Docentenhandleiding

advertisement
2012
Docentenhandleiding
Gemaakt door:
Natasja Veenstra & Hilde van Nijen
1-1-2012
Inleiding
Voor u ligt de docentenhandleiding die u nodig hebt tijdens de eerste periode van dit jaar. Deze
handleiding bevat verschillende onderdelen, namelijk:
- Achtergrondinformatie over de opleiding
- Motivatie keuze beroepsproduct
- Een PGO casus
- Instructiekaarten
- Rollenspellen
- Workshops en prestaties
- Reflectieformulier voor de leerling
Door de opdrachten in deze handleiding te maken werken de leerlingen aan de kwalificaties die ze
nodig hebben als doktersassistente. Ze werken aan verschillende kerntaken en daardoor ook aan de
bijbehorende competenties. De kerntaken waar ze door het maken van deze opdrachten aan werken
zijn:
- Intake voeren
- Voorlichting en advies geven
- Medisch-technische handelingen uitvoeren
- Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen
De beoordeling van de verschillende opdrachten wordt in de meeste gevallen gedaan door de
docent. Er wordt echter ook gewerkt met observaties door een medeleerling en er wordt ook van de
leerlingen gevraagd om te reflecteren op hun eigen handelen.
We wensen u veel plezier bij het geven van deze lessen.
Natasja Veenstra & Hilde van Nijen
2
Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................................................................... 2
Achtergrondinformatie ........................................................................................................................... 4
Motivatie keuze beroepsproduct ............................................................................................................ 7
Handleiding bij de opdrachten ................................................................................................................ 9
PGO casus: Opzetten en uitvoeren van een Arbo keuring .................................................................. 9
Instructiekaarten ............................................................................................................................... 20
Rollenspel .......................................................................................................................................... 27
Prestatie 1 ......................................................................................................................................... 32
Prestatie 2 ......................................................................................................................................... 40
Reflectieformulier voor de leerling ................................................................................................... 44
3
Achtergrondinformatie
Informatie over de opleiding doktersassistente
Opleiding en Beroep - Doktersassistent
De opleiding voor doktersassistent is een:
- Mbo-opleiding
- Niveau 4 Middenkaderopleiding
- Studierichting: Gezondheidszorg
- Duur: 3 jaar
Deze opleiding wordt ook wel praktijkassistente genoemd. In dit artikel wordt gesproken van
doktersassistent, maar je kunt hier telkens ook praktijkassistente bij lezen.
Als doktersassistent heb je een afwisselende baan met een gevarieerd takenpakket. Het takenpakket
van de doktersassistent is breed en bevat onder meer het verrichten van medisch-technische taken,
laboratorium-werkzaamheden,
regelwerk,
administratie,
intake
en
voorlichting.
Tijdens de opleiding doktersassistent verwerf je de beroepscompetenties (kennis, vaardigheden en
beroepshouding) om de belangrijkste taken van je beroep (de kerntaken) goed te kunnen uitvoeren.
Doktersassistent Werkvelden
Als doktersassistent kun je in verschillende werkvelden terecht:
- Huisartsenpraktijk
- Polikliniek van een ziekenhuis
- Gezondheidscentrum
- EHBO post
- Sociale gezondheidszorg
- Arbo-diensten, bedrijfskundige diensten
- Verzorgings- en verpleeghuizen
- Jeugdgezondheidszorg
Doktersassistent Taken
Een doktersassistent verricht -onder verantwoordelijkheid van een arts- eenvoudige verpleegkundige
en medische handelingen. Dit kunnen taken zijn zoals:
- bloeddruk opnemen
- griepinjecties geven
- wratten aanstippen
- vinger prikken
- hechtingen aanbrengen/verwijderen
- lengte/gewicht meting
- afnemen gehoortest
- bloed afnemen
- uitstrijkjes maken
- oren uitspuiten
- laboratoriumonderzoek.
Dit alles vraagt om de nodige medische kennis.
Doktersassistent Huisarts
Werk je bij een huisarts, dan kunnen de werkzaamheden bestaan uit:
- Wacht- en behandelkamer in orde maken
- Instrumentarium schoonmaken (risico besmetting patiënten verkleinen)
- Assisteren van huisarts: klaarzetten/aangeven instrumenten, onderzoekjes (urine, ontlasting,
bloed)
4
Opvang Begeleiding Patiënten
Opvang en begeleiding van patiënten is een belangrijke taak van de doktersassistent:
- Geven van adviezen, uitleg en informatie
- Ontvangen van de patiënten
- Beantwoorden van de telefoon
- Afspraken maken voor het spreekuur en visites van de huisarts
- Bijhouden van de patiëntenadministratie en financiële administratie
- Afhandelen van de correspondentie
De doktersassistent is over het algemeen de eerste die contact heeft met de patiënt en moet dan
vaak informatie inwinnen over de ernst van de klacht, zodat kan bepaald kan worden wat er moet
gebeuren. Dit zijn vaak vragen voorafgaand aan een uitgebreidere anamnese (vooranamnese) die
door de arts zal geschieden. Hiervoor zijn een goede verstandhouding en vertrouwensrelatie met de
patiënt vereist. Op de middenkaderopleiding Doktersassistent, leer je alles wat je moet weten en
kunnen om dit werk zelfstandig uit te voeren.
Doktersassistente Ziekenhuis Polikliniek
In een ziekenhuis heb je meer algemene werkzaamheden, zoals:
- monsters verzamelen (b.v. bloed en urine) van patiënten en deze
- onderzoeken in het chemisch laboratorium op enkele eenvoudige kenmerken.
- In een polikliniek assisteer je bij verpleegtechnische handelingen, zoals:
- geven van injecties
- verzorgen van wonden
- voorlichting geven aan patiënten (b.v. hoe en waarom van een onderzoek).
Verder is het voor een doktersassistent belangrijk om de vakliteratuur regelmatig bij te houden over
wat er zoal verandert in de medische wereld en overleg je hierover met je werkgever(s). Je werkt
onder direct toezicht van de (huis)arts en hebt te maken met uitgebreide voorschriften, waaraan je je
heel nauwgezet moet houden. Zo dien je buiten je werk b.v. niet te praten over wat je van de
patiënten te weten komt (beroepsgeheim en vertrouwensrelatie).
Competenties Doktersassistent
Enkele belangrijke beroepscompetenties zijn:
- Verhelderen zorgvraag
- Voorlichten en adviseren
- Veilig, hygiënisch en milieubewust werken
- Klantgericht kunnen handelen
- Organiseren en coördineren van werkprocessen
- Uitvoeren van medisch-technische handelingen
- Zorgvuldig kunnen werken
- Je kunnen inleven in de situatie van de patiënt
- Patiënten gerust kunnen stellen
- Vlot om kunnen schakelen van de ene naar de andere situatie (flexibiliteit)
- Veel dingen tegelijk kunnen doen.
Werkomstandigheden Doktersassistent
Meestal werk je op vaste tijden, maar heb je wel weekend- en/of avonddiensten (ziekenhuis).
Doorgaans zit je in een administratieruimte of sta je in een behandelkamer naast de onderzoekstafel.
Let wel: soms kom je in aanraking met chemische stoffen, zoals: jodium, chloor en stikstof. Als je een
allergische aanleg hebt, kunnen deze stoffen irritaties veroorzaken. Hou hier dus wel rekening mee.
Mbo Opleiding Doktersassistente
Tijdens de opleiding leer je competenties over de volgende kerntaken en kernopgaven:
5
-
Intake voeren
Voorlichting en advies geven
Medisch-technische handelingen uitvoeren
Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen
Opleidingstraject Leerweg
Je kunt de opleiding op 2 manieren volgen:
Beroepsopleidende leerweg (BOL). Bij deze leerweg ga je 5 dagen per week naar school en maakt in
één of meer stages kennis met de praktijk
Beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Kies je voor deze leerweg, dan werk en leer je tegelijk.
Opleiding Onderdelen
Er zijn zowel verplichte onderdelen als verplichte keuzeonderdelen en ook een vrije keuze onderdeel.
Verplicht voor het diploma
- Individu en samenleving
- Omgaan met patiënt/cliënt en anderen binnen de beroepssituatie
- Preventie en voorlichting
- Mens, arbeid en samenleving
- Werken volgens methodiek
- Werken in een praktijk of instelling
- Intake voorlichting
- Medisch-technische handelingen
- Management, beheer en administratie
- Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Voorbeelden van lesonderwerpen
- Vakkennis
- Voorlichting
- Administratie
- Omgaan met patiënten
Toelatingseisen
Vbo diploma met ten minste drie vakken op C-niveau, waaronder Nederlands en één van de exacte
vakken, en de overige vakken tenminste op B niveau
Vmbo (theoretisch) op C-niveau met het vak natuurkunde, scheikunde, wiskunde of biologie)
Overgangsbewijs 3-4 havo/vwo
Deze toelatingeisen zijn een richtlijn. Toelating is ook afhankelijk van de competenties en
vaardigheden van de individuele leerling. Tevens kan dit per instelling en regio verschillen. De
indeling en het programma van de opleiding kan ook per regio verschillen.
