3 april 2014 HS 1 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 Wat is ergonomie? 1.1 Product, gebruiker, omgeving, interactie Ergonomische producten zijn producten met een bepaald nut, die effectief, efficiënt, veilig en comfortabel zijn in het gebruik door de bedoelde groep gebruikers. 1.1.1 Mens, product, interactie en omgeving De gebruikers zijn in 2 hoofdgroepen te onderscheiden: de professionele gebruikers en consumenten. 1.1.2 Nut, effectiviteit, efficiëntie, veiligheid en comfort 1.1.3 Drie soorten ergonomie # Binnen het vakgebied ergonomie worden drie gebieden onderscheiden: 1 2 3 Sensorische ergonomie, die zich bezighoudt met waarnemen en de werking van de zintuigen, senses. De sensorische ergonomie houdt zich bezig met bv zien, horen en voelen. Cognitieve ergonomie, die zich bezighoudt met begrijpen, onthouden en beslissen, kortom alle functies die zich alleen in de hersenen afspelen. Fysieke ergonomie, die zich bezighout met de lichamelijke (fysieke) aspecten en reacties van de mens: lichaamsafmetingen, bewegingen, krachten en dergelijke. 1.5 Het mens-product-interactiemodel Elementaire onderdelen van een interactie (Mens): Waarnemen, denken/beslissen/onthouden, reageren. Figuur 1.19 Waarneming-reactiespiraal: model voor waarnemen, denk/onthouden/beslissen en reageren. Ofwel voor invoer, doorvoer en uitvoer. Informatie ‘het bericht’ De sensorische ergonomie houdt zich bezig met waarnemen en de werking van de zintuigen. (hierbij speelt de omgeving een grote rol) De cognitieve ergonomie houdt zich bezig met begrijpen, denken, onthouden en beslissen, kortom alleen in de hersenen afspelen. De fysieke ergonomie houdt zich bezig met het fysiek en de fysieke reacties van de mens: lichaamsafmetingen, bewegingen, krachten en dergelijke. 1 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 De INPUT van mensen gaat via zintuigen: # Zicht (ogen) Gehoor (oren) Reuk (neus) Smaak (tong) Tast (huid) Evenwicht (evenwichtsorgaan) Positie (spieren) … Zintuigen: Vensterkarakteristieken (hoogte, breedte, tijdsinvloeden) Imperfect (niet-lineair, omgevingsafhankelijk) Kwetsbaar (schade kan ongemerkt optreden) Vensterkarakteristieken: Breedte (b.v. frequentie) Hoogte (b.v. volume) i Tijdsinvloeden (b.v. gewenning) t grootte & verschil (contrast) “Just Noticable Difference” : Het verschil dat mensen nog nét kunnen onderscheiden Zintuigen registreren vooral verandering, dat is een ‘tijdinvloed’. Vensterkarakteristieken: variëren over de populatie veranderen met leeftijd Geluidsterkte: Decibel (dB) (b.v. een bril nodig hebben) (veroudering en schade) = logaritmisch + 10 dB = 10x zo luid + 3 dB = 2x zo luid (ongeveer) 2 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 Interactie vanuit het product gezien Bij producten is er ook een invoer van informatie, doorvoer en beslissen en uitvoer van een reactie. Invoer kan door bedieningsmiddelen. (Bedieningselementen/controls zijn voor INVOER in het product.) Doorvoer van en beslissen op basis van info kan op veel manieren gebeuren. (koffie automaat: aan = elektrisch connectie maken, waardoor water verwarmd wordt. De uitvoer is een reactie op de ingevoerde informatie. (geluid, beweging en informatie op een scherm) (UITVOER is fysieke en/of sensorische ergonomie) Figuur 1.21 ‘Bediening element’ of ‘control’ # Als er een processor/regulator inzit, is het een bedieningselement. Je moet het product een opdracht kunnen geven. Ontwerpers ontwikkelen continu nieuwe controls / bedieningselementen, toch is er altijd een set gebruikelijke elementen, die mensen leren te herkennen en onthouden. Kenmerken: materieel vormelement meestal een standaard-onderdeel* aan buitenzijde van het apparaat/werktuig op een goed bereikbare plaats bediening vergt een eenvoudige beweging* omzetting tot intern machine-commando* verandert machinefuncties (naar verwachting gebruiker)* (* moet je analyse van kunnen maken) Dit is een benadering, geen perfecte definitie. Uitzonderingen: niet meer materieel (touch screen) soms niet op hetzelfde apparaat (muis > computer, afstandsbediening > tv) control kan op een niet goed bereikbare plek zitten (reset knop, motor in auto) bediening kan verre weg van ‘’eenvoudig’’ zijn. Vaak zijn er ook meerdere controls per product: dus moet je bedieningselementen kunnen onderscheiden. 