12. Verhoudingen omega 3 en 6 a. Wat zijn Omega-3 vetzuren? Omega-3 of n-3 vetzuren, soms ook vitamine F genoemd, zijn meervoudig onverzadigde vetzuren. Het zijn zg. essentiële vetzuren , wat betekent dat ons lichaam ze nodig, maar ze niet zelf kan aanmaken en dus uit de voeding moet halen, net zoals vitamines. De belangrijkste omega-3-vetzuren zijn: •alfa-linoleenzuur (ALA of LNA) •eicosapentaeenzuur (EPA) •docosohexaeenzuur (DHA). ALA (alfa-linoleenzuur) is de stammolecule van de n-3 familie. ALA behoort tot de meervoudige of polyonverzadigde vetzuren (ook PUFA van Poly Unsaturated Fatty Acids genoemd). ALA wordt opgebouwd in hogere planten, algen en fytoplankton. ALA wordt gevonden in o.m. groene bladrijke groenten zoals bv. spinazie, postelein, waterkers... Andere bronnen zijn o.m. noten, lijnzaad, sojabonen en walnootolie. EPA (eicosapentaeenzuur) en DHA (docosahexaeenzuur) zijn twee lange vetzuurketens die in het lichaam kunnen opgebouwd worden en dus niet strikt essentieel zijn (niet per se op te nemen met de voeding). Maar ons lichaam kan er onvoldoende van aanmaken, zodat ze toch via de voeding moeten aangebracht worden. De enige belangrijke voedingsbron van EPA en DHA is visolie (aanwezig in vette vis en visoliecapsules). ALA wordt in geringe mate omgezet in EPA. Die omzetting verloopt beter bij een lage aanvoer van linolzuur (omega-6-vetzuur). De omzetting is groter bij vrouwen dan bij mannen. zie ook artikel : Vetten b. Gezondheidsvoordelen van omega-3-vetzuren De afgeleiden van omega-3 spelen een belangrijke rol bij het goed doorlaatbaar maken van de celmembranen. Op deze wijze helpen omega-3 vetzuren bij het transport (en dus ook de werking) van hormonen, eiwitten en enzymen door de celwandjes heen. Ook vormt het lichaam hormoonachtige verbindingen uit deze vetzuren. Uit EPA kunnen eicosanoiden (Prostaglandines , Prostacycline, Thromboxanen en Leukotrienes) worden gevormd. Deze eicanosiden hebben invloed op de bloeddruk, ontstekingsziekten en de functies van de bloedplaatjes. Ook hebben ze invloed op het triglyceride- en cholesterolgehalte van het bloed, en dus een positieve invloed op hart- en vaatziekten. Ontstekingsreacties Meerdere studies suggereren dat omega-3-vetzuren beschermen tegen ontstekingsziekten, zoals reumatoide artritis en huidziekten (zoals psoriasis, eczeem), chronische inflammatoire aandoeningen van het maagdarmkanaal, zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, en andere inflammatoire aandoeningen (zoals lupus). Hierover kunnen in de huidige stand van de wetenschap echter geen definitieve uitspraken gedaan worden. COPD Een hoge toevoer van omega-3 zou sigarettenrokers gedeeltelijk beschermen tegen COPD, een chronische en progessieve longziekte, gekenmerkt door luchtwegvernauwing en ontsteking van de luchtwegen. Deze bewering is tot nu toe gebaseerd op één enkele studie. zie ook artikel : 'Rokerslong' (COPD) Nierziekten Visolie (12g/d) gedurende 2 jaar vertraagt bij nierpatiënten het verlies van de nierfunctie. De dagelijkse toediening van 6 g visolie aan patiënten die cyclosporine krijgen na niertransplantatie, heeft een gunstig effect op de nierwerking en de bloeddruk, met minder afstotingsaanvallen in vergelijking met de controlegroep. Ook voor deze bewering bestaan slechts enkele beperkte studies. Geestesziekten Een tekort aan omega-3-vetzuren zou tot symptomen van depressie kunnen bijdragen. Er bestaan inderdaad studies die aantonen dat bij depressieve patiënten, in vergelijking met