2012 Docentenhandleiding Gemaakt door: Natasja Veenstra & Hilde van Nijen 1-1-2012 Inleiding Voor u ligt de docentenhandleiding die u nodig hebt tijdens de eerste periode van dit jaar. Deze handleiding bevat verschillende onderdelen, namelijk: - Achtergrondinformatie over de opleiding - Motivatie keuze beroepsproduct - Een PGO casus - Instructiekaarten - Rollenspellen - Workshops en prestaties - Reflectieformulier voor de leerling Door de opdrachten in deze handleiding te maken werken de leerlingen aan de kwalificaties die ze nodig hebben als doktersassistente. Ze werken aan verschillende kerntaken en daardoor ook aan de bijbehorende competenties. De kerntaken waar ze door het maken van deze opdrachten aan werken zijn: - Intake voeren - Voorlichting en advies geven - Medisch-technische handelingen uitvoeren - Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen De beoordeling van de verschillende opdrachten wordt in de meeste gevallen gedaan door de docent. Er wordt echter ook gewerkt met observaties door een medeleerling en er wordt ook van de leerlingen gevraagd om te reflecteren op hun eigen handelen. We wensen u veel plezier bij het geven van deze lessen. Natasja Veenstra & Hilde van Nijen 2 Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 2 Achtergrondinformatie ........................................................................................................................... 4 Motivatie keuze beroepsproduct ............................................................................................................ 7 Handleiding bij de opdrachten ................................................................................................................ 9 PGO casus: Opzetten en uitvoeren van een Arbo keuring .................................................................. 9 Instructiekaarten ............................................................................................................................... 20 Rollenspel .......................................................................................................................................... 27 Prestatie 1 ......................................................................................................................................... 32 Prestatie 2 ......................................................................................................................................... 40 Reflectieformulier voor de leerling ................................................................................................... 44 3 Achtergrondinformatie Informatie over de opleiding doktersassistente Opleiding en Beroep - Doktersassistent De opleiding voor doktersassistent is een: - Mbo-opleiding - Niveau 4 Middenkaderopleiding - Studierichting: Gezondheidszorg - Duur: 3 jaar Deze opleiding wordt ook wel praktijkassistente genoemd. In dit artikel wordt gesproken van doktersassistent, maar je kunt hier telkens ook praktijkassistente bij lezen. Als doktersassistent heb je een afwisselende baan met een gevarieerd takenpakket. Het takenpakket van de doktersassistent is breed en bevat onder meer het verrichten van medisch-technische taken, laboratorium-werkzaamheden, regelwerk, administratie, intake en voorlichting. Tijdens de opleiding doktersassistent verwerf je de beroepscompetenties (kennis, vaardigheden en beroepshouding) om de belangrijkste taken van je beroep (de kerntaken) goed te kunnen uitvoeren. Doktersassistent Werkvelden Als doktersassistent kun je in verschillende werkvelden terecht: - Huisartsenpraktijk - Polikliniek van een ziekenhuis - Gezondheidscentrum - EHBO post - Sociale gezondheidszorg - Arbo-diensten, bedrijfskundige diensten - Verzorgings- en verpleeghuizen - Jeugdgezondheidszorg Doktersassistent Taken Een doktersassistent verricht -onder verantwoordelijkheid van een arts- eenvoudige verpleegkundige en medische handelingen. Dit kunnen taken zijn zoals: - bloeddruk opnemen - griepinjecties geven - wratten aanstippen - vinger prikken - hechtingen aanbrengen/verwijderen - lengte/gewicht meting - afnemen gehoortest - bloed afnemen - uitstrijkjes maken - oren uitspuiten - laboratoriumonderzoek. Dit alles vraagt om de nodige medische kennis. Doktersassistent Huisarts Werk je bij een huisarts, dan kunnen de werkzaamheden bestaan uit: - Wacht- en behandelkamer in orde maken - Instrumentarium schoonmaken (risico besmetting patiënten verkleinen) - Assisteren van huisarts: klaarzetten/aangeven instrumenten, onderzoekjes (urine, ontlasting, bloed) 4 Opvang Begeleiding Patiënten Opvang en begeleiding van patiënten is een belangrijke taak van de doktersassistent: - Geven van adviezen, uitleg en informatie - Ontvangen van de patiënten - Beantwoorden van de telefoon - Afspraken maken voor het spreekuur en visites van de huisarts - Bijhouden van de patiëntenadministratie en financiële administratie - Afhandelen van de correspondentie De doktersassistent is over het algemeen de eerste die contact heeft met de patiënt en moet dan vaak informatie inwinnen over de ernst van de klacht, zodat kan bepaald kan worden wat er moet gebeuren. Dit zijn vaak vragen voorafgaand aan een uitgebreidere anamnese (vooranamnese) die door de arts zal geschieden. Hiervoor zijn een goede verstandhouding en vertrouwensrelatie met de patiënt vereist. Op de middenkaderopleiding Doktersassistent, leer je alles wat je moet weten en kunnen om dit werk zelfstandig uit te voeren. Doktersassistente Ziekenhuis Polikliniek In een ziekenhuis heb je meer algemene werkzaamheden, zoals: - monsters verzamelen (b.v. bloed en urine) van patiënten en deze - onderzoeken in het chemisch laboratorium op enkele eenvoudige kenmerken. - In een polikliniek assisteer je bij verpleegtechnische handelingen, zoals: - geven van injecties - verzorgen van wonden - voorlichting geven aan patiënten (b.v. hoe en waarom van een onderzoek). Verder is het voor een doktersassistent belangrijk om de vakliteratuur regelmatig bij te houden over wat er zoal verandert in de medische wereld en overleg je hierover met je werkgever(s). Je werkt onder direct toezicht van de (huis)arts en hebt te maken met uitgebreide voorschriften, waaraan je je heel nauwgezet moet houden. Zo dien je buiten je werk b.v. niet te praten over wat je van de patiënten te weten komt (beroepsgeheim en vertrouwensrelatie). Competenties Doktersassistent Enkele belangrijke beroepscompetenties zijn: - Verhelderen zorgvraag - Voorlichten en adviseren - Veilig, hygiënisch en milieubewust werken - Klantgericht kunnen handelen - Organiseren en coördineren van werkprocessen - Uitvoeren van medisch-technische handelingen - Zorgvuldig kunnen werken - Je kunnen inleven in de situatie van de patiënt - Patiënten gerust kunnen stellen - Vlot om kunnen schakelen van de ene naar de andere situatie (flexibiliteit) - Veel dingen tegelijk kunnen doen. Werkomstandigheden Doktersassistent Meestal werk je op vaste tijden, maar heb je wel weekend- en/of avonddiensten (ziekenhuis). Doorgaans zit je in een administratieruimte of sta je in een behandelkamer naast de onderzoekstafel. Let wel: soms kom je in aanraking met chemische stoffen, zoals: jodium, chloor en stikstof. Als je een allergische aanleg hebt, kunnen deze stoffen irritaties veroorzaken. Hou hier dus wel rekening mee. Mbo Opleiding Doktersassistente Tijdens de opleiding leer je competenties over de volgende kerntaken en kernopgaven: 5 - Intake voeren Voorlichting en advies geven Medisch-technische handelingen uitvoeren Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen Opleidingstraject Leerweg Je kunt de opleiding op 2 manieren volgen: Beroepsopleidende leerweg (BOL). Bij deze leerweg ga je 5 dagen per week naar school en maakt in één of meer stages kennis met de praktijk Beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Kies je voor deze leerweg, dan werk en leer je tegelijk. Opleiding Onderdelen Er zijn zowel verplichte onderdelen