Zorg voor autonomie van ouderen met een psychiatrische achtergrond in het verzorgingstehuis Lambert Liza Inleiding Achtergrond en opzet van het onderzoek De verzorgende benadering De probleemgerichte benadering De normaliserende benadering Welke autonomie voor wie? Conclusie Inhoud Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 55 (2000) Auteurs: Pols Jeannette Depla Marja De Lange Jacomine Inleiding Achtergrond en opzet van het onderzoek Kwalitatieve studie binnen een groter onderzoek naar de meerwaarde van wonen in het verzorgingshuis voor ouderen met een psychiatrische achtergrond. Onderzochten de aard van de dagelijkse zorg: Interviewden bewoners, familieleden en begeleiders wat er voor hen was veranderd welke uitdagingen en problemen zij zagen wat zij omschreven als ‘goede zorg’ Gedurende twaalf maanden werd er geobserveerd op speciale afdelingen, om te kijken hoe de zorg in de praktijk gestalte kreeg : onderzoeker maakte deel uit van het dagelijkse leven op de afdeling onderzoeker bracht de helft van de tijd door met de begeleiders onderzoeker bracht de andere helft van de tijd door met de bewoners Het ‘bevorderen van zelfredzaamheid’ bleek een centraal begrip in de zorg. De invulling ervan bleek samen te hangen met drie tradities: 1. de verzorgende benadering 2. de probleemgerichte benadering 3. de normaliserende benadering Vertegenwoordigers van de verzorgende benadering zien de ouderen vooral als : hulpbehoevend kwetsbaar afhankelijk De verzorgenden en verpleegkundigen helpen de ouderen bij het beleven van een zo prettig mogelijke, beschermde oude dag. In een verzorgende benadering blijkt autonomie dan vooral te gaan om ‘zelf doen’. actief zijn of zelf iets doen verhoogt het gevoel van eigenwaarde. De verzorgende benadering In de probleemgerichte benadering is genezing van psychiatrische stoornissen het ideaal. De individuele teamleden en het team als geheel moeten zich ten opzichte van een bewoner consequent opstellen. Bij iedere stoornis past een specifieke benadering die alleen werkt wanneer ze consequent wordt toegepast, teamleden en behandelaars overleggen geregeld met elkaar. Men wil ieder individu in een probleemgerichte benadering beschermen tegen teveel invloed van hulpverleners. Zelfbeschikking, vrijheid om te leven zoals men wil en privacy zijn de belangrijke waarden. De probleemgerichte benadering In de normaliserende benadering is autonomie als ‘zelfrealisatie’ een centraal begrip. Belangrijk is dat het individu in staat is activiteiten te ondernemen die voor hem of haar betekenisvol zijn. Of de persoon in kwestie dat allemaal zelf doet is van minder groot belang. Vertegenwoordigers van een normaliserende benadering scheiden behandeling en wonen. Ze richten zich op het dagelijkse leven van ouderen, hierdoor kunnen de ouderen een zo normaal mogelijk leven leiden. Persoonlijke omgang tussen bewoner en begeleider is van centraal belang. De normaliserende benadering In de verzorgende benadering gaat autonomie over zelf doen, behalve wanneer iemand ziek of gehandicapt is. De probleemgerichte of therapeutische georiënteerde benadering kent een opvallende dubbelheid waar het de vrijheid van het individu betreft. enerzijds: men ziet de vrijheid op de gebieden die niet de psychiatrische stoornis betreffen als een grote verworvenheid van het wonen in het verzorgingshuis. Ouderen zijn daadwerkelijk in staat om voor hun eigen dagbesteding te zorgen. anderzijds: de vrijheid lijkt beperkt om niet gehinderd te worden wanneer er sprake is van psychiatrische symptomen. Therapeutisch georiënteerde medewerkers grijpen in. Ze weten beter dan de patiënt wanneer er sprake is van psychiatrische problematiek, of van een gedragsprobleem dat moet worden bijgestuurd of moet verdwijnen. Welke autonomie voor wie? In een normaliserende benadering wordt de paradox van de autonomie voor zorgbehoevende mensen het best verstaan. Bewoners zijn vrij om zelf dingen te doen en te kiezen, ze zijn afhankelijk van anderen om voor elkaar te krijgen wat ze willen. Het gaat in deze benadering om hulp krijgen van anderen om hun wensen te realiseren. De vertegenwoordigers van de drie benaderingen moeten samenwerken, kan leiden tot spraakverwarring. Met dezelfde bewoording kunnen de benaderingen verschillende dingen bedoelen. Het accent op autonomie is geen garantie voor inspraak van bewoners en door hen als zinvol ervaren interventies. De zelfstandigheid en dingen zelf doen zien ze vaak niet als een vooruitgang. Ze herkennen zich vaak beter in een klassieke zorg, dan in een normaliserende benadering. Conclusie