gezonde controles, een tekort aan omega-3-vetzuren optreedt, samen met een compenserende toename van de enkelvoudig onverzadigde vetzuren en van de omega-6vetzuren in de fosfolipiden. Geen enkele studie heeft tot nu toe echter een positief effect van visolie op depressie. Er bestaat momenteel geen enkel wetenschappelijk bewijs voor een verband tussen ADHD, autisme, dyslexie enz. en (een tekort aan) omega-3-vetzuren. Omgekeerd bestaat er ook geen enkel bewijs dat een voeding rijk aan omega-3 vetzuren het intelligentieniveau of de schoolprestaties bij kinderen zou verbeteren, of een positief effect zou hebben op het concentratievermogen of het geheugen. Er bestaan wel aanwijzingen dat een hoog visverbruik de kans op dementie en Alzheimer zou verminderen. Hart en vaatziekten Op dit vlak staat ondubbelzinnig vast dat omega-3-vetzuren een belangrijke rol (kunnen) spelen. Uit tal van studies blijkt dat omega-3-vetzuren, en dan vooral EPA, een belangrijke functie hebben bij de bescherming tegen aderverkalking en bloedklontering. De prostaglandines, gevormd uit EPA, verzachten de wand van de bloedvaten waardoor de bloedvaten niet dichtslibben . De omega-3-vetzuren werken ook in op de vetstofwisseling door de triglyceridemie te verlagen (tot 30%). Sommige studies tonen een toename van de (‘goede’) HDL-cholesterol aan zonder veel effect op de (‘slechte’) LDL-cholesterol. Verschillende studies hebben verder aangetoond dat de toevoeging van EPA en DHA de arteriële bloeddruk bij hypertensiepatiënten verlaagt (met gemiddeld 1,5 tot 3,5 mmHg). De inname van EPA + DHA vermindert hartritmestoornissen (ventriculaire extrasystolen) en verhoogt de hartslagvariabiliteit. Onderzoek heeft aangetoond dat de omega-3-vetzuren van zowel dierlijke als plantaardige oorspong het risico van ischemische hartziekten, zoals een hartaanval en plotse hartdood, op betekenisvolle wijze vermindert, zowel bij gezonde personen als bij hartpatiënten. Het gaat hier zowel om de consumptie van (vette) vis, als op de toevoeging van omega-3-vetzuren in de vorm van visolie, capsules of voedingsmiddelen rijk aan of verrijkt met alfa-linoleenzuur (ALA). Omega-3-vetzuren hebben ook een positief effect op het opnieuw dichtslibben van de aders bij patiënten na een coronaire angioplastiek of een bypass-operatie. Het bewijs dat omega-3-vetzuren ook een positief effect hebben op het voorkomen van een cerebrovasculair accident (beroerte) is minder overtuigend. Kanker Verschillende studies hebben aangetoond dat een hoog visverbruik en mogelijk ook een hoge consumptie van omega-3-vetzuren, vooral dan EPA en DHA, de kans op sommige kankers vermindert. Het gaat dan o.m. om longkanker bij mannen, borstkanker, colorectumkanker en prostaatkanker. Voorlopig is het echter nog te vroeg om op basis van de beschikbare gegevens een aanbeveling te doen, meent de Hoge Gezondheidsraad. Slechts enkele algemene voedingsaanbevelingen voor de toevoer van vetstoffen in het kader van de preventie van chronische ziekten, waaronder kanker, zijn beschikbaar. De vermindering van de vetstoffentoevoer, ook als ze zich niet rechtstreeks vertaalt in een vermindering van de risico’s van bepaalde kankers, zou een heilzame impact kunnen hebben op de risico’s van zwaarlijvigheid en cardiovasculaire ziekten. Diabetes Een aantal studies stellen dat een hoog visverbruik het risico van glucose-intolerantie doet afnemen en de triglyceridemie (te hoge vetconcentratie in het bloed) verlaagt. De toevoeging van omega-3-vetzuren