Universiteit van Amsterdam Onderwijs- en

advertisement
OER bachelor Sociologie
College Sociale Wetenschappen
Universiteit van Amsterdam
Onderwijs- en Examenregeling
(OER)
Bacheloropleiding Sociologie
Studiejaar 2013-2014
1
OER bachelor Sociologie
2
DEEL A
Algemeen deel
De Onderwijs- en examenregeling (OER) is het document dat de hoofdlijnen van het
onderwijsprogramma en de examinering voor elke opleiding vastlegt. De (minimale) inhoud van een
OER is wettelijk bepaald. Onderstaande OER volgt deze wettelijke bepalingen en gebruikt grotendeels
de voorgestelde tekst van de UvA-ModelOER. Deze OER is daarnaast vergaand geharmoniseerd met
alle overige opleidingen van het College Sociale Wetenschappen (CSW) en de Graduate School of
Social Sciences (GSSS). De voorliggende OER is geldig vanaf 1 september 2013 tot vaststelling van
een vernieuwde versie. De hierin genoemde regelingen zijn onverkort van toepassing voor alle
studenten van de desbetreffende opleiding, ongeacht het beginjaar van de studie. Wanneer er geen
overgangsregeling is gespecificeerd voor eerdere begincohorten en studenten uit deze eerdere
begincohorten hierdoor worden benadeeld, zal de examencommissie bij haar besluiten eerdere
regelingen die van toepassing waren mee laten wegen.
Naast de OER zijn er nog andere documenten met regelingen en beschrijvingen van procedures, zoals
de Regels en richtlijnen van de examencommissie, de cursushandleiding, procedures rond
cursusinschrijvingen, het studentenhandboek/-statuut en de ‘Fraude en plagiaat regeling studenten
UvA’. Deze documenten tezamen vormen het opleidingsstatuut en via de website van de opleiding
en/of het instituut, de studiegids en MyUvA (Serviceplein) wordt naar andere regelingen verwezen.
De nummering in de OER volgt de nummering van de UvA-ModelOER. Alle daarin vermelde artikelen
zijn opgenomen, ook indien het artikel niet van toepassing is.
OER bachelor Sociologie
3
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen
Artikel A.1.1 – Toepasselijkheid van de regeling
Deze regeling bestaat uit een A- en een B-gedeelte. Deel A bevat algemene bepalingen en is van
toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Sociologie Deze opleiding wordt
verzorgd binnen de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, hierna te noemen: de
faculteit. Deel B bevat curriculaire bepalingen. Tezamen bevatten de delen A en B de Onderwijs- en
examenregeling, hierna te noemen de OER, van de in deel B genoemde opleiding of groep van
opleidingen.
Artikel A.1.2 – Begripsbepalingen
Begripsbepalingen a t/m ap zijn algemene begripsbepalingen van het College Sociale Wetenschappen
(CSW) en de Graduate School of Social Sciences (GSSS). Deze worden vermeld als ze niet elders zijn
gedefinieerd (FMG reglement, de wet), ongeacht het feit of het begrip in de desbetreffende OER aan
de orde komt. Begripsbepalingen vanaf aq – zo van toepassing – zijn opleidingsspecifiek.
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de universiteit:
de Universiteit van Amsterdam;
b. de wet:
de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
c. examen:
het bachelorexamen van de opleiding;
d. fraude en plagiaat:
het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel
over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk
onmogelijk wordt;
e. onderdeel (‘cursus’):
een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet;
f. periode:
een deel van een semester; een semester bestaat uit drie perioden van
respectievelijk 8, 8 en 4 weken;
g. portfolio:
de verzameling onderwijsproducten (schriftelijk en/of elektronisch)
met betrekking tot de prestaties van de student binnen de door hem
gekozen opleiding;
h. postpropedeutische fase:
tweede en derde bachelorjaar;
i. praktische oefening:
het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit,
die gericht is op het bereiken van bepaalde (academische)
vaardigheden. Voorbeelden van een praktische oefening:
o het maken van een scriptie
o het uitvoeren van een onderzoekopdracht
o het deelnemen aan veldwerk of een excursie
o het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die
gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden of
o het doorlopen van een stage;
j. programma:
het totaal en de samenhang van de onderdelen, de onderwijsvormen,
de contacturen, de toets- en tentamenvormen, de voorgeschreven
literatuur;
k. scriptie:
een onderdeel dat bestaat uit literatuuronderzoek en/of een bijdrage
aan wetenschappelijk onderzoek, in alle gevallen leidend tot een
schriftelijk verslag daarover;
l. semester:
een deel van een studiejaar; een studiejaar bestaat uit twee semesters;
m. SIS:
het Studenten Informatie Systeem;
n. student:
hij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het
onderwijs en/of het afleggen van tentamens en examens van de
opleiding;
o. studiegids:
de gids van de opleiding die een nadere uitwerking van de
opleidingsspecifieke bepalingen en overige opleidingspecifieke
informatie bevat. De studiegids is elektronisch beschikbaar via
http://studiegids.uva.nl/web/uva/sgs/nl/p/82.html;
p. studiejaar:
het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van
het daarop volgende kalenderjaar;
OER bachelor Sociologie
q. studielast:
r. studiepunt:
s. tentamen en toets:
t. werkcollege:
aa. BlackBoard
ab. cursushandleiding:
ac. deelresultaat:
ad. inspanningsverplichting:
ae. intake:
af. minor:
ag. onderwijsadministratie/
onderwijssecretariaat
ah. onderwijsdirecteur:
ai. opleidingscoördinator:
aj. opleidingsdirecteur:
ak. programme manager:
al. propedeutische fase:
am. Regels en richtlijnen
an. schakelprogramma:
4
de studielast van de onderwijseenheid waarop een tentamen
betrekking heeft, uitgedrukt in studiepunten = EC (European Credits).
De studielast van 1 jaar (1680 uur) is 60 studiepunten/EC;
een EC studiepunt met een studielast van 28 uren studie;
in lijn met de wet definiëert de UvA-ModelOER een tentamen als
‘onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de
student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt
in een eindcijfer. Een tentamen kan bestaan uit verschillende
toetsonderdelen’. In de praktijk wordt er bij Sociale Wetenschappen
verschil gemaakt tussen een algemene term ‘toets’ (synoniem voor de
wettelijke term ‘tentamen’) en de specifieke toetsvorm ‘tentamen’
(toets die de vorm heeft van een schriftelijke of mondelinge
bevraging van de student in een door een examinator gecontroleerde
en in de tijd beperkte setting). In deze OER wordt afgeweken van de
UvA-ModelOER definitie als het concrete onderscheid ter zake doet.
