Regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Drenthe 2014 – 2018 Naar een samenhangende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in 12 Drentse gemeenten 25 september 2014 Drs. Sylvia Bloemendaal Namens de 12 Drentse gemeenten, in opdracht van de centrumgemeente voor aanpak huiselijk geweld en vrouwenopvang in de provincie Drenthe 1 Voorwoord Voor u ligt de regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Drenthe voor de gemeenten Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo en Westerveld. Deze visie is de onderlegger voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Sinds 2003 wordt er op Drents niveau al samengewerkt in de aanpak huiselijk geweld en ook de aanpak van kindermishandeling wordt al jaren op Drents niveau opgepakt. Samenwerken op Drents niveau is dus niet nieuw, nieuw is wel de integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Om deze integrale aanpak effectief vorm te geven is deze regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling 2014- 2018 geschreven. Door het gezamenlijk vaststellen van de regiovisie en door afspraken te maken tussen de gemeenten in de regio en met uitvoerende organisaties worden de mogelijkheden vergroot om huiselijk geweld en kindermishandeling te voorkomen of te beëindigen. 2 Inhoud Samenvatting:.......................................................................................................................................... 5 A: Visie ..................................................................................................................................................... 6 1. Aanleiding en context ...................................................................................................................... 6 2. Visie en doel van de visie................................................................................................................. 7 3. Definities en afbakening .................................................................................................................. 7 4. Kader en uitgangspunten van de regiovisie. ................................................................................... 9 4.1 Alle 12 Drentse gemeenten vullen hun beleid ten aanzien van huiselijk geweld en kindermishandeling lokaal in. De kaders voor dit beleid liggen vast in één regiovisie voor Drenthe 10 4.2 Melden zonder drempels en werken met planmatige preventie ......................................... 11 4.3 Veiligheid is prioriteit nummer één....................................................................................... 12 4.4 Triage huiselijk geweld en kindermishandeling ligt aan de basis van onze ketenaanpak.... 13 4.5 We gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken altijd de mogelijkheid van ondersteuning binnen het sociale netwerk ................................................................................ 14 4.6 Eén huishouden, één plan, één aanspreekpunt, het belang van kinderen is leidend (als er sprake is van tegengestelde belangen) ............................................................................................. 15 4.7 Ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de sociale omgeving geboden te worden .......................................................................................................... 15 4.8 We praten niet over maar met elkaar, transparantie is essentieel ...................................... 16 5. Ervaringsdeskundigheid .................................................................................................................... 16 B: Ontwikkelagenda in Drenthe..................................................................................................... 19 B. 1 Drie transities ............................................................................................................................. 19 B. 2 AMHK/ Veilig Thuis ..................................................................................................................... 20 B. 3 Lokale sociale teams................................................................................................................... 22 B. 4 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en kindcheck ............................................ 