Bezieling Emmanuel Levinas (1906 – 1995) Mart van de Veeweij On this day of your life, I believe God wants you to know that life is about your soul, not about your body and not about your mind. Most people work hard to keep the body happy. Then they seek to stimulate their mind. Then...if there is time... they look after their soul. Yet the most beneficial priority has it just the other way around.’ Neale Donald Walsch Inleiding 'Bestaat er een ziel?' vroeg ik een aantal weken geleden aan het groepje vrienden van mijn dochter dat na een week eindexamenfeesten uitgeblust boven de borden met soep hing en naar mijn idee wel een filosofisch oppeppertje konden gebruiken. Tot mijn verrassing steeg er een eenstemmig 'ja' van tafel op. 'En hoe zou je die ziel dan omschrijven?' Nu volgden er aarzelende blikken en onrustig heen en weer geschuif op de stoelen, totdat Sammy het woord nam: 'De ziel is wat het meest uniek aan jezelf is en wat je het meest van anderen doet onderscheiden.' Joke J. Hermsen Kent u het woord ‘ziel’ nog? Of ‘bezieling’? Het zijn begrippen die nog steeds voorkomen in ons dagelijks taalgebruik. Maar wat betekenen ze? Wat is de inhoud van uitdrukkingen als ‘met ziel en zaligheid’, ‘bezield raken’ en de vraag ‘Wat bezielt je om…?’ En wat betekent het woord ‘bezieling’ binnen de context van ons dagelijks werk? Bezieling lijkt uit een andere tijd en cultuur te komen: afgeleid van ‘ziel’ roept het bij menigeen associaties op van religie, kerk, geloof en vaak ook zondigheid. Voor een groot deel klopt dat ook: binnen het Christendom was de ziel een meetinstrument waarmee men kon vaststellen wat men kon verwachten na dit aardse bestaan. Bij nader inzien blijkt het begrip ziel overigens nog veel ouder te zijn en afkomstig uit de Griekse (filosofische) oudheid. Is bezieling anno 2014 een achterhaald begrip? Is de ziel (en daarmee bezieling) de strenge vader of grote inspirator? En als bezieling nog bestaat, wat heeft die mij dan te zeggen? We kunnen vaststellen dat de normatieve, bestraffende religieuze betekenis van de ziel zo goed als verdwenen is. Bezieling is echter nog steeds een gangbare term en wordt vaak in één adem genoemd met inspiratie, passie, motieven en drijfveren. Het is echter niet meteen duidelijk of steeds hetzelfde bedoeld wordt. Dit artikel gaat in op het eigene van bezieling en op vragen rondom de herkomst, betekenis en functie ervan voor mijn professioneel functioneren. De kernvragen luiden: Wat is bezieling, waardoor wordt deze beïnvloed en welke rol speelt deze binnen de professionele identiteit? Een aantal jaren geleden maakte ik kennis met het gedachtegoed van de filosoof Emmanuel Levinas. Hij wordt ook wel de filosoof van ‘het gelaat van de ander’ genoemd. Zijn uitgangspunt is dat de ander (en dat kan een medemens, maar ook ‘God’ zijn) zich door zijn gelaat tot mij richt. Het is het appel van de ander dat op mij gedaan wordt dat mij ten diepste raakt, aanzet tot handelen, in beweging zet, en aldus bezielt. Geen zware plichtethiek, geen traditioneel of moraliserend Godsbeeld, maar een bevrijdende gedachte: bezieling vind je door de ander en jij mag daarop in beweging komen. Of niet. Voor mij persoonlijk was dit het meest wezenlijke van Levinas: bezieling is geen geheime, mystieke, religieuze of spirituele kracht, maar een ervaring die voortkomt uit mijn relatie met de ander en mij daardoor in beweging zet. Deze definitie houdt dus tevens een opdracht in: de ander als gelijkwaardig te erkennen en (durven) te aanschouwen. Deze ontdekking bevraagt mij ook op de kern van mijn mensvisie: wie is de ander voor mij? Het is misschien een goede vervolgvraag om mijn professionele identiteit (verder) te verhelderen, maar zeker ook een zoeken dat mij verder in beweging zet, en dus bezielt. Maar de vraag wat dit alles in de praktijk betekende, liet mij niet los. ‘bezieling is … een ervaring die voortkomt uit mijn relatie met de ander en mij daardoor in beweging zet.’ Om handen en voeten te geven aan het thema ‘bezieling’ wil ik in dit artikel dieper ingaan op de benadering van Levinas, en lardeer ik mijn beschouwing met enkele hedendaagse bronnen die ‘de ziel’ en/of ‘bezieling’ nadrukkelijk noemen. Professionele identiteit 2 Allereerst ga ik kort in op de geschiedenis van de ziel, als opmaat tot de kennismaking met Emmanuel Levinas en zijn zienswijze rondom dit thema. Via een koppeling naar de hedendaagse visie op bezieling van o.a. Daniel Ofman en Bert Keizer zoek ik houvast voor ‘werken met bezieling’ en wat dit concreet betekent voor de hedendaagse maatschappij. Theorie Geschiedenis van de ziel De ziel kan bogen op een lange ontstaansgeschiedenis. Reeds in de vroege Griekse oudheid (achtste tot zesde eeuw v. Chr.) spreekt men van een ‘bezielde’ wereld. Destijds in de vorm van een energie die in Homerus’ Ilias en Odyssee ‘psyche’ wordt genoemd. Enkele eeuwen later bouwt Plato (400 v. Chr.) dit idee verder uit en geeft er een menselijke dimensie aan. Hij beschrijft het als het morele en intellectuele zelf van de mens en onderscheidt het daarmee van passie, lust, plezier en alle andere zintuiglijke dimensies van het bestaan. Plato maakt dus onderscheid tussen ziel en lichaam (dualisme) en verklaart dat de ziel afkomstig is uit het Ideeënrijk met het Ware, het Goede en het Schone als kenmerkende vormen. Het is de lichamelijkheid die de ziel verduistert en kluistert, maar door de dood wordt de ziel bevrijd. Plato onderscheidt drie aspecten van de menselijke ziel: het intellect, de passie en de lust. Hij noemt het de ‘drievoudige ziel’ en ziet deze duidelijk los van het menselijk lichaam. Aristoteles (330 v. Chr.) ontwikkelt dit idee verder. Deze leerling van Plato nuanceert de scheiding tussen lichaam en ziel zoals die door Plato is ontwikkeld. Hij gaat uit van een nauwe verbondenheid met het lichaam en benoemt de ziel als een hemels element dat in de mens verschijnt als ‘pneuma’: een fijnstoffelijke geest die zich zowel op spirituele als op materiële wijze manifesteert. Waarmee de verwarring met de latere ‘Geest’ is geboren! Ziel en lichaam vormen een eenheid. Ziel zonder lichaam is incompleet. Vele eeuwen later (1250 n. Chr.) bouwt Thomas van Aquino op zijn beurt voort op de zienswijze van Aristoteles. Hij voegt zijn kijk op de ziel naar de officiële leer van het christendom van die tijd: de mensen zijn, evenals de planten en de dieren, door God geschapen maar met een onsterfelijke ziel die in het hiernamaals voortbestaat. De ‘eeuwige, onsterfelijke ziel’ kenmerkt de middeleeuwen. Rond 1650 probeert René Descartes door het snijden in menselijke lichamen de ziel te ontdekken en komt tot de conclusie dat deze fysiek binnen het lichaam niet te vinden is. Tegelijkertijd bestempelt hij wel de beroemde pijnappelklier als geleider van ‘geestachtige deeltjes’, die afkomstig zouden zijn uit iets als een ziel. Hiermee plaatst hij de ziel als een iets geestachtigs buiten het lichaam. Bij Descartes valt dus op dat de ziel ook wel als geest wordt aangeduid, maar bovendien dat hij een sterk onderscheid aanbrengt tussen lichaam en geest (ziel). Hiermee breekt hij met de lijn van zijn voorgangers en is in feite weer terug bij de benadering van Plato: een scheiding tussen lichaam en ziel. De eeuwenlange geschiedenis van de ziel speelt zich af binnen het kader van een (wisselende) relatie met lichaam en geest. Nu nieuw! Bezieling vanuit de dialoog. Deze visie op lichaam en geest houdt nog enkele eeuwen min of meer stand, totdat in 1924 Martin Buber met zijn boek ‘Wijsheid en bezieling’ het thema ‘bezieling’ voor het eerst niet meer benadert meer vanuit de ‘lichaam en geest-gedachte’ maar vanuit de filosofie van de dialoog. Dit is een geheel nieuwe benadering. In dit werk behandelt hij de verhouding tussen mens en God en tussen de mens en zijn medemens. Volgens Buber kan een mens slechts ‘ik’ zeggen dankzij het ‘jij’. Door dit religieus te duiden (‘in ieder Jij spreken wij het eeuwige aan’) wordt ook de verhouding tot God dialogisch: ‘Wij kunnen Hem niet beschrijven, maar alleen aanspreken; ons leven is een existentiële dialoog met het eeuwige Jij.’ Met deze benadering legt Buber het fundament voor het latere werk van Levinas (Delfgaauw, 1998). Professionele identiteit 3 Biografie van Emmanuel Levinas (1906–1995) Voordat we het werk van Levinas nu verder verkennen, maken we eerst even kennis met de mens zelf. Emmanuel Levinas werd geboren in 1906 in Litouwen en groeide op in een geassimileerd Joods milieu. Zes jaar na de Russische Revolutie vertrok hij naar Frankrijk om in Straatsburg filosofie te gaan studeren. Hij was diep onder de indruk van het denken van Edmund Husserl, grondlegger van de fenomenologie als basis voor filosofie en wetenschap. Levinas promoveerde in 1930 op het eerste werk van Husserl. Een kleine tien jaar later werd Levinas tot Fransman genaturaliseerd en raakte als zodanig betrokken bij de Tweede Wereldoorlog. Als tolk Duits en Russisch in het Franse leger werd hij krijgsgevangen gemaakt. Zijn deskundigheid als vertaler heeft hem waarschijnlijk het leven gered. Dankzij de bepalingen van de Geneefse Conventie bleef hij voor deportatie bespaard. Zijn familie in Litouwen werd echter vrijwel volledig uitgemoord. De herinneringen aan de nazi-verschrikkingen hebben een stempel gedrukt op het denken van Levinas, die fundamentele kritiek uitoefende op de westerse filosofie. Veel te veel was die er volgens hem op gespitst geweest alles te willen ‘vatten’, maar zijn ervaringen tijdens de oorlog hadden een tweede dimensie in hem wakker geroepen: de concrete, behoeftige Ander. De tegenstelling tussen het rationele enerzijds en de (emotionele) behoefte van de ander anderzijds komt tot uitdrukking in de titel van zijn bekendste boek: ‘Totaliteit en Oneindigheid’ uit 1961. Uiteindelijk gaat het er niet om het abstracte te bevatten, maar om het niet benoembare appel dat de ander op je doet. Na de Tweede Wereldoorlog doceerde Levinas jarenlang aan Joodse scholen, tot hij aan het eind van de jaren zestig overstapte naar de universiteit: eerst doceerde hij aan de roerige Universiteit Parijs-Nanterre, later aan de Sorbonne. Pas de jaren tachtig brachten voor hem internationale bekendheid. Hij overleed op eerste kerstdag 1995 op 89-jarige leeftijd. De Franse filosoof Jacques Derrida sprak bij zijn begrafenis ontroerende afscheidswoorden met als slot: ‘Ik wil hier niet alleen deze woorden in herinnering roepen, maar ik wil à-Dieu tot hem zeggen en hem bij zijn naam noemen, zijn voornaam zoals hij geroepen is op het moment dat hij niet langer antwoordt, dat is omdat hij antwoordt in ons, vanuit de grond van ons hart, in ons maar vóór ons, in ons recht vóór ons – door ons te roepen en ons te herinneren: ‘À-Dieu’. Adieu, Emmanuel.’ (Derrida, J., 1999) Levinas: Het gelaat van de ander Laten we nu, met een wat beter beeld van Levinas, terugkeren naar zijn gedachten. Zoals eerder aangegeven, staat in Levinas’ filosofie ‘het gelaat van de Ander’ centraal. Hij spreekt over het appel dat het gelaat van die ander doet. Maar wat bedoelt hij daar nu mee? Wat bedoelt hij met ‘gelaat’? Waarom is het gelaat van de ander zo belangrijk? En wat bedoelt hij met het appel? Even terug naar het begin: bezieling. Bezieling ontstaat, aldus Levinas, in de relatie met een ander. Bezieling ontstaat dus niet ergens op een verborgen plek in jou, het is niet aangeboren en dringt zich niet op een mysterieuze manier aan je op. Nee, het ontstaat doordat je iemand ontmoet, en de relatie met die ander, de ander die een beroep op jou doet, roept de bezieling tot leven. Maar wel op basis van een