aan de klassieke diabetesbehandeling normaliseert in grote mate de triglyceridemie, zonder de glycemie (suikergehalte) te verhogen. Voorkomen vroegtijdige geboortes Het gewicht en de zwangerschapsduur zijn bij pasgeborenen doorslaggevende elementen voor de mortaliteit en morbiditeit. Momenteel zijn in België ongeveer 7 % van de geboortes vroegtijdig. Een aantal studies wijzen op een verband tussen het gebrek aan omega-3-vetzuren bij de moeder en een vroegtijdige bevalling. Ze verminderen enerzijds het risico op eclampsie (zwangerschapskrampen) en anderzijds op het vroegtijdig beginnen van de weeën. Er zijn bovendien aanduidingen dat een (relatief) tekort aan omega-3-vetzuren bij de moeder met een kortere zwangerschap tot gevolg, de oorzaak is van het tekort aan omega-3-vetzuren bij het te vroeg geboren kind. Dat is niet verrassend aangezien de omega-3-vetzuren een functionele én structurele rol spelen bij de groei van de foetus en de neurologische ontwikkeling. Tegen het einde van de zwangerschap (ongeveer na de 32ste week) stapelen ze zich uiterst snel op. Op dit moment is de behoefte aan omega-3-vetzuren bijzonder hoog. Neurologische ontwikkeling Tijdens de laatste drie maanden van de zwangerschap, stapelen de vetzuren zich razendsnel op in de weefsels, vooral de hersenen. De afgeleiden van de essentiële vetzuren (linolzuur en linoleenzuur) worden in de hersenen opgestapeld in de vorm van arachidonzuur en DHA. Deze opstapeling zet zich voort na de geboorte, in die mate dat de DHA-concentratie in 18 maanden tijd met factor 30 toeneemt. Na de geboorte is de opstapeling van DHA afhankelijk van de voeding van de zuigeling. Een ideale samenstelling lijkt te worden verworven tijdens de borstvoedingsperiode. Melkproducten voor zuigelingen zijn niet allemaal verrijkt met voorgevormde vetzuren met zeer lange keten. De vraag is of de zuigeling zelf deze vetzuren kan aanmaken. In het prille begin van het leven, wordt linoleenzuur nog onvoldoende omgezet in DHA. Vooral weefsels die zeer rijk zijn aan omega-3-bestanddelen zijn gevoelig voor een ontoereikende inname van of het relatieve gebrek aan DHA. Vast staat dat zuigelingen zowel linolzuur nodig hebben (n-6 of omega-6) als linoleenzuur (n-3 of omega-3). Bij de zuigeling is het evenwicht in de inname van vetzuren van beide klassen nog belangrijker dan bij de volwassene. Een overmaat aan omega-6-zuren heeft een ongunstige invloed op de vorming van de lange vetzuren van de omega-3-reeks. Men mag zich niet laten misleiden door reclameboodschappen die een heilzaam effect suggereren op het intelligentieniveau of de schoolprestaties bij kinderen van moeders die meer vetzuren met zeer lange keten hebben verbruikt. Hiervoor bestaat geen enkel bewijs. Een andere vraag is of toevoeging van omega-3-vetzuren aan zuigelingenvoeding de kans op hart- en vaatziekten op latere leeftijd vermindert. Daarover lopen menteel meerdere studies, maar geen enkele is voltooid. Het is bijgevolg nog veel te vroeg voor conclusies. Ontwikkeling van het gezichtsvermogen Omega-3-vetzuren zijn van belang bij de ontwikkeling van de retina en visuele cortex, dus bij de ontwikkeling van het gezichtsvermogen, van het kind. Het netvlies is bijzonder rijk aan vetzuren met zeer lange keten (VLCFA), vooral DHA. Uit studies is gebleken dat het scherpzicht en het contrastzicht sneller worden verworven als een premature zuigeling (en borelingen met een laag geboortegewicht) misschien voeding krijgt verrijkt met DHA/EPA. Bij gebrek