Het gebruik van voeding in al zijn vormen vindt zijn oorsprong in de

advertisement
Het gebruik van voeding in al zijn vormen vindt zijn oorsprong in de klassieke celwetenschap,
de cytologie ofwel celbiologie. De eerste publicaties op het gebied van de structuur van de
cel dateren uit de 17e eeuw en staan op naam van de Nederlander Antoni van
Leeuwenhoek. Van Leeuwenhoek, oorspronkelijk een stoffenhandelaar, ontwierp in eerste
instantie een aantal loepen om zijn stoffen op microniveau te kunnen onderzoeken. Deze
loepen heeft hij daarna verder ontwikkeld tot de eerste microscoop waarmee o.a. de
aanwezigheid van bloed in capillairen en spiervezels konden worden aangetoond.
Pas veel later stelde Theodor Schwann dat al het leven opgebouwd is uit één of meer cellen;
dit is het werkelijke begin van de cytologie en later de histologie. Histologie is de wetenschap
van celstructuren binnen een bepaald weefsel. Denk daarbij aan neuronaal weefsel met
haar neuronen en gliacellen, bindweefsel met fibroblasten en fibroclasten, enz.
Basaal zijn cellen gelijk (afbeelding 1). Een membraan, plasmamembraan, omvat een groot
aantal organellen (micro-organen) die zwemmen in het zogenaamde cytosol/cytoplasma.
Al deze organellen hebben een specifieke functie en anatomie. De belangrijkste onderdelen
van een cel zijn:
•
•
•
•
•
•
De celkern, waarin het chromatine (DNA) zich bevindt
Ribosomen (vorming van proteïnen)
Mitochondriën (productie van energie)
Endoplasmatisch reticulum (activatie en afbraak van proteïnen)
Cytoplasma (milieu waarin alle organellen drijven)
Golgi-apparaat (postkantoor)
Afbeelding 1
Dierlijke cel.
Afbeelding 2
Plantaardige cel.
De plantaardige cel (afbeelding 2) verschilt van de dierlijke cel door de aanwezigheid van
chloroplasten, organellen waarin de voor alle levende organismen op aarde zo belangrijke
fotosynthese plaatsvindt. Fotosynthese is het proces van omzetting van kooldioxide en water
in glucose en zuurstof (afbeelding 3). De energiebron voor dit proces is zonlicht.
Voeding in de juiste vorm en hoeveelheid kan dienen als basis voor therapie. In heel veel
voedingsmiddelen bevinden zich actieve substanties die door de juiste combinatie een
potent medicijn kunnen leveren.
Voedingsmiddelen bevatten biologisch actieve substanties die in staat zijn om verschillende
processen in het menselijk lichaam te beïnvloeden. Vaak is echter de hoeveelheid actieve
stof binnen één middel niet voldoende om een significant effect te bewerkstelligen.
Combinatie van verschillende voedingsmiddelen met dezelfde werking genereert recepten
die beschouwd kunnen worden als algemeen medicijn. Specifieke effecten kunnen behaald
worden door deze recepten verder te combineren met voedingssupplementen en
fytotherapeutica. Voeding, fytotherapeutica en voedingssupplementen zijn de belangrijkste
therapiepeilers binnen de nutritionele geneeskunde.
Jaren van onderzoek door onszelf en de laboratoria waarmee we samenwerken (Onder
andere Loren Cordain van de Colorado University en Frits Muskiet, Universiteit van Groningen)
hebben geleid tot een basaal voedingsconcept gebaseerd op de genetische achtergrond
van de Homo sapiens. Dit concept wordt door Cordain “the paleodiet” genoemd, terwijl in
Nederland de term “oerdis” wordt gebruikt. Beide termen verwijzen naar de voeding die zo
dicht mogelijk staat bij de manier van eten van Homo sapiens toen hij nog jager-verzamelaar
was. Wij kiezen voor een term die het oereten mogelijk maakt in onze huidige omgeving:
Moderne oorsprongsvoeding (MOV). MOV probeert met moderne voedingsmiddelen de
noodzakelijke verhouding van niet alleen macro-, maar ook micronutriënten te bereiken,
waarbij noodzakelijk gerelateerd wordt aan de uitvoering van de normale functie van het
oeroude genoom en aldus voor optimale epigenetische stabiliteit (Fenech 2008, Cordain
1999).