Bron:http://mens-en-samenleving.infonu.nl/opleiding-en-beroep/5176-opleiding-en-beroep
doktersassistent.html 10-01-2012
6
Motivatie keuze beroepsproduct
Nu vier jaar geleden zijn wij afgestudeerd als doktersassistenten, tijdens deze opleiding hebben wij
heel veel geleerd. Jammer genoeg zitten wij niet zo in elkaar dat we alles kunnen onthouden, en dat
vinden wij erg jammer. Dit was een uitgelezen moment om ons nog eens te verdiepen in dit
beroepsprofiel, aangezien we daar tijdens deze opleiding nog niet veel tijd voor hebben gehad.
Ook vonden we het een leuk idee om nu eens aan de andere kant te staan, je moet als docent aan
hele andere dingen denken dan als cursist. Om deze redenen hebben we gekozen voor het
beroepsprofiel doktersassistente, en hier materiaal voor ontwikkeld.
PGO casus: opzetten en uitvoeren Arbo-keuring
In de PGO casus komen verschillende onderdelen aan bod die een doktersassistente moet beheersen
als ze gediplomeerd aan het werk wil gaan. PGO is een goede manier om de verschillende facetten te
behandelen. We laten de cursist eerst zelfstandig onderzoek doen over de Arbo-dienst, op deze
manier leert de cursist zelfstandig studeren en onderzoek plegen. Als je gediplomeerd bent zal je je
ook steeds weer moeten verdiepen in veranderingen in de zorg.
In deelcasus 2 komen de cursisten de medisch technische handelingen tegen. Ook hier moeten ze
weer onderzoek naar doen, waarom en hoe een medisch technische handeling wordt gegeven en
daarna moeten ze deze uitvoeren. De beheersing van deze handelingen is erg belangrijk daarom
moeten de cursisten veel oefenen en worden ze getoetst door een docent of een mede cursist. De
reden dat we soms ook een mede cursist laten aftoetsen is dat in het werkveld moet je als collega
ook kritisch kunnen kijken naar het handelen van een collega, en hier feedback op kunnen geven.
Bij deelcasus 3 moeten de cursisten in uitnodiging ontwikkelen voor de Arbo-keuring. Bij deelcasus 3
komt vooral het plannen naar voren, de cursisten moeten de Arbo-keuring uitschrijven, wat hebben
ze nodig en hoeveel tijd moeten ze hiervoor vrij maken? Het plannen is een erg belangrijke taak van
de doktersassistente, dit moet vaak geoefend worden.
De uitvoering (deelcasus 5) moet op een professionele manier gebeuren, de cursisten worden nu
beoordeeld door docenten.
Rollenspellen
Als doktersassistente kom je veel in contact met patiënten. We hebben voor twee verschillende
soorten rollenspellen gekozen, bij het wrattenspreekuur moet de cursist een voorlichting geven
zonder folder of dergelijke. Empathie tonen en de patiënt gerust stellen zijn een paar eigenschappen
die je als doktersassistente hoort te hebben. Een voorlichting/rollenspel als deze kan niet vaak
genoeg geoefend worden, en toch zal je zien dat het in de praktijk toch altijd anders gaat, bij dit
rollenspel komen buiten de voorlichting nog andere zaken aan bod zoals de rapportage en controle
patiënt gegevens.
Als doktersassistente kan je ook werkzaam zijn in het ziekenhuis, op een poli in het ziekenhuis wordt
veel voorlichting gegeven aan patiënten, vaak met behulp van een folder. Als je dit niet vaak oefent is
het een hele klus om voorlichting te geven met een folder, je mag namelijk niet gewoon van de
folder af lezen en je moet een open houding hebben tegenover de patiënt, cursisten onderschatten
vaak deze manier van voorlichting geven daarom hebben we deze toegevoegd aan de rollenspellen.
Voorlichtingsgesprek Claudicatio Intermittens
In de praktijk komen patiënten vaak bij je voor meer informatie na een consult gehad te hebben bij
de huisarts. Bij deze voorlichting kan de cursist oefenen hoe te communiceren met een patiënt, en in
correct (begrijpbare manier voor patiënt) voorlichting geven.
7
Prestatie 1
Het hart en alles daaromheen is een erg ingewikkeld onderwerp voor cursisten, het is ook erg
belangrijk om medische kennis te hebben over het lichaam daarom hebben we in deze prestatie een
aantal cursussen gepland. Een theorie workshop over de werking van het hart en een praktijk
workshop over het hoe en waarom rondom een ECG aanleggen. Dit is een heel precies werkje wat
secuur moet gebeuren, als deze handeling niet goed uitgevoerd wordt kunnen daar levens vanaf
hangen. Aan de cursisten de taak deze medische handeling uiterst serieus te nemen en goed te
oefenen in het precies werken.
Prestatie 2
Zoals misschien al eerder is vernomen zijn er een aantal hoofdhandelingen van een
doktersassistente; plannen, voorlichting geven en de medische handeling. Wat we nog niet hadden
toegevoegd aan ons verslag is preventieontwikkeling, iets wat erg belangrijk is. De leerlingen krijgen
in prestatie 2 de opdracht een preventiemiddag te organiseren voor een bepaalde doelgroep. Dit
moeten ze met de hele klas ontwikkelen dus samenwerken is een vereiste. Weer staat het plannen
centraal. Tijdens deze prestatie krijgen de cursisten ook nog een workshop over het onderwerp
obstipatie, over dit onderwerp moet de preventiemiddag ook gaan. De leerlingen worden getoetst
aan de hand van hun eigen geschreven uitgebreide reflectie.
8
Handleiding bij de opdrachten
PGO casus: Opzetten en uitvoeren van een Arbo keuring
Kerntaken
-
Intake voeren
Voorlichting en advies geven
Medisch-technische handelingen uitvoeren
Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen
Competenties
- Voorlichten en adviseren
- Veilig, hygiënisch en milieubewust werken
- Klantgericht kunnen handelen
- Organiseren en coördineren van werkprocessen
- Uitvoeren van medisch-technische handelingen
- Zorgvuldig kunnen werken
- Je kunnen inleven in de situatie van de patiënt
- Vlot om kunnen schakelen van de ene naar de andere situatie (flexibiliteit)
- Veel dingen tegelijk kunnen doen.
Achtergrond informatie over de projecttaak
Bij een projecttaak kan het gaan om het uitvoeren van een onderzoek, het geven van een
advies en/of het ontwikkelen van een product. Doorgaans gaat het om een tamelijk open
geformuleerde opdracht.
In het algemeen zal het project aansluiten bij opgedane voorkennis: de taak is concreet en gericht op
de beroepspraktijk.
Het verdelen van werkzaamheden is belangrijk, er is een relatief lange looptijd en er is een
systematische voortgangscontrole. Stappenplan is een projectfasenplan beschreven in een plan van
aanpak. In het algemeen is stap 1 het zelfopstellen van zo’n plan van aanpak.
De PGO casus
Voor deze projecttaak is als onderwerp de Arbokeuring gekozen. De casus bestaat uit 1 hoofdcasus
en 6 deelcasussen. Tijdens het uitvoeren van de projecttaak zullen er net als bij andere taken
vergaderingen zijn. In de eerste vergadering maken de leerlingen samen met de docent een plan van
aanpak. Sommige deelcasussen kunnen individueel worden gemaakt anderen in de groep.
Voor de totale casus staan 40 sbu. Dit is als volgt verdeeld:
Deelcasus 1

3 sbu
Deelcasus 2

15 sbu
Deelcasus 3

2 sbu
Deelcasus 4

4 sbu
Deelcasus 5

5 sbu
Deelcasus 6

2 sbu
Vergaderingen 
9 sbu
De leerdoelen bij deze projecttaak zijn:
De leerling kan:
9
1. Een spreekuur voorbereiden, uitvoeren en afronden.
2. Medisch-technische vaardigheden uitvoeren zoals: wegen, meten, tensie, longfunctieonderzoek,
visustest, audiometrie, ECG draaien, urine en bloedonderzoek.
3. Een correcte uitnodiging schrijven.
4. Werkzaamheden planmatig voorbereiden, uitvoeren en evalueren.
5. Omgaan met de cliënt
6. Uitleggen wat een PMO is en wat voor tests daarbij horen.
7. Uitleggen wat de arbodienst is en wat de taken van de arbodienst zijn.
De leerlingen zijn bij deze taak erg vrij om het in te delen hoe het hen het beste lijkt, immers ze
moeten in de praktijk ook zelfstandig kunnen werken en hun tijd kunnen indelen.
Beoordeling van deze taak vindt plaats aan de hand van het ingeleverde verslag en de uitvoering van
de vaardigheden.
