). Hun belangen verwoorden hun behoeften, die al dan niet in de situatie worden voldaan. Eventuele belangenconflicten zouden daarom kunnen opgelost worden door ze in hun onderlinge belangrijkheid af te wegen. Maar juist het opstellen van criteria voor deze weging is zeer moeilijk. Een sluitende, definitieve ‘ranking’ opstellen is bijna niet mogelijk. Binnen het stakeholdersmodel ontwikkelde zich een tendens om de spontane nadruk op de sterkere stakeholders, ten koste van de zwakkere, te compenseren. Uiteraard pleit iedereen voor een gelijkwaardige behandeling van alle partijen. Men benadrukt daarbij sterk het wederzijdse vertrouwen en de wederzijdse verplichtingen tussen alle betrokkenen. Ethiek is het zoeken naar een belangenevenwicht tussen alle betrokken partijen. Dit betekent dat een beslissing of een handeling ethischer is naarmate zij erin slaagt meer belangen (behoeften, rechten en waarden) van meer betrokken partijen, vooral van de zwaksten, vollediger te respecteren en te realiseren. Achter het stakeholdersmodel gaat dus de ‘utopie’ schuil van een samenleving waarin alle betrokkenen tot hun volle ontplooiing zouden kunnen komen. Dit implicieert dat we kunnen stellen dat het stakeholdersmodel niet slechts een neutraal werkinstrument is. We onderscheiden vijf niveaus van ethische handelen waarop er 3 specifiek door het stakeholdersmodel van toepassing zijn : Op een eerste niveau treffen we het pure eigenbelang aan. Hier beperkt ethiek zich tot de zorg voor het eigen ik, op zich een gerechtvaardigde zorg. Op een tweede niveau treffen we het ‘welbegrepen eigenbelang’ aan. De zorg voor het eigen ik wordt hier al gerelateerd aan de zorg voor de anderen, hoewel het eigen ik de eigenlijke doelstelling blijft. De zorg voor de anderen komt slechts aan bod als en in de mate dat het dienstig is voor het eigen ik. Op een derde niveau bereiken we het algemene belang. Hier is de zorg voor het eigen ik niet verdwenen, maar neemt het een gelijkwaardige plaats in naast de zorg voor de anderen. Op dit niveau wordt gestreefd naar het ‘nut van ’t algemeen’. We onderscheiden hier nog een louter parallellisme van de eigen belangen van een werkelijk gemeenschappelijk gedeeld belang. Op het vierde niveau staat het ‘welbegrepen belangeloosheid’: het algemeen belang voorop, weliswaar zo dat het eigenbelang niet geschaad wordt. Myriam Willaert - 26 - Hierboven staat het vijfde niveau van belangeloosheid. Daarin zet de mens de zorg voor het eigen ik opzij voor de zorg voor de anderen. Het tweede, derde en vierde niveau zijn de niveaus waar binnen de zakenethiek wordt gewerkt en waar we het stakeholdersmodel kunnen toepassen. 2/ in de lijn van de theorie van Mac Coy wordt aandacht opgebracht voor het procesmatige verloop; Mc. Coy40 stelt dat het ethische gehalte van een situatie dient te worden bepaald door de ethische kwaliteit van de achterliggende beslissing te bepalen. En om dit te doen dient men, volgens Mc. Coy, te evalueren hoe die beslissing tot stand is gekomen. Men spreekt van de processieve of procedurele ethiek. Het stimuleren van de ethische kwaliteit van de bedrijfswereld houdt dan ook in dat we een procedure ontwikkelen (en ingang laten vinden) die het concrete beslissingsproces in het bedrijf meer ethische kwaliteit kan geven. 3/ in de lijn van de theorie van Mac Intyre41 wordt aandacht gegeven aan het collectieve karakter van ethiek en ethische beslissingen; Een ethische procedure kan zich niet exclusief beperken tot individuele waarden en normen. Zij dient ook de overgeleverde, ‘traditionele’ normen van onze gemeenschappen in rekening te nemen. Traditionele normen bepalen echter niet zozeer ons concrete handelen. Slechts zelden kunnen concrete situaties die zich voordoen, volledig en sluitend worden geëvalueerd aan de hand van overgeleverde normen. De traditie levert ons namelijk vooral ‘meta-normen’: algemene normen die nog moeten worden vertaald in concrete normen. Volgende metanormen zijn o.a. belangrijk binnen het ethische denken: ‘Doe slechts aan een ander wat je zelf wenst dat een ander aan jou doet’ Het categorische imperatief42 van Kant, met twee formuleringen, respectievelijk ‘behandel een ander slechts als doel, nooit als middel’(ultimiteit) en ‘je handeling moet algemeen toepasbaar zijn’ (universaliteit). Het ‘no-harm’-principe: ‘iedereen is volkomen vrij in doen en laten zolang hij daarbij niemand anders benadeelt’ 40 MC COY C., Management of Values. The Ethical Difference in Corporate Governance, Princeton, 1985. 41 MAC INTYRE A., Ethics and the Limits of Philosophy, Harvard University Press, 1985. 42 ANCKAERT L., Filosofische en religieuze stromingen, cursus HDGI, Gent, 2005-2006 Myriam Willaert - 27 - Ethiek is in zoverre een bewustwordings- en groeiproces dat ze, gebruikmakend van die metanorm(en), inzicht verschaft in wat ons oordelen, beslissen en handelen bepaalt. In culturen waar zeer diverse ethisch-religieuze opvattingen naast elkaar bestaan, is vredevol samenleven niet makkelijk. De verschillende religieuze achtergronden zijn te particulier om er een gemeenschappelijke ethiek op te bouwen en daarom beperken liberale samenlevingen zich liever tot een aantal universele morele principes. Het ‘geen schade’-principe is het meest populaire: het nastreven van het goede leven door een individu mag geen schade berokkenen aan een ander individu. Voor De Dijn43 schiet zo’n ‘smalle ethiek’ tekort. Respect voor een ander mens spruit namelijk niet louter voort uit huiver voor diens gevoelens, meningen en voorkeuren, maar uit de erkenning dat ieder individu een unieke symbolische waarde bezit. Dat besef is verwant met de zin voor mysterie die in de religie oplicht en die leidt tot een houding van hoop ondanks de eindigheid en beperktheid van het menselijk leven. Daarom pleit De Dijn voor een ‘brede ethiek’ die zeker niet samenvalt met religie, maar er toch een nauwe band mee onderhoudt, omdat in het algemeen ethiek wordt versterkt door het bestaan van religieuze tradities. 4/ in de lijn van de katholieke Kerk wordt aandacht geschonken voor de levensbeschouwelijke diepgang; Rekening houden met en aandacht hebben voor de gemeenschap impliceert dat we ook de aandacht voor het levensbeschouwelijke aspect meegeven. Een levensbeschouwing ligt, in de regel, ingebed in een gemeenschap. Zoals hierboven beschreven impliceert het stakeholdersmadel zo noodzakelijk een wereldbeeld van samenhang. Alles beïnvloedt alles en wordt door alles beïnvloed. In dit wereldbeeld is ‘verbondenheid’ de centrale categorie. Voor ons, Christenen, situeert zich hier de Godservaring. Het is een kwestie een evenwichtig gebruik van het wereldbeeld in de ethiek te ontwikkelen: een confrontatie van de concrete normen die zich aftekenen uit de analyse van de situatie confronteren we met de meta-normen die we hierboven hebben beschreven. Concrete voorbeelden, rekening houdende met de sociale leer van de katholieke Kerk, zijn: Het solidariteitsbeginsel: men dient solidair te zijn, niet enkel in woorden, maar ook in daden. 