hieraan verloopt dit trager. In het tweede levensjaar wordt geen enkel verschil vastgesteld tussen prematuren met of zonder verrijkte voeding. Op één jaar chronologische leeftijd kan geen functioneel verschil tussen kinderen meer worden aangetoond, ongeacht of ze in hun prilste kindertijd al dan niet met DHA verrijkte voeding kregen. Het voordeel van een toevoeging van DHA/EPA aan de voeding van prematuren is dus slechts tijdelijk (enkele weken of maanden). Er kan vandaag geen enkel voordeel op middellange termijn vastgesteld worden. c. Hoeveel omega-3 vetzuren hebben we nodig? Bij de herziening 2003 van de voedingsaanbevelingen voor België, heeft de Hoge Gezondheidsraad volgende aanbeveling gedaan: • voor de omega-3-vetzuren in hun geheel: van 1,3 tot 2 % van de totale energiebehoefte • alfa-linoleenzuur: meer dan 1 % van de totale energiebehoefte • DHA + EPA: meer dan 0,3 % van de totale energiebehoefte Voor de omega-6-vetzuren werd een toevoer aanbevolen van 4 tot 8 % van de totale energiebehoefte. Dit brengt de verhouding omega 6/omega-3 op 4,0 tot 6,1. In haar nieuwe rapport over Omega-3-vetzuren komt de Hoge Gezondheidsraad tot het besluit dat een verhoging van de meervoudig onverzadigde omega-3-vetzuren moet aanbevolen worden (zie: Aanbevelingen). Tegelijk moet de inname van meervoudig onverzadigde omega-6-vetzuren verminderen om de verhouding omega-6/omega-3 te verminderen. zie ook artikel : Aanbevelingen voor vetten Verhouding omega-3- en omega 6-vetzuren Niet alleen de totale hoeveelheid omega-3 vetzuren is van belang. Ook de verhouding tussen omega-3 en omega-6 vetzuren (linolzuur) speelt een rol. Die verhouding wordt als primordiaal beschouwd met betrekking tot het cholesterolgehalte in het bloed, een ernstige risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen. Studies in het buitenland hebben aangetoond dat deze verhouding in de meeste Westerse landen veel te hoog ligt, dat we met andere woorden te veel omega-6 en te weinig omega-3 vetzuren eten. Sommigen bevelen een verhouding van 2,3 aan. In de Belgische aanbevelingen (2003) situeert de verhouding tussen omega-3 en omega-6 zich tussen 2 en 6. De Hoge Gezondheidsraad beveelt nu een verhouding van 5 aan (1 eenheid omega-3 tegenover 5 eenheden omega-6). Dat zou moeten gebeuren door de gedeeltelijke vervanging van omega-6- door omega-3vetzuren, dank zij de vervanging van oliën rijk aan omega-6-vetzuren door oliën rijk aan omega-3-vetzuren (koolzaad, soja) en dank zij de verhoogde inname van omega-3-vetzuren met lange keten (EPA+DHA). Omega-6 vetzuren behoren net als omega-3 vetzuren tot de meervoudig onverzadigde vetzuren. Linolzuur, gamma-linoleenzuur, dihomo-gamma-linoleenzuur en arachidonzuur maken deel uit van de omega-6 vetzuren. Linolzuur (LA) is eveneens een essentiëel vetzuur. Uit linolzuur maakt het lichaam andere vetzuren die nodig zijn voor tal van chemische processen. Omega-6 vetzuren hebben onder andere invloed op de bloedstolling en het immuunsysteem. Oliën rijk aan Omega 6-vetzuren zijn zonnebloem-, saffloer- en sojaolie. Maximumgrenzen Voor EPA en DHA wordt in Frankrijk een maximumgrens (of dagelijks aanbevolen hoeveelheid) vastgesteld van ongeveer 2g/d. De Amerikaanse Food and Drug Administration beschouwt 3 g/d als een maximum. Boven die grens kan het voedingsbelang van de omega-3-vetzuren niet meer worden aangetoond. Het gaat hier niet om een veiligheidsgrens, dwz een hoeveelheid waarboven zich een gezondheidsrisico voordoet. De Hoge Gezondheidsraad