over oncotherapie adverteren contact Oncotherapie, opiniërend platform voor oncologen home opinie service vaknieuws medicatiebewaking een Care4Cure uitgave redactieraad Naam: Titel: Opinie Zoeken R. Debets dr. afmelden terug naar de index (Advertentie) zoek (Advertentie) Immuuntherapie: de doorbraak is er, nu de controle nog Het jaar 2013 wordt gemarkeerd door klinische successen voor immuuntherapie gericht tegen tumoren. Het gerenommeerde wetenschappelijke vakblad Science spreekt zelfs van breakthrough of the year.(1) Chemotherapie kwam in opmars in de jaren zestig, gevolgd door gerichte therapie met kinase remmers en antistoffen vanaf de jaren negentig, 29 juni 2014 Dr. R. Debets Erasmus MC Gerelateerde artikelen PD-1-antilichamen, een ve... Ontwikkelingen in immunoc... Zevalin®: plaatsbepaling ... Revisie van de Internatio... en het lijkt dat immuuntherapie de volgende ontwikkeling vormt. Voorspellingen gaan zover dat in de komende 10 jaren immuuntherapie zal worden toegepast bij meer dan de helft van alle patiënten met tumoren, inclusief de moeilijk te behandelen tumoren, en goed zal zijn voor een markt van miljarden euro's.(2) U vraagt zich wellicht af, is dit een reële voorspelling? In dit artikel tracht ik achtereenvolgens de resultaten, uitdagingen en toekomst van deze nieuwe vorm van therapie in perspectief te plaatsen. Wat bedoelen we met immuuntherapie? En welke ontwikkeling kreeg zoveel nieuwswaarde? Immuuntherapie is een behandeling gericht op verbetering van de immuunrespons in dit geval tegen tumoren. Er is een jarenlange inspanning geleverd door vele onderzoekers om de biologische interactie tussen immuuncellen en tumorcellen in kaart te brengen. Deze zorgvuldige ontrafeling liet zien dat de activatie van Tlymfocyten, met name de CD8-positieve killer cellen, resulteert in een potente antitumor respons. De vertaling van deze ontrafeling naar klinische toepasbaarheid verliep via twee routes, namelijk toediening van antistoffen en adoptieve T-cel therapie, schematische geïllustreerd in Figuur. Verstuur naar collega E-mailadres van uw collega verstuur T-lymfocyten herkennen antigenen via hun T-cel receptor, echter zijn voor volledige activatie afhankelijk van aanvullende signalen (T-cel co-signalering). Deze aanvullende signalen verlopen via een scala aan moleculen op het oppervlak van Tlymfocyten, zowel co-inhibitoire als co-stimulatoire moleculen (zie Figuur 1A). De coinhibitoire moleculen CTLA4 (Cytotoxic T Lymphocyte Antigen 4) en PD1 (Programmed Death) zijn effectieve remmers van T-cel activiteit en het blijkt dat wanneer T-lymfocyten aanwezig zijn in tumoren, deze moleculen vaak verhoogd tot expressie komen. Remming van deze moleculen met antistoffen, en dus het vrijgeven van geactiveerde T-lymfocyten, is hetgeen resulteerde in klinische doorbraak (het remmen van een remmer geeft immers stimulatie). De onderzoeksgroepen van Mario Sznol (Yale Cancer Center, New Haven, CT) en Antoni Ribas (UCLA, Los Angeles, CA) hebben antistoffen gericht tegen CTLA4 (ipilimumab van Bristol-Myers Squibb) en PD1 (nivolumab van BMS; en pembrolizumab van Merck) getest in vele honderden melanoompatiënten, en rapporteerden een objectieve respons in tot wel 40% van de patiënten.(3-5) Een respons die met standaard chemotherapie (waaronder Dacarbazine) niet boven de 10% uitkomt. Zonder twijfel indrukwekkend zijn de bevindingen dat responsen meestal langer duren dan 1 jaar, en dat duidelijke responsen waarneembaar zijn voor zeer moeilijk te behandelen tumoren zoals niercel en longcarcinomen. Behalve het activeren van endogene T-lymfocyten, kunnen T-lymfocyten ook eerst uit de patiënt geïsoleerd worden, in het laboratorium worden geactiveerd en daarna worden teruggegeven aan dezelfde patiënt (zie Figuur 1B). Deze zogenaamde adoptieve T-cel therapie kende haar eerste successen met de toediening van Tlymfocyten geïsoleerd uit tumoren (Tumor Infiltrerende Lymfocyten, TIL), waarmee het laboratorium van Steven Rosenberg (NCI, Bethesda, MD) de behandeling van een honderdtal melanoompatiënten heeft ingezet.(6) Patiënten werden overwegend voorbehandeld met chemotherapie, en transfer van TIL leidde tot een objectieve respons in meer dan 50% van de patiënten en een langdurige complete respons in ongeveer 20% van de patiënten. Deze therapie is inmiddels overgenomen door meerdere centra met vergelijkbare resultaten (Sheba hospital in Tel Hashomer, Israel; en Herlev hospital in Kopenhagen, Denemarken). Een meer recente variant van TIL therapie is de toediening van uit bloed afkomstige T-lymfocyten die genetisch gemodificeerd zijn. Door genetische modificatie brengen T-lymfocyten een receptor op hun oppervlak waardoor deze cellen de tumor kunnen herkennen. Deze genetisch geïntroduceerde receptoren vallen in 2 groepen uiteen: antistofgebaseerde receptoren (Chimere Antigeen Receptoren, CAR) of T-cel receptoren (TCR).