De beoordelingsformulieren en voorbeelden kunt u vinden op de volgende pagina’s
10
Voorbeeldbrief bij deelcasus 3
Adres school
……………………
……………………
Datum:
Geadresseerde
………………...
…………………
Betreft: Arbokeuring ……………………… (datum)
Geachte mevrouw/mijnheer,
Wij zijn een klas doktersassistenten van de opleiding …………, te ……….. Op ……….(datum) organiseren
wij een arbokeuring op …………………………..(locatie). Hierbij draait het allemaal om uw gezondheid. Dit
is één van de afstudeerprojecten die wij organiseren om ons diploma in ………….. te behalen. Voor dit
project zoeken wij vrijwilligers die zich door ons willen laten keuren.
Graag nodigen wij u uit om op ………………… (datum) deel te nemen aan deze arbokeuring. De keuring
zal plaats vinden tussen ………………………………. (tijd). Na de keuring is er gelegenheid voor een kopje
thee of koffie. De precieze tijd en verdere instructies worden binnenkort aan u doorgegeven als u
zich opgeeft voor de arbokeuring. U kunt zich aanmelden voor deze keuring door het meegestuurde
formulier in te vullen en terug te sturen in de bijgevoegde antwoordenvelop.
De keuring neemt ongeveer…………… (tijd) in beslag en zal bestaan uit de volgende onderdelen:
 Tensiemeten
 Lengte, gewicht en BMI bepaling
 Longfunctietest
 Urine- en bloedonderzoek
 Visus- en gehoortest
 Hartfilmpje
Deze onderzoeken worden ook uitgevoerd bij een standaard keuringsonderzoek. Deze keuring geeft
ons inzicht in uw lichamelijke gesteldheid. Ook zullen wij adviezen geven bij de uitslagen van de
verschillende tests.
Graag verwelkomen wij u op ……………… (datum)
Met vriendelijke groet,
11
Beoordelingsformulieren voor praktijkonderdeel PGO
Beoordeling urinetest
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren
van
urinetest
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
een
urinetest
uitvoeren
Indicatoren
1. Haren vast, jas dicht, sieraden af
2.
Mengt de urine op juiste wijze
3.
Voert de test op juiste wijze uit
4.
Tikt de strip na indopen af
5.
Houdt de juiste incubatietijd aan 1 minuut
6.
Correcte waarneming en lezing
7.
Uitslag is correct, inclusief eenheid
8.
Juiste interpretatie
9.
Hygiënisch werken en opruimen
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
Normering: Punt 2 t/m 9 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn.
12
Beoordeling Hemoglobinegehalte en uitvoering vingerprik
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren
van
bepalen
hemoglobinegehalte
Beoordelingsaspect
De deelnemen kan
algemene
vaardigheden
toepassen
Kan
hemoglobinegehalte
bepalen m.b.v. de
Hemocue
Indicatoren
1. Netjes werken: alleen pen en papier +
werkmateriaal aanwezig. Werken op een
werkmatje
2. Hygiënisch werken: Witte jas / haar vast /
sieraden af / handen wassen vooraf en bij
vertrek
3. Materialen op de juiste manier
schoonmaken
4. Werkplek schoon en netjes achterlaten
5.
Tempo: hemoglobine bepalen vanaf
klaarleggen apparatuur t/m opruimen in
maximaal 10 minuten
6.
Controleer de code van de Hemocue met
het ijkcuvetje
Gebruik juiste cuvetje
7.
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
Indien handeling onvoldoende: einde proef
8.
Trek handschoenen aan
Vingerprik
uitvoeren,
1e
druppel
wegvegen, plaats de punt van het cuvetje
in het midden van een niet te kleine
bloeddruppel
Indien handeling onvoldoende: einde proef
9.
10. Verwijdert overtollig bloed aan het
cuvetje in een snelle beweging. Plaatst
het cuvetje op juiste wijze in de houder en
leest de bepaling af
11. Heeft kennis van de referentiewaarden en
noteert deze
12. Noteert de uitslag
Indien handeling onvoldoende: einde proef
13. Deelt de uitslag met de patiënt
14. Plaatst pleister op het wondje
Normering
Drie van de vijf algemene vaardigheden,, waaronder tempo, moeten als voldoende worden beoordeeld. Het
uitvoeren van de onderdelen van het hemoglobine bepalen en vingerprik moeten alle voldoende worden
beoordeeld.
13
Beoordeling ECG
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren van ECG
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
een ECG uitvoeren
Indicatoren
1. Haren vast, jas dicht, sieraden af
2.
Was je handen voor de handeling
3.
Informeer de handeling op juiste wijze
4.
6.
Sluit de cardiograaf op de juiste wijze aan.
a. Stekker in het stopcontact
b. De juiste kabel aan de juiste elektrode
De
cardiograaf
is
bedrijfsklaar,
papiertransport is mogelijk, schrijver in het
midden
Waarborgt de privacy van de patiënt
7.
De patiënt heeft de juiste houding
8.
Enkels en polsen zijn ontbloot, sieraden af
9.
Bovenlichaam is ontbloot
5.
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
10. Voldoende geleidingsmiddel tussen huid
en elektroden
11. De elektroden zijn op de juiste plaats op
enkels en polsen geplaatst
12. De C elektroden zijn op de juiste plaats op
het borstkas geplaatst
13. IJkblokje is correct
14. ECG is correct gemaakt
15. Noteert de gegevens van de patiënt op het
ECG
16. Verwijderd elektroden en reinigt de huid
van de patiënt
17. Reinigt de elektroden en ruimt materiaal
op
18. Informeert de patiënt over het vervolg
(wanneer en door wie wordt de uitslag
gegeven)
19. Heeft ordelijk gehandeld.
Normering: punt 2 t/m 19 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn.
14
Beoordeling longfunctiemeting
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren
van
longfunctiemeting
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
een
longfunctiemeting
uitvoeren
Indicatoren
1. Haren vast, jas dicht, sieraden af
2.
Informeert patiënt over behandeling
3.
4.
De patiënt bevindt zich in staande stabiele
houding
Plaatst mondstuk op de meter
5.
Schuift de wijzer op de laagste stand
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
6.
Laat de patiënt de peakflowmeter op de
juiste wijze vasthouden
7. Laat de patiënt langzaam en zo diep
mogelijk ademhalen
8. Laat de patiënt op de juiste wijze de lippen
om het mondstuk sluiten.
9. Laat de patiënt zo krachtig mogelijk door
het apparaat uitademen
10. Gaat niet in de expiratiestroom staan
11. Leest de stand van de wijzer correct af
12. De 2e en 3e meting is correct
13. Noteert van de 3 metingen de hoogste
meting
14. De uitslag wordt op de juiste manier
genoteerd
15. Het apparaat wordt weer bedrijfsklaar
gemaakt en het gebruikte mondstuk wordt
weggegooid.
Normering: punt 2 t/m 15 moeten allemaal als voldoende worden beoordeeld.
15
Beoordeling meten
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren van meten
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
een meting uitvoeren
Indicatoren
1. Haren vast, jas dicht, sieraden af
2.
Informeert de patiënt over de handeling
3.
Laat de patiënt schoenen uittrekken
4.
Laat de patiënt met de hielen tegen de
muur staan
Patiënt staat rechtop, achterhoofd tegen
meetlat of muur
Neuspunt en inplanting oorlel van patiënt
op een horizontale lijn
Leest de lengte af en noteert deze op
juiste wijze
De uitslag is correct.
5.
6.
7.
8.
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
Normering: 2 t/m 8 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn.
16
Beoordeling visustest
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren
van
visustest
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
een
visustest
uitvoeren
Indicatoren
1. Haren vast, jas dicht, sieraden af
V
2.
Informeert patiënt over het onderzoek
3.
4.
Controleert
of
de
patiënt
tekening/letters kent
Informeer naar bril of contactlenzen
5.
Hanteer de juiste kaart
6.
Laat de patiënt op 5 of 6 meter (juiste
afstand van de kaart gaan staan of zitten
Laat de patiënt 1 oog afdekken zonder
druk op het oog
Wijst de letters/symbolen duidelijk aan op
de kaart
Voert de test methodisch uit
7.
8.
9.
Klas _______________
O
Opmerkingen
de
10. Controleert de beide ogen
11. Noteert de test op juiste wijze
12. De uitslag is correct
Normering: punt 2 t/m 12 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn.
17
Beoordeling audiometrie
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren
van
audiometrie
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
een
audiometrie
uitvoeren
Indicatoren
1. Haren vast, jas dicht, sieraden af
2.
6.
Instrueert de patiënt op de juiste wijze
over de handeling voordat de patiënt de
koptelefoon opzet
Let erop dat de patiënt de oortelefoon
goed op de oorschelp plaatst
Let erop dat de patiënt het indrukken van
de toetsen niet ziet op hoort
Geeft de geluiden met afwisselende
tussenpozen en duur aan
Voert de audiogram methodisch uit
7.