3 3 april 2014 Sanne van Alphen Codering van controls # Voor bediening: 1. Plaats en groepering 2. Vorm 3. Grootte 4. Richting, oriëntatie 5. Op- en Bijschrift 6. Neven-display 7. Kleur, helderheid Tijdens bediening: 8. Textuur 9. Bedieningswijze 10. Geluid Na bediening: 11. Visueel tonen van effect 1.5.3 Het mens-product-interactiemodel van Dirken Figuur 1.22 # Met de omgeving moet je altijd goed rekening houden. 4 Ergonomie Blok 3 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 1.6 Wat is productergonomie? 1.6.1 Definitie van productergonomie Productergonomie kan als volgt worden gedefinieerd: Productergonomie beoogt menswetenschappelijke kennis en methoden in te brengen en technisch te integreren in het ontwerpproces van gebruiksgoederen, opdat nut, effectiviteit, efficiëntie, comfort en veiligheid van de gebruiksgoederen worden geoptimaliseerd voor de beoogde groepen van gebruikers. Dit kunnen zowel consumenten als professionele gebruikers zijn. (Dirken 2004) productergonomie is ergonomie waarbij materiele producten betrokken zijn. Bij Product- en systeemergonomie gaat het erom dat het systeem een belangrijke rol bij productgebruik speelt en de ergonomie van het product samenhangt met die van het systeem als geheel. De term wordt alleen nauwelijks gebruikt omdat het logisch is dat de gebruiksvriendelijkheid van een product samenhangen met het systeem waarin het product functioneert. 1.6.2 Arbeidsergonomie versus productergonomie Het essentieel verschil tussen arbo-ergonomie en productergonomie is dat de doelgroep van gebruikers bij arbeidsergonomie beperkt is o relatief gezonde 15- tot 60 á 70-jarige, terwijl productergonomie zich ook bezighoudt met producten voor consumenten, een veel bredere groep. Het verschil tussen arbo- en Consumentenergonomie is ten eerste de gebruikers, ten tweede de nutsvraag, ten derde het al dan niet aanwezig zijn van normen. (zie pagina 44) figuur 1.24 5 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 Hs 2 Ontwerpen voor groepen 2.1 Hoe te ontwerpen voor de diversiteit van een groep? Ten eerste moet ingeschat worden wie die toekomstige gebruikersgroep zal zijn. (de mensen die daadwerkelijk het product gaan gebruiken). Ten tweede moet worden nagegaan wat de relevante ergonomische aspecten van het te ontwerpen product zijn. Ten derde moet per ergonomisch aspect ingeschat worden op welke wijze rekening gehouden kan worden met de diversiteit van de doelgroep. Maak altijd de koppeling in een uitspraak over mens-product-interactie! # Wie zijn de gebruikers Met welk aspect van het product is er interactie? 1. Hoe kun je die twee op elkaar afstemmen? 2.2 De normaalverdeling Normaal verdeling ( ook wel Gauss verdeling genoemd). Het woord ‘Populatie’ heeft een drieledige betekenis. 1. Bevolking 2. Een groep organismen waarvan de individuen onderling verwant zijn 3. Een verzameling voorwerpen of individuen waaruit men een steekproef trekt 2.2.1 Gemiddelde, modus en mediaan Gemiddelde x̄ : uit te rekenen door alle waarden (opgeteld) te delen door het aantal waarnemingen. Modus: de waarde die het vaakst voorkomt. Mediaan: (op volgorde van laag naar hoog) het middelste van een verdeling. Bij een normaal verdeling vallen gemiddelde, modus en mediaan samen. Als dit niet zo is, is het geen normaal verdeling. 