23 B. 5 Afstemming tussen zorg- en justitietrajecten ............................................................................ 25 B. 6 Informatiedeling ......................................................................................................................... 26 B. 7 Collectieve Opdracht Routeer Voorziening ................................................................................ 28 B. 8 Jeugdreclassering en jeugdbescherming ................................................................................... 29 B. 9 Spoedhulp voor jongeren ........................................................................................................... 30 B. 10 Vrouwenopvang ....................................................................................................................... 31 B.11 Centrum Seksueel Geweld ........................................................................................................ 33 B.12 Ouderenmishandeling ............................................................................................................... 33 B.13. Financiën .................................................................................................................................. 34 3 B.14 Aandachtspunten voortkomend uit de visie ......................................................................... 35 C: Bijlagen .............................................................................................................................................. 38 Bijlage 1 Afkortingen en Begrippenlijst ....................................................................................... 38 Bijlage 2 Centrum Seksueel Geweld ............................................................................................ 47 Bijlage 3 Uitwerking vragenlijst lokale sociale teams .................................................................. 51 Bijlage 4 Regiobeschrijving en typering ....................................................................................... 53 Bijlage 5 Betrokkenen bij totstandkoming visie........................................................................... 57 Bijlage 6 (Pre)adviezen van adviesraden ..................................................................................... 58 4 Samenvatting: De Drentse visie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is even eenvoudig als ambitieus; we willen in Drenthe samenwerken aan het voorkomen, zo vroeg mogelijk signaleren en duurzaam stoppen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het ministerie van VWS heeft centrumgemeenten voor aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, in Drenthe is dit de gemeente Emmen, de opdracht gegeven een regiovisie te ontwikkelen. Deze regiovisie heeft tot doel om met alle gemeenten in Drenthe te komen tot gezamenlijke beleidsuitgangspunten en afspraken over een integrale en gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De visie geeft de richting voor de jaren 2014 - 2018 aan, van waaruit de uitvoeringspraktijk verder invulling moet krijgen. De visie is een leidraad voor gemeenten om hun eigen gemeentelijk beleid op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling zelf vorm te geven. We werken in Drenthe met 8 belangrijke richtinggevende uitgangspunten: 1. Alle 12 Drentse gemeenten vullen hun beleid ten aanzien van huiselijk geweld en kindermishandeling lokaal in. De kaders voor het beleid ten aanzien van huiselijk geweld en kindermishandeling liggen vast in één regiovisie voor Drenthe. 2. Melden zonder drempels en werken met planmatige preventie. 3. Veiligheid is prioriteit nummer één. De gemeente is verantwoordelijk voor het duurzaam borgen van de veiligheid van alle betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling. 4. Triage ligt aan de basis van onze ketenaanpak. 5. We gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken altijd de mogelijkheid van ondersteuning binnen het sociale netwerk. 6. Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling gaat uit van één huishouden, één plan, één aanspreekpunt, het belang van kinderen is leidend. 7. Ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de sociale omgeving geboden te worden. 