Een alternatief vergoedingsysteem voor medische fouten

advertisement
Een alternatief
vergoedingsysteem voor
medische fouten
Een onderzoek naar de verbetermogelijkheden voor de vergoeding van
medische fouten door middel van een alternatief vergoedingssysteem
gebaseerd op het Belgische tweesporenstelsel.
MASTERTHESIS 2012-2013
Inge Schennink
Een alternatief
vergoedingsysteem voor
medische fouten
Een onderzoek naar de verbetermogelijkheden voor de vergoeding van
medische fouten door middel van een alternatief vergoedingsysteem gebaseerd
op het Belgische tweesporenstelsel.
MASTERTHESIS 2012-2013
Auteur
: I. Schennink
ANR
: 127306
Studentnummer
: U1242501
Faculteit
: Rechtswetenschappen
Opleiding
: Rechtsgeleerdheid
Accent
: Privaatrecht
Datum van verdediging
: 13 juni 2013
Examencommissie
: mevrouw mr. C.B.M.C. Zegveld
mevrouw mr. L.A.B.M. Wijntjes
Voorwoord
Voor u ligt mijn scriptie welke het sluitstuk vormt van mijn studie Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit
van Tilburg. Niet alleen mijn rechtenstudie sluit ik hiermee af maar ook een leerzame en fijne
studentenperiode waarin ik de kans heb gehad om verschillende opleidingen te volgen waardoor ik
mijzelf steeds verder heb kunnen ontwikkelen tot de persoon die ik nu ben.
Ik ben me ervan bewust dat het zonder de hulp van anderen niet gelukt zou zijn om mijn scriptie, zoals
deze nu voor u ligt, te schrijven. Ik wil daarom op de eerste plaats mijn scriptiebegeleidster Charlotte
Zegveld hartelijk bedanken voor de fijne begeleiding die zij mij heeft geboden tijdens het schrijven van
mijn scriptie. Mede door haar adviezen, kritische noten en het beschikbaar stellen van de nodige
literatuur kwam ik steeds weer een stap dichter bij dit eindresultaat. Ik heb de begeleiding als zeer
prettig ervaren. Ook wil ik Lianne Wijntjes bedanken voor het plaatsnemen in de examencommissie als
tweede lezer.
Ik wil mijn ouders, Henk en Petra, bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun tijdens mijn rechten
opleiding maar ook tijdens alle andere opleidingen waarmee ik een uitstekende basis heb kunnen
leggen om me verder te kunnen ontwikkelen tot de juriste welke ik nu ben. Mede dankzij hun steun kan
ik mijn doelen blijven nastreven.
Mijn dank gaat uit naar mijn broers, Dirk en Roald, mede door hun ambitieuze houding word ik
geprikkeld om steeds weer een stapje verder te gaan. Mijn lieve vriend Stan wil ik danken voor het
vertrouwen dat hij in mij heeft. Verder wil ik al mijn vriendinnen bedanken die mij als
ervaringsdeskundigen hebben bijgestaan bij het schrijven van mijn scriptie. Tot slot wil ik alle anderen
die op welke manier dan ook hebben bijgedragen aan mijn scriptie hartelijk bedanken.
Rest mij u verder veel leesplezier toe te wensen!
Inge Schennink
Budel 13 juni 2013
Afkortingenlijst
Arr.Cass. :
Arresten van het Hof van Cassatie
art.
:
Artikel
BW
:
Nederlands Burgerlijk Wetboek
B.W.
:
Belgisch Burgerlijk Wetboek
Cass.
:
Hof van Cassatie
Doc.
:
Document
FOD
:
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid
GBL
:
Gedragscode Behandeling Letselschade
Ger.W.
:
Gerechtelijk Wetboek
HR
:
Hoge Raad
KB
:
Koninklijk besluit
KCE
:
Federaal Kenniscentrum voor gezondheidszorg
MvT
:
Memorie van Toelichting
nr.
:
Nummer
Parl. St.
:
Parlementaire stukken
WAM
:
Waarborgfonds motorverkeer
WGBO
:
Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst
Rb
:
Rechtbank
RIZIV
:
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
Rv
:
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorming
RU
:
Universiteit Leiden
TAS
:
Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers van 21 januari 2000
UvA
:
Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Inleiding ................................................................................................................... 1
Hoofdstuk 2: Het civiele medische aansprakelijkheidsrecht.................................................... 4
2.1. Wanprestatie en onrechtmatige daad ............................................................................................. 4
2.2. Schade en causaal verband............................................................................................................. 5
2.3. Bewijslast ............................................................................................................................................ 5
2.3.1. Aantonen toerekenbare tekortkoming ..................................................................................... 6
2.3.2. Aantonen causaal verband ....................................................................................................... 6
2.4. Conclusie............................................................................................................................................. 8
Hoofdstuk 3: Knelpunten en toetsingskader .............................................................................. 9
3.1. Bewijsprobleem .................................................................................................................................. 9
3.1.1. Knelpunten bij het aantonen van een toerekenbare tekortkoming ..................................... 9
3.1.2. Knelpunten bij het aantonen van causaal verband ............................................................. 10
3.2. Spelers in de civiele aansprakelijkheidsprocedure ..................................................................... 11
3.2.1. Medisch deskundige ................................................................................................................ 11
3.2.2. Belangenbehartigers ................................................................................................................ 12
3.3. Ervaringen en verwachtingen van de patiënt .............................................................................. 13
3.4. Toetsingskader ................................................................................................................................. 13
3.5. Conclusie........................................................................................................................................... 15
Hoofdstuk 4: Belgische vergoedingssysteem voor medische schade ................................. 17
4.1. Civielrechtelijk medische aansprakelijkheidsrecht ...................................................................... 17
4.1.1. Contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid ....................................................... 17
4.1.2. Vereisten vestiging medische aansprakelijkheid ................................................................. 19
4.1.3. Bewijslast ................................................................................................................................... 21
4.2. Aanleiding alternatief vergoedingssysteem ................................................................................. 23
4.2.1. Hervormingen civielrechtelijk aansprakelijkheidssysteem ................................................. 24
4.3. Wet Medische Ongevallen 2010.................................................................................................... 25
4.3.1. Tweesporenstelsel.................................................................................................................... 25
4.3.2. Schadevergoeding zonder aansprakelijkheid (No-fault)..................................................... 26
4.3.3. Personeel en Materieel toepassingsgebied ......................................................................... 27
4.3.4. Het Fonds voor medische ongevallen ................................................................................... 28
4.3.5. De procedure voor het Fonds ................................................................................................. 28
4.3.6. Kritische kanttekeningen met betrekking tot de Wet Medische Ongevallen ................... 34
4.4. Het alternatief vergoedingssysteem getoetst aan het toetsingskader ..................................... 36
4.5. Conclusie........................................................................................................................................... 39
Hoofdstuk 5: Implementatie in ons huidige rechtsstelsel ...................................................... 41
5.1. Uitgangspunt civielrechtelijke aansprakelijkheid ......................................................................... 41
5.2. Fonds medische ongevallen afgezet tegen andere bestaande schadefondsen .................... 42
5.2.1. Het Waarborgfonds motorverkeer, Schadefonds Geweldsmisdrijven en TAS. .............. 42
5.2.2. Overeenkomsten en verschillen Schadefonds voor Medische Ongevallen .................... 43
5.3. Standpunt politiek omtrent een Schadefonds voor Medische Ongevallen ............................. 43
5.4. Conclusie........................................................................................................................................... 44
Hoofdstuk 6: Conclusie ............................................................................................................... 45
Literatuurlijst ................................................................................................................................ 47
Hoofdstuk 1: Inleiding
Sinds de 19e eeuw heeft de medische wetenschap een grote ontwikkeling doorgemaakt. Op het gebied
van medische zorg is steeds meer mogelijk. Behandeltechnieken worden steeds geavanceerder. Met
deze ontwikkeling neemt ook het verwachtingspatroon met betrekking tot een uitkomst van een
medische behandeling toe. Waar men vroeger genoegen nam met een tegenvallende uitkomst omdat
deze simpelweg toegeschreven werd aan ongeluk, gaat men er nu veel sneller van uit dat er sprake
moet zijn van een fout gemaakt door de arts.1
Na een veronderstelde medische fout heeft een patiënt meerdere uiteenlopende behoeftes. Het gaat
niet alleen om het verkrijgen van een schadevergoeding maar ook om het krijgen van informatie en
goede communicatie, erkenning van de fout, het maken van excuses, het voorkomen van vergelijkbare
fouten in de toekomst en het ter verantwoording roepen van de arts.2 De mate waarin in deze
behoeftes wordt voorzien heeft een grote invloed op de verdere schadeafwikkeling.3 Dit onderzoek
betreft een juridisch literatuuronderzoek dat gericht is op het verkrijgen van een schadevergoeding na
een medisch ongeval middels het civielrechtelijke aansprakelijkheidsrecht. 4 Voornamelijk de in de
literatuur gesignaleerde knelpunten voor de patiënt met betrekking tot het verkrijgen van een
schadevergoeding na een medisch ongeval en een mogelijke oplossing voor deze knelpunten door
middel van een alternatief vergoedingssysteem, staan in dit onderzoek centraal. Het gaat de reikwijdte
van dit onderzoek te buiten om op alle bovengenoemde behoeftes verder in te gaan, echter is het van
belang om aan te kaarten dat het voor een goed functioneren van het medisch aansprakelijkheidsrecht
van belang is dat in al deze behoeftes op een adequate wijze wordt voorzien.5
Voor het verkrijgen van een schadevergoeding middels het civielrechtelijk aansprakelijkheidsrecht is
het nodig dat de arts aansprakelijk wordt gesteld voor de schade. Hiervoor zal een aantal drempels
genomen dienen te worden wat, zoals we verder in dit onderzoek nog zullen zien, niet meevalt voor de
patiënt. Een groot aantal patiënten krijgt hierdoor niet de schadevergoeding waar zij recht op hebben.6
Maatschappelijk gezien wordt het in toenemende mate als onaanvaardbaar beschouwd als een patiënt
met medische letselschade met lege handen naar huis wordt gestuurd omdat er niet in wordt geslaagd
1
Sage 2003 p. 8; Leenen, zie Dute & Kastelein 2008, p.403 uit deze literatuur blijkt dat er een sterk stijgende lijn is op te
maken uit de gepubliceerde jurisprudentie en literatuur van het aantal medische aansprakelijkheidszaken en het aantal
ingestelde claims
2
Zie Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.24 waarin wordt verwezen naar een aantal studies met betrekking tot de
behoeftes van een patiënt na een medische fout
3
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.28
4
Naast het verkrijgen van schadevergoeding middels de civielrechtelijke weg kan de patiënt ook een schadevordering
instellen bij de verzekeraar van het ziekenhuis of het instellen van een vordering bij een geschillencommissie.
5
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.29
6
Legemaate 2011a, p.15
1
te voldoen aan de eisen voor het aannemen van civielrechtelijke aansprakelijkheid.7 Of er plaats is
voor een dergelijke gedachte is nog maar de vraag. Het uitgangspunt van het civielrechtelijk
aansprakelijkheidsrecht is namelijk dat een ieder zijn eigen schade draagt, tenzij hiervoor een ander
kan worden aangewezen.8 Wordt er niet voldaan aan de eisen voor het aannemen van civielrechtelijke
aansprakelijkheid, dan blijft de schade liggen bij degene die zich op de rechtsgevolgen beroept. Als
uitzondering op deze hoofdgedachte komen er steeds meer alternatieve vergoedingssystemen in de
plaats of ter aanvulling van het huidige aansprakelijkheidssysteem. Zo bestaan er door de overheid
opgerichte schadefondsen welke voor een financiële tegemoetkoming zorgen voor slachtoffers die
dusdanige ernstige schade hebben geleden door een omstandigheid welke buiten de eigen risico sfeer
ligt en welke niet op een andere wijze op een ander verhaald kan worden.9 Het instellen van een
schadefonds als alternatief vergoedingssysteem wordt vaak gezien als oplossing voor de problemen
waar slachtoffers tegenaan lopen in het huidige civiele aansprakelijkheidsrecht.10 Er bestaan
verschillende typen schadefondsen met ieder hun eigen doelstellingen.11 Ook België is overgegaan tot
het instellen van een schadefonds dat compensatie kan bieden in het geval van medische ongevallen.
Het gaat om een schadefonds dat naast het gewone aansprakelijkheidsrecht compensatie biedt. De
weg naar de civiele rechter blijft toegankelijk voor de patiënt. Dit wordt ook wel een tweesporenstelsel
genoemd, omdat er twee sporen genomen kunnen worden om een onafhankelijk oordeel te krijgen
over een financiële schadevordering. In dit onderzoek staat het Belgische Fonds voor vergoeding van
schade als gevolg van gezondheidszorg centraal.
Doel en centrale onderzoeksvraag
Het doel van dit onderzoek is te analyseren of een alternatief vergoedingssysteem de in de literatuur
gesignaleerde knelpunten met betrekking tot het krijgen van een schadevergoeding in het huidige
medische aansprakelijkheidsrecht kan wegnemen waardoor de vergoedingsmogelijkheden voor de
patiënt verbeterd kunnen worden. Uitgangspunt is het Belgische tweesporenstelsel als alternatief
vergoedingssysteem. Dit tweesporenstelsel zal dan ook grondig geanalyseerd worden. Het doel van dit
onderzoek is echter niet antwoord te geven op de vraag of er in Nederland daadwerkelijk, en zo ja op
welke wijze, een dergelijk systeem ingevoerd zou moeten worden. De vraagstelling welke bij dit
onderzoeksdoel centraal staat luidt:
In hoeverre kan een alternatief vergoedingssysteem, gebaseerd op het Belgische tweesporenstelsel,
de in de literatuur gesignaleerde knelpunten in het huidige civiele medische aansprakelijkheidsrecht
wegnemen en hierdoor een verbetering opleveren voor de vergoedingsmogelijkheden voor de patiënt?
7
Giard 2005, p.41
Hartlief 1997, p.11
9
Zie Ammerlaan 2008, p.184 voor dit soort typen schadefondsen
10
Faure & Hartlief 1998, p.211; Hartlief & Klosse 2003, p.56
11
Zie over deze verschillende typen schadefondsen Faure & Hartlief 1998, p. 211- 215
8
2
Onderzoeksopzet
Om de centrale vraagstelling van dit onderzoek te kunnen beantwoorden is het onderzoek als volgt
ingedeeld. In hoofdstuk twee wordt in het kort het civiele medische aansprakelijkheidsrecht uiteen
gezet. In hoofdstuk drie zijn de in de literatuur gesignaleerde knelpunten beschreven. Tevens is aan de
hand van deze knelpunten een toetsingskader opgesteld waaraan een alternatief vergoedingssysteem
zal moeten voldoen wil het de vergoedingsmogelijkheden voor een patiënt daadwerkelijk verbeteren.
Hoofdstuk vier geeft een uitgebreide analyse van het alternatief vergoedingssysteem zoals dat in
België geldt. In hoofdstuk vijf is onderzocht of er in het huidige Nederlandse rechtsstelsel plaats is voor
een alternatief vergoedingssysteem, gebaseerd op het Belgische tweesporenstelsel. Tenslotte wordt
het onderzoek in hoofdstuk zes afgerond met een conclusie waarin de centrale onderzoeksvraag
beantwoordt wordt.
3
Hoofdstuk 2: Het civiele medische aansprakelijkheidsrecht
Het civiele recht heeft als doel genoegdoening te bieden wanneer er jegens een contractpartij of aan
een derde toerekenbaar wordt tekortgeschoten dan wel onrechtmatig wordt gehandeld waardoor er
schade is ontstaan.12 Omdat het civiele medische aansprakelijkheidsrecht een onderdeel van het
civiele recht is blijkt dat er, voor het aannemen van medische aansprakelijkheid, dat aan drie eisen
moet worden voldaan. Op de eerste plaats zal er sprake moeten zijn van een toerekenbare
tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, ook wel wanprestatie genoemd, op grond van
artikel 6:74 BW of van een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met de wettelijke
plicht, ook wel onrechtmatige daad op grond van artikel 6:162 BW genoemd. Naast de eis dat er
sprake moet zijn van wanprestatie of onrechtmatige daad, moet er sprake zijn materiële of immateriële
schade. De laatste eis is dat er sprake moet zijn van een causale relatie tussen de schade en de
wanprestatie of onrechtmatige daad, ook wel het condicio sine qua non-verband. Deze eisen worden in
de volgende paragrafen verder behandeld.
2.1. Wanprestatie en onrechtmatige daad
De eerste eis voor het aannemen van civielrechtelijke aansprakelijkheid is dat er sprake moet zijn van
wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad. Maar wanneer is er nu in het medische
aansprakelijkheidsrecht sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een
overeenkomst voor het aannemen van wanprestatie? En voor het aannemen van een onrechtmatige
daad, een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met de wettelijke plicht of met hetgeen
volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt? Aan deze open normen geeft de
Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (verder in dit onderzoek WGBO) een verdere
invulling. De WGBO is opgenomen in artikel 7:446 t/m 7:468BW.
Voor het aannemen van wanprestatie is op de eerste plaats vereist dat er een overeenkomst tussen
beide partijen bestaat. Op grond van artikel 7:446BW is er sprake van een behandelingsovereenkomst
tussen patiënt en arts wanneer de arts zich tegenover de patiënt verbindt tot het verrichten van
geneeskundige behandelingen die rechtstreeks op de patiënt betrekking hebben. Met het aangaan van
deze behandelingsovereenkomst neemt de arts een aantal verplichtingen op zich. Op de eerste plaats
verplicht de arts zich om op grond van artikel 7:453BW zijn werkzaamheden uit te voeren met de
inachtneming van de zorg van een goed hulpverlener en dat hij daarbij handelt in overeenstemming
met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende
professionele standaard. Deze bepaling wordt ook wel de zorgplicht genoemd. Verder moet de arts zijn
patiënt op grond van artikel 7:448BW en 7:450BW goed informeren over de risico’s van de
behandeling en mogelijke alternatieven. Dit wordt ook wel het informed consent beginsel genoemd.
12
Leenen, Dute & Kastelein 2008, p.403, 404
4
Wanneer aan deze verplichtingen niet wordt voldaan is er sprake van wanprestatie op grond van
artikel 6:74BW.
Voor het aannemen van een onrechtmatige daad is het van belang dat de onrechtmatige daad aan de
dader kan worden toegerekend. Dit is op grond van artikel 6:162 lid 3BW het geval wanneer zij te
wijten is aan de schuld van de dader of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer
geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Gedragingen welke ten grondslag kunnen liggen aan
wanprestatie kunnen tevens een grondslag bieden voor het aannemen van een onrechtmatige daad.
Voor medische aansprakelijkheidszaken maakt het geen verschil of de arts op grond van wanprestatie
of op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk wordt gesteld. Dezelfde maatstaaf wordt bij beide
gehanteerd.13 Er zal beoordeeld moeten worden of de arts zich op grond van artikel 7:453BW als een
goed hulpverlener gedragen heeft, en heeft gehandeld volgens de op hem rustende
verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor artsen geldende professionele standaard. In de
jurisprudentie wordt het begrip van goed hulpverlener verder ingevuld. Met de zorg van een goed
hulpverlener wordt bedoeld dat de arts de zorgvuldigheid betracht die van een redelijk bekwaam en
handelend arts mag worden verwacht in gelijke omstandigheden.14 Omdat het voor de beoordeling van
medische aansprakelijkheid geen verschil maakt of er sprake is van wanprestatie of onrechtmatige
daad worden deze twee eisen verder in dit onderzoek onder het begrip toerekenbare tekortkoming
begrepen.
2.2. Schade en causaal verband
Naast de eis dat er sprake moet zijn van een toerekenbare tekortkoming moet er sprake zijn van
schade. Het moet gaan om schade zoals omschreven in artikel 6:95BW. Het kan bijvoorbeeld gaan om
lichamelijke schade, maar ook om schade door gederfde levensvreugde etc. Het aantonen van
causaal verband tussen de schade en de toerekenbare tekortkoming is de derde eis waaraan voldaan
moet zijn om civielrechtelijke aansprakelijkheid aan te nemen. Er zal aangetoond moeten worden dat
de schade het gevolg is van het onzorgvuldig handelen door de arts. In de volgende paragraaf wordt
verder aandacht besteed aan de verdeling van de bewijslast van de hierboven genoemde eisen.