meent dat het toenemend aantal voedingsmiddelen verrijkt met omega-3-vetzuren, ertoe zal leiden dat een onbekend percentage van de bevolking 100% van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid (RDA) zal overschrijden, rekening houdend met de verschillende verbruikte voedingsmiddelen op één dag. Daarom pleit de Hoge Gezondheidsraad voor een zeer duidelijke etikettering. d. Waar vind je Omega-3-vetzuren? Voeding ALA wordt van nature aangetroffen in o.m. groene bladrijke groenten als bv. spinazie, postelein, waterkers, peulvruchten. Andere bronnen zijn o.m. noten, lijnzaad, sojabonen en walnootolie, en daarvan afgeleide olie (koolzaad-, soja-, notenolie...), margarine, enz. Koolzaadolie wordt in België praktisch niet gebruikt. De beste bronnen van de lange EPA en DHA vetzuurketens zijn schaal- en schelpdieren, en vette vis, zoals sardines, verse tonijn, makreel, zalm, poon, forel, paling, en ansjovis. Kweekvissen, zoals zalm of forel, bevatten soms zeer veel maar soms ook zeer weinig omega3 vetzuren. De kwantiteit wordt bepaald door de hoeveelheid plantaardige oliën of visoliën waarmee ze gevoed werden. Volgens de Vlam (Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing) bedraagt het gemiddeld thuisverbruik van vis (verse zee- en zoetwatervis, viskroketten, gepaneerde vis, vis in bokaal of blik, diepvries) 7,2 kg per Belg per jaar. Indien week- en schaaldieren meegeteld worden, bedraagt het cijfer 10,6 kg per jaar. Rekent men er bovendien de visconsumptie op restaurant bij, dan komt men aan een gemiddelde van ong. 16 kg per Belg per jaar. Opgelet: Olie rijk aan omega-3 vetzuren brengen dus slechts één omega-3 vetzuur aan, alfa- linoleenzuur, tenzij er ook visoliën werden aan toegevoegd (bronnen van EPA en DHA) of algen (DHA). Daarom is de vermelding ‘omega-3’ op voedingsmiddelen niet erg duidelijk omdat hieruit onmogelijk kan afgeleid worden of er één of meerdere omega-3 vetzuren in aanwezig zijn. Het wordt nochtans alsmaar duidelijker dat de drie soorten omega-3 vetzuren (ALA, EPA en DHA) complementair zijn aan elkaar en tegelijkertijd in de voeding moeten aanwezig zijn. zie ook artikel : Aanbevelingen voor vis: eet meer vis Verrijkte voedingsmiddelen • Indirecte verrijking door het gebruik van lijnzaad of visolie in de dierenvoeding (in België o.m. toegepast voor eieren en melk) • Directe verrijking door het gebruik van ingrediënten of extracten die rijk zijn aan omega-3vetzuren (visolie). Dit wordt o.m. toegepast voor brood, melk, margarine, kaas, yoghurt, cacao, frisdrank, thee, koekjes,... In navolging van Frankrijk beschouwt de Hoge Gezondheidsraad dat: •een voedingsmiddel een “bron van omega-3-vetzuren” is zodra het 15 % van de RDA aan alfa-linoleenzuur (2 g/dag) of DHA (0,12 g/dag) voor de volwassen man bevat per 100 g, of 100 ml of 100 kcal; •een voedingsmiddel “rijk aan omega-3-vetzuren” is zodra het 30 % van de RDA aan alfalinoleenzuur of DHA voor een volwassen man per 100 g, of 100 ml of 100 kcal bevat. Bovendien moet het verband tussen linolzuur en de omega-3 vetzuren (ALA, EPA en DHA) kleiner of gelijk zijn aan vijf. De minimale aanbevolen hoeveelheid wordt steeds uitgedrukt in verhouding tot 100 g product (of 100 ml of 100 kcal). Dit is niet altijd relevant, zeker in geval er een aanzienlijk verschil kan zijn tussen de geconsumeerde portie en 100 g van het product. Zo kan en mag een smeermargarine wel de bewering “bron van omega-3 vetzuren” dragen, maar wanneer daarvan slechts 10 g op twee sneetjes