als verplichte keuzeonderdelen en ook een vrije keuze onderdeel. Verplicht voor het diploma - Individu en samenleving - Omgaan met patiënt/cliënt en anderen binnen de beroepssituatie - Preventie en voorlichting - Mens, arbeid en samenleving - Werken volgens methodiek - Werken in een praktijk of instelling - Intake voorlichting - Medisch-technische handelingen - Management, beheer en administratie - Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering Voorbeelden van lesonderwerpen - Vakkennis - Voorlichting - Administratie - Omgaan met patiënten Toelatingseisen Vbo diploma met ten minste drie vakken op C-niveau, waaronder Nederlands en één van de exacte vakken, en de overige vakken tenminste op B niveau Vmbo (theoretisch) op C-niveau met het vak natuurkunde, scheikunde, wiskunde of biologie) Overgangsbewijs 3-4 havo/vwo Deze toelatingeisen zijn een richtlijn. Toelating is ook afhankelijk van de competenties en vaardigheden van de individuele leerling. Tevens kan dit per instelling en regio verschillen. De indeling en het programma van de opleiding kan ook per regio verschillen. Bron:http://mens-en-samenleving.infonu.nl/opleiding-en-beroep/5176-opleiding-en-beroep doktersassistent.html 10-01-2012 6 Motivatie keuze beroepsproduct Nu vier jaar geleden zijn wij afgestudeerd als doktersassistenten, tijdens deze opleiding hebben wij heel veel geleerd. Jammer genoeg zitten wij niet zo in elkaar dat we alles kunnen onthouden, en dat vinden wij erg jammer. Dit was een uitgelezen moment om ons nog eens te verdiepen in dit beroepsprofiel, aangezien we daar tijdens deze opleiding nog niet veel tijd voor hebben gehad. Ook vonden we het een leuk idee om nu eens aan de andere kant te staan, je moet als docent aan hele andere dingen denken dan als cursist. Om deze redenen hebben we gekozen voor het beroepsprofiel doktersassistente, en hier materiaal voor ontwikkeld. PGO casus: opzetten en uitvoeren Arbo-keuring In de PGO casus komen verschillende onderdelen aan bod die een doktersassistente moet beheersen als ze gediplomeerd aan het werk wil gaan. PGO is een goede manier om de verschillende facetten te behandelen. We laten de cursist eerst zelfstandig onderzoek doen over de Arbo-dienst, op deze manier leert de cursist zelfstandig studeren en onderzoek plegen. Als je gediplomeerd bent zal je je ook steeds weer moeten verdiepen in veranderingen in de zorg. In deelcasus 2 komen de cursisten de medisch technische handelingen tegen. Ook hier moeten ze weer onderzoek naar doen, waarom en hoe een medisch technische handeling wordt gegeven en daarna moeten ze deze uitvoeren. De beheersing van deze handelingen is erg belangrijk daarom moeten de cursisten veel oefenen en worden ze getoetst door een docent of een mede cursist. De reden dat we soms ook een mede cursist laten aftoetsen is dat in het werkveld moet je als collega ook kritisch kunnen kijken naar het handelen van een collega, en hier feedback op kunnen geven. Bij deelcasus 3 moeten de cursisten in uitnodiging ontwikkelen voor de Arbo-keuring. Bij deelcasus 3 komt vooral het plannen naar voren, de cursisten moeten de Arbo-keuring uitschrijven, wat hebben ze nodig en hoeveel tijd moeten ze hiervoor vrij maken? Het plannen is een erg belangrijke taak van de doktersassistente, dit moet vaak geoefend worden. De uitvoering (deelcasus 5) moet op een professionele manier gebeuren, de cursisten worden nu beoordeeld door docenten. Rollenspellen Als doktersassistente kom je veel in contact met patiënten. We hebben voor twee verschillende soorten rollenspellen gekozen, bij het wrattenspreekuur moet de cursist een voorlichting geven zonder folder of dergelijke. Empathie tonen en de patiënt gerust stellen zijn een paar eigenschappen die je als doktersassistente hoort te hebben. Een voorlichting/rollenspel als deze kan niet vaak genoeg geoefend worden, en toch zal je zien dat het in de praktijk toch altijd anders gaat, bij dit rollenspel komen buiten de voorlichting nog andere zaken aan bod zoals de rapportage en controle patiënt gegevens. Als doktersassistente kan je ook werkzaam zijn in het ziekenhuis, op een poli in het ziekenhuis wordt veel voorlichting gegeven aan patiënten, vaak met behulp van een folder. Als je dit niet vaak oefent is het een hele klus om voorlichting te geven met een folder, je mag namelijk niet gewoon van de folder af lezen en je moet een open houding hebben tegenover de patiënt, cursisten onderschatten vaak deze manier van voorlichting geven daarom hebben we deze toegevoegd aan de rollenspellen. Voorlichtingsgesprek Claudicatio Intermittens In de praktijk komen patiënten vaak bij je voor meer informatie na een consult gehad te hebben bij de huisarts. Bij deze voorlichting kan de cursist oefenen hoe te communiceren met een patiënt, en in correct (begrijpbare manier voor patiënt) voorlichting geven. 7 Prestatie 1 Het hart en alles daaromheen is een erg ingewikkeld onderwerp voor cursisten, het is ook erg belangrijk om medische kennis te hebben over het lichaam daarom hebben we in deze prestatie een aantal cursussen gepland. Een theorie workshop over de werking van het hart en een praktijk workshop over het hoe en waarom rondom een ECG aanleggen. Dit is een heel precies werkje wat secuur moet gebeuren, als deze handeling niet goed uitgevoerd wordt kunnen daar levens vanaf hangen. Aan de cursisten de taak deze medische handeling uiterst serieus te nemen en goed te oefenen in het precies werken. Prestatie 2 Zoals misschien al eerder is vernomen zijn er een aantal hoofdhandelingen van een doktersassistente; plannen, voorlichting geven en de medische handeling. Wat we nog niet hadden toegevoegd aan ons verslag is preventieontwikkeling, iets wat erg belangrijk is. De leerlingen krijgen in prestatie 2 de opdracht een preventiemiddag te organiseren voor een bepaalde doelgroep. Dit moeten ze met de hele klas ontwikkelen dus samenwerken is een vereiste. Weer staat het plannen centraal. Tijdens deze prestatie krijgen de cursisten ook nog een workshop over het onderwerp obstipatie, over dit onderwerp moet de preventiemiddag ook gaan. De leerlingen worden getoetst aan de hand van hun eigen geschreven uitgebreide reflectie. 8 Handleiding bij de opdrachten PGO casus: Opzetten en uitvoeren van een Arbo keuring Kerntaken - Intake voeren Voorlichting en advies geven Medisch-technische handelingen uitvoeren Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen Competenties - Voorlichten en adviseren - Veilig, hygiënisch en milieubewust werken - Klantgericht kunnen handelen - Organiseren en coördineren van werkprocessen - Uitvoeren van medisch-technische handelingen - Zorgvuldig kunnen werken - Je kunnen inleven in de situatie van de patiënt - Vlot om kunnen schakelen van de ene naar de andere situatie (flexibiliteit) - Veel dingen tegelijk kunnen doen. Achtergrond informatie over de projecttaak Bij een projecttaak kan het gaan om het uitvoeren van een onderzoek, het geven van een advies en/of het ontwikkelen van een product. Doorgaans gaat het om een tamelijk open geformuleerde opdracht. In het algemeen zal het project aansluiten bij opgedane voorkennis: de taak is concreet en gericht op de beroepspraktijk. Het verdelen van werkzaamheden is belangrijk, er is een relatief lange looptijd en er is een systematische voortgangscontrole. Stappenplan is een projectfasenplan beschreven in een plan van aanpak. In het algemeen is stap 1 het zelfopstellen van zo’n plan van aanpak. De PGO casus Voor deze projecttaak is als onderwerp de Arbokeuring gekozen. De casus bestaat uit 1 hoofdcasus en 6 deelcasussen. Tijdens het uitvoeren van de projecttaak zullen er net als bij andere taken vergaderingen zijn. In de eerste vergadering maken de leerlingen samen met de docent een plan van aanpak. Sommige deelcasussen kunnen individueel worden gemaakt anderen in de groep. Voor de totale casus staan 40 sbu. Dit is als volgt verdeeld: Deelcasus 1 3 sbu Deelcasus 2 15 sbu Deelcasus 3 2 sbu Deelcasus 4 4 sbu Deelcasus 5 5 sbu Deelcasus 6 2 sbu Vergaderingen 9 sbu De leerdoelen bij deze projecttaak zijn: De leerling kan: 9 1. Een spreekuur voorbereiden, uitvoeren en afronden. 