The classic moral panic: Mods and Rockers Een paniek over wat er gebeurde met de Britse jeugd in de jaren 60 was de aanleiding voor de eerste sociologische analyse van een morele paniek. Er ontstonden twee groepen: the Mods en the Rockers (gebaseerd op kleren, levenstijl,…) Het aanpassen van een model van de stadia van de ontwikkeling van bepaalde vormen van collectief gedrag afgeleid uit studies van ramp gedrag, noemde Cohen de initial deviation of impact phase. Dit werd gevolgd door de inventory fase, waarin waarnemers de balans opmaken van wat zij geloven dat er gebeurd is. De belangrijkste factor was op welke manier de situatie werd geinterpreteerd en voorgesteld door de massa media want het is op deze manier dat de mensen het ontvangen. Reacties vinden plaats op basis van deze bewerkte of gecodeerde beelden. Cohen laat zien dat de media presentatie van de Mods en Rockers cruciaal was in het bepalen van de latere stadia van reacties. De media inventory van het incident was geanalyseerd door Cohen onder drie rubrieken: 1) Overdrijving en verdraaiing - de ernst van de situatie werd overdreven - de sensatie gebonden berichtgeving (headlines, taalgebruik,…) - gebruik van algemeen meervoud (als een raam was ingeslagen ramen) 2) Voorspelling - de gebeurtenis zou door ergere gebeurtenissen gevolgd worden 3) Symbolisatie - symbolen worden van hun neutrale connotaties gehaald: een woord (Mod/ Rocker) wordt een symbool van een bepaalde (deviante) status Twee factoren determineren de presentatie van deviante inventarissen: de nood om nieuws te creëren + de selectieve en inferentiële structuur van de nieuws-creatie. Social control agents and moral entrepreneurs (politiekers) De reactie van de controle cultuur werd onderscheiden door 3 gemeenschappelijke elementen: Diffusie Escalatie van maatregelen die te maken hebben met het probleem worden gereflecteerd door oproepen tot orde, ‘sterke maatregelen nemen’ Innovatie: introductie van nieuwe methodes om te controleren ‘Boundary confusion’: vijandigheid gevoeld door de middenklasse, die gefrustreerd waren en het meeste onder druk die het gedrag van de Mods en Rockers niet goedkeurde, maar er stiekem wel naar verlangde. Model van versterkende deviantie (deviancy amplification): 1) Initieel probleem 2) Initial solution 3) Sociale reactie 4) Control culture, exploitation en creatie van stereotypen 5) Polarisatie en versterkende deviantie 6) Stereotypes worden bevestigt TEKST 2: Ownership, structure and size Eigendom, structuur en omvang Na de “grote depressie” begonnen bedrijven te investeren in de culturele industrie. De 2 belangrijkste gebruikte strategieën gebruikt door de groeiende ondernemingen zijn : conglomeratie en verticale integratie. Onder ”conglomeratie” verstaan we dat een groot bedrijf uit verschillende divisies bestaat die niet rechtstreeks met elkaar in verband staan en onder “verticale integratie” gaan bedrijven een volgende stap in de productiefase zelf uitvoeren. Dit heeft tot gevolg dat er een marktconcentratie ontstaat en dat kleinere firma’s minder belangrijk worden. De cultuurindustrie heeft uiteraard ook zijn invloed op de nationale economie en heeft het risico dat cultuur een koopwaar (geldelijk) wordt dat niet voor iedereen beschikbaar is. Bezit en bedrijfsstructuur : groot wordt groter Na de grote depressie (1980) ontstond de trend van conglomeratie waar ondernemingen groter en sterker werden door samensmeltingen en verwerven van firma’s . Op deze manier kwamen er steeds minder grote spelers in de culturele industrie (vooral omroepen – broadcasting). Tijdens de Wall street crash ( okt ‘87) kwamen er maatregels om overnames te ontmoedigen maar deze maakten geen einde aan de groei van grotere firma’s (bv Sony dat CBS-records overnam). Vanaf 1995 kreeg de Amerikaanse economie een boost waarbij er een stijging van de lonen kwam en er een toename van consumptie en een toename van schulden was. Gevolg : meer reclame voor de culturele industrie, nog meer overnames en samensmeltingen van firma’s en het gevoel dat de wereld geen grenzen meer had (op informatief niveau). Dit alles had tot gevolg dat eind 1990 een kleine groep van ondernemingen obv inkomstenleiders waren in de culturele industrie. De structuur van deze ondernemingen veranderen geregeld onder invloed van samensmeltingen en overnames. Midden 2006 vinden we 7 mega ondernemingen met de grootste invloed in Amerika en Europa. Naast deze 7 grote, vinden we een aantal tweedelijns ondernemingen die regionaal werken en die we in Noord Amerika, Europa en Japan terugvinden. Samen bepalen deze 7 eerstelijns en de tweedelijns ondernemingen bepalen het culturele landschap. Bedrijfsstrategie : conglomeratie Conglomeratie is een belangrijk kenmerk van de complexe structuur in de culturele industrie. Niet-culturele industrieën begonnen zich vanaf 1960 in te kopen in de culturele industrie. Synergie werd belangrijk : effect van samenwerking dat groter is dan wat de afzonderlijke partijen in totaal bereikt zouden hebben. Bijvoorbeeld de hardware/software synergie waar Sony (elektronica) een platenfirma opkocht (CBS records). Deze samensmeltingen werden echter als een mislukking beschouwd omdat er een groot verschil was tussen bv Japanse en Amerikaanse cultuur We onderscheiden 3 grote vormen van synergie-gebaseerde vormen van conglomeratie : - Media-conglomeratie (news cooperation) Vrije tijd en media (disney en disney –land) Informatie/communicatie conglomeratie (media en internet) Belangrijk is het vrijgeven van de markt voor omroepen waarbij verschillende sectoren zoals radio, TV, kabel beschikbaar werden voor investeerders en conglomeratie. Dit is het ontstaan van oligopolie in de culturele industrie Een nadeel van deze conglomeratie is dat er een verlies is van objectiviteit en professionalisme in de verslaggeving en een verlies van artistieke waardes ten voordele van commerciële doeleinden. Bedrijfsstrategie : verticale integratie Het beste voorbeeld van verticale integratie is Disney : ze bezitten de rechten op hun films, muziek en de figuren maar brengen ook zelf deze producten op de markt. Het bezit ook themaparken, hotels en zijn eigen omroepkanaal. Disney werd niet de belangrijkste culturele onderneming door zijn omvang maar wel omdat het begrepen had dat de productie en de distributie van zijn producten in eigen bezit moest zijn. 1990-2001) PSB : Program Specification Block Verticale integratie werd aangemoedigd in Europa en ontmoedigd in USA tot 1990 (onafhankelijke programmamakers). Verticale integratie is geen constant proces maar een variabel proces afhankelijk van de verschillende industrieën en de veranderingen van die industrieën dooreen de tijd Is er een concentratie van de culturele markt en is die van belang In onderzoek in USA naar de concentratie van de culturele markt is gebleken dat zowel voor muziek, film, radio-omroepen en kabel , de markt in handen is van enkele firma’s . De marktconcentratie is wel afhankelijk van de historische periode. Voor kabel is er echter duidelijk een oligopolie (monopolie van enkele grote firma’s) In Europa zijn de concentraties vooral op te merken in de boekenwereld, kranten en televisie tot de jaren 80. Daarna was er een verdunning van de marktconcentratie. Gebleken is dat het bijna niet de bewijzen is dat er een toename van de marktconcentratie is sinds eind ‘70. Als we praten over marktconcentraties wordt dit een politieke kwestie omdat oligopolie als het kapitalisme kan beschouwd worden. De blijvende aanwezigheid van kleine firma’s Ook al wordt de culturele industrie gedomineerd door een aantal grote firma’s, toch is er steeds een toename van kleine onafhankelijke vennootschappen (weinig personeel) die nadrukkelijk aanwezig zijn in de debatten over cultuur. Dit kan verklaard worden door het feit dat de eerste fase van een tekst kleinschalig en op zich goedkoop is en autonoom kan plaatsvinden. Bv: educatieve CD-ROM - freelancers - desintegratie : bv catering, technische steun voor grote productiehuizen De aanwezigheid van kleinere firma’s is zeker van belang voor de vernieuwing omdat men vooral in muziek en film een alternatieve manier wenst om hun ding te doen en dit kan bij autonome onafhankelijke kleine firma’s Onderlinge afhankelijkheid en bondgenootschap Een belangrijke verandering die plaats had vanaf 1970 is dat grote en kleine ondernemingen onderling afhankelijk zijn van elkaar. Grote firma’s gaan de kleinere onderneming in onder aanneming gebruiken. De grote firma’s gaan fungeren als financier en distributeurs voor de kleinere firma’s op de zelfde wijze als ze hun eigen producties behandelen. Velen vrezen dat onderlinge afhankelijkheid wel eens een einde zou kunnen maken aan de alternatieven die de kleine firma’s konden geven. Waar de cultuur-firma’s elkaars concurrenten zijn, gaan ze op hetzelfde moment met elkaar een pact sluiten om risico’s en teveel competitie te vermijden. Is de culturele industrie groter aan het worden? De cijfers bewijzen dat de culturele industrie groter en belangrijker wordt en daarom van zeer groot belang zijn voor de nationale economie. Dit is waar de relatie tussen cultuur en politiek belangrijk is en is de key topic van het hele boek Culturele industrie in de moderne economie Voor regeringen is de culturele industrie een nieuwe bron van tewerkstelling. De culturele industrie wordt door verschillende bronnen in verschillende mappen onderverdeeld gaande van juwelenfabricatie tot amusement parken enz Voor de schrijver gaat dit echter te uitgebreid en hij wil een beperkte definitie van cultuur : volgens hem start het allemaal bij een geschreven tekst. Het verschil in opvatting van het begrip cultuur in verschillende landen maakt het moeilijk vergelijkingen te maken en de cultuur in verschillende economieën te plaatsen Globaal bekeken Duidelijk is dat de culturele industrie hedendaags belangrijker geworden is dan in het verleden. Het is echter wel duidelijk dat de culturele industrie nog zeker niet bij de grootste ondernemingen ter wereld (algemeen) terug te vinden is (1ste plaats : General Motors, 100ste plaats : Time warner) Verdere commodificatie (aspecten van menselijk handelen worden uitgedrukt in geldwaarde) Door de industrialisering van cultuur zal commodificatie nog meer toenemen en daarom zal “vrije” cultuur moeilijker en moeilijker zijn : kapitalistische kant van cultuur. Er wordt soms vergeten hoeveel werk er schuilt in het eindproduct dat wij ervaren en dit door de commodificatie. Door de commodificatie zal ook een deel van cultuur verloren gaan omdat de grote en rijke ondernemingen (oligopolies) door merchandising hun producten beter kunnen verkopen Tekst 4: ‘Be who you want to be’?: Commodified Agency in Online Computer Games INTRODUCTIE In de moderne industrie zien we steeds meer individualism: youtube, iPad, mySpace. User-generated content = Web 2.0 (vb youtube en facebook) ‘participerende cultuur’: macht, persoonlijke autonomie en controle over de mediainhoud staan centraal De productiemiddelen worden overgedragen aan een geëmancipeerd, kritisch publiek. Dit maakt zelfexpressie van het individu gemakkelijker. Computerspellen zijn een goed voorbeeld van deze trend naar individualisatie. De innerlijke drang naar autonomie heeft gezorgd voor de ontwikkeling van Massively Multiplayer Online Role-Playing Games (MMORPGs) (= virtuele werelden zoals bijvoorbeeld ‘World of Warcraft’) aangezien men zichzelf hierin kan uiten en dromen en fantasieën kan verwezenlijken. ZELF-EXPRESSIE IN ONLINE COMPUTERSPELLEN Rollenspel-paradox = men kiest een gewenste rol, en komen op die manier paradoxaal dichter bij ‘wie ze zijn’ of ‘wie ze willen zijn’ = door de tussenkomst van rollenspel kan men zich beter uiten dan in de echte wereld Het internet werd rond de jaren ’90 al gezien al een ingebeelde plaats, die verder ging dan de vervreemdende krachten van de moderne maatschappij. Een rijk waar het individu letterlijk kan zijn wie hij wil zijn en zich ten volle uitdrukken (terwijl ze dit in het echte leven grotendeels moeten onderdrukken). Men kan experimenteren met zijn/haar identiteit en het menselijk potentieel ontwikkelen. De anonimiteit van ‘Multi-User Dungeons’ geeft mensen de kans om verschillende en vaak nog niet ontdekte aspecten van het eigen ‘zijn’ te uiten, om te spelen met de eigen identiteit, maar ook nieuwe identiteiten uit te proberen. De zoektocht naar bovennatuurlijke macht Het creëren van een avatar is een eerste stap voor de spelers in hun personalisatie en privatisering van de ‘game space’. Men ‘speelt’ het personage niet, men IS het personage. Het personage is geen Ander, maar een extensie en expressie van je Zelf aangezien de keuzes die je maakt in de creatie van je avatar gestuurd worden door je eigen subjectieve smaak en bijzondere beweegredenen. Over het personage spreken in de 1e persoon: ‘ik …’ Men speelt de persoon die men in het echte leven niet kan, maar wel wil zijn (= een geïdealiseerde identiteit). Bovendien wordt het onmogelijke mogelijk. De fantasieën verwezenlijken in het echte leven is onmogelijk omdat het fysiek onmogelijk of omdat het beschouwd wordt als ‘afwijkend’ of onbeschaafd in een socio-culturele context. In de wereld van het spel is het bovendien voor velen zeer aantrekkelijk dat er geen gevolgen komen op je (mis)daden. Het ‘systeem’ ontvluchten Er wordt ook gespeeld om de beperkingen en imperfecties van het gewone offline leven te ontvluchten. Men wil ontsnappen aan de beperkingen en verplichtingen van het alledaagse leven. Er zijn verschillende soorten: - Sociale instituties zoals school, werk en familie zien als een beperking van de vrijheid. Het staat in de weg van zelfexpressie; Cynisme over ontwikkelingen in de samenleving in het algemeen (kritiek op politici of commentaar op sterke focus op consumptie en technologie, …); Gevoelens van vervreemding en machteloosheid + een sterk verlangen naar escapisme (bijvoorbeeld door 9/11, de oorlog in Irak, …). ZELFEXPRESSIE PRODUCEREN IN ONLINE COMPUTER SPELLETJES Bijna alle spelers van World of Warcraft houden van de mogelijkheid om hun menselijk potentieel online te uiten d.m.v. rollenspel. Paradoxaal wordt deze ervaring het systeem te ontvluchten (voornaamste verkoopargument) gevormd, geproduceerd en ingeroepen door kapitalistische bedrijven zoals Sony en Microsoft. Marketing Agency (voorbeelden van reclameteksten in de reader) - - Nadruk op het verschil saaie werkelijkheid avontuurlijke virtuele wereld Betoverende narratief: Vaak (90%) in een mystieke en middeleeuwse setting: niet beïnvloed door rationalisatie en de ‘disenchantment of the world’ (Max Weber) Maar ook: Angelsaksische legendes, het Oude Egypte, Noorse mythologie of oriëntaalse cultuur. Weinig (maar bestaat ook): futuristische science fiction Bedrijven beloven de consument een onbeperkte keuze, macht en zelfexpressie Streven naar steeds meer keuzemogelijkheden is een bron van concurrentie tussen producenten Engineering Agency Bericht van de spelletjes giganten: wij vergemakkelijken ongelimiteerde macht in onze spelletjeswerelden en kansen tot zelfexpressie zoals die onmogelijk is in de echte wereld. Deze boodschap is echter te selectief en strategisch aangezien het de technologische en commerciële context achter deze vrijheidsbeleving niet vermeldt. Ervaring van ‘onderdompeling’: zorgt voor een vereenzelviging met de spelletjeswereld waardoor je vergeet dat je eigenlijk bezig bent met technologie. De ontwerpers