Test beide oren
8.
De uitslag is correct
9.
Noteert de uitslag op de juiste wijze
3.
4.
5.
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
Normering: punt 2 t/m 9 moeten allemaal als voldoende worden beoordeeld.
18
Beoordeling tensiemeten
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren
tensiemeten
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
algemene
vaardigheden
uitvoeren
Indicatoren
1. Informeert de patiënt:
alleen pen en papier + tensiemeter,
stethoscoop, alcohol, deppers en bekken
aanwezig; werken op de onderlegger
2. Hygiënisch werken:
Witte jas, haar vast, sieraden af, handen
wassen vooraf en bij vertrek
3. Materiaal op de juiste wijze schoonmaken
(membraam en dopjes)
4. Werkplek schoon en netjes achterlaten
5.
Kan
tensiemeten
uitvoeren
6.
7.
Klas _______________
V
O
V
O
Opmerkingen
Tempo:
In max 10 minuten tensie meten uitvoeren
inclusief klaarzetten en opruimen.
Controleert
stethoscoop
op
het
membraam open staat
Controleert of de lucht uit het manchet is.
Indien 6 en 7 niet (goed) uitgevoerd einde proef
8.
9.
Plaatst de manchet 2.5 cm boven de
elleboog, slangen liggen vrij en de
manchet is juist aangelegd
Pols voelen
Indien 8 en 9 niet (goed) uitgevoerd einde proef
10. Dopjes van de stethoscoop zijn schuin
naar voren gericht in de oren geplaatst en
het membraam ligt in de elleboogplooi
11. Pompt de manchet niet onnodig hoog op
max 30mm Hg extra
12. Laat de manchet langzaam en gelijkmatig
leeg lopen tot de diastolische druk
13. Manchet snel leeg laten lopen en
verwijderen
Indien de meting niet goed verloopt einde proef.
14. Deelt de uitslag aan de patiënt mee
15. Noteert de uitslag.
Normering
 3 van de 5 algemene vaardigheden waaronder het tempo moeten als voldoende worden beoordeeld
 Het uitvoeren van de onderdelen van het tensiemeten moeten alle als voldoende worden beoordeeld
19
Instructiekaarten
Kerntaken
-
Medisch-technische handelingen uitvoeren
Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen
Competenties
- Veilig, hygiënisch en milieubewust werken
- Klantgericht kunnen handelen
- Organiseren en coördineren van werkprocessen
- Uitvoeren van medisch-technische handelingen
- Zorgvuldig kunnen werken
- Veel dingen tegelijk kunnen doen.
Hierbij krijgen de cursisten de mogelijkheid om verschillende medische handelingen te oefenen, deze
handelingen kunnen het beste in een praktijklokaal uitgevoerd worden.
1.
2.
3.
4.
5.
Het uitvoeren van een visustest
Tensie meten
Hb meten
Het uitvoeren van een urine onderzoek
Het aanleggen van een handvergband
De leerlingen kunnen een aantal instructiekaarten gebruiken bij het oefenen van de vaardigheden
voor het PMO. De instructiekaarten kunt u vinden op de volgende pagina’s.
20
Het uitvoeren van een visustest
Voorbereiding
Opmerkingen van observant
1. Vertel de patiënt :
- Waarom het onderzoek plaatsvindt
- Hoe je achtereenvolgens te werk gaat en
waarmee
- Of de uitvoering pijnlijk is
- Welke houding de patiënt het beste kan
aannemen tijdens het onderzoek
- Informeer naar bril/contactlenzen en noteer de
informatie
2. Leg de benodigde materialen klaar:
- Een notitieblokje of registratieformulier
- Een pen
- Een aanwijsstokje
- Evt. Landoltse ringen of E-haken
3. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling
plaats vindt en zorg voor privacy.
4. Was je handen
Uitvoering
5. laat de patiënt staan op de juiste afstand t.o.v. de
kaart (5 of 6 meter, afhankelijk van de kaart)
6. Hanteer de juiste visuskaart.
Opmerkingen van observant
7. Laat de patiënt het linkeroog afdekken zonder druk
op het oog uit te oefenen.
8. Wijs de letters/tekens op de kaart duidelijk aan. Werk
bij het aanwijzen van groot naar klein.
9. Noteer de regel die nog juist gezien kan worden.
10. Bereken hieruit de visus voor het rechteroog en
noteer deze als VOD (Visus Oculus Dexter).
11. herhaal de visus bepaling voor het linkeroog (VOS =
Visus Oculus Sinister).
12 noteer de visus voor beide ogen. Deel de uitslag mee
aan de patiënt.
Afronding
13. Begeleid de patiënt, en ruim de materialen op.
Opmerkingen van observant
21
Het meten van de bloeddruk
Voorbereiding
Opmerkingen van observant
1. Vertel de patiënt :
- Welke handeling er plaats gaat vinden.
- Wat het doel is van de handeling.
- Hoe de handeling plaats vindt.
2. Leg de benodigde materialen klaar:
- De bloeddrukmeter
- Stethoscoop
- Een notitieblokje of registratieformulier
- Een pen
- Deppers, alcohol en bekken/pedaalemmer
3. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling
plaats vindt en zorg voor privacy.
4. Laat de patiënt plaatsnemen op een stoel
5. Was je handen
Uitvoering
6. Controleer of de stethoscoop aan staat door het
membraan te draaien.
7. Zet de deksel van de bloeddrukmeter open en druk
hem naar achter of zet het hendeltje onderaan open.
8. Controleer of alle lucht uit de manchet van de
bloeddrukmeter is; verwijder lucht door de manchet
stevig op te rollen.
9. Vraag aan de patiënt om niet te praten tijden de
meting.
10. Laat de patiënt bij voorkeur de linkerarm ontbloten.
Opmerkingen van observant
11. Vraag de patiënt de arm op een tafeltje te plaatsen
met de handpalm naar boven.
12. Plaats de bloeddrukmeter ter hoogte van de arm op
ooghoogte en controleer of de kwikkolom op nul staat.
13. Breng de manchet 2,5 cm boven de elleboog rond
de arm aan en zorg ervoor dat de slangen vrij liggen.
14. Draai het ventiel aan de ballon dicht, of druk het
knopje dicht en voel de pols. Pomp de manchet op tot
je de pols niet meer voelt en pomp daar 30 mm/Hg
extra bij.
15. Stop de doppen van de stethoscoop in je oren, zo,
dat ze schuin naar voren gericht zijn.
16. Plaats het membraan van de stethoscoop in de
elleboogplooi en druk hem aan.
17. Laat de manchet langzaam en vooral gelijkmatig
leeglopen door het ventiel voorzichtig open te draaien,
of het knopje langzaam naar beneden te drukken.
22
18. Kijk naar de kwikkolom en onthoud, wanneer je de
eerste harttoon hoort (dit is de systolische druk).
19. Blijf naar de kwikkolom kijken en onthoud, wanneer
je de harttonen niet meer hoort (dit is de diastolische
druk).
20. Laat dan de manchet snel leeglopen en verwijder
hem.
21. Moet de meting overnieuw worden gedaan, wacht
dan minimaal 1 minuut.
22. Deel de uitslag mee aan de patiënt.
23. Noteer de uitslag op de volgende manier: RR 120/80
mm/Hg, op de patiëntenkaart of het
registratieformulier. Vermeld daarbij ook de datum.
Afronding
24. Reinig de dopjes van de stethoscoop en het
membraan met deppers en alcohol
25. Laat de lucht uit de manchet lopen en rol hem op.
Opmerkingen van observant
26. Sluit het kwikslot en plaats de manchet en de ballon
zo in de bloeddrukmeter dat het deksel zonder druk uit
te oefenen dicht gaat (anders druk je de kwikkolom
kapot!).
27. Ruim de materialen op.
28. Was je handen.
29. Voer de handeling in redelijk tempo uit.
23
Het bepalen van het hemoglobinegehalte met behulp van de Hemocue
Voorbereiding
Opmerkingen van observant
1. Vertelt de patiënt
- Welke handeling er gaat plaatsvinden
- Waar de handeling zal plaatsvinden
- Hoe de handeling plaats vindt
2. Vraagt de patiënt hoe hij tegen de handeling aan
kijkt.
3. Legt de benodigde materialen klaar:
- 1 of 2 bekkens
- Alcohol 70%
- Gaasjes
- Pleister
- Handschoenen
- Naaldencontainer
- Lancetje + prikpen
- Hemocue-apparaat + cuvetjes
4. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de
handeling plaats vind en zorgt voor privacy
5. Laat de patiënt plaats nemen op een stoel of op de
onderzoeksbank.
6. Was je handen
Uitvoering
Opmerkingen van de observant
7. Doe het ronde stekkertje in de achterkant van het
apparaat en de stekker in het stopcontact en zet de
meter aan.