2.3. Bewijslast
In het civiele aansprakelijkheidsrecht ligt de bewijslast op grond van artikel 150Rv bij degene die zich
beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten. In het medisch
aansprakelijkheidsrecht zal dit normaal gesproken de patiënt zijn.15 De patiënt zal moeten aantonen
dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming, schade en causaal verband. Zoals we in
hoofdstuk drie nog zullen zien is het voor de patiënt geen sinecure om te slagen in het leveren van
13
Leenen, Dute & Kastelein 2008, p.405
Zie HR 9 november 1990, NJ 1991, 26 (Speeckaert/Gradener)
15
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.20
14
5
bewijs dat er sprake is van toerekenbaar tekortschieten en causaal verband tussen de toerekenbare
tekortkoming en de schade. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de juridische bepalingen
omtrent de verdeling van de bewijslast met betrekking tot het toerekenbaar tekortschieten en het
causaal verband.
2.3.1. Aantonen toerekenbare tekortkoming
De patiënt zal aan moeten tonen dat de arts jegens hem de zorg van een goed hulpverlener niet in
acht heeft genomen, en hiermee toerekenbaar tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Er bestaan
verschillende soorten medische fouten welke onder een toerekenbare tekortkoming kunnen vallen
zoals: diagnosefouten, ongevallen in het ziekenhuis, behandelfouten en informed consent fouten. De
informed consent fouten vormen een aparte categorie van medische fouten. Er is sprake van een
informed consent fout in geval van een schending van artikel 7:448BW en 7:450BW. Het nalaten van
een arts vormt hierbij de schending van de zorgplicht op grond van artikel 7:453BW. De arts heeft
nagelaten de patiënt voldoende te informeren over de voorgenomen medische behandeling en de
risico’s daarbij. De patiënt is hierdoor niet tot een weloverwogen beslissing gekomen om in te stemmen
met de medische behandeling, waardoor het geven van toestemming niet op basis van artikel
7:450BW tot stand is gekomen.16
In de jurisprudentie wordt de patiënt tegemoetgekomen in de bewijslast. De Hoge Raad heeft in het
bekende Timmer/Deutman arrest bepaald dat er voor de arts een verzwaarde stelplicht geldt.17 Dit
betekent dat de arts niet kan volstaan met het enkel ontkennen van hetgeen de patiënt aanvoert maar
dat hij voldoende feitelijke gegevens moet verstrekken ter motivering van zijn betwisting. Daarbij komt
dat de arts tevens voldoende aanknopingspunten moet verstrekken die bij kunnen dragen aan het
leveren van bewijs dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Verder heeft de Hoge Raad
bepaald dat de arts een nauwkeurige lezing dient te geven over hetgeen wat tijdens de medische
behandeling is voorgevallen en alle relevante gegevens moet verschaffen waar hij als arts de
beschikking over heeft of kan hebben.18 Wanneer de arts niet voldoet aan de verzwaarde stelplicht kan
de bewijslast worden omgedraaid waardoor de arts moet aantonen dat er geen sprake is van een
toerekenbare tekortkoming.
2.3.2. Aantonen causaal verband
Naast de eis dat er aangetoond dient te worden dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming
moet er, voor het aannemen van civielrechtelijke aansprakelijkheid, aangetoond worden dat er sprake
is van causaal verband tussen de toerekenbare tekortkoming en de schade. De vraag die dan gesteld
wordt is of de medische fout de door de patiënt gevorderde schade heeft veroorzaakt. Dit wordt ook
16
Giard 2005, p.108
HR 20 november 1987, NJ 1988, 500 (Timmer/Deutman)
18
HR 7 september 2001, NJ 2001, 615 (Anesthesie-arrest)
17
6
wel het condicio sine qua non-verband tussen de fout en schade genoemd.19 Ook hier geldt op grond
van artikel 150Rv dat de bewijslast bij de patiënt ligt. Voor het aannemen van causaal verband bij een
schending van het informed consent beginsel zal de patiënt moeten aantonen dat hij van de
behandeling afgezien zou hebben, of voor een alternatieve behandeling gekozen zou hebben,
wanneer de arts hem, voorafgaande aan de ingreep, goed geïnformeerd had over de mogelijke risico’s
en alternatieven van de behandeling.20 De Hoge Raad is ook bij het aantonen van causaal verband de
patiënt tegemoet gekomen. Naast het feit dat de arts op grond van het Timmer/Deutman arrest belast
is met een verzwaarde stelplicht, kan de bewijslast, met betrekking tot het aantonen van causaal
verband, in bepaalde gevallen worden omgedraaid. In het Dicky Trading II arrest heeft de Hoge Raad
een algemene regel met betrekking tot de omkering van de bewijslast gegeven.21 Dit wordt ook wel de
omkeringsregel genoemd. De bewijslast wordt omgekeerd wanneer de toerekenbare tekortkoming
gebaseerd is op schending van een veiligheids- of verkeersnorm. De Hoge Raad heeft bepaald dat
wanneer een toerekenbare tekortkoming een bepaald risico kan scheppen en dit risico zich vervolgens
verwezenlijkt, het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade in beginsel vast is komen te
staan. Er is sprake van schending van een veiligheids- of verkeersnorm wanneer het een norm betreft
die ertoe strekt een specifiek gevaar jegens een ander te voorkomen en dat door de normschending
het gevaar aanzienlijk is vergroot.
Specifiek voor het medisch aansprakelijkheidsrecht heeft de Hoge Raad een aantal uitzonderingen
gemaakt met betrekking tot de omkering van de bewijslast. Deze worden in hoofdstuk drie verder
behandeld waarin de knelpunten besproken worden waar de patiënt tegenaan loopt bij het
civielrechtelijk aansprakelijk stellen van de arts.
Een andere mogelijkheid om de patiënt tegemoet te komen in zijn bewijspositie bij het aantonen van
causaal verband tussen de tekortkoming en de schade is de theorie van de gemiste kans. De theorie
van de gemiste kans is een proportionele benadering welke de rechter kan toepassen wanneer de
tekortkoming van de arts in feite vaststaat maar onduidelijk is of, en in welke mate, de tekortkoming
heeft bijgedragen aan de ontstane schade.22 De rechter zal zich af moeten vragen hoe groot de kans
geweest zou zijn dat de schade bij een wel juist uitgevoerde behandeling niet of in mindere mate was
ontstaan. Er wordt geen vergoeding toegekend voor schade welke daadwerkelijk bij de patiënt is
ontstaan, maar de vergoeding heeft betrekking op het verlies van de kans die de patiënt had om de
schade te ontlopen. Er moet dus sprake zijn dat de patiënt de kans op een beter resultaat verloor door
de fout van de arts.23
19
Smeehuijzen & Akkermans 2013,p. 20
Gevers 2003, p. 69; Giard 2005, p.137
21
HR 26 januari 1996, NJ 1996, 607. (Dicky Trading II arrest)
22
HR 21 december 2012, LJN BX7491 (Deloitte Belastingadviseurs/H&H Beheer)
23
Akkermans 1997, p.106
20
7
2.4. Conclusie
In dit hoofdstuk is in het kort beschreven hoe het medisch aansprakelijkheidsrecht geregeld is.
Duidelijk is geworden dat er voor medische aansprakelijkheid maar een aantal specifieke wettelijke
bepalingen zijn en dat het verder geregeld wordt door de algemene regels van het civiele
aansprakelijkheidsrecht. Voor bepalingen omtrent de bewijslast, de eisen voor het aansprakelijk stellen
van de arts etc. moet men de gewone regels, zoals de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek,
jurisprudentie en literatuur van het civiele aansprakelijkheidsrecht toepassen. Een arts kan pas
civielrechtelijk aansprakelijk zijn voor schade na een medische behandeling als er voldaan wordt aan
de eisen die voortvloeien uit artikel 6:74BW en 6:162BW. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een
toerekenbare tekortkoming door de arts, er schade moet zijn en dat er causaal verband bestaat tussen
de toerekenbare tekortkoming en de ontstane schade. De WGBO, welke specifieke bepalingen geeft
omtrent de onderlinge relatie tussen arts en patiënt, geeft verdere invulling aan het begrip
toerekenbare tekortkoming. De patiënt is op grond van artikel 150Rv belast met het leveren van bewijs.
De Hoge Raad heeft getracht om de bewijspositie van de patiënt te verbeteren door de arts te belasten
met een verzwaarde stelplicht. Voor het aantonen van causaal verband heeft de Hoge Raad een
omkeringsregel geformuleerd en kan de theorie van de gemiste kans door de rechter worden
toegepast. De Hoge Raad heeft echter specifiek voor het medische aansprakelijkheidsrecht een aantal
uitzonderingen gemaakt met betrekking tot de omkering van de bewijslast welke in het volgende
hoofdstuk besproken zullen worden.
8
Hoofdstuk 3: Knelpunten en toetsingskader
In dit hoofdstuk worden de in de literatuur gesignaleerde knelpunten behandeld waar een patiënt
tegenaan loopt bij het verkrijgen van een civielrechtelijke schadevergoeding na een medisch ongeval.
Vanuit de knelpunten wordt een expliciet toetsingskader opgesteld om te kunnen beoordelen of een
alternatief vergoedingssysteem voor de afhandeling van een civielrechtelijke medische
schadevordering de vergoedingsmogelijkheid voor de patiënt daadwerkelijk kan verbeteren.
3.1. Bewijsprobleem
Zoals in het voorgaande hoofdstuk al is aangegeven berust de bewijslast op grond van artikel 150Rv
op de patiënt die van mening is dat de schade, welke is ontstaan na een medische behandeling,
veroorzaakt is door een toerekenbare tekortkoming van de arts. De patiënt zal aan moeten tonen dat
de arts toerekenbaar tekort is geschoten in zijn zorgplicht en dat de schade in causaal verband staat
met de toerekenbare tekortkoming. Uit de volgende paragrafen zal blijken dat het voor de patiënt geen
sinecure is om aan te tonen dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming en dat de ontstane
schade in causaal verband staat met de toerekenbare tekortkoming.
3.1.1. Knelpunten bij het aantonen van een toerekenbare tekortkoming
De patiënt is vaak onbekend in de medische wereld en beschikt vaak maar over beperkte informatie
over hetgeen er tijdens een medische behandeling gebeurd is en wat had moeten gebeuren.24 Het
melden dat er een fout is gemaakt tijdens een medische behandeling door de arts gebeurt maar in 25
tot 30% van de gevallen. In de overige gevallen zal de patiënt zelf aan moeten tonen dat er een fout is
gemaakt.25 De cruciale gegevens die nodig zijn voor het leveren van bewijs zijn in handen van de
tegenpartij. De bereidheid voor het aanleveren van feiten en het toegeven van fouten zal bij de arts
sterk afnemen wanneer dit tot gevolg heeft dat hij daardoor eerder civielrechtelijke aansprakelijk wordt
gesteld.26 Probleem bij het aantonen dat er sprake is van schending van het informed consent beginsel
ligt in het feit dat informatie vaak mondeling wordt verstrekt en hiervan geen woordelijk verslag wordt
gemaakt.27 Zoals in paragraaf 2.3.1. is aangegeven rust er op de arts een verzwaarde stelplicht. Of er
aan de verzwaarde stelplicht is voldaan, is ter beoordeling aan de rechter. Uit het Schepers/De Bruijn
arrest blijkt dat aantekeningen in het medisch dossier een belangrijke rol hebben bij deze
beoordeling.28 In het arrest werd bepaald dat er niet voldaan was aan de verzwaarde stelplicht na
inzage in het medisch dossier, omdat er belangrijke aantekeningen in het dossier ontbraken. Echter
hoeft het ontbreken van aantekeningen in het medisch dossier niet altijd te betekenen dat er niet
24
Meyst-Michels 2007, p. 293,294, 298-300
Gallagher e.a. 2003, p. 1003,1004
26
Dute, Faure & Koziol 2002, p.106; Giard 2005, p.209
27
Giard 2005, p.137
28
HR 18 februari 1994, NJ 1994,368 (Schepers/De Bruijn)
25
9
voldaan is aan de verzwaarde stelplicht, zo blijkt uit het Filshieclip arrest. In dit arrest was aan de orde
dat een gynaecoloog verzuimd had een operatieverslag in het dossier op te nemen waaruit duidelijk
zou worden dat een belangrijk medisch instrument goed geplaatst en gecontroleerd zou zijn. Achteraf
heeft de gynaecoloog een verklaring afgelegd waaruit zou blijken dat de controle wel was uitgevoerd.
De Hoge Raad was van mening dat het feit dat het dossier geen melding bevatte over het feit dat de
controle ook daadwerkelijk was uitgevoerd, niet met zich meebracht dat er niet voldaan zou zijn aan de
verzwaarde stelplicht. Volgens de Hoge Raad is het bepalend voor de vraag of er aan de verzwaarde
stelplicht is voldaan of een redelijk bekwaam en handelend beroepsgenoot deze aantekeningen wel
zou hebben gemaakt.29
Het punt blijft dat de arts degene is die het medisch dossier opstelt. Hij bepaalt welke gegevens er wel
of niet in komen en dus bekend kunnen worden bij de patiënt. Of gegevens ook daadwerkelijk kloppen
kan hierdoor moeilijk gecontroleerd worden. Uit onderzoek van Stichting de Ombudsman uit 2008 is
gebleken dat dossiers vaak rommelig en onvolledig worden samengesteld en aangeleverd.
Handschriften zijn vaak moeilijk te lezen30 en het taalgebruik is voor leken niet te begrijpen.31
3.1.2. Knelpunten bij het aantonen van causaal verband
Het aantonen van causaal verband, oftewel het condicio sine qua non-verband, tussen de
toerekenbare tekortkoming en de schade is een van de belangrijkste knelpunten voor de patiënt.32 De
moeilijkheid ligt hem in de schadegevallen die in de sfeer van een reeds voor de behandeling
aanwezige aandoening liggen. Causaal verband tussen de tekortkoming en schade is relatief
gemakkelijk te bepalen wanneer er een operatie aan het rechterbeen had moeten plaatsvinden, maar
dat er een snee in het linkerbeen is gemaakt. Moeilijker wordt het in die gevallen waar de patiënt, met
al een zwakke gezondheid, een medische behandeling ondergaat, en de uitkomst van de medische
behandeling niet naar verwachting is. De vraag welke dan gesteld kan worden is in hoeverre een juist
uitgevoerde behandeling er wel in geslaagd zou hebben een verbetering in de gezondheid van de
patiënt te bewerkstelligen.33 De patiënt zal aan moeten tonen dat de tegenvallende uitkomst het gevolg
is van een toerekenbare tekortkoming. Zoals in paragraaf 2.3.2. is aangegeven geldt ook hier de
verzwaarde stelplicht voor de arts, kan de bewijslast in bepaalde gevallen worden omgedraaid en kan
de leer van het verlies van een kans worden toegepast.
De knelpunten welke in de vorige paragraaf zijn beschreven met betrekking tot de verzwaarde
stelplicht gelden ook bij het aantonen van causaal verband. Met betrekking tot het omkeren van de
bewijslast komen de volgende knelpunten naar voren: Voor het aannemen van een omkering van de
29
HR 15 juni 2007, NJ 2007, 335 (X/Y c.s.)
Aangezien het een onderzoek uit 2008 betreft is dit probleem mogelijk een stuk kleiner geworden gezien de
digitalisering van de samenleving. Denk met name aan het digitaal patiëntendossier etc.
31
Stichting de Ombudsman 2008, p.47
32
Dute, Faure & Koziol 2002, p.94
33
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.20
30
10
bewijslast moet er sprake zijn van een schending van een veiligheidsnorm. De Hoge Raad is echter
van mening dat enkel de schending van een veiligheidsnorm van artikel 7:453BW niet voldoende is
voor het aannemen van de omkeringsregel.34 De Hoge Raad geeft aan dat, indien een arts een
beroepsfout wordt verweten, als geschonden norm slechts naar artikel 7:453BW kan worden
verwezen, wat een algemene zorgvuldigheidsnorm inhoudt. Voor informed consent fouten is
toepassing van de omkeringsregel expliciet door de Hoge Raad van de hand gewezen.35 Er is geen
plaats voor de omkeringsregel omdat de informatieplicht van de arts er niet toe strekt de patiënt te
beschermen tegen de risico’s van de behandeling, maar om de patiënt in staat te stellen om zo goed
mogelijk geïnformeerd al dan niet toestemming te geven voor de behandeling.36
Een ander knelpunt bij het aantonen van causaal verband bij informed consent fouten is dat er,
ondanks dat het de patiënt lukt om aan te tonen dat er sprake is van gebrekkige informatie, toch geen
sprake hoeft te zijn van causaal verband tussen de schade en de schending van de informatieplicht.
Dit is het geval wanneer de arts kan aantonen dat de patiënt, ondanks de gebrekkige informatie, toch
toestemming heeft gegeven voor de behandeling.37
3.2. Spelers in de civiele aansprakelijkheidsprocedure
Binnen een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure zijn er drie hoofdrolspelers te onderscheiden.
Dit zijn de patiënt of zijn rechthebbende, de zorgverlener en de aansprakelijkheidsverzekeraar. In deze
paragraaf zullen de knelpunten behandeld worden welke betrekking hebben op de rol van de medische
deskundige en de verzekeraar van de zorgverlener binnen een civielrechtelijke
aansprakelijkheidsprocedure.
3.2.1. Medisch deskundige
Omdat een patiënt vaak onbekend is in de medische wereld is het bijna onmogelijk om zelf bewijs te
leveren dat er daadwerkelijk sprake is van een toerekenbare tekortkoming zonder de inschakeling van
een medisch deskundige. Dit geldt ook voor de rechter. De rechter kan, zonder het inroepen van een
medisch deskundige, medisch aansprakelijkheidszaken moeilijk beoordelen.38 Het doel van het
inschakelen van een medisch deskundige is dat hij duidelijkheid kan brengen of er daadwerkelijk
sprake is van een toerekenbare tekortkoming door de arts, en zo ja welke gevolgen dit voor de patiënt
teweeg heeft gebracht. Zijn bevindingen vervullen een belangrijke rol in een civielrechtelijke
aansprakelijkheidsprocedure. Ondanks deze belangrijke rol wordt het handelen van de medisch
deskundige in de literatuur vaak kritisch belicht. Een punt van kritiek is dat het gevaar bestaat dat een
partijgebonden medisch deskundige zich teveel door het belang van zijn opdrachtgever laat
34
HR 19 maart 2004, NJ 2004, 307 (obductie- of seresta-arrest)
HR 23 november 2001 NJ 2002, 386 (Ingenhut); HR 23 november 2001, NJ 2002, 387 (Plasmans/Niazmandian)
36
Zie HR 23 november 2001 NJ 2002, 386 (Ingenhut) ro. 3.5.4.