In dit laatste geval zijn de twee onderscheiden begrippen cursief
weergegeven;
college waarbij een probleem- of casusgerichte behandeling van de
stof voorop staat.
de digitale leeromgeving die aan de UvA gebruikt wordt;
handleiding van de cursus, waarin is vervat alle relevante informatie
voor de cursus;
onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de
student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt
in een deelcijfer;
in de cursushandleiding gedefinieerde eisen waaraan studenten dienen
te voldoen met betrekking tot (a) het respecteren van deadlines voor
het inleveren van toetswerk en opdrachten, (b) het respecteren van de
aanwezigheidsbepalingen, (c) het deelnemen, behoudens overmacht,
aan toetsmomenten en (d) actieve deelname aan het onderwijs, zulks
ter beoordeling van de docent(en) afgezien van cijfermatige vereisten;
de procedure die een student na aanmelding voor de
bacheloropleiding doorloopt, bedoeld als kennismaking én toetsing
van de motivatie voor de studiekeuze;
een samenhangend onderwijsprogramma van minimaal 30 EC
waarmee verdieping in een tweede vakgebied of in een
interdisciplinair thema mogelijk is;
de onderwijsadministratie/ het onderwijssecretariaat van de
opleiding is verantwoordelijk voor de studievoortgangsadministratie
en zaken m.b.t. cijferlijsten, bullen en afstuderen;
de onderwijsdirecteur is verantwoordelijk voor het integrale
management van het College Sociale Wetenschappen/ de Graduate
School of Social Sciences. De onderwijsdirecteur geeft leiding aan de
opleidingsdirecteuren en aan de ondersteunende staf van het instituut;
de persoon die, in samenwerking met de opleidingsdirecteur, belast is
met de organisatie en coördinatie van de opleiding;
de opleidingsdirecteur is verantwoordelijk voor de inrichting,
organisatie, uitvoering en kwaliteit van de opleiding binnen de kaders
van het College/ de School;
gecombineerde functie van opleidingscoördinator en studieadviseur;
het eerste bachelorjaar;
de Regels en richtlijnen van de examencommissies als bedoeld in
artikel 7.12b van de wet; het document waarin verdere procedurele
bepalingen zijn vervat met betrekking tot het onderwijs en de gang
van zaken rond tentamens en examens;
een programma van ten hoogste 60 EC dat studenten
met een niet rechtstreeks toegang verlenend bachelorgetuigschrift
OER bachelor Sociologie
ao. studieadviseur:
aq. jaarcoordinator
5
moeten afronden om toegang te krijgen tot de
desbetreffende masteropleiding;
de persoon die is belast met het studieadvies van de opleiding.
de persoon van de wetenschappelijke staf die zorgdraagt voor een
coherent en studeerbaar studieprogramma binnen een studiejaar
Overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Hoofdstuk 2 – Toelating tot de opleiding en honoursprogramma
Artikel A.2.1 – Vooropleidingseisen
1. Een persoon wordt tot de opleiding toegelaten indien deze in het bezit is van een Vwo-diploma
bedoeld in artikel 7.24 van de wet, dan wel indien deze op grond van de wet hiervan is vrijgesteld.
2. Bezitters van een buitenlands diploma voldoen aan de eis inzake voldoende beheersing van de
Nederlandse taal nadat het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma II, met
goed gevolg is afgelegd, dan wel door het verkrijgen van een vrijstelling voor het afleggen van dit
examen.
3. Bezitters van een buitenlands diploma vervullen de eis inzake voldoende beheersing van de
Engelse taal wanneer zij voldoen aan de algemene eisen van de UvA m.b.t. taalvaardigheid
Engels, zie http://student.uva.nl/en/az/content/enrolment/enrolment-requirements/englishlanguage-requirements/english-language-requirements.html
Artikel A.2.2 – Nadere Vooropleidingseisen
Degene die niet over een diploma met het vwo-profiel Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid,
Economie en Maatschappij of Cultuur en Maatschappij beschikt dat direct toelating geeft tot de
opleiding, maar wel een gelijkwaardig diploma heeft dat op grond van de wet toegang geeft, kan zich
pas inschrijven voor de opleiding nadat is aangetoond dat hij of zij voldoende kennis op het niveau
van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken van het verplichte vwo-profiel: Nederlands,
Engels, en Wiskunde.
Artikel A.2.3 – Colloquium doctum
Het toelatingsonderzoek, bedoeld in artikel 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken
op het daarbij vermelde niveau:
a. Engels: de vaardigheid op vwo-eindexamen niveau om een Engelse tekst in goed Nederlands
te vertalen.
b. Geschiedenis: kennis van de geschiedenis op het niveau van het gemeenschappelijk deel van
de tweede fase vwo.
c. Wiskunde: kennis van het vwo-basisprogramma wiskunde zoals dat in alle profielen
voorkomt.
d. Nederlands: de vaardigheid om op vwo-eindexamenniveau te schrijven en Nederlandstalige
teksten te analyseren.
Artikel A.2.4 – Talentprogramma (waaronder Honoursprogramma)
1. Voor het talentprogramma bestaan twee instroomomenten: aan het einde van het eerste studiejaar
dan wel aan het einde van het tweede studiejaar.
2. Het talentprogramma is toegankelijk voor studenten die hun propedeuse in één jaar hebben
afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,0 hebben en die aantoonbaar
gemotiveerd zijn (eerste instroommoment), dan wel hun eerste twee studiejaren zonder vertraging
hebben afgerond met een gewogen gemiddelde van een 7,0 en die aantoonbaar gemotiveerd zijn
(tweede instroommoment)
3. De examencommissie beslist op verzoeken om te worden toegelaten tot het talentprogramma. De
examencommissie kan in bijzondere gevallen besluiten om een student toe te laten die niet geheel
voldoet aan de in lid 2 genoemde vereisten.
4. a De onderdelen van dit programma worden vermeld op het diplomasupplement
b. De student die het programma heeft afgerond ontvangt een honourscertificaat bij het
OER bachelor Sociologie
6
getuigschrift van het examen indien:
- de omvang van het talentprogramma minimaal 30 EC naast de reguliere omvang van het
bachelorprogramma van 180 EC bedraagt;
- de onderdelen van de eigen opleiding evenals de onderdelen van het talentprogramma zijn
afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,5;
- waarbij de opleiding is afgerond binnen de nominale tijd (3 jaar);
- waarbinnen bij voorkeur één onderdeel van 12 EC bestaat uit onderwijs buiten het eigen
vakgebied of uit interdisciplinair onderwijs.
c. De student die het programma heeft afgerond ontvangt een judicium ‘met genoegen’
als aantekening op het diplomasupplement dat hoort bij het getuigschrift van het
examen indien:
- de omvang van het talentprogramma minimaal 30 EC naast de reguliere omvang van het
bachelorprogramma van 180 EC bedraagt;
- de onderdelen van de eigen opleiding evenals de onderdelen van het talentprogramma zijn
afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,0;
- waarbij de opleiding is afgerond binnen de nominale tijd plus één studiejaar (4 jaar);
5. De examencommissie beslist over toekenning van een honourscertificaat dan wel een aantekening
‘met genoegen’ zoals bedoeld in lid 4.b respectievelijk 4.c indien de student het talentprogramma
heeft afgerond maar niet geheel aan de daar gestelde vereisten voldoet.