8. IJk de meter m.b.v. het cuvetje
9. Verricht een vingerprik, veeg de eerste druppel weg
10. Neem een wegwerpcuvetje uit het meegeleverde
buisje, stuw een flinke druppel en houd het cuvetje
met de punt in de druppel
11. Er wordt nu bloed opgezogen in het cuvetje. Zorg
ervoor dat het hele cuvetje gevuld is met bloed
12. Veeg het overtollige bloed met een tissue weg
13. Plaats de cuvet in de houder en schuif deze
vervolgens in het apparaat.
14. Op de display verschijnt nu `”measuring” na verloop
van tijd verschijnt de uitslag op de display
15. Schuif de cuvethouder weer uit, neem het cuvet uit
de houder en gooi deze weg in de
naaldencontainer/bij het bloedafval.
16. Laat de patiënt het wondje afdrukken met het
gaasje
17. Noteer de uitslag van het onderzoek op de juiste
wijze.
Afronding
18. Plak een pleister op de vinger
19. Maak de materialen schoon, ruim de materialen op
20. Voer de handeling in een vlot tempo uit.
Opmerkingen van observant
24
Het uitvoeren van een urine test m.b.v. stick
Uitvoering
Opmerkingen van observant
1. Leg de juiste benodigdheden klaar: de urine, de
juiste stick, een horloge met secondewijzer.
2. Homogeniseer de urine door goed omzwenken
3. Neem de stick uit de flacon en sluit de flacon direct
weer
4. Doop de stick in de urine, tik af en leg de stick op
het urinepotje
5. Wacht de benodigde aantal seconden en lees de
stick af aan de hand van de bijbehorende
kleurenschaal
6. Noteer de uitslag in getalswaarden en in plusjes.
25
Het aanleggen van een handverband
Voorbereiding
Opmerkingen van de observant
1. Vertel de patiënt
- Welke handeling er plaats gaat vinden
- Waar de handeling plaats gaat vinden
- Zo nodig hoe de handeling plaats vindt
2. Vraag de patiënt hoe hij tegen de handeling
aankijkt.
3. Leg het benodigde materiaal klaar,
overzichtelijk, op een apart tafeltje binnen
handbereik:
- Onderlegger
- Bekken en pedaalemmer
- Juiste formaat zwachtel
- Verbandschaar
- Kleefpleister.
4. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de
handeling plaats vindt en zorg voor privacy.
5. Laat de patiënt plaatsnemen op een stoel.
6. Was je handen
Uitvoering
7. Laat de patiënt het lichaamsdeel steunen.
8. Plaats een onderlegger onder de hand van de
patiënt.
9. Haal de zwachtel uit de verpakking, deponeer
de verpakking in het bekken.
10. Leg de zwachtel aan van distaal naar
proximaal, kijk in de rol.
11. Kruis de zwachtel over de handrug.
12. Zorg dat de slagen elkaar voldoende
bedekken.
13. Eindig het verband met minstens één
circulaire slag om de pols.
14. Fixeer de zwachtel met een pleister.
15. Geef de patiënt duidelijke adviezen mee voor
thuis.
Afronding
16. Ruim de gebruikte materialen op.
17. Maak de ruimte weer in orde.
18. Maak eventueel het werktafeltje schoon.
19. Was je handen
26
Rollenspel
Kerntaken
- Voorlichting en advies geven
- Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen
Competenties
- Verhelderen zorgvraag
- Voorlichten en adviseren
- Klantgericht kunnen handelen
- Zorgvuldig kunnen werken
- Je kunnen inleven in de situatie van de patiënt
- Patiënten gerust kunnen stellen
Uit onderzoek blijkt dat cursisten het vaak moeilijk vinden om sociaal te zijn met de patiënten, hoe
moeten ze met de patiënt praten, en hoe geef je goede voorlichting.
In het onderdeel rollenspel krijgen de cursisten de kans om een situatie die in de praktijk voor kan
komen te oefenen. Hoe zij met de situatie om zouden gaan, en hoe zijn problemen op proberen te
lossen.
Er zijn twee onderdelen die de cursisten gaan oefenen in groepjes van 3,
1. Assistent
2. Patiënt
3. Observant
De onderwerpen zijn het wrattenspreekuur, voorlichting coloscopie en voorlichting over claudicatio
intermittens.
De beoordelingsformulieren kunt u vinden op de volgende pagina’s.
27
Beoordelingsformulieren voor het wrattenspreekuur
Naam deelnemer
____________________________________
Naam beoordelaar
____________________________________
Het
wrattenspreekuur
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
advies geven en
patiënt geruststellen
Indicatoren
10. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar
de handeling plaats vindt en zorg voor
privacy.
11. Controleert patiënt gegevens
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
12. Laat de patiënt plaatsnemen op een stoel
13. Vraagt de patiënt of de plaats van de
wratjes zichtbaar gemaakt kan worden
14. Vraagt de patiënt of de patiënt nog vragen
of opmerkingen heeft over het wratje
15. Luistert met een open houding naar
patiënt
16. Laat de patiënt uitpraten
17. Herhaald kort samengevat wat de vraag is
18. Geeft op een rustige manier adviesinformatie over gestelde vraag.
19. Toont empathie en probeert patiënt
gerust te stellen.
20. Controleert of het antwoord goed is
overgekomen
21. Gaat na of patiënt nog meer vragen heeft.
22. Sluit het gesprek op een correcte manier
af.
23. Noteert in patiëntendossier
Normering: Punt 1 t/m 14 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn.
28
Beoordelingsformulier voorlichting coloscopie
Naam deelnemer
____________________________________
Naam beoordelaar
____________________________________
Voorlichting
coloscopie
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan de
patiënt voorlichting
geven.
Indicatoren
1. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar
de handeling plaats vindt en zorg voor
privacy.
2. Controleert patiënt gegevens
3.
Laat de patiënt plaatsnemen op een stoel
4.
Vraagt de patiënt naar wat hij/zij al weet
van het onderzoek
Geeft rustig en duidelijk uitleg over het
onderzoek en de voorbereiding daar op.
Maakt gebruik van de folder maar leest
niet voor.
Controleert
of
de
informatie is
overgekomen.
Gaat na of patiënt nog vragen heeft.
5.
6.
7.
8.
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
9.
Geeft de folder mee en laat weten dat de
patiënt altijd kan bellen als er nog vragen
zijn.
10. Geeft recept mee voor de colofort drank
11. Sluit het gesprek op een correcte manier
af.
12. Noteert in patiëntendossier
Houding
voorlichting
tijdens
13. Heeft een open gesprekshouding
14. Luistert naar de patiënt
15. Laat de patiënt uitpraten
16. Toont empathie
17. Gebruikt correct Nederlands
Normering: Punt 1 t/m 16 moeten als voldoende beoordeeld zijn.
29
Beoordelingsformulier ‘voorlichting claudicatio intermittens’
Naam deelnemer:______________________
Klas:_____________________
Naam beoordelaar:_____________________
Claudicatio Intermittens
Beoordelingsaspecten
1. Kan contact leggen en
onderhouden
Indicatoren
Spreekt duidelijk
Formuleert goed
Kijkt patiënt aan
Kan luisteren
Kan zich inleven
Hanteert beroepsgeheim
2.
Wat claudicatio intermittens is:
Tijdens het lopen pijn, kramp of een doof of moe gevoel
in het een. Bij stilstand verdwijnen de klachten. Als
patiënt weer gaat lopen beginnen de klachten opnieuw.
De klachten kunnen in de voet, de kuit, het dijbeen of de
bil optreden.
Geeft inhoudelijk
juiste informatie
V
O
Hoe ontstaan de klachten:
Tijdens het lopen hebben de spieren extra zuurstof nodig,
zuurstof zit in het bloed en wordt door de bloedvaten
aangevoerd. Bij C.I. zijn de bloedvaten van het been
vernauwd. Als de patiënt gaat lopen, stroomt er te weinig
bloed doorheen, hierdoor ontstaan de klachten. Door stil
te staan komen spieren tot rust, bloedstroom krijgt de
kans O2 tekort aan te vullen. Als het koud is, zal de
patiënt ook meer last hebben, doordat de bloedvaten van
kou ook samentrekken.
Wat is er aan te doen?
Bloeddoorstroming verbeteren door:
 Stoppen met roken
 Cholesterol verlagen
 Wandelen
Wandeladvies: de bloedtoevoer naar de benen zal
verbeteren als de patiënt regelmatig wandelt, fietst of
zwemt.
Wandel net zo lang door tot er klachten optreden en
wandel dan nog zo’n 10 stappen verder. Rust uit tot de
klachten weer verdwenen zijn. Herhaal de oefening
gedurende 15 tot 30 minuten. De oefening 3x per dag
doen gedurende 6 maanden.