8. We praten niet over maar met elkaar (hulpverleners onderling en met de cliënt), transparantie is essentieel. De uitgangspunten geven aan waar we in Drenthe van uit gaan, wat belangrijke waarden en normen zijn in de aanpak van huiselijk geweld. Deze uitgangspunten delen we; alle 12 gemeenten geven zelf kleur en invulling aan deze uitgangspunten. Wat we doen, delen we; hoe we dat doen kan dus verschillen. De visie is onderverdeeld in 3 delen; In het A gedeelte worden de visie, de aanleiding en de uitgangspunten beschreven. Het B gedeelte behelst de ontwikkelagenda voor Drenthe. In Drenthe lopen verscheidene ontwikkelingen waaruit voor de gemeenten ontwikkelpunten voortkomen, deze worden in het stuk in een kader weergegeven. Ook worden hier uitvoeringspunten benoemd die voortkomen uit de visie. In het C gedeelte zijn de bijlagen opgenomen. 5 A: Visie 1. Aanleiding en context In een Kamerbrief van 14 december 2011 van de Staatssecretaris van VWS krijgen gemeenten de opdracht een regiovisie te ontwikkelen op het gebied van Geweld in Huiselijke Kring. Hoewel in Drenthe al in 2009 een visie en in 2011 een uitvoeringsnotitie geschreven is die zich niet alleen op huiselijk geweld maar ook op kindermishandeling richtte, werd vanuit VWS gesteld dat regiovisies nodig zijn omdat er nog (bijna) geen geïntegreerde visies lagen; huiselijk geweld en kindermishandeling zijn doorgaans via verschillende routes en kanalen en door verschillende meldpunten en hulpverleners opgepakt. Andere redenen om te komen tot een regiovisie zijn dat het goed is de aanpak te integreren met de Wmo en de verschillende decentralisaties, de aanpak efficiënter en ook effectiever kan/moet en dat er een belangrijke stap wordt gezet in het beperken van de intergenerationele overdracht. Vanaf 2015 worden de 12 Drentse gemeenten geacht in regionaal verband afspraken te maken over de besteding van de regionale middelen die het rijk ter beschikking stelt aan de centrumgemeente Emmen voor de aanpak van huiselijk geweld en de Vrouwenopvang. Als logisch gevolg moeten de gemeenten samen afspraken maken over de aansluiting van het regionaal gefinancierde deel van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling op het lokaal gefinancierde deel van die aanpak. In Drenthe was het uitdrukkelijk de bedoeling dat de regiovisie tot stand komt in samenspraak en samenwerking met de 12 Drentse gemeenten. Het ontwikkelen van een effectieve en efficiënte aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling raakt vele beleidsterreinen, waaronder welzijn, jeugd en veiligheid, en is verweven met vele ontwikkelingen binnen de gemeenten. De meest dominante ontwikkeling zijn de transitie jeugdzorg, de pilot en vorming van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)/ Veilig Thuis Drenthe en de (nog deels te vormen) wijk- en buurgerichte sociale teams. Bij de aanpak van huiselijk geweld spelen vele (keten)partners een rol, zoals bijvoorbeeld gemeenten, het te vormen AMHK / Veilig thuis, politie, reclassering, maatschappelijk werk, GGz, GGD, Openbaar Ministerie, verslavingszorg, vrouwenopvang, thuiszorgorganisaties, huisartsen, jeugdzorgorganisaties, verzorgingshuizen en ziekenhuizen. Ook scholen, peuterspeelzalen, kinderopvang, ouderen, sport-, muziek- en vrijetijdclubs hebben een rol in het voorkomen en signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling. De Drentse pilot jeugd heeft met de notitie ‘Als jeugd en toekomst tellen’ een zeer belangrijke visie neergelegd op de hulp aan jeugdigen en hun ouders onder het motto; ‘nabij zijn en aansluiten met positief jeugdbeleid’. Positief Opgroeien Drenthe en Veilig Opgroeien Drenthe zijn voor een ieder die met jongeren werkt in Drenthe geijkte begrippen. In deze regiovisie sluiten we dan ook aan bij de door de Pilot jeugd ingezette ontwikkelingen als de verschuiving van zware hulpvormen naar lichtere (vaak ambulante) hulp, de heldere visie op 6 het nabij halen van specialistische zorg door generalistische gebiedsteams en de aandacht voor de veiligheid van het kind. Het ontwikkelen van de regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Drenthe staat derhalve niet op zichzelf, maar krijgt gestalte in verbinding met andere partijen en huidige ontwikkelingen. Met de drie decentralisaties, de functie begeleiding, ondersteuning en verzorging vanuit de Awbz, de decentralisatie van Jeugdzorg waarbij het gaat om de provinciale jeugdzorg, de