Artikel A.2.5 – Erkenning verworven competenties
Niet van toepassing
Artikel A.2.6 – Intakeprocedure
Studenten die zich voor het eerst aanmelden bij de opleiding zijn verplicht deel te nemen aan de
intakeprocedure.
Hoofdstuk 3 – Toetsing en examinering
Artikel A.3.1 – Algemeen
1. Tijdens de cursus wordt de student op academische vaardigheden getoetst en wordt getoetst of de
student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt.
2. In de cursushandleiding staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om de
cursus met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt. Een
nadere uitwerking hiervan is te vinden in de studiegids.
3. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze
dan in de cursushandleiding is bepaald, wordt afgenomen.
4. In de Regels en richtlijnen van de examencommissie staat de gang van zaken bij toetsing
beschreven. De regeling is te vinden op http://student.uva.nl/soc/az/item/regels-en-richtlijnenexamens-en-tentamens-soc.html
Artikel A.3.2 – Inschrijving tentamens
Na aanmelding voor een cursus van het College Sociale Wetenschappen is de student tevens
ingeschreven voor eventuele tentamens en herkansingen behorend bij de cursus.
Artikel A.3.3 – Toetsmomenten
1. Voor elke cursus geldt dat er minimaal twee toetsonderdelen zijn.
2. Voor elk toetsonderdeel dat 40% of meer bijdraagt aan het eindcijfer van een cursus worden twee
kansen aangeboden voor succesvolle afronding: de eerste mogelijkheid en de herkansings- of
reparatiemogelijkheid.
3. Voor alle toetsonderdelen van een cursus geldt dat de eerste mogelijkheid daartoe wordt geboden
tijdens de onderwijsperiode waarin de cursus wordt verzorgd. Een eventuele tweede mogelijkheid
(de herkansings-of reparatiemogelijkheid) wordt aangeboden voor het eind van het studiejaar
waarin de cursus wordt verzorgd.
4. Voor de specifieke toetsvorm tentamen wordt een herkansing aangeboden. Deze herkansing wordt
in principe gepland buiten de reguliere onderwijsperioden doch in elk geval binnen het studiejaar
OER bachelor Sociologie
5.
6.
7.
8.
9.
10.
7
waarin de betreffende cursus is geprogrammeerd (eventueel voor het begin van het studiejaar
volgend op het studiejaar waarin de betreffende cursus is geprogrammeerd). Een herkansing
betreft de volledige leerstof die bij de eerste tentamenkans(en) van de betreffende cursus is
getentamineerd tenzij anders is beschreven in de cursushandleiding.
Wanneer het gestelde in lid 3 geldt, wordt voor andersoortige toetsvormen dan een tentamen
(papers, opdrachten e.d.) de reparatiemogelijkheid aangeboden gedurende de onderwijsperiode
waarin de betreffende cursus wordt verzorgd, doch in elk geval binnen vier weken na afloop van
deze periode.
Herkansings- en/of reparatiemogelijkheden worden beperkt tot de categorie studenten die hebben
voldaan aan de inspanningsverplichtingen die in de cursushandleiding staan vermeld.
De opleiding ziet erop toe dat tentamens van cursussen uit het eigen programma in de tijd niet
samenvallen. Daarbij wordt uitgegaan van de standaard programmering (nominaal studeren). Voor
ASW studenten die nominaal studeren, de reguliere aanmeldprocedures hebben gevolgd en binnen
hun programma met tentamenoverlap voor verplichte cursussen hebben te maken, staat in de
Regels en richtlijnen van de examencommissie hoe in een bijzondere tentamengelegenheid wordt
voorzien.
Wanneer een tentamen buiten de bepaling in lid 7 valt (d.w.z. dat de studie niet nominaal wordt
gevolgd dan wel wanneer cursussen uit andere programma’s worden gevolgd), is de student
verantwoordelijk voor een zodanige studieplanning, dat tentamenmomenten in de tijd niet
samenvallen. Als dat onverhoopt toch geschiedt, kan daaraan geen recht op een extra
tentamenmogelijkheid worden ontleend.
De opleiding publiceert de tentamenroosters voorafgaand aan de openstelling van de perioden
voor vakinschrijving om de student in zijn afstemming van tentamenmomenten te faciliteren.
Wanneer er toch sprake is van tentamenoverlap, kan via de studieadviseur van de opleiding
worden gezocht naar een mogelijke oplossing.
Artikel A.3.4 –Mondelinge tentamens
1. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de student daartegen bezwaar maakt
dan wel de examencommissie in een bijzonder geval anders heeft bepaald. Studenten kunnen de
examinator verzoeken een derde, niet-belanghebbende persoon, het mondeling tentamen te laten
bijwonen.
2. Mondeling wordt niet meer dan een persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de eerste examinator en
de studenten anders overeenkomen.
Artikel A.3.5 – Vaststelling en bekendmaking uitslag
1. De examinator stelt direct na afloop van een mondeling tentamen de uitslag vast en maakt deze
bekend aan de student.
2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk of andersoortig tentamenonderdeel zo snel
mogelijk vast, maar in ieder geval binnen 15 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en
voorziet de onderwijsadministratie van de gegevens die nodig zijn om de uitslag te kunnen
registreren. De opleidingsdirecteur kan in bijzondere gevallen toestaan dat van deze termijn wordt
afgeweken tot een termijn van hooguit 20 werkdagen. In voorkomende gevallen zullen studenten
daarover worden geinformeerd. De uitslag moet in geval van een herkansing minstens 10
werkdagen voor een mogelijke herkansing bekend worden gemaakt.
3. Een student kan beroep aantekenen tegen de uitslag bij het College van beroep voor de examens
binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van de uitslag. Ook kan een verzoek tot
herbeoordeling worden ingediend bij de examinator. Een verzoek tot herbeoordeling schort de
termijn voor het indienen van een beroepschrift niet op.
Studenten worden verzocht om wanneer zij beroep aantekenen bij het Cobex , tevens contact op te
nemen met de studieadviseur en/of de examencommissie van de opleiding. Dit schort de termijn
voor beroep bij het Cobex niet op.
Artikel A.3.6 – Cijfers
1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. Cijfers worden gegeven met maximaal
1 cijfer achter de komma.
OER bachelor Sociologie
8
2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Indien enkel hele cijfers
worden gegeven, geldt een 6,0 of hoger als voldoende.
3. De laatst behaalde uitslag is bepalend voor het eindresultaat.
4. Wanneer een onderdeel zich naar oordeel van de examinator niet leent voor een cijfermatige
beoordeling kan worden beoordeeld met de kwalificaties ‘aan verplichtingen voldaan’ (AVV) en
‘niet aan verplichtingen voldaan’ (NAV);
5. Studenten die ingeschreven staan voor het onderwijs en niet deelnemen aan de afronding krijgen
de beoordeling ‘niet aan verplichtingen voldaan’ (NAV).