De patiënt merkt na enkele weken dat de loopafstand
steeds toeneemt. Na 6 maanden niet stoppen, wandelen
moet een vaste plaats in het leven van de patiënt krijgen.
3.
Hanteert het
Vraagt of de patiënt tijd heeft
30
voorlichtingsmodel
Stelt zichzelf voor
Laat de patiënt plaatsnemen
Houdt een sociaal praatje
Controleert wat de patiënt zelf weet
Controleert wat de arts gezegd heeft
Wijst vooraf op folder die meegegeven wordt
Wijst op mogelijkheden om tussendoor vragen te stellen
Past woord en taalgebruik aan op patiënt
Geeft folder mee na afloop
Opmerkingen van de beoordelaar/observant:
Normering:
Alle genoemde aspecten moeten met ja gescoord worden, tenzij ze niet van toepassing zijn.
31
Prestatie 1
Workshop 1 het hart
Tijdsduur: 95 minuten
Deze workshop gaat over het hart, voordat de cursisten een ECG kunnen en mogen draaien hebben
ze enige kennis van het hart nodig. Hieronder een stukje theorie die je als docent moet geven voor ze
aan de opdrachten kunnen beginnen. (15 minuten) Daarna kunt u een filmpje laten zien over wat er
mis gaat in het hart bij een hartritmestoornis. (5 minuten)
Link:
http://www.hartstichting.nl/hart_en_vaten/hoe_werkt_het_hart/filmpjes_hart_vaten/hartritme/
Hierna kunnen de cursisten de opdrachten maken. Hier krijgen ze 60 minuten voor
Aan het einde van de les worden de antwoorden klassikaal besproken (15 min)
Theorie
Het hart begint rond de vijfde week van de zwangerschap te kloppen. En doet dit vervolgens nog
ongeveer 2,5 miljard keer in uw leven. Hoe ontstaat het hartritme en hoe weet het hart dat het
sneller of langzamer moet kloppen?
Het hart trekt samen en ontspant daarna weer. Door deze beweging ontstaat de kracht die nodig is
om het bloed het hele lichaam door te pompen. De pompbeweging noemen we de hartslag of het
kloppen van het hart.
Hoe groter en sterker de hartspier is, hoe minder vaak hij samentrekt en ontspant om het bloed door
het lichaam te pompen. Daarom:
 klopt het hart bij pasgeborenen zo'n 120 keer per minuut. Bij kinderen en jongeren is dat 80
tot 100 en bij volwassenen 60 tot 70 keer per minuut
 hebben topsporters een lagere hartslag dan mensen die weinig sporten
Hoe ontstaat een hartslag?
Om te begrijpen hoe uw hartritme werkt zijn er twee begrippen belangrijk:
 autonome zenuwstelsel
 prikkelgeleidingssysteem
Autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel regelt vanuit de hersenen onder andere de ademhaling, hartslag en de
bloeddruk. Dat gebeurt automatisch door middel van prikkels. U heeft daar geen invloed op.
32
Prikkelgeleidingssysteem
Het prikkelgeleidingssysteem is de elektrische bekabeling van ons hart. Dit is een ingewikkeld
netwerk van speciale cellen in de hartspier. Het systeem geeft als een reeks dominosteentjes een
elektrische prikkel door. Deze verspreidt zich bliksemsnel over het hele hart.
In dit besturingssysteem zitten 2 zenuwknopen:
 de sinusknoop
 de AV-knoop
Sinusknoop
Deze knoop is een groepje langgerekte cellen. De sinusknoop ligt boven in de rechterboezem. Hier
begint de elektrische prikkel. De cellen van de sinusknoop geven het snelst van alle cellen in het hart
een elektrische prikkel af. Samen zijn ze een natuurlijke pacemaker. Zodra de sinusknoop de
elektrische prikkel heeft afgegeven verspreidt deze zich over de spiercellen in de boezems naar de
AV-knoop.
AV-knoop
De groep cellen van de AV-knoop ligt midden in het hart op de grens tussen boezem en kamer. Deze
cellen hebben een bijzondere eigenschap: zij kunnen een elektrische prikkel afremmen. De AV-knoop
is een soort verdeelstation en zorgt ervoor dat de kamers net iets later samentrekken dan de
boezems.
Na de AV-knoop volgt de elektrische prikkel zijn weg langs de bundel van His naar de linker en een
rechterbundeltak. Deze vertakken zich zich tot Purkinjevezels. Hierdoor trekken de kamers samen.
Antwoorden opdrachten
opdracht 1
33
Opdracht 2
De cursisten gaan bij zichzelf en elkaar de hartslag meten, in rust en bij inspanning. De cursisten
moeten hierbij in groepjes van 2 werken, de uitslagen moeten ze vergelijken bij elkaar.
Opdracht 3
Hierbij moeten de cursisten hun theorieboek gebruiken “inleiding medische kennis” en de volgende
vragen beantwoorden.
1: Wanneer is je hartslag te laag?
Een hartslag in rust onder de 50 slagen per minuut is te laag. De medische benaming hiervoor is
bradycardie.
2: wanneer is je hartslag te hoog?
Een hartslag in rust van meer dan 100 slagen per minuut is te hoog. Dit wordt tachycardie genoemd.
Tijdens inspanning kan uw hartslag wel oplopen tot 120 à 180 slagen per minuut. Dat is afhankelijk
van leeftijd en conditie
3: wat is een normale hartslag?
In rust is een normale hartslag bij een volwassene tussen 60 à 70 slagen per minuut. Als u in diepe
slaap bent kan uw hartslag teruglopen tot ongeveer 50 slagen per minuut.
Bij inspanning kan de hartslag oplopen tot 120 à 180 slagen per minuut. Dit is afhankelijk van uw
leeftijd en uw conditie.
34
Workshop 2: Het aanleggen van een ECG
Tijdsduur: 120 minuten
Tijdens deze workshop krijgen de leerlingen uitleg over het ECG apparaat en de werking daarvan.
De docent doet voor hoe de plakkers en knijpertjes moeten worden aangebracht en ook hoe de
leerlingen ervoor kunnen zorgen dat er een goede meting wordt gedaan.
Daarna gaan de leerlingen in drietallen oefenen met het maken een ECG, 1 speelt de rol van patiënt,
1 speelt de rol van assistente en de laatste is observant en vult het observatieformulier in. Dit
formulier kunt u vinden op pagina 33. De leerlingen wisselen van rol als de handeling afgerond is. De
docent loopt rond om te helpen als dat nodig is.
Achtergrond informatie over het aanleggen van een ECG
De ECG elektrodes
Elektrische activiteit dat door het hart gaat, kan worden opgevangen door uitwendige
(huid)elektroden. Het elektrocardiogram (ECG) registreert deze activiteit via deze elektroden die op
verschillende plaatsen op het lichaam zijn bevestigd. In totaal worden 12 afleidingen berekend met
behulp van 10 elektrodes.
de extremiteitelektrodes:
LA - linker arm
RA - rechter arm
N - neutraal, op het rechter been (= elektrisch aarde of nulpunt ten opzichte waarvan de
elektrische spanning wordt gemeten, in theorie kan deze willekeurig op het lichaam geplaatst
worden)
F - voet, op het linker been (feet)
de borstelektrodes:
C1 - geplaatst in de 4e intercostaalruimte rechts van het borstbeen
35
-
C2 - geplaatst in de 4e intercostaalruimte links van het borstbeen
C3 - geplaatst halverwege tussen V2 en V4
C4 - geplaatst in de 5e intercostaalruimte in de mid-claviculairlijn
C5 - geplaatst halverwege tussen V4 en V6
C6 - geplaatst in de axillairlijn op dezelfde hoogte als V4
De standaard en voorkeur voor de extremiteitelektrodes is enkele centimeters boven de enkels en
polsen. Er bestaat ook een zogenaamde Mason–Likar plaatsing waarbij de elektrodes op de
schouders en heupen geplaatst worden. De proximale plaatsing wordt vaak toegepast in de
ambulance en de zo gemaakte ECG's zijn geschikt voor ischemie-detectie. Bij proximale plaatsing
moeten de elektrodes niet boven de iliacale botten uitkomen. Proximale plaatsing is ook geschikt
voor patiënten met geamputeerde ledematen.
De 4e intercostaalruimte is als volgt makkelijk te vinden: zoek met de vingers de bovenkant van het
borstbeen op en ga ongeveer 2-5 cm naar beneden, hier bevindt zich een richel, het manubrium
sterni. Ga nu naar de linkerrand van het sternum. Hier zit de tweede rib. Laat de vingers over de
tweede rib naar beneden glijden. Ze vallen nu in de 2e intercostaalruimte. Ga nu 2
intercostaalruimtes naar beneden om bij de vierde intercostaalruimte te komen. De
voorwandsafleidingen worden vaak slordig geplaatst en dit kan aanleiding zijn voor belangrijk
interpretatiefouten.