drietal voorwaarden. Als de ander een beroep op je doet, dan moet hij of zij in een directe relatie tot jou staan. Het appel tot verantwoordelijkheid kan namelijk alleen in een rechtstreekse relatie met de ander ontstaan en worden waargenomen. Het gaat hier niet om een algemeen appel, voortkomend uit een ethische theorie en gericht tot iedereen (bijvoorbeeld ‘om goed te zijn’ of ‘goed te doen’ of ‘vrede te bewaren’. Het gaat om mij: ik ben uitverkoren. Dat de ander mij verantwoordelijk maakt is niet iets dat de ander bewust of actief doet; het is het gevolg van het effect dat van de ander uitgaat, nog voordat hij of zij iets gezegd of gedaan heeft. Het appel dat het gelaat van de ander op mij doet is alles doorbrekend: culturele contexten, betekenis verlenende systemen en geografische grenzen vervagen; de mens-tot-mensrelatie is allesbepalend. Professionele identiteit 4 De noodzaak van de dialoog In zijn worsteling het Joodse godsbeeld en zijn eigen mensbeeld bij elkaar te brengen, gebruikt Levinas het begrip ‘bezieling’. Hij wil dit plaatsen binnen een religieuze maar tegelijkertijd alledaagse, sociale context, in het hart van de alledaagse praktijk die voor iedereen herkenbaar en begrijpelijk is. Levinas vertrekt vanuit de Griekse filosofie, neemt deze serieus maar bouwt er tegelijkertijd op verder. In navolging van Socrates en Plato stelt Levinas dat filosoferen meer is dan een louter innerlijke kwestie: het is geen zwijgend gesprek van de ziel met zichzelf, geen navelstaren maar een dialoog met iemand anders, ongelijk aan jezelf. Levinas voert voor het eerst nadrukkelijk de sociale dimensie op: is het mogelijk en gepast, zo vraagt hij zich af, om de duiding ‘God’ (die zich nooit laat vastleggen), te vertalen in sociale termen van verantwoordelijkheid voor de ander? ‘Filosofie is geen zwijgend gesprek van de ziel met zichzelf, maar een dialoog met iemand anders, ongelijk aan jouzelf.’ (Van Riessen, 2012) Kortom: bezieling is niet alleen een filosofische duiding maar ook en vooral een innerlijke kracht die uitgaat van de ander. Het is het ‘in beweging komen van mij naar de ander’, zonder dat de ander maar iets heeft gevraagd of gezegd en losstaand van welke regelgeving dan ook. Het is dus een zuiver ‘mens-tot-mens’-gebeuren, waarbij de aanwezigheid en het zien van de ander voorwaarde is tot bezieling. Bezieling: het goede doen? Zoals eerder besproken, bestaat er een historische relatie tussen ‘de ziel’ en ‘bezieling’ enerzijds en religieuze begrippen als zonde, hiernamaals, hemel en hel anderzijds. De filosofische visie van Levinas is echter geen ethische (Duyndam 2003); er wordt niet opgeroepen om het goede te doen. Levinas leidt hieruit geen normen, waarden of deugden af en zoekt geen, van bovenaf opgelegd, moreel (wel of niet religieus) kader. De oproep komt niet vanuit ‘een (heilig) moeten’ maar vanuit de werkelijkheid die zich aandient. Dáár zit voor Levinas de morele basis. Niet dat dit voor iedereen een evidente ervaring is of dat men het daarover eens zou zijn. Integendeel, het wordt juist zelden onderkend of in elk geval veel te weinig. Het is iets kwetsbaars, iets dat meestal over het hoofd wordt gezien. Het is een besef dat soms maar moeilijk doordringt, terwijl het op andere momenten plotseling en hevig oplicht. ‘Zien, soms even…’ (Huub Oosterhuis 2004). Men hoeft eigenlijk niets te doen, niet te zoeken naar bezieling, niet te zoeken naar zichzelf. Voordat je kunt beginnen te denken over dit soort vragen, ben je er al. De ander kijkt jou aan en in die blik van de ander wordt ‘jij’ een ‘ik’. Dat betekent meteen dat er geen oneindige vrijheid meer is want die ander heeft iets nodig, wil wat van jou, doet een beroep op je. Of zoals J.P. Sartre (1946) het zegt: ‘voordat de wereld er werkelijk toe kan doen, ben jij er al en zie jij mij aan. Van jouw blik ben ik de gijzelaar.’ De blik van de ander maakt bij Levinas duidelijk wat het betekent een ‘ik’ te zijn en dat heeft consequenties voor de werkelijkheid. Die werkelijkheid krijgt geen betekenis vanuit mijn grenzeloze vrijheid, maar vanuit het gebod dat mij in het gelaat van de ander wordt aangezegd. De ander Duidelijk is dat de relatie met de ander in het werk van Levinas centraal staat. Hij gaat zelfs zover dat hij de Ander regelmatig bewust met een hoofdletter schrijft. Daarmee wil hij benadrukken dat de Ander onontkoombaar en onophefbaar anders is dan jij bent. Het is dan ook van cruciaal belang de Ander niet te gebruiken voor eigen doeleinden. Op dit punt is er dus wel degelijk sprake van goed en fout en is er dus ook een moreel perspectief waarneembaar: het gaat erom de ander te zien zoals hij of zij is en de ander in dat ‘zijn’ anders te laten zijn dan je zelf bent! Er is altijd sprake van een relatie: tussen hetzelfde en het andere, tussen de concrete en een grotere werkelijkheid of tussen de autonomie van het ik en mijn kwetsbaarheid die de ander nodig heeft. In relatie met de ander, maar niet tegen het ík Met al die nadruk op de ander zou het beeld kunnen ontstaan van een zware plichtsethiek. Toch kent Levinas ook aan het ik de nodige ruimte toe. Genieten, zorg voor eigen bezit en economisch belang zijn voorwaarden voor onze zelfstandigheid. Juist Professionele identiteit 5 zonder deze zelfstandigheid, zonder de scheiding van de ander, heeft de ontvankelijkheid voor de ander geen betekenis. Dat is ook het verschil tussen behoeften en verlangens: de eerste kun je bevredigen, de tweede niet. Het verlangen overstijgt onze behoeften, wat treffend is verwoord door Vasalis in het onderstaande gedicht: ‘In de oudste lagen van mijn ziel, waar hij van stenen is gemaakt, bloeit als een gaaf, ontkleurd fossiel de stenen bloem van uw gelaat. Ik kan mij niet van u bevrijden, er bloeit niets in mijn steen dan gij. De oude weelden zijn voorbij, maar niets kan mij meer van u scheiden.’ Vasalis Professionele identiteit 6 Reflectie In de voorgaande tekst is vanuit historisch perspectief de ontwikkeling van bezieling beschreven. Daarnaast is vanuit de recente geschiedenis Levinas geïntroduceerd als gezichtsbepalend filosoof voor het denken over bezieling. Maar ook in de huidige literatuur treffen we verwijzingen aan naar bezieling. Hieronder volgt een bloemlezing uit het werk van hedendaagse denkers over de ziel en bezieling, met als beginpunt de wellicht bekendste op dit gebied: Daniel Ofman. Daniel Ofman: bezieling ook in organisaties? Ofman, bekend van zijn kernkwadranten en het bijbehorende boek Bezieling en kwaliteit in organisaties (1992) beschrijft een organisatie (ook) als een spirituele entiteit met een ziel, die soms zichtbaar en tastbaar is: ‘spirit’ of ‘elan’. Hij kent als het ware bezieling toe aan de organisatie. De organisatie is een bron van energie, waar levenskracht van uitstraalt. In de ziel van de organisatie ligt de identiteit, de gave en opgave van de organisatie, aldus Ofman. Hij geeft aan dat de ziel van een organisatie nauwelijks beschreven kan worden, maar zeker wel wordt ervaren. In een bezielde organisatie zal de ziel bijvoorbeeld voelbaar zijn in de wijze waarop mensen in beweging worden gezet en in de structuren en organisatievormen die daarbij horen. Een bezielde organisatie heeft een merkbare uitstraling, zowel intern als extern. Eén van de voorwaarden die Ofman aangeeft voor deze bezieling is de wijze waarop er tussen de leiding en werknemers omstandigheden worden gecreëerd waarin mensen zich kunnen laten inspireren en zich bewust worden van historie, waarden, missie, visie, energie, structuur, middelen en cultuur (zie figuur 1). Fig. 1 De bezielde organisatie (uit: D. Ofman, Bezieling en kwaliteit in organisaties). Ofman plaatst hier bezieling visueel als een overstijgende, transcendente