zorgen dat de artificiële wereld als natuurlijk, intuïtief en vanzelfsprekend ervaren wordt. Een ‘sense of agency’ geven = de speler het gevoel geven dat hij/zij impact heeft op het verhaal of zelfs het verhaal zelf vormgeeft ‘emotioneering techniques’ = het grote geheel van technieken om voor de speler breedte en diepte van emoties te creëren in het spel of andere interactieve beleving. Het kan de speler onderdompelen in een bepaalde wereld of rol. vb. plottwist, relaties tussen spelers, symbolen gebruiken, relaties tussen spelers en NPCs, complexe situaties en personages creëren etc. Een ‘sense of agency’ is niet alleen iets wat in een kort moment beleefd wordt, maar ook iets wat versterkt kan worden in de loop der tijd. Men moet een gevoel krijgen van ontwikkeling van het personage en een gevoel van persoonlijke groei. Dit gebeurt aan de hand van de theorie van Skinner: in het begin ‘instant gratifications’ (vb. snel punten verdienen), waarna deze ‘beloningen’ systematisch en rationeel vertraagd worden naarmate het spel vordert. MMO = Virtual Skinner Box Samengevat komt het erop neer dat alles wat de gamer denkt zelf te toen en zelf controle over te hebben is eigenlijk (deels) voorgeprogrammeerd in het spel zelf. De ‘eigen creatie’ is een illusie, aangezien het eigenlijk de creatie van de ontwerpers is (die alle inhoud, inclusief de personages als hun intellectuele eigendom hebben). CONCLUSIE Debat rond nieuwe media is - Gedomineerd door de idee van een participerende cultuur Ingelicht door gebruikers die hun culturele vrijheid claimen van de culturele industrieën Gebaseerd op de idee van consumenten als machthebber over de productiemiddelen Gebaseerd op de idee van nieuwe media als een ‘vergemakkelijkend’, in plaats van een ‘bepalende’ agency. MAAR addertje onder het gras: - - Blind voor de sociale krachten die van toepassing zijn in de game wereld: het idee van macht, vrijheid en zelfexpressie in online computer games is een welgevormde, goed bewaarde en krachtige mythe. = pseudo-individualisme (Horkheimer en Adorno) Paradox: een duidelijke interesse vanuit de game industrie om mensen te doen geloven dat ze meer worden zoals ze ‘echt zijn’ door middel van online rollenspel, terwijl ze zich in werkelijkheid steeds meer identificeren met de gecommodificeerde spelletjeswereld. Men is “onder de betovering” van de culturele industrie waardoor men, in plaats van meer zichzelf the worden, het individu gereduceerd wordt tot een gestandaardiseerd (handels)waar. Tekst 5 / Les 9 oktober Neoliberalism and the Realities of Reality Television Auteur: David Grazian Reality-tv is de laatste 10 jaar niet meer weg te denken uit de populaire cultuur voor miljoenen Amerikanen. Het begon met 2 zeer succesvolle series in 2000: ‘Who Wants to Be a Millionaire’ en ‘Survivor’. Later werd ‘American Idol’ een van de populairste TV reeksen. Kritiek Reality-tv 1. 2. 3. 4. 5. is een bedrieglijke weergave van de realiteit is smakeloos heeft geen inhoud heeft het gemunt op een doelgroep die niet al te snugger is is een spiegelbeeld van de meest centrale beleidvorming in de Amerikaans politiek (de neoliberale agenda van het George W. Bush tijdperk) Neoliberalisme is een beleid van economische groei ontwikkeld tegen de Keynesiaanse benaderingen die de U.S.A. een monetaire en fiscale vorm hebben gegeven. Neoliberalisme kende z’n hoogtepunt tijdens het beleid van Bush. Neoliberale principes worden geassocieerd met 1. 2. 3. 4. een globale vrije markt deregularisering van de industrie verzwakking van vakbonden weigering van sociale bijstand en sociale dienstverlening 5. privatisering van staatsmiddelen Verband neoliberalisme & reality-tv? Lijkt onmogelijk, maar waarom werd het genre dan ontwikkeld door de entertainment industrie? Tv-studio’s introduceerden de eerste generatie van reality-tv programma’s als tegenreactie op de staking van de ‘Writers Guild of America’ (= een organisatie die enkele duizenden scenarioschrijvers vertegenwoordigt die actief zijn in de Amerikaanse film- en televisieindustrie.) Doel van de producenten: platform creëren die immuun was tegen vakbond tactieken. aangezien reality-tv geen behoefte heeft aan echte script, zijn dure en vertegenwoordigde schrijvers dan overbodig. idem voor acteurs (Screen Actors Guild). Deelnemers deden gratis mee en hun rechten werden niet beschermd door vakbonden. Waar werden de programma’s geproduceerd? In 3e wereldlanden waar het niet zo nauw wordt genomen met mensenrechten om het ‘business friendly’ te houden en om een ‘laissez-faire’ kapitalisme te bekomen. Er wordt geprofiteerd van globalisatie en de flexibiliteit van nationale die allebei mogelijk worden gemaakt door het neoliberalisme. Terwijl de productie van reality-tv de economische principes van het neoliberalisme hanteert, reflecteert het ook de neoliberale moraal. Bv. ‘Hell’s Kitchen’: kandidaten verblijven in het restaurant of de studio en mogen het terrein niet verlaten zonder supervisie. Ze worden ook nog eens voortdurend in de gaten gehouden door bewakingscamera’s. <-> Arbeiders in 3e wereldlanden die werken in wonen op eenzelfde plaats in slechte omstandigheden. <-> Deelnemers van ‘Survivor’ komen om van de honger terwijl heel de wereld meekijkt vanuit hun woonkamer. Ze hebben geen vakbond, dus kunnen ze ook niet in opstand komen, maar reality-tv acteurs worden niet eens gezien als werkers. o Competitieve programma’s zoals ‘Survivor’ volgen rechts-radicale waarden die de vrije markt theorie van de republikeinen volgen. Deelnemers van ‘Survivor’ moeten het opnemen tegen elkaar in een ‘winner-takes-it-all’ wedstrijd. Eerst moeten teamgenoten samenwerken en later stemmen ze elkaar eruit. Sociale ongelijkheid, individualisme en egoïsme. o Andere programma’s benadrukken dat het verlangen om te winnen boven hun samenwerking en loyaliteit moet worden gezet. Terwijl men wel zeer toegewijd moet zijn naar hun baas toe. o Shows zoals ‘The Biggest Loser’ benadrukken de schuld van de afvallers en vergeten de sociale contexten. Idem voor ‘Extreme Make-over: Home Edition’. o Vroeger kon men zich identificeren met de cast van reality-shows; nu gaat het meer om aantrekkelijke, domme deelnemers. Gaat men deze neoliberale realityshows achter zich laten in dit nieuwe decennium? Tekst 6: Encoding/decoding Stuart Hall Modellen 1) zender – boodschap – ontvanger KRITIEK: - te lineair - te veel concentratie op de berichtuitwisseling - houdt geen rekening met de complexe structuur van relaties 2) productie – circulatie/distributie – reproductie -> proces als complexe structuur -> Marx -> legt nadruk op het onderscheid tussen discursieve productie en andere types van productie in de samenleving en in de media (discursief = redenerend, logisch) DOEL: produceren van betekenissen en boodschappen door middel van codes binnen een syntagmatische keten van discours (syntagmatisch = de betekenis van een teken wordt deels bepaald door zijn grammaticale (of syntagmatische) relatie tot andere tekens binnen een bepaalde tekenstructuur) (discours = het communicatie proces waarbij structuren een tekstuele betekenis krijgen) In de discursieve vorm vindt de circulatie van het “product” plaats (vereist middelen en eigen sets van sociale relaties) EN ook de verspreiding naar het publiek HIERNA moet de discours vertaald worden in sociale praktijken zodat het circuit voltooid en effectief is. (Maar er kan altijd ruis optreden!) Stuart Hall: “If no meaning is taken, there can be no consumption. If the meaning is not articulated in practice, it has no effect.” Er zijn geen effecten zonder betekenissen die mensen aan de tekst geven. Het gaat over de INTERPRETATIE! De discursieve vorm van de boodschap heeft een bevoorrechte positie in de communicatieve uitwisseling EN de momenten van coderen en decoderen zijn bepalende momenten. “The event must become a story before it can become a communicative event” Productie construeert de boodschap -> het productieproces heeft zijn discursieve aspect en wordt omringd door betekenissen en ideeën. Philip Elliot: Het publiek is zowel de bron als de ontvanger van een televisieboodschap Marx: Circulatie en receptie zijn deel van het productieproces in televisie en worden opnieuw opgenomen, via een aantal feedbacks, in het productieproces zelf. Productie en receptie van televisieboodschappen zijn niet hetzelfde, maar ze zijn wel gerelateerd aan elkaar. Voor een boodschap een effect kan hebben moet het eerst worden gezien als een zinvolle discours en betekenisvol worden gedecodeerd Het zijn deze reeks van gedecodeerde betekenissen die effect invloed, entertainment,.. hebben Model Suart Hall: - Op een bepaald moment maakt de structuur gebruik van een code en levert een bericht - Op een ander moment wordt het bericht uitgebracht in de constructies van sociale praktijken via decodering - Meaning structures 1 en 2 zijn niet hetzelfde - De codes van codering en decodering zijn niet symmetrisch (graad van symmetrie de mate van begrijpen en misvatting) Programme as meaningfull discourse ENCODING Meaning structures 1 cultuurindustrie bepaalt wat voor teksten er/het zijn - Frameworks of knowledge ( kennis) - relation of production ( economische kant) DECODING Meaning structures 2 de code die in de tekst zit wordt gedecodeerd door de consument - Frameworks of knowledge - relation of production - technical infrastructure - technical infrastructure ( technische kant) Televisiebeeld - complex - Gevormd door de combinatie van 2 types van discours: het visuele en het auditieve - iconische tekens beschikt over een aantal eigenschappen van het “ding” dat het vertegenwoordigd - Het beeld dat we zien is niet het referent of het concept zelf Werkelijkheid bestaat buiten de taal, maar het is steeds gemedieerd door taal. Discursieve kennis is niet het product van transparante representatie van het “echte” in taal, maar is wel het product van het verwoorden van taal op de werkelijke verhoudingen en omstandigheden. er is geen begrijpelijke discours zonder de werking van een code (iconische tekens zijn daarom ook codes) Bepaalde codes zijn zo ingebed in een taal of cultuur dat ze niet geconstrueerd lijken te zijn => de codes zijn genaturaliseerd! Wat genaturaliseerde codes doen is de mate van gewenning geproduceerd wanneer er een fundamentele afstemming en wederkerigheid is tussen de coderingskant en de decoderingskant van een uitwisseling van betekenissen de codes op de decodeerzijde zullen vaak de status van de genaturaliseerde waarnemingen aannemen. Eco: “Iconic signs look like object in the real world, because they reproduce the conditions (that is, the codes) of perception in the viewer” Denotatie en connotatie Denotatie: - letterlijke betekenis van het woord - universele betekenis Analytisch verschil Connotatie: - bijbetekenis, ondertoon, gevoelswaarde - verschilt van geval tot geval - afhankelijk van de tussenkomst van codes !!Mag niet verward worden met het verschil in de werkelijkheid De meeste tekens combineren denotatieve en connotatieve aspecten! - Connotatieve aspect van tekens: ideologie aanwezig in discours -> kan voor iedereen anders zijn -> hangt af van : - cultuur tot cultuur - iemands verleden - kennis => open codes veel interpretatie mogelijk - Denotatieve aspect van tekens: ook ideologie, maar deze staat “vast” omdat het denotatieve aspect universeel en vanzelfsprekend is => gesloten codes Polysemie Wij zijn voortdurend bezig met de decoderen van teksten. POLYSEMIE = er zitteen heel veel verschillende interpretaties in 1 tekst !niet te verwarren met pluralisme! Dominant cultural order - De verschillende domeinen van het sociale leven lijken in kaart gebracht in discursieve domeinen hiërarchisch georganiseerd in “dominant of preffered meanings” - Nieuwe problematische/verontrustende gebeurtenissen moeten toegeschreven worden aan hun discursieve domein voor ze te snappen zijn -> de meest gebruikte manier om dit te doen is om hen toe te schrijven aan een domein of “map of problematic social reality” - Je kan ze ook in meer dan 1 map ordenen, decoderen - “dominant” => er bestaat een patroon van “preferred reading” Subjective capacity - Geen eenzijdig proces! - Terni: “By the word reading we mean not only the cacpapacity to identify an decode a certain number of signs, but also the subjective capacity to put them into a creative relation between themselves and with other signs: a capacity which is, by itself, the condition for a complete awareness of one’s total environment.” Misverstanden - De mate van misverstanden en het begrijpen van communicatie hangt af van de mate van symmetrie/asymmetrie die tot stand is gebracht tussen de positie van de codeur-producent en de decodeur-ontvanger - Ontstaan door het ontbreken van gelijkwaardigheid van de twee zijden in de communicatieuitwisseling - Omroepers/presentatoren/… zijn vooral bezorgd dat het publiek de boodschap niet zal begrijpen zoals zij het bedoeld hebben (andere interpretatie, andere betekenissen) - Wat zij willen is “perfectly transparant communication” maar met wat ze echt te maken hebben is “systematically distorted communiaction” Kijkers werken/kijken/interpreteren niet met de dominante code - Als er geen grenzen zijn, kan het publiek lezen wat ze wil in een boodschap (-> dit bestaat zonder twijfel). MAAR het enorme aanbod moet een zekere mate van wederkerigheid tussen coderen en decoderen bevatten 3 types van decoderen 1) Dominant-hegemonic code De code zoals het bedoeld is. De interpretatie valt samen met de intentie van de makers. “preferred reading” 2) negotiated code Bewust van dominante codering, maar interpretatie is in overeenstemming met het eigen leven. Je betrekt het op jezelf (reactie die je veel ziet). 