43 DE DIJN H., Religie in de 21 ste Eeuw. Kleine handleiding voor voor - en tegenstanders, Pelckmans, Kappellen, 2007. Myriam Willaert - 28 - Het subsidiariteitsbeginsel: men hoort respect op te brengen voor het eigen kunnen van de ander. Optie voor de zwaksten: onder alle betrokkenen dient de ultieme aandacht naar de zwaksten te gaan, zeker ook de toekomstige generaties. Eschatologisch voorbehoud: geen enkel maatschappelijke situatie kan als perfect worden voorgesteld. Verbetering is een eeuwige constante. Openheid naar andere religies: tolerantie tegenover andere opvattingen. Geïnspireerd door de paus kan volgens kardinaal Danneels44 actief pluralisme tot stand komen door oecumene en interreligieuze dialoog. Openheid naar andere religies staat hoog op de agenda van de katholieke kerk. School van het personalisme45: de hoogste waarde is de mens, als globaal wezen. 5/ er wordt plaats ingeruimd voor de ethische intuïtie; Binnen de managementlitteratuur vinden we de laatste jaren verschillende werken die pleiten voor het aanscherpen van onze zesde zintuig: de intuïtie. Redenen die aangehaald worden pro intuïtief werken als manager zijn o.a46: Omdat managen veel meer is dan de optelsom van cijfers, argumenten en plannen. Omdat naast het verstandelijke, rationele element, het niet rationele, maar gevoelsmatige element een belangrijke rol speelt bij het nemen van beslissingen. Omdat een goed getrainde en doelmatig gebruikte intuïtie de snelheid van denken, voelen en handelen aanzienlijk vergroot. Omdat management met intuïtie de manager completer, slagvaardiger en succesvoller maakt. Ethische intuïtie is het oordeel over de gegeven feiten dat zich onvermijdelijk aan mij opdringt, hoe dan ook. Het is dus zeker niet onbelangrijk om hiermee rekening te houden bij toepassing van het stakeholdersmodel. 44 45 46 DANNEELS G., Kerk, enige verdediger morele waarden’, De Morgen, 7 september 2005 VANDERHAEGEN B. Bio-ethiek en sociale ethiek, Cursus HDGI, Gent, 2004-2005 KLEIN G., Intuïtie op het werk, Spectrum-Paperback, 2003 Myriam Willaert - 29 - Een intuïtie die aanspraak kan maken op de goedkeuring van een ruim gedeelte van de bevolking, kan ook enige aanspraak maken op geldigheid. Uiteraard geen absolute aanspraak, want we moeten die ethische intuïtie ook ter discussie durven stellen. Onze ethische intuïtie wordt binnen het stakeholdersmodel geconfronteerd met andere elementen die belangrijk zijn voor de opbouw van een ethische evaluatie. Op die wijze kunnen we de kwaliteit van de ethische intuïtie verrijken. 6/ er wordt aandacht opgebracht voor de onmacht van betrokkenen. Daarin speelt de stakeholdersapproach van Freeman (zie verder) de belangrijkste rol. Deze houdt in dat naargelang een handeling, beslissing of standpunt door meer betrokken partijen kan worden onderschreven, het een hoger ethisch gehalte heeft. Het "stakeholdersimperatief" luidt dus: een situatie (handeling, beslissing of standpunt) is ethisch als er wordt rekening gehouden met alle belangen van alle betrokken partijen, inzonderheid de zwaksten. Dit laatste is bekend als de "optie voor de zwaksten". Dit 'model' lijkt me uitermate geschikt voor de invulling van het ethische niveau van de problematiek van jongeren en arbeid. Het stakeholdersmodel laat toe op een ethisch te beargumenteren wijze aandacht op te brengen voor alle betrokken partijen. Zeker in zakenethiek dient het probleem van de macht en de onmacht ernstig genomen te worden. Binnen de zakenethiek streven we naar het niveau van algemeen belang of de welbegrepen belangeloosheid (zie omschrijving hierboven). Een houding van belangeloosheid-zonder-meer (het vijfde niveau) als ideaal voor ons evalueren, beslissen en handelen is op het terrein van zakenethiek naïef en idealistisch, en dus onrealistisch. 2. Definities Ondernemen volgens het stakeholder managementmodel houdt dus in dat de kerndoelstelling van de organisatie niet beperkt is tot het creëren van financiële waarde voor de aandeelhouders (= ondernemen met een telelens) maar dat men ook een maatschappelijke en duurzame toegevoegde waarde wil ontwikkelen voor de bredere groep bestaande uit zij die een direct of indirect belang hebben bij de werking van de onderneming, vooral de stakeholders (= ondernemen met een breedhoeklens). De verantwoordelijkheden die men op dit vlak opneemt, gaan (veel) verder dan het enkel voldoen aan de wettelijke verplichtingen. De term “stakeholder” gedefinieerd van breed naar nauw: Myriam Willaert - 30 - Freeman (1984)47: “ieder individu of groep van individuen die de onderneming kan beïnvloeden of door de ondernemingsactiviteiten kan beïnvloed worden.” Clarkson (2000)48: “holder of a stake” “a stake is something of value, some form of capital, human, physical or financial, that is at risk, either voluntarily or unvoluntarily” Freeman en Reed (1994)49: “elke partij die noodzakelijk is voor het overleven en het succes van de onderneming”. Heel wat auteurs hebben, op basis van die definities, geprobeerd een indeling te maken van de verschillende stakeholders: Clarkson maakte een indeling tussen vrijwillige en onvrijwillige stakeholders. Het is intuïtief duidelijk dat alle business partners van een onderneming een vrijwillige stakeholder zijn. Veelal is hun overeenkomst contractueel vastgelegd waardoor het evident is dat met hun eisen rekening wordt gehouden. De onvrijwillige stakeholders (vb. milieuverenigingen, overheden, plaatselijke gemeenschappen, e.d.) beschikken niet over een dergelijk contract. Ze hebben meestal geen wettelijke basis waarop ze hun eisen kunnen steunen. Svendsen maakt een onderscheid tussen primaire en secundaire stakeholders. Deze kunnen sociaal of niet-sociaal zijn. De primaire stakeholders hebben een directe uitwisselingsrelatie met de onderneming omwille van hun investering. Klanten, leveranciers, aandeelhouders, enz. zijn primaire stakeholders. De secundaire stakeholders ondergaan een indirecte invloed door de ondernemingsactiviteiten. 3. Enkele kritische kanttekeningen bij het stakeholdersmodel Bij het stakeholdersmodel zijn veel vragen te stellen. Ik noem er slechts twee: 1.Hoe moeten we de belangen van de verschillende partijen afwegen? Welke criteria of KPI’s (kritische performantie indicatoren) hanteren we en hoe zijn ze meetbaar? 