37
Hendrix & Akkermans 2007 p.499
38
Giard 2005, p.178
35
11
beïnvloeden omdat het vaak gaat om grote financiële bedragen.39 Het komt ook voor dat een door de
rechter aangewezen medisch deskundige teveel zijn eigen beroepsgroep wil beschermen.40 Een ander
knelpunt is dat bepaalde opvattingen van de medische deskundige bij partijen bekend worden,
waardoor beide partijen een medisch deskundige zullen uitzoeken die het beste bij hun eigen positie
past. Dit heeft tot gevolg dat partijen het onderling niet eens kunnen worden aan welke medisch
deskundige de zaak wordt voorgelegd.41 De beschreven knelpunten komen ook naar voren uit
dossierstudie van Stichting de Ombudsman naar de ervaringen van patiënten met betrekking tot de
afhandeling van medische letselschadezaken. Hieruit blijkt dat het oordeel van een medisch
deskundige over een en dezelfde medische behandeling vaak niet eenduidig is. Dit wekt de indruk bij
de patiënt dat voor ieder gewenst oordeel wel een medische deskundige te vinden is. Het duurt
hierdoor vaak erg lang voordat beide partijen overeenstemming bereiken aan welke medisch
deskundige de zaak wordt voorgelegd.42
3.2.2. Belangenbehartigers
Naast de medisch deskundige is de verzekeraar als belangenbehartiger van de tegenpartij een
belangrijke speler in een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure. De belangenbehartiger van de
tegenpartij is vaak een groot verzekeringskantoor wat gespecialiseerd is in medische
letselschadezaken.43 De verzekeraar is bekend met de hoge kosten die het voeren van een
civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure met zich meebrengt voor de patiënt en kan hier zijn
houding op aanpassen. De patiënt zal de gehele procedure bijgestaan moeten worden door een
professionele vertegenwoordiger wat de nodige kosten met zich meebrengt.44 De kosten voor het
inschakelen van een medisch deskundige komen daar nog bij. Deze, vaak hoge kosten, worden pas
aan de verzekeraar van de gedaagde partij doorberekend wanneer civielrechtelijke aansprakelijkheid
van de arts wordt aangenomen.45 In de tussentijd zal de patiënt deze kosten voor eigen rekening
moeten nemen. Uit onderzoek komt naar voren dat patiënten het gevoel krijgen dat de verzekeraar van
de tegenpartij alle mogelijke vertragingstechnieken uit de kast haalt om de procedure zo lang mogelijk
te rekken waardoor de kosten voor de patiënt aanzienlijk oplopen.46 Om de patiënt in de kosten
tegemoet te komen worden medische haalbaarheidsonderzoeken onder bepaalde voorwaarden
39
Giard & Stolker 2003, p. 819 -823
Giard 2005, p.180
41
Akkermans & Van 2002, p.59; Smeehuijzen 2003, p.126; Giard & Stolker 2003, p.819 -823; Smeehuijzen &
Akkermans 2013, p.21
42
Stichting De Ombudsman 2008, p. 35,36
43
De twee grootste aansprakelijkheidsverzekeraars van zorginstellingen zijn Centramed en Medirisk. Zie
www.centramed.nl en www.medirisk.nl
44
Dute, Faure & Koziol 2002, p.98
45
Hartlief e.a. 2009, p.69
46
Akkermans e.a. 2007, p.67, 68; Onderzoekscommissie Medisch Spectrum Twente 2010, p.58; Smeehuijzen &
Akkermans 2013, p.30
40
12
gesubsidieerd. 47 De hoogte van deze subsidie bedraagt ten hoogste € 200 per medisch
haalbaarheidsonderzoek.48 In de praktijk blijkt het onmogelijk om voor dit bedrag een degelijk advies te
krijgen over de kansen van het al dan niet slagen van een vordering tot civielrechtelijk medische
aansprakelijkheid. 49 Patiënten zien af van het instellen van een civielrechtelijke
aansprakelijkheidsprocedure omdat zij de kosten niet kunnen opbrengen gedurende de tijd dat de
procedure loopt.50
Tijdens een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure staan patiënt en arts, vertegenwoordigd door
hun belangenbehartigers, lijnrecht tegenover elkaar, waarbij de uiteindelijke beslissing wordt genomen
door de rechter. Er wordt ook wel gesproken dat het civiele aansprakelijkheidsrecht werkt als een
“toernooimodel”. Uiteindelijk levert de juridische procedure een winnaar en een verliezer op, wat niet
ten goede komt aan de onderlinge relatie tussen patiënt en arts.51
3.3. Ervaringen en verwachtingen van de patiënt
Er zijn maar weinig empirische gegevens over de ervaringen en verwachtingen van de patiënt met
betrekking tot civielrechtelijke afhandeling van een letselschadevordering, al dan niet specifiek
toegespitst op medische letselschade. De gegevens die wel beschikbaar zijn laten zien dat in meer
dan de helft van de letselschadezaken de civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure langer dan drie
jaar heeft geduurd.52 Door de lange duur zit de patiënt geruime tijd in rechtsonzekerheid waarin hij
telkens weer wordt geconfronteerd met het gebeurde. Daarbij komt nog dat de civielrechtelijke
aansprakelijkheidsprocedure hoge kosten met zich meebrengt. De lange duur van het
afwikkelingsproces, de rechtsonzekerheid welke hieruit voorvloeit en de hoge kosten zorgen voor een
zware psychische belasting voor de patiënt.53 Ook weet de patiënt vaak niet bij wie hij moet
aankloppen om de arts aansprakelijk te stellen.54 Al deze factoren zorgen er uiteindelijk voor dat de
patiënt (uiteindelijk) afziet van het instellen van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsvordering voor
het verkrijgen van schadevergoeding na een medisch ongeval omdat hij de belasting hiervan niet
aankan.55
3.4. Toetsingskader
Uit de voorgaande paragrafen is duidelijk geworden wat de in de literatuur gesignaleerde knelpunten
zijn waar een patiënt tegenaan loopt bij het verkrijgen van een schadevergoeding na een medisch
47
http://www.rvr.org/nl/subhome_rbv/rechtsbijstand,Letselschade--onderzoek-haalbaarheid.html
Regeling subsidiëring medisch haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken, artikel 3 sub 3.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0018592/geldigheidsdatum_22-03-2013
49
De GOMA, aanbeveling 18
50
Legemaate 2003, p.1995-1997; Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.20,21
51
Giard 2005, p.46
52
Akkermans e.a. 2007, p.50; Stichting De Ombudsman 2008, p.36
53
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.17,18
54
Onderzoekscommissie Medisch Spectrum Twente 2010, p.57; Stichting De Ombudsman 2008, p. 35, 36
55
Vansweevelt 2011, p.3; Akkermans e.a. 2007, p.50
48
13
ongeval. Om een antwoord te kunnen geven op de centrale onderzoeksvraag is het van belang een
expliciet toetsingskader te formuleren om te kunnen beoordelen of een alternatief vergoedingssysteem
ook daadwerkelijk de vergoedingsmogelijkheid voor de patiënt kan verbeteren. Wanneer de
knelpunten uit het huidige vergoedingssysteem, door het hanteren van een alternatief
vergoedingssysteem, worden weggenomen, hoeft dit nog niet te betekenen dat dit daadwerkelijk een
verbetering voor de patiënt oplevert. Door het voeren van een procedure middels een alternatief
vergoedingssysteem zouden er weer andere mogelijke knelpunten kunnen ontstaan. In deze paragraaf
geef ik een expliciet toetsingskader welke ik heb opgesteld aan de hand van de hierboven beschreven
knelpunten. De samenhang tussen de beginselen in het toetsingskader en knelpunten bestaat hieruit
dat wat fout gaat in het huidige aansprakelijkheidsrecht, uiteraard goed moet gaan in een alternatief
vergoedingssysteem, aangevuld door in de literatuur genoemde aandachtspunten waar een alternatief
vergoedingssysteem aan moet voldoen wil het een verbetering opleveren voor de patiënt.
Ultimum remedium
Geschilbeslechting door de overheidsrechter moet zoveel mogelijk als ultimum remedium worden
beschouwd. Het vergoedingsstelsel zal dus uit een soort trechtermodel moeten bestaan met een brede
toegankelijkheid waardoor er een soort zeef ontstaat zodat alleen die schadevorderingen uiteindelijk bij
de rechter komen die op geen enkele andere wijze voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.56
Toegankelijkheid
Onder een brede toegankelijkheid versta ik dat de procedure eenvoudig, goedkoop en snel moet zijn
voor de patiënt. 57 Onder een eenvoudige procedure wordt verstaan dat het voor de patiënt belangrijk
is dat hij snel weet bij welke instantie hij terecht kan voor een behandeling van zijn medische
schadevordering. De wijze van behandeling moet op voorhand inzichtelijk zijn, zodat de patiënt weet
waar hij aan toe is. Dit laatste hangt samen met het beginsel dat de procedure snel afgehandeld moet
zijn. Een patiënt moet zo snel mogelijk zijn gewone leven weer op kunnen pakken zonder de
psychische belasting van een lopende procedure.58 Een snelle afhandeling van een vordering tot
schadevergoeding is tevens een beginsel welke voortvloeit uit beginsel vijf van de Gedragscode
Behandeling Letselschade (verder GBL). Naast het feit dat de procedure snel moet zijn moet de
procedure ook goedkoop zijn.59 Zoals uit de vorige paragraaf naar voren is gekomen zien patiënten af
van het instellen van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure omdat zij de kosten gedurende
de looptijd van de procedure niet kunnen dragen.
56
Giard 2005, p. 231
Zie ook Giard 2005; Hartlief 2003; Akkermans e.a. 2007; CMO 2003; J. Legemaate 2003; Legemaate 2011;
Onderzoekscommissie Medisch Spectrum Twente 2010
58
Akkermans e.a. 2007, p.31
59
Akkermans e.a. 2007, p.74
57
14
Relatie
Het is van belang dat de onderlinge relatie tussen arts en patiënt zoveel mogelijk moet worden
beschermd.60 Vaak bestaat er al langere tijd een relatie tussen de patiënt en de arts. Uit de vorige
paragraaf is naar voren gekomen dat de arts en zijn patiënt, tijdens de civielrechtelijke
aansprakelijkheidsprocedure lijnrecht tegen over elkaar worden gezet. Beide partijen nemen zoveel
mogelijk standpunten in die bij kunnen dragen aan het krijgen van hun gelijk. Uiteindelijk zal er een
winnaar en een verliezer uit de strijd komen, wat niet ten goede komt aan arts-patiënt relatie. Gebleken
is dat een patiënt zuinig is op de relatie met de arts en deze relatie niet door een juridische actie op het
spel wil zetten.61
Gelijke behandeling
Zoals uit de vorige paragraaf naar voren komt is de patiënt voor het verkrijgen van financiële
compensatie na een medische fout, erg afhankelijk van een aantal factoren. De bereidwilligheid van de
arts om mee te werken aan het onderzoek, de aanwezigheid van bewijsmiddelen zoals een goed
bijgehouden dossier, de ingeschakelde medische deskundige etc. Vanuit het slachtoffer bezien wordt
het huidige vergoedingssysteem ervaren als een soort loterij. Wanneer je geluk hebt krijg je een (hoge)
schadevergoeding en wanneer je pech hebt krijg je geen, of een lage schadevergoeding, in een soort
gelijk schadegeval.62 Een vergoedingssysteem moet een gelijke behandeling voor gelijke gevallen
bewerkstelligen.
Geschilbeslechting door de overheidsrechter als ultimum remedium, toegankelijkheid, waaronder
begrepen een eenvoudige, goedkope en snelle procedure, zoveel mogelijk behoud van arts-patiënt
relatie en gelijkheid voor gelijke gevallen, vormen voor dit onderzoek de belangrijkste beginselen
waaraan een alternatief vergoedingssysteem moet voldoen, wil het een verbetering opleveren voor de
patiënt voor het verkrijgen van financiële compensatie.
3.5. Conclusie
In het huidige schadevergoedingssysteem zal de patiënt zich voor het verkrijgen van een
schadevergoeding, buiten de gevallen dat er een schikking wordt getroffen, moeten wenden tot de
civiele rechter. De patiënt zal hiervoor de arts civielrechtelijk aansprakelijk moeten stellen voor de
geleden schade. Dit brengt voor de patiënt een aantal knelpunten met zich mee. De patiënt zal moeten
voldoen aan alle vereisten die nodig zijn voor het civielrechtelijk aansprakelijk stellen van de arts. Dit
blijkt geen gemakkelijke opgave te zijn. Vaak slaagt de patiënt niet in het leveren van bewijs dat er
daadwerkelijk sprake is van een toerekenbare tekortkoming en niet van een complicatie. En in het
geval van schending van het informed consentbeginsel, dat de patiënt onvoldoende is voorgelicht
60
Zie ook CMO 2003; Dute, Faure & Koziol 2002; Giard 2005
Dute, Faure & Koziol 2002, p.185,186
62
Barendrecht 2002, p.17; CMO 2003, p.28
61
15
omtrent de risico’s van de behandeling, dan wel dat hij van de behandeling afgezien zou hebben
wanneer de voorlichting wel voldoende was geweest. Voor het leveren van bewijs is de patiënt
afhankelijk van een aantal factoren. Het gaat voornamelijk om de bereidwilligheid van de arts om een
fout toe te geven en de wijze waarop de verzekeraar van de arts zich opstelt tijdens de procedure. Uit
onderzoek blijkt dat het toegeven van een fout maar in 25 tot 30% van de gevallen blijkt te gebeuren.
Om toch te kunnen voldoen aan het leveren van bewijs, zal de patiënt samen met zijn
belangenbehartiger alles uit de kast halen om aan te tonen dat er sprake is van een toerekenbare
tekortkoming en dat hierdoor schade is ontstaan. Partijen komen lijnrecht tegenover elkaar te staan
wat vaak ten koste gaat van de onderlinge relatie.
Het aantonen van een medische fout brengt hoge kosten met zich mee, welke de patiënt lange tijd zelf
zal moeten financieren. De gehele civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure blijkt in vele gevallen
langer dan drie jaar te duren. Patiënten krijgen in veel gevallen geen of te weinig schadevergoeding
omdat zij de financiële en psychische belasting van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure
niet aankunnen.
Om uiteindelijk een antwoord te kunnen geven op de centrale onderzoeksvraag is vanuit de
gesignaleerde knelpunten een toetsingskader opgesteld waaraan een alternatief vergoedingssysteem
moet voldoen wil het de vergoedingsmogelijkheden van de patiënt verbeteren. De beginselen welke
centraal staan in het toetsingskader zijn als volgt: het optreden van de overheidsrechter moet gezien
worden als ultimum remedium, de procedure moet eenvoudig, goedkoop en snel zijn, de veelal goede
relatie tussen de patiënt en arts moet zoveel mogelijk behouden blijven en er moet sprake zijn van een
gelijke behandeling voor gelijke gevallen.
16
Hoofdstuk 4: Belgische vergoedingssysteem voor medische schade
Dit hoofdstuk behandelt het Belgische medische aansprakelijkheidsrecht. In de eerste paragraaf wordt
het Belgische civielrechtelijke medische aansprakelijkheidsrecht behandeld waarin onder meer de
vereisten voor het vestigen van civielrechtelijke medische aansprakelijkheid centraal staan. In de
tweede paragraaf worden de knelpunten besproken uit het Belgische medische
aansprakelijkheidsrecht welke onder meer de aanleiding zijn geweest om in België een alternatief
vergoedingssysteem voor medische schade in te stellen. Vervolgens wordt het alternatief
vergoedingssysteem uitgebreid geanalyseerd waarna het getoetst zal worden aan het toetsingskader
van dit onderzoek.
4.1. Civielrechtelijk medische aansprakelijkheidsrecht
Deze paragraaf geeft een beknopte beschrijving van het Belgische civiele medische
aansprakelijkheidsrecht. De twee verschillende soorten aansprakelijkheden worden beschreven.
Waarna de eisen voor het vestigen van medische aansprakelijkheid aan de orde komen.
4.1.1. Contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid
In het Belgische civiele aansprakelijkheidsrecht wordt een onderscheid gemaakt in contractuele en
buitencontractuele aansprakelijkheid.63 Dit onderscheid kan vergeleken worden met het onderscheid in
Nederland tussen aansprakelijkheid op grond van wanprestatie of op grond van onrechtmatige daad.
Er is sprake van contractuele aansprakelijkheid wanneer er tussen arts/ziekenhuis en patiënt een
geldige overeenkomst tot stand is gekomen, de overeenkomst niet of gebrekkig is uitgevoerd en deze
gebrekkigheid of niet nakoming moet te wijten zijn aan een foutieve gedraging van de arts/ziekenhuis
waardoor er schade is ontstaan.64 Er moet dus sprake zijn van, een fout, schade en causaal verband.
Wanneer een patiënt een medische behandeling moet ondergaan kunnen er verschillende soorten
contractuele verhoudingen ontstaan. De patiënt sluit vaak niet alleen een overeenkomst met de arts
maar vaak ook met het ziekenhuis.65 Deze overeenkomst kan twee vormen aannemen. Het kan gaan
om een arts-out overeenkomst. Het ziekenhuis verbindt zich dan door middel van een
ziekenhuisovereenkomst tot het verstrekken van onder andere logement, voedselverstrekking,
personeel etc. De patiënt sluit dan apart met de arts een overeenkomst welke uitsluitend de medische
prestaties regelt. Deze overeenkomst wordt de geneeskundige behandelingsovereenkomst genoemd.
Of er is sprake van een all-in contract tussen patiënt en ziekenhuis. Deze overeenkomst omvat het
geheel aan verzorgingstaken, dus ook de medische prestaties van de arts.66 Naast de overeenkomst
tussen de arts en patiënt en ziekenhuis en patiënt, kunnen er overeenkomsten ontstaan met andere
63
Bocken & Boone 2011, p.11
Vansweevelt 1992, p.104
65
Vansweevelt 1992, p.59
66
Vansweevelt 1992, p.59; Faure & Koziol 2001, p.85
64
17
medische specialisten of paramedici. De vraag wanneer deze overeenkomst ontstaat en wie waarvoor
mogelijk aansprakelijk zou kunnen zijn, blijkt zeer complex te zijn.67 Het gaat de beknoptheid van deze
paragraaf te buiten om op deze complexiteit gedetailleerder in te gaan. Deze paragraaf heeft enkel als
doel enkele belangrijke bepalingen omtrent de juridische verhouding tussen arts/ziekenhuis en patiënt
te behandelen en hiermee aan te geven dat het voor het instellen van een vordering tot contractuele
aansprakelijkheid van belang is te weten met wie men een contractuele verhouding heeft alvorens
iemand voor de schade aangesproken kan worden.
Er is sprake van buitencontractuele aansprakelijkheid wanneer er geen overeenkomst bestaat tussen
de arts/ziekenhuis en patiënt maar er wel sprake is van een fout door de arts/het ziekenhuis, er schade
is ontstaan en deze schade in causaal verband staat met de fout.68 De buitencontractuele
aansprakelijkheid vindt zijn grondslag in de artikelen 1382 en 1383 van het Belgische Burgerlijk
Wetboek (verder in dit hoofdstuk B.W.). Op grond van deze artikelen zal de patiënt moeten bewijzen
dat er sprake is van een fout door de arts en dat deze fout de oorzaak is van de geleden schade.
Het merendeel van de Belgische rechtspraak en rechtsleer aanvaart dat er tussen arts/ziekenhuis en
patiënt een overeenkomst wordt gesloten en dat deze overeenkomst een inspanningsverbintenis
inhoudt voor de arts/het ziekenhuis om er alles aan te doen om de genezing of de verbetering van de
gezondheidstoestand van de patiënt na te streven. 69
Samenloopverbod
Omdat de verhouding tussen arts/ziekenhuis en patiënt veelal bepaald wordt door een overeenkomst
is het instellen van buitencontractuele aansprakelijkheid uitgesloten doormiddel van het
samenloopverbod. Dit verbod werd door het Hof van Cassatie ingevoerd in het Stuwadoorsarrest.70 De
gedachte hierachter is dat partijen een wanprestatie, begaan binnen hun contractuele
rechtsverhouding, uitsluitend door de regels van het contractenrecht willen laten beheersen.71 Het Hof
van Cassatie heeft een tweetal uitzondering gemaakt op het samenloopverbod.
Op de eerste plaats is een vordering tot buitencontractuele aansprakelijkheid wel mogelijk binnen een
contractuele relatie wanneer de fout een tekortkoming uitmaakt welke andere schade heeft
veroorzaakt dan welke te wijten is aan de slechte uitvoering van het contract, en de fout niet alleen een
tekortkoming oplevert van de contractuele verbintenis maar ook een tekortkoming van de algemene
zorgvuldigheidsnorm oplevert.72
Op de tweede plaats is een vordering tot buitencontractuele aansprakelijkheid, binnen een
67
Vansweevelt 1992, p.563
Vansweevelt 1992, p.77
69
Zie Nys 2005, p.139, 140; Vansweevelt 1992, p.51
70
Cass. 7 december 1973, Arr.Cass. 1974, 395 (Stuwadoorsarrest); Bocken & Boone 2011, p.41-45
71
Cass. 27 november 2006, NjW 2006, 946, noot I. BOONE; Cass. 27 november 2007, AR C.05.0310.N
72
Cass. 26 april 2002, Arr.Cass.2002,1136; 9 Cass. 29 september 2006, AR C.03.0502
68
18
contractuele verhouding, wel mogelijk wanneer de contractuele wanprestatie tevens een
strafrechtelijke inbreuk uitmaakt. De benadeelde heeft dan de keuze om zijn
aansprakelijkheidsvordering in te stellen op basis van contractuele dan wel buitencontractuele
aansprakelijkheid.73
Omdat een medische fout veelal samenvalt met het strafrechtelijke misdrijf onopzettelijke doding of
onopzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is de tweede uitzondering op het
samenloopverbod veelal van toepassing.74
4.1.2. Vereisten vestiging medische aansprakelijkheid
De regels voor het vestigen van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid komen
grotendeels met elkaar overeen. Het gaat de reikwijdte van dit onderzoek echter te buiten om in te
gaan op de afwijkingen tussen beide vormen van aansprakelijkheid voor het vestigen van
civielrechtelijke medische aansprakelijkheid. De hieronder beschreven eisen zijn dan ook voor beide
vormen van toepassing.
