Kalksteen; Sakkara; ca. 1325-1310 v. Chr. (18e dynastie) Maya en Merit dragen hier typisch Nieuwerijkse kleding. Beiden dragen een tuniek, een gewaad zonder mouwen dat is te herkennen aan de ronde halsopening met een split aan de voorkant. Merit draagt daaroverheen een omslagjurk, bestaande uit een grote doek die over één schouder loopt, rond haar middel, en daarna is vastgeknoopt onder de borsten. Maya draagt net zoals zijn ambtenaren een grote lendendoek over zijn tuniek. 9.Huisraad uit Shokan Diverse materialen; Shokan; ca. 100-400 na Chr. (Meroïtische periode) Deze huisraad komt uit een dorp in Nubië. Het grote, grof afgewerkte object is een weefgewicht. Dit soort gewichten werd gebruikt in een gewichtengetouw om de verticaal hangende schering strak te houden. Een dergelijk weefgetouw werd in deze periode veel gebruikt in het Middellandse Zeegebied. Naast het weefgewicht liggen drie spinklosjes die onderdeel waren van spintollen, maar waarvan de bijbehorende houten stokjes niet bewaard zijn gebleven. De overige twee objecten zijn waarschijnlijk gebruikt voor textielproductie, maar we weten niet zeker wat hun exacte functie was. 07 08 8.Grafreliëf van Horemheb Kalksteen; Sakkara; 1333-1319 v. Chr. (18e dynastie) Egyptenaren vonden het erg belangrijk om zichzelf te onderscheiden van buitenlanders. Op veel afbeeldingen van buitenlanders wordt daarom benadrukt hoe anders ze er uitzagen. Ze dragen bijvoorbeeld felgekleurde (wollen) kleding. Ook de buitenlandse gevangenen die hier zijn afgebeeld dragen een heel ander soort kleding dan hun Egyptische bewakers. 09 10 10.Lijkwade Linnen; Thebe; 1070-945 v. Chr. (21e dynastie) Textiel speelde niet alleen een belangrijke rol tijdens het leven, maar ook erna. Wie het zich kon veroorloven, werd na de dood zorgvuldig in linnen windselen en soms in een lijkwade gewikkeld. Vaak vulde men een deel van de lichaamsholtes, waaruit de organen waren verwijderd, met proppen textiel. 11.Paneel van een canopenkist 13. Koptisch textiel Hout; herkomst onbekend; ca. 0-200 na Chr. (Romeinse keizertijd) Vanaf de Ptolemeïsche periode (300 v. Chr.) werd naast linnen ook wollen kleding gedragen, waarschijnlijk ingevoerd door de Grieken. Wol laat zich veel makkelijker verven dan linnen, waardoor kleding vanaf dat moment meer kleur heeft. In de hierop volgende Romeinse periode werd kleding in R ­ omeinse stijl - een tuniek met twee verticale strepen (clavi) en een mantel - populair. Mannen droegen meestal een witte tuniek met paarse of rode clavi, terwijl vrouwen in allerlei kleurencombinaties zijn afgebeeld. Het lijkt er wel op dat veel vrouwen een voorkeur hadden voor een roze tuniek met paarse clavi, waarschijnlijk omdat deze kleuren met een dure kleurstof werden gemaakt. 11 12 12.Tempelbeeld van Isis Dioriet; herkomst onbekend; ca. 200 v. Chr. (Ptolemaeëntijd) Dit standbeeld toont de godin Isis in een typische Isis-jurk, te herkennen aan de knoop tussen de borsten. Het is bijna hetzelfde kledingstuk als gedragen door Merit alleen dan op een andere manier afgebeeld. Pas in de Ptolemeïsche periode werd deze jurk echt een symbool van de godin Isis. Opmerkelijk is dat de Egypte­ naren hun goden altijd afbeeldden in kleding die men in vroegere tijden droeg. Misschien komt dit doordat ze de goden als hun voorvaderen zagen en dus met ‘ouderwetse’ kleding associeerden. Textiel in het Wol; herkomst onbekend; ca. 500-800 na Chr. In Egypte