3) Oppositional code Bewust van dominante codering, maar je verzet je tegen de boodschap/code Deze tegengestelde interpretatie heeft ook betrekking op de consumptiecultuur (muziek, mode bv. gescheurde jeansbroeken) maar deze oppositie wordt geïncorporeerd door industrie (co-optatie) bv.: je kan nu overal gescheurde jeans kopen Does cultural capital structure american consumption? Uitgangspunt Kun je de theorie over cultureel kapitaal van Pierre Bourdieu toepassen op de huidige consumptiepatronen in de Verenigde Staten? De onderzoeker zal als toepassing interviews afnemen en ze indelen en onderzoeken volgens de volgende ‘uitersten’: Material vs. Formal aesthetics Materialism vs idealism Communal vs individualist formes of consumer subjectivity Referential vs critical interpretations Local vs cosmopolitan tastes Autotelic vs self-actualizing leisure Introductie Men start van wat we al weten. In de –in dit geval Amerikaanse - postmoderne consumptiemaatschappij is het niet langer zo dat consumentenpatronen de sociale klasse bepalen en omgekeerd. Het begrip ‘sociale klasse’ heeft verschillende betekenissen. Met sociale klasse bedoelt Max Weber niet alleen de economische middelen, maar ook je waarden en normen, cultuur, levensstijl, etc.. Warner daarentegen, bedoelt hiermee een bepaald sociaal stratum uit de gemeenschap en de waardering/respect/eerbied die er aan toegekend wordt. Warners’ standpunt werd vaak bekritiseerd maar is toch fundamenteel geweest voor de latere bevindingen, gemaakt door Bourdieu. Bourdieu beschreef in zijn werk Distinction enkele kernconcepten. Hij ziet het sociale leven als een “multidimensional status game” waarin je drie hulpbronnen hebt: (1.) economisch kapitaal, (2.) cultureel kapitaal en (3.) sociaal kapitaal. Vooral cultureel kapitaal spingt in het oog, omdat het volledig anders is van economisch en sociaal kapitaal en omdat je dat nog eens kunt opdelen in skills, practical knowledge en dispositions. Eens je dat kapitaal omzet in manieren van voelen, denken en doen kom je terecht in een sociaal psychologische structuur van habitus, die voor een groot stuk je acties bepaalt. Cultureel kapitaal is een belangrijk element van de habitus! Cultureel kapitaal krijgt een andere uitwerking afhankelijk van in welk veld het opereert: vb. in het academisch veld neemt cultureel kapitaal de vorm aan van briljante intelligentie, onderzoek en expertise. Andere velden zijn vb. politiek, religie, business, arts,.. De onderzoeker onderscheidt twee belangrijke fouten in de operationalisering van smaak, die hun invloed kunnen hebben op de geloofwaardigheid: ‘formes of taste’ en ‘contents of taste’. De ‘formes of taste’ worden steeds minder duidelijk door voortdurende technologische innovatie, reizen, media, snelle verspreiding van goederen, massaproductie ... Kortom: het is moeilijk om vandaag nog status te verwerven door een consumptiegoed. Door de jaren heen zijn hoog-en laagcultuur steeds meer gaan versmelten. ‘Distinction’ wordt dus meer een kwestie van praktijk. In ‘Contents of taste’ gaat het om de inhoud en verschillen in smaak. Vb. Fijne kunst & kunstgeschiedenis vallen doorgaans minder in de smaak in de VS, dan in Parijs. Methode Steekproef: 50 informanten in de buurt van State College, Pennsylvania. Selectie van 20 effectief: random, via het telefoonboek. De onderzoeker deelt de groep op in mensen met hoog cultureel kapitaal die reeds veel gereisd hebben (HCC) en mensen met een laag cultureel kapitaal (LCC) die eerder op dezelfde lokale plaats blijven. Voor het interview werd $20 aangeboden. Er waren geen significante verschillen tussen man/vrouw wat betreft de antwoorden in het interview. Doel van de datacollectie: het verkrijgen van gedetailleerde beschrijvingen over mensen hun smaak en consumptiepatronen (food, clothing, home decor, music, tv, hobbies, vacations,…) Materiality and taste Enkele resultaten en indrukken van de zes onderzochte distincties, verkregen door de interviews. 1. Material versus Formal aesthetics o Toegepast op huisdecoratie. LCC’ers richten hun huis praktisch in, met hout, terwijl HCC’ers van hun huis een esthetische prioriteit maken. o Kledij: LCC’ers verkiezen praktischere, goedkope kledij (“het moet goed zitten”), maken onderscheid tussen werk –en kerkkledij. Terwijl HCC’ers designer verkiezen, kledij aanpassen aan hun functie, etc.. 2. Critical versus Referential Reception of Cultural Texts o Entertainment en fictie: HCC’ers lezen wel populaire fictie maar linken dat niet meteen aan de echte wereld, LCC’ers achten fictie veel realistischer. o Film: LCC’ers zien niet graag scènes die hen doen herinneren aan het verleden, HCC’ers maken meer distincties in realiteit: ze weten wanneer geweld als een vorm van kunst getoond wordt en wanneer het storend is. 3. Materialism versus Idealism o Huis: voor LCC’ers betekent een verbetering van huis meer oppervlakte, voor HCC’ers betekent dit nieuwe huis meer charme en historische waarde, dan het vorige huis. o Luxe voor LCC’ers is eerder materialistisch: vb. mooie auto bezitten en restaurantbezoekjes kunnen betalen/iemand kunnen trakteren. HCC’ers verwerven ook materialistische zaken, maar meestal als er een gewenst metafysische ervaring aan vasthangt. HCC’ers gaan niet graag ‘lokaal’ gaan dineren, maar verkiezen exotische keuken en allerlei nieuwe smaken. Work and taste 4. Cosmopolitan versus Local o HCC’ers hebben, geografisch gezien, een grotere sociale wereld dan LCC’ers en leven/leefden meer in het buitenland. LCC’ers verkiezen het lokale: vb. lokaal, relevant nieuws in de krant. o Exotisme: LCC’ers hebben hier een andere notie van dan HCC’ers. Wat exotisch is voor LCC’ers, is wereldlijk voor HCC’ers, en wat exotisch is voor HCC’ers is ondoorgrondelijk en weerzinwekkend voor LCC’ers. 5. Consumer Subjectivity as Individuality versus Local Identity o Authenticiteit: HCC’ers verkiezen authentieke goederen, handgemaakt eerder dan massaproductie en uitzonderlijk ervaringen die nog niet aangetast zijn door de ‘normaalheid’. o Fijnproeverij: voor HCC’ers is de presentatie en de kwaliteit van voedsel heel belangrijk! Ze maken graag ingewikkelde en verfijnde gerechten klaar. Ze beschikken over een rijkere woordenschat wat betreft de cuisine. 6. Leisure (vrije tijd) as Self Actualization versus Autotelic Sociality o HCC’ers proberen zoveel mogelijk verschillende, uiteenlopende ervaringen op te doen. Zowel LCC’ers als HCC’ers houden van tuinieren, vissen, jagen, maar leggen andere accenten vb. HCC’ers tuinieren op een individuele, creatievere manier, LCC’ers gaan vb. vissen in groep. Discussion Overlapping in het kopen van goederen of deelnemen aan activiteiten impliceert niet noodzakelijk dat er geen klassenpatroon aanwezig is in consumptie. Consumptiepatronen variëren volgens cultureel kapitaal op een variëteit van dimensies, zoals de zes onderzochte dimensies die HCC’ers en LCC’ers onderscheiden. HCC’ers zijn eerder omnivoor, en consumeren een groter aanbod van populair en high entertainment. LCC’ers zijn eerder univoor. Materialism as a class practice: zie ‘commodity fetishism’ van Marx. LCC’ers accepteren sneller de marketingwaarde van merkproducten, terwijl HCC’ers juist een door-de-markt-geconstrueerde-waardetoekenning willen vermijden. Zij zullen bijgevolg sneller teruggrijpen naar authentieke producten. De voortzetting van een individuele stijl in een steeds homogenere wereld is een zorg voor de meeste HCC’ers, terwijl LCC’ers hier geen enkele last van ondervinden. Zij streven minder naar individualisme en ‘uniekheid’. Objecten van populaire cultuur mogen dan wel wijdverspreid zijn, de twee groepen gebruiken ze verschillend als hulpbronnen voor hun levensstijl. Changing highbrow taste: from snob to omnivore !! deze studie is volledig gebaseerd op Amerika, er wordt niet gesproken over de rest van de wereld !! De bevindingen uit deze tekst zijn gebaseerd op een onderzoek uit 1982 dat werd gerepliceerd in 1992, waardoor het mogelijk is om verschillen vast te stellen die zich voordoen in dit decennium. Het onderzoek focust zich op muzieksmaak. Dit onderzoek, dat suggereert dat er een historische verandering plaatsvindt van intellectuele snobs naar culturele omnivoren, spreekt eerder onderzoek tegen dat beweerde dat personen met een hoge status alles schuwen wat volgens hen niet cultureel hoogstaand genoeg is. Situering: - Eind 19e eeuw: hoge status = waardering voor kunst in een poging zich te onderscheiden van niet-intellectuelen/immigranten. - Laatste tijd echter: personen met hoge status gedragen zich niet langer als ‘snobs’, maar als ‘omnivoor’ in hun smaken. (dit betekent dat zij steeds meer en bredere vormen van kunst, muziek,… aanvaarden en huldigen) Wijst op een kwalitatieve verschuiving in de manier waarop we elite aanduiden: van het snobistisch uitsluiten van alle niet-intellectuele anderen naar omnivorisme in hun smaken. Factoren die invloed hadden op deze verschuiving: veranderingen in sociale structuren, verandering van waarden, generatieconflicten,… Metingen: Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 soorten mensen: highbrows, middlebrows en lowbrows. 1. highbrows: vertonen voorkeur voor klassieke muziek en opera. Kiezen één van deze twee genres boven alle ander soorten muziek. Typisch voor highbrows: toneelvoorstellingen, ballet, klassieke muziek, musicals, bezoeken van kunsttentoonstellingen,… extra onderscheid onder highbrows: Snobs: zij die weigeren deel te nemen aan eender welke ‘lowbrow’ of ‘middlebrow’ activiteit (zijn zeer zeldzaam de laatste tijd) Omnivoren: staat op zijn minst open om kennis te nemen van alle muzieksoor 2. Middlebrows: typische hieraan zijn de Broadway musicals en muziek van bekende bands 3. Lowbrows: country muziek, gospel, rock, blues. Deze genres kennen hun roots in en specifieke etnische, regionale of religieuze groep. !! Opvallend: in beide jaren (1982 en 1992) zijn highbrows gemiddeld… - 2 jaar langer geschoold - 10 jaar ouder - beter betaald in hun job - vaker blank - vaker vrouw Resultaten: 2 statistisch significante effecten die overeenstemmen met de voorspelling van toegenomen omnivore smaak: - in 1992 gaven highbrows aan veel uiteenlopendere genres te beluisteren dan in 1982 (dus zowel highbrow- als middlebrow- als lowbrow genres) - highbrows zijn meer omnivoor in hun smaken dan middlebrows of lowbrows Hoe verklaren? * Periode-effect? Neigden alle highbrows naar meer omnivore smaken? * Effect van cohorten? Oudere highbrow-cohorten vervangen door jongere highbrows die minder snobistish waren? Antwoord: * zowel cohortenvervanging als periode-effecten zorgen voor een hogere voorkeur voor lowbrow muziek bij highbrows. * enkel periode-effecten doen hun voorkeur voor middlebrow muziek toenemen. Deze resultaten ondersteunen inderdaad de assumptie dat omnivormisme stilaan snobisme vervangt onder de Amerikanen met hoge status. Hiermee is niet gezegd dat dit volledig geldt voor alle highbrow-Amerikanen!! Waarom deze historische verschuiving? 1. Structurele veranderingen: de typische ethische smaak van de elite is steeds toegankelijker voor verscheidene segmenten van de samenleving, waardoor kunst zijn status van ‘exclusief’ verliest. Tegelijkertijd zorgen migratie en sociale mobiliteit en massamedia ervoor dat mensen met verschillende statussen en smaken met elkaar in contact komen. 2. Verandering van waarden: bijvoorbeeld over geslacht, religiositeit, ras,… de grote verschuiving kan dus worden gezien als een gevolg van een groeiende tolerantie tegenover verschillende waarden. 3. Veranderingen in de kunstwereld: de elite uit de late 19e eeuw hield vast aan de overtuiging dat er slechts 1 kunststandaard bestond, alles wat daarvan afweek telde niet mee. Dit standpunt bleef echter niet houdbaar. Nieuwe opvatting: de kwaliteit van kunst schuilt niet in het werk zelf, maar in de evalutaties die erover worden gemaakt door de kunstwereld. 4. Generationele verschillen: vanaf de jaren 1950: jonge (blanke) mensen van alle klassen sluiten populaire Afrikaans-Amerikaanse dansstijlen in de armen. (wat in de tijd daarvoor niet gedaan werd, van jongeren werd verwacht naar serieuze dingen te luisteren) 5. Statusgroep-politiek: de dominante statuspersonen probeerden ‘populaire cultuur’ zo te definiëren dat het hun eigen intersses paste. Algemene conclusie: terwijl uitsluiting van andere mensen door snobs een effectieve manier was om hun status veilig te stellen, lijkt het omnivoor zijn in smaken en dus niet uitsluiten van andere groepen of andere kunst/muziekstijlen beter te passen bij een geglobaliseerde wereld. Respect tonen voor culturele expressies van anderen is hierbij de norm. Tekst 9: Beter dan het echte leven: de aantrekkingskracht van computerspellen. I. Inleiding Spel, spelen en daarmee ook computerspellen worden in de sociologie genegeerd als serieus veld van onderzoek. -> ‘’Forgotten medium’’ Dat is een probleem, sinds de jaren ’90 maakt de markt voor computerspellen een explosieve groei mee -> nieuwe generatie computerspellen op het internet ofwel ‘’Massively Multiplayer online Role-Playing Games’’. MMORPG: 1) zijn sociale omgevingen. 2) zijn persistent. (3D-omgevingen zijn 24h beschikbaar en blijven ook bestaan als mensen niet spelen) 3) bevatten dikwijls een unieke cultuur, sociale structuur, economie en ecologie die voortdurend aan verandering onderhevig zijn, net zoals ‘’echte’’ samenlevingen. 4) Die omgevingen worden aangeduid als virtuele of synthetische werelden en zijn blijkbaar bijzonder aantrekkelijk en verslavend. 5) De Mul stelt ‘’Computer games are not just games, but play a constitutive role in our cognitive development and in the construction of our identity’’ II. Verschillende genres op de markt MMORPG kenmerken zich door het feit dat zij de mogelijkheid bieden tot het spelen van een rol die anders is dan de rollen die men speelt in het alledaagse leven en dat men zo kan interacteren met ‘’anderen’’. Twee grote genres (+ het aandeel in de markt): 1) ‘’Social (4%)(The Sims), combat simulations and first person shooters (1,3%)(Call of Duty)’’: overwegend simulaties van de hedendaagse, moderne wereld. 2) ‘’Science fiction (9,5%), Fantasy (85,1%)’’: overwegend imaginaire werelden. (WOW) III. Van fictie tot virtuele wereld Tolkien en de tegencultuur Tolkien benadrukt dat een auteur, wil hij de lezer overtuigen van de ‘’echtheid’’ van een secundaire fantasiewereld, boven alles wetenschappelijk te werk moet gaan: precisie, systematiek en een nauwkeurige nabootsing van ‘’the inner consistency of reality’’ zijn de leidende principes in het construeren van een overtuigende ‘’tweede wereld’’. Tolkien nam een kritische positie in t.a.v. wetenschap en technologie. Hij uitte zijn ontevredenheid die modernisering met zich meebrengt: wij leven, stelt hij, in een robottijd, omringd door fabrieken die lelijke massaproducten in de wereld brengen. Zo legitimeert Tolkien zijn eigen werk, fantasy in het algemeen en de aantrekkingskracht die het uitoefent. Fantasy biedt tijdelijk ontspanning, troost en herstel. Vooral jongeren uit de tegencultuur in de jaren 1965 waren aangetrokken tot zijn werk (kritiek op moderne maatschappij en alternatieve wereld: Middle Earth), waarbij Lord of the Rings een basis vormde (blauwdruk) voor de oprichting van discussiegroepen, bord- en rollenspellen. Het is ironisch dat vooral technici, hackers en programmeurs fan waren van zijn werk in de context van wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Virtuele samenlevingen De realisatie van de Tolkienesque fantasiewereld in cyberspace zet zich voort met de ontwikkeling van tekstuele naar 3D-werelden waarbij men de wereld binnentreedt d.m.v. een avatar of digitale representatie van de speler en waarbij men actief wordt aangemoedigd om zijn alledaagse identiteit los te laten en een virtueel leven op te bouwen als ridder, dief of magiër. -> onmiddellijk succes -> alle relevante bedrijven stortten zich op de markt in de late jaren ’90. Het werk van Tolkien heeft zich ontwikkeld van fictie tot een alternatieve samenleving op het internet dat gekenmerkt is door zowel ‘’structure’’ (specifieke cultuur, economie, …) als ‘’agency’’ (hoge mate van individuele vrijheid). IV. Een betere samenleving Cultuur 1) Gebaseerd op een imaginaire middeleeuwse cultuur. 2) Cultuur vol mystiek, mysteriën en magie. 3) Uitwerking in de spellen kan verschillend zijn: Engelse legendes <-> Noord-Europese legendes. Ontwerpers willen een ‘’betoverende wereld’’ creëren d.m.v. verschillende mythen en legendes in combinatie met knippen en plakken van historische feiten te komen tot nieuwe idiosyncratische werelden. Samengevat zijn de culturen gebaseerd op populaire mythen en legendes en verwijzen zij voornamelijk naar polytheïstische en animistische geloofssystemen. De speler kiest een personage dat bekwaam is in het exploreren van de wereld, krijgskunst of magie. Hoe is de aantrekkingskracht van die culturen in deze spelwerelden te verklaren? Men krijgt mogelijkheden die in de moderne wereld niet mogelijk zijn. Bovendien krijgt men zo het gevoel van ‘’power, omnipotency, otherness en transcendence’’. Dergelijke verklaring sluiten aan bij de klassieke these van Max Weber over een voortgaande ‘’onttovering van de wereld’’. Hij stelde dat de christelijke traditie (eerste fase) heeft geleid tot de teloorgang van premoderne vormen van religie (animisme, polytheïsme, magie, …). De tweede fase van onttovering impliceert de technologische en wetenschappelijke vooruitgang. Zo zijn er in de moderne wereld geen mysterieuze krachten aanwezig etc. Wetenschap en technologie maken het leven efficiënter en comfortabeler, maar zorgen voor erosie van zin en betekenis. Sociale structuur 1) Gebaseerd op middeleeuwse samenlevingen (kleine gemeenschappen en gildes, geen staat). 