(7-10) Noemenswaardig zijn de resultaten van de onderzoeksgroep van Carl June (University of Pennsylvania, Philadelphia, PA) die gebruik maakte van een CAR gericht tegen CD19, een merker aanwezig op leukemische B cellen, en die genetisch voorzien is van co-stimulatie.(7,8) In een kleine honderd patiënten met leukemie, inclusief kinderen, bewerkstelligde deze CAR T-cel therapie complete remissies in zo'n 60% van de patiënten. Andere groepen, waaronder die van Michel Sadelain (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York, NY), hebben deze resultaten kunnen bevestigen. Ook de eerste resultaten met TCR T-cel therapie gericht tegen het Cancer Testis Antigeen NY-ESO-1 in kleine aantallen patiënten met melanoom of synoviaal sarcoom laten een indrukwekkende respons zien in 45% of meer van de patiënten.(10) Wat zijn de huidige uitdagingen voor immuuntherapie? T-lymfocyten zijn klaarblijkelijk zeer potent in het opsporen en vernietigen van probleemcellen. Echter, deze zelfde potentie waarschuwt voor schade aan gezond weefsel. Normaliter zorgen co-inhibitoire moleculen ervoor dat T-lymfocyten, nadat ze hun werk gedaan hebben, ‘in check' worden gehouden en dat schade aan gezond weefsel wordt voorkòmen. Het remmen van dergelijke checkpoints wakkert T-lymfocyten weliswaar aan, echter ten koste van de controle over een immuunrespons. Inderdaad, het gebruik van ipilimumab en nivolumab heeft geleid tot ernstige ontstekingen in huid en maag-darm-leverstelsel in 15-25% van behandelde patiënten en in enkele gevallen zelfs tot de dood.(3,4) Het is de verwachting dat de ontwikkeling van nieuwe antistoffen gericht tegen co-inhibitoire moleculen, of stimulerende antistoffen gericht tegen co-stimulatoire moleculen (zie Figuur 1A), en diens optimalisatie wat betreft dosering, combinatie met andere antistoffen en toedieningsschema's zal bijdragen aan vermindering van bijwerkingen. In dit opzicht is het noemenswaardig dat nieuwere antistoffen zoals pembrolizumab (5) en MDX1105 (gericht tegen PD1 ligand, BMS) minder bijwerkingen laten zien. Ook adoptieve T-cel therapie kent bijwerkingen, in de meeste gevallen te wijten aan expressie van het doelwitantigeen op gezonde cellen, zij het soms in minieme hoeveelheden (zie referentie 11 voor een overzichtsartikel). T cellen gericht tegen de melanoomantigenen MARTI (Melanoma Antigen Recognized by T cells I) en gp100 (glycoprotein 100) resulteerden in destructie van melanocyten in de huid, ogen en oren met als gevolg het ontstaan van vitiligo, uveitis en gehoorverlies. Een eerste Europese studie met CAR T-cellen gericht tegen het Carbonic Anhydrase IX (CAIX) molecuul op niercelcarcinoom, opgezet vanuit het Erasmus MC Kanker Instituut in Rotterdam, rapporteerde aantasting van CAIX-positieve galgangen. De eerder genoemde Amerikaanse CAR T-cel therapieën gericht tegen CD19 resulteerden in B cel depleties, en in sommige gevallen tot een cytokine storm met verhoogde bloedwaarden voor ontstekingsmediatoren. Deze neveneffecten zijn goed behandelbaar met ontstekingsremmers en antistof suppleties. Anders is het in enkele gevallen waar T celtherapie heeft geleid tot ademhalingsproblemen, neurologische of cardiologische toxiciteiten en uiteindelijk sterfte van de patiënt. Veiligheid van T-cel studies is dus een uiterst belangrijk aandachtspunt. Recent onderzoek richt zich dan ook op nieuwe methoden ter identificatie en validatie van tumor-selectieve antigenen. Analyses, deels computer-gestuurd, van tumorspecifieke DNA mutaties welke resulteren in neo-antigenen hebben recent hun waarde bewezen in de selectie van T-lymfocyten ter behandeling van een tumor, in dit geval een cholangiocarcinoom, zonder het risico dat gezond weefsel beschadigd wordt.(12) Behalve neo-antigenen, welke waarschijnlijk uniek zijn per tumor en per patiënt, zijn er ook aanwijzingen dat een beperkt aantal Cancer Testis Antigenen in aanmerking komt voor veilige T-cel therapie.