2. Medisch-technische vaardigheden uitvoeren zoals: wegen, meten, tensie, longfunctieonderzoek, visustest, audiometrie, ECG draaien, urine en bloedonderzoek. 3. Een correcte uitnodiging schrijven. 4. Werkzaamheden planmatig voorbereiden, uitvoeren en evalueren. 5. Omgaan met de cliënt 6. Uitleggen wat een PMO is en wat voor tests daarbij horen. 7. Uitleggen wat de arbodienst is en wat de taken van de arbodienst zijn. De leerlingen zijn bij deze taak erg vrij om het in te delen hoe het hen het beste lijkt, immers ze moeten in de praktijk ook zelfstandig kunnen werken en hun tijd kunnen indelen. Beoordeling van deze taak vindt plaats aan de hand van het ingeleverde verslag en de uitvoering van de vaardigheden. De beoordelingsformulieren en voorbeelden kunt u vinden op de volgende pagina’s 10 Voorbeeldbrief bij deelcasus 3 Adres school …………………… …………………… Datum: Geadresseerde ………………... ………………… Betreft: Arbokeuring ……………………… (datum) Geachte mevrouw/mijnheer, Wij zijn een klas doktersassistenten van de opleiding …………, te ……….. Op ……….(datum) organiseren wij een arbokeuring op …………………………..(locatie). Hierbij draait het allemaal om uw gezondheid. Dit is één van de afstudeerprojecten die wij organiseren om ons diploma in ………….. te behalen. Voor dit project zoeken wij vrijwilligers die zich door ons willen laten keuren. Graag nodigen wij u uit om op ………………… (datum) deel te nemen aan deze arbokeuring. De keuring zal plaats vinden tussen ………………………………. (tijd). Na de keuring is er gelegenheid voor een kopje thee of koffie. De precieze tijd en verdere instructies worden binnenkort aan u doorgegeven als u zich opgeeft voor de arbokeuring. U kunt zich aanmelden voor deze keuring door het meegestuurde formulier in te vullen en terug te sturen in de bijgevoegde antwoordenvelop. De keuring neemt ongeveer…………… (tijd) in beslag en zal bestaan uit de volgende onderdelen: Tensiemeten Lengte, gewicht en BMI bepaling Longfunctietest Urine- en bloedonderzoek Visus- en gehoortest Hartfilmpje Deze onderzoeken worden ook uitgevoerd bij een standaard keuringsonderzoek. Deze keuring geeft ons inzicht in uw lichamelijke gesteldheid. Ook zullen wij adviezen geven bij de uitslagen van de verschillende tests. Graag verwelkomen wij u op ……………… (datum) Met vriendelijke groet, 11 Beoordelingsformulieren voor praktijkonderdeel PGO Beoordeling urinetest Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren van urinetest Beoordelingsaspect De deelnemer kan een urinetest uitvoeren Indicatoren 1. Haren vast, jas dicht, sieraden af 2. Mengt de urine op juiste wijze 3. Voert de test op juiste wijze uit 4. Tikt de strip na indopen af 5. Houdt de juiste incubatietijd aan 1 minuut 6. Correcte waarneming en lezing 7. Uitslag is correct, inclusief eenheid 8. Juiste interpretatie 9. Hygiënisch werken en opruimen Klas _______________ V O Opmerkingen Normering: Punt 2 t/m 9 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn. 12 Beoordeling Hemoglobinegehalte en uitvoering vingerprik Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren van bepalen hemoglobinegehalte Beoordelingsaspect De deelnemen kan algemene vaardigheden toepassen Kan hemoglobinegehalte bepalen m.b.v. de Hemocue Indicatoren 1. Netjes werken: alleen pen en papier + werkmateriaal aanwezig. Werken op een werkmatje 2. Hygiënisch werken: Witte jas / haar vast / sieraden af / handen wassen vooraf en bij vertrek 3. Materialen op de juiste manier schoonmaken 4. Werkplek schoon en netjes achterlaten 5. Tempo: hemoglobine bepalen vanaf klaarleggen apparatuur t/m opruimen in maximaal 10 minuten 6. Controleer de code van de Hemocue met het ijkcuvetje Gebruik juiste cuvetje 7. Klas _______________ V O Opmerkingen Indien handeling onvoldoende: einde proef 8. Trek handschoenen aan Vingerprik uitvoeren, 1e druppel wegvegen, plaats de punt van het cuvetje in het midden van een niet te kleine bloeddruppel Indien handeling onvoldoende: einde proef 9. 10. Verwijdert overtollig bloed aan het cuvetje in een snelle beweging. Plaatst het cuvetje op juiste wijze in de houder en leest de bepaling af 11. Heeft kennis van de referentiewaarden en noteert deze 12. Noteert de uitslag Indien handeling onvoldoende: einde proef 13. Deelt de uitslag met de patiënt 14. Plaatst pleister op het wondje Normering Drie van de vijf algemene vaardigheden,, waaronder tempo, moeten als voldoende worden beoordeeld. Het uitvoeren van de onderdelen van het hemoglobine bepalen en vingerprik moeten alle voldoende worden beoordeeld. 13 Beoordeling ECG Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren van ECG Beoordelingsaspect De deelnemer kan een ECG uitvoeren Indicatoren 1. Haren vast, jas dicht, sieraden af 2. Was je handen voor de handeling 3. Informeer de handeling op juiste wijze 4. 6. Sluit de cardiograaf op de juiste wijze aan. a. Stekker in het stopcontact b. De juiste kabel aan de juiste elektrode De cardiograaf is bedrijfsklaar, papiertransport is mogelijk, schrijver in het midden Waarborgt de privacy van de patiënt 7. De patiënt heeft de juiste houding 8. Enkels en polsen zijn ontbloot, sieraden af 9. Bovenlichaam is ontbloot 5. Klas _______________ V O Opmerkingen 10. Voldoende geleidingsmiddel tussen huid en elektroden 11. De elektroden zijn op de juiste plaats op enkels en polsen geplaatst 12. De C elektroden zijn op de juiste plaats op het borstkas geplaatst 13. IJkblokje is correct 14. ECG is correct gemaakt 15. Noteert de gegevens van de patiënt op het ECG 16. Verwijderd elektroden en reinigt de huid van de patiënt 17. Reinigt de elektroden en ruimt materiaal op 18. Informeert de patiënt over het vervolg (wanneer en door wie wordt de uitslag gegeven) 19. Heeft ordelijk gehandeld. Normering: punt 2 t/m 19 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn. 14 Beoordeling longfunctiemeting Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren van longfunctiemeting Beoordelingsaspect De deelnemer kan een longfunctiemeting uitvoeren Indicatoren 1. Haren vast, jas dicht, sieraden af 2. Informeert patiënt over behandeling 3. 4. De patiënt bevindt zich in staande stabiele houding Plaatst mondstuk op de meter 5. Schuift de wijzer op de laagste stand Klas _______________ V O Opmerkingen 6. Laat de patiënt de peakflowmeter op de juiste wijze vasthouden 7. Laat de patiënt langzaam en zo diep mogelijk ademhalen 8. Laat de patiënt op de juiste wijze de lippen om het mondstuk sluiten. 9. Laat de patiënt zo krachtig mogelijk door het apparaat uitademen 10. Gaat niet in de expiratiestroom staan 11. Leest de stand van de wijzer correct af 12. De 2e en 3e meting is correct 13. Noteert van de 3 metingen de hoogste meting 14. De uitslag wordt op de juiste manier genoteerd 15. Het apparaat wordt weer bedrijfsklaar gemaakt en het gebruikte mondstuk wordt weggegooid. Normering: punt 2 t/m 15 moeten allemaal als voldoende worden beoordeeld. 15 Beoordeling meten Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren van meten Beoordelingsaspect De deelnemer kan een meting uitvoeren Indicatoren 1. Haren vast, jas dicht, sieraden af 2. Informeert de patiënt over de handeling 3. Laat de patiënt schoenen uittrekken 4. Laat de patiënt met de hielen tegen de muur staan Patiënt staat rechtop, achterhoofd tegen meetlat of muur Neuspunt en inplanting oorlel van patiënt op een horizontale lijn Leest de lengte af en noteert deze op juiste wijze De uitslag is correct. 5. 6. 7. 8. Klas _______________ V O Opmerkingen Normering: 2 t/m 8 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn. 16 Beoordeling visustest Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren van visustest Beoordelingsaspect De deelnemer kan een visustest uitvoeren Indicatoren 1. Haren vast, jas dicht, sieraden af V 2. Informeert patiënt over het onderzoek 3. 