is veel textiel gevonden dat dateert uit de latere Byzantijnse en islamitische perioden.Textiel uit deze perioden heeft vaak mooie versieringen in tapisserietechniek. Helaas zijn deze weefsels vaak opgegraven in het begin van de vorige eeuw en is er toen meestal niet geregistreerd waar ze precies gevonden zijn. Omdat er zo veel van werd opgegraven, knipte men bovendien vaak de decoratieve delen uit het complete kledingstuk waarna de rest werd weggegooid. Themawandeling over Oude de Egyptische afdeling Egypte 13 Kwaliteit en kleur Uit oude teksten weten we dat er minstens vier verschillende kwaliteiten linnen bestonden: sšr-nsw: koninklijk linnen, šm‘ nfr: fijne dunne stof, šm‘: dunne stof, en n‘‘: gladde stof. Vlasvezels zijn erg moeilijk om te verven, vaak werden alleen een paar streepjes of banden rood of blauw geverfd. Van nature kan vlas een licht groene, roze, gele of witte tint hebben. Stoffen werden vaak gebleekt, bijvoorbeeld door ze na het wassen in de zon te laten drogen. Teksten: C.T. Rooijakkers, AIO Universiteit Leiden en medewerker Textile ­Research Centre Wilt u op de hoogte blijven van de activiteiten van het Rijksmuseum van Oudheden? Meld u dan aan voor de nieuwsbrief op www.rmo.nl. © Rijksmuseum van Oudheden 2010, wijzigingen voorbehouden. 7.Maya en Merit Textiel in het Oude Egypte De themawandeling start op de begane grond, direct na de glazen deuren rechts. 1. Palet van koning Narmer (replica) Origineel in Kaïro; vindplaats Hiërakonpolis; ca. 3000 v. Chr. (begin 1e dynastie) In het oude Egypte had men andere ideeën over het lichaam bedekken dan nu. In het Oude Rijk en het Midden­ rijk droegen zowel mannen als vrouwen vaak alleen een omgeslagen doek of een lendenschort, later kwam er meer variatie. Mannen droegen bijna altijd een lendendoek die de genitaliën bedekte, vanaf het Nieuwe Rijk zelfs onder of over hun tuniek. Bij vrouwen zijn vaak wel de borsten zichtbaar op afbeeldingen. 3. Mertites en Chennoe Kalksteen; Sakkara; 2465-2323 v. Chr. (5e dynastie) Deze vrouwen dragen een jurk bestaande uit een doek die om hun lichaam gewikkeld is, met twee banden over hun borsten en schouders. Aan de onderkant van de jurk van de rechtervrouw zijn nog sporen te zien van een versiering, die er op lijkt te duiden dat ze een jurk van kralen over haar linnen omslagdoek heen droeg. In de mummiezaal is een mummienet te zien met een vergelijkbare kralenstructuur. Kinderen werden bijna altijd naakt afgebeeld, zoals ook hier het jongetje rechts. 5.Spoel en spintol Spinnen Herkomst en datering onbekend Het object rechts is een spintol. Tijdens het spinnen hing die andersom, met het spinklosje (het gewicht) aan de bovenkant. De oude Egyptenaren draaiden de tol door hem over hun opgeheven bovenbeen te rollen en dan los te laten. Ze waren hier zo goed in dat ze zelfs met twee tollen tegelijk konden spinnen. De spoel (links) werd gebruikt bij het weven. Hierop werd de inslagdraad gewonden en tussen de scheringdraden door gehaald. De scheringdraden zijn de draden die op het weefgetouw zijn gespannen. De Egyptenaren stonden erom bekend dat ze heel fijne draden konden spinnen. Ze deden dit door de vlasvezels, nadat ze uit de stengel waren gestript niet direct te spinnen met een spintol, maar eerst één voor één met de hand aan elkaar te draaien. Twee van deze voorgesponnen draden werden vervolgens in elkaar gedraaid en daarna pas gesponnen met een