2.Wat betekent dit voor de medewerker op de werkvloer? Deze vragen maken duidelijk dat een normatief kader nodig is om integrale verantwoordelijkheid vorm te geven. We denken hierbij niet alleen aan morele normen, maar ook aan technische, juridische, economische en sociale normen. Explicitering van deze normen is nodig om de dagelijks praktijk te ontwikkelen. We spreken over substantiële verantwoordelijkheid als dit normatieve aspect aanwezig is. FREEMAN E., Strategic Management: A StakeholderApproach, Boston Pitman, 1984. CLARKSON M. (red), The Corporation and its Stakeholders,Classic and Contemporary Readings, Toronto, p. 2. 49 FREEMAN E., A Stakeholder Theory of the Modern Corporation, Ethical Theory and Business, Prentice Hall, pp. 66-76, 1994. 47 48 Myriam Willaert - 31 - De stakeholders verwachten vooruitgang en/of verandering en het is aan de onderneming om dit effectief naar de praktijk te vertalen. Deze evolutie moet kunnen worden uitgedrukt in absolute of relatieve waarden. Daarom is er nood aan de ontwikkeling van performantie-indicatoren. Het is evident dat dergelijke indicatoren ondernemingsspecifiek en zelfs soms issue-specifiek zijn. Op basis van deze identificatie van indicatoren zal ook de behoefte ontstaan om dit verder te vertalen in de managementinstrumenten. Zo is het mogelijk om bijvoorbeeld dit alles te integreren in de Balanced Scorecard. En het spreekt voor zich dat de stakeholderbenadering weinig kans op slagen heeft in een onderneming die enkel beloont op basis van zuiver financiële indicatoren zoals operationele cash-flow, winst, omzet, enz. De integratie van stakeholder management in het managementproces van de onderneming is dus van cruciaal belang. Het is hier dat het meestal fout loopt. Stakeholder management wordt nog te vaak gezien als een randverschijnsel en wordt dan ook belichaamd door een aparte afdeling binnen de onderneming, terwijl het in elke afdeling zou moeten vervat zitten. 4. Voorbeelden van praktische toepassingen van het stakeholdersmodel In bijlage 2 worden enkele casestudies gegeven ter verduidelijking van de problematiek van het stakeholdersmodel. Ook opdrachten en antwoorden werden toegevoegd zodat ze eventueel kunnen gehanteerd worden als lesimpulsen. Myriam Willaert - 32 - 4. ENKELE GEANNOTEERDE BRONNEN: 1. VIJVER Henk Ethiek van de gastvrijheid , Van Gorcum, 1998. Dr. H.W. Vijver is docent bedrijfsethie aan de Faculteit Economie & Management van de Christelijke Hogeschool Noord-Nederland te Leeuwaarden. Hij is tevens coördinator van het studiecentrum voor ethiek en levensbeschouwing van deze hogeschool. In dit werk schrijft hij dat dienstverlenende organisaties – of het nu gaat om horeca, hulpverlening, toerisme – in hun bedrijfsvoering het begrip gastvrijheid moeten koesteren. Gastvrijheid is voor deze organisaties de bedrijfsethiek bij uitstek. In deze ethiek wordt gastvrijheid als waarde gekoppeld aan de doelstellingen die elke onderneming ook heeft, namelijk winst maken en werken aan het eigen voortbestaan. Met andere woorden: hoe kun je gastvrijheid verlenen, aan dienstbetoon doen, en tegelijkertijd een commercieel verantwoord bedrijf zijn. Hij werkt de consequenties van het begrip gastvrijheid uit voor verschillende aandachtsvelden, zoals personeelsbeleid, organisatiecultuur, enz. Interessant werk maar een update van het werk, dat oorspronkelijk in 1996 werd geschreven, is noodzakelijk. 2. STICHTING ETHISCH CENTRUM HORECA Gewetensvol ondernemen. Een training bedrijfsethiek voor de gastvrijheidsbranche. Video + handleiding + cursistenmateriaal. Zoetermeer www.svh.nl. Interessant trainingsmateriaal bedoelt om leidinggevenden in de horecabranche te helpen ontdekken wat de ethische aspecten zijn van uw bedrijfsvoering. Zeer praktisch materiaal met goede stellingen, groepsopdrachten, dilemma’s,… Vraag blijft waarom wij in België geen ethisch centrum voor de horeca hebben. 3. Waar de meeste (Amerikaanse) managementgoeroe’s dikke turven nodig hebben kan Anselm Grün zijn wijsheid kernachtig formuleren in een aantal zinnen. Hij heeft ontdekt dat druk en dwang niets opleveren. Wie zichzelf en het leven overvraagt, staat zichzelf in de weg. Maar wie goed met zichzelf omgaat, is al op de goede weg. Een levensles voor alle (top)managers: levenskunst is doen wat goed is voor lichaam en ziel. Wees wie je bent en cirkel niet steeds om je ego! Beeld je niets in en neem jezelf niet zo bloedserieus. GRUN A., Je leven en je werk. Een spirituele uitdaging. Lannoo, Tielt, 2006 4. PETRINI C., Slow Food. Over het belang van smaak. Paperback, 2004 Zeker in Vlaanderen kunnen hotelscholen niet genoeg het belang van de ‘Slow Food’beweging onderstreping. Wij hebben een schat aan artisanale producten, vergeten groenten, fantastische tuinbouwproducten, … waarvan de smaak dringend (her)ontdekt moet worden. Terecht kunnen we de vraag stellen hoe het dan komt dat de import van allerlei ‘exotische’ groenten en fruit jaarlijks stijgt in België. Myriam Willaert - 33 - 5. LESIMPULSEN 1. Directe aanknopingspunten bij het leerplan In de terreinen voor het 3e jaar van de 3e graad en 4e graad: Beginnend professioneel engagement: 1. Vragen en problematieken vanuit het werkveld. In de 1e paragraaf, die begint op p. 185: In de keuzen die de christen maakt in het arbeidsveld, werkt hij met anderen mee aan de uitbouw van de wereld tot Rijk Gods waar voor ieder een plaats is. 2. Vragen en problematieken vanuit het werkveld. – Wenken in de 1e paragraaf, die begint op pagina 18 (bijlage wenken) Actuele arbeidservaringen en conflicten bieden dankbare instapmogelijkheden. Aansluitende sleutelwoorden uit het leerplan: Arbeidsmarkt - Armoede - Maatschappelijk engagement – Beroepskeuze - Derde wereld – Economie - Engagement - Ethisch denken - Vrije tijd – Meditatie – Werkloosheid – Winstbejag - Welvaart – Rechtvaardigheid - Sociale economie - Sociale rechtvaardigheid Hierna volgen enkele lesimpulsen en documentatie om het stakeholdersmodel uit te leggen. Enkel lesvoorbeelden werden verder uitgewerkt op basis van de gegeven lesimpulsen. 2. Lesimpuls 1 - film: Erin Brokovitch De film Erin Brokovitch kan volledig toegepast worden op het ethish model dat wij hanteren, nl. het stakeholdersmodel. Voor de verwerking hiervan verwijs ik graag naar de handleiding bij Respons T – Link 7 p. 203-20750. 3. Lesimpuls 2 - casestudie: de waanzinnige prijzen van restaurantwijnen Een korte casestudie die zich specifiek richt naar mijn doelgroep nl. 7e jaar Hotel en Voeding. De casestudie en de opdrachten worden meegegeven in bijlage 3 4. Lesimpuls 3: kaartenspel: doet hij/of wel niet? Een voor de doelgroep aangepaste versie van het kaartenspel kan teruggevonden worden in bijlage 4. 