4. Controleert of de patiënt tekening/letters kent Informeer naar bril of contactlenzen 5. Hanteer de juiste kaart 6. Laat de patiënt op 5 of 6 meter (juiste afstand van de kaart gaan staan of zitten Laat de patiënt 1 oog afdekken zonder druk op het oog Wijst de letters/symbolen duidelijk aan op de kaart Voert de test methodisch uit 7. 8. 9. Klas _______________ O Opmerkingen de 10. Controleert de beide ogen 11. Noteert de test op juiste wijze 12. De uitslag is correct Normering: punt 2 t/m 12 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn. 17 Beoordeling audiometrie Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren van audiometrie Beoordelingsaspect De deelnemer kan een audiometrie uitvoeren Indicatoren 1. Haren vast, jas dicht, sieraden af 2. 6. Instrueert de patiënt op de juiste wijze over de handeling voordat de patiënt de koptelefoon opzet Let erop dat de patiënt de oortelefoon goed op de oorschelp plaatst Let erop dat de patiënt het indrukken van de toetsen niet ziet op hoort Geeft de geluiden met afwisselende tussenpozen en duur aan Voert de audiogram methodisch uit 7. Test beide oren 8. De uitslag is correct 9. Noteert de uitslag op de juiste wijze 3. 4. 5. Klas _______________ V O Opmerkingen Normering: punt 2 t/m 9 moeten allemaal als voldoende worden beoordeeld. 18 Beoordeling tensiemeten Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren tensiemeten Beoordelingsaspect De deelnemer kan algemene vaardigheden uitvoeren Indicatoren 1. Informeert de patiënt: alleen pen en papier + tensiemeter, stethoscoop, alcohol, deppers en bekken aanwezig; werken op de onderlegger 2. Hygiënisch werken: Witte jas, haar vast, sieraden af, handen wassen vooraf en bij vertrek 3. Materiaal op de juiste wijze schoonmaken (membraam en dopjes) 4. Werkplek schoon en netjes achterlaten 5. Kan tensiemeten uitvoeren 6. 7. Klas _______________ V O V O Opmerkingen Tempo: In max 10 minuten tensie meten uitvoeren inclusief klaarzetten en opruimen. Controleert stethoscoop op het membraam open staat Controleert of de lucht uit het manchet is. Indien 6 en 7 niet (goed) uitgevoerd einde proef 8. 9. Plaatst de manchet 2.5 cm boven de elleboog, slangen liggen vrij en de manchet is juist aangelegd Pols voelen Indien 8 en 9 niet (goed) uitgevoerd einde proef 10. Dopjes van de stethoscoop zijn schuin naar voren gericht in de oren geplaatst en het membraam ligt in de elleboogplooi 11. Pompt de manchet niet onnodig hoog op max 30mm Hg extra 12. Laat de manchet langzaam en gelijkmatig leeg lopen tot de diastolische druk 13. Manchet snel leeg laten lopen en verwijderen Indien de meting niet goed verloopt einde proef. 14. Deelt de uitslag aan de patiënt mee 15. Noteert de uitslag. Normering 3 van de 5 algemene vaardigheden waaronder het tempo moeten als voldoende worden beoordeeld Het uitvoeren van de onderdelen van het tensiemeten moeten alle als voldoende worden beoordeeld 19 Instructiekaarten Kerntaken - Medisch-technische handelingen uitvoeren Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen Competenties - Veilig, hygiënisch en milieubewust werken - Klantgericht kunnen handelen - Organiseren en coördineren van werkprocessen - Uitvoeren van medisch-technische handelingen - Zorgvuldig kunnen werken - Veel dingen tegelijk kunnen doen. Hierbij krijgen de cursisten de mogelijkheid om verschillende medische handelingen te oefenen, deze handelingen kunnen het beste in een praktijklokaal uitgevoerd worden. 1. 2. 3. 4. 5. Het uitvoeren van een visustest Tensie meten Hb meten Het uitvoeren van een urine onderzoek Het aanleggen van een handvergband De leerlingen kunnen een aantal instructiekaarten gebruiken bij het oefenen van de vaardigheden voor het PMO. De instructiekaarten kunt u vinden op de volgende pagina’s. 20 Het uitvoeren van een visustest Voorbereiding Opmerkingen van observant 1. Vertel de patiënt : - Waarom het onderzoek plaatsvindt - Hoe je achtereenvolgens te werk gaat en waarmee - Of de uitvoering pijnlijk is - Welke houding de patiënt het beste kan aannemen tijdens het onderzoek - Informeer naar bril/contactlenzen en noteer de informatie 2. Leg de benodigde materialen klaar: - Een notitieblokje of registratieformulier - Een pen - Een aanwijsstokje - Evt. Landoltse ringen of E-haken 3. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling plaats vindt en zorg voor privacy. 4. Was je handen Uitvoering 5. laat de patiënt staan op de juiste afstand t.o.v. de kaart (5 of 6 meter, afhankelijk van de kaart) 6. Hanteer de juiste visuskaart. Opmerkingen van observant 7. Laat de patiënt het linkeroog afdekken zonder druk op het oog uit te oefenen. 8. Wijs de letters/tekens op de kaart duidelijk aan. Werk bij het aanwijzen van groot naar klein. 9. Noteer de regel die nog juist gezien kan worden. 10. Bereken hieruit de visus voor het rechteroog en noteer deze als VOD (Visus Oculus Dexter). 11. herhaal de visus bepaling voor het linkeroog (VOS = Visus Oculus Sinister). 12 noteer de visus voor beide ogen. Deel de uitslag mee aan de patiënt. Afronding 13. Begeleid de patiënt, en ruim de materialen op. Opmerkingen van observant 21 Het meten van de bloeddruk Voorbereiding Opmerkingen van observant 1. Vertel de patiënt : - Welke handeling er plaats gaat vinden. - Wat het doel is van de handeling. - Hoe de handeling plaats vindt. 2. Leg de benodigde materialen klaar: - De bloeddrukmeter - Stethoscoop - Een notitieblokje of registratieformulier - Een pen - Deppers, alcohol en bekken/pedaalemmer 3. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling plaats vindt en zorg voor privacy. 4. Laat de patiënt plaatsnemen op een stoel 5. Was je handen Uitvoering 6. Controleer of de stethoscoop aan staat door het membraan te draaien. 7. Zet de deksel van de bloeddrukmeter open en druk hem naar achter of zet het hendeltje onderaan open. 8. Controleer of alle lucht uit de manchet van de bloeddrukmeter is; verwijder lucht door de manchet stevig op te rollen. 9. Vraag aan de patiënt om niet te praten tijden de meting. 10. Laat de patiënt bij voorkeur de linkerarm ontbloten. Opmerkingen van observant 11. Vraag de patiënt de arm op een tafeltje te plaatsen met de handpalm naar boven. 12. Plaats de bloeddrukmeter ter hoogte van de arm op ooghoogte en controleer of de kwikkolom op nul staat. 13. Breng de manchet 2,5 cm boven de elleboog rond de arm aan en zorg ervoor dat de slangen vrij liggen. 14. Draai het ventiel aan de ballon dicht, of druk het knopje dicht en voel de pols. Pomp de manchet op tot je de pols niet meer voelt en pomp daar 30 mm/Hg extra bij. 15. Stop de doppen van de stethoscoop in je oren, zo, dat ze schuin naar voren gericht zijn. 16. Plaats het membraan van de stethoscoop in de elleboogplooi en druk hem aan. 17. Laat de manchet langzaam en vooral gelijkmatig leeglopen door het ventiel voorzichtig open te draaien, of het knopje langzaam naar beneden te drukken. 22 18. Kijk naar de kwikkolom en onthoud, wanneer je de eerste harttoon hoort (dit is de systolische druk). 19. Blijf naar de kwikkolom kijken en onthoud, wanneer je de harttonen niet meer hoort (dit is de diastolische druk). 20. Laat dan de manchet snel leeglopen en verwijder hem. 21. Moet de meting overnieuw worden gedaan, wacht dan minimaal 1 minuut. 22. Deel de uitslag mee aan de patiënt. 23. Noteer de uitslag op de volgende manier: RR 120/80 mm/Hg, op de patiëntenkaart of het registratieformulier. Vermeld daarbij ook de datum. Afronding 24. Reinig de dopjes van de stethoscoop en het membraan met deppers en alcohol 25. Laat de lucht uit de manchet lopen en rol hem op. Opmerkingen van observant 26. Sluit het kwikslot en plaats de manchet en de ballon zo in de bloeddrukmeter dat het deksel zonder druk uit te oefenen dicht gaat (anders druk je de kwikkolom kapot!). 27. Ruim de materialen op. 28. Was je handen. 