jeugdbescherming en -reclassering, de jeugd-ggz en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd en de uitvoering van de participatiewet (WWB, voormalig Wajong en Wsw), krijgen gemeenten de mogelijkheid een integrale Wmo aanpak te organiseren voor (multi-problem) huishoudens. Die aanpak loopt van preventie en vroegsignalering, via opvang en herstel, tot en met nazorg en participatie. De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling past prima in deze Wmo aanpak zolang de deskundigheid op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling gewaarborgd is. Wat onderscheidend is ten opzichte van de andere Wmo velden is het aspect van de veiligheid. De urgentie van deze visie zit in het aspect veiligheid. Het is onacceptabel dat in Nederland de thuissituatie van meer dan 20.000 volwassenen en meer dan 100.000 kinderen ernstig onveilig blijkt te zijn. 2. Visie en doel van de visie De Drentse visie is even eenvoudig als ambitieus; we willen in Drenthe samenwerken aan het voorkomen, zo vroeg mogelijk signaleren en duurzaam stoppen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze regiovisie heeft tot doel om met alle gemeenten in Drenthe te komen tot gezamenlijke beleidsuitgangspunten en afspraken over een integrale en gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De visie geeft de richting voor de komende jaren aan van waaruit de uitvoeringspraktijk verder invulling moet krijgen. Voorliggende visie staat niet op zichzelf en heeft een nauwe samenhang met het door de 12 Drentse gemeenten vastgestelde scenario voor één AMHK / Veilig Thuis in Drenthe. 3. Definities en afbakening In deze visie wordt zeer bewust gesproken over huiselijk geweld en kindermishandeling.1 1 Er is niet gekozen voor de term ‘ geweld in afhankelijkheidsrelaties’ en ook niet voor ‘ geweld in huiselijke kring’ . Geweld in afhankelijkheidsrelaties slaat nadrukkelijk ook op geweld van professionals jegens volwassenen of kinderen die aan hun zorg zijn toevertrouwd. Het gaat dan bijvoorbeeld over geweld en kindermishandeling binnen scholen, zorginstellingen en sportverenigingen. Dit fenomeen is zeer ernstig maar verdient een andere aanpak dan in deze visie wordt geschetst. Alhoewel het onderscheid tussen huiselijk geweld, mensenhandel en loverboyproblematiek soms flinterdun is vragen deze vormen van geweld een deels andere aanpak en specifieke aandacht die niet in deze regiovisie zal worden gevat. Gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het bieden van opvang aan Nederlandse slachtoffers van mensenhandel, ongeacht de soort uitbuiting. Ook zijn gemeenten verantwoordelijk voor de buitenlandse slachtoffers van mensenhandel die een tijdelijke verblijfsvergunning hebben op grond van de B8/3 regeling. De ervaring heeft echter geleerd dat slachtoffers van mensenhandel in de opvang de nodige knelpunten opleveren. VNG en Federatie Opvang 7 Onder huiselijk geweld wordt in deze visie verstaan: Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Met ‘huiselijke kring’ worden (ex-)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord huiselijk verwijst niet naar de plaats waar het geweld plaatsvindt (kan overal; in huis, op straat, in een café) maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld. Het kan de vorm aannemen van (ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld (schadelijke traditionele praktijken), kindermishandeling, verwaarlozing van ouderen of geweld tegen ouders. Kindermishandeling is gedefinieerd in de Wet op de Jeugdzorg en is; ‘ Elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Het gaat hierbij om: seksuele mishandeling, fysieke mishandeling, emotionele/psychische mishandeling, fysieke verwaarlozing, emotionele/psychische verwaarlozing en getuige zijn van partnergeweld. Kortom, de volgende vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling vallen onder de regiovisie: • • • • • (ex-)partnergeweld in alle denkbare verschijningsvormen Kindermishandeling, inclusief getuige zijn van huiselijk geweld Ouderenmishandeling Eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (vrouwenbesnijdenis) Geweld tegen ouders/opvoeders door kinderen en (jong)volwassenen (oudermishandeling) Al deze vormen van geweld kunnen zich voordoen als: • • • • Fysieke mishandeling/-verwaarlozing Psychische mishandeling/ -verwaarlozing Seksueel geweld/ -misbruik Financiële uitbuiting/ -misbruik Er zijn verschillende schaalniveaus waarop zaken georganiseerd kunnen of moeten worden. Bij alle afspraken moet derhalve nagedacht worden over het schaalniveau. De volgende schaalniveaus zullen aan de orde komen in de nota: • • • • Lokaal (buurt, wijk, dorp, of organisatie) Sub-regionaal (Noord, Zuid-West en Zuid-Oost Drenthe) Regionaal (Drenthe) Bovenregionaal (Noord Nederland) starten daarom een werkgroep die knelpunten die daardoor ontstaan in kaart brengt en voorstellen doen voor het oplossen van deze knelpunten. Gemeenten worden hiervan op de hoogte gesteld door middel van een handreiking. Sinds maart 2012 vallen slachtoffers van mensenhandel onder de gemeentelijke taakstelling op het gebied van het toekennen van woningen. Het is dan ook van groot belang dat gemeenten ook op deze terreinen beleid formuleren dat in lijn ligt met de regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling. 8 • Landelijk 4. Kader en uitgangspunten van de regiovisie. De aftrap van deze regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Drenthe vond plaats op 18 september 2013. Op deze dag vond er in het Van der Valk Hotel in Nieuw Amsterdam een werkconferentie plaats voor besturen en ambtenaren van de gemeenten in Drenthe. Daarnaast waren ook managers van SHG, RN, AFPN, BJZ/AMK en welzijnsorganisaties uitgenodigd. Een optimale uitvoering van lokaal en regionaal beleid vergt immers een goede samenwerking met uitvoerende/ hulpverlenende organisaties en instellingen. In deze conferentie kwamen een viertal thema’s aan de orde die gelden als belangrijke uitgangspunten voor deze visie. Hieronder de thema’s met een korte beschrijving van de zaken die tijdens de conferentie genoemd zijn. Uitwerking van de thema’s vindt verderop in de visie plaats. 1. 1 huishouden, 1 plan, 1 aanspreekpunt :Door de aanwezigen wordt gesteld dat veiligheid voorop staat. Er moet een veiligheidsplan komen als onderdeel van het ‘1 huishouden, 1 plan’. De rol van het AMHK / Veilig Thuis hierin is dat zij een snelle inschatting maken van de ernst van de situatie en welke interventie op zijn plaats is. Het AMHK / Veilig Thuis moet haar expertise (regionaal mandaat, lokaal beschikbaar) zodanig inzetten dat het belang van eventueel aanwezige kinderen leidend is bij tegengestelde belangen. Om huiselijk geweld en/of kindermishandeling in het ene plan op te nemen moet er een duidelijke verbinding zijn met de lokale zorgstructuur. Voor uitwisseling van informatie en een duidelijke verbinding is het zaak om vanuit het steunpunt huiselijk geweld /AMHK / Veilig Thuis per gemeente één aanspreekpunt te hebben. De regisseur, lokaal bij gemeenten belegd, heeft in het kader van 1 huishouden, 1 plan, 1 aanspreekpunt, de uitvoeringscoördinatie. Lokaal wat kan, regionaal wat moet. 2. Indeling regio: Er is een grote eensgezindheid wat betreft de gewenste schaal. De mogelijkheid van 3 regio’s is geopperd, maar unaniem gaf men aan dat men binnen 1 regio wil werken aan een visie huiselijk geweld en kindermishandeling. 3. Veiligheid en zorg: Veiligheid staat voorop. Er wordt gewerkt met een triagesysteem om urgentie en snelheid aan te geven waarop een casus moet worden opgepakt. Lokale zorg moet verbonden worden met de justitiële keten. Er moet naar gestreefd worden om uitvoering van huiselijk geweld trajecten in de wijken en dorpen te doen. Het blijft echter van belang om de coördinatie op de uitvoering van deze trajecten bovenlokaal bij AMHK / Veilig Thuis te beleggen.2 4. Integratie AMK en SHG: Over de vorming van een AMHK / Veilig Thuis worden op deze dag enkele bedreigingen en kansen genoemd, maar ook verwachtingen. Het te ontwikkelen AMHK / Veilig Thuis is een uitvoeringsorganisatie die aansluit bij deze regiovisie. Gedurende het proces van het ontwikkelen van de regiovisie en het 2 In het scenario voor één scenario AMHK is triage op hoofdlijnen beschreven en dit geeft een indicatie met betrekking tot het op- en afschalen van casuïstiek tussen lokaal en AMHK. 9 gestalte krijgen van het AMHK / Veilig Thuis vind voortdurend afstemming en overleg plaats. De uitkomsten van deze dag gelden als belangrijke input voor de visie. Als inspiratiebron voor de hieronder beschreven visie is daarnaast gebruik gemaakt van de visie die de vier