Werkstuk over een land Jouw werkstuk moet gaan over een land. Het mag niet gaan over Nederland of het land waar jij, jouw ouders of jouw grootouders vandaan komen. Hoe maak je een werkstuk? 1. Kies een land Kies een land uit dat je interesseert en waar je veel over kunt vertellen. Natuurlijk mag je ook zo maar een land prikken. 2. Ga op zoek naar informatie - boeken (in de bibliotheek) - internet (je mag geen bestaande spreekbeurt/werkstuk gebruiken!) - informatie opvragen (telefoon, brief, bezoeken) Omdat je het over een land gaat houden, kun je bijvoorbeeld een e-mail sturen aan de ambassade van dat land. Op http://ambassade.startpagina.nl/ vind je een overzicht van buitenlandse ambassades in Nederland. Voorbeeld brief of email: Aan: ... adres postcode, plaats plaats, datum. Mijne dames en heren, Ik moet een werkstuk maken over een land en heb voor ......... gekozen. Ik wil u vragen of u voor mij (gratis) spullen heeft over het land, die kan ik gebruiken voor mijn werkstuk. Ik denk bijvoorbeeld aan folders, posters, de geschiedenis, een landkaart, enzovoort. Alvast hartelijk bedankt! Hoogachtend, Jouw naam + achternaam adres postcode, plaats Let op: Het kost vaak veel tijd voor dat je antwoord krijgt. Stuur deze brief direct op, zodra je een keuze hebt gemaakt! 3. Zoek naar plaatjes en materiaal Neem plaatjes van boeken, tijdschriften, posters, een landkaart, enz. Ook is het leuk om echte voorwerpen te laten zien. 4. Schrijf je werkstuk 5. Laat je werkstuk regelmatig controleren door de meester. 6. Nog enkele tips - Een werkstuk mag je niet van het internet afhalen. Alle werkstukken worden gecontroleerd. - Schrijf geen boeken over maar gebruik je eigen woorden. - Zoek moeilijke woorden op in het woordenboek en zet de betekenis erbij. - Let op de spelling - Je kunt je werkstuk het beste uittikken of uitprinten, zodat het netjes en leesbaar is. - Haal geen complete werkstukken van het internet, daar kom ik zo achter. - Probeer een paar mooie plaatjes in je werkstuk te zetten. Je mag ze ook kopiëren, maar ook zelf tekenen. Zo moet je werkstuk ingedeeld worden: Voorblad Mooie tekening of foto over het onderwerp met je naam en het onderwerp. blz.1: Voorwoord Dit schrijf je als eerste. Je vertelt waarom je dit onderwerp hebt gekozen. blz.2. Inhoudsopgave Deze maak je als laatste. Hier schrijf je op welke bladzijde welk hoofdstuk staat. blz.3. Inleiding Dit schrijf je als je hoofdstukken klaar zijn. Het is een korte samenvatting van je werkstuk. Je maakt de lezer nieuwsgierig om je verhaal te lezen. Hierna komen alle hoofdstukken. Je schrijft de titels van alle hoofdstukken op. Het is slim elk hoofdstuk op een nieuwe bladzijde te beginnen: blz. ... Hoofdstuk ... “titel” blz.?. Nawoord Hier vertel je hoe je het werkstuk hebt gemaakt. Waar heb je naar informatie gezocht. Kon je het makkelijk vinden? Waar heb je lang naar gezocht? Enzovoorts. blz.?. Bibliografie Hier maak je een lijst van alle gebruikte boeken, tijdschriften en websites je hebt gebruikt. Als je het goed wilt doen, zet je het jaartal, de plaats en de uitgeverij erbij (in het voortgezet onderwijs wordt dit verplicht!) voorbeeld: 1. N. Harris - Het dagelijks leven in het oude Egypte - 1994, Harmelen, uitgeverij Ars Sribendi bv. http://www.egypte.nl laatste bladzijde Blad zonder tekst. Hier mogen wel mooie plaatjes komen. Hoofdstukken (voorbeeld) Hoofdstuk 1: Algemene informatie - Wat is de hoofdstad? Hoe worden de inwoners genoemd? Zijn er provincies? Welk geld gebruiken ze? Hoeveel inwoners heeft het land? Hoe groot is het land? De vlag Hoe heet de baas (president, koning, emir, ...) van het land? Hoofdstuk 2: De geschiedenis - Hoe komt het land aan z’n naam? Was het land vroeger een kolonie? Had het land vroeger koloniën? Welke oorlogen heeft het land gehad? Hoofdstuk 3: Geografie - Waar ligt het land? Wat zijn de buurlanden? Wat is het klimaat? Welke grote steden zijn er? Zijn er grote bergen, rivieren, meren, woestijnen, eilanden, vulkanen? Welke dieren, bomen, planten leven er? Hoofdstuk 4: Economie - Is het land rijk of arm? Hoe verdient het land geld? Welke grondstoffen zitten er in de bodem? Hoe wordt de bodem gebruikt (landbouw?) Welke grote bedrijven zijn er? Hoe heet het geld? Komen er veel toeristen? Zo ja, waarvoor komen die toeristen? Hoofdstuk 5: De cultuur - Welke godsdiensten zijn er in het land? Welke talen worden gesproken? Welke bevolkingsgroepen zijn er in het land? Welke gewoontes hebben de mensen? Waar leven de mensen? Wat eten de mensen? Welke sporten zijn populair? Wat voor muziek maken de mensen? Welke beroemde mensen komen uit het land? Het is niet de bedoeling dat je deze vragen gaat beantwoorden. Kies een paar onderwerpen uit en vertel daar heel veel over. Natuurlijk mag je het ook hebben over dingen die niet in dit lijstje staan.