2) Spelers maken zelf de keuze tot welke gemeenschappen ze willen behoren, eens gekozen wordt de sociale cohesie gegarandeerd. Er ontstaat/bestaat een overduidelijk onderscheid tussen goed en slecht en spelers ontkomen niet om in één van deze twee kampen terecht te komen. Dit moreel dualisme is geworteld in de verbeelde geschiedenissen van de spelwerelden. De structuur komt overeen: tijden van vrede – bereikt door het verslaan van donkere krachten in het verleden – worden bedreigd door nieuwe legers die het donkere representeren. Dit is de achtergrond waartegen de speler morele keuzes moet maken. Concreet doen ze dat door te kiezen voor een groep en een ras (en ook beroepen, maar deze zijn neutraal). Zo is men ook genoodzaakt om samen te werken met andere spelers om zo de unieke krachten, specialisaties en skills te bundelen (afhankelijkheidsrelaties binnen gildes). Sociale cohesie wordt dus versterkt door allerhande aspecten. Uit onderzoek blijkt dat gemeenschappen en gildes binnen het spel ook kunnen resulteren voor sociale cohesie buiten het spel (lees hier: vriendschappen, relaties, huwelijken, …). De eerste verklaring hiervoor ligt bij Tönnies en Durckheim die stellen dat de uitbreiding van de macht van de seculiere staat gepaard gaat met de teloorgang van kleine, hechte sociale verbanden, wat dus wel aanwezig is in het spel. De tweede verklaring impliceert dat het juist de bedoeling is om die middeleeuwse sociale cohesie nieuw leven in te blazen. Werk 1) Er moet ‘’hard’’ gewerkt worden. Vele spelers ervaren het spel als een tweede baan. 2) In het spel hebben spelers juist controle over de productiemiddelen in de virtuele economieën, wat niet het geval is in de echte wereld. 3) Spelers zijn dus vrij om een beroep te kiezen. 4) Spelers zijn betrokken bij elke stap van het productieproces. Verklaringen voor aantrekkingskracht? 1) Het spel is een alternatief voor een onbevredigende baan in het echte leven. 2) Theorieën van Marx. V. Een virtuele bevrijding? Kritische reflectie: 1) In het hoeverre ervaren spelers daadwerkelijk problemen van zin, anomie en vervreemding? 2) In het hoeverre kunnen we spreken van een ontsnapping uit de moderne wereld (o.w.v. mogelijk gemaakt door moderne ontwikkelingen)? A tale of two dystopias George Orwell – 1984 Aldous Huxley – Brave new world (=BNW) gaan over technologieën die de wereld vorm zouden geven 2 generaties later o 1984: over informatietechnologie (Big Brother) o BNW: over biotechnologie 1984: Orwell o in de huiskamer hangen camera’s o big brother kan zo in alle huizen binnenkijken en controleren o privacy werd geband o met de opkomst van de PC werd duidelijk dat dit een realisatie was van Orwell’s ‘camera in de huiskamer’, maar in plaats van een instrument van tirannie en onderdrukking te worden, leidde de pc net tot het omgekeerde: democratie, toegang tot informatie en decentralisatie van politiek. Mensen konden nu net Big brother (= de staat) bekijken en controleren. brave new world – Huxley o samenleving waarin de mens in alle opzichten maakbaar is o kritische idee: baby’s worden in fabrieken gecreëerd o samenleving die sterk draait om recreatieve drugs, om de emoties te regelen en je goed te voelen o happy conciousness: idee van vrolijkheid: zolang mensen maar blij zijn, is het allemaal prima en is er geen wanorde in de samenleving o ontstaan van nieuwe drugs om mensen gelukkig te houden vergelijking 1984 en brave new world o overeenkomst: de bedreiging van menselijkheid. Winston Smith in 1984 zoekt nr zijn menselijkheid in een totalitaire samenleving. In BNW zoek john Desavage de natuur op, zoekt ook naar pijn enige manier om zijn menselijkheid te voelen in een samenleving die menselijkheid onderdrukt. o Allebei over personages die naar hun menselijkheid zoeken o Verschil: in 1984 is er totalitaire onderdrukking o In BNW is er commerciële verleiding en amusement o In 1984 is het slechte duidelijk: big brother. In BNW is dit niet zo duidelijk aangezien niemand leed ondervind, iedereen krijgt wat men wil. Introductie Sociale wetenschappen hebben een negatieve kijk op complottheorieën Complottheorieën zijn afwijkend van de norm en vormen een bedreiging voor de moderne rationaliteit Het gaat om een manifestatie van wantrouwen in onze moderne samenleving Transformatie van ‘exotische andere’ naar moderne instituties Dankzij politieke schandalen (bv. Watergate), kwam er in de jaren ’70 een nieuw genre van ‘paranoia thrillers’. Deze zorgden voor een gevoeligheid voor complottheorieën onder de bevolking. Normalisering De verspreiding van complottheorieën is zowel de oorzaak en het gevolg van de normalisering ervan. Complottheorieën zorgen voor een gevoel van reflectie, scepticisme en kritiek. Transformatie Complottheorieën waren eerste gericht op een exotische andere, buiten de samenleving. → Nu zijn ze gericht op de moderne samenleving zelf Ze zijn getransformeerd van een ‘secure paranoia’ (één afgebakende vijand) naar ‘insecure paranoia’ (verschillende en mysterieuze vijanden) ‘What is true?’: Epistemologische onzekerheid Wetenschap heeft twee gezichten → Afhankelijk van de inductieve accumulatie van bewijs → Afhankelijk van methodologische twijfel 20ste eeuw: postmodernisten voorspelden het einde van de betrouwbaarheid van kennis en zijn mogelijkheid een spiegel te zijn van de natuur. → Gevolg: wetenschap werd niet meer als superieur aanzien tegenover andere vormen van kennis. → Hierdoor wonnen complottheorieën aan vertrouwen Media speelde hier ook een grote rol: door steeds te focussen op meningsverschillen en tegenstrijdige bevindingen in de wetenschap begon men de deze meer en meer te wantrouwen. MAAR: wetenschap is nog steeds een belangrijke en vaste waarde in de hedendaagse maatschappij en wordt nog steeds omarmd door de moderne mens. → Epistemologische onzekerheid is zowel de oorzaak als het gevolg van complottheorieën ‘What is real?’: Ontologische onzekerheid Traditie zorgt voor stabiliteit binnen de maatschappij: ze zorgt ervoor dat ‘de wereld is zoals ze is, omdat ze is zoals ze moet zijn’. → Deze stabiliteit wordt bedreigd door de opkomst van abstracte en rationele sociale systemen. Volgens Max Weber hebben deze sociale systemen een eigen rationele wet en een eigen dynamiek. De mens bekijkt deze systemen als externe krachten waar hij geen vat op heeft. → Complottheorieën zijn de reactie van de mens om zijn angsten voor deze systemen te onderdrukken en houvast te bieden voor deze vreemde krachten. Een ander gevolg van deze sociale systemen is wantrouwen in het eigen menselijke bestaan. → ‘Bestaan we wel echt?’, ‘Worden we niet gestuurd door bovenaf?’, ‘Is ons leven wel echt?’ → Thema in veel films: The matrix, The Truman Show, Total Recall,… ‘I want to believe’: Existentiële onzekerheid De wetenschap zegt veel over de wereld, maar niets over de betekenis van processen in deze wereld of de betekenis van het leven zelf. → Complottheorieën proberen hier een antwoord op te bieden, maar ze verplaatsen de focus van de natuur naar de culturele samenleving. → Ze zoeken naar de verborgen krachten achter de samenleving Het gevolg hiervan is dat zulke theorieën een soort van ‘geloof’ vereisen. Een geloof in iets bovennatuurlijks, los van godsdiensten. → Religie van de atheïsten Conclusie Complottheorieën zijn deel geworden van de moderne samenleving en worden hier ook door versterkt. Ze zijn het gevolg van een culturele rationalisatie. Everything bad is good for you – Steve Johnson Televisie wordt beschouwd als een passief medium en wordt daardoor vaak negatief geëvalueerd. Hierbij wordt vaak gelet op de inhoud, met name de grote mate van geweld en seks die getoond wordt. Mààr er is sprake van een stijging in de cognitieve arbeid die het medium vereist van zijn kijkers, wat een ander beeld geeft. Deze paper bekritiseert pessimistische auteurs (o.a. Postman) die verwijzen naar massamedia als “pulp” die de consument dommer maakt Intelligente shows vs. Shows die je dwingen intelligent te zijn: De eerste wordt gezien als kwaliteit, hierbij bevindt de intelligentie zich volledig op het scherm en behoeft geen invulling van de kijker (bv. Intelligente praatshows, debatten). De tweede wordt (ten onrechte volgens deze paper) gezien als nutteloos, puur entertainment. Mààr deze shows zijn echter stijgend in aantal en spreken enkele cognitieve vaardigheden aan zoals aandacht, geduld, geheugen en het interpreteren van een narratief. Algemeen: Hoe complexer, hoe lucratiever (men zou anders verwachten, want complexiteit wordt intuïtief gelinkt met een kleiner publiek) Wat is complexiteit? 3 ontwikkelingen 1. Multiple threading (meerdere verhaallijnen) Oude series zijn nu saai om te bekijken door het kleine aantal verhaallijnen. (veranderede met Hill Street Blues). Sinds het begin van de jaren ’80 steeg het aantal verhaallijnen en daarmee de complexiteit (van 1 naar bv. 9 om te volgen in 1 aflevering), afgebeeld in de Sleeper Curve. Ons brein heeft zich daaraan aangepast; wij kunnen nu complexere shows volgen (getraind) => verschil tussen generaties. Deze verhoogde complexiteit komt niet enkel voor bij een elite-publiek maar ook bij shows met een doorsnee publiek. Intratextualiteit: binnen serie verwijzen naar andere afleveringen Intertextualiteit: binnen serie verwijzen naar andere film, serie of genre (waren er vroeger niet) We moeten steeds meer in de gaten houden hoe alles in elkaar zit 2. Flashing arrows = narratief, audiovisueel teken, bewust geplaatst om de kijker te helpen volgen wat er gebeurt, focust het brein op relevante details en vermindert de hoeveelheid analytische arbeid voor de kijker, maakt interpretatie gemakkelijker bv. Epische dreigende muziek duidt aan dat het een slechterik is, korte zoom op deur laat zien dat deze niet op slot is. Dit instrument daalt in gebruik, gelijk met de stijging van het aantal verhaallijnen. Vroeger bestond er duidelijkheid over de huidige scene, de vraag wat “wat zal er gebeuren?”, nu bestaat er vaak mysterie over de huidige scene/situatie door het achterhouden van informatie, de vraag is “wat gebeurt er?”. Dit is vergelijkbaar met videogames, waar men de regels leert tijdens het spel en dus niet alles is gegeven. (interactief, - vs. passief label tv) Nu is er narratieve complexiteit + het uitstellen van closure “Filling in” In dialogen komt dit ook voor: textuur, om te overtuigen van de echtheid (bv. Doktersjargon in ER) + substantie, wat nodig is om de kijker te doen begrijpen wat nodig is voor het plot (bv. Uitleg doktersjargon in ER, soms door beeld, soms door tekst) komen samen in een narratief, de informatie wordt op deze manier eerder subtiel en discreet gegeven in het verhaal met vaak opvulinfo die slechts dient om de illusie te wekken dat alles echt is. Vroeger was televisie simpeler: ethisch / morele eenduidigheid: geen sympathieke maffia (nu wel, door meerdere verhaallijnen die meer kanten tonen) + mentaal (info werd gegeven i.p.v. actief invullen van info) 3. Sociale netwerken In Reality shows: doorgronden hoe de netwerken in elkaar zitten Sociale intelligentie Emotionele intelligentie (identificatie, empathie, reflectie) Conclusie: traditionele media worden complexer + nieuwe media worden interactiever = consument heeft actievere rol TEKST 13: “Production, Consumption, Prosumption”: the nature of capitalism in the age of the digital ‘prosumer’ (Ritzer & Jurgenson) Kapitalisme: focus op productie OF consumptie - shift van productie (fabriek) naar consumptie (shoppingcentra) - kapitalisme is altijd gedomineerd geweest dr prosumption = productie EN consumptie ↑ groei dr internet & Web 2.0 (user-generated web, Facebook, Twitter…) andere vorm v controle en exploitatie: onbetaald werk, gratis gebruik producten, overvloed 1. Geschiedenis: productie consumptie prosumer PRODUCTIEkapitalisme: sinds industriële revolutie in Westen > productie = centrum v maatschappij shift nr CONSUMPTIEkapitalisme: WO II (USA) > productie legermateriaal, gn consumptiegoederen ° massaprod consumptiegoederen na WO II - Ontstaan van ‘cathedrals of consumption’ (shoppingcentra, fastfood restaurants….) - Steeds groter wordend belang v consumptie ( productie) - Veranderingen in objecten, subjecten (consumers), processen en plaatsen v consumptie - Baudrillard: aanvankelijk Marxistisch (productie = centraal) later: anti-Marx (consumptie = centraal) ‘consumer society’ PROSUMER SOCIETY: daling consumptie en productie in 2007 meer ruimte vr prosumption - < Toffler: first wave (prosumption predominant in pre-industriële samenlevingen) second wave (marketization > geboorte v producenten en consumenten) third wave: gn strikte scheiding prod – consumptie > integratie in term ‘prosumer’ - Consumenten zijn tegelijk producenten: elektronisch inchecken in hotel, zelf bloed meten… Web 2.0: geproduceerd dr user ( Web 1.0: provider generated): Facebook, eBay, blogs belangrijkste facilitator vr verspreiding prosumption 2. Kapitalisme bij prosumers Aanvankelijk: kapitalisme ~ productie (fabriek) ⟶ later: kapitalisme ~ consumptie Nu: ° prosumer kapitalisme ??? - onderscheid tss trad prosumers (fast food restaurant): nieuwe groep mensen naast producenten om uit te buiten nt echt nieuwe vorm v kapitalisme nieuwe prosumers (Web 2.0): nieuwe relatie kapitalisten – prosumers kapitalisme zal transformatie ondergaan in prosumertijdperk Verschillende factoren die in richting wijzen van nieuwe vorm van kapitalisme 2.1. Geen controle over huidige prosumers en grotere weerstand tgn kapitalisme - Organisaties (Google, Microsoft) met kapitalistische oriëntatie: winst maken met websites verzet dr cyber-libertarians: aanhangers van internet & radicaal individualisme vrijheid Bv. Wikipedia, open-source projects (Linux) - Kritiek op uitbuiting prosumers: ‘professional service for free’: bv. LinkedIn > site gratis laten vertalen dr gebruikers - MAAR: meeste gebruikers nt bewust v online ‘uitbuiting’ weinig verzet tgn kapitalisme ⟶ kapitalisme zal zich moeten aanpassen aan Web 2.0 (transformatie) 2.2. Wordt prosumer uitgebuit? - Prosumer geniet v deze activiteiten: krijgt meer macht (bv. Facebook > zelf kiezen hoe je je presenteert; gratis blogs als vrbereiding op carrière als journalist) - ~ false consciousness manipulatie MAAR: prosumers lijken dit ECHT graag te doen > gn dr kapitalisten - Uitbuiting toegepast op… Fast food restaurant: consumenten doen gratis taken (naast werknemers met laag salaris) uitbuiting van consument als prosumer ideale vorm v uitbuiting (helemaal gratis) Web 2.0: users krijgen deel v productiemiddelen, MR opbrengst ligt bij owners (organisaties) Bv. foto’s plaatsen op Flickr – advertentie-inkomsten vr Flickr ‘cultuur v generositeit’ (Tapscott & Williams): user wordt verwacht om bij te dragen, dingen te creëren, MR deelt nt in winst 2.3. Mogelijkheid tot ontstaan van totaal nieuwe economische vorm - Cyber-libertarianisme: users verwachten dat