brood gesmeerd wordt, dekt dit slechts 1.5 % van de ADH, wat vanuit voedingsoogpunt quasi van geen betekenis is. Om het aandeel van een voedingsmiddel als ‘eerlijke’ bijdrage tot de omega-3 vetzuren behoefte te aanzien is het daarom raadzaam de hoeveelheden tot hun werkelijk geconsumeerde porties terug te brengen. De Hoge Gezondheidsraad stipt ook aan dat de verrijking met omega-3-vetzuren niet betekent dat de voedingsmiddelen heilzaam zijn, aangezien ook rekening moet worden gehouden met de andere bestanddelen van het voedingsmiddel, en meer in het bijzonder met de verzadigde vetzurensamenstelling, het voedingscholesterol en mono- of disacchariden. Toevoeging van omega-3 vetzuren aan volle melk en boter, zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een verhoogd verbruik van deze producten en dus een verhoogde consumptie van verzadigde vetzuren, wat ongunstig is op cardiovasculair vlak. Daarom mogen alleen produkten waarvan de vetten minder dan eenderde van de totale energiewaarde vertegenwoordigen, de vermelding dragen “draagt bij tot het herstellen van het evenwicht met betrekking tot de omega-3 vetzuren”. Voor producten die meer vet bevatten, mag deze bewering enkel gebruikt worden wanneer het aandeel van de verzadigde vetzuren beperkt is (max. 30 % van de vetzuren). Om een weldoend effect van een goede cardiovasculaire werking op te eisen, mag een voedingsmiddel bovendien niet meer dan 150 mg cholesterol per 100 g of ml bevatten. zie ook artikel : Gezondheidsbeweringen van voedingsmiddelen zie ook artikel : Aanbevelingen voor vitaminen zie ook artikel : Algemene opmerkingen ivm de aanbevelingen van de hoge Gezondheidsraad e. Zijn Omega-3-vetzuren veilig? Hierbij moeten twee aspecten bekeken worden: • Enerzijds de mogelijke aanwezigheid van schadelijke produkten (zoals PCB’s, dioxines, PAK’s, zware metalen, enz.) in vis en visafgeleiden, en in andere bronnen van omega-3vetzuren. • Anderzijds het feit dat omega-3-vetzuren omwille van hun structuur bijzonder gevoelig zijn voor degradatiereacties. Zowel bij winning, raffinage, verdere verwerking, alsook bij voedselbereiding dienen voorzorgen genomen om deze te beperken. Dit kan door opwarming en contact met zuurstof zoveel mogelijk te vermijden. Contaminanten Rekening houdend met de kennis over het verbruik van vis in ons land en de aanwezigheid van contaminanten, adviseert de Hoge Gezondheidsraad twee visconsumpties per week, waaronder één keer vette vis (inclusief gekweekte zalm). Wel verdient het de voorkeur om afwisselend verschillende soorten vis te eten. Tonijn (vers of blik) mag maximaal één keer per week gegeten worden door zwangere en lacterende vrouwen , en kleine kinderen omwille van de (mogelijke ) aanwezigheid van methylkwik. Dit geldt nog meer voor roofvissen zoals haai, zwaardvis en marlijn, maar die worden weinig verbruikt. De consumptie van vis, vooral paling, afkomstig van de sportvisserij wordt afgeraden omwille van de globale contaminantenproblematiek. Dit geldt zeker voor kinderen en zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven. Visolie, een bron van EPA en DHA, wordt uit visweefsel gewonnen. Ook algen vormen een bron van omega-3 vetzuren. Verder worden verschillende oliezaden (lijnzaad, koolzaad, soja e.a) aangewend als bron van omega-3 vetzuren. Door een aangepaste raffinage kan de hoeveelheid contaminanten aanzienlijk verlaagd worden. De vorming van transvetzuren dient zoveel mogelijk vermeden te worden bij de technologische processen, inclusief