spintol. Deze methode wordt ook wel splicing genoemd en is uniek voor faraonisch Egypte. Op het plaatje is een geknielde vrouw bezig met voorspinnen, terwijl de staande vrouw de draad verder spint met twee spintollen. © C. T. Rooijakkers 2005 01 02 Bij het oude Egypte denk je al snel aan piramides, farao’s en mummies. Maar hoe zag een Egyptenaar er eigenlijk uit? Er zijn veel faraonische afbeeldingen, maar de geven vaak een ideaalbeeld weer. Kleding werd bijvoorbeeld afgebeeld alsof die heel strak om het lichaam zat of doorzichtig was. In het droge zand van Egypte is gelukkig veel textiel bewaard gebleven, zodat we ook weten hoe de kleding er in het echt uitzag. Enerzijds was Egyptische kleding vaak simpel, ongekleurd en met minimale versiering, maar tegelijkertijd was Egypte vroeger al beroemd vanwege de hoge kwaliteit linnen die er geproduceerd werd. Deze route leidt langs een aantal objecten in de vaste opstelling die een verhaal vertellen over kleding en de productie van textiel in faraonisch Egypte en de daaropvolgende Ptolemeïsche, Romeinse en Byzantijnse periode. (van 3000 v. Chr. tot 800 n. Chr.). 2. Vlaszaden Herkomst onbekend; ca. 1550-1070 v. Chr. (?) (Nieuwe Rijk) De Egyptenaren droegen bijna alleen linnen kleding, ­gemaakt van vlas. Dit is niet vreemd, want linnen is een stof die koel en glad aanvoelt op de huid, snel droogt en zachter wordt met de tijd. Pas in latere perioden werd ­kleding ook van wol gemaakt. Op basis van een latere Griekse tekst van Herodotus wordt soms gesuggereerd dat er een taboe bestond op het dragen van wol. Vlas werd overigens niet alleen gebruikt om linnen mee te ­maken, de zaden werden ook uitgeperst voor de productie van lijnzaadolie. 03 04 4. Scène in de grafkapel van Hetepherachet Kalksteen; Sakkara; ca. 2400 v. Chr. (5e dynastie) Op het reliëf links binnen in deze grafkapel is te zien hoe arbeiders op het land werken en vlas ‘trekken’. Vlas werd namelijk niet afgesneden, maar met wortel en al uit de grond getrokken. De hoeveelheid stof die men droeg was vaak een teken van status, maar hing ook af van wat iemand op dat moment aan het doen was. Bij het jagen bijvoorbeeld droegen ook mannen uit de elite slechts een lendendoek. Alleen volwassenen uit de lagere klassen, zoals arbeiders en dienstmeisjes, werden soms naakt afgebeeld. 05 06 6. Pijlers uit het graf van Ptahmes Kalksteen; Sakkara; ca. 1250 v. Chr. (19e dynastie) Door de eeuwen kun je de hoeveelheid stof die de rijken droegen, zien toenemen. Hoe meer stof, hoe beter. De ­ambtenaren op de pijlers dragen een tuniek met daarover een grote lap stof die om hun heupen is geknoopt. Een ­uiteinde van de lap hangt in een enorme lus tot op de enkels. Linnen kreukt erg snel, maar de ribbels die je vaak in Egyptische kleding ziet, zijn er waarschijnlijk expres in gevouwen na het wassen, wanneer het linnen nog nat was. Detail van wandschildering in de tombe van Chnemhotep II; Beni Hasan, Middenrijk (2055-1650 v.Chr.) Weven Egyptisch textiel werd thuis of in een werkplaats op het landgoed van een rijke persoon gesponnen en geweven. In het Middenrijk weefde men op een horizontaal weefgetouw dat met pinnen in de grond was bevestigd. De twee vrouwen links op het plaatje weven op een dergelijk getouw. In het Nieuwe Rijk werd een verticaal weefgetouw gebruikt. Opmerkelijk is dat vanaf deze periode vooral mannen in plaats van voorheen exclusief vrouwen in de weverijen werkten.