internet gratis en vr iedereen toegankelijk is open-source movement kapitalisme - Organisaties: moeilijkheden om content betalend te maken (users nt geneigd om te betalen) hoe winst maken? gegevens verkopen vr advertenties (bv. Facebook, AdSense van Google) merk als basis vr succes: eerst merk goed uitzetten, daarna zal het winstgevend worden freemium model: basis = gratis, extra functionaliteiten (pro-account) = betalend nieuwe vorm van kapitalisme 2.4. Overvloed ( schaarste) & effectiviteit/doeltreffendheid ( efficiëntie) - Overvloed: nt betaalde content, weinig kosten vr organisaties om content te hosten efficiëntie nt belangrijk dr overvloed en lage kosten - Effectiviteit: focus op kwaliteit en nt op hoeveel tijd het kost om content te produceren (hoeveel uur, hoeveel gebruikers… Wikipedia: in traditioneel bedrijf zou dit niet mogelijk zijn) 3. Conclusie - Nieuwe vorm van kapitalisme mindere moeilijkheden om prosumers te controleren, grotere weerstand exploitatie prosumers ? nt zo duidelijk nieuwe economische vorm: services = gratis; prosumers werken gratis overvloed – effectiviteit - Minder controle dr organisaties: Youtube controleert kwaliteit video’s niet, laat users video’s uploaden omdat kostprijs zeer gering is - Uitdaging kapitalisme: aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen in prosumption Tekst 14: Consumer Culture and Modernity ▫ Consumentisme= een manier van leven waarbij het regelmatig aanschaffen van secundaire goederen, de sociale waarde van het product en de invloed daarvan op sociale status & identiteit een belangrijke rol speelt. Consumptie is altijd en overal een cultureel proces MAAR consumentencultuur (een cultuur van consumptie) is uniek en specifiek. Consumentencultuur= dominante wijze van culturele reproductie ontwikkeld in het westen in de loop van moderniteit (dé cultuur van het moderne westen). > Centraal in het betekenisvol handelen in dagelijks leven in de moderne wereld > Verbonden met de centrale waarden, praktijken en instituties die westerse moderniteit definiëren zoals ‘keuze’, ‘individualisme’ en ‘marktrelaties’ > Sociale regeling in dewelke de relatie tussen de geleefde cultuur en sociale bronnen + de relatie tussen betekenisvolle manier van leven en de symbolische & materiële bronnen van welke deze afhangen, bemiddeld wordt door markten/ handel > Consumentencultuur markeert een systeem waarin consumptie gedomineerd wordt door de consumptie van goederen + een systeem waarin culturele reproductie wordt uitgevoerd door vrije persoonlijke keuze in de private sfeer van het alledaagse leven. > Consumentencultuur is NIET louter een westers fenomeen: het ontstond in het westen rond de 18de eeuw als deel van de westerse bewering dat het verschilde van de rest van de wereld zijnde modern, progressief, vrij en rationeel > Als onderdeel van verspreiding westerse moderniteit: consumentencultuur nu wereldwijd verspreid > Consumentencultuur is verbonden met moderniteit (2) > kerninstituties, infrastructuren en praktijken van consumentencultuur ontstaan in de vroege moderne periode ≠ laat gevolg van industriële modernisatie en culturele moderniteit. > consumentencultuur is verbonden met idee van moderniteit, moderne ervaring en idee van modern subject Looking backwards Consumentencultuur in een afwijkend tijdskader: enerzijds moderne vormen van consumptie als universeel en eeuwig, anderzijds consumentencultuur als eigentijds > Consumentencultuur gaat om de creatie van zichzelf door middel van toegankelijkheid van dingen (goederen) die gepresenteerd zijn als nieuw, modieus en altijd verbeterd. > geeft het idee dat moderne cultuur constant nieuw is (idee van eeuwige nieuwheid) MAAR idee van eeuwige nieuwheid wordt verbroken door geschiedenis van consumentencultuur achterwaarts te vertellen. 1980: herontdekking van consumentisme: de consument als held niet alleen diegene die koopkracht voorziet en zo de economische groei onderhoudt; maar evenals als model van het moderne subject. - Keuze van de consument: vereiste patroon voor alle sociale relaties en het gietijzer van burgerlijk dynamisme en vrijheid. - Het nabootsen van een persoonlijke identiteit wordt ontrafeld van de wereld van werk en politiek en wordt in de plaats uitgevoerd in een wereld van meervoudige, speelse consumentenidentiteiten. > spelen met stijl, verlangens en tekens - Het ideologische consumentisme van 1980 plaats aan de ene kant radicaal individualisme en privativisme en aan de andere kant tekens en betekenissen (eerder dan noden en behoeftes) op de voorgrond > consumentisme als spel van tekens Consumentencultuur als de garantie van zowel economische vooruitgang als individuele vrijheid. 1950: consumentencultuur als conformiteit - De consument als welgestelde werker > stabiliteit dankzij bescherming van Keynesiaanse staat (economie waarin zowel de overheid als de privésector een belangrijke rol spelen; leidde tot de verzorgingsstaat) > Fordisme: kolonisatie van het alledaagse leven door corporaties en consumptienormen dat zich vertaald in een status-geleide en conforme massa en anti-individualisme. Aan de andere kant: de welgestelde samenleving zou ook betrekking kunnen hebben op explosieve, genotzuchtige consumptiepatronen onder nieuwe sociale groepen (deze groepen definiëren zichzelf aan de hand van hun consumptie) > welgestelde samenleving: is een consumentensamenleving waarin economische welvaart onverzadigbaarheid, dubieuze morele verlangens en crisis in waarden omtrent werkethiek bracht. De na-oorlogse periode: consumentencultuur als een het hoogtepunt van fordistische massa-productie gekoppeld met keynesiaans economische systeem. > De combinatie van beide leidt tot een stabiel welzijn dat tegelijkertijd de zaden draagt van zijn eigen verwoesting. Maar: na-oorlogse consumentisme vertolkt de spreiding van sociale thema’s en ordeningen die baanbrekend waren in een voorgaande periode. 1920: Eerste decennium dat een algemene ideologie van welzijn aankondigde + promootte de link tussen alledaagse consumptie en modernisering. > Vanaf 1920: de wereld werd gedeeltelijk gemoderniseerd door middel van consumptie: de consumentencultuur werd gedomineerd door het idee dat het alledaagse leven modern zou kunnen zijn en het ook zou moeten zijn. bijvoorbeeld (Ewan en Marchand) tonen dat: reclame en marketing van deze periode verkochten niet alleen consumentengoederen, maar verkochten ook het consumentisme. > consumptie werd afgebeeld als de weg naar moderniteit: de reclame en marketing van die tijd zetten hun publiek aan om zichzelf, hun huis en hun transport te moderniseren (bv.: mechanisering van het alledaagse leven; auto als moderne manier van zichzelf te verplaatsen) > moderne methoden geplaatst in moderne huishoudens - De eerste periode waarin men dacht dat moderniteit reeds bereikt werd door de populatie en dus niet langer iets was waar men naar streefden. - 1920 lijkt eerste consumentenperiode, maar is eerder de oogst van een periode die voorafging. 1880-1930: De opkomst van een systeem van massaproductie in fabrieken die zich steeds meer gingen focussen op de productie van consumptiegoederen (in plaats van kapitaalsgoederen zoals: ijzer, machines,…) - Indien de consumentencultuur in deze periode ontstond, is het omdat we de nadruk leggen op verschillende ontwikkelingen: massaproductie, geografische en sociale verspreiding van de markt > omdat we consumentencultuur definiëren in termen van massaproductie en massadeelname van consumptie. - In deze periode: een moderne norm ontstaat betreffende hoe consumptiegoederen geproduceerd, verkocht en geïntegreerd moeten worden in het alledaagse leven. > goederen worden ontworpen met gestandaardiseerde, vervangbare componenten > goederen werden verkocht over geografisch en sociaal bredere markten. mogelijk gemaakt door: connectie tussen de lokale markten, concentratie van markten in de grotere steden, de integratie van markten door middel van marketing (gebruiken van nieuwe technieken zoals: merknamen, reclame met als doel het verenigen van een productidentiteit over sociaal en geografisch uiteengedreven markten) enorme hoeveelheid aan goedkope, gestandaardiseerde goederen wordt verkocht op grotere markten aan een populatie die steeds meer gezien wordt als een verzameling van consumenten > de populatie wordt niet langer gezien als klassen of geslachten die consumeren, maar eerder als consumenten die toevallig opgedeeld zijn in klassen en geslachten 1850-1870: midden Victoriaanse periode (periode van de industriële revolutie, kolonialisme, imperialisme en sociale ongelijkheid (dan vooral tussen mannen en vrouwen), geloof superioriteit van het Westen) - In deze periode: consumentencultuur in richting van 2 tegengestelde, maar gerelateerde richtingen > ene kant: consumentencultuur resulteert uit de productie van publieke vertoning, alles is display consument als betalende publiek voor het spektakel en ervaring van moderniteit. > de andere kant: consumentisme verbonden met de constructie van private, burgerlijke huiselijkheid consumptie als een respectabele cultuur - Het alledaagse leven als ‘proces of making the self’ (idee uit de romantiek) > iemands activiteiten, goederen en ervaringen waren niet langer een zaak van maatschappelijke vertoning (persoonlijke authenticiteit) > idee dat handelingen van consumptie gevolgen hebben voor je eigen authenticiteit (in tegenstelling tot louter fysieke overleving of sociale stijging) De commerciële revolutie Vroege moderne periode: op moderne manieren consumeren - Periode waarin duidelijk werd dat consumentencultuur en moderniteit onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn > probleem dat ontstaat bij het onderzoeken van deze connectie= ‘productivist bias’ > productivist bias: ziet de relatie tussen moderniteit en kapitalisme als een industriële revolutie waarin productie de motor en essentie is van modernisering (nadruk op economische productie en groei) (productivisme= economische denken, productiviteit staat centraal, zoveel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kost) gevolgtrekking: consumentencultuur volgt de industrialisatie (werk voor spel) > cultuur wordt in het algemeen beschouwd als een zaak van economische surplus > Wanneer men niet een bepaald niveau van materiële rijkdom heeft bereikt, wordt consumptie beperkt tot basic, niet-culturele behoeften. Enkel wanneer niveau materiële rijkdom bereikt, kan een samenleving betekenisvolle, culturele keuzes maken tussen goederen; dit karakteriseert de consumentencultuur De ‘productivist bias’ betwist door historisch revisionisme zegt dat een consumentenrevolutie voorafging aan een industriële revolutie Argument kijkt naar ontwikkelingen zoals: > ‘een nieuwe wereld van goederen’: het doordringen van consumptiegoederen in het alledaagse leven van steeds meer sociale groepen > ontwikkeling en verspreiding van consumentencultuur: mode en smaak als hoofdelementen van consumptie. > ontwikkeling van organisaties wiens doelwit deze nieuwe markten zijn (opkomst van shoppen, reclame en marketing) Wie vraagt voor deze productie? Aan wie zouden deze industrieën kunnen verkopen? Economisch standpunt: gaat er van uit dat mensen reeds meer dingen wilden (vraag was onverzadigbaar) > Men ging op zoek naar financiële bronnen voor deze vraag > debat draait rond het belang van huis versus buitenlandse vraag & belang van demografische veranderingen (toename populatie) thuismarkten versus buitenlandse handel deze debatten zijn opgelost, er blijft een probleem: de neiging tot consumeren Neiging tot consumeren: Zelfs al hebben mensen meer bronnen, waarom zouden mensen kiezen om deze te spenderen aan meer dingen? > onverzadigbare vraag naar goederen (binnen het kapitalisme: mensen werden aangemoedigd niet te stoppen met werken en van hun vrije tijde te genieten wanneer hun noden bevredigd waren, maar dat ze dan meer moesten verlangen en dus moeten blijven werken om nog meer goederen te kopen) in plaats van de illusie dat consumentencultuur een uitgestelde voldoening is van langdurige industriële arbeid, gaan we ervan uit dat het natuurlijk en eindeloos is Hoe werd het idee en de praktijk van consumptie getransformeerd en geherwaardeerd? (in waarde toenemen) > bewijs van een consumentenrevolutie rond de 18de eeuw is er genoeg > bewijs van nieuwe en uitbreiding ‘wereld van goederen’ tijdens vroege moderne periode Toename rijkdom nieuwe koopwaren; ontstaan door kolonies (koffie, thee, tabak,…) Het Westen: eerder consument van keizerlijk wegpikken van koopwaren voor het consument werd van goederen dat het zelf produceerde. nieuwe goederen in huizen en winkels, traditionele goederen werden nieuwer gemaakt met behulp van nieuwe materialen,… > Opkomst en sociale toename van het ‘mode systeem’ (fashion system) door breder wordend consumerend publiek ervan snelle overgang van stijlen, wens van ‘het nieuwe’ creëert nieuwe vraag van de consument overgang van traditionele naar moderne maatschappij (Ancien régime: sociale status lag vast en consumptie was verbonden met je sociale rang + mode, in de zin veranderlijke etalering van eigen status aan de hand van consumptie, was beperkt tot de aristocratie (niet alleen omwille van armoede van andere rangen, maar ook dankzij de sociale starheid) verschijning van modemerken= moment waarop de standvastigheid van rangen en status werd afgebroken ambitieuze rangen modelleren eigen consumptie aan de consumptie van hogere rangen De revisionisten: consumentenrevolutie gaat de industriële revolutie vooraf > alternatief: beide zien als een onderdeel van een commerciële revolutie waarin handel, geld, nieuwe financiële instrumenten, commerciële exploitatie van meer uitgebreide en onpersoonlijke markten zorgen voor nieuwe activiteiten die wij achten als ‘modern’ - Speelgoedproductie typisch voorbeeld van een vroegmoderne onderneming door Joan Thirsk= ‘the projects’ Thirsk gebruikt ‘projects’ om de herwaardering en reorganisatie van productie, handel en consumptie aan te tonen. overheid en ondernemers nemen initiatieven om huiselijke productie te doen toenemen (leggen de nadruk op consumentengoederen zoals: knopen, zout, zeep, ovens,…) (grote werkkrachten) de meerderheid van de populatie had niet veel geld tot men andere dingen dan levensnoodzakelijk ging produceren: de projecten gaf de populatie geld en iets waaraan ze het geld konden spenderen. typisch consumentencultuur: de arbeiders waren tegelijkertijd de makers als de markt 1) 18de eeuw: in relatie met koophandel wordt de term consumptie geherdefinieerd > in het begin: consumptie als verspilling, opgebruiken (zonder daar iets bij te winnen) > later in 18de eeuw: consumptie als het doel van alle productie 2) herwaardering van consumptie verbonden met de ervaring dat de wereld volledig getransformeerd werd, niet alleen op economisch vlak, maar ook op sociaal en cultureel vlak door koophandel, marktuitwisseling en geld. > individuen kunnen zelf kiezen welke goederen ze willen kopen; al dan niet toegang hebben tot deze goederen hangt louter af bezit van geld (in plaats van sociale status) > breuk met oude statusorde The outlines of consumer culture (contouren) Lijst met kenmerken/karakteristieken van consumentencultuur 1. Consumentencultuur is een cultuur van consumptie - In de moderne wereld: Sociale handelingen, culturele waarden en ideeën en identiteiten worden gedefinieerd en georiënteerd in relatie met consumptie in plaats van andere sociale dimensies