29. Voer de handeling in redelijk tempo uit. 23 Het bepalen van het hemoglobinegehalte met behulp van de Hemocue Voorbereiding Opmerkingen van observant 1. Vertelt de patiënt - Welke handeling er gaat plaatsvinden - Waar de handeling zal plaatsvinden - Hoe de handeling plaats vindt 2. Vraagt de patiënt hoe hij tegen de handeling aan kijkt. 3. Legt de benodigde materialen klaar: - 1 of 2 bekkens - Alcohol 70% - Gaasjes - Pleister - Handschoenen - Naaldencontainer - Lancetje + prikpen - Hemocue-apparaat + cuvetjes 4. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling plaats vind en zorgt voor privacy 5. Laat de patiënt plaats nemen op een stoel of op de onderzoeksbank. 6. Was je handen Uitvoering Opmerkingen van de observant 7. Doe het ronde stekkertje in de achterkant van het apparaat en de stekker in het stopcontact en zet de meter aan. 8. IJk de meter m.b.v. het cuvetje 9. Verricht een vingerprik, veeg de eerste druppel weg 10. Neem een wegwerpcuvetje uit het meegeleverde buisje, stuw een flinke druppel en houd het cuvetje met de punt in de druppel 11. Er wordt nu bloed opgezogen in het cuvetje. Zorg ervoor dat het hele cuvetje gevuld is met bloed 12. Veeg het overtollige bloed met een tissue weg 13. Plaats de cuvet in de houder en schuif deze vervolgens in het apparaat. 14. Op de display verschijnt nu `”measuring” na verloop van tijd verschijnt de uitslag op de display 15. Schuif de cuvethouder weer uit, neem het cuvet uit de houder en gooi deze weg in de naaldencontainer/bij het bloedafval. 16. Laat de patiënt het wondje afdrukken met het gaasje 17. Noteer de uitslag van het onderzoek op de juiste wijze. Afronding 18. Plak een pleister op de vinger 19. Maak de materialen schoon, ruim de materialen op 20. Voer de handeling in een vlot tempo uit. Opmerkingen van observant 24 Het uitvoeren van een urine test m.b.v. stick Uitvoering Opmerkingen van observant 1. Leg de juiste benodigdheden klaar: de urine, de juiste stick, een horloge met secondewijzer. 2. Homogeniseer de urine door goed omzwenken 3. Neem de stick uit de flacon en sluit de flacon direct weer 4. Doop de stick in de urine, tik af en leg de stick op het urinepotje 5. Wacht de benodigde aantal seconden en lees de stick af aan de hand van de bijbehorende kleurenschaal 6. Noteer de uitslag in getalswaarden en in plusjes. 25 Het aanleggen van een handverband Voorbereiding Opmerkingen van de observant 1. Vertel de patiënt - Welke handeling er plaats gaat vinden - Waar de handeling plaats gaat vinden - Zo nodig hoe de handeling plaats vindt 2. Vraag de patiënt hoe hij tegen de handeling aankijkt. 3. Leg het benodigde materiaal klaar, overzichtelijk, op een apart tafeltje binnen handbereik: - Onderlegger - Bekken en pedaalemmer - Juiste formaat zwachtel - Verbandschaar - Kleefpleister. 4. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling plaats vindt en zorg voor privacy. 5. Laat de patiënt plaatsnemen op een stoel. 6. Was je handen Uitvoering 7. Laat de patiënt het lichaamsdeel steunen. 8. Plaats een onderlegger onder de hand van de patiënt. 9. Haal de zwachtel uit de verpakking, deponeer de verpakking in het bekken. 10. Leg de zwachtel aan van distaal naar proximaal, kijk in de rol. 11. Kruis de zwachtel over de handrug. 12. Zorg dat de slagen elkaar voldoende bedekken. 13. Eindig het verband met minstens één circulaire slag om de pols. 14. Fixeer de zwachtel met een pleister. 15. Geef de patiënt duidelijke adviezen mee voor thuis. Afronding 16. Ruim de gebruikte materialen op. 17. Maak de ruimte weer in orde. 18. Maak eventueel het werktafeltje schoon. 19. Was je handen 26 Rollenspel Kerntaken - Voorlichting en advies geven - Werkprocessen uitvoeren en gegevens vastleggen Competenties - Verhelderen zorgvraag - Voorlichten en adviseren - Klantgericht kunnen handelen - Zorgvuldig kunnen werken - Je kunnen inleven in de situatie van de patiënt - Patiënten gerust kunnen stellen Uit onderzoek blijkt dat cursisten het vaak moeilijk vinden om sociaal te zijn met de patiënten, hoe moeten ze met de patiënt praten, en hoe geef je goede voorlichting. In het onderdeel rollenspel krijgen de cursisten de kans om een situatie die in de praktijk voor kan komen te oefenen. Hoe zij met de situatie om zouden gaan, en hoe zijn problemen op proberen te lossen. Er zijn twee onderdelen die de cursisten gaan oefenen in groepjes van 3, 1. Assistent 2. Patiënt 3. Observant De onderwerpen zijn het wrattenspreekuur, voorlichting coloscopie en voorlichting over claudicatio intermittens. De beoordelingsformulieren kunt u vinden op de volgende pagina’s. 27 Beoordelingsformulieren voor het wrattenspreekuur Naam deelnemer ____________________________________ Naam beoordelaar ____________________________________ Het wrattenspreekuur Beoordelingsaspect De deelnemer kan advies geven en patiënt geruststellen Indicatoren 10. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling plaats vindt en zorg voor privacy. 11. Controleert patiënt gegevens Klas _______________ V O Opmerkingen 12. Laat de patiënt plaatsnemen op een stoel 13. Vraagt de patiënt of de plaats van de wratjes zichtbaar gemaakt kan worden 14. Vraagt de patiënt of de patiënt nog vragen of opmerkingen heeft over het wratje 15. Luistert met een open houding naar patiënt 16. Laat de patiënt uitpraten 17. Herhaald kort samengevat wat de vraag is 18. Geeft op een rustige manier adviesinformatie over gestelde vraag. 19. Toont empathie en probeert patiënt gerust te stellen. 20. Controleert of het antwoord goed is overgekomen 21. Gaat na of patiënt nog meer vragen heeft. 22. Sluit het gesprek op een correcte manier af. 23. Noteert in patiëntendossier Normering: Punt 1 t/m 14 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn. 28 Beoordelingsformulier voorlichting coloscopie Naam deelnemer ____________________________________ Naam beoordelaar ____________________________________ Voorlichting coloscopie Beoordelingsaspect De deelnemer kan de patiënt voorlichting geven. Indicatoren 1. Begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling plaats vindt en zorg voor privacy. 2. Controleert patiënt gegevens 3. Laat de patiënt plaatsnemen op een stoel 4. Vraagt de patiënt naar wat hij/zij al weet van het onderzoek Geeft rustig en duidelijk uitleg over het onderzoek en de voorbereiding daar op. Maakt gebruik van de folder maar leest niet voor. Controleert of de informatie is overgekomen. Gaat na of patiënt nog vragen heeft. 5. 6. 7. 8. Klas _______________ V O Opmerkingen 9. Geeft de folder mee en laat weten dat de patiënt altijd kan bellen als er nog vragen zijn. 10. Geeft recept mee voor de colofort drank 11. Sluit het gesprek op een correcte manier af. 12. Noteert in patiëntendossier Houding voorlichting tijdens 13. Heeft een open gesprekshouding 14. Luistert naar de patiënt 15. Laat de patiënt uitpraten 16. Toont empathie 17. Gebruikt correct Nederlands Normering: Punt 1 t/m 16 moeten als voldoende beoordeeld zijn. 29 Beoordelingsformulier ‘voorlichting claudicatio intermittens’ Naam deelnemer:______________________ Klas:_____________________ Naam beoordelaar:_____________________ Claudicatio Intermittens Beoordelingsaspecten 1. Kan contact leggen en onderhouden Indicatoren Spreekt duidelijk Formuleert goed Kijkt patiënt aan Kan luisteren Kan zich inleven Hanteert beroepsgeheim 2. Wat claudicatio intermittens is: Tijdens het lopen pijn, kramp of een doof of moe gevoel in het een. Bij stilstand verdwijnen de klachten. Als patiënt weer gaat lopen beginnen de klachten opnieuw. De klachten kunnen in de voet, de kuit, het dijbeen of de bil optreden. Geeft inhoudelijk juiste informatie V O Hoe ontstaan de klachten: Tijdens het lopen hebben de spieren extra zuurstof nodig, zuurstof zit in het bloed en wordt door de bloedvaten aangevoerd. Bij C.I. zijn de bloedvaten van het been vernauwd. Als de patiënt gaat lopen, stroomt er te weinig bloed doorheen, hierdoor ontstaan de klachten. Door stil te staan komen spieren tot rust, bloedstroom krijgt de kans O2 tekort aan te vullen. Als het koud is, zal de patiënt ook meer last hebben, doordat de bloedvaten van kou ook samentrekken. Wat is er aan te doen? Bloeddoorstroming verbeteren door: Stoppen met roken Cholesterol verlagen Wandelen Wandeladvies: de bloedtoevoer naar de benen zal verbeteren als de patiënt regelmatig wandelt, fietst of zwemt. Wandel net zo lang door tot er klachten optreden en wandel dan nog zo’n 10 stappen verder. Rust uit tot de klachten weer verdwenen zijn. Herhaal de oefening gedurende 15 tot 30 minuten. De oefening 3x per dag doen gedurende 6 maanden. De patiënt merkt na enkele weken dat de loopafstand steeds toeneemt. Na 6 maanden niet stoppen, wandelen moet een vaste plaats in het leven van de patiënt krijgen. 