2.2.2 Standaardafwijking (Standaarddeviatie) SD: is het gemiddelde van de afwijking van het gemiddelde. Figuur 2.6 De relatie tussen de oppervlakte onder de grafiek (in %) en de SD bij een normaalverdeling. 1 SD ligt 34,1% van het gemiddelde, tussen 2 SD ligt dus 68% van de grafiek. +/- 95% van de grafiek ligt tussen 2xSD. 6 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 2.3 Percentiel berekenen Je kan een percentiel zien als een procent, maar dan op volgorde van grootte gezet. Een percentage geeft geen informatie over de getalswaarde binnen een meetreeks, een percentiel wel. 2.3.1 Wet van de verminderende meeropbrengst Hoe verder het percentiel van het gemiddelde vandaan is, des te groter is het verschil in afmeting van het kenmerk tussen twee percentielen. De wet van de verminderende meeropbrengst geldt zowel aan de bovenkant van de normaalverdeling (de hoge percentielen) als aan de onderkant van de normaalverdeling (de lage percentielen). De wet geldt bij iedere normaalverdeling en geldt dus niet alleen voor fysieke waarden maar ook voor sensorische en cognitieve waarden die normaal verdeel zijn. P95 = x̄ + ( Z * s ) P5 = x̄ – ( Z * s ) Py = x̄ +/- ( z * s ) x̄ = gemiddelde s = standaarddeviatie z = z-waarde (uit z-tabel) 2.3.2 Kledingtoeslag De maten in de tabel zijn gemeten met een T-shirt en sportbroek aan. Maar in werkelijkheid hebben mensen (vooral in de winter) veel meer kleren aan, daarom geldt er voor gewone burgers een toeslag van 5 tot 7,5 cm op bv schouder- of heupbreedte en nog meer bij breedte over de ellebogen. 2.3.3 Correcte rapportage en eenduidige presentatie Schrijf nooit: ‘het 99ste percentiel is 88,3 cm’ Schrijf: ‘het 99ste percentiel van de ooghoogte zittend van volwassen zuidoost Europese mannen is 88,3 cm’ Definieer de populatie goed, dit is erg belangrijk voor de ontwerper want er zit significant verschil tussen populaties, man/vrouw, leeftijd, enz. 2.3.4 Cumulatieve frequentieverdeling Alleen normaalverdelingen zijn niet optimaal te gebruiken voor ontwerpers. Een ontwerper zou in één oogopslag willen zien bij welke waarde een bepaald deel van de populatie wordt uitgesloten. In een cumulatieve frequentieverdeling worden de waarde van de variabele (bv. Zithoogte) uitgezet tegen het percentiel dat minstens deze waarde heeft. Het nadeel van de cumulatieve frequentiegrafiek is dat deze veel ruimte inneemt. Aanpak: # 1. situatie tekenen (toelages?) 2. relevante lichaamsmaat kiezen 3. relevante populatie kiezen 4. x̄ en s opzoeken 5. ontwerptype kiezen 6. formule uitschrijven 7. z-waarde bij percentiel opzoeken 8. maat berekenen 7 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 2.5 De ergonomische ontwerptypen Er zijn 7 ontwerptype, waar van 5 ergonomisch verantwoord zijn. (de eerste 2 niet) 1. Procrustestype: De gebruiker moet zich aanpassen aan het product. ‘het product is nu eenmaal zo’. 2. Egotype: Denken dat voor de gebruiker hetzelfde geldt als bij jezelf. 3. Gemiddeldetype: Kiezen voor de middel maat, niet voor de extremen. Ontwerpen volgens het gemiddeldetype komt relatief weinig voor. 4. Lager-percentieltype: Afstemming op de kleinere en zwakkere. Als de zwakste, kleinste en langzaamste het kunnen gebruiken kunnen de sterkere, snellere en grotere mensen dat. Dit wordt vooral gebruikt voor producten waar je kracht voor moet gebruiken. Of de hoogte waarop bepaalde dingen geplaatst moeten worden (lift knopjes, telefoon hoogte in een telefoon cel). Ontwerpen volgens het lager-percentyltype kan vaak worden toegepast. Py = x – (z*s) 5. Hoger-percentieltype: Afstemming op de grootste, sterkste, de handigste of de snelste. Het gaat hierbij vooral over hoogtes van deuren, groottes van handvaten, enz. kleinere handen of mensen kunnen deze dan ook automatisch gebruiken. Py = x + (z*s) Ontwerpen volgens het hoger-percentieltype kan vaak toegepast worden. 