Fout
Het contractuele en buitencontractuele medische aansprakelijkheidsrecht is op het fout begrip
gebaseerd.75 Artikel 1382B.W. bepaalt: “Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade
wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.”
Dit betekent dat er sprake moet zijn van drie vereisten alvorens er sprake kan zijn van civielrechtelijke
aansprakelijkheid. De eerste voorwaarde is dat er sprake moet zijn van een fout. Voor contractuele
aansprakelijkheid is het vereist dat de niet-nakoming van de contractuele verbintenis te wijten is aan
een fout van de arts. De contractuele verbintenis van de arts bestaat uit een inspanningsverbintenis
waardoor er dus sprake is van een fout wanneer de arts zich niet voldoende heeft ingespannen om de
genezing of verbetering van de gezondheid van de patiënt te bereiken. Of hier sprake van is wordt
bepaald door toepassing van het zorgvuldigheidscriterium welke is opgenomen in artikel 1137B.W. De
arts heeft een fout begaan wanneer een normaal zorgvuldig en omzichtig arts van dezelfde categorie,
geplaatst in dezelfde omstandigheden, deze tekortkoming niet zou hebben begaan. Het gaat erom wat
een soortgelijke arts in gelijke omstandigheden gedaan zou hebben.76
In het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht is er sprake van een fout wanneer er sprake is van
een schending van een specifieke gedragsregel en/of schending van de algemene
zorgvuldigheidsnorm.77 Voor het aannemen van een fout op grond van schending van een specifieke
gedragsregel is het voldoende dat er sprake is van een overtreding van een wettelijk verbod of gebod.
73
Cass. 26 oktober 1990, Arr.Cass. 1990-91,244
Vansweevelt 1992, p.441
75
Vansweevelt 1992, p.135
76
Vansweevelt 1992, p.136,137
77
Bocken & Boone 2011, p.99
74
19
Nadere eisen zoals voorzienbaarheid van de schade etc. zijn niet vereist.78
Net zoals in Nederland bestaat er een juridische kwalificatie voor medische fouten. Te denken valt aan
diagnosefouten, behandelfouten, nazorgfouten en informed consent fouten.79 Deze laatste categorie
vormt, net zoals in Nederland, een belangrijke categorie medische fouten. Het informed consent
beginsel is opgenomen in artikel 8 van de Wet Patiëntenrechten. Dit artikel bepaalt dat de patiënt recht
heeft om goed geïnformeerd voorafgaand aan een medische behandeling in te stemmen met een
tussenkomst van de arts. Het recht op fysieke integriteit en het recht op zelfbeschikking brengen met
zich mee dat de patiënt voorafgaand aan een ingreep geïnformeerde toestemming voor de
behandeling moet geven.80 Een ingreep levert immers een schending van de fysieke integriteit op
welke door geïnformeerde toestemming gerechtvaardigd wordt. Wanneer er niet voldaan wordt aan het
informed consent beginsel kan de patiënt de arts aansprakelijk stellen voor een, tijdens de behandeling
ontstane, complicatie welke inherent is aan het risico van de behandeling. Schending van het informed
consent beginsel kan aansprakelijkheid opleveren op grond van schending van een specifieke
gedragsregel (onrechtmatige daad), maar ook op grond van een gebrekkige uitvoering van de
behandelingsovereenkomst (wanprestatie).81
Wanneer er geen sprake is van een schending van een wettelijke regel of norm kan de arts nog steeds
aansprakelijk zijn voor eventuele schade, op grond van schending van de zorgvuldigheidsnorm. Dit is
hetzelfde zorgvuldigheidscriterium uit artikel 1137B.W.
De tweede eis is dat de fout materiële of immateriële schade moet hebben veroorzaakt. Het is van
belang om een onderscheid te maken tussen schade welke is ontstaan door een onrechtmatige daad
(buitencontractuele aansprakelijkheid) en schade welke is ontstaan door wanprestatie (contractuele
aansprakelijkheid). Dit onderscheid is van belang omdat buitencontractuele schade integraal moet
worden vergoed, ondanks dat de omvang niet redelijk voorzienbaar was. Op grond van artikel
1150B.W. wordt bij contractuele schade alleen die schade vergoed welke voorzienbaar was of
voorzienbaar had kunnen zijn ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.82
Om voor vergoeding in aanmerking te komen moet de schade aan een aantal voorwaarden voldoen.
De schade moet persoonlijk zijn, voldoende zeker zijn en de schade moet het gevolg zijn van een
aantasting van een rechtmatig belang.83 Dat de schade persoonlijk moet zijn en dat deze moet
voorvloeien uit en aantasting van een rechtmatig belang behoeft geen verdere uitleg. Met de
voorwaarde dat de schade voldoende zeker moet zijn wordt bedoeld dat de schade moet bestaan en
niet puur hypothetisch mag zijn.84 Omdat bij het vaststellen van de schade telkens gekeken moet
78
Cass. 8 november 2002, Pas. 2002, 2136
Zie voor een uitgebreide behandeling m.b.t. medische fouten Vansweevelt 1992, p.178-369
80
Vansweevelt 1992, p.204; Balthazar & Tack 2007, p.2; Faure & Koziol 2001, p.86
81
Vansweevelt 1992, p.205
82
Vansweevelt 1992, p.370
83
Vansweevelt 1992, p.370; Vansweevelt & B. Weyts 2009 p.638,639
84
Vansweevelt 1992, p.370
79
20
worden hoe de toestand zou zijn geweest wanneer de schade zich niet voorgedaan zou hebben, is de
schade nooit helemaal zeker. Om de schade vast te stellen kan er volstaan worden met gerechtelijke
zekerheid, wat betekent dat de schade zo waarschijnlijk is dat de rechter aan het tegendeel hiervan
niet hoeft te twijfelen, ook al zou dit theoretisch gezien nog wel mogelijk kunnen zijn.85
Causaal verband
De derde, en tevens laatste voorwaarde voor het vestigen van aansprakelijkheid is dat de schade in
causaal verband moet staan met de fout van de arts/ziekenhuis. Om te bepalen of er sprake is van
causaal verband wordt door het Belgische Hof van Cassatie de equivalentietheorie gehanteerd.86 Deze
theorie is net zoals in Nederland gebaseerd op het condicio sine qua non-verband waardoor er sprake
is van causaal verband tussen de fout en de schade wanneer de schade zich niet of op niet op
dezelfde wijze zou hebben voorgedaan, zoals ze zich in concreto heeft voorgedaan, zonder de fout
van de zorgverlener.87 Een voorbeeld ontleend aan de rechtspraak ter verduidelijking: Tijdens een
operatie maakt een arts een fout waardoor de patiënt zo snel mogelijk naar een gespecialiseerd
ziekenhuis verplaatst moet worden om daar verder behandeld te worden. Tijdens de rit daar naar toe
raakt de ziekenwagen betrokken bij een verkeersongeval waardoor kostbare tijd verloren gaat en de
patiënt te laat in het ziekenhuis aankomt en overlijdt. De arts is civielrechtelijk aansprakelijk voor het
overlijden van de patiënt omdat zonder de fout van de arts de schade zich niet had voorgedaan zoals
deze zich in het concrete geval heeft voorgedaan.88
4.1.3. Bewijslast
Voor het leveren van bewijs voor de in de vorige paragraaf genoemde vestigingsgronden moet men
voor het medische aansprakelijkheidsrecht de algemene regels van de bewijslastverdeling
toepassen.89 Op grond van artikel 1315B.W. en 870 Gerechtelijk Wetboek (verder Ger.W.) draagt
degene welke aanspraak maakt op schadevergoeding de bewijslast. In het medische
aansprakelijkheidsrecht zal dit dus voornamelijk de patiënt zijn welke belast is met het leveren van
bewijs dat er sprake is van een fout, schade en causaal verband tussen de fout en de schade. Net
zoals bij de bespreking van het Nederlandse civielrechtelijke medische aansprakelijkheidsrecht wordt
hierna verder ingegaan op het aantonen van de voorwaarden fout en causaal verband.
Aantonen fout
Zoals in de vorige paragraaf al is aangegeven kan een fout ontstaan door het niet nakomen van een
contractuele verbintenis, de schending van een specifieke gedragsregel en/of schending van de
85
Ronse 1984, p.75
Zie o.a. 4 december 1950, Pas 1951,I, 201, 3 oktober 1973, A.C. 1974, 250; Van Quickenborne 2007, p.31;
Vansweevelt 1992, p.400
87
Bocken & Boone 2011, p.73
88
Rb. Turnhout, 4 juni 1984, R.W., 1986-87. 2646, noot Vansweevelt,T
89
Vansweevelt 1992, p.164; Bocken & Boone 2011, p.32,33
86
21
zorgvuldigheidsnorm. Er is aangegeven dat, om te bepalen of er sprake is van een fout op basis van
het niet nakomen van een contractuele verbintenis en schending van de zorgvuldigheidsnorm, het
zorgvuldigheidscriterium moet worden toegepast. De patiënt zal aan moeten tonen dat de arts niet
heeft gehandeld zoals een normaal zorgvuldig en omzichtig arts van dezelfde categorie, geplaatst in
dezelfde omstandigheden, gehandeld zou hebben.90 Voor het aannemen van een fout op grond van
schending van een specifieke gedragsregel zal de patiënt moeten bewijzen dat er sprake is van een
overtreding van een wettelijk verbod of gebod. Een voorbeeld hiervan is de al eerder besproken
schending van het informed consent beginsel. De patiënt moet bewijzen dat hij, voorafgaand aan de
behandeling, niet voldoende is geïnformeerd waardoor er geen sprake is van geïnformeerde
toestemming op grond van artikel 8 Wet Patiëntenrechten.
De bewijslast voor de patiënt kan in bepaalde gevallen worden verlicht door gebruik te maken van het
criterium van de “gewone gang van zaken”.91 De rechter kan oordelen dat een fout zo waarschijnlijk is
waardoor de aangesproken arts aansprakelijk kan worden gesteld voor de daardoor veroorzaakte
schade.92 Een omkering van de bewijslast in het medische aansprakelijkheidsrecht wordt door het Hof
van Cassatie uitdrukkelijk van de hand gewezen.93 Wel kan de rechter op grond van artikel 877 Ger.W.
de arts verplichten om documenten te overleggen welke bij kunnen dragen aan het leveren van bewijs.
Wordt hier niet aan voldaan dan kan, op grond van artikel 1353B.W., de rechter in het nadeel van de
arts hier een feitelijk/rechterlijk vermoeden uit afleiden. De rechter kan besluiten dat er sprake is van
een fout door de aanwezigheid van ernstige wetenschappelijke en feitelijke aanwijzingen.94
Aantonen causaal verband
De patiënt zal op grond van artikel 1382B.W. jo artikel 1315B.W. moeten aantonen dat de fout de
oorzaak is van de opgelopen schade. Het is voldoende dat de patiënt kan aantonen dat het causale
verband tussen de fout en de schade zeer waarschijnlijk is waardoor de rechter niet meer aan het
tegendeel hoeft te denken, ondanks dat dit tegendeel in theorie nog wel mogelijk kan zijn. 95
Gerechtelijke zekerheid met betrekking tot het causaal verband is dus voldoende.
Met betrekking tot de informed consentfouten zal de patiënt moeten bewijzen dat zonder de schending
van het informed consent beginsel de schade niet zou zijn ontstaan. Dit betekent, net zoals in
Nederland, dat de patiënt zal moeten aantonen dat hij van de ingreep had afgezien wanneer hij wel de
(juiste) informatie had gekregen, alvorens de arts aansprakelijk kan worden gesteld voor een
onvermijdelijke complicatie bij de ingreep.96
90
Faure & Koziol 2001, p.91
Vansweevelt 1992, p.171; Faure & Koziol 2001, p.92
92
Vansweevelt 1992, p.177
93
Cass. 16 december 2004, AR nr. C030407N
94
Lierman 2004, p.436
95
Vansweevelt 1992, p.402
96
Antwerpen 20 september 1999, T. Gez. 2000-01,364; Vansweevelt 1992, p.308,309
91
22
Ook bij het aantonen van causaal verband gelden dezelfde bewijslastverlichtingen welke eerder
genoemd zijn bij het aantonen van een fout. Het criterium van de “gewone gang van zaken” brengt met
zich mee dat wanneer er volgens de gewone gang van zaken of ervaringsregels een bepaalde fout tot
bepaalde schade leidt, de rechter, wanneer die fout en de schade zich voordoen, kan besluiten dat er
tussen beide een causaal verband bestaat.97
4.2. Aanleiding alternatief vergoedingssysteem
De hierboven geschetste regeling omtrent het civielrechtelijk medische aansprakelijkheidsrecht is in
België al jaren een onderwerp van ontevredenheid.98 Dit heeft verschillende oorzaken welke in grote
mate overeenstemmen met de knelpunten in het Nederlandse civiele medische
aansprakelijkheidsrecht. De ontevredenheid van de patiënt heeft voornamelijk te maken met het feit
dat het erg moeilijk is voor de patiënt om herstel van het nadeel, geleden door een veronderstelde
medische fout, door middel van een financiële compensatie, te bereiken.99 De patiënt zal hiervoor een
aantal hindernissen moeten nemen.
Complexiteit organisatie gezondheidszorg en aansprakelijkheidsrecht
Op de eerste plaats speelt de complexiteit van de gezondheidszorg en van het aansprakelijkheidsrecht
een rol.100 Zoals in paragraaf 4.1.1. is aangegeven kan de patiënt in contractuele relatie staan met
alleen de arts, alleen met het ziekenhuis of met beide. Hij zal dus eerst moeten bekijken wie hij aan
kan spreken voor de schade en in wat voor soort verhouding hij met de arts/ziekenhuis staat. De
wetgever is de patiënt tegemoet proberen te komen door middel van artikel 17 Wet Patiëntenrechten.
Dit artikel zou een centrale ziekenhuisaansprakelijkheid, zoals ook in Nederland van toepassing is,
moeten instellen. Echter kan het ziekenhuis aansprakelijkheid op grond van dit artikel uitsluiten door
vooraf de patiënt te informeren dat zij niet aansprakelijk zijn voor fouten van onder hen werkzame
artsen.101 In de praktijk zal dit betekenen dat er nooit sprake kan zijn van centrale
ziekenhuisaansprakelijkheid, waardoor de patiënt niet goed kan weten wie voor de schade
aangesproken dient te worden.
Bewijslast
Op de tweede plaats rust bij de patiënt de bewijslast met betrekking tot de voorwaarden voor
civielrechtelijke medische aansprakelijkheid. De problemen met betrekking tot de bewijslast in het
Nederlandse civielrechtelijk medische aansprakelijkheidsrecht, welke naar voren komen in hoofdstuk
drie van dit onderzoek, vormen ook in België de belangrijkste problemen voor de patiënt. Het gaat
97
Vansweevelt 1992, p.402
Fredericq & Colle 1996, p.96; Vansweevelt 2013, p.91; Fagnart 1996, p.13; MvT, Parl.St. Kamer 200910,2240/001,p.5
99
Vansweevelt 2011, p.1; Fagnart 1996, p.13
100
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/001, p.5, Vansweevelt 2013, p.91
101
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/001, p.6, Vansweevelt 2013, p.92
98
23
voornamelijk om de onbekendheid van de patiënt in de medische wereld, dat het vaak niet altijd
duidelijk is of de schade veroorzaakt is door een fout of medisch risico en dat de uitkomst van een
medische behandeling nooit helemaal vast staat omdat er op de arts een inspanningsverbintenis rust
in plaats van een resultaatsverbintenis.102 Bovenstaande problemen komen tot uiting in het feit dat in
meer dan 95% van de medische schadegevallen de schade aan de patiënt niet vergoed wordt omdat
de fout niet bewezen kan worden.103
Onzekere, onvoorspelbare, dure en tijdrovende procedure
Net zoals in Nederland is de Belgische civielrechtelijke medische aansprakelijkheidsprocedure
onzeker, onvoorspelbaar, duur en tijdrovend.104 Afhankelijk of de patiënt slaagt in het leveren van
bewijs omtrent de fout, schade en het causaal verband en het inroepen van de juiste rechtsregel, wordt
er in het ene geval wel aansprakelijkheid van de arts aangenomen en in het andere gelijksoortige
geval niet. Dit heeft tot gevolg dat patiënten een medische aansprakelijkheidsprocedure vaak zien als
onzeker en onvoorspelbaar. Het duurt vaak een aantal jaren voordat de patiënt uiteindelijk een
beslissing van de rechter kan verwachten. Wanneer de uitkomst negatief is moet de patiënt zelf
opdraaien voor de gemaakte kosten waarvoor hij niet altijd aanspraak kan maken op een
rechtsbijstandverzekering.105
4.2.1. Hervormingen civielrechtelijk aansprakelijkheidssysteem
Omdat bovenstaande factoren inherent zijn aan het civielrechtelijk aansprakelijkheidssysteem werd er
naar een oplossing voor deze problemen gezocht door middel van een hervorming van het bestaande
aansprakelijkheidssysteem.106 Op de eerste plaats werd dit geprobeerd door middel van de Wet
Medische Schadegevallen van 15 mei 2007 (verder Wet Medische Ongevallen 2007).107
Voor het opstellen van uitvoeringsbesluiten om de Wet Medische Ongevallen 2007 in werking te
kunnen laten treden, heeft de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid (verder FOD
Volksgezondheid) een werkgroep ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van alle betrokken
sectoren, zoals artsen, verzekeraars, patiënten, ziekenhuizen, ziekenfondsen etc. Deze werkgroep
kwam tot de conclusie dat de Wet Medische Ongevallen 2007 op een aantal punten aangepast moest
worden voor een soepele en vlotte inwerkingtreding. De aanpassingen in de Wet Medische Ongevallen
2007 werden op 4 juli 2008 middels een voorontwerp aan de Ministerraad voorgelegd. De
besprekingen met alle betrokken sectoren werden gedurende dit gehele proces voortgezet waarna
bleek dat er een grote overeenstemming bestond voor de invoering van een vergoedingssysteem
102
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/001, p. 6, 7, Vansweevelt 2013, p.92
Kamer zitting 2006-07, doc. 51 3012/003, 5
104
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/001, p. 6, 7; Vansweevelt 2013, p.93
105
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/001, p. 7; Vansweevelt 2013, p.93
106
Vansweevelt 1996, p.9
107
Wet van 15 mei 2007 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg, BS 6 juli 2007, 37.151
103
24
zoals dat momenteel in Frankrijk bestaat, maar dan aangepast aan de Belgische context. Naar
aanleiding hiervan heeft de ministerraad op 23 oktober 2008 besloten om de Wet Medische
Ongevallen 2007 aan te passen door middel van een nieuw wetsontwerp108 wat de Wet Medische
Ongevallen 2007 zou opheffen en vervangen door de Wet Medische Ongevallen 2010.109
4.3. Wet Medische Ongevallen 2010
Het alternatief vergoedingssysteem door middel van de Wet Medische Ongevallen 2010 (verder Wet
Medische Ongevallen) brengt voor de patiënt twee grote vernieuwingen met zich mee ten opzichte van
het bestaande vergoedingsstelsel. Op de eerste plaats heeft de patiënt de keuze om door middel van
een minnelijke procedure via een speciaal opgericht fonds schadevergoeding te eisen, dan wel een
schadevergoedingsprocedure te starten middels een civielrechtelijke procedure bij de civiele rechter.
Dit wordt ook wel een tweesporenstelsel genoemd wat gebaseerd is op een soort gelijk systeem wat in
Frankrijk werd ingevoerd in 2002 en erg efficiënt blijkt te zijn.110 De tweede vernieuwing is dat schade
ontstaan door een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid, door middel van deze wet onder
bepaalde voorwaarden wel voor vergoeding in aanmerking kan komen. Naast deze twee belangrijkste
vernieuwingen volgen uit het wetsontwerp een aantal andere doelstellingen waardoor het nieuwe
vergoedingssysteem voor een verbetering van de vergoedingsmogelijkheden voor de patiënt zou
moeten zorgen.111 Deze worden behandeld in de paragraaf waarin verder wordt ingegaan op de
procedure en de vergoedingsvoorwaarden van het Fonds.