zoals: werk, religie - Men spreekt over een cultuur van consumptie: in dit geval kijkt men niet alleen naar de dominante waarden alsof deze georganiseerd worden louter door middel van consumptie handelingen, maar dat de dominante waarden ook afstammen van deze handelingen van consumptie > waarden van het domein van consumptie overwaaien naar andere domeinen van sociale acties zodus: de moderne samenleving is in ‘toto’ een consumentencultuur verspreiding van consumptie-waarden naar de algemene samenleving is mogelijk dankzij het feit dat consumptie centrale focus krijgt in het sociale leven & omdat waarden van consumentencultuur een aanzien verkrijgen 2. Consumentencultuur is een cultuur van handelmaatschappij - Moderne consumptie is gemedieerd door handelsrelaties en neemt de vorm aan van consumptie van goederen > we consumeren goederen en diensten die louter geproduceerd werden om op de markt verkocht te worden aan consumenten. > wij produceren niet langer zelf de goederen die we consumeren, alles wordt geproduceerd door instituties die enkel geïnteresseerd zijn in eigen winst - Toegang tot consumeren wordt gestructureerd door de verdeling van materiële en culturele bronnen (geld en smaak) > duidelijk gemaakt aan de hand van Marx’ terminologie: productie is geconcentreerd onder privaat eigendom > arbeiders produceren hun consumptiegoederen niet langer zelf > ze verkrijgen consumptiegoederen indirect > mensen verkopen hun arbeid voor geld (produceren goederen waar ze niet in geïnteresseerd zijn) om goederen te kunnen kopen die ze wel willen (deze worden op hun beurt geproduceerd door andere, gelijke onverschillige arbeiders en kapitalisten) de arbeider en de consument ontstaan in dezelfde sociale relatie consumentencultuur als een kapitalistencultuur 3. Consumentencultuur is universeel en onpersoonlijk - Consumentencultuur wordt vaak gelinkt met het idee van massaconsumptie, want het accentueert de veralgemening van goederenconsumptie over de gehele populatie. MAAR: massaconsumptie is slechts één vorm van een basisprincipe: idee om grote hoeveelheid goederen te produceren en deze goederen voor verkoop aan te bieden aan een algemeen publiek in plaats van het aan te bieden aan een individu, iemands huishouden of lokale gemeenschap. > verkopen van een product dat niet op maat gemaakt is aan (de noden) van een gekend en uniek individu/ gemeenschap MAAR verkocht kan worden aan eender wie onpersoonlijke, algemene relatie van uitwisseling als basis voor consumptie - Marktrelaties zijn anoniem en universeel: de consument is geen ‘gekende’ consument, maar een anoniem subject men kan zich de consument louter inbeelden en construeren als een object - Idee dat consumentencultuur een zeer algemeen publiek dient, zorgt ervoor dat het gezien wordt als iets dat ‘iedereen’ omarmt (positief idee van consumentencultuur) hoewel toegang tot goederen beperkt is door toegang tot geld is de consumptie ervan in principe een activiteit van de gehele populatie (we zijn vrij en gelijk als we naar de markt gaan; niet beperkt door sociale status) > Consumentencultuur als universeel: het beeldt zichzelf af als een soort democratie voor comfort en welzijn iedereen kan een consument zijn EN iedereen moet een consument zijn > vergelijkbaar: wat kan men consumeren? Alle sociale relaties, activiteiten en objecten kunnen worden uitgewisseld als goederen. 4. Consumentencultuur: identificeert vrijheid met eigen keuze en eigen leven - een consument zijn= keuzes maken beslissen wat je wilt en hoe je geld spenderen om te krijgen wat je wilt deze keuze maken is ongedwongen: niemand heeft het recht te zeggen wat jij wilt - ‘vrijheid’ van consumentencultuur (keuze van de consument is een private activiteit)= cruciaal voor moderniteit ~ keuze consument= privé in positieve zin: geen publieke interventie; relatie tussen vrijheid en privé is cruciaal voor idee van het moderne individu individu verzet zich tegen sociale tradities, religie, politieke elite,… privé: persoonlijke bronnen= interesses van het individu keuze van de consument= individuele vrijheid ~ keuze consument= privé in negatieve zin: beperkt tot huishouden, persoonlijke relaties elke act van consumptie is privé in de zin dat het geen publieke betekenis heeft; wij consumeren niet om zo een betere samenleving te bouwen (betere persoon te zijn), maar wel om eigen plezier en comfort te verhogen - Consumentencultuur: dubbele betekenis van privacy in relatie met keuze en vrijheid persoonlijke betekenis en investering in de toekomst is verbonden met een beperkend gebied in het leven 5. De noden/behoeften van de consument zijn ongelimiteerd en onverzadigbaar - In meeste culturen: onverzadigbare behoeften als indicatie van bv.: corruptie of decadentie in consumentencultuur: ongelimiteerde behoefte is essentieel voor sociaaleconomische orde en vooruitgang; idee van onverzadigbare behoefte verbonden met culturele modernisering toegenomen productiviteit van de moderne industrie wordt gezien als een antwoord op de steeds meer verfijnde, persoonlijke verlangens van mensen 6. Consumentencultuur: medium om onderhandelen over identiteit en status in een posttraditionele samenleving - In ancien régime: sociale structuur met vaste, stabiele status; sociale status staat vanaf de geboorte vast; verplicht tot bepaalde levensstijl > verdween bij de geboorte van de commerciële samenleving: moderne concepten van individualisme; weg met vaststaande status In post-traditionele samenleving: individuen moeten hun eigen sociale identiteit construeren, want is niet langer toegeschreven + status is onstabiel en veranderlijk, want wordt gepresenteerd aan de hand van veranderlijke goederen en afbeeldingen > toegang tot goederen dankzij geld, maar goederen zelf bepalen de sociale positie 7. Consumentencultuur representeert het toegenomen belang van cultuur in moderne machtsuitoefening > goederen en hun omgeving: reclame, etalering in winkel, productontwerp,… ~ problemen met status en identiteit bevorderen flexibiliteit in de relatie tussen consumptie, communicatie en betekenis: structuur en betekenis van status steeds meer in overleg (onderhandelbaar) ~ breuk tussen producent en consument; productie voor een anoniem, algemeen publiek om consument en product terug aan elkaar te verbinden: beide moeten terug gepersonifieerd worden, terug betekenis geven waardoor beide terug met elkaar verbonden kunnen worden. producent moet een beeld van gebruikswaarde creëren waarin potentiële kopers zichzelf kunnen herkennen. > in postmoderne samenleving: cultuur organiseert de economie in verschillende opzichten waarden van goederen is afhankelijker van culturele waarde dan van functionele, economische waarde. goederen minder de vorm van ‘materieel’, maar meer en meer van tekens en voorstelling > Consumentencultuur als ‘de-materialiserend van de economie’ The conquest of cool Of commerce and counterculture Jaren ’60: het begin van onze eigen cultuur bepaalt de wereld waarin we nu leven MAAR: negatief beeld t.o.v. de jaren ‘60 Allan Bloom - “The Closing of the American Mind” - Hij stelt de Jaren ’60 verantwoordelijk voor alles wat slecht is in Amerika: o Academische ontwikkelingen o Onheil alom de ondergang van de traditionele waarden Robert Bork - Jaren ’60 zorgen voor intrede van het revolutionair nihilisme en ideologieën van cultureel radicalen. COUNTERCULTURE = TEGENCULTUUR = discontinuïteit Jaren ’60 stonden symbool voor moreel drama, rebellerende jeugd ‘hippies’ Commerciële fantasieën van rebellie, bevrijding en onomwonden revolutie tegen de brutale eisen van de massa-samenleving zijn bijna op het punt van onzichtbaarheid in de reclame, films en televisieprogramma's. VB1: Ken Kesey’s kleurrijke bus verwijst naar nationale ontrafeling, maar Coca Cola zag dit eerder als een instrument voor promotie van hun ‘fruitopia’. VB2: De producten van Apple, IBM en Microsoft roepen op tot het breken van de regels en zichzelf te vinden. De culturele stroming van de jaren ’60 was ongeïnteresseerd, mechanisch en uniform. De opstand van de jongeren hiertegen was en vrolijke, en zelfs glorieuze culturele bloei, maar die werd helaas zelf al snel de trend. Tegencultuur werd uitverkocht aan Hollywood en televisie. Tegencultuur is volgens de jaren ’60 een fundamentele tegenstander van de kapitalistische beweging. Het staat dan ook symbool voor de grote culturele ‘shifts’ die de Verenigde Staten heeft veranderd. Verder heeft de tegencultuur permanent de Amerikaanse culturele prioriteiten aangepast. Door de bedrijven werd Amerika een plaats van puriteinse conformiteit en lege consumptie. REACTIE: creëren van een fake tegencultuur die een commerciële replica vormde. Moeilijk onderscheid tussen echte en fake tegencultuur want ze hebben dezelfde rolmodellen: 1. Rocksterren en rebellerende beroemdheden 2. Miljonairs 3. Bedienden uit de culturele industrie Tegencultuur werd door de bedrijven niet bekeken als een vijand, maar eerder als een hoopvol symbool, een symbolische bondgenoot tegen de moeilijke procedures en heersende hiërarchie. Look at all the lonely people Tegen het einde van de jaren ’50 waren er slechts weinig Amerikanen die niet wisten wat conformiteit juist betekende. Conformiteit in deze periode kenmerkte zich vooral door de intolerantie t.o.v. de verschillen in de samenleving. Het is een symptoom van voortdurende economische en sociale shifts. In 1950 introduceerde David Riesman “the other-directed man”. Dit is een persoon die naar anderen kijkt (zowel gedrag als geloof) in zijn omgeving voor begeleiding. Norman Mailer! Belangrijkste bijdrage geleverd aan de literatuur rond de massa-samenleving: Hij schreef in 1957 “The White Negro” als oplossing voor de problemen in die tijd. Het antwoord voor de conformiteit die aanwezig was in de jaren ’60 was hip. Volgens Mailer moest men zich lostrekken van de veiligheid van fysieke en spirituele zekerheden. Het is de bedoeling dat men leeft voor de onmiddellijke plezieren in het leven en niet meer voor de “arbeidsethiek”. De naam die Mailer hiervoor aanhaalt in zijn boek is: ‘The Hipster’. Charles Reich Opkomst van nieuwe ‘Consciousness’ Consciousness II: Mensen zijn robots. Ze leven allemaal volgens hetzelfde patroon. Consciousness III: Deze stroming moedigt de mensen aan om zich te bevrijden van de opgelegde waarden door de corporatistische staat. Vrijheid en zelfrichting kiezen boven de conformiteit en “other-direction” van de grootste stroming. Tegencultuur heeft een revolutie doorgevoerd in levensstijl en niet in politiek. Hip as Hegemon John Fiske stelt dat de massacultuur een bron van oppressie en rebellie is. Ondanks het feit dat het gemaakt is om voordeel te halen uit de consument geeft het sommige groepen en individuen een zeker vorm van macht. Deze gebeurtenissen resulteren in populaire cultuur (window shopping) en oppositionele culturele praktijken. Dit houdt in dat er een tegenstelling plaatsvindt, namelijk het feit dat de machtsblokken (power-bloc) de consumenten conformistisch en voldaan willen, terwijl deze hiertegen rebelleert. Een populaire massacultuur kenmerkt zich door aspecten van vrijheid, heterogeniteit en lust met elkaar te verbinden. Indien aan deze voorwaarden voldaan is kunnen we spreken van een ondergeschikte emancipatie. De wet overschrijdende handelingen van o.a. hipsters zijn een manier van weerstand en de massacultuur doet enkel toegevingen hieromtrent uit noodzaak. Verder moet duidelijk afgebakend worden wat we verstaan onder het woord ‘hip’. Hip is een set van bevrijdende praktijken fundamenteel in strijd met de dominante impulsen van het naoorlogse Amerikaanse samenleving. Historici zoals Warren Susman benadrukken dat de rijkdom van een consumentenmaatschappij niet ligt in het controleren van mensen hun vrijetijdsgedrag, maar exact het tegenovergestelde: Mensen totale controle geven over hun vrije tijd en hun laten genieten van voorheen verboden activiteiten. In dit licht begrijpen we daarom beter waarom ze het hedendaagse regime zien als een regime van individualiteit en constante verandering. Deze maatschappij is er niet zonder slag of stoot gekomen, er is een proces aan voorafgegaan. In de jaren 50 ging men uit van Taylors theorieën (Theory X) waarin de time and motion studies en zijn bevindingen centraal stonden. Het bedrijfsleven werd gekenmerkt door extreme arbeidsspecialisatie en het verder centreren van de arbeid in enorme fabrieken. In de jaren 60 vond er een revolutie plaats mede door het boek van McGregor (The human side of entreprise). Deze geloofde dat het bedrijfsleven meer aandacht moest schenken aan de humane kant van de medewerkers, en dat louter een geldbedrag geen voldoende motivatie was, in tegenstelling tot wat Taylor dacht (Theory Y). Naast deze verandering in de Amerikaanse businesswereld vond er ook een verandering plaats in de industriële organisatie, namelijk marktsegmentatie. Dit houdt in dat er meer rekening wordt gehouden met de demografische en geografische positie van de doelgroep, consumenten worden dus niet meer homogeen behandeld. Deze verandering leidt tot een explosie in marketinguitgaven en focus op het merkimago, waardoor de concurrentie tussen merken hoog oploopt. De cola wars is een uitsteking voorbeeld van deze verandering. Tot de jaren 60 was er een monopolie van coca cola in dit specifieke marktsegment. Na de jaren 60 daarentegen, kon pepsi concurreren met coca cola door zich een jong en dynamisch imago aan te meten. Deze verandering is volgens David Harvey te wijten aan een overgang naar een soort hyperconsumentisme, waar niet alleen de feitelijke productie en kenmerken van een product belangrijk zijn, maar vooral de consumenten- en merkidentiteit en publieksstrategieën belangrijk zijn. Hip consumerism Mannenkledij en advertising zijn twee sectoren die besproken worden als voorbeeld om dit ‘hip consumerism’ te verduidelijken. In de jaren 50 kenden beide sectoren problemen, maar omstreeks 1968 is de sector van de mannenkledij uitgegroeid tot het symbool van de revolutie. Door de instorting van de naoorlogse welvaart verzwakte de groei van beide sectoren maar toch kende de revolutie die in de jaren 60 begonnen was nog geen eind. In de jaren 90 is de modesector nog steeds booming business en is er zelfs een personencult ontstaan rond bekende topontwerpers, het voorbeeld van de jaren 60 (rebellie) wordt in deze informatie-economie gebruikt. Celebrity capital: redifining celebrity using field theory Abstract Dit artikel stelt voor om celebrity te herdefiniëren in de richting van een soort kapitalistische theorie, gebaseerd op Bourdieu. -> want huidige def verklaart te weinig de convertibiliteit van celebrity naar andere gebieden (bv in economisch of politiek kapitaal). Huidige def celebrity: een opgebouwde mediazichtbaarheid dat ontstaat door steeds terug te keren in mediapresentaties. Dus: een substantiële, op zich staand soort kapitaal en geen subset, speciale categorie of symbolisch kapitaal In dit artikel doet men een poging om de bestaande benaderingen van celebrity in 1 omvangrijke conceptualisering te zien, zodat men een betere grip kan krijgen op dit sociaal en cultureel fenomeen. Introduction “The myth of the mediated centre” (Couldry): de media zijn de geprivilegieerde gatekeepers en toegangspunten tot een ingebeeld sociaal centrum; de categorische distinctie tussen ‘media mensen’ en ‘gewone mensen’ is essentieel hiërarchisch in de natuur. mediafiguur zijn : lijkt