grote steden (G4) hebben ontwikkeld. Dit is gecombineerd met de opbrengsten uit de Drentse werkconferentie Veilig Thuis, de lopende en ingezette ontwikkelingen op het gebied van de vorming van het AMHK / Veilig Thuis, staand beleid aangaande huiselijk geweld en kindermishandeling, beleidsnota’s van de 12 Drentse gemeenten, gesprekken en input van professionals, betrokkenen en gesprekken met de individuele gemeenten. Hieruit komen 8 belangrijke richtinggevende uitgangspunten voort hoe we in Drenthe de komende jaren werken aan het voorkomen, zo vroeg mogelijk signaleren en duurzaam stoppen van geweld: 1. Alle 12 Drentse gemeenten vullen hun beleid ten aanzien van huiselijk geweld en kindermishandeling lokaal in. De kaders voor het beleid ten aanzien van huiselijk geweld en kindermishandeling liggen vast in één regiovisie voor Drenthe. 2. Melden zonder drempels en werken met planmatige preventie. 3. Veiligheid is prioriteit nummer één. De gemeente is verantwoordelijk voor het duurzaam borgen van de veiligheid van alle betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling. 4. Triage ligt aan de basis van onze ketenaanpak. 5. We gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken altijd de mogelijkheid van ondersteuning binnen het sociale netwerk. 6. Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling gaat uit van één huishouden, één plan, één aanspreekpunt, het belang van kinderen is leidend. 7. Ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de sociale omgeving geboden te worden. 8. We praten niet over maar met elkaar (hulpverleners onderling en met de cliënt), transparantie is essentieel. Onderstaand worden deze uitgangspunten nader uitgewerkt. De uitgangspunten geven aan waar we in Drenthe van uit gaan, en geven de richting aan waar we aan werken met onze aanpak van huiselijk geweld. Deze uitgangspunten delen we; alle 12 gemeenten geven zelf kleur en invulling aan deze uitgangspunten. De visie en uitgangspunten, dus wat we doen, delen we; hoe we dat doen kan dus verschillen. 4.1 Alle 12 Drentse gemeenten vullen hun beleid ten aanzien van huiselijk geweld en kindermishandeling lokaal in. De kaders voor dit beleid liggen vast in één regiovisie voor Drenthe Elke gemeente bepaalt de eigen invulling en kleur waar het gaat om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is essentieel dat er sprake moet zijn van maatwerk voor individuele huishoudens, cliënten en kinderen. Maatwerk gebaseerd op de eigenheid, mogelijkheden, uitdagingen, problematiek en sterke kanten van de huishoudens, cliënten en kinderen, maar ook maatwerk in de organisatie van de hulp. Deze vorm van maatwerk is namelijk afhankelijk van de organisatie van het sociaal domein. Er zitten bijvoorbeeld 10 verschillen in de lokale sociale teams en dus zal er ook verschil zitten in welke zaken je neerlegt in een team en op welk moment. Wel is het zo dat bij de inrichting van de regionaal werkende uitvoeringsorganisatie AMHK / Veilig Thuis voor de 12 gemeenten bepaalde processen in de uitvoering geprotocolleerd en eenduidig ingericht gaan worden in verband met kwaliteitseisen die gesteld worden en de opdracht om efficiencyvoordelen te behalen. Zodra er verbinding gemaakt wordt naar de lokale structuren kunnen er van daaruit verschillen ontstaan. Onderliggend aan het lokale beleid zal een eenduidige Drentse visie op huiselijk geweld en kindermishandeling zijn. In deze visie worden de kaders vastgelegd waarbinnen het lokale beleid vorm gegeven moet worden. Het is van belang een gezamenlijke Drentse visie te hebben. Juist omdat elke gemeente zijn eigen beleid en speerpunten heeft, is het van belang om te kijken welke uitgangspunten we delen als het gaat om regionale samenwerking. Deze regiovisie en het al eerder vastgestelde scenario voor het AMHK /Veilig Thuis in Drenthe helpen zo om de lokale aanpak vorm te geven. 