6. Het eindcijfer van een cursus of onderdeel wordt bepaald door het gewogen gemiddelde van de
resultaten van de deeltoetsen. De docent bepaalt het gewicht van elke deeltoets en maakt dat
kenbaar in de cursushandleiding. Wanneer een deeltoets voor 40% of meer weegt bij berekening
van het eindcijfer, kan hiervoor afronding met een voldoende worden verlangd.
Artikel A.3.7 – Geldigheidsduur tentamen
1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde onderdelen bedraagt 2 jaar voor onderdelen
van de propedeutische fase. Op voorwaarde dat de propedeuse binnen 2 jaar is behaald, bedraagt
de geldigheidsduur voor alle met goed gevolgd afgelegde onderdelen behorende tot het
bachelorprogramma 5 jaar. Indien de propedeuse niet binnen 2 jaar is behaald, vervallen alle
behaalde onderdelen van de bachelor;
2. De examencommissie heeft de bevoegdheid in individuele gevallen de geldigheidsduur van met
goed gevolg afgelegde onderdelen voor een door haar vast te stellen termijn te verlengen.
3. Deelresultaten verliezen hun geldigheid aan het einde van het lopende studiejaar;d.w.z. in
september voor studenten die in het eerste semester zijn begonnen en in februari voor studenten
die in het tweede semester zijn begonnen.
4. Voor met goed gevolg afgelegde cursussen die geen deel meer uitmaken van het programma en
waarvoor geen, in deze regeling opgenomen, overgangsregeling is getroffen, bepaalt de
examencommissie of, en in welke mate, de behaalde onderdelen vrijstelling opleveren van
onderdelen van de thans geldende exameneisen.
Artikel A.3.8 – Inzagerecht en nabespreking
1. Indien een tentamen schriftelijk is afgenomen, verleent de examinator tot 15 werkdagen nadat de
uitslag is meegedeeld op verzoek aan de getentamineerde inzage in en nabespreking van het
beoordeelde werk. De getentamineerde kan tegen kostprijs kopieën (doen) maken van het
beoordeelde werk en de bij de beoordeling gehanteerde normen.
2. De wijze van beoordeling van het tentamen stelt de student in staat na te gaan hoe de uitslag tot
stand is gekomen.
3. In de cursushandleiding wordt aangegeven op welke wijze en wanneer studenten inzage kunnen
krijgen in het gemaakte werk. Bij een collectieve gelegenheid tot inzage/bespreking vervalt het
recht op een individuele inzage/bespreking op voorwaarde dat het tijdstip voor de collectieve
gelegenheid minimaal twee weken van tevoren bekend is gemaakt. Bij een collectieve gelegenheid
tot inzage kan alleen in bijzondere situaties of omstandigheden een moment voor individuele
inzage worden aangeboden.
Artikel A.3.9 – Vrijstelling
De examencommissie kan n.a.v. een schriftelijk verzoek van een student vrijstelling verlenen voor het
afleggen van een of meer onderdelen, indien de student een qua inhoud en niveau overeenkomstig
onderdeel van een universitaire opleiding heeft voltooid.
De examencommissie beslist binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek. Hierop kan een
uitzondering worden gemaakt in de collegevrije periodes.
Artikel A.3.10 – Bachelorscriptie/bacheloronderzoek
1. De bachelorscriptie wordt beoordeeld door de begeleider en een tweede beoordelaar (de
examinatoren). Het eindcijfer wordt bepaald door de begeleider en de tweede beoordelaar.
2. De beoordeling van de bachelorscriptie vindt plaats aan de hand van een vooraf vastgesteld
beoordelingsformulier.
OER bachelor Sociologie
9
3. Overige bepalingen met betrekking tot de totstandkoming en beoordeling van de bachelorscriptie
zijn opgenomen in de afstudeerhandleiding (het scriptiereglement). Deze handleiding is te vinden
via http://student.uva.nl/soc/az/item/bacheloronderzoekgids-2012-2013.html .
4. Studenten leveren hun scriptie in digitale vorm aan bij het onderwijssecretariaat ten behoeve van
archivering. Zonder beschikking over een digitale versie van de scriptie zal er geen
diplomasupplement worden uitgereikt.
Artikel A.3.11 – Fraude en plagiaat
1. Het bepaalde in de ‘Fraude en plagiaat regeling studenten UvA’ is onverkort van toepassing en
maakt onderdeel uit van de onderwijs en examenregeling. De tekst van de regeling is als bijlage
toegevoegd .
2. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische
detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot
het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma.
3. Ter aanvulling op de ‘’Fraude en plagiaat regeling studenten UvA’’ geldt dat de eerste begeleider
de bachelorscriptie digitaal controleert op fraude en plagiaat.
Artikel A.3.12 – Examen
1. De examencommissie stelt de uitslag en de datum van het afsluitend examen vast, indien zij heeft
geconstateerd dat de student de onderdelen van het examen met goed gevolg heeft afgelegd. De
student vraagt het examen aan volgens de procedure beschreven in de Regels en Richtlijnen.
2. De examencommissie kan een judicium toekennen. Indien de student blijk heeft gegeven van
uitzonderlijke bekwaamheid, kan de examencommissie besluiten dat dit op het getuigschrift wordt
vermeld met de kwalificatie ‘cum laude’. Overige judicia worden vermeld op het
diplomasupplement.
3. Een getuigschrift kan slechts worden uitgereikt nadat is gebleken dat de student aan alle
verplichtingen, waaronder de betaling van het collegegeld, heeft voldaan.
4. Er zijn voor het Bachelor examen 12 examendata per studiejaar vastgesteld door het College van
Bestuur.
5. De examencommissie kan naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van een student die
aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift het vaststellen van de datum van het afsluitend
examen uitstellen.
6. Indien de student voor het curriculaire gedeelte van het programma zonder afronding minimaal
een gewogen, gemiddeld cijfer van 8,0 heeft, kan hij/zij in aanmerking komen voor toekenning
van het predikaat ‘cum laude’. Aanvullende bepalingen zijn opgenomen in de Regels en
Richtlijnen van de Examencommissie
7. De examencommissie kan bij het bachelorexamen het judicium ‘met genoegen’ toekennen indien
is voldaan aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel A.2.4, lid 4c.
Artikel A.3.13 – Graad
Aan de student die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of
Science verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift vermeld.
Artikel A.3.14 – Getuigschriften en verklaringen
1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een
getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een diplomasupplement in het Engels
uitgereikt, ondertekend door de voorzitter van de examencommissie, waarop de onderdelen van
het examen, de studielast en de beoordeling worden vermeld.