belangrijk t.o.v. degene die niet in de media komen Bv: reality tv, talentenjachten: schreeuw naar roem met allerlei fancommunities Talloze media en entertainment celebrities (proberen om) de politieke, literaire of journalistieke wereld binnen te gaan, d.m.v. hun mediastatus diepe inbedding van celebrity in de maatschappij en cultuur Daarom veel bestaande literatuur: Reeds heel vroeg: Weber, Mills, Sennet Ontstaan systematische aandacht voor de ontwikkeling van sterrenstudies (star studies): Morin, Dyer Recent: snelle opgang van celebritystudies als apart studieveld: Gamson, Marshall, Rojec, Turner Dus: grote verscheidenheid, wederzijdse bevruchting en verschillende benaderingen en tradities van celebrity studies conceptuele verscheidenheid maar ook vage definities 1. Conceptuele diversiteit –> bepaalde termen (bv held, ster, superster, idool,…) gebruikt om bekende individuen te benoemen. Correlatie: het veld van de beroemdheid en het ontvangen label. a. Supersterren: sport, film, muziek, of het breder cultureel veld -> talent of iets bereikt b. Idool, icoon: pop muziek a en b : specifieke functies in de publieke sfeer c. Celebrity: de verkregen beroemdheid door media meer algemene term celebrity als algemeen en vaak voorkomend concept: kan verkregen worden via familierelaties (bv royal), bereikt worden door talent, en overwegend draagt de media hierbij bij 2. Vaagheid: celebrity reeds op verschillende wijze gedefinieerd probleem voor: theoretische en empirische analyse, wederzijdse duidelijkheid in het veld en verklarend vermogen dit artikel: dit probleem van de kaart vegen d.m.v.: - in kaart brengen van verschillende definities, ze te ordenen om inzicht te krijgen in de voornaamste bouwstenen van de definities van celebrity, en wat de meerwaarde en tekortkomingen zijn van deze definities - vanuit tekortkomingen: voorstellen om celebrity te herdefiniëren als een vorm van kapitaal nl. Celebrity kapitaal conceptualiseren in een diepgaande theorie in het domein van Bourdieu A tentative mapping of celebrity defenitions Negatieve connotaties: Vaak bekeken als oppervlakkig en betekenisloos (Boorstin) Hernieuwing en instabiliteit: bv celetoid (Rojek): vandaag in de media, morgen vergeten en vervangen door een nieuwe celetoid (handelsgoed), bv demotic turn: snelle verandering naar celbrities en de relatieve makkelijk te bereiken status, droom of wens van vele grote delen van de populatie (Turner) Niet handig om conceptueel te denken Celebrity als sociale categorie die bestaat uit bekendheid van een individu: ontologie + verklaring: Aan de hand van 4 grote bouwstenen van heel het celebrity apparaat: celebrity, media, het publiek en de celebrity industrie De auteur maakt hier een duidelijk scheiding tussen celebrity industrie en media, waar andere auteurs dat niet doen: - Doel celebrity industrie: het celebrity image en alle gerelateerde handelswaar verkopen moet worden gezien als een onafhankelijke industrie! - Doel media: andere interesses zoals hoge kijkcijfers of reclame verkopen Bouwstenen 1. Celebrity: Celebrity als een persoon: refereert naar innerlijke kwaliteiten, skills, authenticiteit, star quality of charisma a. Paradox: extraordinaire kwaliteiten (bv goede zanger) <-> ook ‘normale’ mensen, dagdagelijks leven b. New Media, Internet: meer mogelijkheid om celebrity te worden bv Do it youself-celebrities (DIY-celebrities) zoals Justin Bieber via Youtube Maar: aandacht aan agentschappen, maar nood aan meer structurele aspecten sterren hebben wel invloed op hun vormingsproces en hun commodificatie maar, slechts één element in een lange reeks 2. Celebrity Industry: Celebrity als een product van de celebrity industrie of als een koopwaar. (Marx, Horkheimer & Adorno) kan geconsumeerd, aanbeden, en bemind worden + creëren markten en publiek voor zichzelf, en voor alle koopwaar en merken verbonden met hen producten van het kapitalisme als belichamingen van de ideologie Maar: deze benaderingen onderschatten het belang van het publiek 3. Media: centrale rol Turner: celebrity = interesse media is overgegaan van publieke rol naar privaat leven Interesse in privaat leven kan bekendheid wel verhogen maar: - vaag - veel celebrities waarbij de pers vooral focust op hun publiek leven. Bv politici Dus, niet alleen interesse privaat leven in acht nemen, ook de populaire persona als mogelijke weg naar celebrity, Ook nadruk op media als proces: celebrities hebben mediatie nodig 4. Public: Celebrities als mensen waarin het publiek geïnteresseerd is Maar: wat is exact het publiek? En wat voor interesse? Herkenbaarheid (Ferris) -> te algemeen (bv profs) onbevredigende def om de ontologie te achterhalen want ze zouden kunnen gelden tot eender welke persoon en bevatten geen soort media (cruciaal) kijken naar publiek als een groot aantal van verschillende groepen: publiek gelokaliseerd in verschillende en specifieke plaatsen Conclusies: 1. Dynamische kijk op celebrity, eerder proces dan statisch 2. Variërende versies, maar niet noodzakelijk incompatibel verschillende perspectieven integreren 3. Gemeenschappelijke tekortkomingen van def: niet genoeg nadruk op de convertibiliteit of uitwisselbaarheid van celebrity transformatie van celebrity naar een andere veld dan dat waarin ze bekend werden, en hun beroemdheid converteren naar politieke macht = elke def faalt dit aan te halen of uit te leggen uitwisselbaarheid van machtsmiddelen Celebrity capital Verschillende keren besproken in literatuur, vaak beperkt. Krieken (2012): belichaming van een meer abstracte soort van kapitaal, aandacht + de verzameling en verdeling van aandacht Hunter (2009): specifiek soort van reputatie kapitaal, kan strategisch gebruikt worden bv als manager, Ophra Winfrey met haar t-zender Voordeel def: gedetailleerd en multidimensionele def en operalisatie van celebrity kapitaal nadeel def: enkel voor management en buisiness studies, en niet voor ontologie Def ingebed in de domeintheorie van Bourdieu: 1. Corin & Shaw: impliciet: de opeenstapeling van mediazichtbaarheid 2. Heinich: expliciet: mediazichtbaarheid, capital de visibilité (ipv celebrity capital) staat naast sociaal, economisch, cultureel en symbolisch kapitaal 3. Collins: 1e die celebrity concept zag als een deel van Bourdieu zijn domeintheorie: “een configuratie van symbolisch kapitaal dat noodzakelijk is om succesvol te integreren en te functioneren in een culturele handel binnen het veld van entertainment.” Maar: - gebruikt term enkel in veld van entertainment, terwijl celebrity in veel velden van kracht is - geen vorm van symbolisch kapitaal Celebrity capital is not a kind of symbolic capital Symbolisch kapitaal = kernbegrippen Bourdieu Uitleg: moderne gedifferentieerde samenleving van sociale plekken, bestaande uit een meervoud van gespecialiseerde en semi-autonome sociale domeinen, waarvan er geen scherp afgebakende grenzen bestaan omdat deze objecten constant in strijd zijn. Positie individuen in maatschappij en domeinen hangt af van hun volume en configuratie van kapitaal. Economisch kapitaal: onmiddellijk en direct omwisselbaar in geld Cultureel kapitaal: bestaat enkel in de belichaamde, objectieve (producten of kwaliteiten) en geïnstitutionaliseerde staat Sociaal kapitaal: de opeenhoping van de actuele of potentiele middelen die gelinkt zijn aan bezit van een duurzaam netwerk van meer of minder geïnstitutionaliseerde relaties van wederzijdse bekendheid en herkenning volume: aantal mensen dat gemobiliseerd kunnen worden in een individu’s netwerk. Symbolisch kapitaal: een mogelijk effect als erkenning van iemands sociaal netwerk = belangrijkste! Ook meest ambigu Bourdieu: heeft symbolisch kapitaal losgemaakt van cultureel en economisch kapitaal, en ziet het als een aparte vorm van kapitaal. Schwartz (2013): symbolisch kapitaal = legitieme herkenning, publiek erkend gezag ontvangen van een groep Auteur: celebrity kapitaal scheiden van symbolisch kapitaal!!! Celebrity kapitaal Symbolisch kapitaal herkenbaarheid, afkomstig van herkenning mediazichtbaarheid werkt over verschillende velden veldspecifiek Opm: actor kan een hoeveelheid celebrity kapitaal opmerken, maar dit betekent geen herkenning, bv als andere vormen van kapitaal meer belangrijk zijn in dat veld Analysis van zichtbaarheid (Brighenti, 2007): mediazichtbaarheid heeft nood aan hernieuwing en herhaling celebrity kapitaal is gebaseerd op terugkerende mediarepresentaties, anders vervaagt het snel kleine kern van celebrities met langdurige carrière en internationale allure Janus face (paradox)(Brighenti, 2007): - - Mediazichtbaarheid voedt controle en surveillance: besef van geobserveerd en gecontroleerd te worden kan sowieso al iemands sociale gedragingen beïnvloeden Mediazichtbaarheid kan herkenbaarheid aanbieden en mogelijk ook meer herkenning meesten (politiekers, advocaten , modeontwerpers, CEO’s,….) streven naar celbrity kapitaal Maar: Celebrity kapitaal is hiërarchisch opgesteld en is gebaseerd op sociale uitsluiting, want slechts een klein deel van de bevolking participeert rechtstreeks in mediaproductie Het is mogelijk dat een aantal actoren met heel grote hoeveelheden celebrity kapitaal een bepaald domein domineren en zelfs verwringen De mogelijkheid bestaat dat men celebrities migreren naar een ander domein Als actoren een celebrity kapitaal bezitten, kan het zorgen voor competitie rond mediazichtbaarheid met andere actoren in hun respectievelijk domein, want: een bepaalde hoeveelheid celebrity kapitaal is noodzakelijk voor succesvol zo worden sociale domeinen zelf als celebrity bekeken Celebrity capital, media meta-capital, and media(-related) capital Couldry: media meta-capital concept: media als zowel semi-automatisch als een symbolische kracht die invloed uitoefent in andere sociale domeinen media kan macht uitoefenen over verschillende domeinen en over verschillende vormen van kapitaal die circuleren in deze domeinen beïnvloeding van sociale domeinen en sociale ruimten op 3 manieren: 1. Media zorgt voor beredeneerde oplijstingen die sociale problemen kaderen, ze beïnvloedt agenda’s en legitimeert representaties in de sociale wereld 2. Beïnvloeding van dat wat als symbolisch kapitaal geldt in bepaalde domeinen 3. Media beïnvloedt de uitwisselingsratio tussen verschillende vormen van kapitaal meta-kapitaal (de invloed van media) kan transformeren naar symbolisch kapitaal en z’n waarde en de uitwisselingsratio zijn beïnvloed door media in de hele sociale ruimte -> in variërende omvang Andere vormen van media gerelateerd kapitaal: Media meta-kapitaal kan in bepaalde domeinen resulteren in media-related kapitaal of op media gebaseerde symbolisch domein Maar: vaag mogelijk begrip van deze term: - dat deel van iemands symbolisch kapitaal dat is gegenereerd door mediablootstelling OF subset voor cultureel kapitaal gerelateerd aan media, zeer voordelig of zelfs een conditie om celebrity kapitaal te behalen The convertibility of celebrity capital Voorgaande bespreking: te weinig nadruk op de verklarende kracht achter de convertibiliteit van celebrity in andere domeinen Bourdieu: iemand die een dominante positie inneemt binnen een bepaald domein transformeert de uitwisselingsratio tussen verschillende vormen van kapitaal. Bv economisch kapitaal: geconverteerd in andere vormen van kapitaal, zoals sociaal en cultureel kapitaal Geldt ongeveer ook bij celebrity kapitaal: kan geconverteerd worden in economisch kapitaal als geld (bv merchandise), in sociaal kapitaal als waardevolle contacten (bv netwerken), in symbolisch kapitaal als erkenbaarheid (bv als het erkend is in een zeker sociaal domein) Maar: de verandering naar een ander soort kapitaal gaat niet altijd onopgemerkt of zonder tegenstand: kan de relatieve waarde van verschillende soorten kapitaal en de corresponderende krachtige dynamieken binnen sociale domeinen ontwrichten (bv kritiek op politici die celebrity kapitaal opbouwen) Illustration: Rik Torfs Rik Torfs: Belgische academicus die televisie persoonlijkheid en senator werd Academische expertise = cultureel kapitaal, verdiende een loon = economisch kapitaal en was internationaal bekend = symbolisch kapitaal Werd vervolgens gevraagd voor interviews op tv en opiniestukken in kwaliteitskranten Was vervolgens lange tijd jurylid in de Slimste Mens -> langdurige mediablootstelling bij het grote publiek = celebrity kapitaal Celebrity kapitaal werd nog verhoogd door peetvader te zijn van een kandidate van Miss Belgian Beauty Veel details over privé-leven gekend door zijn politieke mening Gesolliciteerd bij veel politieke bewegingen (signaal van zijn omkering van celebrity kapitaal naar sociaal kapitaal) -> eigen politieke beweging: mislukt, bij Christen-Democraten = omkering van celebrity kapitaal naar politiek kapitaal + economisch kapitaal (contracten) Maar: bleek langs een kant een handicap: 2005: kandidaat rector voor KU Leuven niet gehaald want zijn lange reeks van media optredens en zijn hoog celebtrity kapitaal = weinig symbolisch kapitaal in het academische domein Na beëindiging van politieke carrière en verminderde media optredens: verkozen tot rector Conclusion Celebrity kapitaal = recognizability (herkenbaarheid) -> geaccumuleerde mediazichtbaarheid door terugkerende mediaoptredens media meta-kapitaal effecten: op individuen (celebrification) en op sociale domeinen (celebritization) Beïnvloedt definitie van kapitaal en de regels van het spel in vele sociale domeinen, de circulatie van mediarepresentaties kan ook gezien worden in een aparte vorm van kapitaal: celebrity kapitaal kan daarom belangrijk worden naast andere vormen van kapitaal en kan de interne dynamiek en manier van werken binnen een bepaal domein beïnvloeden scheiden van symbolisch materiaal: celebrity kapitaal is geen subset of speciale categorie van symbolisch kapitaal, maar een substantieel andere vorm van kapitaal. Maar: onstabiele categorie -> kan in een vingerknip veranderen -> definties getacegoriseerd obv 4 bouwstenen def in elkaar geïntegreerd: 1. Het is de individuele actor die het kapitaal accumuleert door terugkerende mediaoptredens en die competitie voer met andere actoren voor celebrity kapitaal en de erkenning door andere actoren 2. Deze individuele actoren moeten voorbereid zijn op om het spel van de celebrity industrie te spelen kan spanningen creëren 3. Media zijn essentieel om celebrity kapitaal te begrijpen 4. Door de erkenning van celebrity kapitaal door anderen kan door zijn omkering in symbolisch kapitaal of andere vormen van kapitaal het waardevol zijn binnen een bepaald veld voordeel def celebrity kapitaal: boeiend conceptueel kader om de omkering van celebrity in andere soorten kapitaal te bestuderen maar: meer analysis nodig, specifieke voorbeelden bestuderen Oppassen voor een te functionalistische interpretatie die het belang van symbolische waarde en zijn centrale positie in onze gemediatiseerde maatschappij en cultuur zou schaden. Political Culture as a Resource for Political Engagement (tekst 18) Sanna Inthorn, John Street and Martin Scott Abstract Media teksten zijn een bron of middel van voorbereiding voor jongeren en hun engagement in de publieke sfeer. Keywords Muziek, politiek engagement, politiek, populaire cultuur, televisie, jongeren, jeugd, videospelletjes Introduction In deze paper wil men aantonen dat ook mediateksten die niet expliciet refereren naar politiek, eveneens de potentie hebben om jongeren te voorzien van middelen die ze nodig hebben voor hun politiek