Bij vrouwen worden de borstelektrodes C3-C5 onder de linker borst geplaatst. Ook indien de borsten
omvangrijk zijn of hangend. Hoewel er publicaties zijn die aantonen dat plaatsing boven op de borst
mogelijk minder plaatsingsartefacten geeft is dit vooralsnog niet algemeen geaccepteerd. Om het
vergelijken met eerdere ECG's te vergemakkelijken heeft het plaatsen onder de borst de voorkeur.
Een consensus over elektrodeplaatsing geeft uitgebreidere adviezen over de juiste techniek.
Met behulp van deze 10 elektrodes kunnen dus 12 afleidingen uitgeschreven worden. Er zijn 6
extremiteitsafleidingen en 6 voorwandsafleidingen.
De werking van het ECG-apparaat
Er zijn veel verschillende ECG apparaten op de markt, goede tip is om de gebruiksaanwijzing van het
apparaat bij u op school te gebruiken om uitleg te geven oer de werking.
Een goede meting
Een goede meting is afhankelijk van een aantal factoren.
1. Plaatsing van de elektrodes
2. Patiënt mag niet bewegen
3. Patiënt mag niet praten
Tot slot
Vertel de leerlingen dat het niet nodig is dat zij de uitdraai van het ECG apparaat kunnen aflezen, dit
is namelijk zeer complex en absoluut een taak van de arts. De taak van een assistente is er voor te
zorgen dat de handeling goed uit gevoerd wordt en de patiënt vriendelijk behandeld wordt.
36
Het aanleggen van een ECG
Voorbereiding
1. vertel de patiënt:
- Welke handeling er plaats gaat vinden
- Wat het doel is van de handeling
- Hoe de handeling plaatsvindt
2. zet de benodigde materialen klaar:
- ECG apparaat (voldoende papier op rol?)
- Geleidingsgel
- Pen, kaart patiënt
- Bekkentje
- Papieren handdoekjes
- Behandelbank voorzien van schone
onderlaag
- Zorg voor goede temperatuur van de
omgeving
3. begeleid de patiënt naar de ruimte waar de
handeling plaatsvindt en zorg voor privacy
4. laat de patiënt bovenlichaam, polsen en
enkels ontbloten (schoenen uit)
5. laat de patiënt plaatsnemen op de bank
6. was je handen
Uitvoering
7. elektroden bevestigen met voldoende
geleidingsgel op de juiste plaatsen.
- Elektroden op de polsen
- Elektroden op de enkels
- C1: vierde intercostale ruimte rechts van
het sternum
- C2: vierde intercostale ruimte links van het
sternum
- C3: tussen C2 en C4
- C4: vijfde intercostale ruimte op
denkbeeldige lijn vanaf de helft
sleutelbeen naar beneden
- C5: naast C4 op denkbeeldige lijn voorste
okselplooi naar beneden
- C6: naast C5 op denkbeeldige lijn midden
oksel naar beneden.
8. vraag de patiënt stil te liggen
9. zet het apparaat aan
10. maak een ijkblokje ( instellen op manual,
druk op start, druk op 1 mv knop, zet op stop).
11. Vraag aan patiënt om niet te praten tijdens
de meting.
12. Maak het ECG:
37
-
Knop op “auto” voor automatische
registratie van alle afleidingen.
- Knop op “manu” voor registratie per
afleiding.
13. als ECG goed is afgenomen, elektroden
verwijderen.
14. Gel van het lichaam verwijderen met
papieren handdoek
15. patiënt zo nodig helpen aankleden en
opstaan van de behandelbank.
16. gegevens noteren op strook
17. patiëntenkaart invullen
18. patiënt inlichten over hoe en wanneer de
uitslag.
Afronding
19. reinig de elektroden
20. schakel het apparaat uit.
21. ruim de spullen netjes op.
22. verschoon de behandelbank.
23. was je handen.
38
Prestatie:
Als de leerlingen beide workshops hebben gevolgd en zelf de vaardigheid geoefend hebben zijn ze
klaar om beoordeeld te worden op het aanleggen van een ECG. Het is de bedoeling dat de leerlingen
zelf aan de docent vragen om beoordeeld te worden.
Het beoordelingsformulier voor het aanleggen van een ECG staat hieronder.
Beoordeling ECG
Naam deelnemer
____________________________________
Naam docent
____________________________________
Uitvoeren van ECG
Beoordelingsaspect
De deelnemer kan
een ECG uitvoeren
Indicatoren
1. Haren vast, jas dicht, sieraden af
2.
Was je handen voor de handeling
3.
Informeer de handeling op juiste wijze
4.
6.
Sluit de cardiograaf op de juiste wijze aan.
c. Stekker in het stopcontact
d. De juiste kabel aan de juiste elektrode
De
cardiograaf
is
bedrijfsklaar,
papiertransport is mogelijk, schrijver in het
midden
Waarborgt de privacy van de patiënt
7.
De patiënt heeft de juiste houding
8.
Enkels en polsen zijn ontbloot, sieraden af
9.
Bovenlichaam is ontbloot
5.
Klas _______________
V
O
Opmerkingen
10. Voldoende geleidingsmiddel tussen huid
en elektroden
11. De elektroden zijn op de juiste plaats op
enkels en polsen geplaatst
12. De C elektroden zijn op de juiste plaats op
het borstkas geplaatst
13. IJkblokje is correct
14. ECG is correct gemaakt
15. Noteert de gegevens van de patiënt op het
ECG
16. Verwijderd elektroden en reinigt de huid
van de patiënt
17. Reinigt de elektroden en ruimt materiaal
op
18. Informeert de patiënt over het vervolg
(wanneer en door wie wordt de uitslag
gegeven)
19. Heeft ordelijk gehandeld.
Normering: punt 2 t/m 19 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn.
39
Prestatie 2
Voor deze prestatie is het de bedoeling dat leerlingen een voorlichting organiseren over obstipatie.
De opdracht is als volgt:
Opdracht:
- Organiseer een voorlichtingsmiddag op school over obstipatie.
- Er moet een planning gemaakt worden.
- Er moeten uitnodigingen gemaakt en verstuurd worden.
- Er moeten minimaal 10 personen komen.
- Er moet een lokaal geregeld worden.
- De voorlichting moet voorbereid worden ( deze moet er aantrekkelijk uitzien, en goed
voorbereid zijn je mag niet voorlezen van een papiertje)
- De voorlichtingsmiddag moet minimaal 1 uur duren.
- Er moet interactie zijn met het publiek.
- Ontwikkel een feedbackformulier voor het publiek.
- Houd een logboek bij.
Om de leerlingen de juiste theorie mee te geven, geeft de docent een workshop over obstipatie. De
achtergrondinformatie kunt u hieronder en op de volgende pagina’s vinden.
Beoordeling van de prestatie:
De cursisten worden getoetst op hun eigen geschreven uitgebreide reflectie over het proces en hun
eigen handelen binnen de groep.
Achtergrondinformatie
Eén op de drie Nederlanders heeft weleens last van verstopping (ook wel obstipatie of constipatie
genoemd). Er is sprake van verstopping als iemand minder dan 3 keer per week ontlasting
produceert of als dit alleen lukt door hard te persen.
Ons eten wordt in het spijsverteringskanaal verteerd. Tijdens dit proces wordt er ook vocht aan de
voedselbrij onttrokken. Met name in de dikke darm wordt er veel vocht aan de voedselbrij
onttrokken en vervolgens naar de endeldarm doorgevoerd. Dan heet de voedselbrij ontlasting en is
klaar om het lichaam te verlaten. Als de voedselbrij te lang in de dikke darm blijft, wordt er teveel
vocht aan onttrokken en wordt het moeilijker om te poepen.
Hoe vaak iemand precies naar het toilet moet voor de grote boodschap, verschilt van mens tot mens.
Sommige mensen gaan meerdere keren per dag naar het toilet, anderen één keer per 2 dagen.
De meest voorkomende klachten bij verstopping:
 Harde, droge ontlasting
 Slechts één of twee keer per week ontlasting
 Poepvegen; langs de harde ontlasting in de darm kan zachte ontlasting weglekken. Dit wordt ook
wel overloopdiarree genoemd
 Pijn bij het poepen; harde, dikke ontlasting kan scheurtjes en kloofjes in de anus veroorzaken. Als
daar weer ontlasting langskomt kan dit een branderig gevoel veroorzaken.
 Het gevoel na de stoelgang nog steeds te moeten poepen
40


Aambeien; als er regelmatig sprake is van verstopping en hard persen, kunnen er aambeien
ontstaan. Deze kunnen pijnlijk zijn en bloedverlies veroorzaken.
Verstopping kan ontstaan als de voedselbrij te lang in de dikke darm zit. Daardoor wordt er
teveel vocht onttrokken aan de voedselbrij en dit leidt tot harde, droge ontlasting.