3. Hanteert het Vraagt of de patiënt tijd heeft 30 voorlichtingsmodel Stelt zichzelf voor Laat de patiënt plaatsnemen Houdt een sociaal praatje Controleert wat de patiënt zelf weet Controleert wat de arts gezegd heeft Wijst vooraf op folder die meegegeven wordt Wijst op mogelijkheden om tussendoor vragen te stellen Past woord en taalgebruik aan op patiënt Geeft folder mee na afloop Opmerkingen van de beoordelaar/observant: Normering: Alle genoemde aspecten moeten met ja gescoord worden, tenzij ze niet van toepassing zijn. 31 Prestatie 1 Workshop 1 het hart Tijdsduur: 95 minuten Deze workshop gaat over het hart, voordat de cursisten een ECG kunnen en mogen draaien hebben ze enige kennis van het hart nodig. Hieronder een stukje theorie die je als docent moet geven voor ze aan de opdrachten kunnen beginnen. (15 minuten) Daarna kunt u een filmpje laten zien over wat er mis gaat in het hart bij een hartritmestoornis. (5 minuten) Link: http://www.hartstichting.nl/hart_en_vaten/hoe_werkt_het_hart/filmpjes_hart_vaten/hartritme/ Hierna kunnen de cursisten de opdrachten maken. Hier krijgen ze 60 minuten voor Aan het einde van de les worden de antwoorden klassikaal besproken (15 min) Theorie Het hart begint rond de vijfde week van de zwangerschap te kloppen. En doet dit vervolgens nog ongeveer 2,5 miljard keer in uw leven. Hoe ontstaat het hartritme en hoe weet het hart dat het sneller of langzamer moet kloppen? Het hart trekt samen en ontspant daarna weer. Door deze beweging ontstaat de kracht die nodig is om het bloed het hele lichaam door te pompen. De pompbeweging noemen we de hartslag of het kloppen van het hart. Hoe groter en sterker de hartspier is, hoe minder vaak hij samentrekt en ontspant om het bloed door het lichaam te pompen. Daarom: klopt het hart bij pasgeborenen zo'n 120 keer per minuut. Bij kinderen en jongeren is dat 80 tot 100 en bij volwassenen 60 tot 70 keer per minuut hebben topsporters een lagere hartslag dan mensen die weinig sporten Hoe ontstaat een hartslag? Om te begrijpen hoe uw hartritme werkt zijn er twee begrippen belangrijk: autonome zenuwstelsel prikkelgeleidingssysteem Autonome zenuwstelsel Het autonome zenuwstelsel regelt vanuit de hersenen onder andere de ademhaling, hartslag en de bloeddruk. Dat gebeurt automatisch door middel van prikkels. U heeft daar geen invloed op. 32 Prikkelgeleidingssysteem Het prikkelgeleidingssysteem is de elektrische bekabeling van ons hart. Dit is een ingewikkeld netwerk van speciale cellen in de hartspier. Het systeem geeft als een reeks dominosteentjes een elektrische prikkel door. Deze verspreidt zich bliksemsnel over het hele hart. In dit besturingssysteem zitten 2 zenuwknopen: de sinusknoop de AV-knoop Sinusknoop Deze knoop is een groepje langgerekte cellen. De sinusknoop ligt boven in de rechterboezem. Hier begint de elektrische prikkel. De cellen van de sinusknoop geven het snelst van alle cellen in het hart een elektrische prikkel af. Samen zijn ze een natuurlijke pacemaker. Zodra de sinusknoop de elektrische prikkel heeft afgegeven verspreidt deze zich over de spiercellen in de boezems naar de AV-knoop. AV-knoop De groep cellen van de AV-knoop ligt midden in het hart op de grens tussen boezem en kamer. Deze cellen hebben een bijzondere eigenschap: zij kunnen een elektrische prikkel afremmen. De AV-knoop is een soort verdeelstation en zorgt ervoor dat de kamers net iets later samentrekken dan de boezems. Na de AV-knoop volgt de elektrische prikkel zijn weg langs de bundel van His naar de linker en een rechterbundeltak. Deze vertakken zich zich tot Purkinjevezels. Hierdoor trekken de kamers samen. Antwoorden opdrachten opdracht 1 33 Opdracht 2 De cursisten gaan bij zichzelf en elkaar de hartslag meten, in rust en bij inspanning. De cursisten moeten hierbij in groepjes van 2 werken, de uitslagen moeten ze vergelijken bij elkaar. Opdracht 3 Hierbij moeten de cursisten hun theorieboek gebruiken “inleiding medische kennis” en de volgende vragen beantwoorden. 1: Wanneer is je hartslag te laag? Een hartslag in rust onder de 50 slagen per minuut is te laag. De medische benaming hiervoor is bradycardie. 2: wanneer is je hartslag te hoog? Een hartslag in rust van meer dan 100 slagen per minuut is te hoog. Dit wordt tachycardie genoemd. Tijdens inspanning kan uw hartslag wel oplopen tot 120 à 180 slagen per minuut. Dat is afhankelijk van leeftijd en conditie 3: wat is een normale hartslag? In rust is een normale hartslag bij een volwassene tussen 60 à 70 slagen per minuut. Als u in diepe slaap bent kan uw hartslag teruglopen tot ongeveer 50 slagen per minuut. Bij inspanning kan de hartslag oplopen tot 120 à 180 slagen per minuut. Dit is afhankelijk van uw leeftijd en uw conditie. 34 Workshop 2: Het aanleggen van een ECG Tijdsduur: 120 minuten Tijdens deze workshop krijgen de leerlingen uitleg over het ECG apparaat en de werking daarvan. De docent doet voor hoe de plakkers en knijpertjes moeten worden aangebracht en ook hoe de leerlingen ervoor kunnen zorgen dat er een goede meting wordt gedaan. Daarna gaan de leerlingen in drietallen oefenen met het maken een ECG, 1 speelt de rol van patiënt, 1 speelt de rol van assistente en de laatste is observant en vult het observatieformulier in. Dit formulier kunt u vinden op pagina 33. De leerlingen wisselen van rol als de handeling afgerond is. De docent loopt rond om te helpen als dat nodig is. Achtergrond informatie over het aanleggen van een ECG De ECG elektrodes Elektrische activiteit dat door het hart gaat, kan worden opgevangen door uitwendige (huid)elektroden. Het elektrocardiogram (ECG) registreert deze activiteit via deze elektroden die op verschillende plaatsen op het lichaam zijn bevestigd. In totaal worden 12 afleidingen berekend met behulp van 10 elektrodes. de extremiteitelektrodes: LA - linker arm RA - rechter arm N - neutraal, op het rechter been (= elektrisch aarde of nulpunt ten opzichte waarvan de elektrische spanning wordt gemeten, in theorie kan deze willekeurig op het lichaam geplaatst worden) F - voet, op het linker been (feet) de borstelektrodes: C1 - geplaatst in de 4e intercostaalruimte rechts van het borstbeen 35 - C2 - geplaatst in de 4e intercostaalruimte links van het borstbeen C3 - geplaatst halverwege tussen V2 en V4 C4 - geplaatst in de 5e intercostaalruimte in de mid-claviculairlijn C5 - geplaatst halverwege tussen V4 en V6 C6 - geplaatst in de axillairlijn op dezelfde hoogte als V4 De standaard en voorkeur voor de extremiteitelektrodes is enkele centimeters boven de enkels en polsen. Er bestaat ook een zogenaamde Mason–Likar plaatsing waarbij de elektrodes op de schouders en heupen geplaatst worden. De proximale plaatsing wordt vaak toegepast in de ambulance en de zo gemaakte ECG's zijn geschikt voor ischemie-detectie. Bij proximale plaatsing moeten de elektrodes niet boven de iliacale botten uitkomen. Proximale plaatsing is ook geschikt voor patiënten met geamputeerde ledematen. De 4e intercostaalruimte is als volgt makkelijk te vinden: zoek met de vingers de bovenkant van het borstbeen op en ga ongeveer 2-5 cm naar beneden, hier bevindt zich een richel, het manubrium sterni. Ga nu naar de linkerrand van het sternum. Hier zit de tweede rib. Laat de vingers over de tweede rib naar beneden glijden. Ze vallen nu in de 2e intercostaalruimte. Ga nu 2 intercostaalruimtes naar beneden om bij de vierde intercostaalruimte te komen. De voorwandsafleidingen worden vaak slordig geplaatst en dit kan aanleiding zijn voor belangrijk interpretatiefouten. Bij vrouwen worden de borstelektrodes C3-C5 onder de linker borst geplaatst. Ook indien de borsten omvangrijk zijn of hangend. Hoewel er publicaties zijn die aantonen dat plaatsing boven op de borst mogelijk minder plaatsingsartefacten geeft is dit vooralsnog niet algemeen geaccepteerd. Om het vergelijken met eerdere ECG's te vergemakkelijken heeft het plaatsen onder de borst de voorkeur. Een consensus over elektrodeplaatsing geeft uitgebreidere adviezen over de juiste techniek. Met behulp van deze 10 elektrodes kunnen dus 12 afleidingen uitgeschreven worden. Er zijn 6 extremiteitsafleidingen en 6 voorwandsafleidingen. De werking van het ECG-apparaat Er zijn veel verschillende ECG apparaten op de markt, goede tip is om de gebruiksaanwijzing van het apparaat bij u op school te gebruiken om uitleg te geven oer de werking. Een goede meting Een goede meting is afhankelijk van een aantal factoren. 