werkelijkheid buiten de cultuur van de organisatie. Bezieling wordt uitgebeeld als een ongrijpbaar maar tegelijkertijd onmiskenbaar aanwezig gegeven: ‘in een gezonde, bezielde organisatie zal de ziel voelbaar zijn’. Intern betekent dit het werken aan de relaties en verbindingen tussen mensen, afdelingen en niveaus, extern het verzorgen van de relatie tussen het bedrijf en de klant. Nadrukkelijk wordt dus ook hier het relationele genoemd. Professionele identiteit 7 Bert Keizer en Dick Swaab: filosofie of neurologie? De arts en filosoof Bert Keizer breekt in zijn ‘Waar blijft de ziel?’ (2012) een lans voor het ‘bestaan’ van de ziel als reactie op het neurosofisch denken van onder meer arts en neurobioloog Dick Swaab (Swaab 2012). Keizer rekent weliswaar af met het inmiddels achterhaalde beeld van de ziel als bewoner van het lichaam (‘een belangrijk maar misleidend beeld’), maar haalt tegelijkertijd de filosoof Wittgenstein aan met diens eenvoudige maar meest indrukwekkende uitspraak in dit verband: ‘Het menselijk lichaam is het beste beeld van de menselijke ziel.’ In zijn oratie ‘Verder gaan dan Socrates’ neemt ook Van Riessen (2012) afstand van het ‘breindenken’ van Swaab door de ziel neer te zetten als de dimensie waarin elk mens voor zich een eigen wereld is, op grond waarvan hij of zij tot een betekenisvolle verhouding met zichzelf kan komen. Onze tijd zou zich echter - o.a. door de cognitieve neurowetenschappen - kenmerken door een afkeer van innerlijkheid, die gekarakteriseerd wordt als ‘absence of mind’. Kortom: als het over bezieling gaat, kenmerkt onze maatschappelijke benadering zich vooral door een spanningsveld tussen enerzijds het willen afrekenen met de ziel middels een technisch-neurologische benadering en anderzijds te pleiten voor bezieling als betekenisverlenende, zingevende, innerlijke dimensie. Het zou bij uitstek de taak van de filosofie zijn de betekenis van innerlijkheid opnieuw bespreekbaar te maken en daarbij een verband te leggen met het oude wijsgerige begrip ‘ziel’. Het relationele aspect zou hier – ingevolge Levinas – een niet onbelangrijke rol mogen spelen. Ook in diverse bedrijfskundige (management)benaderingen zou het zinvol zijn Levinas’ visie op bezieling nog eens kritisch te heroverwegen en eventueel toe te passen in methodieken en uitvoeringsvormen. Lenette Schuijt: niet alleen maar leuk? We stappen door naar een ander (praktijk)boek waarin bezieling een centrale rol inneemt. In ‘De kracht van bezieling’ (2005) wil Lenette Schuijt (coach en trainer) structuur en een hulpmiddel bieden aan degenen die zich afvragen hoe ze hun bezieling moeten inzetten in de weerbarstige praktijk van alledag. Ze beschrijft daarin vier kenmerken van bezieling: ‘bezieling is niet rationeel, niet alleen maar leuk of euforisch, niet iets vasts, en als laatste: het leeft niet in je binnenste.’ Lenette gaat in haar manier van denken duidelijk terug op de redenering van Levinas. Bezieling is voor haar een relationeel verschijnsel: we kunnen het niet bezitten, maar het kan wel ontstaan in een ontmoeting met iemand of iets. Bezieling heeft iets van een chemie, die ontstaat tussen jou en een ander mens of tussen jou en een voorwerp. Ieder ander mens is in staat ons te bezielen, als we er maar voor openstaan. Schuijt roept op te leven vanuit een duidelijke weigering cynisch of onverschillig te worden. De ander of ‘het andere’ toont zich aan jou en nodigt uit tot bezinning. Alain de Botton: relativering en activering In zijn ‘Religie voor atheisten’ (2011) stelt de publieksfilosoof Alain de Botton: ‘Koester de ziel, zelfs als deze niet bestaat. Hoewel ongrijpbaar, heeft het zielsgeloof een uiterst praktische functie. In het christendom maakt de ziel onderdeel uit van een systeem van beloning en straf. En hoewel we een andere kijk mogen hebben dan het christendom op de specifieke behoeften van onze ziel, kunnen we moeilijk om de onderliggende gedachte heen, die niet minder relevant lijkt voor de seculiere dan voor de christelijke wereld: in ons dragen we een kostbare, kinderlijke, kwetsbare kern, die we zouden moeten voeden en koesteren op zijn veelbewogen reis door het leven.’ Thomas Moore: bezieling voor een expressief en zinvol leven. In zijn ‘Zorg voor de ziel’ (1997) beschouwt de gewezen kloosterling en psychotherapeut Thomas Moore vanuit een wezenlijk andere optiek naar de rol van de ziel in de maatschappij: ‘Zorg voor de ziel is een voortdurend proces dat zich niet zozeer richt op het “repareren” van een centraal mankement, als wel op aandacht voor de kleine details van het dagelijkse leven, maar ook op de belangrijke beslissingen en veranderingen. Het is dus niet in de eerste plaats een methode om problemen op te lossen. Het doel ervan is niet het leven probleemloos te maken, maar aan het gewone leven een diepte en een waarde te geven die met zielenrijkdom samenhangen. In zekere zin is het een grotere uitdaging dan psychotherapie, omdat het te maken heeft met een zeer expressief en zinvol leven thuis en in de samenleving’. Zorg voor de ziel draagt bij aan individuele en collectieve groei. Samenvattend: Professionele identiteit 8 Op verschillende manieren en vanuit diverse invalshoeken kan bezieling worden beschreven als een relationeel, dialogisch en dus (meestal) interpersoonlijk verschijnsel met een dimensie van innerlijkheid, waarbij de kwetsbare kern van de mens via het menselijk lichaam als beeld van de ziel tot ons komt, zich manifesterend in een oproep om ‘in beweging te komen’. Ondanks of misschien wel juist door processen als secularisatie, ontkerkelijking en rationalisering van de maatschappij lijkt de ziel - en daarmee samenhangend bezieling - aan een ‘revival’ begonnen te zijn of minstens (weer) in de belangstelling te staan. Het is en blijft blijkbaar voor velen een fascinerend begrip, dat tegelijkertijd niets van zijn ongrijpbaarheid heeft prijsgegeven. Kritiek op de onderbouwing Bij bovenstaande beschouwing over bezieling vanuit de filosofische benadering van Levinas zijn een aantal kritische vragen te stellen. We beperken ons tot twee vragen: Hoe stevig en dus bruikbaar is Levinas’ onderbouwing van bezieling? De kern van Levinas’ definitie van bezieling is de rechtstreekse relatie, het nadrukkelijk effect dat van de ander uitgaat. Het is dus de ander die per definitie een beroep op mij doet en mij in beweging zet. Dit proces van in beweging komen wordt door hem nadrukkelijk als bezieling (‘bezield worden’) aangeduid. Hierbij neemt hij afscheid van de ziel zoals deze in de filosofische en christelijke traditie is ontstaan. Het karakter van Levinas’ benadering ligt nadrukkelijk op het procesmatige, het ‘in beweging komen’. In zijn filosofie wordt (dus) afstand genomen van mogelijke bezieling door ‘het andere’, zoals dat bijvoorbeeld door Lenette Schuijt wel wordt geformuleerd. Bezieling door bijvoorbeeld voorwerpen of door de natuur past niet in zijn definitie van bezieling. Het is bij hem uitsluitend de (inter)persoonlijke relatie die bezieling teweegbrengt. Mijn wezenlijke relatie met de ander kan een activerend, bezielend effect hebben op mijn functioneren. Blijft de vraag bestaan of ‘bezieling’ ook niet op andere manieren kan worden opgeroepen dan wel geactiveerd. Wat is er te zeggen over de concrete toepasbaarheid van bezieling? Wat betekent bezieling binnen mijn professioneel functioneren? En hoe kan ik deze toepassen? Zoals eerder in de inleiding vermeld, wordt bezieling vaak in één adem genoemd met aanduidingen als inspiratie, passie, motieven, drijfveren en vele andere. De vraag was of daarmee misschien niet hetzelfde wordt bedoeld. Bezieling als term is voor mij door deze studie sterk verhelderd: uitgaande van Levinas is het de kracht die