de distributie en de bereiding van voeding. Gezien de grote gevoeligheid voor afbraakreacties , onder meer oxidatie (het ‘rans’ worden), moet hieraan bij produktie, verwerking en bewaring de nodige aandacht besteed worden. Geïsoleerde vetten en oliën, ondermeer in capsules, zijn meer gevoelig voor oxydatie. Sommige onderzoekers denken dat een dagelijkse inname van visolie in de vorm van capsules de oxidatie van LDL-cholesterol in het lichaam kan bevorderen. Dit zorgt voor ophoping van cholesterol in de aderen. Om tegen te gaan dat de visolie in de capsules rans wordt, wordt er vaak vitamine E aan deze capsules toegevoegd. Volgens de Hoge Gezondheidsraad moet de producent verplicht worden om de nodige voorzieningen te treffen om het product tegen afbraak te beschermen, en de aanwezigheid van contaminanten zoveel mogelijk te beperken. zie ook artikel : Aanbevelingen voor vis: eet meer vis zie ook artikel : Ongezonde transvetzuren f. Aanbevelingen Bij de herziening 2003 van de voedingsaanbevelingen voor België, heeft de Hoge Gezondheidsraad volgende aanbeveling gedaan: • voor de omega-3-vetzuren in hun geheel: van 1,3 tot 2 % van de totale energiebehoefte • alfa-linoleenzuur: meer dan 1 % van de totale energiebehoefte • DHA + EPA: meer dan 0,3 % van de totale energiebehoefte Voor de omega-6-vetzuren werd een toevoer aanbevolen van 4 tot 8 % van de totale energiebehoefte. Dit brengt de verhouding omega 6/omega-3 op 4,0 tot 6,1. In haar nieuwe rapport over Omega-3-vetzuren komt de Hoge Gezondheidsraad tot het besluit dat een verhoging van de meervoudig onverzadigde omega-3-vetzuren kan aanbevolen worden. Tegelijk moet de inname van meervoudig onverzadigde omega-6vetzuren verminderen om de verhouding omega-6/omega-3 te verminderen. Voor patiënten met een cardiovasculaire aandoening, beveelt de Hoge Gezondheidsraad aan om, naast een hogere visconsumptie, ook capsules met EPA + DHA te gebruiken. Ook voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, zijn supplementen aangewezen. Gezonde volwassenen Visconsumptie: 2 maal per week (bij voorkeur vette) vis van verschillende soorten, zoals zalm, haring of makreel. Het verbruik van commercieel bereide gebakken vis in restaurants en onder diepgevroren vorm moet worden vermeden, aangezien deze slechts kleine hoeveelheden omega-3vetzuren bevatten en een te grote hoeveelheid transvetzuren. Olie: Voor de meervoudig onverzadigde omega-3-vetzuren van plantaardige oorsprong (ALA), wordt het gebruik aanbevolen van soja- en/of koolzaadolie, of van oliemengsels die omega3-vetzuren en enkelvoudig onverzadigde vetzuren (olijfolie) bevatten. Hartpatiënten Visconsumptie: dagelijks een portie vette vis van verschillende soorten of beurtelings supplementen (zie verder). Bedoeling moet zijn om ong. 900 mg EPA+DHA per dag in te nemen. Supplementen: dagelijks capsules van 1g zalmolie (EPA + DHA), beurtelings afgewisseld met vis (zie hoger). Voedingsmiddelen verrijkt met ALA en/of EPA + DHA: verbruik in functie van de totale vettoevoer. Voor patiënten met diabetes, sommige kankers, chronische aandoeningen van het maagdarmkanaal en auto-immuunziekten, blijven de wetenschappelijke argumenten ontoereikend en kan volgens de Hoge Gezondheidsraad geen specifieke aanbeveling geformuleerd worden. Zwangere vrouwen & borstvoeding • Tijdens de zwangerschap en de borstvoeding wordt aanbevolen om de energietoevoer te verhogen (ongeveer 15% na de 12de week van de zwangerschap en 20 tot 25% tijdens de borstvoeding), zonder