1. Plaatsing van de elektrodes 2. Patiënt mag niet bewegen 3. Patiënt mag niet praten Tot slot Vertel de leerlingen dat het niet nodig is dat zij de uitdraai van het ECG apparaat kunnen aflezen, dit is namelijk zeer complex en absoluut een taak van de arts. De taak van een assistente is er voor te zorgen dat de handeling goed uit gevoerd wordt en de patiënt vriendelijk behandeld wordt. 36 Het aanleggen van een ECG Voorbereiding 1. vertel de patiënt: - Welke handeling er plaats gaat vinden - Wat het doel is van de handeling - Hoe de handeling plaatsvindt 2. zet de benodigde materialen klaar: - ECG apparaat (voldoende papier op rol?) - Geleidingsgel - Pen, kaart patiënt - Bekkentje - Papieren handdoekjes - Behandelbank voorzien van schone onderlaag - Zorg voor goede temperatuur van de omgeving 3. begeleid de patiënt naar de ruimte waar de handeling plaatsvindt en zorg voor privacy 4. laat de patiënt bovenlichaam, polsen en enkels ontbloten (schoenen uit) 5. laat de patiënt plaatsnemen op de bank 6. was je handen Uitvoering 7. elektroden bevestigen met voldoende geleidingsgel op de juiste plaatsen. - Elektroden op de polsen - Elektroden op de enkels - C1: vierde intercostale ruimte rechts van het sternum - C2: vierde intercostale ruimte links van het sternum - C3: tussen C2 en C4 - C4: vijfde intercostale ruimte op denkbeeldige lijn vanaf de helft sleutelbeen naar beneden - C5: naast C4 op denkbeeldige lijn voorste okselplooi naar beneden - C6: naast C5 op denkbeeldige lijn midden oksel naar beneden. 8. vraag de patiënt stil te liggen 9. zet het apparaat aan 10. maak een ijkblokje ( instellen op manual, druk op start, druk op 1 mv knop, zet op stop). 11. Vraag aan patiënt om niet te praten tijdens de meting. 12. Maak het ECG: 37 - Knop op “auto” voor automatische registratie van alle afleidingen. - Knop op “manu” voor registratie per afleiding. 13. als ECG goed is afgenomen, elektroden verwijderen. 14. Gel van het lichaam verwijderen met papieren handdoek 15. patiënt zo nodig helpen aankleden en opstaan van de behandelbank. 16. gegevens noteren op strook 17. patiëntenkaart invullen 18. patiënt inlichten over hoe en wanneer de uitslag. Afronding 19. reinig de elektroden 20. schakel het apparaat uit. 21. ruim de spullen netjes op. 22. verschoon de behandelbank. 23. was je handen. 38 Prestatie: Als de leerlingen beide workshops hebben gevolgd en zelf de vaardigheid geoefend hebben zijn ze klaar om beoordeeld te worden op het aanleggen van een ECG. Het is de bedoeling dat de leerlingen zelf aan de docent vragen om beoordeeld te worden. Het beoordelingsformulier voor het aanleggen van een ECG staat hieronder. Beoordeling ECG Naam deelnemer ____________________________________ Naam docent ____________________________________ Uitvoeren van ECG Beoordelingsaspect De deelnemer kan een ECG uitvoeren Indicatoren 1. Haren vast, jas dicht, sieraden af 2. Was je handen voor de handeling 3. Informeer de handeling op juiste wijze 4. 6. Sluit de cardiograaf op de juiste wijze aan. c. Stekker in het stopcontact d. De juiste kabel aan de juiste elektrode De cardiograaf is bedrijfsklaar, papiertransport is mogelijk, schrijver in het midden Waarborgt de privacy van de patiënt 7. De patiënt heeft de juiste houding 8. Enkels en polsen zijn ontbloot, sieraden af 9. Bovenlichaam is ontbloot 5. Klas _______________ V O Opmerkingen 10. Voldoende geleidingsmiddel tussen huid en elektroden 11. De elektroden zijn op de juiste plaats op enkels en polsen geplaatst 12. De C elektroden zijn op de juiste plaats op het borstkas geplaatst 13. IJkblokje is correct 14. ECG is correct gemaakt 15. Noteert de gegevens van de patiënt op het ECG 16. Verwijderd elektroden en reinigt de huid van de patiënt 17. Reinigt de elektroden en ruimt materiaal op 18. Informeert de patiënt over het vervolg (wanneer en door wie wordt de uitslag gegeven) 19. Heeft ordelijk gehandeld. Normering: punt 2 t/m 19 moeten allemaal als voldoende beoordeeld zijn. 39 Prestatie 2 Voor deze prestatie is het de bedoeling dat leerlingen een voorlichting organiseren over obstipatie. De opdracht is als volgt: Opdracht: - Organiseer een voorlichtingsmiddag op school over obstipatie. - Er moet een planning gemaakt worden. - Er moeten uitnodigingen gemaakt en verstuurd worden. - Er moeten minimaal 10 personen komen. - Er moet een lokaal geregeld worden. - De voorlichting moet voorbereid worden ( deze moet er aantrekkelijk uitzien, en goed voorbereid zijn je mag niet voorlezen van een papiertje) - De voorlichtingsmiddag moet minimaal 1 uur duren. - Er moet interactie zijn met het publiek. - Ontwikkel een feedbackformulier voor het publiek. - Houd een logboek bij. Om de leerlingen de juiste theorie mee te geven, geeft de docent een workshop over obstipatie. De achtergrondinformatie kunt u hieronder en op de volgende pagina’s vinden. Beoordeling van de prestatie: De cursisten worden getoetst op hun eigen geschreven uitgebreide reflectie over het proces en hun eigen handelen binnen de groep. Achtergrondinformatie Eén op de drie Nederlanders heeft weleens last van verstopping (ook wel obstipatie of constipatie genoemd). Er is sprake van verstopping als iemand minder dan 3 keer per week ontlasting produceert of als dit alleen lukt door hard te persen. Ons eten wordt in het spijsverteringskanaal verteerd. Tijdens dit proces wordt er ook vocht aan de voedselbrij onttrokken. Met name in de dikke darm wordt er veel vocht aan de voedselbrij onttrokken en vervolgens naar de endeldarm doorgevoerd. Dan heet de voedselbrij ontlasting en is klaar om het lichaam te verlaten. Als de voedselbrij te lang in de dikke darm blijft, wordt er teveel vocht aan onttrokken en wordt het moeilijker om te poepen. Hoe vaak iemand precies naar het toilet moet voor de grote boodschap, verschilt van mens tot mens. Sommige mensen gaan meerdere keren per dag naar het toilet, anderen één keer per 2 dagen. De meest voorkomende klachten bij verstopping: Harde, droge ontlasting Slechts één of twee keer per week ontlasting Poepvegen; langs de harde ontlasting in de darm kan zachte ontlasting weglekken. Dit wordt ook wel overloopdiarree genoemd Pijn bij het poepen; harde, dikke ontlasting kan scheurtjes en kloofjes in de anus veroorzaken. Als daar weer ontlasting langskomt kan dit een branderig gevoel veroorzaken. Het gevoel na de stoelgang nog steeds te moeten poepen 40 Aambeien; als er regelmatig sprake is van verstopping en hard persen, kunnen er aambeien ontstaan. Deze kunnen pijnlijk zijn en bloedverlies veroorzaken. Verstopping kan ontstaan als de voedselbrij te lang in de dikke darm zit. Daardoor wordt er teveel vocht onttrokken aan de voedselbrij en dit leidt tot harde, droge ontlasting. Meestal wordt de verstopping veroorzaakt door verkeerde leef- en eetgewoontes. Te weinig