Hoofdstuk 5 stereotypes

advertisement
Hoofdstuk 5 stereotypes
Wat zijn stereotypes?
Stereotype
Een in het geheugen opgeslagen, georganiseerde en vereenvoudigde verzameling kennis over een
groep personen (vaak over opvallende groepen).
Stereotypes over de eigen groep hebben kan. Jezelf op basis hiervan eigenschappen geven is
zelfstereotypering.
Soorten informatie
Stereotype bevat declaratieve kennis (info over centrale tendens en de variabiliteit v.d. groep),
affectieve reacties (pos. /neg. attitude t.o.v. de groep) en normatieve verwachtingen (waaraan de
leden moeten voldoen).
 Declaratieve kennis is vaak fout: stereotype is fout.
Praktisch belang van onderzoek
Negatieve en foute stereotypes zijn problematisch voor de samenleving. Vertekend ons denken en is
moeilijk te veranderen/afzwakken. Kan leiden tot vooroordelen (individu over 1 kam met de groep)
en discriminatie (een groep V/S andere groep).
Hoe zijn stereotypes te meten?
Moeilijkheid
- Covert (nauw verwant met attitudes).
- Problematiek van zelfbeschrijvingen.
- Indirecte meting als oplossing: APT (attitudeobject //groep – attitude//affectieve reactie)
en impliciete associatietest.
Impliciete associatietest (IAT)
Onderzoekt naast affectieve aspect ook declaratieve aspect!
Wie?
Hein, Grumm en Fingerle (2011)
Wat?
Onderzoek over kijk v. studenten op mensen met en zonder handicap.
Taak 1: dn categoriseert foto’s van mensen: mentale handicap? Ja of nee?.
Taak 2: dn categoriseert positieve en negatieve woorden.
Taak 3: dn categoriseert de woorden en foto’s door elkaar (knop voor positief en
niet gehandicapt – knop voor negatief en mentaal gehandicapt).
Taak 4: idem taak 3 (knop voor positief en mentaal gehandicapt – knop voor
negatief en niet gehandicapt).
Manipulatie? Binnen-proefpersoon-manipulatie. Volgorde-effecten vermeden door taken te
herhalen.
Resultaat?
RT bij taak 4 > dan RT bij taak 3.
Verklaring?
Associatie tussen handicap en negatief woord gaat vlotter dan andersom. De
studenten hebben negatievere kijk op gehandicapten dan op niet-gehandicapten.
Stereotypes en de verwerking van informatie over personen
Stereotypes en de identificatie van gedrag
Hoe beïnvloeden stereotypes de identificatie van betekenisvol gedrag?
Wie?
Plant, Kling en Smith (2004)
Wat?
Dns krijgen close-up foto’s van mannen en vrouwen. Dn beoordeelt hoe verdrietig of
boos de man/vrouw lijkt op schaal van 1-7.
Manipulatie? Elke foto was een versmelting van een man & vrouw en van een verdrietige & boze
expressie. Het geslacht werd gesuggereerd door strategisch kapsel/kledij.
Resultaat?
Dns denken een man te zien: meer boos dan verdrietig beoordeeld.
Dns denken een vrouw te zien: meer verdrietig dan boos beoordeeld.
Verklaring?
Stereotype bepaald de identificatie van gedrag.
- Duncan (1967) bestudeert vergelijkbaar effect. Niet over genderstereotypes, maar etnische
stereotypes. Dns zien zwarte man een blanke man duwen (73% zegt agressie te zien). Dns zien blanke
man een zwarte man duwen (13% zegt agressie te zien). De mannen waren acteurs.
Stereotypes bepalen mee hoe mensen gedrag verklaren
Wie?
Wat?
Resultaat?
Verklaring?
Feldman Barrett en Bliss-Moreau (2009)
Onderzoek: verklaring v. emotionele expressies bij man & vrouw m.b.t. stereotypes.
Dns krijgen 32 foto’s van mannen (8 droevige, 8 angstige, 8 boze en 8 walgende)+ 32
foto’s van vrouwen (idem). Bij elke foto staat ‘n situationele verklaring v.d. emotie.
Achteraf: dns krijgen alle foto’s opnieuw, zonder verklaring, en moeten aanduiden
of de emotie een situationele of dispositionele verklaring had.
Dns: vaak dispositionele verklaring i.p.v. situationele + vaker bij vrouwen > mannen.