de ander in mij oproept. Hiermee is bezieling een relationeel en daarmee een sociaal begrip geworden. Bezieling stelt dus ook vragen met betrekking tot mijn zelfbeeld, mijn mensvisie en mijn daaraan gekoppelde handelen. Voorwaarde is wel dat ik mezelf openstel voor de, door de ander onuitgesproken, vraag: welk appel doet de ander op mij en hoe wil ik (dus) handelen? Bezieling draagt dus een duidelijk houdingsaspect in zich. De vraag is hoe dit houdingsaspect op te roepen, te ontwikkelen en te bewaken. Voor de wereld van het onderwijs wordt dit houdingsaspect krachtig beschreven in ‘Krachtige leraren, prachtig onderwijs’ door H. Galenkamp (2009). ‘De menselijke ziel leeft met andere zielen samen in door mensen gevormde gemeenschappen, zoals familie en volk, maar ook georganiseerde gemeenschappen, zoals bedrijf en club. In die gemeenschappen kunnen zielen elkaar vinden en een relatie aangaan. Dat drukt zich uit in de tekst: “Heilzaam is, wanneer de spiegel van de menselijke ziel zich de gehele gemeenschap vormt en in de gemeenschap de enkele ziel in zijn kracht leeft.” We leven niet meer vanzelfsprekend in een eigen natuurlijke gemeenschap. Maar het is mooi als we een gemeenschap van mensen zelf scheppen van waaruit wij de kracht putten voor volgende ontwikkelstappen.’ Adriaan Bekman . Professionele identiteit 9 Referenties Botton, A. de (2011). Religie voor atheïsten – Een heidense gebruikersgids. Amsterdam: Atlas Boer, Th. de (2012). Emmanuel Levinas. Amsterdam: Boom Uitgevers Delfgaauw, B. & Peperstraten, F. van (1998). Beknopte geschiedenis van de wijsbegeerte. Kampen: Kok Agora, DNB/Pelckmans Derrida, J. 1999. Adieu to Emmanuel Levinas. Stanford: Stanford University Press Duyndam, J. (2003). Kunst en wetenschap. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek Utrecht Galenkamp, H. (2009). Krachtige leraren, prachtig onderwijs. Naar meer contact en bezieling in de school. Amersfoort: CPS Hollak, J. (2010), Van causa sui tot automatie. In: Petra Hollak en Jan platvoet (red.), Denken als bestaan. Het werk van Jan Hollak. Budel: Damon Keizer, B. (2012). Waar blijft de ziel? Rotterdam: Lemniscaat p. 57 Key, J. (2006). De filosofie van Emmanuel Levinas. Kampen: Klement & Pelekmans. Moore, Th. (1997). Zorg voor de ziel. Utrecht: Kosmos Uitgevers Ofman, Daniel D. (1992). Bezieling en kwaliteit in organisaties. Cothen: Servire Uitgevers bv, p. 20 Oosterhuis, H. (2004). Zien Soms Even. Utrecht: Uitgeverij ten Have. Riessen, R. van (2012). Verder gaan dan Socrates? Over onderwijs, bezieling en innerlijkheid bij Kierkegaard en Levinas. Oratie Universiteit Leiden. Sartre, J.-P. J.-P. Sartre (1968). Over het existentialisme. Utrecht/Antwerpen: A.W. Bruna & Zoon, Utrecht/Antwerpen Schuijt, Lenette (2005). Praktijkboek De kracht van bezieling. Rotterdam: p. 15-16 Swaab, D. (2012). Wij zijn ons brein. Amsterdam: Uitgeverij Contact. Internetbronnen Bekman, Adriaan, ‘De taal van de ziel’: www.isphordingcoaching.nl/page/190 (geraadpleegd op 28 januari 2014) Hermsen, Joke J., ‘Windstilte van de ziel’: www.isphordingcoaching.nl/page/190 (geraadpleegd op 17 februari 2014) Moore, Thomas, ‘Zorg voor de ziel’: www.isphordingcoaching.nl/page/190 (geraadpleegd op 28 januari 2014) Vasalis, M., (1966): www.haagsepoezieroute.nl/m-vasalis-in-de-oudste-lagen-van-mijn-ziel/ (geraadpleegd op 17 februari 2014) Walsch, Neale Donald, ‘Every day mail 'On this day of your life God wants you to know'’: www.isphordingcoaching.nl/page/190 (geraadpleegd op 17 februari 2014) Welwood, John, ‘Double Vision. Duality and Nonduality in Human Experience’. artikel gepubliceerd op zijn website www.johnwelwood.com. (geraadpleegd op 28 januari 2014) http://www.isphordingcoaching.nl/page/190 (geraadpleegd op 12 februari 2013) http://nl.wikipedia.org/wiki/Emmanuel_Levinas (geraadpleegd op 12 februari 2013) Professionele identiteit 10