6. In- en verstelbaarheidtype: (instellen = vóór gebruik / verstellen = tijdens gebruik) 7. Productvatiantentype: Er zijn producten die je niet verstelbaar kunt maken of dat dat te dur zou worden. Zoals kleding, schoenen, ski’s. 8 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 2.5.1 Combinaties van ontwerptypen in één product Een ontwerptype geldt voor één specifiek ergonomisch aspect van een product. Van ieder aspect van het product moet apart worden bepaald welk ontwerptype het beste toegepast kan worden. Bij een stoel hou je rekening met de grootste heupbreedte zodat de kleinste heup ook past, hoger percentiel. De zitdiepte is afgestemd op de kortste bovenbenen, dat zal ook enigszins geschikt zijn voor mensen met langere benen. Lager percentieltype. Ontwerpen volgens het in- en verstelbaarheidstype is voor dit aspect ook mogelijk. Voor de zithoogte en armleuning hoogte kan het best volgens in- en verstelbaarheidstype worden ontworpen, zodat een zo breed mogelijk deel van het spectrum hebt. 2.5.2 Toepassing van de ergonomische ontwerptypen De ontwerptypen kunnen de ontwerper op verschillende manieren van nut zijn: Kennis van ontwerptypen helpt om de ongewenste ontwerptypes (procrustes- en egotype) te herkennen, zodat toepassing ervan voorkómen kan worden. Deze ontwerptypen mogen vóórkomen bij gebruiksobjecten die als kunst ontworpen zijn, maar in dat geval is er geen sprake van functioneel gebruik en is ergonomie van ondergeschikt belang. De andere ontwerptypen kunnen ontwerpers helpen zich bewust te zijn van de manier waarop producteigenschappen bepaalde gebruikers kunnen uitsluiten van gebruik. Het kan hen ook helpen een bewuste keuze te maken, gebaseerd op een berekening, om een bepaald percentiel in te sluiten. Er kunnen verschillende ontwerptype (hoger- en lager-percentieltype en in- en verstelbaarheidstype) tegelijk in één ontwerp voorkomen. Het is niet altijd zo dat bij het lager-percentieltype de kleinste mensmaat leidt tot een maximale productmaat, terwijl bij het hoger-percentieltype de grootste mensmaat leidt tot een minimale productmaat. Het is te zien dat bij het in- en verstelbaarheidstype, de grootste mensmaat tot een maximale product maat leidt en de kleinste productmaat tot de minimale productmaat leidt. 9 3 april 2014 Hs 3 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 Ergonomie en ontwerpen 3.2 Verwachting en herkenbaarheid Mensen hebben van te voren verwachtingen van een product, dit kan verschillen per cultuur. Aansluiten bij de verwachtingen van de gebruikers is één van de belangrijkste richtlijnen, daarvoor moet de ontwerper kennis hebben over de herkenbaarheid van producten en de verwachtingen van de gekozen groep. de drie ‘woordenboeken’ van Dirken 1. Herkennen wat 2. Herkennen waarvoor 3. Herkennen hoe gebruikers verwachten resultaat gebruikers verwachten interactie Functioneel productbeeld: de verwachting van de manier waarop de interactie met een product zal verlopen en hoe het product daarop reageert. Ook wel Mental Model. Compatibiliteit: de mate waarin het resultaat van een bepaalde handeling aan het product overeenstemt met de verwachting. (relatie tussen bediening en effect). Gebruikshint: use cue, uitelijke en functionele kenmerken van het product waaruit gebruikers de functionaliteit van het product en mogelijkheden tot het activeren daarvan opmaken. 