4.3.1. Tweesporenstelsel
Zoals al kort is aangegeven wordt er door middel van de Wet Medische Ongevallen een alternatief
vergoedingssysteem, door middel van een tweesporenstelsel, ingevoerd voor het verkrijgen van
medische schadevergoeding. De patiënt kan kiezen op welke manier hij de procedure wil voeren. Dit
kan door het voeren van een minnelijke procedure via het Fonds of middels een civielrechtelijke
procedure, zoals in paragraaf 4.1. en 4.2. is beschreven, voor de civiele rechter. Deze keuze komt tot
uiting in artikel 3. §1 waarin wordt bepaald dat de Wet Medische Ongevallen de vergoeding van de
schade als gevolg van de gezondheidszorg regelt, behoudens het recht van de patiënt om zich,
middels gemeen recht, te wenden tot de hoven en rechtbanken voor de vergoeding van de schade. De
keuze tussen de twee procedures is niet onherroepelijk zo blijkt uit het wetsontwerp. Omdat de
procedure via het Fonds een minnelijke procedure is blijft de weg naar de civiele rechter open.
Andersom geldt dit ook. Wanneer de eis van de patiënt door de rechtbank wordt afgewezen blijft het
108
Dit is wetsontwerp DOC 52 2240/001
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/001, p.9,10
110
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/001, p.9; Verslag Burgeon, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/006, p.33
111
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10,2240/001, p.18; Aangezien de Wet Medische Ongevallen pas in september 2012
operationeel is geworden is er nog geen jurisprudentie beschikbaar om te beoordelen of de genoemde doelstellingen
daadwerkelijk door deze wet bereikt (kunnen) worden
109
25
voeren van een procedure via het Fonds openstaan. De patiënt moet in het geval dat hij zowel een eis
bij de civiele rechter indient als bij het Fonds, op grond van artikel 12.§6, beide instanties informeren
dat er al een eis hangende is bij de rechter dan wel bij het Fonds. Gelijktijdige behandeling van de
schadevordering is echter uitgesloten aangezien de wetgever door middel van artikel 13, §1 een
voorrangspositie geeft aan het voeren van een procedure via het Fonds door te bepalen dat de
civielrechtelijke procedure voor de rechter van rechtswege wordt geschorst totdat de procedure bij het
Fonds is afgerond.112 Een andere voorwaarde is dat de patiënt niet tweemaal vergoed mag worden
voor dezelfde schade wanneer hij er voor kiest om beide sporen te bewandelen.113 De Wetgever heeft
een aantal bepalingen in de Wet Medische Ongevallen opgenomen om dubbele compensatie te
voorkomen. De meldingsplicht uit het eerder genoemde artikel 12, §6 moet dubbele compensatie
voorkomen als ook artikel 12, §5 dat bepaalt dat de aanvraag voor compensatie via het Fonds niet
ontvankelijk wordt verklaard wanneer de patiënt al vergoed is voor dezelfde schade.114
4.3.2. Schadevergoeding zonder aansprakelijkheid (No-fault)
Op grond van de normale aansprakelijkheidsregels uit het civiele aansprakelijkheidsrecht heeft de
patiënt alleen recht op schadevergoeding wanneer hij de schade, de fout van de arts en het causaal
verband tussen beide kan aantonen. De Wet Medische Ongevallen creëert een nieuw recht voor de
patiënt waarbij er een recht op schadevergoeding ontstaat zonder dat aansprakelijkheid van de arts
vaststaat. Het moet dan gaan om ernstige abnormale schade welke is opgelopen bij de verstrekking
van medische zorg en zover deze niet is toe te schrijven aan de gezondheidstoestand van de patiënt
zelf.115 De schade is abnormaal wanneer de schade niet had mogen ontstaan rekening houdend met
de huidige stand van de wetenschap, de gezondheidstoestand van de patiënt en het natuurlijke
verloop van deze gezondheidstoestand.116 Artikel 5 Wet Medische Ongevallen geeft aan wanneer er
sprake is van ernstige schade. Dit is onder meer het geval wanneer de patiënt voor 25% of meer
blijvend invalide is geraakt of wanneer de patiënt overleden is.117 Buiten de eis dat er sprake moet zijn
van ernstige abnormale schade moet het causaal verband tussen de schade en de verstrekking van de
medische zorg nog steeds vast komen te staan. Dit komt tot uiting in de originele naam van de Wet
Medische Ongevallen, luidende Wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van
gezondheidszorg. De schade moet het gevolg zijn van gezondheidszorg.118
112
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.13; Boone 2011, p.73
Art. 3, § 3 Wet Medische Ongevallen 2010; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.13
114
Zie Boone 2011, p.72, 73
115
Art 2 lid 7 jo Art 4 lid 1 jo art 5 Wet Medische Ongevallen 2010; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.11
116
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.11; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.25 voor een uitgebreide
bespreking van deze criteria; Lierman 2011, p.50,51
117
Met betrekking tot deze eisen worden er in de literatuur kritische kanttekeningen geplaatst waarover meer in
paragraaf 4.3.6
118
Juist het aantonen van causaal verband blijkt een belangrijk knelpunt te zijn wat niet weggenomen wordt door het
alternatief vergoedingssysteem. Zie verder paragraaf 4.3.6.
113
26
Wanneer aan de voorwaarden voor vergoeding zonder aansprakelijkheid is voldaan keert het Fonds
de schade integraal uit. Er is in tegenstelling tot de eerder genoemde Wet Medische Ongevallen 2007
geen sprake van plafonds etc.
Bovenstaande vergoedingsmogelijkheden wordt in paragraaf 4.3.5, wat de vergoedingsprocedure
middels het Fonds bespreekt, verder behandeld.
4.3.3. Personeel en Materieel toepassingsgebied
Artikel 2 en 3 Wet Medische Ongevallen geven het personele en materiële toepassingsgebied van de
wet aan. Voor toepassing moet er sprake zijn van schade als gevolg van gezondheidszorg,
logischerwijs verstrekt door een zorgverlener.119
Personeel toepassingsgebied
Artikel 2 lid 1 geeft aan dat er met zorgverlener wordt bedoeld een beroepsbeoefenaar of een
verzorgingsinstelling. Met beroepsbeoefenaar worden beoefenaars van beroepen bedoeld welke zijn
opgenomen in het Koninklijk besluit (verder KB) nummer 87 van 10 november 1967. Het gaat dan
voornamelijk om de meest bekende beroepen zoals artsen, tandartsen, apothekers, verpleegsters
etc.120 Onder een verzorgingsinstelling wordt verstaan iedere gezondheidsverstrekkende instelling
welke onder de Ziekenhuiswet van 10 juli 2008 valt. Te denken valt aan algemene, psychiatrische en
universitaire ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen etc.121 Het is van belang om het onderscheid
in de gaten te houden tussen rust- en verzorgingstehuizen en rustoorden voor bejaarden. Omdat de
regelgeving over rustoorden voor bejaarden geen federale bevoegdheid is, maar een bevoegdheid van
de gemeenschappen, vallen deze instellingen niet onder het toepassingsgebied van de Wet Medische
Ongevallen. Echter kan het wel zo zijn dat een patiënt in deze instelling schade oploopt door een
handeling van bijvoorbeeld een arts. Dan valt de schade weer wel onder de Wet Medische
Ongevallen.122 Het is van belang om altijd goed te bekijken wie de gezondheidszorg heeft verstrekt.
Materieel toepassingsgebied
Een van de doelstellingen van de Wet Medische Ongevallen is om een grote toegankelijkheid van het
Fonds te bewerkstelligen, zodat rechtszaken worden beperkt en minnelijke beschikkingen worden
bevorderd.123 Vandaar dat het materiële toepassingsgebied vrij ruim is. Onder verstrekking van
gezondheidszorg worden dan ook, op twee uitzonderingen na, alle handelingen van een zorgverlener
begrepen welke worden verstrekt aan een patiënt. 124 Op grond van artikel 3, §2 vallen experimenten
119
Art 3,§1 Wet Medische Ongevallen 2010; Vansweevelt 2011, p.16
Art 2 lid 2 Wet Medische Ongevallen 2010; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.19
121
Art 2 lid 3 Wet Medische Ongevallen 2010; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.20
122
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.20
123
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.18
124
Art 2 lid 4 Wet Medische Ongevallen 2010; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.21
120
27
op de mens in de zin van de wet inzake experimenten op de menselijke persoon en esthetische
handelingen die niet door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (verder RIZIV)
worden terugbetaald niet onder het toepassingsgebied. De Wet inzake experimenten op de menselijke
persoon bevat een eigen objectieve aansprakelijkheidsregeling waardoor toepassing van de Wet
Medische Ongevallen is uitgesloten.125 Esthetische handelingen welke niet terugbetaald worden door
het RIZIV vallen niet binnen het toepassingsbereik van de Wet Medische Ongevallen omdat het niet
redelijk geacht wordt dat de kosten hiervoor ten laste komen aan de nationale solidariteit.126
4.3.4. Het Fonds voor medische ongevallen
Hoofdstuk drie van de Wet Medische Ongevallen regelt de samenstelling en de taken van het Fonds.
Het Fonds zal, bij de uitvoering van de verschillende taken, onder toezicht staan van de Raad van
Bestuur.127 De Raad van Bestuur bestaat uit leden van rechtstreeks betrokken partijen, zoals
patiëntenvertegenwoordigers, beroepsbeoefenaars zoals artsen, vertegenwoordigers van
zorginstellingen etc.128
Op grond van artikel 8 kunnen er twee hoofdtaken van het Fonds worden onderscheiden. De eerste
taak is het regelen van de vergoeding van schade als gevolg van de verstrekking van gezondheidszorg
voor de patiënt of zijn rechthebbende. Op de tweede plaats heeft het Fonds een adviserende en
informerende taak met betrekking tot de preventie of de vergoeding van de schade als gevolg van
gezondheidszorg. Aangezien dit onderzoek zich richt op de compenserende functie van het
aansprakelijkheidsrecht zal er op de adviserende- en informerende taak in dit onderzoek niet verder
worden ingegaan.
4.3.5. De procedure voor het Fonds
Zoals in de voorgaande paragraaf al kort is aangegeven is het Fonds belast met de organisatie van
een minnelijke procedure tot het verkrijgen van schadevergoeding. In deze paragraaf zal deze
procedure verder besproken worden.
De aanvraag
Op grond van artikel 12 Wet Medische Ongevallen wordt de procedure gestart door middel van het
indienen van een aanvraag door de patiënt of zijn rechthebbende. Iedere persoon die van mening is
(abnormale) schade te hebben geleden als gevolg van een verstrekking of ontbreken van
gezondheidszorg, al dan niet met aansprakelijkheid van de zorgverlener, kan het Fonds vragen om
125
Zie art 29 Wet inzake experimenten op de menselijke persoon
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.30,31; Zie voor kritische kanttekeningen over deze uitsluiting paragraaf
4.3.6.
127
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.40. Hieruit blijkt dat het niet de bedoeling is dat de raad van bestuur zich
bemoeid met de behandeling van individuele dossiers. De raad van bestuur is wel belast met de uitstippeling van het te
voeren vergoedingsbeleid door het Fonds.
128
Zie voor de precieze samenstelling art 7 Wet Medische Ongevallen.
126
28
advies te geven over de al dan niet foutieve oorzaak van de geleden schade en de ernst van de
schade.129 Deze personen zullen verder in dit hoofdstuk de aanvrager worden genoemd. Artikel 12
stelt tevens een aantal eisen waaraan de aanvraag moet voldoen. Artikel 12, §3 en §5 geven een
aantal gronden voor onontvankelijkheid van de aanvraag aan. Het gaat dan voornamelijk om het
voorkomen van dubbele compensatie. Door het indienen van de aanvraag wordt een eventueel
onderzoek en berechting op grond van een civiele vordering met betrekking tot hetzelfde medische
ongeval van rechtswege geschorst tot dat de procedure bij het Fonds beëindigd is.130 Wanneer op
basis van de aanvraag het Fonds van mening is dat de aanvraag onontvankelijk is voor verdere
behandeling, dan wordt de aanvrager hierover direct door het Fonds gemotiveerd geïnformeerd en zo
nodig doorverwezen naar een eventueel andere bevoegde instantie.131
De behandeling van de aanvraag
Wanneer de ingediende aanvraag ontvankelijk is moet de aanvraag binnen een termijn van een maand
in behandeling worden genomen en hiervan een ontvangstbevestiging naar de aanvrager gestuurd
worden. In het kader van de inhoudelijke behandeling is het Fonds bevoegd om bij alle betrokkenen,
zoals de aanvrager, de zorgverlener etc., documenten en informatie op te vragen welke van belang
kunnen zijn voor de beoordeling omtrent de oorzaak, omstandigheden en gevolgen van de medische
schade waarop de aanvraag betrekking heeft. Binnen een termijn van een maand na kennisgeving zal
aan dit verzoek gehoor gegeven moeten worden. Het Fonds zal bij geen gehoor eenmalig een
herinneringsverzoek naar betrokkene sturen om opnieuw binnen een maand na kennisgeving gehoor
te geven aan het verzoek. Wordt er opnieuw geen gehoor gegeven dan brengt dit verschillende
gevolgen met zich mee naar gelang de betrokkene waarop het verzoek betrekking heeft. Betreft het de
aanvrager dan wordt de aanvrager geacht af te zien van het verzoek en wordt daarmee de procedure
beëindigd. Dit neemt de mogelijkheid niet weg om later opnieuw een verzoek in te dienen bij het
Fonds. Betreft het een zorgverlener of een andere betrokkene dan zijn zij van rechtswege tegenover
het Fonds een forfaitaire vergoeding van €500 per dag verschuldigd met een maximum van een
termijn van dertig dagen. Wordt er alsnog gehoor gegeven dan stopt de termijn van betaling.132 Deze
forfaitaire vergoeding is een van de bronnen waaruit het Fonds gefinancierd wordt op grond van artikel
10 lid 4 Wet Medische Ongevallen. De financiering van het Fonds wordt later in dit hoofdstuk
behandeld.
Artikel 17 geeft de mogelijkheid aan het Fonds om een beroep te doen op medische deskundigen om
129
Art 12 Wet Medische Ongevallen 2010; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.48
Art 13 Wet Medische Ongevallen 2010
131
Art 14 Wet Medische Ongevallen 2010; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.54
132
Art 15 Wet Medische Ongevallen 2010; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.55; Uit advies van de Raad van
State, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.100-101 blijkt dat de forfaitaire vergoeding een vergoeding is van de schade
welke ontstaat door een belemmering van de rechtsgang door de zorgverlener of andere betrokkene, doordat de
documenten niet opgestuurd worden en dus niet meewerken aan het onderzoek van het schadegeval. De vergoeding
moet een prikkel geven aan de zorgverlener of betrokkene om mee te werken aan het onderzoek.
130
29
informatie te krijgen over het medisch voorval waar de aanvraag betrekking op heeft. Het Fonds kan,
en is verplicht wanneer er serieuze aanwijzingen zijn dat de schade een dermate graad van
ernstigheid vertoont zoals artikel 5 Wet Medische Ongevallen aangeeft, om een tegensprekelijke
expertise te organiseren.133 Dit houdt in dat het Fonds een onafhankelijk expert of een college van
experts aanstelt welke een oordeel zullen geven over de ernst van de medische schade en of deze al
dan niet is veroorzaakt door een medische fout. Het betreft hier een tegensprekelijke expertise waarbij
alle partijen aanwezig zullen zijn.134 Op grond van artikel 17, §4 en 5 heeft iedere partij recht om de
gekozen expert te wraken indien er een vermoeden van partijdigheid is. Het Fonds heeft op grond van
artikel 19 de verplichting om de feiten welke de aanleiding zijn van de medische schade te melden bij
de bevoegde administratieve, tuchtrechtelijke of gerechtelijke overheden, wanneer aangifte hiervoor
gerechtvaardigd is. Uit de memorie van toelichting van de Wet Medische Ongevallen wordt duidelijk
dat het niet de bedoeling is dat het Fonds een extra inspectiedienst voor zorgverleners wordt, maar dat
het Fonds beter, dan de patiënt, kan plaatsen of er tevens sprake is van een tuchtrechtelijk of
strafrechtelijk feit.135 De gehele procedure voor het Fonds is gratis voor de aanvrager. De
expertisekosten komen voor rekening van de zorgverlener of zijn verzekeraar wanneer de
aansprakelijkheid van de zorgverlener vast komt te staan. Komt er geen aansprakelijkheid vast te
staan dan blijven de expertisekosten voor rekening van het Fonds. Dit is in lijn met onder meer de
doelstelling van de Wet Medische Ongevallen dat de procedure voor het Fonds
laagdrempelig/toegankelijk moet zijn.136
Het advies van het Fonds
Op grond van artikel 21 en 22 Wet Medische Ongevallen wordt er een indicatieve termijn van zes
maanden gesteld waarbinnen het Fonds tot een schriftelijk gemotiveerd advies moet komen met
betrekking tot de ernst van de medische schade en de eventuele aansprakelijkheid hiervoor. Het
advies kan drie uitkomsten hebben.
(1) Het Fonds is van oordeel dat de medische schade is ontstaan door een medisch ongeval waarvoor
de zorgverlener aansprakelijk is. Wanneer dit het geval is zal het Fonds tevens aangeven of de
aansprakelijkheid van de zorgverlener (voldoende) gedekt is door een aansprakelijkheidsverzekering.
Mocht dit niet het geval zijn dan zal het Fonds de patiënt vergoeden overeenkomstig artikel 4 lid 2 Wet
Medische Ongevallen. Wanneer de aansprakelijkheid van de zorgverlener wel voldoende gedekt is
door een verzekering zal het dossier aan de verzekeraar van de zorgverlener overlegd worden met het
verzoek een voorstel tot schadeloosstelling aan de aanvrager te doen.
(2) Het Fonds is van oordeel dat de schade is veroorzaakt door een medisch ongeval maar dat er geen
133
Art 17 Wet Medische Ongevallen
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.59
135
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.61
136
Art 20 Wet Medische Ongevallen; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.62
134
30
sprake is van aansprakelijkheid. Alleen wanneer de schade een voldoende mate van ernstigheid
vertoont, zoals genoemd in artikel 5 van de Wet Medische Ongevallen, zal het Fonds zelf een aanbod
tot schadeloosstelling doen aan de aanvrager.
(3) Het Fonds is van oordeel dat de schade niet vergoedbaar is krachtens de wet. Het gaat om de
gevallen waarbij de medische schade niet toe te schrijven is aan de aansprakelijkheid van de
zorgverlener en de schade niet voldoende ernstig is dat er voldaan wordt aan artikel 5 Wet Medische
Ongevallen. In dit geval zal de minnelijke procedure via het Fonds worden beëindigd.137
Op grond van artikel 23 kan de aanvrager, indien het Fonds besluit dat er niet wordt voldaan aan de
eisen om tot schadevergoeding over te gaan, een geding tegen het Fonds aanspannen bij de
rechtbank om alsnog het Fonds te dwingen tot het uitkeren van een schadevergoeding.
Het advies van het Fonds is op grond van artikel 24 niet bindend voor partijen en voor de rechter. Dit is
logisch aangezien de procedure voor het Fonds een minnelijke procedure inhoudt wat een snelle
schadeloosstelling beoogt voor de aanvrager. Het Fonds zal echter wel trachten om door middel van
een kosteloos advies dat is gebaseerd op een nauwgezette behandeling van de dossiers door middel
van medische deskundige en een tegensprekelijke expertise, een hoog acceptatieniveau van het
advies door partijen te bereiken.138
Vergoedingsvoorstel van het Fonds en de verzekeraar
Afhankelijk van het advies van het Fonds zal ofwel de verzekeraar, ofwel het Fonds een
vergoedingsvoorstel doen aan de aanvrager. Het Fonds zal de verzekeraar van de zorgverlener
vragen een vergoedingsvoorstel te doen in het geval het Fonds van oordeel is dat er sprake is van een
medisch ongeval met aansprakelijkheid van de zorgverlener, mits deze aansprakelijkheid voldoende
gedekt is door een verzekering.139 Na ontvangst van het vergoedingsvoorstel van de verzekeraar kan
de aanvrager het Fonds om advies vragen met betrekking tot het voorstel.140 Aanvaart de aanvrager
vervolgens het vergoedingsvoorstel dan stort de verzekeraar de schadevergoeding en wordt de
procedure definitief afgesloten. In het kader van het verbod van dubbele compensatie staat de weg
naar de rechtbank voor de aanvrager niet meer open voor het verkrijgen van schadevergoeding op
grond van hetzelfde medische ongeval. Aanvaart de aanvrager het vergoedingsvoorstel niet dan blijft
de weg wel open naar de rechtbank en eindigt de procedure voor het Fonds.141
Artikel 25, §1 geeft vijf gevallen aan wanneer het Fonds een eigen voorstel tot schadevergoeding zal
doen aan de aanvrager. Het gaat om de volgende gevallen:
(1)Er is sprake van een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid met schade wat voldoet aan de
137
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.14, 62
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.65; zoals eerder aangegeven is het Fonds nog maar te kort operationeel
om al enige uitspraken te doen of deze doelstelling in de praktijk bereikt kan worden.