(11) Andere uitdagingen voor immuuntherapie zijn de hoge kosten, de benodigde technologische expertise en de wijze waarop een respons worden gemeten. Een behandelcyclus met bijvoorbeeld ipilumimab, een geregistreerde behandeling voor gemetastaseerd melanoom in Nederland sinds 2012, kost 84 k€ per patiënt (College voor Zorgverzekeringen). De kosten voor het verkrijgen van T-lymfocyten voor adoptieve therapie zijn 36 k€ per patiënt (gebaseerd op een lopende Europese studie waarbinnen Erasmus MC Kanker Instituut betrokken is). Daarnaast is met name adoptieve T-cel therapie afhankelijk van gespecialiseerde faciliteiten voor het genereren van T-lymfocyten, hetgeen vaak beperkt is tot een aantal academische en private centra. Onderzoekers trachten, en met succes, procedures te vereenvoudigen en te standaardiseren. Daarnaast maken ruime investeringen vanuit grote farmaceutische bedrijven, zoals recent gedaan door Novartis, mogelijk de weg vrij voor de inzet van immuuntherapie voor grotere patiëntengroepen. Naast de therapie zelf vergt ook patiëntmonitoring aanpassing om veranderde inzichten het hoofd te bieden. Een effectieve immuunresponse kost namelijk tijd, en met de gangbare RECIST criteria kunnen late responders gemist worden. In dit licht is het zinvol om immuun-gerelateerde responsparameters te includeren in klinische studies. Tot slot, waar ligt de toekomst van immuuntherapie? Niet alle patiënten reageren op de huidige immuuntherapie protocollen. Onderzoekers zijn naarstig op zoek naar biologische merkers, welke mogelijk een voorspellende waarde hebben ten aanzien van het wel of niet reageren van een patiënt. Vooralsnog lijkt de aanwezigheid van T-lymfocyten in tumoren, hetgeen overigens het geval is in vele tumortypen, een goede graadmeter te zijn voor het aanslaan van immuuntherapie. Aanwezigheid van TIL geeft namelijk aan dat tumorantigenen in voldoende mate aanwezig zijn en herkend worden door Tlymfocyten, en dat T-lymfocyten niet geremd worden om tumorweefsel te infiltreren. Ook in geval TIL afwezig zijn is immuuntherapie een optie, maar zal dan hoogstwaarschijnlijk gecombineerd dienen te worden met strategieën die de hoeveelheid antigeen en het binnentreden van T-lymfocyten in tumorweefsel optimaliseren. Hier kan de combinatie met bestraling en chemotherapie of meer gerichte therapieën een mogelijkheid bieden. Samenvattend, is een nieuw hoofdstuk aangebroken voor wat betreft de persoonsgerichte behandeling van tumoren, met een belangrijke rol voor immuuntherapie. Of het succes zo groot wordt als de voorspelling aan het begin van dit artikel doet vermoeden is onzeker. Echter, dat we meer gaan horen over tumorspecifieke T-lymfocyten en diens co-stimulatie lijkt zeker, en wanneer we verdere studies aanwenden om de effectiviteit van T-lymfocyten op tumorcellen te verhogen en tegelijkertijd de consequenties ervan op normaal weefsel onder controle kunnen krijgen, dan krijgt dit hoofdstuk een voorspoedig einde. Referenties 1. Frankel, J.C., et al., Cancer Immunotherapy. Science, 2013. 342: p. 14321433. 2. Ledford, H., et al., The killer within. Nature, 2014. 508: p. 24-26. 3. Topalian, S.L., et al., Safety, activity, and immune correlates of anti-PD-1 antibody in cancer. N Engl J Med, 2012. 366(26): p. 2443-54. 4. Wolchok, J.D., et al., Nivolumab plus ipilimumab in advanced melanoma. N Engl J Med, 2013. 369(2): p. 122-33. 5. Hamid, O., et al., Safety and tumor responses with lambrolizumab (anti-PD1) in melanoma. N Engl J Med, 2013. 369(2): p. 134-44. 6. Dudley, M.E., et al., Cancer regression and autoimmunity in patients after clonal repopulation with antitumor lymphocytes. Science, 2002. 298(5594): p. 850-4. 7. Porter, D.L., et al., Chimeric antigen receptor-modified T cells in chronic lymphoid leukemia. N Engl J Med, 2011. 365(8): p. 725-33. 8. Grupp, S.A., et al., Chimeric antigen receptor-modified T cells for acute lymphoid leukemia. N Engl J Med, 2013. 368(16): p. 1509-18. 9. Morgan, R.A., et al., Cancer regression in patients after transfer of genetically engineered lymphocytes. Science, 2006. 314(5796): p. 126-9. 10. Robbins, P.F., et al., Tumor regression in patients with metastatic synovial cell sarcoma and melanoma using genetically engineered lymphocytes reactive with NY-ESO-1. J Clin Oncol, 2011. 29(7): p. 917-24. 11. Kunert, A., et al., TCR-Engineered T Cells Meet New Challenges to Treat Solid Tumors: Choice of Antigen, T Cell Fitness, and Sensitization of Tumor Milieu. Front Immunol, 2013. 4: p. 363-378. 12. Tran, E., et al., Cancer immunotherapy based on mutation-specific CD4+ T cells in a patient with epithelial cancer. Science, 2014. 344(6184): p. 641-5. Uw reactie: Plaats reactie