de samenstelling van hun voeding te veranderen voor zover deze evenwichtig was. • De toevoer van linolzuur (omega-6) benadert hier 9 tot 11 g/d tijdens zowel de zwangerschap als de borstvoeding. • Om een verhouding linol-/linoleenzuur van 5 te behouden, moet de toevoer van linoleenzuur (ALA) ongeveer 2 g/d bedragen (1,8 tot 2,2 g). • Om de toevoer van DHA aan de foetus en de zuigeling, die borstvoeding krijgt, te vergemakkelijken, wordt aan de zwangere en lacterende vrouwen aanbevolen dagelijks ongeveer 250 mg te verbruiken. De inname van omega-3-vetzuren afkomstig van vis en visprodukten (DHA en EPA), gaat onvermijdelijke gepaard met de inname van ongewenste derivaten, zoals PCB’s en dioxine. Daarom mogen bepaalde producten (vooral vis) slechts beperkt worden verbruikt. Daarom raadt de Hoge Gezondheidsraad aan om supplementen te gebruiken die geen schadelijke PCB’s bevatten. Dergelijke producten bestaan in de vorm van geneesmiddelen (capsules, oliën in geneesmiddelenflesjes,...). Hun zuiverheid moet zowel gecontroleerd als gecertificeerd worden door de fabrikant en worden nagegaan door de gezondheidsoverheid. Opgelet : Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, gebruiken het best geen supplementen waarin van vislever gemaakte visolie is verwerkt, zoals levertraan. Die bevatten grote hoeveelheden vitamine A en D in. Deze zijn weliswaar onmisbaar, maar in grote hoeveelheden kunnen ze schadelijk zijn voor de ongeboren vrucht. Zuigelingen en kinderen De huidige aanbevelingen voor essentiële vetzuren voor zuigelingen zijn de volgende: • linolzuur (omega 6): 2 tot 5% van de totale energietoevoer. Een hogere toevoer (meer dan 5%) linolzuur is niet wenselijk, evenmin als een hoge toevoer van andere omega 6 vetzuren (totaal, maximum 10% van de energie). • linoleenzuur (omega 3): minstens 0,5 tot 1,5% van de energie voor. Voor alle meervoudig onverzadigde vetzuren (omega 3 en omega 6) zou een verhouding van 15% van de totale energie niet mogen overschreden worden. Daaruit leidt de Hoge Gezondheidsraad af dat de aanbeveling van omega-3-vetzuren voor zuigelingen moet herzien worden, en verhoogd tot minstens 2% van het totale energieverbruik. Premature zuigelingen Een toevoeging van DHA/EPA aan de melkproducten voor premature baby’s of pasgeborenen met een (zeer) laag gewicht is aanbevolen. Deze kunstmatige melk zou DHA en EPA als dusdanig (voorgevormde vetzuren) moeten verstrekken in welbepaalde hoeveelheden. Tijdig geboren zuigelingen De noodzaak om DHA en EPA (in de vorm van voorgevormde vetzuren) toe te voegen aan de voeding van tijdig geboren kinderen, is niet bewezen. Het is niet schadelijk, maar het kan worden beschouwd als een overbodige luxe. Jonge kinderen Een evenwichtige voeding met een gevarieerd maar verhoogd verbruik van omega-3vetzuren zoals linoleenzuur na de leeftijd van 2-3 jaar is wenselijk. Volgens de Voedingsaanbevelingen van 2003 zou de voeding voor kinderen ouder dan 1 jaar volgende hoeveelheden N-“ vetzuren moeten bevatten (in % van de energiebehoefte): - LNA: 0,45-1,50 - DHA: 0,10-0,40 - EPA: 0,05-0,150 Deze doelstelling moet vooral gerealiseerd worden door kinderen vanaf de prilste leeftijd goede eetgewoonten aan te leren, via het verbruik van zorgvuldig geselecteerde vissoorten en oliën of vetstoffen. Het volledige rapport van de Hoge Gezondheidsraad ‘Aanbevelingen en beweringen betreffende Omega-3-vetzuren’ is te raadplegen op: www.health.fgov.be/CSH_HGR/Nederlands/lijstvanadvies_en_brochures.htm