Algemeen verschijnsel bij causale attributie van gedragingen: rol van
persoonseigenschappen wordt overschat en van situationele factoren onderschat
en dit vooral bij vrouwen. Waarom? Genderstereotype: vrouwen zijn emotioneler.
Stereotypes bepalen mee hoe we mensen beoordelen
Assimilatie (
contrast)
Je vindt mensen niet zoals ze echt zijn, maar zoals het stereotype v.d. groep waar ze lid van zijn.
Wie?
Wat?
Arbuckle en Williams (2003)
Dns (studenten) krijgen een hoorcollege op audiotape te horen en beoordelen
daarna de les op verschillende aspecten op een schaal van 1 – 6.
De helft v.d. studenten krijgt een mannelijke prof, de rest een vrouwelijke prof.
De helft v.d. studenten krijgt een prof < 35 jaar, de rest een > 55 jaar.
Manipulatie? In feite krijgen alle studenten dezelfde tape. Ze horen een vrouwelijke prof van 45
jaar met een neutrale stem die kon doorgaan voor man, vrouw, oud en jong.
Resultaat?
Prof 35 jaar > beoordeling dan 55 jaar. Prof mannelijk > beoordeling dan vrouwelijk.
Verklaring?
Stereotype: jonge mannen zijn de beste professoren. Assimilatie trad op.
Normatieve verwachting als referentiepunt voor beoordeling
Gedrag voldoet aan de normatieve verwachting: normaal. Zo niet: opvallend, ongewoon gedrag.
Wie?
Wat?
Biernat, Manis en Nelson (1991)
Dns krijgen foto’s van mannen en vrouwen en moeten aangeven of ze financieel
succesvol zijn en raden hoeveel ze verdienen.
Resultaat?
Verklaring?
Mannen verdienden volgens de dns meer dan vrouwen, terwijl de vrouwen
financieel succesvoller beoordeeld werden dan de mannen.
Stereotype: de norm voor mannen ligt hoger dan voor vrouwen (op financieel vlak).
De mannen en vrouwen op de foto werden telkens vergeleken met het beeld v.d.
‘doorsnee’ man of vrouw dat de dn heeft . De vrouwen op de foto’s werden
financieel succesvoller beoordeeld dan mannen omdat het verschil met de norm > is.
Contrast (
assimilatie)
Een groepslid wordt in overdreven mate als afwijkend v.d. groep gezien.
Stereotypes bepalen mee overt gedrag
Affectieve reacties (deel van stereotype) kunnen gedrag t.o.v. groepsleden beïnvloeden. Deze
invloed is niet altijd meetbaar: mensen kunnen hun gedrag verbergen, zeker als het gaat over
discriminatoir gedrag (sociale norm en strafbaarheid).
 Oplossing voor onderzoek: dn mag niet doorhebben dat stereotiep gedrag gemeten wordt.
Wie?
Wat?
Gabriel en Banse (2006)
‘Wrong number technique’ om hulpverlenend gedrag te meten.
Dns worden per ongeluk opgebeld, maar de beller heeft geen accu meer voor
volgend telefoontje en staat in panne. De beller vraagt de dn om zijn/haar partner
op te bellen. (Opgegeven nummer is van een andere onderzoeker).
Manipulatie? A.V.: de beller was een man of een vrouw.
A.V.: de partner was een man of een vrouw. (Suggestie homo- of heteroseksueel).
Als de dn binnen de 3 min. naar opgegeven nummer belt, is de taak ‘geslaagd’.
Resultaat?
Heteroseksuelen (mannelijke en vrouwelijke bellers en dns) > 81% belt binnen 3m.
Homoseksuelen (mannelijke beller en dn) 55% belt.
Homoseksuelen (mannelijke beller en vrouwelijke dn) 83% belt.
Homoseksuelen (vrouwelijke beller en mannelijke dn) 63% belt.
Homoseksuelen (vrouwelijke beller en dn) 68% belt.
Verklaring?
Mannen discrimineren tussen mannelijke en vrouwelijke homoseksuelen.
Vrouwen discrimineren enkel tussen hetero- en homoseksuele vrouwen.
- Experiment Hebl, Bigazzi Foster, Mannix en Dovidio: formele discriminatie t.o.v. homoseksuelen
werd niet gemeten (mensen weten dat dat illegaal is), maar persoonlijke discriminatie wel (gebeurt
vaak onbewust, de dn had niet door dat dat gemeten kon worden).
Wanneer beïnvloeden stereotypes informatieverwerking, oordelen en
gedrag?