lichaamsbeweging, onvoldoende drinken of vezelarme voeding. Vaak ligt een combinatie van deze factoren ten grondslag aan de verstopping. Het uitstellen van toiletbezoek is ook niet goed voor de ontlasting. Als je toiletbezoek lang uitstelt, ondanks aandrang, kan dit ook tot harde ontlasting leiden. In de endeldarm droogt de ontlasting namelijk nog uit. Geneesmiddelen kunnen verstopping als bijwerking hebben. Voorbeelden van geneesmiddelen met dergelijke bijwerkingen zijn kalmerende middelen (tranquilizers), slaapmiddelen, staalpillen en het langdurig gebruik van laxeermiddelen. Een enkele keer wordt verstopping veroorzaakt door een ziekte of aandoening: bijvoorbeeld dikke darm poliepen, depressie of schildklierafwijkingen. Een andere mogelijke oorzaak is het prikkelbare darm syndroom. De klachten wisselen hierbij vaak tussen obstipatie en diarree. Wat kun je zelf doen bij verstopping (obstipatie) Gezonde, gevarieerde en vezelrijke voeding is belangrijk voor een goede stoelgang. Het is het beste om dagelijks iets te eten uit alle groepen van de ‘schijf van vijf’. Vezelrijk eten Gezonde voeding moet zeker voldoende vezels bevatten. Volkorenbrood, groente en fruit bevatten veel vezels. De vezels in de verschillende voedingsmiddelen verschillen van elkaar, dus het is het beste om regelmatig ook vezelproducten te variëren. Vezels zijn onder te verdelen in twee groepen: oplosbare en niet-oplosbare vezels. Oplosbare vezels komen onverteerd in de dikke darm terecht waar ze door de darmbacterieën bewerkt worden. De stoffen die hierbij vrij komen, stimuleren de werking van de darmen. Oplosbare vezels ziten vooral in groente, fruit en peulvruchten. Niet-oplosbare vezels komen ook onverteerd in de dikke darm terecht, maar gaan daar als een soort spons werken. Ze nemen veel vocht op en zorgen op deze manier voor meer en zachtere ontlasting. De niet-oplosbare vezels zitten vooral in volkorenbrood, muesli en graanproducten. Vezelrijke voeding moet minstens 30 tot 40 gram voedingsvezels per dag bevatten. Als het moeilijk is om aan vezelrijke voeding te komen, dan kan dit aangevuld worden met zemelen of tarwekiemen, of met ontbijtgranen of vezelpreparaten (via apotheek of drogist). Voldoende drinken Zeker bij vezelrijke voeding is het belangrijk om voldoende te drinken. Tenminste anderhalve tot twee liter vocht per dag. Vezels nemen veel vocht op en als je te weinig drinkt, zwellen de vezels 41 onvoldoende op. De ontlasting is dan niet zacht genoeg om prettig het lichaam weer te kunnen verlaten. Een kopje koffie of thee is ongeveer 125 ml vocht. Een beker melk of glas fris is meestal 150 ml. Ook een schaaltje vla en een bord havermoutpap bevatten veel vocht. Opgeteld moet het dus anderhalf tot twee liter per dag zijn (2000 ml). Meer bewegen Lichaamsbeweging is goed voor de algehele conditie, zowel lichamelijk als geestelijk, en bevordert bovendien de darmwerking. Een half uur per dag stevig wandelen is al voldoende. Tennissen, fietsen, zwemmen of een andere sport is natuurlijk ook prima. De ontlasting niet ophouden Zodra je aandrang voelt, moet je eigenlijk meteen naar het toilet gaan. Anders bestaat de kans dat de ontlasting indroogt en harder wordt. Vermijd ook hard persen. Als het niet lukt, kun je het beter na een poosje weer proberen. Probiotica Probiotica zijn levende bacteriën die zitten in verschillende probiotische zuiveldrankjes. Deze kunnen helpen bij bepaalde darmklachten, zoals verstopping. Ze zijn echter niet bewezen effectief bij obstipatie. Behandeling van verstopping (obstipatie) Bij verstopping zal de arts altijd eerst proberen te behandelen zonder medicijnen. Het eerste advies is meestal om toe te geven aan het aandranggevoel. Daarnaast is voldoende vochtinname belangrijk en voldoende vezelinname. Ook beweging is goed voor de darmperistaltiek (het bewegen van de darmen). Eventueel kan de huisarts vezelpreparaten voorschrijven, als u niet voldoende vezels aan uw dieet kunt toevoegen. Helpt dit niet, dan zijn er verschillende behandelingen mogelijk met medicijnen. Als de arts een vermoeden heeft van een andere onderliggende oorzaak (ziekte), dan zal hij u eerst verder (laten) onderzoeken. Medicamenteuze behandeling Behandeling van verstopping met medicijnen heeft als doel om de ontlasting te verzachten en zacht te houden, of om de darmwand aan te zetten tot meer beweging. De medicijnen kunnen opgesplitst worden in bulkvormers (volumevergroters) en laxeermiddelen. Bulkvormers zijn middelen die dezelfde eigenschappen hebben als voedingsvezels. Je moet hier veel bij drinken, omdat ze anders averechts kunnen werken. Laxeermiddelen kunnen opgedeeld worden in osmotische laxeermiddelen en contactlaxeermiddelen. Osmotische laxeermiddelen (zoals lactulose) voorkomen dat de darm het water absorbeert, zodat het watergehalte van de ontlasting toeneemt. Hierdoor wordt de ontlasting zachter en neemt ook het volume toe. Ten gevolge hiervan wordt de darmactiviteit gestimuleerd en kan zachtere ontlasting gemakkelijker worden uitgeperst. Er zijn ook laxeermiddelen die de darmwand prikkelen om te gaan bewegen. Deze contactlaxeermiddelen, zoals bisacodyl, trekken vloeistof aan in de dikke darm en stimuleren de natuurlijke darmbeweging. Hierdoor wordt de ontlasting dunner en kunnen de darmen deze beter voortstuwen. Er is inmiddels veel 42 praktijkervaring met deze middelen, maar wetenschappelijke onderbouwing voor het gebruik ervan onderbreekt nog. In uitzonderingsgevallen kan de huisarts een klysma of lavement adviseren met lauw water. Dit maakt de darm schoon en ruimt de ontlasting op. Tips bij verstopping Eet gezond, gevarieerd en vezelrijk Beweeg dagelijks! Veel bewegen (dagelijks een half uur stevig wandelen) is goed voor de darmbeweging Ga meteen naar het toilet als je aandrang voelt Probeer elke dag op dezelfde tijd op het toilet te gaan zitten en zo tot een regelmatige stoelgang te komen. Je kunt bijvoorbeeld iedere dag de krant op het toilet lezen met een kopje koffie erbij Wees voorzichtig met laxeermiddelen die prikkelen, deze mogen niet langdurig gebruikt worden zonder eerst een arts te raadplegen Drink voldoende, bij voorkeur 2 liter per dag Vermijd hard persen. Te hard persen kan aambeien veroorzaken, wat de stoelgang nog onprettiger kan maken Probeer een probiotische zuiveldrank; verkrijgbaar in het gezonde zuivelschap van de supermarkt Bron http://www.obstipatie.nl/content/verstopping/tips.asp 43 Reflectieformulier voor de leerling In sommige gevallen kan het wenselijk zijn dat de leerling na de opdracht een reflectieformulier invult over het eigen handelen. Wij gaan er als ontwikkelaars van uit dat de docent het beste kan inschatten wanneer de leerlingen zo’n formulier moeten invullen. Het formulier op de volgende pagina kan voor iedere vaardigheid worden gebruikt. Op dat formulier kunnen de leerlingen onder andere invullen hoe zij vinden dat ze de vaardigheid hebben uitgevoerd maar ook kunnen ze zichzelf een beoordeling geven en deze motiveren. 44 Reflectieformulier ‘eigen handelen’ Naam cursist: Klas: Datum: 1. Hoe vond je de uitgevoerde vaardigheid? __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 2. Wat ging er volgens jou goed? Noem drie dingen. __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 3. Wat ging er volgens jou minder goed? Noem twee dingen. __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 4. Wat ga je volgende keer anders aan pakken? __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 5. Hoe ga je dat doen? __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 6. Wat heb je geleerd van het uitvoeren van de vaardigheid? Noem drie dingen __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 45 7. Wat voor eindbeoordeling zou je jezelf geven als je terugkijkt op het uitvoeren van de vaardigheid? Omcirkel de eindbeoordeling en leg uit waarom je deze beoordeling verdient. Goed Voldoende Matig Slecht __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ 46