2. Degene die meer dan een onderdeel met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift
kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring
waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd.
Artikel A.3.15 – Toegang tot aansluitende masteropleiding
1. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Sociologie van de UvA wordt geacht te
beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden die vereist zijn voor toelating tot de
masteropleiding Sociologie en wordt uit dien hoofde toegelaten tot die masteropleiding. Voor
toelating tot de Engelstalige specialisaties gelden de volgende specifieke ingangseisen:
OER bachelor Sociologie
10
a. Comparative Organisation and Labour Studies: studenten hebben ten minste 6 EC theorie
op het gebied van Arbeid/Organisatie behaald
b. Social Problems and Social Policy: studenten hebben ten minste 6 EC theorie op het
gebied van Social problems en Social Policy behaald
c. Cultural Sociology: studenten hebben ten minste 6 EC theorie op het gebied van
Cultuursociologie behaald
d. Urban Sociology: studenten hebben ten minste 6 EC op het gebied van Stadssociologie
behaald
e. Migration and Ethnic Studies: studenten hebben ten minste 6 EC op het gebied van
Migratie/Etniciteit behaald
f. Gender, Sexuality and Studies: studenten hebben ten minste 6 EC op het gebied van
Gender/Sexuality behaald
2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Sociologie van de UvA, die de cursus
‘Academic English’ van het College Sociale Wetenschappen met goed gevolg heeft afgelegd, dan
wel na inschrijving vrijstelling hiervan heeft gekregen, wordt geacht te beschikken over de
aanvullende taalvaardigheid die vereist is voor mogelijke toelating tot de Engelstalige
specialisaties van de masteropleiding Sociologie.
Hoofdstuk 4 – Studiebegeleiding en studievoortgang
Artikel A.4.1 – Studievoortgangsadministratie
De decaan van de faculteit is verantwoordelijk voor een goede registratie van de studieresultaten van
de studenten in SIS. Iedere student heeft na de registratie van de beoordeling van een onderdeel via SIS
inzage in de uitslag van dat onderdeel en beschikt via SIS tevens over een overzicht van de behaalde
resultaten.
Artikel A.4.2 – Studiebegeleiding
1. Ingeschreven studenten met uitzondering van extraneï kunnen aanspraak maken op
studiebegeleiding. De vormen van studiebegeleiding worden vermeld in de studiegids;
2. Studenten krijgen (uiterlijk) in hun tweede jaar een uitnodiging voor een indvididueel
voortgangsgesprek.
Artikel A.4.3 – Studieadvies propedeuse (voor opleidingen zonder BSA)
1. Gedurende het eerste jaar ontvangt elke student na ieder semester een schriftelijk advies over
voortzetting van de opleiding;
2. Studenten kunnen gedurende het eerste jaar van hun studie aanspraak maken op begeleiding door
een mentor uit de wetenschappelijke staf. Elke student krijgt twee persoonlijke gesprekken met de
mentor aangeboden.
Artikel A.4.4 – Studieadvies propedeuse (voor opleidingen met BSA)
Niet van toepassing
Artikel A.4.5 – Persoonlijke omstandigheden en hardheidsclausule
Niet van toepassing.
Artikel A.4.6 – Studenten met een functiebeperking
1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een (tijdig bij de studieadviseur ingediend) daartoe
strekkend schriftelijk verzoek, in aanmerking komen voor aanpassingen in het onderwijs, de
practica en tentamens. Deze aanpassingen worden zo veel mogelijk op hun individuele
functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een vak of een
tentamen niet wijzigen.
2. Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt vergezeld van een recente aanbeveling van een
studentendecaan, alsmede van een recente verklaring van een arts of een psycholoog of, indien er
sprake is van dyslexie, van een BIG-, NIP-, of NVO- geregistreerd testbureau. Indien mogelijk
geven deze verklaringen een schatting van de mate waarin de studievoortgang wordt belemmerd.
OER bachelor Sociologie
11
3. Op verzoeken over aanpassingen die de onderwijsvoorzieningen betreffen beslist de decaan of
namens hem de onderwijsdirecteur dan wel opleidingsdirecteur. Op verzoeken over aanpassingen
die de examinering betreffen, beslist de examencommissie.
4. Indien positief op een in lid 1 bedoeld verzoek is beslist, maakt de student tijdig een afspraak met
de studieadviseur om te bespreken hoe de voorzieningen worden vormgegeven.
Artikel A.4.7 – iudicium abeundi
1. Op grond van het bepaalde in artikel 7.42a van de wet kan de decaan of de examencommissie in
uitzonderlijke gevallen het College van Bestuur verzoeken de inschrijving van een student voor
een opleiding te beëindigen dan wel te weigeren, als die student door zijn gedragingen of
uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen
waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding
op de beroepsuitoefening.
2. Indien jegens een student vermoedens van ongeschiktheid bestaan zoals omschreven in het eerste
lid, stelt de examencommissie of de decaan een onderzoek in, waarvan de student onverwijld op
de hoogte wordt gesteld. De examencommissie of de decaan brengt geen advies uit dan na
zorgvuldige afweging van de betrokken belangen en nadat de betrokken student in de gelegenheid
is gesteld te worden gehoord.
Hoofdstuk 5 – Overgangs- en slotbepalingen
Artikel A.5.1 – Hardheidsclausule
In geval van aantoonbare onredelijkheid of onbillijkheid van overwegende aard kan de
examencommissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de bepalingen in de
delen A of B van deze regeling.
Artikel A.5.2 – Overgangsbepaling
Voor de student die op de datum van de inwerkingtreding van deel A of deel B van deze regeling een
of meer onderdelen met goed gevolg heeft afgelegd, maar het examen nog niet geheel met goed
gevolg heeft afgelegd en die in zijn belangen geschaad wordt door bepalingen in de delen A of B van
deze regeling die afwijken van bepalingen in oudere regelingen, wordt door de examencommissie een
overgangsregeling vastgesteld, met inachtneming van hetgeen aangaande examens en onderdelen in de
wet bepaald is.
Artikel A.5.3 – Wijzigingen deel A
1.Wijzigingen van deel A van deze regeling worden door de decaan – gehoord de
opleidingscommissie en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen
ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
2. Een wijziging van deel A van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden
geschaad.
Artikel A.5.4 – Bekendmaking
De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van de delen A en B van deze regeling
tezamen en van de Regels en richtlijnen van de examencommissie als bedoeld in artikel 7.12b van de
wet.
De regeling is opvraagbaar via http://student.uva.nl/soc/az/item/onderwijs-en-examenregelingoer.html en staat vermeld in de digitale studiegids (www.studiegids.uva.nl).
Artikel A.5.5 – Inwerkingtreding deel A
Deel A van deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. De regeling vervangt alle eerdere
regelingen.
Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen op 15
juli 2013.