engagement. Het is een onderzoek van het publiek door middel van een combinatie van focusgroepen, interviews en tekstanalyses. Tijdens de focusgroepen had men het over een brede waaier van televisiegenres zoals talentenjachten, soap operas, dramas, nieuws en documentaires, daarnaast werden er ook conversaties gevoerd over populaire muziek en video games. In deze tekst gaat men uit van de assumptie dat 'stemmen' een activiteit is waarmee we kunnen meten in hoeverre iemand politiek geëngageerd is. Over het algemeen omschreven de respondenten formele politiek als moeilijk te begrijpen, met een strijdlustige manier van communiceren en iets voor oudere mensen. Andere studies hebben aangetoond dat een mens niet persé apolitiek is wanneer hij niet geëngageerd is. Deze paper wil enerzijds de potentie van populaire cultuur serieus nemen en anderzijds open staan voor de mogelijkheid dat politiek engagement ook andere dingen inhoudt dan stemmen of een brief schrijven naar een politicus. Defining Politics and Political Engagement Politiek is de strijd van machtsrelaties en daarnaast is het een inherent aspect van alle sociale relaties en bevatten zowel de politieke en private sfeer. Er wordt vanuit gegaan dat we moeten accepteren dat politiek zich ook afspeelt op micro niveau van het dagelijkse leven. Zo is een discussie over wat er vanavond op televisie gekeken wordt of over de keuze van een vrouw haar coupe een onderhandeling van macht. Er wordt benadrukt dat ze er niet van uitgaan dat de staat irrelevant is voor de politiek en dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen activiteiten die wel en niet politiek zijn. Zij gaan ervan uit dat een activiteit, verbaal of niet verbaal, een element van publieke oriëntatie nodig heeft opdat het politiek genoemd wordt. Men noemt het 'publieke verbintenis' wat inhoudt: een oriëntatie tot eender welke zaak dat een invloed heeft op hoe we samenleven en dat nood heeft aan een gewone oplossing. Politieke zaken beïnvloeden grote delen van de samenleving en vereisen een gemeenschappelijke oplossing. Voorbeeld: een vrouw discussieert met haar man over de afstandsbediening en maakt het een discussie over gender → het raakt aan de bredere sociale structuren van de samenleving en het vereist een politieke actie om dit publieke probleem op te lossen. Het uitgangspunt hier is dat wanneer jongeren tijdens hun conversaties het hebben over elementen die raken aan het publieke leven, dat ze zich politiek aan het engageren zijn. Daarnaast wil men onderzoeken of populaire cultuur een voedingsbodem kan zijn voor het engagement in de politiek. Politiek engagement omvat enerzijds dimensies van conflict en anderzijds eender welke activiteit die georiënteerd is richting het beïnvloeden van gouvernementele acties. What Is Necessary for Political Engagement? De benadering die zei hanteren stelt centraal dat politiek engagement onderlegd is door kennis. Een vorm van kennis verwijst naar de acties van politieke en sociale elite. De media heeft enerzijds de rol van waakhond en anderzijds helpt zij om de 'ontmoetingen' tussen de verschillende interesses te vergemakkelijken. Het hebben van waarden is een ander sleutelkenmerk van politieke participatie. Deze politieke waarden verwijzen naar de waarden die voorstellen hoe de leden van een bepaalde samenleving zouden moeten omgaan met elkaar. Het hebben van emoties is een ander aspect dat centraal staat bij een democratische politiek en kan zelfs politieke acties motiveren. In deze paper heeft men het over affiniteit, de emoties wanneer men zich associeert met anderen, met name momenten die een groepsgevoel uitdrukken die verder gaan dan de persoonlijke context. Kennis, waarden en affiniteit zijn de essentiële preconditities van politiek engagement, hoewel deze niet altijd gebruikt worden. Het is niet omdat iemand affiniteit voelt tot anderen (deze andere is niet nabij maar op 'afstand'), dat men zich naar deze gevoelens gedraagt. Naast deze drie condities wordt er benadrukt dat politieke participatie wel nog steeds een vorm van 'activiteit' met zich meebrengt. Conclusion Vele jongeren voel zich niet verbonden met de formele politieke en hebben het moeilijk om de link te zien tussen formele politiek en hun eigen leven. Toch heeft deze studie aangetoond dat zelfs jongeren die aantonen dat ze een gebrek aan interesse hebben voor politiek, geëngageerd zijn in conversaties over sociale verantwoordelijkheid en de interesse in verschillende sociale groepen. Populaire cultuur stimuleert zo'n conversaties en kan daarnaast een belangrijk bron zijn die nodig is voor het politiek engagement. Zo is er ook aangetoond dat politiek niet een afgezonderde activiteit is, zo is een dicussie een politieke activiteit, wat vaak gebeurde onder de respondenten. Populaire cultuur biedt jongeren een of andere middel om zich actief te kunnen engageren in de publieke sfeer, zelfs al zijn deze middelen niet begrepen als politiek. Er wordt benadrukt dat mediateksten oorspronkelijk ontworpen zijn voor entertainment en afleiding TELEVISION AND POSTMODERNISM – Jim Collins Relatie tussen postmodernisme en televisie: - Onvermijdelijk: televisie wordt vaak gezien als hoofdzaak van postmodernisme, en postmodernisme als ’television culture’ Bijna onmogelijk: variabiliteit van televisie en postmodernisme als kritische objecten: weinig algemeen aanvaarde principes Nodig: Televisie studies hebben geen achtergrond in (pre)modernistische periodes ideaal voor nieuwe inzichten in de onderlinge relaties tussen tekstualiteit, subjectiviteit en technologie in hedendaagse culturen. Definities van postmodernisme niet eenduidig 1) 2) 3) 4) 5) 6) Een kenmerkende stijl Beweging opgekomen in de sixties Getypeerd door een geheel van socio-economische factoren Een soort filosofische vraag die filosofische stromingen in vraag stelt Specifiek type van ‘politics’ Vorm van culturele analyse gevormd door alle bovenstaande. Beschrijving is onafscheidbaar van evaluatie, nooit ideologisch neutraal Gemeenschappelijke basis om postmodernisme te definiëren: GEEN modernisme - Modernisme = heroïsche periode van revoluties om culturen te transformeren Postmodernisme = neoconservatieve tegenbeweging Modernisme = elitarisme - - - - Postmodernisme = weg van gesloten avant-garde wereld, terug naar het dagelijkse leven Modernistische karakteristieken (Graff): verwerping van 19e E waarden (realisme). Weg van de objectieve beschrijving van de wereld (realisme), naar vormen van abstractie en symboliek met een hoog zelf bewustzijn. (samenhang plot en karakter, lineaire narratief, waarheid uit menselijke ervaring is niet toegankelijk via simpele documentatie) Barth voegt twee eigenschappen toe aan modernisme: Rol van de artiest als verbannen held Benadrukken van taal en techniek zelf, als ‘kunst’ op zichzelf Stilistische en ideologische kenmerken Kernprincipe van modernistische kunst Puurheid van techniek Jencks: parallel met architectuur: structurele gewoontes veranderen zou volgens modernisme leiden tot sociale verandering door verandering bewustzijn. Paradoxale ontwikkeling modernisme: Modernisme wil breken met conventionele stijlen. Ze hopen radicaal nieuwe stijlen te ontwikkelen die het bewustzijn transformeren door de shock van ‘het nieuwe’, en op deze manier sociale verandering teweeg brengen. Door zich zo fel af te zetten tegen de ‘mainstream’, blijven ze echter ook ver weg van het publiek dat ze zo graag willen veranderen. verandering van stijlen gefaald als effectieve vorm van communicatie ‘Failure of modernism’: door het samenvallen van twee prioriteiten: 1) Radicale zelfexpressie (romantiek) 2) Revolutionair massaal bewustzijn voor sociale verandering (socialisme) resulteert in verlaten van de politieke agenda van het modernisme Postmodernisme - - - Reactie tegen ‘self-enclosures’ van het modernisme dat voor een kleiner publiek en kleinere invloedssfeer zorgde. Publiek buiten galerijen en academische boeken zoeken relatie tussen hoge kunst en massa cultuur destabiliseren door tekens en symbolen van massa cultuur te gebruiken (vb. massaproductie, Warhol, Liechtenstein,…) = rearticulatie: andere betekenis geven in andere context (hier: context van museum kunst) Verschuiving in productie van betekenis: i.p.v. uitvinding van de artiest een heruitvinding (rearticulatie) of bewerking (costumizing) van bestaande tekens. Combinatie van tekens uit verschillende periodes, stijlen,… = radicaal eclecticisme: een tekst probeert de discontinuïteit van boodschappen aan te tonen, maar tegelijk ook hun simultaneïteit. Televisie: geen modernistische voorganger (nieuw medium), dus wat is postmodernisme? A Semiotics of Excess: “the Bombardment of Signs” Preconditie postmodernisme: proliferatie (verspreiding) van tekens en hun oneindige circulatie (door technologie) informatie-explosie (door tv) - - Tv als instrument in devaluatie van betekenis destructieve kracht van massa cultuur (Baudrillard) Hedendaagse cultuur = televisie cultuur, realiteit verdwijnt in eindeloze simulaties (Baudrillard) Ruïnering van leren en moraliteit (Bloom) Maar: ‘medium is the message’ is misschien waar maar de critici erkennen niet dat technologische vernieuwingen (zoals tv) heel snel worden opgenomen. Vb) Spreekwoorden waren ooit nieuw, maar zijn nu vanzelfsprekend Irony, intertextuality, and hyperconsciousness Alles doordringendheid van verschillende strategieën van rearticulatie (‘already said’): Ironie en bewustzijn van het ‘already said’ . Postmodern: simultaneïteit van tegenstrijdige vormen van rearticulatie. Ambivalente relatie tot de oorspronkelijke tekst: herkenning van de kracht van bepaalde teksten tegenover erkenning van ideologische of stilistische beperkingen. Vandaag op televisie: zowel verschillende oorspronkelijke teksten als rearticulaties samen op tv. = intertexuality: op de voorgrond brengen van referenties naar andere (eerdere) teksten Intertekstuele referenties worden voorbeeld van het hyperbewustzijn van postmoderne populaire cultuur. Zelf reflexiviteit en hyperawareness Subjectivity, Bricolage and Eclecticism - Identiteit in postmoderne cultuur: een kruispunt van tegenstrijdige posities van het subject meervoudigheid en tegenstrijdigheid van ID leiden tot reconsideratie van “effecten” van populaire cultuur op kijkers. Vb) Hypodermic Needle Theory onder de loep nemen: nieuw begrip ‘poaching’: kijkers creëren zelf de betekenis die ze willen of nodig hebben uit televiseprogramma’s. Individu als bricoleur die betekenissen verzamelt en samenvoegt zoals hij het zelf wil Erkent echter nog steeds het eclecticisme van het postmodernistische culturele productie niet. - Eclecticisme: het naast elkaar plaatsen van verschillende stijlen, materialen en gewoontes die tot dan toe incompatibel geacht werden. Op tv: gebruik van diverse stilistische gewoontes; kabel en VCR-opnames Televisie is, zoals het postmoderne subject, een knooppunt van verschillende, tegenstrijdige culturele boodschappen. Enkel door de samenhang van bricolage en eclecticisme te erkennen kunnen we de veranderingen in de relatie van ontvangen en produceren in postmoderne culturen begrijpen. Receptie als nieuwe vorm van betekenisproductie; productie als nieuwe vorm van receptie gezien de rearticulatie van eerder ontvangen boodschappen en concurrerende vormen van representatie. Commodification, Politics, Value - Postmodernistische bezorgdheid: impact van consumptiemaatschappij (consumerism) op sociale leven. - Jameson: Postmodernisme begrijpen als eindresultaat van meedogenloze commodificatie van het kapitalisme Geluk door commodificatie van nieuwe goederen Relevantie voor tv: Reclame (opgekomen als vorm van programmering; steeds meer vervagende grenzen door bv. infomercials) Als televisie gedefinieerd wordt door semiotiek, intertekstualiteit en eclecticisme, dan ook door consumerism. - Probleem voor televisiestudies: hoe de semiotische en economische dimensies verzoenen? - Jameson wil televisielandschap op één grote kaart in beeld brengen maar dit toont de limitaties van traditionele Marxistische paradigma’s. Beter: verschillende manieren waarop het domein gezien kan worden door individuen als bricoleurs. Samenvatting tekst 21: A cultural globalization of popular music? American, Dutch, French and German popular music charts VRAAG: Is de populaire muziek geglobaliseerd in de voorbije 4 decennia? HOE ONDERZOCHT: Muzieklijsten VS, Nederland, Frankrijk en Duitsland van 1965 tot 2006 vergelijken Probleem: globalisering is een te vaag begrip nood aan een meer strikt precies concept en empirische focus Muziek belangrijk onderzoeksgebied belangrijk domein in culturele globalisatie Waarom? Veranderingen zijn snel zichtbaar 3 visies over culturele globalisatie 1. Cultureel imperialisme/ hegemonie/ dominantie van het Westen (vooral de VS) kritiek te simplistisch 2. Glocalisatie: globale culturen zijn vinden vooral lokaal plaats. 3. Multi-culturalisatie: stijgende uitwisselingen van culturen tussen landen leidt tot stijgend culturele diversiteit Populaire cultuur wordt dus meer divers Muzieklijsten VS kern globaliseerde populaire cultuur Frankrijk, Duitsland en Nederland verschillen van elkaar in cultuur Top-10 hitlijsten worden bestudeerd Gevonden - - overal verschillend Zingen in het Engels domineert over het algemeen (behalve in Frankrijk) Muziek van eigen land domineert vooral in VS en Frankrijk, in Duitsland staan Amerikaans artiesten even hoog als de Duitse maar in Nederland domineert de VS Dit wijst op een nationalistisch protectionisme bij de VS en Duitsland Correlatie tussen nationaliteit en taal. Artiesten zingen voornamelijk in eigen taal. Globalisatie van populaire muziek? Wat onderzoeken? ontwikkeling van het aantal liedjes dat de hitlijsten binnenkwam in een periode van 3 jaar ontwikkeling van de proportie van buitenlandse muziek in de hitlijsten van de 4 landen Gevonden? - Er zijn altijd liedjes geweest die in meerdere landen populair waren - Proportie buitenlandse muziek is voornamelijk gebleven Verder onderspitten Amerikaanse Hegemonie? Hegemonie Amerika verhoogt na 1960 in Frankrijk en Duits. In Nederland was de hegemonie al aanwezig dus geen sterke stijging Maar na 1989 vind er een daling plaats: einde koude oorlog minder ‘the West and the rest’. Landen worden meer nationalistisch. Neonationalistische tendenties? Hoe te verklaren? 1. Proces van glocalisatie: de Amerikaans popmuziekstijl werd overgenomen door de landen met succes. Hierdoor werden artiesten uit eigen land terug populairder waardoor Amerikaanse artiesten minder in de muzieklijsten gingen staan 2. Toename neo-nationalisme: na de koude oorlog waren de landen anti-Amerikaans en anti-globalisering. Hierdoor gingen artiesten zelfs meer in eigen taal zingen: nationalisme laait terug op. Conclusie 1. Geen algemene trend in globalisatie van populaire muziek. Maar Amerikaanse muziek werd populairder tot 1980 in de 4 landen Amerikaanse hegemonie. Populaire cultuur trend kwam van de VS naar Europa overgewaaid Na 1989 daalde dit weer einde koude oorlog en dus heropleving van nationalistische gevoelens uit de Europese landen 2. Interpretatie nationalistische trend: institutionele in industriële ontwikkelingen: muziek wordt massaproductie (makkelijk in productie en verkoop) MTV veranderde het programma: focus op lokale muziek 3. Muziek in relatie met politieke en dus nationalistische reacties op Amerikaanse hegemonie 4. Nationalisering muziek door gevoelens van nostalgie