50 DEBLAERE A., e.a. Handleiding Respons T/Link 7, 2005 Pelckmans Myriam Willaert - 34 - 5. Lesimpuls 4: werken met dilemma’s (klassikaal met individuele voorbereiding) Voorbeelden van dilemma’s die klassikaal besproken kunnen worden, met individuele voorbereiding worden gegeven in bijlage 5. Ze zijn volledig aangepast aan de doelgroep namelijk 7e jaar hotel-voeding 6. Lesimpuls 5: groepswerk rond dilemma’s Kort: groepjes van 3 – 4 studenten Groep kiest zelf een dilemma uit de lijst en bespreekt volgens het stakeholdersmodel wat het probleem juist is en wie de betrokken partijen zijn. Iedere student kiest een bepaalde partij en leeft zich in zijn rol in om die partij te verdedigen in de kwestie. Na het debat volgt een groepsbespreking en de algemene synthese en conclusie wordt aan de klas voorgesteld. De dilemma’s die werden gekozen voor deze opgave zitten in bijlage 6. 7. Lesimpuls 6: gedicht over het belang van duurzaam ondernemen Zie hierboven: ‘De olifant’ van Primo Levi op pagina 10 – hermeneutische knooppunt nr. 6. Het volledige gedicht is te lezen in bijlage 1. 8. Lesimpuls 7: bronnenonderzoek: ELO-site Als bijlage krijg je een wetenschappelijk rapport over hoe de horeca er in de toekomst zal uitzien. Hertaal dit naar 10 ethische codes waarvan er zeker een drietal ‘meetbaar’ moeten zijn. Het volledige artikel staat op jullie ELO-site. www.horeca.nl/images/hbi2015rapportdef.pdf 9. Lesimpuls 8: cartoons Voorbeelden worden gegeven in bijlage 7 Opdracht Groepswerk: groepjes van 3 à 4 leerlingen – kan als individuele opdracht. Kies één van de cartoons die u het meest aanspreekt en die herkenbaar is vanuit je stage – of weekendwerkplaats. Enkele mogelijke vragen: leerlingen onderzoeken even hoe er op hun stage- of weekendwerkplaats wordt omgegaan met afval. Of ze pluizen eens uit vanwaar de aangekochte grondstoffen vandaan komen. Of welke criteria gehanteerd worden bij aanwerving van personeel. Of hoe het personeel geëvalueerd wordt en de daaraan gerelateerde salarispolitiek Myriam Willaert - 35 - Of ze gaan na welke criteria worden gehanteerd i.v.m. het schenken van alcohol. 10. Lesimpuls 9: film: Modern Times De film Modern Times kan volledig toegepast worden op het ethische model dat wij hanteren, nl. het stakeholdersmodel. Modern Times is in de eerste plaats een bijzonder grappige aanklacht tegen de excessen van een depersonaliserend moderniseringsproces. Het is een historisch monument zonder weerga van de nasleep van de ‘Grote Depressie’ waarin industriële automatisering samenviel met gigantische werkloosheid en massale menselijke ellende. Het grote genie Chaplin, die een kansarme jeugd gekend had, hield zich immers zeer sterk bezig met de sociale en economische problemen van zijn tijd: “Unemployment is the vital question... Machinery should benefit mankind. It should not spell tragedy and throw it out of work". In die zin kan Modern Times zonder twijfel bekeken worden als één van de meest gedurfde sociaal geëngageerde documentaires ooit, waarin de kritische kanttekeningen getransformeerd worden tot komische kluchten. Opdrachten 1. Waar merk jij dat er ook op vandaag een nieuwe depersonalisering bezig is? Deze vraag wordt in groepjes van 3 à 4 studenten voorbereid en een klassikale bespreking volgt. 2.Welke houding neem je aan tegenover jongeren die o.w.v. het kunnen meetellen in de huidige maatschappij voortdurend weekendwerk verrichten (b.v. om het nieuwste model van GSM te kunnen aankopen) ? Groepsdiscussie 11. Lesimpuls 10: sprookje van de kathedraalbouwers Een vreemdeling bezoekt een bouwplaats van een grote kathedraal. Hij ontmoet een steenhouwer en vraagt hem: “Wat doet u? De steenhouwer antwoord hem geïrriteerd: “Man zie je dat dan niet? Stenen houwen tot ik er niet goed van word”. Vervolgens richt de vreemdeling zich tot een tweede steenhouwer en stelt hem dezelfde vraag. “Ik werk om mijn gezin te kunnen onderhouden”, zegt de werkman. Tenslotte komt de vreemdeling bij een derde steenhouwer, die eveneens hard moet werken en zijn gezin onderhouden, maar hij antwoordt: “Ik ben een kathedraal aan het bouwen”. Hij had de betekenis en het doel van zijn werk begrepen. Myriam Willaert - 36 - Opdrachten: Vul aan met een verhaal dat volgens jou aansluit bij één of meer van deze steenhouwers. Waarom heeft de 3de steenhouwer de betekenis en het doel van zijn werk begrepen? Welke boodschap zou jij aan de eerste twee meegeven? 12. Lesimpuls 11: muziek Jah Work – Ben Harper (zie bijlage 8) Opdrachten Kun je de inhoud van dit lied vertalen naar de dagelijkse horecarealiteit? Zoek naar een ander lied over arbeiden en beoordeel de stelling(en) van de schrijver Vb. ‘’t Zijn zotten die werken’ van Juul Kabas: waarom toch zoveel werken? Puur om het geld en ten koste van je vrijheid? 13. Lesimpuls 12: wetgeving – een korte check Mag dit? Invullen met ja of nee en zeggen waarom. (zie bijlage 9) 14. Lesimpuls 13: actualiteit Fragmenten uit tekst ‘De lopende band slaat op hol’. Artikel dat verscheen in de krant van 8 juli jl. en waar het stakeholdersmodel volledig kan worden op toegepast. Ik heb deze tekst gebruikt voor de lessen die hierna worden uitgewerkt. Myriam Willaert - 37 - 6. LESPROJECT Les 1 Hermeneutisch knooppunt Terreindoelen Concrete doelen Lesimpuls 9 Lesopbouw -Arbeidsproces versus arbeidsproduct -Arbeid als bron van rijkdom of van armoede -Arbeid als lust of last -Gastvrijheid zonder sterren B2-1: ‘In arbeidssituaties (in het bedrijfsleven, de zakenwereld en het beroepsveld) de ethische problematiek opsporen en omschrijven’ -Vanuit filmfragmenten verwoorden welke kansen ‘een job’ biedt -Deze kansen ook zien en ontdekken in de eigen job (weekendwerk, stage, vakantiejob,…) -Concrete voorbeelden geven (vanuit filmfragment en eigen leven) dat werken ook vervreemdend en afstompend kan zijn. Film ‘Modern Times’ C. Chaplin 1. Starten met het bekijken van de film of eventueel enkele fragmenten uit deze korte film. 2. Vanuit het filmfragment dienen de studenten te verwoorden welke kansen ‘een job’ biedt. Klassengesprek. 