OER bachelor Sociologie
12
DEEL B
Curriculair deel
OER bachelor Sociologie
13
Hoofdstuk 1- Algemeen
Artikel B.1.1 – Toepasselijkheid van de regeling
Deze regeling bestaat uit een A en een B gedeelte. Dit curriculaire gedeelte B hoort bij deel A van de
regeling dat algemene bepalingen bevat met betrekking tot het onderwijs en de examens van de
bacheloropleiding Sociologie. Deze opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. Deel B bevat curriculaire bepalingen met
betrekking tot de opleiding Sociologie
Hoofdstuk 2 – Inhoud en inrichting van de opleiding
Artikel B.2.1 – Doel van de opleiding en eindtermen en eindkwalificaties
1. Met de opleiding wordt beoogd:
o kennis, vaardigheid en inzicht te verwerven op het gebied van sociologie, en het bereiken van
de eindtermen en -kwalificaties genoemd in het tweede lid.
o academische vorming, waaronder het verwerven van academische vaardigheden (zoals
argumenteren, schrijf-, spreek- en onderzoeksvaardigheden, op juiste wijze citeren en
vermelden van bronnen), het leren zelfstandig en creatief complexe problemen oplossen,
kritisch reflecteren.
2. Eindtermen
Kennis en inzicht (DD1)
1. Brede kennis hebben van belangrijke sociologische theorieën en in staat zijn deze toe te
passen in zowel inductief als deductief empirisch onderzoek.
2. Overzicht hebben van de ontwikkeling van het sociologisch denken vanaf de negentiende
eeuw aan de hand van de voornaamste sociologen en sociologische stromingen.
3. Kennis hebben van sociaalwetenschappelijke theorieën die in een specialisatie van belang
zijn.
4. Kennis hebben van theorieën uit ten minste één verwante discipline die voor de sociologie
van belang zijn.
5. Inzicht hebben in de plaats van de sociologie te midden van andere sociale
wetenschappen.
6. Kennis hebben van de Nederlandse samenleving in Europese en mondiale context.
7. Globale kennis hebben van de belangrijkste wetenschapsfilosofische vragen en posities en
de implicaties daarvan voor theorie en methodologie.
8. Breed overzicht hebben van de methodologische problemen en keuzen bij de opzet en
uitvoering van empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek en de consequenties daarvan
voor de uitkomsten.
Toepassen van kennis en inzicht (DD2)
De afgestudeerde is in staat:
9. een bepaald maatschappelijk of organisatievraagstuk, evenals het beleid dat op dat gebied
ontwikkeld is, vanuit een sociologische optiek te analyseren, daarover een gefundeerd,
kritisch en onafhankelijk oordeel te vormen en op basis daarvan aanbevelingen te doen.
10. een eenvoudig sociaalwetenschappelijk onderzoek op te zetten, uit te voeren en daarover
te rapporteren.
Oordeelsvorming (DD3)
De afgestudeerde:
11. beschikt over vaardigheden om zowel kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksgegevens
te verzamelen en met moderne technieken te analyseren.
12. beschikt over de praktische vaardigheden om zelfstandig theoretische of empirische
bronnen op te sporen, op hun bruikbaarheid voor eigen analyses te beoordelen, in eigen
woorden weer te geven en van kritisch commentaar te voorzien.
13. is in staat helder en nauwkeurig schriftelijk en mondeling te rapporteren over
sociologische analyses die men zelf heeft uitgevoerd of die door anderen gemaakt zijn.
OER bachelor Sociologie
14
Communicatie (DD4)
14. Bij voltooiing van de opleiding beschikt de student over Nederlandse taalvaardigheid op
academisch niveau en een passieve kennis van het Engels op academisch niveau.
15. In staat zijn ten behoeve van onderzoek met anderen samen te werken
Leervaardigheden (DD5)
16. Kennis hebben van ethische dilemma’s die zich in de praktijk van onderzoek kunnen
voordoen en in staat zijn daarin keuzen te maken, een eigen standpunt over in te nemen en
te verdedigen en er in de onderzoekspraktijk naar te handelen.
17. In staat zijn om kritisch te reflecteren op de positie van sociologen in het
wetenschappelijke en maatschappelijke debat.
18. Het creatief kunnen omgaan met theoretische inzichten en empirische bevindingen en zich
inventief en flexibel kunnen handhaven in de weerbarstige onderzoekspraktijk
Artikel B.2.2 – Vorm van de opleiding
De opleiding wordt voltijds verzorgd. In zeer uitzonderlijke gevallen kan de examencommissie
toestemming geven voor een deeltijd studieprogramma, waarbij zij van tevoren een termijn van
geldigheidsduur van de studieresultaten bepaalt.
Artikel B.2.3 – Taal waarin de opleiding wordt verzorgd
1. De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd.
2. Het onderwijs wordt gegeven en de tentamens/ toetsen worden afgenomen in het Nederlands.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1en 2 kan de opleidingsdirecteur besluiten vakken geheel of
gedeeltelijk in het Engels aan te bieden en te doen tentamineren/toetsen. Daarbij is de ‘Gedragscode
vreemde talen UvA’ en het bepaalde in artikel 7.2 van de wet van toepassing.
4. Een student die meent gedupeerd te worden door tentaminering/toetsing in het Engels is gerechtigd de
tentamen/toets van verplichte onderdelen in het Nederlands te doen. De docent dient daarvan door
student bij aanvang van de cursus in kennis te worden gesteld zodat passende maatregelen kunnen
worden getroffen.
Artikel B.2.4 – Omvang van de opleiding
De opleiding bestaat uit een propedeutische fase met een studielast van 60 studiepunten die wordt
afgesloten met een propedeutisch examen, gevolgd door een fase met een studielast van 120
studiepunten waaraan een afsluitend examen is verbonden. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren
studieactiviteiten.
Artikel B.2.5 – Onderwijsprogramma
De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast.
Naam cursus
Inleiding Sociologie
Sociologie als Ambacht 1
Sociologische Theorie 1 Verlichters en Verkenners
Methodologie
Inleiding statistiek
Sociale Instituties en Organisaties
Sociologie als Ambacht 2
Sociologische Theorie 2 Op schouders van de reuzen
Inleiding in verwante disciplines
Veldwerkproject
Aantal
Studiepunten
9 EC
3 EC
6 EC
6 EC
6 EC
9 EC
3 EC
6 EC
6 EC
6 EC
Semester
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
OER bachelor Sociologie
15
De postpropedeutische fase is als volgt samengesteld:
A. Algemeen verplichte onderdelen 90 punten
B. Keuzeonderdelen
A. Algemeen verplichte onderdelen
Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast
Naam cursus
Basismodule specialisatie
Basismodule specialisatie
Verdiepingsmodule specialisatie
Sociologische Theorie 3 Oevers en bruggenbouwers
Geavanceerde analysemethoden
Thematische module specialisatie
Sociologie van Beleid
Sociologische Theorie 4: Naar een nieuwe synthese
Kwalitatieve analyse
Mixed Methods
Filosofie van de sociale wetenschappen
Bacheloronderzoek
Aantal
Studiepunten
6 EC
6 EC
6 EC
6 EC
6 EC
6 EC
6 EC
12 EC
6 EC
6 EC
6 EC
18 EC
Semester
Aantal
Studiepunten
12 EC
12 EC
6 EC
Semester
1
1
1
1
1
2
2
2
2
1
2
2
B. Keuzeonderdelen
Naam cursus
Postpropedeutische keuzemodule
Postpropedeutische keuzemodule of Bachelorstage
Postpropedeutische keuzemodule
1
1
2
C. Vrije Keuzeruimte
Het studieprogramma biedt een vrije keuzeruimte van 30 EC die kan worden ingevuld met onderdelen
uit diverse disciplines. Zo kun je deze 30EC invullen met een minor (raadpleeg de studiegids voor de
minoren van de UvA).