Stereotypes niet (meer) kunnen of proberen te onderdrukken
Rol van individuele informatie
Wie?
Wat?
Darley en Gross (1938)
Dns beoordelen 10-jarig meisje op niveau van lezen, wiskunde en wetenschappen
voor het zien van een filmpje en na het zien van een filmpje
Manipulatie? Tussen-proefpersoon:
A.V.: film individuele achtergrond gezien of niet gezien.
A.V.: Zo ja: suggestie afkomst meisje hogere klasse of lagere klasse.
Belangrijk: de individuele info was irrelevant m.b.t. schoolprestaties.
Resultaat?
Verklaring?
Voor het filmpje: dns kennen score toe onafhankelijk v.d. sociale klasse v.h. meisje.
Na het filmpje (lagere klasse): dns geven lagere scores op de 3 aspecten.
Na het filmpje (hogere klasse): dns geven hogere scores op de 3 aspecten.
Geen individuele informatie: dns beoordelen niet op basis van tot welke groep ze
denken dat het meisje hoort. Ze vormen wel een hypothese over het meisje.
Individuele informatie beschikbaar: dns toetsen hun hypothese aan de
‘werkelijkheid’, maar ze zoeken enkel bevestigende info en vermijden falsificaties.
Rol van het terugslageffect
Wie?
Wat?
Macrae, Bodenhausen, Milne en Jetten (1994)
Dns moeten gedrag en persoonlijkheid van een skinhead beoordelen op basis van
een foto. Daarna moesten ze plaatsnemen in een lege wachtkamer waar spullen op
een stoel lagen.
Manipulatie? Tussen-proefpersoon:
A.V.: (foto) dn gevraagd om zich niet te laten beïnvloeden door stereotypes of niet.
A.V.: Spullen i.d. wachtkamer duidelijk van een skinhead of van ‘gewoon’ iemand.
Resultaat?
Dns gingen meestal verder af zitten v.d. skinhead spullen dan v.d. gewone spullen.
Dns gevraagd om stereotype te onderdrukken: nog verder v.d. skinhead spullen.
Verklaring?
Terugslageffect: stereotype onderdrukken kan tijdelijk, maar komt eens zo fel terug.
Moreel krediet
Eens bewezen dat iemand niet-stereotiep denkend is (krediet opgebouwd) is hij/zij gepermitteerd
om stereotype uitspraken te doen zonder sociaal gestraft te worden (krediet inzetten).
Opm.: treedt niet enkel op bij stereotypering, ook in dagelijks leven (zie vb. p.314).
krediet verwerf je al door herinnering aan eerder (mss niet eens vertoond) gedrag of te
verwachten je i.d. toekomst beter te gedragen.
Wie?
Wat?
Mullen en Monin (2001)
Taak 1: dn kiest uit 5 cv’s de geschikte kandidaat voor een bepaalde functie. Een van
de 5 cv’s springt er uit, dns bijna verplicht om deze te kiezen.
Taak 2: dn beoordeelt voor een bepaalde functie of het geslacht/etniciteit uitmaakt.
Manipulatie? Tussen-proefpersoon: experimentele conditie V/S controle conditie
Experimentele conditie
- A.V.: seksisme (4 mannelijke kandidaten, 1 vrouwelijke superkandidaat) of racisme
(4 blanke mannelijke kandidaten, 1 zwarte, mannelijke superkandidaat).
- Taak 2 (seksime): functie in de harde onderhandelwereld.
- Taak 2 (racisme): functie als politieofficier in een ‘witte’ buurt.
Controle conditie
- Alle 5 blanke mannen, waaronder 1 superkandidaat.
- De twee functies werden random verdeeld onder de kandidaten.
Resultaat?
Experimentele conditie i.v.m. controle conditie.
- Seksisme: grotere voorkeur voor blanke man om functie uit te oefenen.
- Racisme : veel grotere voorkeur voor blanke man om functie uit te oefenen!
Verklaring?
In de experimentele condities hadden de dns zogezegd ‘moreel krediet’opgebouwd.
Tegonvergestelde moreel-krediet-hypothese
Wie zich recent duidelijk niet-bevooroordeeld gedroeg, heeft de neiging dit in de toekomst ook niet
te doen. Dit heeft te maken met het belang van consequent gedrag (link cognitieve-consistentie).
Het cruciale verschil tussen de twee? Hoe mensen naar hun eigen gedrag kijken: in termen van
persoonlijke waarden (consequent gedrag) of in termen van een morele prestatie (moreel krediet).
Download