Hoe zitten de hersenen in elkaar? Hoe werken onze hersenen? Hersenen vormen het centrale deel van ons zenuwstelsel. Dit centrale deel is te vergelijken met een telefooncentrale. Zenuwvezels worden samen gebundeld tot zenuwen en voeren allerlei berichten naar deze centrale. Die berichten worden bekeken en sommigen worden meteen uitgevoerd. In de volgende situaties reageer je direct op de berichten: We rennen snel weg als we een gevaarlijk beest zien en we sluiten onze ogen als er water in komt. In de schors van de grote hersenen zit ons denkvermogen, ons geheugen en ons gevoelsleven. Soms hebben we helemaal geen tijd om goed na te denken. Als we bijvoorbeeld met onze hand iets aanraken dat heet is, moet de hand onmiddellijk worden teruggetrokken. Zo'n reactie buiten ons bewustzijn, het gebeurt zondert dat je het in de gaten hebt, om noemen we een reflex. Het lichaam reageert dan al voordat er vanuit de hersenen een opdracht aan de spieren is gegeven. De hersenen van een volwassen mens wegen ongeveer 1,4 kilo en er zijn wel veertienbiljoen cellen. De snelste berichten worden door de zenuwen overgebracht met een snelheid van 400 kilometer per uur. De hersenen zijn de computer van ons lichaam. Ze regelen het denken, bewegen, zien, voelen, horen en het geheugen. Maar ook de lichaamstemperatuur, aanmaak van hormonen, ademhaling en hartslag. Onze hersenen zien eruit als een walnoot. Door alle kronkels hebben ze een grote oppervlakte, met plaats voor miljarden zenuwcellen. Die zenuwcellen sturen boodschappen over en weer en van en naar het lichaam. De hersenen bestaan uit drie hoofddelen. De grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam: De grote hersenen liggen onder de schedel. Ze regelen dat we kunnen denken, zien, proeven, ruiken, voelen en spreken. Ze gaan ook over onze emoties en ons bewustzijn. De kleine hersenen zitten onder de grote hersenen. Ze zorgen ervoor dat we kunnen bewegen en dat we ons evenwicht bewaren. En dankzij de kleine hersenen hoef je niet steeds na te denken over dingen die je vaak doet, zoals fietsen. De hersenstam verbindt het ruggenmerg met de hersenen. De hersenstam regelt allerlei lichaamsprocessen die je niet bewust hoeft te doen, zoals de spijsvertering, ademhaling, bloedsomloop, slapen en wakker worden, en reflexen. Deze drie delen zijn weer opgedeeld in kleinere stukjes. Zo bestaan de grote hersenen uit vier kwabben en een aantal kernen. En buiten de drie grote onderdelen hebben de hersenen ook nog losse gebiedjes en centra. Alles bij elkaar zijn de hersenen een ingewikkeld orgaan, dat heel belangrijk is voor het lichaam. Een klein foutje kan grote gevolgen hebben. Maar de hersenen lossen ook zelf problemen op. Cellen nemen dan taken van elkaar over. Daardoor is het vaak mogelijk om na een hersenbeschadiging toch voor een deel te herstellen. Dat kost wel veel tijd en geduld. We weten ongeveer welk deel van de hersenen wat doet. En ook dat de meeste hersendelen meer taken samen doen. Maar we weten nog lang niet alles van onze hersenen. Breinleren Wist je dat… •Leren niets anders is dan het aanleggen van neurale netwerken? (geheugensporen). Voor het leren is het van belang is deze sporen te verstevigen. •Verschillende soorten informatie in verschillende hersencircuits (geheugentypen) worden opgeslagen? Deze geheugentypen verschillen sterk en daarmee ook de leerstrategieën die nodig zijn om informatie op te slaan. Om vaardigheden te leren ( procedureel geheugen) is bijvoorbeeld veel oefening nodig, terwijl gebeurtenissen direct worden opgeslagen in het episodisch geheugen, vooral wanneer er een sterke emotie aan verbonden is. •Het korte termijn geheugen een tijdelijk opslagcapaciteit heeft van ca 7 items? Door die informatie actief te houden kan de informatie worden opgeslagen in het lange termijn geheugen. Clustering of zinvolle ordening van informatie helpt items te onthouden. •Informatie beter wordt opgeslagen in het lange termijn geheugen wanneer de informatie tijdens meerdere tijdstippen wordt opgenomen en niet in een keer? •Geheel nieuwe informatie meer druk op het werkgeheugen geeft en er snel een ‘capaciteitsprobleem’ kan ontstaan? Van belang is daarom het benadrukken van het verband met de al aanwezige informatie (de al bestaande geheugenpaden). •Mensen het begin en het einde van een presentatie of een bijeenkomst het beste onthouden? •Afstekende informatie beter blijft hangen? Welk woord onthoud je bijvoorbeeld het best in het rijtje van kan-kom-kar-vloer-kaars-totempaal? •Gebeurtenissen met context worden opgeslagen? Deze context is dan een ‘cue’ voor het terugvinden van de herinnering, daarbuiten is het ophalen van het geleerde veel moeilijker. Bij trainingen is het daarom van belang om verschillende contexten te stimuleren, waardoor het geleerde beter opgehaald kan worden. •Hersenen pas volgroeid zijn rond het 22ste levensjaar? Op die leeftijd is een mens het intelligentst (cognitief), het brein is dan net af. Het laatste gebied dat zich ontwikkelt is de prefrontale cortex, de functie die planning en empathie stuurt. Interessant is dan wel de vraag in hoeverre je studenten onder de 22 zelfstandig hun onderwijs moet laten plannen….