Ook kun je er voor kiezen om vakken in het buitenland te volgen (zie voor mogelijkheden:
http://student.uva.nl/soc/az/item/buitenland-ca-pol-en-soc.html).
Daarnaast komen alle (losse) modules op postpropedeutisch niveau van de volgende
disciplines/opleidingen in aanmerking voor het invullen van de keuzeruimte: modules van het College
Sociale Wetenschappen (waaronder Algemene Sociale Wetenschappen, Culturele Antropologie,
Politicologie, Sociale Geografie en Planologie vallen), Psychologie, Pedagogiek, Onderwijskunde,
Rechten, Economie, Geschiedenis, Communicatiewetenschap, IIS en Wijsbegeerte. Voor
keuzemodules in een andere discipline dient tijdig een verzoek te worden ingediend bij de
examencommissie Sociologie. Studenten die het aanvullende examen ‘Academic English’ willen
behalen (zie B.2.13), volgen binnen hun vrije keuzeruimte de cursus ‘Academic English’ van het
College Sociale Wetenschappen.
De invulling van de vrije keuzevakruimte voor zover deze niet ingevuld wordt met werkcolleges of
een stage, behoeft de goedkeuring van de Examencommissie.
Artikel B.2.6 – Onderdelen elders
1. Onderdelen die tijdens de opleiding elders worden behaald, kunnen met voorafgaande
toestemming van de examencommissie worden ingebracht in het programma van de student .
2. Voor onderdelen die voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding zijn behaald aan een
instelling voor universitair onderwijs, kan slechts op grond van artikel A.3.9 vrijstelling worden
verleend.
OER bachelor Sociologie
16
Artikel B.2.7 – Majorprogramma
Niet van toepassing
B.2.8 – Minorprogramma
De minor heeft een omvang van minimaal 30 punten. Het minorprogramma kan gekozen worden uit
alle minorprogramma’s die aangeboden worden binnen de UvA. Voor te volgen minoren buiten de
UvA geldt het bepaalde in artikel B.2.6.1.
Artikel B.2.9 – Portfolio
Niet van toepassing
Artikel B.2.10 – Vrij onderwijsprogramma
De student heeft de mogelijkheid om, onder zeer uitzonderlijke voorwaarden, een eigen
onderwijsprogramma samen te stellen dat afwijkt van de onderwijsprogramma’s zoals vermeld in
artikel B.3.5. De samenstelling van een dergelijk programma behoeft de voorafgaande goedkeuring
van de daartoe geëigende examencommissie.
Artikel B.2.11 – Honours- en talentprogramma
Student kiest in het kader van het Talentprogramma een verdiepend of verbredend spoor. Het
talentprogramma is als volgt samengesteld:
Fase (bij nominale
opbouw)
2e jaar, 1e semester
2e jaar, 2e semester
3e jaar, 1e semester
Verbredend spoor
Verdiepend spoor
Talentvak CSW buiten eigen
vakgebied of IIS vak (6 EC)
Talentvak CSW buiten eigen
vakgebied of IIS vak (6 EC)
Talentvak CSW buiten eigen
vakgebied of IIS vak (6 EC)
Talentvak CSW binnen eigen
vakgebied (6 EC)
Talentvak CSW binnen eigen
vakgebied (6 EC)
M&T vak (6 EC; keuze uit twee)
plus voorbereiding
onderzoeksproject (3 EC)
Onderzoeksproject op eigen
vakgebied (9 EC), mogelijk i.c.m.
regulier Ba scriptieproject
3e jaar, 2e semester
Talentvak CSW buiten eigen
vakgebied of IIS vak (6 EC)
2e of 3e jaar
Talentvak CSW buiten eigen
vakgebeid of IIS vak (6 EC)
Artikel B.2.12 – Joint Degrees
Niet van toepassing
Artikel B.2.13 – Academic English
Bij voltooiing van de als keuzevak te volgen cursus ‘Academic English’ van het College Sociale
Wetenschappen dan wel vrijstelling hiervan wordt de student geacht te beschikken over de Engelse
taalvaardigheid die wordt vereist bij de instroom in de Engelstalige (varianten van) masteropleidingen
aan de Graduate School of Social Sciences. Dit is vergelijkbaar met het niveau van ten minste:
a. TOEFL (Test Of English as a Foreign Language), score 232 voor de computertest met
minimum score 18 voor elk onderdeel; 575 voor de schriftelijke test, minimum score 50 voor
elk onderdeel; 90 voor de internettest, minimum score voor elk onderdeel 16;
b. IELTS (International English Language Testing System), score 6,5;
c. English as a Foreign Language (FLE) test behaald bij de University of Cambridge Local
Examinations Syndicate (UCLES): Certificate in Advanced English (CAE), score C,
Certificate of Proficiency in English (CPE), score C.
OER bachelor Sociologie
17
Hoofdstuk 3 - Onderwijs
Artikel B.3.1 – Deelname aan het onderwijs en voorrangregels
1. Elke student dient zich voor elke cursus die hij wil volgen aan te melden. Voor het deelnemen aan
het onderwijs dient de aanmelding plaats te vinden tijdens de in de studiegids/semestergids, op het
Serviceplein of opleidingswebsite aangegeven periode en volgens de aldaar aangegeven
procedure. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan het
onderwijs worden geweigerd.
2. Toelating voor de cursussen met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van de in lid 4
vastgestelde voorrangsregels en in de studiegids gepubliceerde toelatingscriteria.
3. Degene die niet bij de universiteit is ingeschreven heeft geen recht op deelname aan het onderwijs
of tentamens.