139
Art 22 Wet Medische Ongevallen; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.64,69
140
Art 31 Wet Medische Ongevallen
141
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.15
138
31
eisen van artikel 5 Wet Medische Ongevallen. Het Fonds treedt dan op als aanvullend schadefonds.
(2)Er is sprake van een medisch ongeval waarbij aansprakelijkheid van de zorgverlener wel vaststaat
maar deze aansprakelijkheid is niet of niet voldoende gedekt door een verzekering. Het fonds treedt
dan op als waarborgfonds.
(3) Het Fonds heeft de verzekeraar van de zorgverlener gevraagd een vergoedingsvoorstel te doen
naar aanleiding van een medisch ongeval waarbij de aansprakelijkheid van de zorgverlener vaststaat,
maar de zorgverlener en/of de verzekeraar betwist de aansprakelijkheid. De schade moet echter op
grond van artikel 4 lid 3 Wet Medische Ongevallen dermate ernstig zijn dat het voldoet aan de eisen
van artikel 5 van deze wet.142
(4) Het Fonds vindt het vergoedingsvoorstel van de verzekeraar niet toereikend.
(5) De verzekeraar reageert niet op het verzoek van het Fonds om met een vergoedingsvoorstel te
komen, waardoor er verondersteld wordt dat de aansprakelijkheid van de zorgverlener betwist
wordt.143
Het vergoedingsvoorstel van het Fonds moet binnen drie maanden naar de aanvrager toegezonden
worden. Het vermeldt indien mogelijk een definitief bedrag als schadevergoeding. Wanneer de hoogte
van de schade nog niet helemaal vaststaat, zal het vergoedingsvoorstel een voorlopige
schadevergoeding vermelden welke is gebaseerd op de reeds gemaakt kosten, de aard van het letsel,
het ondergane leed en het nadeel dat is ontstaan door de periode van ongeschiktheid en invaliditeit.
Het meest waarschijnlijke nadeel voor de toekomst, berekend tot drie maanden na de datum van het
voorstel, zal ook meegewogen worden in de hoogte van de voorlopige schadevergoeding. Dit heeft als
voordeel dat een patiënt snel een schadevergoeding kan krijgen zonder eerst te moeten wachten op
de definitief vastgestelde schade. Wanneer de aanvrager van mening is dat de hoogte van de schade
op enig moment volledig kan worden bepaald, dan kan dit door middel van het sturen van een
aanvullende aanvraag naar het Fonds.144 De aanvrager heeft op grond van artikel 26 Wet Medische
Ongevallen een termijn van drie maanden waarbinnen het voorstel aanvaard of betwist kan worden.
Wordt er binnen deze termijn niet gereageerd dan wordt het voorstel geacht te zijn geweigerd en zal
de procedure beëindigd worden. Wanneer het voorstel aanvaard wordt dan wordt de
schadevergoeding binnen een maand aan de aanvrager uitbetaald door het Fonds. Op grond van
artikel 26, §2 Wet Medische Ongevallen kan de aanvrager eenmalig een opmerking over het voorstel
formuleren waar het Fonds op moet antwoorden. Naar aanleiding van deze opmerking kan het Fonds,
wanneer het dit wenselijk acht, de hoogte van de schadevergoeding aanpassen. Is de aanvrager,
142
De vraag welke hierbij gesteld kan worden is of de verzekeraar er op deze manier geen baat bij heeft de
aansprakelijkheid altijd te betwisten zodat de strenge eisen van artikel 5 van toepassing zijn, waardoor de patiënt alsnog
vaak geen aanspraak kan maken op vergoeding door het Fonds en alsnog naar de rechter zal moeten gaan.
143
Art 25, §1 Wet Medische Ongevallen
144
Art 25, §2,3 Wet Medische Ongevallen; MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.67
32
eventueel na deze aanpassing, nog niet tevreden met het voorstel dan kan het vergoedingsvoorstel op
grond van artikel 27 Wet Medische Ongevallen binnen drie maanden voor de rechter betwist worden.
Verhaalsmogelijkheden door het Fonds
Het is niet de bedoeling dat het Fonds de financiële last draagt voor die gevallen waarin de
zorgverlener en de verzekeraar niet tot schadeloosstelling van de aanvrager overgaan ondanks dat het
Fonds van oordeel is dat er sprake is van een medisch ongeval met aansprakelijkheid. Het gaat om de
hierboven genoemde gevallen twee tot en met vijf.
In het geval (2) dat het Fonds de aanvrager uitkeert bij geen of onvoldoende dekking van de
aansprakelijkheid door een verzekering fungeert het Fonds als waarborgfonds. Dit zorgt ervoor dat de
aanvrager niet wordt benadeeld doordat de zorgverlener niet is verzekerd. Opgemerkt wordt dat er op
dit moment nog geen verzekeringsplicht bestaat voor zorgverleners. 145 Het Fonds keert op grond van
artikel 4 lid 2 Wet Medische Ongevallen een schadevergoeding uit aan de aanvrager waardoor er op
grond van artikel 28 een subrogatierecht voor het Fonds ontstaat. Het Fonds treedt dan in de rechten
van de aanvrager tegenover de zorgverlener en/of verzekeraar.
Doordat het Fonds in de gevallen twee tot en met vijf de aanvrager zelf vergoedt zorgt het Fonds
ervoor dat de aanvrager zo spoedig mogelijk een schadevergoeding ontvangt. Ook in dit geval ontstaat
er voor het Fonds een subrogatierecht om de uitbetaalde schadevergoeding te verhalen op de
zorgverlener en/of verzekeraar.146 Betwist de zorgverlener en/of verzekeraar de verhaalsvordering van
het Fonds dan kan het Fonds een vordering bij de civiele- strafrechter instellen. Het Fonds treedt
immers in de rechten van de aanvrager.147 Het risico bestaat dat de beslissing van de rechter anders
uitvalt dan de beslissing van het Fonds met betrekking tot de aansprakelijkheidsvraag en/of de hoogte
van de schade. Dit risico is voor rekening van het Fonds en niet voor de aanvrager. Het is van belang
dat het Fonds zijn vergoedingsbeleid daarom zo goed mogelijk afstemt op de heersende rechtspraak
omtrent medische aansprakelijkheid en de schadeloosstelling van patiënten. Uiteindelijk is het de
rechter die een definitief bindend oordeel kan geven met betrekking tot de aansprakelijkheid en de
schadeloosstelling van het medisch ongeval.148
Financiering van het Fonds
De financiering van het Fonds vindt op grond van artikel 10 Wet Medische Ongevallen plaats door
verschillende bronnen. Op grond van lid 1 ontvangt het Fonds jaarlijks een bedrag dat ten laste komt
van de administratiekosten van het RIZIV. Daarnaast ontvangt het Fonds op grond van lid 2 de
opbrengst van de subrogatievorderingen welke ontstaan op grond van artikel 28, 30 t/m 32 Wet
Medische Ongevallen. De financiële opbrengst van de bedragen waarover het Fonds beschikt is de
145
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.33; Boone 2011, p.77
Art 30, 31 en 32 Wet Medische Ongevallen
147
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.70
148
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.34,41
146
33
derde financieringsbron op grond van lid 3. En als laatste financieringsbron worden in lid 4 de
vergoedingen genoemd welke op grond van de artikelen 15 lid 6 en 31 lid 6 worden genoemd. Het
gaat dan voornamelijk om vergoedingen welke aan het vergoedingsfonds betaald dienen te worden
wanneer stukken te laat worden ingeleverd etc. Door op deze wijze het Fonds te financieren dragen
zorgverleners en zorgverzekeraars niet bij aan de financiering van het Fonds. Om het Fonds
betaalbaar te houden heeft de wetgever de al eerder genoemde minimale ernstdrempel van artikel 5 in
de wet opgenomen.149 Zoals blijkt uit een onderzoek van het Federaal Kenniscentrum voor
gezondheidszorg (verder KCE) wordt de totale kostprijs, voor de financiering van het Fonds, geschat
op een bedrag tussen de €16 en €22 miljoen per jaar.150
4.3.6. Kritische kanttekeningen met betrekking tot de Wet Medische Ongevallen
Zoals het alternatief vergoedingssysteem door middel van de Wet Medische Ongevallen in dit
hoofdstuk beschreven is wekt het hoge verwachtingen met betrekking tot de verbetering van de
vergoedingsmogelijkheden voor de patiënt. Echter er worden in de literatuur op bepaalde punten
kritische kanttekeningen geplaatst.
Op de eerste plaats wordt er kritiek geuit op het materieel toepassingsgebied van de Wet Medische
Ongevallen. Het gaat dan voornamelijk om de uitsluiting van bepaalde medische behandelingen, zoals
esthetische behandelingen welke niet door het RIZIV vergoed worden en de invulling van bepaalde in
de wet opgenomen begrippen, zoals vermijdbare en onvermijdbare schade en normale en abnormale
schade etc.151
Door het uitsluiten van niet terugbetaalde esthetische behandelingen zou er (ten onrechte) een
onderscheid worden gemaakt tussen fysieke problemen waar iemand last van heeft en psychische
problemen waar iemand mee te maken heeft.152 Daarbij komt dat schade als gevolg van alternatieve
behandelingen of niet conventionele praktijken wel vergoedbaar is.153 De uitsluiting van dit soort
medische behandelingen zou kunnen leiden tot een beroep bij het Grondwettelijk Hof wegens
schending van het gelijkheidsbeginsel.154
Er wordt ook een kritische kanttekening geplaatst bij de invulling van het begrip ernstige schade welke
van belang is voor het verkrijgen van schadevergoeding wanneer er geen aansprakelijkheid kan
149
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001, p.11-17
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, Vergoeding van schade ten
gevolge van gezondheidszorg – Fase V: budgettaire impact van de omzetting van het Franse systeem in België,
KCE reports 107A, p, viii-ix; Dit bedrag ligt een stuk lager dan wanneer er een alternatief vergoedingssysteem ingesteld
zou worden wat in zijn geheel gebaseerd zou zijn op no-fault. Het zou dan gaan om een door het KCE berekende
bedrag dat rond de €140 miljoen zou liggen.
151
Vansweevelt 2011, p.22; Verhoeven 2011, p.107,109; De Kezel 2010 p.218; Advies, 2 juni 2012, Wet Medische
Ongevallen
152
Vansweevelt 2011, p.22
153
Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/006, p.37
154
Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/006, p.27; Zoals al eerder aangegeven is op dit moment is de Wet Medische
Ongevallen nog te kort operationeel om hier al enige uitspraken over te doen
150
34
worden aangetoond of wanneer deze door de zorgverlener wordt betwist.155 Volgens de Wet Medische
Ongevallen is er pas sprake van ernstige schade in het geval van minstens 25% invaliditeit of zes
maanden arbeidsongeschiktheid. Dit criterium zou erg hoog liggen aangezien ziekenfondsen zelden te
maken krijgen met gevallen waarin het slachtoffer voor minstens 25% blijvend invalide is geworden.156
Daarbij komt dat de eis van zes maanden arbeidsongeschiktheid grote groepen personen op voorhand
uitsluit. Denk daarbij aan personen welke (nog) niet actief zijn op de arbeidsmarkt zoals kinderen,
gehandicapten etc. en hierdoor nooit aan deze eis kunnen voldoen. Deze groep heeft dus minder kans
om aan één van de eisen voor vergoeding te voldoen.157
Op de tweede plaats moet er, voor toepassing van de Wet Medische Ongevallen, causaal verband
worden aangetoond tussen de schade en de tekortkoming van de arts. Een van de belangrijkste
knelpunten in het huidige aansprakelijkheidsrecht, het aantonen van causaal verband, blijft dus
noodzakelijk en rust op de patiënt.158 Echter wordt op dit punt gesteld dat het aantonen van causaal
verband door middel van de Wet Medische Ongevallen een minder zware hindernis vormt voor de
patiënt dan onder het civielrechtelijk aansprakelijkheidsrecht. Gronden hiervoor zijn dat het
“toernooimodel” van het civielrechtelijk aansprakelijkheidsrecht wordt verlaten wat een voordeel
oplevert voor de meer open communicatie en wederzijdse informatieverlening tussen arts en patiënt.159
Echter wordt deze gedachte in het Preadvies 2013 omtrent ontwikkelingen rond medische
aansprakelijkheidsrecht getemperd door te stellen dat er nog geen empirisch bewijs bestaat dat, meer
in het algemeen, een no-faultsysteem een positief effect zou hebben op de arts-patiënt relatie. Een
arts zal ook onder een no-faultsysteem nooit open kunnen communiceren over incidenten en fouten,
zonder bang te zijn dat een patiënt juridische stappen zal zetten door middel van bijvoorbeeld het
tuchtrecht, klachtrecht etc.160
Wel wordt de patiënt verlicht in zijn bewijslast omdat het fonds zelf een onderzoek instelt naar de ernst
van de medische schade en de eventuele aansprakelijkheid voor de schade. Hierdoor is de patiënt hier
zelf niet meer mee belast.
Tot slot een punt van aandacht met betrekking tot de financiering van het Fonds. Het fonds wordt
gefinancierd door de overheid. Een algemene vraag welke speelt bij het instellen van door de overheid
gefinancierde schadefondsen is waarom bepaalde slachtoffers, in dit geval slachtoffers van medische
schade, een betere behandeling zouden moeten krijgen dan slachtoffers van ander soort schade?161
155
Verhoeven 2011, p,109; Advies, 2 juni 2012, Wet Medische Ongevallen
Verhoeven 2011, p,109
157
Verhoeven 2011, p,109
158
Verhoeven 2011, p,110; Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.60
159
Dute, Faure & Koziol 2002, p. 198; Lierman 2011, p.56
160
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.67,68
161
Faure & Koziol 2001, p.304; Kezel 2009, p.217
156
35
4.4. Het alternatief vergoedingssysteem getoetst aan het toetsingskader
Nu het alternatief vergoedingssysteem zoals dat in België geldt is geanalyseerd kan het
vergoedingssysteem getoetst worden aan het toetsingskader van dit onderzoek.
Ultimum remedium en toegankelijkheid
Op grond van het eerste beginsel moet geschilbeslechting door de overheidsrechter zoveel mogelijk
als ultimum remedium worden gezien. Om dit te bereiken zal het alternatief vergoedingssysteem een
brede toegankelijkheid moeten hebben. Toegankelijkheid is tevens het tweede beginsel van het
toetsingskader wat inhoudt dat de procedure eenvoudig, goedkoop en snel moet zijn. Deze twee
beginselen komen terug in een van de doelstellingen van het alternatief vergoedingssysteem zoals dat
door middel van de Wet Medische Ongevallen is ontstaan. Het doel is om een zo groot mogelijke
toegankelijkheid van het Fonds te bereiken, zodat rechtszaken worden beperkt en minnelijke
beschikkingen worden bevorderd.162 Om deze doelstelling te realiseren zou het alternatief
vergoedingssysteem sneller, eenvoudiger en goedkoper moeten zijn dan het voeren van een
procedure bij de civiele rechter.
Sneller
Zoals eerder genoemd worden er, om de procedure voor het Fonds vlot te laten verlopen, een aantal
wettelijke termijnen gesteld waarbinnen door partijen en het Fonds gereageerd moet worden. Het
Fonds moet een ontvankelijke aanvraag binnen een termijn van een maand na ontvangst in
behandeling nemen en moet trachten binnen een termijn van zes maanden met een gemotiveerd
advies op de aanvraag te komen. Partijen moeten binnen een termijn van een maand reageren op
informatieverzoeken van het Fonds. Wanneer deze termijn overschreden wordt heeft het Fonds de
bevoegdheid om een boete aan de verzochte partij op te leggen voor elke dag dat er niet gereageerd
wordt. Door deze korte termijnen zal een patiënt snel een advies ontvangen met betrekking tot een
vordering tot schadevergoeding. Of de patiënt ook sneller een schadevergoeding uitgekeerd zal krijgen
in de gevallen dat de aansprakelijkheid door de zorgverlener wordt betwist is nog maar de vraag
aangezien de eisen van artikel 5 Wet Medische Ongevallen, waaraan voldaan moet zijn bij de
betwisting van aansprakelijkheid door de zorgverlener, erg hoog liggen. Pas wanneer aan deze eisen
is voldaan zal het Fonds de patiënt zelf schadeloos stellen en zal het een eigen procedure opstarten
tegen de verzekeraar of de zorgverlener om het verschuldigde bedrag terug te krijgen. Wanneer er
sprake is van ernstige medische schade, welke voldoet aan de eisen van artikel 5 Wet Medische
Ongevallen, zal het Fonds de patiënt vergoeden ook al kan er geen aansprakelijkheid worden
aangetoond. Dit heeft als voordeel dat de patiënt niet eindeloos hoeft te gaan zoeken naar feiten
waarmee aansprakelijkheid toch kan worden aangetoond, om schadevergoeding te kunnen krijgen.
Ook hier geldt dat de praktijk moet uitwijzen of de eisen van artikel 5 Wet Medische Ongevallen niet te
162
Zie paragraaf 4.3.3
36
hoog zijn waardoor er maar een beperkt aantal patiënten daadwerkelijk op deze manier vergoed zullen
worden.163 Buiten de vraag hoeveel patiënten daadwerkelijk vergoed zullen worden voor medische
schade zonder aansprakelijkheid of bij betwisting van aansprakelijkheid door de zorgverlener, zal de
patiënt sneller weten waar hij aan toe is en hierdoor eerder het gewone leven weer op kunnen pakken
Eenvoudiger
De procedure via het Fonds is voor de patiënt eenvoudiger dan het voeren van een procedure middels
de civiele rechter. De patiënt hoeft zich maar tot één instantie te richten welke een gratis en
onafhankelijk advies zal uitbrengen met betrekking tot de aansprakelijkheid en de ernst van de schade,
en indien mogelijk een schadevergoeding kan uitkeren. Tijdens de procedure zal de patiënt door het
Fonds begeleid worden zodat de patiënt precies weet hoe de procedure verder verloopt. Weliswaar
blijft het noodzakelijk dat het causaal verband tussen de schade en de medische behandeling wordt
aangetoond, maar de patiënt is niet meer zelf belast met het leveren van bewijs omtrent de schade,
toerekenbare tekortkoming en het causaal verband. Het Fonds zal het medisch ongeval zelf
onderzoeken op eventuele aansprakelijkheid van de zorgverlener en zo niet, of er sprake is van
schade wat voldoet aan de ernst van artikel 5 Wet Medische Ongevallen. Het Fonds heeft hierbij de
bevoegdheid om een medisch deskundige onderzoek te organiseren. Tevens kan de patiënt bij het
Fonds terecht voor een onafhankelijk advies over het bedrag dat de zorgverlener of zijn verzekeraar
voorstelt als eventuele schikking. Vindt het Fonds het bedrag onvoldoende dan zal het zelf tot
vergoeding overgaan. Hierdoor zal de patiënt eenvoudiger een reële schadevergoeding krijgen, omdat
de patiënt niet zelf hoeft te gaan onderhandelen met de vaak grote machtige verzekeringskantoren.
Goedkoper
Het voeren van een procedure tot het verkrijgen van schadevergoeding middels het alternatief
vergoedingssysteem is gratis voor de patiënt. De patiënt hoeft niet te worden bijgestaan door een
professionele vertegenwoordiger en hoeft niet zelf een medische deskundige in te schakelen. Dit zorgt
ervoor dat de hoge kostenpost van het voeren van een procedure geen knelpunt meer zal zijn voor de
patiënt om te proberen een schadevergoeding te krijgen.