Homo sapiens sapiens kent een evolutionair verleden waarin zijn voorouders een
herseninhoud toonden die net zo groot was als die van de meest verwante primaat, de
chimpansee (Crawford 2006). De verschuiving naar de inname van meer vis en vlees, rijk aan
“hersenselectieve” vetzuren, heeft gezorgd voor vergroting van de hersenvolume en
daarmee voor de ontwikkeling van de mens. Daarom wordt vis binnen de OG en KPNI
beschouwd als basis van het concept voeding als medicijn. De meest bekende actieve
substanties in vis zijn de omega-3-vetzuren DHA en EPA. Zoetwatervis bevat daarnaast
arachidonzuur (AA). Deze drie vetzuren zijn essentieel voor een ontelbaar aantal functies
binnen het menselijk lichaam. Zo maken DHA en AA deel uit van de celmembraan van alle
cellen, en worden uit DHA, EPA en AA stoffen gemaakt die zorgen voor regulatie van o.a. de
slaap, ontstekingsreacties en vele hersenprocessen. Een gezonde celmembraan (= juiste
samenstelling van de fosfolipiden die de celmembraan vormen) zorgt voor een optimale
communicatie tussen de extra- en intracellulaire ruimte en de cel-cel-communicatie. Twee
processen die het platform zijn van gezondheid. Oorsprong-voeding in de moderne
maatschappij is niet makkelijk. De eigenlijke paleovoeding is laag in vitamine D en calcium,
terwijl het eten van veel vis en vlees gepaard gaat met inname van (jammer genoeg) grote
hoeveelheden toxinen (vooral in vis) en linolzuur (vooral in graangevoed vlees). Misschien zou
het daarom beter zijn om te praten over de inname van functionele voeding, c.q. het
gebruik van voedingssupplementen die de noodzaak voor omega-3-vetzuren, vitamine D,
calcium en andere kunnen afdekken. Het lijkt erop dat deze aanpak niet alleen de
gezondheid kan verbeteren, maar ook het milieu beter beschermt en een grote hoeveelheid
geld kan besparen binnen de gezondheidszorg (Jew 2009).
Buiten de fysiologische effecten van de vetzuren in vis, kunnen deze substanties gebruikt
worden als medicijn met een farmacologische werking die de laatste jaren in kaart is
gebracht (Pruimboom 2008). EPA en DHA zijn bijvoorbeeld in staat om cyclo-oxigenase 2
(COX-2) en lipoxigenase 5 (LOX-5) dosisafhankelijk te remmen, c.q. te reguleren. Remmingregulatie van COX-2 en LOX-5 geeft aanleiding tot de activatie van het proces van
resoleomics. Resoleomics (Pruimboom 2008, Serhan, 2008) is het proces van zelfregulerend
anti-inflammatoir vermogen via de productie van lipoxinen, neuroprotectinen en resolvinen,
stoffen die geproduceerd worden uit AA (lipoxinen = stopsignaal), DHA (resolvinen = stop- en
checksignalen) en EPA (protectinen = stop- en checksignalen). Daarmee hebben AA, EPA en
DHA een meerwaarde boven het gebruik van medicinale COX-2-remmers, NSAID´s, stoffen
die COX-2 remmen/blokkeren en daarmee de productie van stopsignalen (het werkelijke
einde van een ontsteking) tegengaan. COX-2-remmers combineren met resoleomics kan in
de eerste behandelfase geïndiceerd zijn. NSAID´s blussen de eerste brand terwijl de
resoleomics het ontstekingsproces tot een succesvol einde brengen. NSAID´s kunnen verder
gesubstitueerd worden door natuurlijke COX-2-remmende stoffen waarvan de werking is
aangetoond minstens op het gebied van het werkingsmechanisme. Voorbeelden zijn
knoflook, tijm, oregano, geelwortel en koriander (Ban 2009, Elango 2004)
Een stof uit o.m. artisjokken, silymarine, heeft naast de ontstekingsremmende werking een
positief effect op de ontgiftigingscapaciteit van de lever. Voeding als medicijn voor mensen
die lijden aan ontstekingsziekten zoals reuma of depressie bestaat dan uit het gebruik van de
combinatie knoflook, vette vis en artisjok. Een combinatie die, om effectief te zijn, minimaal 5
keer per week opgenomen dient te worden binnen de dagelijkse voeding.
Download