3. Deze kansen ook zien en ontdekken in de eigen werkervaring(weekendwerk, stage, vakantiejob,…). Leerlingen wisselen ervaringen uit. 4. Vanuit de film dienen de studenten concrete voorbeelden te geven dat werken ook vervreemdend en afstompend kan zijn. 5. Merken de studenten ook dat hun eigen job vaak afstompend is? Klassengesprek. Les 2 Hermeneutisch knooppunt Terreindoelen Concrete doelen Lesimpuls 13 51 -Arbeidsproces versus arbeidsproduct -Arbeid als bron van rijkdom of van armoede -Arbeid als lust of last -Gastvrijheid zonder sterren -Arbeid op zondag of zondagsrust B2-1: ‘In arbeidssituaties (in het bedrijfsleven, de zakenwereld en het beroepsveld) de ethische problematiek opsporen en omschrijven’ -Het ethische probleem verwoorden waarmee C. Chaplin en de arbeiders van Ford worden geconfronteerd -Voorbeelden geven van ethische problemen waarmee je zelf of waarmee anderen vanuit hun job geconfronteerd worden. -Belang van zondagsrust kunnen verwoorden a.d.h.v. de opgegeven lesimpulsen en vergelijken met hun eigen job. Actualiteit: Fragmenten uit tekst ‘De lopende band slaat op hol’51 MULDERS J.-P., De lopende bande slaat op hol, Het Laatste Nieuws, Weekend, p. 7 dd. 8/7/2007 Myriam Willaert - 38 - Lesopbouw 1.Starten met het lezen van het artikel: Inleiding Bij Ford Genk draait de lopende band voortaan een seconde sneller. Peanuts? Toch niet. Aan het einde van de dag levert dat dertig extra wagens op. Voor de arbeiders die een tandje bij moeten steken, wordt de druk stilaan onhoudbaar. Hierna bespreken we de reacties van enkele stakeholders. De werkgever Aan het einde van de dag levert dat dertig extra wagens op. Wij baseren ons op de ‘Scientific Managementtheorie’ van Taylor.52 (Ter info: Frederick Taylor werkte mee aan het automatiseringsproces van de Ford-T, de eerste auto die werd geproduceerd dankzij de lopende band en het succesnummer van Henry Ford53) Wat was zijn werkwijze die we vandaag nog toepassen? Met zijn stopwatch en notitieblokje in de aanslag sloeg Frederick Taylor het werk van de fabrieksarbeiders gade en noteerde van seconde tot seconde de minste van hun bewegingen. Achteraf hakte hij het werk in mootjes en elimineerde alle handelingen die hij als overbodig beschouwde. Ter info: erg gelukkig werd Taylor blijkbaar niet van het succes dat hij scoorde met zijn werk. Hij stierf in 1915, 59 jaar oud geworden, wereldberoemd maar zo depressief als een otter. Hetzelfde wordt wel eens over zijn methodes gezegd, namelijk dat ze mensen ongelukkig maken. De lopende band zou de arbeider van zijn werk vervreemden. In plaats van een product waar hij trots op kan zijn, ziet hij altijd maar een klein en frustrerend deeltje van het productieproces. Jobsatisfactie en persoonlijke ontplooiing zijn ver te zoeken; het draait allemaal om winst. De moderne productiemethodes, meer bepaald de meedogenloosheid van de lopende band, werd door Charlie Chaplin al 1936 schitterend op de korrel genomen in de film ‘Modern Times’ (zie les 1). Daarin wordt een fabrieksarbeider letterlijk zot van de eentonigheid van zijn werk. 52 BENSCHOP A., Taylor en het Scientific Management via http://www2.fmg.uva.nl/sociosite/labor/Taylor/Taylor.html 53 WILLAERT M., Cursus organisatiekunde, 2006-2007, download aanvragen via [email protected] Myriam Willaert - 39 - Vakbondsman G.C. ‘Aan de lopende band draait alles rond percentages. Er wordt heel precies uitgerekend (zie hierboven) hoeveel tijd een welbepaalde job – een stuur inzetten bijvoorbeeld – kost. In functie van de tijd die je door de snelheid van de band effectief krijgt om die job uit te voeren, wordt daar een percentage ‘werklast’ op geplakt. De werklastpercentages die de bazen hanteren, gaan uit van de perfecte mix. Maar die bestaan alleen in theorie….’ ‘Ik zie wel dat mensen niks meer durven zeggen. Te veel werk hebben, is vanzelfsprekend geworden. Wat tien jaar geleden niemand pikte, is nu regel. Iedereen heeft angst om bij de volgende herstructurering uit de boot te vallen. Vroeger was het menselijker. Niet dat we er fluitend bij stonden, het werk werd gedaan. Maar je had nog een vorm van sociale band op je lijn. Nu heb je zelfs de tijd niet meer om een slok van je fles Spa te nemen of je wagen is door. Het is in de hele automobielsector zo, hoor. Ze concurreren zich te pletter tegen hun eigen modellen. De directie goochelt met cijfers: zoveel koppen, zoveel auto’s. Doen ze in Duitsland beter? Dan wij nog beter. Anders vallen we bij de toekenning van het nieuwe model naast de prijzen. Zo wordt de druk gezet. Als vakbond is het kiezen tussen de pest en de cholera.’ ‘We ‘bollen’ dus opnieuw een seconde sneller. De eerste dagen zullen teambegeleiders en personeel van andere ‘areas’ inspringen. Nadien niet meer. Binnen een paar weken zullen we de echte gevolgen zien. Je voelt de stress bij de mensen. Ze zitten vaker thuis ziek. Vroeger was de griep ziekteprobleem nummer één, nu stress. Het is ook niet menselijk meer’. Arbeider R.A. (49) R.A. (49) werkte bijna 26 jaar aan de lopende band bij Ford Genk. Hij zag de werkomstandigheden steeds zwaarder worden. Vandaag doet hij las- en montagewerk. ’Vroeger loste men dat eenvoudigweg op door de band even stil te leggen tot het probleem opgelost was. Dat is al lang gedaan. De ploegbaas inspringen? In heel mijn carrière heb ik dat één keer meegemaakt, meer dan twintig jaar geleden. De rol van de ploegbaas is het werk verdelen en foeteren op het personeel. En dit! En dat! Niet prettig, hoor. De verhoudingen zijn zeer koel. ‘Dag baas. Waar moet ik vandaag staan, baas?’ Dat is het. Daarom word je doorgaans ploegbaas van mensen die je totaal niet kent, nooit van je oudere collega’s. Zijn er problemen, dan roep je zijn hulpje, de teamleider. Die moet het oplossen. Door het werk wat anders te verdelen, eventueel zelf even in te springen. Maar dat gebeurt ook zelden.’ ‘Ik weet het. Er zal wel eens gelachen worden met die seconde sneller werken. Maar mensen die zo’n fabriek nog nooit van binnen gezien hebben, weten niet waar ze over praten. Als ik mijn ex-collega’s vandaag hoor…die gaan er echt aan kapot. Geestelijk en fysiek. Myriam Willaert - 40 - Fysiek volhouden, is het moeilijkst. Ik ken niemand zonder rugpijn. Het is alsof de stress zich daar vastzet.’ ‘De druk wordt nu nog wat opgevoerd. Niemand durft nog iets te zeggen, uit schrik om zijn job te verliezen. Ze willen er ook niet meer over praten. Ik weet niet waar dat moet eindigen. Ik ben blij dat ik er een punt achter heb kunnen zetten. Ik doe nu las-en montagewerk. Het loon is wat minder, maar dat pak ik erbij. Mijn levenskwaliteit is er enorm op vooruitgegaan. Schrijf maar op dat ik een heel tevreden man ben. Ik ben blij dat die episode van mijn leven achter mij ligt.’ Dokter Michel Vanduffel ’Als je leest dat de arbeiders overwegen te staken omdat er van hun taaktijd van 41 seconden één seconde wordt afgeknepen, dan klinkt dat redelijk onnozel. Maar als heel veel mensen tegen de grens van hun kunnen aanzitten, dan betekent die seconde wel het verschil tussen nog net kunnen volgen en niet meer kunnen volgen. Ik kan er de bandwerkers zo op het zicht uithalen. De zombies, noem ik ze. Die mensen zijn – sorry dat ik dat zo zeg – ronduit zot gedraaid. Arbeidsrotatie is mooi, maar als de tijd die je bij elk van die taken krijgt te kort is, dan zit je wel continu met stress. En er zijn onderzoeken genoeg die het verband aantonen tussen stress en hart- en vaatziekten. Voeg daarbij de talrijke spier- en gewrichtsklachten. Vaak wordt de oorzaak van de klachten onmiddellijk duidelijk als ik mijn patiënten vraag eens te tonen wat zij op het werk moeten doen.’ 2. Onderwijsleergesprek: Het ethische probleem verwoorden waarmee C. Chaplin en de arbeiders van Ford worden geconfronteerd. Probeer zo concreet en realistisch mogelijk te zijn. 3. Klassengesprek: voorbeelden geven van ethische problemen waarmee je zelf of waarmee anderen vanuit hun job geconfronteerd worden. Deze voorbeelden worden genoteerd en bijgehouden voor les 3. 4. Evaluatiegesprek A. Zoals de mensen bij Ford aangeven, is de stress heel hoog in hun job. Ook als keukenpersoneel, zaalpersoneel, keukenchef, heb je veel te maken met stress. Tot rust komen is essentieel om stress te hanteren. Kunnen de leerlingen het belang van zondagsrust verwoorden? B. Hoe gaan de leerlingen met de stress om die ze ervaren tijdens hun weekendwerk of op stage? Myriam Willaert Les 3 Hermeneutisch knooppunt Terreindoelen Concrete doelen Lesimpulsen Lesopbouw - 41 - -Arbeidsproces versus arbeidsproduct -Arbeid als bron van rijkdom of van armoede -Arbeid als lust of last -Gastvrijheid zonder sterren B2-1: ‘In arbeidssituaties (in het bedrijfsleven, de zakenwereld en het beroepsveld) de ethische problematiek opsporen en omschrijven’ -De eigenheid van het stakeholdersmodel onder woorden brengen -De visie achter het stakeholdersmodel verwoorden -Het schema van het stakeholdersmodel toepassen.op het probleem waarmee C. Chaplin en de arbeiders van Ford worden geconfronteerd. -Het schema van het stakeholdersmodel toepassen op een ethisch probleem vanuit de eigen werkervaring. Zie lessen 1 & 2 + het stakeholdersmodel (blanco) 1.Theoretisch uitleg over het stakeholdersmodel a.d.h.v. de synthesetekst. 2. Een blanco schema van het stakeholdersmodel wordt gegeven (of indien de leerlingen in het bezit zijn van Respons T/Link 7 zie blz. 98 (theoretisch model) en blz. 99 (blanco) Het schema dat hierna wordt gegeven mag ook gebruikt worden. 1. Omschrijven van de situatie, het probleem zo juist mogelijk uitleggen. Deze inventarisatie van informatie helpt je het ethische probleem exacter te omschrijven. 2. Welke zijn de verschillende keuzes die mogelijk zijn? (brainstorming) 3. Wat is je ethische intuïtie? Naar welke keuze gaat mijn voorkeur? 4. Opstellen van de lijst van alle betrokken partijen. Wie zijn de directe en indirecte stakeholders? Som ALLE belanghebbende partijen op. 5. Belangen van de directe stakeholders noteren. Hoe zwaar wegen de belangen? De zwaarste belangen onderstrepen. Welke criteria hanteer je bij de beoordeling? 6. Overlopen van de verschillende keuzes door ze te toetsen aan de directe stakeholders. Welke keuze is positief/negatief voor welke stakeholder en waarom? 7. Beslissing: concreet, contextueel, beperkt in tijd,… Myriam Willaert - 42 - Hierbij is het belangrijk om als leerkracht te wijzen op het belang van intuïtie bij een ethisch probleem. Wat kan er? Wat kan er niet? Leerkracht peilt naar de morele verontwaardiging bij de leerlingen na de lessen 1 en 2 en de daar aangebrachte lesimpulsen.. 3.Leerlingen worden gevraagd om het stakeholdersmodel met eigen woorden uit te leggen en dit te noteren. 4. Onderwijsleergesprek: welke visie schuilt er achter het stakeholdersmodel? 5. Groepswerk (3-4 leerlingen per groep) Het schema van het stakeholdersmodel toepassen op het probleem waarmee C. Chaplin en de arbeiders van Ford worden geconfronteerd. Met welke stakeholders houden we rekening? Nadruk wordt gelegd op het begrip ‘stakeholders’. De meeste leerlingen staan er immers vaak niet bij stil hoeveel mensen er betrokken zijn bij een ethisch probleem. Het onderscheid tussen directe en indirecte stakeholders is in dit model van groot belang omdat de beslissing hierop gebaseerd is. Wat is onze conclusie? Welke criteria gaan we hanteren om te bepalen of iets wel of niet ethisch verantwoord is? Belangrijk is een kritische analyse van de gegevens en het feit dat moet rekening gehouden worden met alle aspecten en alle normen zodat er weinig keuzemogelijkheden openblijven. 5. In de vorige les hebben we een aantal ethische problemen genoteerd waar de leerlingen mee worden geconfronteerd tijdens hun stages of weekendwerk in de horeca. Tijdens een groepswerk gaan de leerlingen zelf een ethisch probleem benaderen (naar keuze) vanuit hun werkervaring. Het schema van het stakeholdersmodel gaan ze toepassen op dit ethische probleem. Belangrijk is de conclusie die ze maken na het opmaken van het stakeholdersmodel. Deze conclusie leggen ze uit tijdens een korte presentatie aan hun medestudenten. Het uitwisselen van ervaringen, visies, conclusies, … is essentieel om te komen tot een inzicht in de visie van het stakeholdersmodel. 6. Uitbreidingsopdracht of evaluatieopdracht a.d.h.v. de opgegeven lesimpulsen: 1. Ga na welke andere stakeholders er nog betrokken zijn bij dit proces (denk bijvoorbeeld aan de families van de arbeiders, de aandeelhouders, …) 2. Formuleer de betrokkenheid van de in opdracht 1 gevonden stakeholders. Wat zijn hun belangen? Welke criteria stellen zij? Myriam Willaert Les 4 Hermeneutisch knooppunt Terreindoelen Concrete doelen Lesimpulsen4/5 - 43 - -Arbeidsproces versus arbeidsproduct -Arbeid als bron van rijkdom of van armoede -Arbeid als lust of last -Gastvrijheid zonder sterren -Arbeid en loonverschillen -Bij de natuur te gast? B2-1: ‘In arbeidssituaties (in het bedrijfsleven, de zakenwereld en het beroepsveld) de ethische problematiek opsporen en omschrijven’ -Met eigen woorden verwoorden wat een dilemma is -Leerlingen kunnen zich inleven in de dilemma’s die zich stellen in de horeca. -Toepassen van het stakeholdersmodel op een dilemma -Formuleren van mogelijke oplossingen voor het dilemma’s. Dilemma’s 1. Korte inleiding Een dilemma is eigenlijk niets anders dan een situatie waarbij u voor een moeilijke keuze staat. Hebben we het over een ethisch dilemma dan bedoelen we dat we voor een keuze staan waarbij normen en waarden in het geding zijn. Ethische dilemma’s kennen we natuurlijk ook in de horeca. Meer dan ons lief is zelfs. In de horeca gaat het om gastvrijheid. Voortdurend probeert u het uw gasten naar de zin te maken; daarbij hebt u al maar te maken met normen en waarden van anderen en van u zelf. Er kunnen situaties ontstaan waarbij uw eigen opvattingen dreigen te botsen met die van uw gasten, of situaties waarbij u uw zakelijke belangen moet afwegen tegen ethische overwegingen. Hoe gaat u nu om met ethische dilemma’s in de horeca? Een hulpmiddel is het 7stappenmodel van Prof. Henk van Luijk54, dat kan vergeleken worden met het stakeholdersmodel: 1 Wat is het morele kernprobleem? (Moeilijkste stap omdat er een stelling moet geformuleerd worden in de trant van: ‘ik moet…’ of ‘ik mag …’ of ‘ik mag niet…’) 2 Wie zijn de betrokkenen? 