4. Toelating tot cursussen met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van volgorde van de
volgende voorrangsregels:
a. voorrang wordt verleend aan studenten van de eigen bachelor- of schakelopleiding, minor
of ASW-traject voor wie de cursus behoort tot het verplichte deel van het curriculum
b. voorrang wordt verleend aan Beta-gamma studenten en Future planet studies studenten,
voor wie de cursus behoort tot het verplichte deel van hun curriculum
c. voorrang wordt verleend aan studenten van de eigen opleiding voor wie de cursus behoort
tot de keuzeruimte van het curriculum van de bachelor- of schakelopleiding, minor of
ASW-traject
d. bij toereikende capaciteit wordt vervolgens voorrang verleend aan alle overige studenten
van het College Sociale Wetenschappen
e. andere studenten van de Universiteit van Amsterdam.
Bij tekortschietende capaciteit worden studenten toegelaten op basis van de volgorde van een
wachtlijst met inachtneming van bovenstaande voorrangsregels. Bij Engelstalige cursussen in de
bachelor wordt ongeacht bovenstaande voorrangsregels een vooraf door de verantwoordelijke
opleidingsdirecteur bepaald aantal plekken gereserveerd voor buitenlandse studenten.
5. Studenten kunnen zich voor maximaal 30 EC per semester inschrijven. Wanneer een student meer
dan 30 EC per semester wil doen, moet daarvoor eerst advies worden ingewonnen bij de
studieadviseur.
6. Ingeschreven studenten dienen aanwezig te zijn bij de eerste bijeenkomst van de cursus. Bij
verhindering dient van tevoren met de docent contact te worden opgenomen. Studenten die
hieraan niet voldoen kunnen van deelname worden uitgesloten.
Artikel B.3.2 – Volgorde en ingangseisen
1. Binnen de propedeutische fase is er een voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het
onderwijs en de tentamens van die fase.
2. Binnen de postpropedeutische fase is er een voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het
onderwijs in de onderdelen van die fase.
3. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens c.q. praktische oefeningen van de in
artikel B.2.5 opgenomen onderwijseenheden gelden de volgende ingangseisen:
a. Aan de onderwijseenheden van het tweede studiejaar kan slechts worden deelgenomen na het
behalen van 42 EC uit het propedeutische programma.
b. Aan de hierna te noemen onderdelen kan slechts worden deelgenomen indien de tentamens
van de hierna vermelde examenonderdelen met goed gevolg zijn afgelegd:
Naam cursus
Alle onderdelen van het derde jaar
Geavanceerde analysemethoden
Kwalitatieve analyse
Mixed methods
Ingangseis(en)
Het propedeutisch examen.
Inleiding statistiek; veldwerkproject moet
zijn behaald
Veldwerkproject
42EC van de propedeuse behaald,
Inleiding Statistiek behaald,
Veldwerkproject behaald en deelgenomen
OER bachelor Sociologie
Verdiepingsmodule specialisatie
Thematische module specialisatie
Bachelorstage
Bacheloronderzoek
18
aan Kwalitatieve analyse.
Basismodule betreffende specialisatie
hebben gevolgd.
Basismodule betreffende of aanverwante
specialisatie (zie studiegids)
Per individuele student wordt door de
stagecoördinator bepaald of men
voldoende kennis en vaardigheden bezit
om aan de stage te beginnen.
Alle modules van het eerste en tweede
bachelorjaar en het eerste semester van het
derde bachelorjaar, waarvan maximaal 20
EC mag ontbreken. Inleiding statistiek en
kwalitatieve analyse moeten zijn behaald.
4. In bijzondere gevallen kan de examencommissie op gemotiveerd verzoek van de student al dan
niet onder voorwaarden afwijken van de in het derde lid genoemde volgorde.
5. Studenten die 15 werkdagen na de start van het betreffende blok, op basis van de in SIS
geregistreerde cijfers, niet blijken te voldoen aan de in het derde lid genoemde ingangseisen van
een cursus, zullen worden uitgeschreven uit de betreffende cursus. Voor de deelnemers die dan
nog wachten op de uitslag van een herkansing om aan de ingangseisen te voldoen wordt op hun
verzoek via de studieadviseur verlenging gegeven van hun conditionele toelating voor de
betreffende cursus totdat het eindresultaat bekend is. Indien het eindresultaat onvoldoende is, volgt
alsnog uitsluiting van deelname.
Artikel B.3.3 – Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten
Aan de afsluitende tentamens van vakken met practica (werkcolleges en colloquia) kan uitsluitend
worden deelgenomen indien de practica met goed gevolg zijn afgerond. Bij practica is de student
verplicht de bijeenkomsten bij te wonen en zich op deze bijeenkomsten terdege voor te bereiden. In
geval de student niet alle bijeenkomsten heeft bijgewoond of deze niet in voldoende mate heeft
voorbereid dient het practicum opnieuw te worden gevolgd dan wel kan de docent die het betreffende
vak coördineert aanvullende opdrachten (laten) verstrekken.
Artikel B.3.4 – Cursushandleiding
Voor iedere cursus bestaat er een cursushandleiding. De cursushandleiding is opgesteld volgens
standaardrichtlijnen van CSW/GSSS en bevat ten minste de volgende informatie:
a. Algemene informatie over de cursus, zoals de titel, inhoud, de werkvorm en de leerdoelen van
de cursus;
b. De voor de cursus geldende ingangseisen;
c. De voor de cursus geldende inspanningsverplichting:
i. Regels met betrekking tot de deelname aan het onderwijs en afwezigheid voor zover
deze afwijken van de in de OER genoemde;
ii. Regels met betrekking tot het door de student te verrichten studie- en toetswerk.
d. De wijze van toetsing (toetsvormen), waaronder de geldende data en/of termijnen en taal.
Indien de toetsing bestaat uit meerdere componenten, de wijze waarop het eindresultaat tot
stand komt, inclusief het gewicht van de toetsonderdelen;
e. De criteria die bij de beoordeling worden gehanteerd;
f. De wijze waarop en wanneer in inzage en een herkansingsgelegenheid is voorzien;
g. De wijze waarop schriftelijke werkstukken moeten worden ingeleverd, mede met het oog op
de controle op plagiaat via Ephorus;
h. De wijze van feedback op schriftelijke (deel)tentamens, opdrachten en/of werkstukken;
i. De te gebruiken literatuur (materiaal) voor het onderdeel en de kosten hiervan, als deze EUR
10,50 per studiepunt overschrijden;
j. De datum van beschikbaarheid van het eindcijfer;
k. De voornaamste bevindingen uit de cursusevaluatie van vorig jaar (indien beschikbaar) en de
eventuele aanpassingen die mede naar aanleiding daarvan zijn aangebracht.
OER bachelor Sociologie
19
Hoofdstuk 4 – Wijzigingen en inwerkingtreding
Artikel B.4.1 – Wijzigingen deel B
1.Wijzigingen van deel B van deze regeling worden door de decaan – gehoord de
opleidingscommissie en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen
ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
2. Een wijziging van deel B van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden
geschaad.
Artikel B.4.2 – Inwerkingtreding deel B
Deel B van deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. De regeling vervangt alle eerdere
regelingen.
Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen op 15
juli 2013.
Download