Meestal wordt de verstopping veroorzaakt door verkeerde leef- en eetgewoontes. Te weinig
lichaamsbeweging, onvoldoende drinken of vezelarme voeding. Vaak ligt een combinatie van deze
factoren ten grondslag aan de verstopping.
Het uitstellen van toiletbezoek is ook niet goed voor de ontlasting. Als je toiletbezoek lang uitstelt,
ondanks aandrang, kan dit ook tot harde ontlasting leiden. In de endeldarm droogt de ontlasting
namelijk nog uit.
Geneesmiddelen kunnen verstopping als bijwerking hebben. Voorbeelden van geneesmiddelen met
dergelijke bijwerkingen zijn kalmerende middelen (tranquilizers), slaapmiddelen, staalpillen en het
langdurig gebruik van laxeermiddelen.
Een enkele keer wordt verstopping veroorzaakt door een ziekte of aandoening: bijvoorbeeld dikke
darm poliepen, depressie of schildklierafwijkingen. Een andere mogelijke oorzaak is het prikkelbare
darm syndroom. De klachten wisselen hierbij vaak tussen obstipatie en diarree.
Wat kun je zelf doen bij verstopping (obstipatie)
Gezonde, gevarieerde en vezelrijke voeding is belangrijk voor een goede stoelgang. Het is het beste
om dagelijks iets te eten uit alle groepen van de ‘schijf van vijf’.
Vezelrijk eten
Gezonde voeding moet zeker voldoende vezels bevatten. Volkorenbrood, groente en fruit bevatten
veel vezels. De vezels in de verschillende voedingsmiddelen verschillen van elkaar, dus het is het
beste om regelmatig ook vezelproducten te variëren.
Vezels zijn onder te verdelen in twee groepen: oplosbare en niet-oplosbare vezels. Oplosbare vezels
komen onverteerd in de dikke darm terecht waar ze door de darmbacterieën bewerkt worden. De
stoffen die hierbij vrij komen, stimuleren de werking van de darmen. Oplosbare vezels ziten vooral in
groente, fruit en peulvruchten.
Niet-oplosbare vezels komen ook onverteerd in de dikke darm terecht, maar gaan daar als een soort
spons werken. Ze nemen veel vocht op en zorgen op deze manier voor meer en zachtere ontlasting.
De niet-oplosbare vezels zitten vooral in volkorenbrood, muesli en graanproducten.
Vezelrijke voeding moet minstens 30 tot 40 gram voedingsvezels per dag bevatten. Als het moeilijk is
om aan vezelrijke voeding te komen, dan kan dit aangevuld worden met zemelen of tarwekiemen, of
met ontbijtgranen of vezelpreparaten (via apotheek of drogist).
Voldoende drinken
Zeker bij vezelrijke voeding is het belangrijk om voldoende te drinken. Tenminste anderhalve tot
twee liter vocht per dag. Vezels nemen veel vocht op en als je te weinig drinkt, zwellen de vezels
41
onvoldoende op. De ontlasting is dan niet zacht genoeg om prettig het lichaam weer te kunnen
verlaten.
Een kopje koffie of thee is ongeveer 125 ml vocht. Een beker melk of glas fris is meestal 150 ml. Ook
een schaaltje vla en een bord havermoutpap bevatten veel vocht. Opgeteld moet het dus anderhalf
tot twee liter per dag zijn (2000 ml).
Meer bewegen
Lichaamsbeweging is goed voor de algehele conditie, zowel lichamelijk als geestelijk, en bevordert
bovendien de darmwerking. Een half uur per dag stevig wandelen is al voldoende. Tennissen, fietsen,
zwemmen of een andere sport is natuurlijk ook prima.
De ontlasting niet ophouden
Zodra je aandrang voelt, moet je eigenlijk meteen naar het toilet gaan. Anders bestaat de kans dat de
ontlasting indroogt en harder wordt. Vermijd ook hard persen. Als het niet lukt, kun je het beter na
een poosje weer proberen.
Probiotica
Probiotica zijn levende bacteriën die zitten in verschillende probiotische zuiveldrankjes. Deze kunnen
helpen bij bepaalde darmklachten, zoals verstopping. Ze zijn echter niet bewezen effectief bij
obstipatie.
Behandeling van verstopping (obstipatie)
Bij verstopping zal de arts altijd eerst proberen te behandelen zonder medicijnen. Het eerste advies
is meestal om toe te geven aan het aandranggevoel. Daarnaast is voldoende vochtinname belangrijk
en voldoende vezelinname. Ook beweging is goed voor de darmperistaltiek (het bewegen van de
darmen). Eventueel kan de huisarts vezelpreparaten voorschrijven, als u niet voldoende vezels aan
uw dieet kunt toevoegen. Helpt dit niet, dan zijn er verschillende behandelingen mogelijk met
medicijnen.
Als de arts een vermoeden heeft van een andere onderliggende oorzaak (ziekte), dan zal hij u eerst
verder (laten) onderzoeken.
Medicamenteuze behandeling
Behandeling van verstopping met medicijnen heeft als doel om de ontlasting te verzachten en zacht
te houden, of om de darmwand aan te zetten tot meer beweging. De medicijnen kunnen opgesplitst
worden in bulkvormers (volumevergroters) en laxeermiddelen. Bulkvormers zijn middelen die
dezelfde eigenschappen hebben als voedingsvezels. Je moet hier veel bij drinken, omdat ze anders
averechts kunnen werken. Laxeermiddelen kunnen opgedeeld worden in osmotische laxeermiddelen
en contactlaxeermiddelen. Osmotische laxeermiddelen (zoals lactulose) voorkomen dat de darm het
water absorbeert, zodat het watergehalte van de ontlasting toeneemt. Hierdoor wordt de ontlasting
zachter en neemt ook het volume toe. Ten gevolge hiervan wordt de darmactiviteit gestimuleerd en
kan zachtere ontlasting gemakkelijker worden uitgeperst. Er zijn ook laxeermiddelen die de
darmwand prikkelen om te gaan bewegen. Deze contactlaxeermiddelen, zoals bisacodyl, trekken
vloeistof aan in de dikke darm en stimuleren de natuurlijke darmbeweging. Hierdoor wordt de
ontlasting dunner en kunnen de darmen deze beter voortstuwen. Er is inmiddels veel
42
praktijkervaring met deze middelen, maar wetenschappelijke onderbouwing voor het gebruik ervan
onderbreekt nog.
In uitzonderingsgevallen kan de huisarts een klysma of lavement adviseren met lauw water. Dit
maakt de darm schoon en ruimt de ontlasting op.
Tips bij verstopping
 Eet gezond, gevarieerd en vezelrijk
 Beweeg dagelijks! Veel bewegen (dagelijks een half uur stevig wandelen) is goed voor de
darmbeweging
 Ga meteen naar het toilet als je aandrang voelt
 Probeer elke dag op dezelfde tijd op het toilet te gaan zitten en zo tot een regelmatige stoelgang
te komen. Je kunt bijvoorbeeld iedere dag de krant op het toilet lezen met een kopje koffie erbij
 Wees voorzichtig met laxeermiddelen die prikkelen, deze mogen niet langdurig gebruikt worden
zonder eerst een arts te raadplegen
 Drink voldoende, bij voorkeur 2 liter per dag
 Vermijd hard persen. Te hard persen kan aambeien veroorzaken, wat de stoelgang nog
onprettiger kan maken
 Probeer een probiotische zuiveldrank; verkrijgbaar in het gezonde zuivelschap van de supermarkt
Bron http://www.obstipatie.nl/content/verstopping/tips.asp
43
Reflectieformulier voor de leerling
In sommige gevallen kan het wenselijk zijn dat de leerling na de opdracht een reflectieformulier
invult over het eigen handelen. Wij gaan er als ontwikkelaars van uit dat de docent het beste kan
inschatten wanneer de leerlingen zo’n formulier moeten invullen. Het formulier op de volgende
pagina kan voor iedere vaardigheid worden gebruikt. Op dat formulier kunnen de leerlingen onder
andere invullen hoe zij vinden dat ze de vaardigheid hebben uitgevoerd maar ook kunnen ze zichzelf
een
beoordeling
geven
en
deze
motiveren.
44
Reflectieformulier ‘eigen handelen’
Naam cursist:
Klas:
Datum:
1. Hoe vond je de uitgevoerde vaardigheid?
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
2. Wat ging er volgens jou goed? Noem drie dingen.
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
3. Wat ging er volgens jou minder goed? Noem twee dingen.
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
4. Wat ga je volgende keer anders aan pakken?
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
5. Hoe ga je dat doen?
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
6. Wat heb je geleerd van het uitvoeren van de vaardigheid? Noem drie dingen
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
45
7. Wat voor eindbeoordeling zou je jezelf geven als je terugkijkt op het uitvoeren van de
vaardigheid? Omcirkel de eindbeoordeling en leg uit waarom je deze beoordeling verdient.
Goed
Voldoende
Matig
Slecht
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
46
Download