3 Wie is, wie zijn aanspreekbaar? (Wie zijn moreel verantwoordelijk? Wie moet de beslissing nemen?) 4 54 Welke informatie heb ik nodig? (Een goede afweging maken van relevante, feitelijke VAN LUIJCK H., e.a., Bedrijfsgevallen. Morele beslissingen van ondernemingen, Van Gorcum, 2006. Myriam Willaert - 44 - informatie is essentieel) 5 Welke argumenten kunnen worden aangevoerd? 6 Formuleren van conclusie 7 Hoe voel ik mij nu? (Waar het om gaat is dat het een verantwoorde keuze is waarbij u naar eer en geweten de belangen van de verschillende partijen hebt afgewogen en uw morele grenzen niet hebt overschreden.) 2. Groepswerkgroepjes van 3 – 4 studenten Groep kiest zelf een dilemma uit de lijst hierna en bespreekt volgens het stakeholdersmodel wat het probleem juist is en wie de betrokken partijen zijn. Iedere groep neemt een verschillend dilemma. 3. Rollenspel: iedere student kiest een bepaalde partij en leeft zich in zijn rol in om die partij te verdedigen in de kwestie. 4. Na het debat/rollenspel volgt een groepsbespreking en de algemene synthese en conclusie wordt aan de klas voorgesteld. 5. Lijst met dilemma’s (voor andere mogelijkheden zie bijlagen) 1. Een ondernemer heeft een vacature voor een fulltime baan. Het lukt hem maar niet om de vacature te vervullen. Eindelijk meldt zich een sollicitant die aangeeft dat hij wél parttime wil werken, mits het voor de resterende werktijd 'zwart' kan. Wat moet de ondernemer doen? 2. Een groep zakenmensen zitten in hun vaste restaurant en bedienen zich van grof taalgebruik en plaatsen seksueel getinte opmerkingen richting personeel of andere gasten. Treedt de ondernemer op, ook al zijn het voor het restaurant qua omzet belangrijke gasten? 3. Een kok krijgt van zijn baas de opdracht om oud vet weg te gooien in een sloot, terwijl deze weet dat dit vanuit milieuwetgeving niet mag. Wat moet de kok doen? 4. Een taxibedrijf in een grote stad belooft u een provisie van één euro voor elke keer dat u hen belt voor een taxi. Een escortservice biedt u zelfs een ‘vergoeding’ van tien euro als u hen belt voor gasten, die daar bij u naar informeren. Wat doet u? 5. Een aantal verstandelijk gehandicapte mensen en hun begeleiders nemen plaats aan enkele tafeltjes in uw restaurant. De groep is luidruchtig en slobbert de drankjes naar binnen. Sommige gehandicapten kijken uitgebreid rond en staren andere gasten langdurig aan. Enkele vaste gasten beklagen zich bij u omdat ze zich hierbij niet prettig voelen: Myriam Willaert - 45 - “Waarom laat u dit soort mensen toe? We zoeken anders wel een ander bedrijf…” Wat doet u? 6. Stel, uw restaurant heeft twee oudere medewerkers in de bediening die niet meer zo snel ter been zijn. Uw restaurantmanager stelt voor dat zij daarom geen terras meer hoeven te lopen en dat ze een zaalgedeelte krijgen dat dicht bij de keuken ligt. Wat vindt u daarvan? 7. In uw bedrijf werken al jaren collega’s met een verschillende religieuze achtergrond in volle harmonie samen. Na de ramp in het World Trade Centre in New York, zijn er echter regelmatig spanningen tussen uw collega’s die moslim zijn en de anders - gelovigen. Hoe gaat u hiermee om? Les 5 Hermeneutisch knooppunt Terreindoelen Concrete doelen Lesimpulsen 4/5/9/13 -Arbeid als godsdienst of mensendienst B2-2: ‘In geformuleerde oplossingen op ethische vraagstukken in de arbeidswereld, levensbeschouwelijke motieven opsporen en situeren’ -Nagaan wat het christelijke antwoord is op de in de vorige lessen geformuleerde ethische problemen door deze te vergelijken met opgegeven Bijbelfragmenten - Omschrijf nadien de eigenheid van een christen in het omgaan met ethische problemen. Zie vorige lessen+ Bijbelfragmenten Lesopbouw 1. We overlopen de conclusies die we trokken uit de toepassingen van het stakeholdersmodel in vorige lessen. 2. Er worden klassikaal een aantal Bijbelfragmenten, die van toepassing zijn op de ethische problematiek rond arbeid, besproken. 3. Het christelijke leven is niet gebaseerd op abstracte ideeën, principes of idealen. Christelijk leven is ‘navolging van Jezus’ in het dagelijkse leven. Maak een individuele keuze uit de Bijbelteksten, die werden opgegeven in hoofdstuk 2, punt 2 van deze paper. Kies een drietal Bijbelfragmenten toepasbaar op de ethische problemen die we eerder hebben besproken in vorige lessen. Motiveer je keuze. Welke drie fragmenten zijn van toepassing op uw visie over arbeid en uw eigen arbeidservaringen? Leg kort uit. 4.Tijdens een onderwijsleergesprek wordt nadien omschreven wat de eigenheid van een christen in het omgaan met ethische problemen nu juist is. Myriam Willaert - 46 - 7. CONCLUSIE De stakeholdertheorie heeft haar oorsprong in maatschappelijke veranderingen. Er zijn twee interpretaties van het concept aan te geven: de strategische en sociale functie. Voor zover het de toepassing van de strategische functie betreft is er feitelijk ‘niets nieuws onder de zon’, het betekent eenvoudig gesteld dat organisaties rekening moeten houden met hun omgeving en moeten anticiperen op hun wensen. Freeman heeft als grondlegger van deze stroming een model opgesteld voor strategisch stakeholder management. De sociale functie is wat radicaler en neemt het perspectief van de stakeholder als uitgangspunt. Zijn/ haar belangen worden al dan niet vrijwillig geraakt dus is het redelijk dat een bedrijf rekening houdt met gerechtvaardigde wensen. Deze morele verantwoordelijkheid kan op diverse niveaus worden ingevuld: lokaal (corporate citizinship) of in een bredere context door de zorg voor mens en milieu op zich te nemen (onder de paraplu van duurzame ontwikkeling). Om intenties om te zetten in daden bestaan allerhande instrumenten als het afleggen van verantwoording, hanteren van gedragscodes, dialoog met stakeholders en corporate governance. Deze benadering roept weerstand op bij critici die zeggen dat ondernemingen maar één sociale functie heeft: winst maken. Binnen de sociale functie van het stakeholdermodel hebben wij, als christen, de nadruk gelegd op het