Zoals blijkt is de procedure voor het Fonds voor de patiënt sneller, eenvoudiger en goedkoper dan het
voeren van een civielrechtelijke procedure. Dit betekent dat de procedure omtrent het verkrijgen van
een schadevergoeding middels het alternatief vergoedingssysteem een toegankelijkere procedure is
dan voor de civiele rechter. Het is daardoor reëel om ervan uit te gaan dat patiënten eerder een
procedure zullen starten voor het Fonds dan het voeren van een procedure via de civielrechtelijke weg.
Het beginsel van ultimum remedium wordt hierdoor bereikt.
163
Zie Vansweevelt 2013, p.151 waarin naar voren komt dat er in het soortgelijke Franse systeem jaarlijks maar 80
patiënten een schadevergoeding, wegens een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid, zouden krijgen.
37
Relatie
Het is van belang dat de relatie tussen de patiënt en zorgverlener zo goed mogelijk behouden blijft bij
het voeren van een schadevergoedingsprocedure middels het alternatief vergoedingssysteem. Op de
eerste plaats is het van belang om aan te geven dat er op dit moment nog geen empirisch bewijs
bestaat dat een no-faultsysteem een positief effect zou hebben op de arts-patiëntrelatie.164 Bepaalde
schrijvers165 zijn van mening dat een alternatief vergoedingsysteem gebaseerd op een no-faultsysteem
een positief effect zou hebben op de arts-patiënt relatie. Dit wordt onder meer gebaseerd op
buitenlandse ervaringen waar een dergelijk systeem al een aantal jaren bestaat. Daarbij komt dat de
procedure voor het Fonds een minnelijke procedure is, waardoor getracht wordt om met partijen
samen tot een zo goed mogelijke oplossing te komen. Wordt de aansprakelijkheid betwist dan zal de
patiënt door het Fonds vergoed worden en hierdoor niet verder bij het conflict betrokken worden.
Patiënt en zorgverlener komen hierdoor niet lijnrecht tegenover elkaar te staan wat de onderlinge
relatie ten goede zou kunnen komen. Tevens zal de goede relatie behouden kunnen blijven omdat er
ook in geval van een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid recht kan zijn op een
schadevergoeding. De patiënt hoeft hierdoor niet alles uit de kast te halen om maar aansprakelijkheid
van de zorgverlener aan te tonen om zodoende recht te krijgen op een schadevergoeding.166 Critici zijn
sceptischer op dit punt en zijn van mening dat een arts altijd op zijn hoede moet zijn wanneer het gaat
over het bespreken van incidenten en fouten. Een patiënt zal altijd nog de mogelijkheid hebben een
klacht in te dienen bij een klachtencommissie, tuchtrechter of een procedure te starten voor de civiele
rechter. Hierdoor zal het openlijk bespreken en toegeven van fouten in werkelijkheid onder geen enkel
stelsel niet snel gebeuren.167
Gelijke behandeling
Het laatste beginsel uit het toetsingskader is dat het alternatief vergoedingssysteem een gelijke
behandeling voor gelijke gevallen moet bewerkstelligen. Het alternatief vergoedingssysteem middels
het Fonds zorgt in belangrijke mate voor een gelijke behandeling van medische ongevallen. Op de
eerste plaats is de procedure gratis waardoor elke patiënt de mogelijkheid heeft een medisch ongeval
te laten beoordelen door een onafhankelijke instantie. Dit in tegenstelling tot het voeren van een
civielrechtelijke procedure wat veelal hoge kosten met zich meebrengt, welke niet door elke patiënt
zomaar opgebracht kunnen worden, waardoor deze afziet van een vordering tot het verkrijgen van een
schadevergoeding. Op de tweede plaats kan het Fonds optreden als waarborgfonds wanneer er
sprake is van een betwisting van de aansprakelijkheid door de zorgverlener of zijn verzekeraar of bij
onvoldoende dekking van deze aansprakelijkheid door een verzekering. Hierdoor kan een patiënt bij
164
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.67
Zoals Dute, Faure & Koziol 2002,p.113; Lierman 2011, 56
166
Lierman 2011, p.56
167
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.67,68
165
38
een medisch ongeval met aansprakelijkheid een schadevergoeding krijgen ongeacht of de
zorgverlener/verzekeraar wil/kan uitkeren. Op de derde plaats treedt het Fonds op als aanvullend
schadefonds in de gevallen waarin er sprake is van een medisch ongeval met ernstige schade zonder
aansprakelijkheid van de zorgverlener. Hierdoor kunnen medische ongevallen met ernstige schade als
gevolg van een medische fout vergoed worden ondanks dat aansprakelijkheid niet kan worden
aangetoond. Echter moet wel opgemerkt worden dat het Fonds alleen dan als waarborg- en
aanvullend schadefonds optreedt wanneer aan de eisen van artikel 5 is voldaan. Dit betekent 25%
invaliditeit of 6 maanden arbeidsongeschikt. Op deze eisen is in paragraaf 4.3.6. al kritiek geuit
aangezien bepaalde groepen patiënten op voorhand al een kleinere kans hebben op het krijgen van
een schadevergoeding. Op dit punt vindt er dus geen gelijke behandeling plaats
4.5. Conclusie
Het Belgische civielrechtelijk medische aansprakelijkheidsrecht komt in grote lijnen overeen met het
Nederlandse civielrechtelijk medische aansprakelijkheidsrecht. Voor het vestigen van civielrechtelijke
aansprakelijkheid moet er sprake zijn van schade, een fout en er moet causaal verband bestaan
tussen de schade en de fout. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen contractuele en
buitencontractuele aansprakelijkheid. Een verschil met Nederland is dat er in België geen sprake is
van een centrale ziekenhuisaansprakelijkheid. Dit heeft als gevolg dat het voor de patiënt niet
gemakkelijk is om te weten wie er voor het medisch ongeval aangesproken moet worden. Verder
werden er in België nagenoeg dezelfde problemen met betrekking tot de civielrechtelijk medische
aansprakelijkheidsprocedure gesignaleerd voor de patiënt als in Nederland. Deze knelpunten zijn
aanleiding geweest om een nieuwe wet in het leven te roepen welke het voor de patiënt gemakkelijker
maakt een schadevergoeding na een medisch ongeval te krijgen. Dit is de Wet Medische Ongevallen
welke op 31 maart 2010 in werking is getreden. Met deze wet wordt er een alternatief
vergoedingssysteem gecreëerd op basis van een tweesporenstelsel. De patiënt krijgt de keuze om een
medisch ongeval, ter beoordeling op eventuele aansprakelijkheid en de ernst van de schade, voor te
leggen aan een speciaal Fonds of aan de civiele rechter. De procedure middels het alternatief
vergoedingssysteem is getoetst aan het toetsingskader van dit onderzoek. Hieruit blijkt dat het in grote
mate voldoet aan de beginselen waaraan een vergoedingsstelsel moet voldoen wil het een verbetering
voor de patiënt opleveren. De procedure voor het Fonds blijkt een toegankelijkere procedure voor de
patiënt te zijn dan een civielrechtelijke procedure. Of de relatie tussen patiënt en arts beter zal blijven
bestaan bij het voeren van een procedure onder het alternatief vergoedingssysteem is nog maar de
vraag. De praktijk zal dit uit moeten wijzen. Doordat een ieder middels het alternatief
vergoedingssysteem de mogelijkheid heeft een medisch ongeval te laten beoordelen door een
onafhankelijke instantie zorgt het alternatief vergoedingssysteem voor een gelijke behandeling van
gelijke gevallen. Dit wordt anders wanneer er gekeken wordt naar het toepassingsgebied van de Wet
39
Medische Ongevallen, het gaat er dan met name om dat bepaalde medische behandelingen worden
uitgesloten, en naar de eisen welke gesteld worden voor het optreden van het Fonds als waarborg/aanvullend schadefonds. Op deze punten wordt in de literatuur kritiek geuit. Deze uitsluitingen en
strenge eisen zouden een ongelijke behandeling met zich meebrengen voor bepaalde groepen
patiënten.
40
Hoofdstuk 5: Implementatie in ons huidige rechtsstelsel
In dit laatste inhoudelijke hoofdstuk zal kort stil worden gestaan bij de vraag of een alternatief
vergoedingssysteem middels een schadefonds past in ons huidige rechtsstelsel waarbij het
uitgangpunt van het civielrechtelijke aansprakelijkheidsrecht centraal staat.
5.1. Uitgangspunt civielrechtelijke aansprakelijkheid
Het Belgische alternatief vergoedingssysteem bestaat als het ware uit twee regelingen. Het gaat om
een klassieke burgerlijk rechtelijke aansprakelijkheidsregeling. Hierin fungeert het Fonds als
organisator van een minnelijke procedure voor schadeloosstelling na een veronderstelde medische
fout, en een vergoedingsregeling waarbij het Fonds optreedt als schadefonds welke uitkeert wanneer
er wel sprake is van schade maar voor deze schade geen aansprakelijkheid kan worden aangetoond.
Voor de implementatie in het huidige Nederlandse rechtsstelsel zal de eerste regeling geen probleem
vormen aangezien deze regeling voldoet aan het uitgangspunt van het civiele aansprakelijkheidsrecht.
Het Fonds zal, op aanvraag van een patiënt met schade na de verstrekking van gezondheidszorg,
onderzoeken of de schade het gevolg is van deze verstrekking en zo ja, of hiervoor een zorgverlener
aansprakelijk kan worden gesteld. Is dit het geval dan zal het Fonds zorgdragen voor een soepele en
vlotte financiële afhandeling van de medische schade. Deze regeling kan evengoed ingepast worden
in het bestaande rechtsstelsel wat gebaseerd is op het fout criterium.168
De tweede regeling daarentegen zal wel een mogelijk probleem kunnen vormen voor implementatie in
het huidige Nederlandse rechtsstelsel. Deze regeling strookt namelijk niet met het uitgangspunt van
het civiele aansprakelijkheidsrecht, dat ieder zijn eigen schade draagt tenzij daar een ander voor kan
worden aangewezen. Er dient een grond in het recht, met andere woorden een rechtvaardigingsgrond,
te worden aangewezen om de schade te verplaatsen van de een naar de ander.169 Wanneer aan de
voorwaarden voor civielrechtelijke aansprakelijkheid is voldaan bestaat er een recht op volledige
vergoeding van de schade.170 De hoge drempels welke moeten worden genomen voor het verkrijgen
van civielrechtelijke aansprakelijkheid houden verband met het vergoedingsniveau van het civiele
aansprakelijkheidsrecht. Zoals Hartlief stelt, volledige vergoeding van de schade is weggelegd voor
degene die “in de prijzen “ van het aansprakelijkheidsrecht valt.171
Er zijn bepaalde beweegredenen te noemen waarom er toch van het uitgangspunt, dat ieder zijn eigen
schade draagt, tenzij er een ander voor kan worden aangewezen, wordt afgeweken. Vaak gebeurt dit
omdat het traditionele civiele aansprakelijkheidsrecht niet of niet voldoende werkt.172 Er wordt buiten
de rechtvaardigingsgronden in het civiele aansprakelijkheidsrecht naar een rechtvaardigingsgrond
168
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p.63
Hartlief 1997, p.11, 24
170
Lindenbergh & Bloembergen 2002, p.17
171
Hartlief 2003, p.17
172
Klosse 2003, p.77, 112; Hartlief 2003, p.54,56
169
41
gezocht om tot schadevergoeding te komen. Een van de uitzonderingen is de oprichting van een
schadefonds.
5.2. Fonds medische ongevallen afgezet tegen andere bestaande schadefondsen
Fondsvorming is in ons recht geen onbekend verschijnsel.173 Zo bestaat er het Waarborgfonds
Motorverkeer, het Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Regeling tegemoetkoming
asbestslachtoffers van 21 januari 2000 (verder TAS). Om te beoordelen of een Fonds voor medische
ongevallen, net zoals bovenstaande schadefondsen, een plaats kan krijgen in ons huidige
rechtsstelsel, wordt in deze paragraaf het Fonds voor medische ongevallen vergeleken met deze, door
de overheid opgerichte, schadefondsen.
5.2.1. Het Waarborgfonds motorverkeer, Schadefonds Geweldsmisdrijven en TAS.
Zoals al even genoemd worden bepaalde slachtoffers in ons huidige rechtsstelsel doormiddel van een,
door de overheid, ingesteld fonds in hun schade tegemoet gekomen.
Op de eerste plaats bestaat er in Nederland het Waarborgfonds motorverkeer dat aan
verkeersslachtoffers op grond van artikel 6 Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen (WAM) een
vergoeding uitkeert voor onverhaalbare en onvergoedbare schade.174 Het Waarborgfonds
motorverkeer vindt zijn grondslag in hoofdstuk 4 WAM. De grondslag voor het instellen van het
Waarborgfonds motorverkeer is gelegen in het tot uitdrukking brengen van de bijzondere
maatschappelijke verantwoordelijkheid naar slachtoffers toe van dit soort schade.175 Uit artikel 25
WAM volgt dat een slachtoffer een beroep kan doen op het Waarborgfonds motorverkeer wanneer aan
de eisen van civielrechtelijke aansprakelijkheid is voldaan, maar de aansprakelijke persoon niet kan
worden vastgesteld of deze persoon niet of niet voldoende is verzekerd.176 De uitkering bestaat uit een
volledige vergoeding van de materiële en immateriële schade. De financiering van het Waarborgfonds
motorverkeer vindt plaats door de overheid en door schadeverzekeraars.177
Op de tweede plaats bestaat er het Schadefonds Geweldsmisdrijven, welke zijn grondslag vindt in de
Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven. De grondslag voor het instellen van het Schadefonds
Geweldsmisdrijven is ook gelegen in de bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid van de
maatschappij jegens slachtoffers van ernstige geweldsdelicten.178Het keert een tegemoetkoming uit op
grond van artikel 3 aan slachtoffers met zwaar lichamelijk of psychisch letsel ontstaan door opzettelijk
gepleegde geweldsmisdrijven en aan nabestaanden van een overleden slachtoffer. Het Schadefonds
Geweldsmisdrijven keert uit naar redelijkheid en billijkheid, wat inhoudt dat het niet uitkeert wanneer
173
Hartlief 1997, p.59
Ammerlaan 2008, p.184
175
Klosse 2003, p.116
176
Zie ook de website van het Waarborgfonds motorverkeer
177
Zie artikel 24 WAM, het gaat om schadeverzekeraars welke werkzaam zijn binnen de branche Aansprakelijkheid
motorrijtuigen.
178
Ammerlaan 2008, p.184
174
42
het slachtoffer financieel daadkrachtig genoeg is.179 Tevens wordt de vergoeding beperkt door
maximum bedragen.180 Op grond van artikel 2 vindt financiering van het Fonds plaats door de
overheid.
Tot slot bestaat er de TAS sinds 2000. Deze regeling is in het leven geroepen om mesothelioomslachtoffers of hun nabestaanden, welke hun ex-werkgever niet kunnen aanspreken, een eenmalige
tegemoetkoming voor immateriële schade te bieden. De grondslag voor de tegemoetkoming is gelegen
in het tot uitdrukking brengen van de maatschappelijke erkenning voor het leed van
asbestslachtoffers.181 De hoogte van de tegemoetkoming is vastgesteld op een bedrag van €18626.182
De financiering vindt plaats door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.183
5.2.2. Overeenkomsten en verschillen Schadefonds voor Medische Ongevallen
Het Schadefonds voor Medische Ongevallen heeft met alle drie genoemde schadefondsen gemeen
dat de financiering gebeurt door de overheid. Wat betreft de hoogte van de uitkering bestaat er,
behalve bij het Waarborgfonds motorverkeer welke de schade volledig vergoedt, bij de andere
genoemde schadefondsen een maximum hoogte voor de uitkering.
Een groot en belangrijk verschil is dat het Schadefonds voor Medische Ongevallen ook uitkeert
ondanks dat er geen sprake is van civielrechtelijke aansprakelijkheid. Het staat niet vast dat de schade
door een ander is veroorzaakt. Dit in tegenstelling tot de andere genoemde schadefondsen, waar wel
vast staat dat de schade is veroorzaakt door een onrechtmatige gedraging van een ander. Met andere
woorden er is een aansprakelijk persoon maar deze is onvindbaar of niet in staat de schade aan het
slachtoffer te vergoeden. Er wordt in deze gevallen dus niet in zijn geheel afgeweken van het
uitgangspunt: ieder draagt zijn eigen schade tenzij daar een ander voor aangewezen kan worden.
5.3. Standpunt politiek omtrent een Schadefonds voor Medische Ongevallen
Het gedeelte van het alternatief vergoedingssysteem wat gebaseerd is op no-fault is in het
Nederlandse rechtsstelsel alleen mogelijk op basis van wetgeving.184 Op dit moment is Edith
Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, geen voorstander van het invoeren van
een Schadefonds voor Medische Ongevallen wat gedeeltelijk gebaseerd is op een no-fault systeem.
Ze is van mening dat een no-fault systeem tornt aan het Nederlandse Rechtssysteem. Het zou een
kostbaar systeem zijn terwijl er voor iedereen een toegankelijk zorgsysteem beschikbaar is. Ze verwijst
daarbij naar de Zorgverzekeringswet en de AWBZ welke ervoor zorgen dat iedereen de medische zorg
179
Artikel 4 Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven
Op grond van de Regeling maximumbedragen uitkeringen schadefonds geweldsmisdrijven vindt uitkering van
vermogensschade plaats tot een maximum van €25000 en vergoeding van immateriële schade vindt plaats tot een
maximum van €10000.
181
Kamerstukken II, 1998-1999, 25 834 nr. 7
182
Artikel 6 Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers.
183
Kamerstukken II, 1998-1999, 25 834 nr. 11
184
Smeehuijzen & Akkermans 2013, p. 58,63,64
180
43
kan krijgen welke nodig is.185
Het alternatief vergoedingssysteem voor medische ongevallen zoals dat in België geldt, kan voor een
groot gedeelte door de zorgsector zelf in ons bestaand aansprakelijkheidsstelsel worden ingesteld. Het
gaat dan om de adviserende functie omtrent aansprakelijkheid, de bemiddelende functie, het de
verzekeraar verzoeken een voorstel tot vergoeding te doen aan de patiënt etc.186 Juist deze functies
van het Fonds nemen al een groot deel van de knelpunten in het huidige civiele
aansprakelijkheidsrecht weg, wat al een verbetering oplevert voor de patiënt. Pas wanneer het Fonds
uitkeert wanneer er geen aansprakelijkheid kan worden vastgesteld hebben we te maken met een
systeem gebaseerd op no-fault waarvoor aparte wetgeving noodzakelijk is.
5.4. Conclusie
Het Fonds heeft in het alternatief vergoedingssysteem twee taken. Enerzijds is zij belast met de
organisatie van een minnelijke procedure voor het verkrijgen van schadevergoeding na een
veronderstelde medische fout, anderzijds treedt het op als aanvullend schadefonds wanneer
aansprakelijkheid van een ander voor de schade ontbreekt. De laatstgenoemde taak tornt aan het
uitgangspunt van het civiele aansprakelijkheidsrecht. Toch bestaan er in ons huidige rechtsstelsel al
dergelijke schadefondsen. Wanneer het Fonds vergeleken wordt met deze schadefondsen kan er
geconcludeerd worden dat er een belangrijk verschil bestaat tussen het Fonds en deze
schadefondsen. Dit verschil is van belang voor de vraag of implementatie van het alternatief
vergoedingssysteem in het huidige rechtsstelsel mogelijk is. Het Fonds kan schadevergoeding uitkeren
in die gevallen waarbij er geen sprake is van civielrechtelijke aansprakelijkheid. Dit in tegenstelling tot
de andere genoemde schadefondsen welke alleen uitkeren in die gevallen dat civielrechtelijke
aansprakelijkheid vaststaat maar de aansprakelijke persoon onvindbaar is of niet in staat is de schade
te vergoeden. Daarbij komt dat de politiek geen voorstander is van een vergoedingssysteem wat
gebaseerd is op een no-fault systeem.
Geconcludeerd kan worden dat implementatie van het alternatief vergoedingssysteem voor medische
ongevallen in het huidige rechtsstelsel maar gedeeltelijk in ons huidige rechtsstelsel plaats kan vinden.
Het verkrijgen van schadevergoeding middels een minnelijke procedure wat begeleid wordt door het
Fonds zal, met betrekking tot het uitgangspunt van het huidige civiele rechtsstelsel, in het huidige
rechtsstelsel passen en neemt al een groot gedeelte van de knelpunten in het huidige civiele
aansprakelijkheidsrecht weg. Bij het uitkeren van schadevergoeding door het fonds bij afwezigheid van
civielrechtelijke aansprakelijkheid wordt volledig van dit uitgangspunt afgestapt waardoor
implementatie in het huidige civiele rechtsstelsel op dit moment niet mogelijk is.