10 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 3.3 Bij welk product is ergonomie belangrijk? # Impliciete ergonomie: uitontwikkelde producten, niet veel ergonomische aandacht meer bij nodig. Hierbij is een stabiele compromis tussen: Productergonomie Vormgeving Constructie Bedrijfskunde Expliciete ergonomie: er is altijd veel aandacht nodig voor de ergonomie als één van de vier variabelen (mens, product, interactie of omgeving) verandert of nieuw is t.o.v. een bestaand, uitontwikkeld product. Er is extra aandacht nodig bij: Bepaalde interacties Een nieuwe gebruiker Een nieuwe omgeving Een nieuwe functie 3.3.1 Bij bepaalde interacties Bij langdurige, onvermijdelijke, veelvuldige, intensieve en complexe interacties is veel aandacht voor ergonomie nodig. 3.3.2 Bij een nieuwe gebruiker Zodra bij een herontwerp de doelgroep van gebruikers anders of meer in detail gespecificeerd is dan gewoonlijk, is er extra aandacht voor de ergonomie nodig. Hierbij zijn de woorden fysiek, cognitief en sensorisch belangrijk. 3.3.3 Bij een nieuwe omgeving De omgeving kan veel invloed hebben op de interactie. Er komen andere eisen aan een product wanneer het in een andere omgeving gebruikt wordt. Bv. op werk of thuis, binnen of buiten. 3.3.4 Bij een nieuwe functie Het product kan een andere functie aannemen, vaak gecombineerd met een verandering van omgeving en/of gebruiker. 11 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 3.4 Wie zijn de gebruikers? Gebruikersgroepen: Consument v. professional Meerdere per product Primair & secundair Onbedoeld (in marketing) 3.4.1 Professionele gebruikers en consumenten Professionals gebruiken een product vaan intensiever, ruwer, sneller Professionele gebruikers zijn minder divers, je hoeft minder rekening te houden met beperkingen. En de omgeving is vaak ook beter bepaald: je weet meer over hoe die er uitziet. Consumenten zijn een veel bredere groep, in principe ‘iedereen’: maar je kan lang niet alle kenmerken en hulpmiddelen zien. (dyslexie, pacemaker, andere lichamelijke of geestelijke beperkingen) 3.4.2 Meer gebruikers per product Vaak is er bij productgebruik meer dan één gebruiker betrokken, soms tegelijkertijd, vaak na elkaar in de tijd, al dan niet in verschillende relaties tot het product. Er zijn ook gebruikers die op een andere manier interacteren met het product (auto: monteur, bestuurder, kinderen, verhuurders enz.) 3.4.3 Primaire en secundaire gebruikers Producten worden vanuit verschillende functies en met verschillende doelen gebruikt. De relaties van de gebruiker tot het product heeft invloed op de interactie tussen beiden. Primaire gebruikers gebruiken het product voor de functie waarvoor het primair bedoeld is. Secundaire gebruikers doen er een andere handeling mee (schoonmaken, papier bijvullen, transporteren, onderhouden, beheren, repareren.) Het is ook belangrijk om aan de recycling fase te denken, hierbij bedoeld met welke materialen en verbindingstechnieken gebruikt worden. Is het mogelijk en makkelijk uit elkaar te halen? Sommige moeten hersmolten worden. Veiligheid, efficiëntie, effectiviteit: kortom, ergonoom en ontwerper hebben ook in de recyclingfase invloed op de interactie tussen het product en de mens. 3.4.4 Gebruikers zijn niet gelijk aan marketing doelgroep Bij professionele producten wordt de beslissing over aankoop van genomen door andere mensen dan de gebruikers. Daarom is dit eerder gericht op managers en inkopers. Dat de verwachte gebruikersgroep soms ook niet gelijk kán zijn aan de marketingdoelgroep wordt duidelijk bij producten voor ouderen. Bijvoorbeeld jongeren producten worden graag ook gekocht door ouderen want ze willen niet als bejaard aangezien worden. 12 3 april 2014 Sanne van Alphen Ergonomie Blok 3 Conclusie Professionele producten zullen vaak gebruikt worden door mensen die niet over de aankoop ervan beslissen. Consumentenproducten zullen door iedereen worden gebruikt, ook door mensen met beperkingen die nooit expliciet de marketingdoelgroep zullen zijn. Consumentenproducten die duidelijk voor ouderen of gehandicapten bedoeld zijn, hebben meestal een negatief imago. Veel ouderen willen geen ‘ouderenproducten’ sluiten. 13