spirituele belang van de verschillende stakeholders. In het kader van de godsdienstlessen gebruiken we het stakeholdermodel als instrument voor het oplossen van ethische kwesties. In deze paper heb ik de ethische kwesties gerelateerd aan de visie van jongeren op arbeid binnen de horeca. De bedoeling is dat het stakeholdersmodel voor de studenten een denkwijze vormt die ze zelf kunnen gebruiken voor andere ethische of sociale dilemma’s waarmee ze in hun professionele carrière zullen geconfronteerd worden. Het zich kunnen inleven in de belangen van de betrokken partijen, het opstellen van correcte (ethische) criteria en het vellen van een (ethisch) verantwoord oordeel zijn DE competenties van een christelijk geïnspireerde professionele ondernemer. Verschillende bijbelpericopen werden hierbij geactualiseerd binnen de veeldradige wereld van de horeca. De dialectiek tussen de bijbelse spiritualiteit en de snel evoluerende horecapraktijk werkt zo verrijkend en bevrijdend! Myriam Willaert - 47 - 8. BIBLIOGRAFIE ACHERBERG W., Natuur: uitbuiting of respect? Natuurwaarden in discussie, Kok Agora, Kampen, 1989 blz. 87 AERDTS R., Advancing Computing and Information Sciences, Rochester Institute of Technology, 2006 (chapter 1) ANCKAERT L., Filosofische en religieuze stromingen cursus HDGI, Gent, 2005-2006. BENSCHOP A., Klassen. Ontwerp van een transformationele klassenanalyse,. Amsterdam, Spinhuis, 1993. BENSCHOP A., Arbeid een lastig en omstreden begrip, Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en gedragswetenschappen, afdeling Sociologie. Online cursus: http://www.sociosite.net/labor/arbeid/ BENSCHOP A., Taylor en het Scientific Management via http://www2.fmg.uva.nl/sociosite/labor/Taylor/Taylor.html BLOEYKENS A., De waanzinnige prijzen van restaurantwijnen, De Standaard, 24/06/2005 BLOM P., COECKELBERGH D., e.a. Verantwoord anders ethisch beleggen binnen de Benelux, Mys en Breesch, Gent, 1996. BOUCKAERT L., Actief pluralisme of dialoof of nog iets anders. Een verkenning. Tekst uit het 12e SPES Colloquium Leuven 25 april 2007 CLARKSON M. (red), The Corporation and its Stakeholders,Classic and Contemporary Readings, Toronto, p. 2. DANNEELS G., Kerk, enige verdediger morele waarde, De Morgen, 7 september 2005 DEBLAERE A., e.a. Handleiding Respons T/Link 7, Pelckmans, 2005. DE BLOT S.J., Business spiritualiteit. Kwaliteit in het zakendoen. Raadplegen via http://www.intermedic.nl/art_busspiritualiteit.html DE DIJN H., Religie in de 21 ste Eeuw. Kleine handleiding voor voor - en tegenstanders, Pelckmans, Kappellen, 2007. DE PRETER W., Nieuwe stakingen in de horec, De Standaard, dd. 26/06/07 p. 1-3 DE WITTE H., e.a. Jongeren in Vlaanderen: gemeten en geteld, Universitatire Pers Leuven, 2000 DE WITTE I., Toplonen zullen verder stijgen, De Morgen, dd. 7/5/2007 p. 15 EERLINGS P., Laat onze zondag met rust, in ‘Mensen Onderweg’ jaargang 109, nr. 1 januari 2007 ELCHARDUS M., SMITS W., Het grootste geluk, Lannoo Campus, 2007 Myriam Willaert - 48 - ERKENDE INSTANTIE R.-K. GODSDIENST, Leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het secundair onderwijs in Vlaanderen, Brussel-Licap, 1999. ETYMOLOGISCH WOORDENBOEK van het NEDERLANDS A-E, University press, Amsterdam, 2003 FREEMAN E., Strategic Management: A StakeholderApproach, Boston, Pitman, 1984. FREEMAN E., A Stakeholder Theory of the Modern Corporation, Ethical Theory and Business, Prentice Hall, pp. 66-76, 1994. GAUDIUM ET SPES uit Gaudium et Spes nr. 69, Vaticanum II online te raadplegen via http://www.rkdocumenten.nl GEERARDYN A., Zetten bedrijven een ethisch masker op? Samenvatting verschenen in Vacature dd. 22 april 2006 GERHARDT I., Verzamelde gedichten, Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1992 GRUN A., Je leven en je werk. Een spirituele uitdaging. Lannoo, Tielt, 2006 HETTINGA E., e.a. Rolstoelers op kroegentocht, in ‘Missets Horeca’ jrg. 1990 nr. 38 p. 43 e.v. HITCHINSON F., Fundamentele moraal, cursus HDGI, Gent, 2005-2006 HODGKINSON T., Leve de vrijheid. Hoe ontkom ik aan de cultuur van het moeten, Standaard uitgeverij, 2007 KATECHISMUS van de KATHOLIEKE KERK online te raadplegen via http://www.stvitus.nl/KKK/ KLEIN G., Intuïtie op het werk, Spectrum-Paperback, 2003 LE BACQ T., Topchefs vinden geen personeel, Het Nieuwsblad, dd. 28/06/2007, p. 9 LEVI P., Op een onzeker uur. Gedichten. Meulenhof, Amsterdam, 1988 MC COY C., Management of Values. The Ethical Difference in Corporate Governance, Princeton, 1985. MAC INTYRE A., Ethics and the Limits of Philosophy, Harvard University Press, 1985. MANENSCHIJN G., Geplunderde aarde, getergde hemel. Ontwerp voor een christelijke milieu-ethie, Ten Have, Baarn, 1988 MENTZEL M., Milieubeleid normatief bezien, Stenfert Kroese, Leiden, 1993 OWEN G.,. Shareholder Value and Corporate Social Responsibility in Henderson, D. (2001). Misguided Virtue: False Notions of Corporate Social Responsibility, The Institute of Economic Affairs, London, 2001. MULDERS J.-P., De lopende bande slaat op hol, Het Laatste Nieuws, Weekend, p. 7 dd. 8/7/2007 Myriam Willaert - 49 - PETRINI C., Slow Food. Over het belang van smaak. Paperback, 2004 SIEBENS H., Zakenethiek, Garant, Leuven, 1995. STICHTING ETHISCH CENTRUM HORECA Gewetensvol ondernemen. Een training bedrijfsethiek voor de gastvrijdheidsbranche.Video + handleiding + cursistenmateriaal. Zoetermeer www.svh.nl TARIS T., De Kick van een 80-urige werkweek, Intermediair, 17 april 2003, p. 4 VAN DEN BERGHE P., Naastenliefde heeft arbeid diepere zin, Tertio 267-268 - 23 maart 2005 - p. 4 VAN DEN BROECK H., VANDERHEYDEN K., De Grote Werk en Ethiek Enquête, Vlerick Gent Leuven Management School en Vacature, Vacature dd. 22 april 2006. VANDERHAEGEN B., Bio-ethiek en sociale ethiek, Cursus HDGI, Gent, 2004-2005. VAN DOVEREN P., Voedselkilometers beperken, Knack, nr. 27, 4 juli 2007 p. 66 VAN HEMELE M., volledig artikel te lezen via http://www.rennes.be/horpol/carestel.htm VAN LIEDEKERKE L., VAN GERWEN J., e.a. Business en ethiek: spelregels voor ethisch ondernemen, Lannoo, Tielt, 2002. VAN LIERDE E., Diepere eenheid pas mogelijk dankzij Godsbesef. Interview met Kardinaal Paul Poupard, in Tertio 376 - 25 april 2007 - p. 6 VAN LUIJCK H., e.a., Bedrijfsgevallen. Morele beslissingen van ondernemingen, Van Gorcum, 2006. VINKE R., Zoeken naar intrinsieke motivatie, Reed Business Information, 2004. VIJVER H., Ethiek van de gastvrijheid. Een bedrijfsethiek voor de dienstverlening, Van Gorcum, Assen, 1998 WILLAERT M., Cursus organisatiekunde, 2006-2007, download aanvragen via [email protected] ZADEK S., WEISZER J., Conversations with Disbelievers, Ford Foundation, 2000.