185
186
Kamerstukken II, 2011-2012, 31765 nr. 52
Smeehuijzen & Akkermans 2013,p. 58
44
Hoofdstuk 6: Conclusie
Uit hoofdstuk drie van dit onderzoek blijkt dat er in de literatuur een aantal knelpunten wordt
gesignaleerd waar een patiënt mee te maken krijgt bij het verkrijgen van civielrechtelijke
schadevergoeding na een medisch ongeval. Het gaat dan vooral om knelpunten gelegen in de
bewijslast van de patiënt. Het is voor een patiënt niet eenvoudig om aan te tonen dat er sprake is van
schade welke is ontstaan door een medische fout. Om aan deze bewijslast te voldoen zal de patiënt,
een lange tijd, hoge kosten moeten maken. De financiële en psychische belasting van het voeren van
een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure is vaak zo hoog dat een patiënt hier uiteindelijk van
afziet. In dit onderzoek heb ik door middel van literatuuronderzoek gekeken of de genoemde
knelpunten, door middel van een alternatief vergoedingssysteem gebaseerd op een tweesporenstelsel
zoals ingevoerd in België, weggenomen kunnen worden en hierdoor een verbetering, met betrekking
tot de vergoedingsmogelijkheden van de patiënt, kan optreden. De centrale onderzoeksvraag hierbij
was dan ook: In hoeverre kan een dualistisch stelsel, gebaseerd op het Belgische tweesporenstelsel,
de in de literatuur gesignaleerde knelpunten in het huidige civiele medische aansprakelijkheidsrecht
wegnemen en hierdoor een verbetering opleveren voor de vergoedingsmogelijkheden voor de patiënt?
6.1. De belangrijkste conclusies en beantwoording van de onderzoeksvraag.
Vanuit de gesignaleerde knelpunten heb ik een toetsingskader opgesteld waaraan een alternatief
vergoedingssysteem moet voldoen wil het een verbetering brengen in de vergoedingsmogelijkheden
voor de patiënt na een medische fout. Het alternatief vergoedingssysteem moet breed toegankelijk zijn
waaronder wordt begrepen een snelle, eenvoudige en goedkope procedure. Door deze brede
toegankelijkheid wordt getracht het optreden van de civiele rechter in dit soort zaken als ultimum
remedium te laten gelden. Daarnaast moet de veelal goede relatie tussen zorgverlener en patiënt niet
op het spel gezet worden wanneer een patiënt schadevergoeding probeert te verkrijgen. Tenslotte zal
het een gelijke behandeling voor gelijke gevallen moeten nastreven. Wanneer het alternatief
vergoedingssysteem wat centraal staat in dit onderzoek toegepast wordt op dit toetsingskader kan er
het volgende geconcludeerd worden: Het Fonds dat de hoeksteen vormt binnen het alternatief
vergoedingssysteem is belast met twee hoofdtaken. De eerste taak, het organiseren van een
minnelijke procedure voor de vergoeding van medische schade, neemt al een groot deel van de
gesignaleerde knelpunten voor de patiënt weg. Het bestaande stelsel van civielrechtelijke
aansprakelijkheid blijft bestaan waarnaast er voor de patiënt een mogelijkheid bij komt om buiten de
rechter om een veronderstelde medische fout onafhankelijk te laten onderzoeken op de ernst van de
schade en eventuele aansprakelijkheid hiervoor. De procedure voor het Fonds is kosteloos waardoor
iedere patiënt de mogelijkheid heeft om een onafhankelijk advies te vragen, ongeacht zijn financiële
situatie. Met betrekking tot de snelheid van de procedure zijn er wettelijke termijnen gesteld
waarbinnen partijen dienen te reageren en waarbinnen het Fonds met een inhoudelijk advies dient te
45
komen. Wanneer uit onderzoek blijkt dat de zorgverlener aansprakelijk is maar deze aansprakelijkheid
door de zorgverlener wordt betwist of wanneer er een geschil bestaat omtrent de hoogte van de
schadevergoeding, dan kan de patiënt alvast vergoed worden door het Fonds. Door deze termijnen en
de mogelijkheid van het Fonds om op te treden als waarborgfonds wordt de looptijd van de procedure
zo kort mogelijk gehouden voor de patiënt. Een patiënt weet hierdoor snel waar hij aan toe is en kan
hierdoor snel zijn gewone leven weer oppakken. Er wordt echter, voor het optreden van het Fonds als
waarborgfonds, een aantal strenge eisen gesteld waar de patiënt aan zal moeten voldoen, zoals 25%
blijvende invaliditeit of zes maanden arbeidsongeschiktheid. Het is nog maar de vraag of er in de
praktijk aan deze eisen voldaan kan worden aangezien deze eisen erg hoog zijn. Het zou hierdoor
zomaar kunnen dat er alsnog veel mensen met lege handen blijven staan en alsnog een beroep
moeten doen op de civiele rechter. Weliswaar blijft de bewijslast ook in deze procedure bij de patiënt
liggen. Het Fonds zal een eigen onderzoek instellen naar de ernst van de schade en eventuele
aansprakelijkheid hiervoor en zal de patiënt hieromtrent informeren.
De tweede taak van het Fonds is het uitkeren van een vergoeding aan patiënten in zaken waarbij geen
aansprakelijk kan worden aangetoond maar waar wel voldaan wordt aan de eisen van artikel 5. Het
invoeren van een alternatief vergoedingssysteem waarbij het Fonds optreedt als aanvullend
schadefonds bij medische schade zonder aansprakelijkheid verdient op dit moment niet de voorkeur.
Het is nog maar de vraag hoeveel personen er in de praktijk daadwerkelijk kunnen voldoen aan de
strenge eisen van artikel 5. De praktijk zal dit in België moeten gaan uitwijzen. Daarbij tornt het
optreden als aanvullend schadefonds aan het uitgangspunt van ons huidige rechtsstelsel, dat ieder zijn
eigen schade draagt tenzij een ander daarvoor aangewezen kan worden. Ook wanneer het gaat om
schade welke is opgelopen door een medische behandeling, maar hiervoor geen aansprakelijke
persoon aangewezen kan worden, behoort de schade, hoe vervelend dan ook, bij de patiënt te blijven
liggen.
Buiten de vraag of een alternatief vergoedingssysteem gebaseerd op het Belgische tweesporenstelsel
een plaats kan krijgen in ons huidige rechtsstelsel kan de centrale onderzoeksvraag als volgt worden
beantwoord: Theoretisch gezien zal het instellen van een alternatief vergoedingssysteem de in de
literatuur gesignaleerde knelpunten grotendeels wegnemen waardoor de vergoedingsmogelijkheid van
de patiënt voor schade na een medische fout verbeterd zal worden. We moeten wachten op de
uitkomsten van de eerste evaluatie door onze zuiderburen over het functioneren van het alternatief
vergoedingssysteem door middel van de Wet Medische Ongevallen of het daadwerkelijk in de praktijk
een verbetering zal opleveren.
46
Literatuurlijst
Literatuur
Akkermans 1997
A. Akkermans, ‘Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband’, Deventer: Tjeenk Willink,
1997.
Ammerlaan 2008
V.C. Ammerlaan, ‘Na de ramp: De rol van de overheid bij de (schade-) afwikkeling van rampen vanuit
een belangenperspectief van de slachtoffers’, Karin Ammerlaan 2008
Balthazar & Tack 2007
T. Balthazar & S. Tack, ‘Patiëntenrechten: informed consent in de zorgsector’, CABG 2007, nr. 5-6
Bocken & Boone 2011
H. Bocken & I. Boone, ‘Inleiding tot het schadevergoedingsrecht’, Brugge: die Keure 2011
Boone 2011
I. Boone, De verhouding tussen het aansprakelijkheidsrecht en de vergoeding door het Fonds voor
Medische Ongevallen, in. I. Boone & S. Lierman (eds). Vergoeding van slachtoffers van medische
ongevallen: Praktijkgerichte analyse van de wet van 31 maart 2010, Mortsel: Intersentia Uitgevers NV
2011. P. 61-84
Dute, Faure & Koziol 2002
J.C.J. Dute, M.G. Faure & H. Koziol, Onderzoek No-fault compensatiesysteem, Den Haag: ZonMw
2002
Fagnart 1996
J.L. Fagnart, De vergoeding van medische ongevallen- Voorstel voor een hervorming, in. T.
Vansweevelt ea., Aansprakelijkheid en Medische ongevallen, Gent: Mys & Breesch uitgevers 1996. P.
12-52
Faure & Koziol 2001
M.G. Faure & H. Koziol, Cases on Medical Malpractice in a Comparative Perspective, Wien: SpringerVerlag 2001
Fredericq & Colle 1996
S. Fredericq & P. Colle, Alternatieve oplossingen, in. T. Vansweevelt ea., Aansprakelijkheid en
Medische ongevallen, Gent: Mys & Breesch uitgevers 1996. P.93-106
47
Gevers 2003
J.K.M. Gevers, Informed consent, in: W.R. Kastelein (red.), Medische aansprakelijkheid, Den Haag:
Sdu Uitgevers 2003
Giard 2005
R.W.M. Giard, Aansprakelijkheid van artsen, juridische theorie en medische praktijk, Boom Juridische
uitgevers 2005
Hartlief e.a. 2009
T. Hartlief e.a., Medische aansprakelijkheid - Actuele en toekomstige ontwikkelingen, SDU Uitgevers
2009
Hartlief 2003
T. Hartlief, De meerwaarde van het aansprakelijkheidsrecht, in. T. Hartlief & S. Klosse, Einde van het
aansprakelijkheidsrecht? Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2003. P. 1-63
Hartlief 1997
T. Hartlief, Ieder draag zijn eigen schade, (oratie RU Leiden), Deventer: Kluwer 1997
Kezel 2009
E. de Kezel, Medische aansprakelijkheid in België: van fault via no fault tot een tweesporensysteem,
in. T. Hartlief e.a., Medische aansprakelijkheid - Actuele en toekomstige ontwikkelingen, SDU
Uitgevers 2009. P. 191-218
Klosse 2003
S. Klosse, Meerwaarde van alternatieve (vergoedings)systemen, in. T. Hartlief & S. Klosse, Einde van
het aansprakelijkheidsrecht? Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2003. P. 77-147
Leenen, Dute & Kastelein 2008
H.J.J. Leenen, J.C.J. Dute & W.R. Kastelein, Handboek gezondheidsrecht. Deel II Gezondheidszorg
en recht, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2008
Legemaate 2011
J. Legemaate, De GOMA: beter omgaan met incidenten en schadeclaims in de zorg: inleiding
gehouden op het symposion van de Vereniging van Letselschade Advocaten 2011, s-Gravenhage:
Sdu Uitgevers 2011.
Legemaate 2011a
J. Legemaate, Wikken en wegen, gezondheidsrecht in beweging (oratie Amsterdam UvA), Amsterdam
2011
48
Lierman 2004
S.Lierman, Voorzorg, preventie en aansprakelijkheid. Gezondheidsrechtelijke analyse aan de hand
van het gebruik van ioniserende straling in de geneeskunde, Antwerpen: Intersentia 2004
Lierman 2011
S. Lierman, Vergoedingsvoorwaarden van het Fonds voor Medische Ongevallen, in. I. Boone & S.
Lierman (eds). Vergoeding van slachtoffers van medische ongevallen: Praktijkgerichte analyse van de
wet van 31 maart 2010, Mortsel: Intersentia Uitgevers NV 2011. P. 39-60
Lindenbergh en Bloembergen 2002
S.D. Lindenbergh & A.R. Bloembergen, Schadevergoeding: algemeen, deel 1,Mon.NBW B34, tweede
druk, Deventer: Kluwer 2002
Nys 2005
H.Nys, Geneeskunde, recht en medisch handelen, Mechelen: Wolters Kluwer België 2005
Ronse 1984
J. Ronse, Schade en schadeloosstelling, Mechelen: Kluwer, 1984
Smeehuijzen & Akkermans 2013
J.L. Smeehuijzen & A.J. Akkermans, Medische aansprakelijkheid: Over grote problemen, haalbare
verbeteringen en overschatte revoluties, in: J.L. Smeehuizen, A.J. Akkermans & T. Vansweevelt,
Ontwikkelingen rond medische aansprakelijkheid: Preadvies 2013, Den Haag: Sdu Uitgevers 2013, p.
13-82
Van Quickenborne 2007
M. Van Quickenborne, Oorzakelijk verband tussen onrechtmatige daad en schade, Mechelen: Kluwer,
2007
Vansweevelt 2011
T. Vansweevelt, De Wet Medische Ongevallen: De krachtlijnen, de filosofie en het toepassingsgebied,
in: I. Boone & S. Lierman (red). Vergoeding van slachtoffers van medische ongevallen: Praktijkgerichte
analyse van de wet van 31 maart 2010, Mortsel: Intersentia Uitgevers NV 2011, p. 1-37
Vansweevelt 1992
T. Vansweevelt, De civielrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer en het ziekenhuis,
Antwerpen: Maklu 1992
Vansweevelt ea. 1996
T. Vansweevelt ea., Aansprakelijkheid en Medische ongevallen, Gent: Mys & Breesch uitgevers 1996
49
Vansweevelt 2013
T. Vansweevelt, Ontwikkelingen rond medische aansprakelijkheid in België, in: J.L. Smeehuizen, A.J.
Akkermans & T. Vansweevelt, Ontwikkelingen rond medische aansprakelijkheid: Preadvies 2013, Den
Haag: Sdu Uitgevers 2013, p. 89-154
Verhoeven 2011
D. Verhoeven, Verslag studieavond Wet Medische Ongevallen, in: I. Boone & S. Lierman (red),
Vergoeding van slachtoffers van medische ongevallen: Praktijkgerichte analyse van de wet van 31
maart 2010, Mortsel: Intersentia Uitgevers NV 2011, p. 107-114
Artikelen
Akkermans & Van 2002
A.J. Akkermans & A.J. Van, ‘De medische expertise bij personenschade: knelpunten en mogelijke
oplossingen’, TVP 2002-2
Barendrecht 2002
J.M. Barendrecht, ‘Aansprakelijkheid en welzijn’, NJB 2002, p. 605-617
Faure & Hartlief 1998
M. Faure & T. Hartlief, ‘Een schadefonds als alternatief voor aansprakelijkheid en verzekering’, RM
Themis 1998, p. 211-228
Gallagher e.a. 2003
T.H. Gallagher e,a., ‘Patients’ and Physicians Attitudes Regarding the Disclosure of Medical Errors’,
The Journal of the American Medical Association 2003, 9. 1001-1007
Giard 2010
R.W.M. Giard, ‘De juridische afhandeling van medische aansprakelijkheid: kwesties inzake volgorde en
vraagstelling’ Expertise en Recht 2010
Giard & Stolker 2003
R.W.M. Giard & C.J.J.M. Stolker, ‘De arts als deskundige bij medische beroepsfouten’, Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde 2003, p. 819 -823
Hendrix & Akkermans 2007
L.G.J. Hendrix en A.J. Akkermans, ‘Causaliteitsonzekerheid bij informed consent. Beschouwingen naar
aanleiding van Chester v. Afshar’, TvGR, 2007-7
50
Legemaate 2003
J. Legemaat, ‘Commentaren- ‘Voor- en nadelen van een ‘no-fault’- compensatiesysteem’,
Nederlandsch tijdschrift voor geneeskunde: tevens orgaan der Koninklijke Nederlandse Maatschappij
tot Bevordering der Geneeskunst 2003, p. 1995-1997
Smeehuijzen 2003
J.L. Smeehuijzen, ‘Wie is de deskundige eigenlijk?: Pleidooi voor een ‘disclosure statement’, TVP
2003-4
Rapporten
Akkermans e.a. 2007
A.J. Akkermans e.a., ‘Slachtoffers en aansprakelijkheid: Een onderzoek naar behoeften,
verwachtingen en ervaringen van slachtoffers en hun naasten met betrekking tot het civiele
aansprakelijkheidsrecht’, Deel 1, Terreinverkenning, WODC 2007
CMO 2003
Department of Health, ‘Making Amends: A consultation paper setting out proposals for reforming the
approach to clinical negligence in the NHS’, A report by the Chief Medical Officer, June 2003
Onderzoekscommissie Medisch Spectrum Twente 2010
Tweede externe onderzoekscommissie MST, ‘Heel de patiënt: Het handelen van de beroepsmatig
betrokkenen na het vertrek van een disfunctionerende medisch specialist’, 2 september 2010
Stichting De Ombudsman 2008
Stichting De Ombudsman, ‘overleven in de medische letselschade praktijk. Een onderzoek naar de
positie van de patiënt en de rol van de ketenpartners tijdens de afhandeling van een medische
letselschadezaak’, Hilversum, mei 2008
Elektronische bronnen
De Geschillencommissie 2009
De Geschillencommissie, ‘Hoe werkt de Geschillencommissie Zorginstellingen?’,
<http://www.degeschillencommissie.nl/userfiles/BTW_brochures/ZIN%20brochure_121001.pdf>
De Geschillencommissie jaarverslag consumentenzaken 2011
<http://www.degeschillencommissie.nl/userFiles/file/Jaarverslag%20SGC%202011%2008052012.pdf>
De GOMA
<http://www.deletselschaderaad.nl/library/repository/GOMA-3dedruk.pdf>
51
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, Vergoeding van schade ten gevolge
van gezondheidszorg – Fase V: budgettaire impact van de omzetting van het Franse systeem in
België, KCE reports 107A, p, viii-ix
<https://kce.fgov.be/nl>
Reglement Geschillencommissie Zorginstellingen 2012
Reglement Geschillencommissie Zorginstellingen geldend op 15 maart 2012
<http://www.degeschillencommissie.nl/userFiles/file/ZIN_reglement_13-3-12.pdf>
Subsidiering Medische haalbaarheidsonderzoeken
<http://www.rvr.org/nl/subhome_rbv/rechtsbijstand,Letselschade--onderzoek-haalbaarheid.html>
Waarborgfonds Motorverkeer
<http://www.wbf.nl/wbf/home/Pages/Organisatie.aspx>
Nederlandse Jurisprudentie
HR 20 november 1987, NJ 1988, 500 (Timmer/Deutman)
HR 9 november 1990, NJ 1991, 26 (Speeckaert/Gradener)
HR 18 februari 1994, NJ 1994,368 (Schepers/De Bruijn)
HR 26 januari 1996, NJ 1996, 607. (Dicky Trading II arrest)
HR 2 maart 2001, NJ 2001, 649 (medisch protocol)
HR 7 september 2001, NJ 2001, 615 (Anesthesie-arrest)
HR 23 november 2001 NJ 2002, 386 (Ingenhut)
HR 23 november 2001, NJ 2002, 387 (Plasmans/Niazmandian)
HR 19 maart 2004, NJ 2004, 307 (obductie- of seresta-arrest)
HR 20 april 2007, RvdW 2007, 423 (Filshieclip-arrest)
HR 15 juni 2007, NJ 2007, 335 (X/Y c.s.)
HR 21 december 2012, LJN BX7491 (Deloitte Belastingadviseurs/H&H Beheer)
Belgische jurisprudentie
Cass. 4 december 1950, Pas 1951,I, 201
Cass. 3 oktober 1973, A.C. 1974, 250
Cass. 7 december 1973, Arr.Cass. 1974, 395 (Stuwadoorsarrest)
Cass. 26 oktober 1990, Arr.Cass. 1990-91, 244
Cass. 26 april 2002, Arr.Cass.2002,1136
Cass. 8 november 2002, Pas. 2002, 2136
Cass. 16 december 2004, AR nr. C030407N
52
Cass. 29 september 2006, AR C.03.0502
Cass. 27 november 2006, NjW 2006, 946, noot I. BOONE;
Cass. 27 november 2007, AR C.05.0310.N
Rb. Turnhout, 4 juni 1984, R.W., 1986-87. 2646
Nederlandse Kamerstukken
Kamerstukken II, 1998-1999, 25 834 nr. 7
Kamerstukken II, 1998-1999, 25 834 nr. 11
Kamerstukken II, 2011-2012, 31765 nr. 52
Belgische Parlementaire stukken
MvT, Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/001
Parl.St. Kamer 2009-10, 2240/006
Kamer zitting 2006-07, doc. 51 3012/003, 5
53
Download