4.2 Melden zonder drempels en werken met planmatige preventie De waarde van de betrokkenheid van de sociale omgeving met ondersteuning van een netwerk van professionals kan nog veel groter worden als het zou lukken om de sociale omgeving te ondersteunen bij het in een vroegtijdig stadium signaleren van (dreiging van) geweld. Dat is geen eenvoudige opgave en vraagt een lange adem, maar de te behalen winst is groot. Een adequaat systeem van vroegsignalering voorkomt niet alleen veel verdriet, teleurstelling en ellende, maar levert ook een besparingen op. Om te komen tot een goed systeem zijn een aantal (voorwaardelijke) punten van belang: • De overheid werkt systematisch aan het doorbreken van het taboe op huiselijk geweld en kindermishandeling. Je mag er niet over praten, je moet er over praten is het adagium. Signalering is geen veroordeling of verraad, maar hulp. • Elk dorp of iedere wijk kent een laagdrempelig lokaal sociaal team (met hierin al dan niet generalistisch of specialistisch werkende professionals) die het burgers eenvoudiger maakt om vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling te bespreken. • Die burger kan er van op aan dat het uiten van zo’n vermoeden op een professionele manier wordt gevolgd door een verkenning en indien nodig door een gesprek met het desbetreffende huishouden. Het is aan professionals het geheim te doorbreken. Vooral ook omdat bij signalering een veiligheidsaspect speelt dat professioneel moet worden ingeschat en behandeld. • Betrokkenen en burgers kunnen ook buiten hun direct sociale omgeving terecht bij het AMHK / Veilig Thuis. • Professionals gaan, als ze zelf een vermoeden hebben gekregen van huiselijk geweld en kindermishandeling, al dan niet na advies ingewonnen te hebben van experts, ook zelf het gesprek aan met de betrokkenen. De meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling is hierbij behulpzaam. Voorwaarde voor een goede aanpak is dat lokale professionals een zeer goede kennis hebben van alle verschillende vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling, de 11 aanpak en op de hoogte zijn van de afspraken wanneer en hoe hulp van experts in te schakelen. Het liefst willen we huiselijk geweld en kindermishandeling voorkomen. Als we spreken over voorkomen van geweld gaat het om meer dan het geven van voorlichtingen; het geven van voorlichting over huiselijk geweld en kindermishandeling is wel een zeer belangrijke preventieactiviteit om huiselijk geweld en kindermishandeling tegen te gaan. Voorlichting gaat om het stellen van de norm: huiselijk geweld en kindermishandeling zijn onder alle omstandigheden, jegens wie ook gepleegd, altijd onaanvaardbaar. Voorlichting richt zich op een breed publiek, maar ook op specifieke beroepsgroepen zoals huisartsen, onderwijsgevenden, kinderwerk en sportverenigingen. Doel is het vergroten van het algemene bewustzijn over de problematiek rond huiselijk geweld en kindermishandeling en het vergroten van kennis en mogelijkheden hier ook iets aan te doen. Het AMHK / Veilig Thuis in Drenthe fungeert als expertisecentrum huiselijk geweld en kindermishandeling en geeft training en deskundigheidsbevordering gericht op ondersteuningsvragen van het lokale werkveld.3 De effectiviteit van preventieactiviteiten wordt regelmatig betwijfeld. In deze visie gaan we er vanuit dat preventie meer is dan een beïnvloedingscampagne of een losse actie vanuit een steunpunt of gemeente. In het kader van preventie van huiselijk geweld en kindermishandeling moet er een plan komen waarin heel precies informatie en handreikingen worden gegeven aan doelgroepen, van algemeen naar specifiek. Het plan richt zich op de beïnvloeding van de gehele bevolking in de gemeente maar is ook een gerichte benadering van risicowijken, daarbinnen van risicogroepen en daarbinnen van specifieke risicogezinnen. Daarvoor is het nodig dat je als gemeente weet wat de risicofactoren zijn bij huiselijk geweld en kindermishandeling, hoe de risicowijken, doelgroepen en huishoudens getraceerd kunnen worden. Maar ook hoe je de verschillende doelgroepen het doelmatigst kunt bereiken, welke capaciteit je nodig hebt om te komen tot een dergelijk plan en wat nodig is om de uitvoer ter hand te nemen. 4.3 Veiligheid is prioriteit nummer één De gemeente is verantwoordelijk voor (het bevorderen van) het duurzaam borgen van de veiligheid en ontwikkelingskansen van burgers die hiertoe zelf niet instaat zijn. De Drentse gemeenten werken op het gebied van veiligheid (breder dan huiselijk geweld en kindermishandeling) samen met Friese en Groninger gemeenten (zie hiervoor ook het Regionaal Beleidsplan Veiligheid Noord Nederland)4. Gemeenten zien er op toe dat bij huiselijk geweld en/of kindermishandeling in een veiligheidsplan wordt vastgesteld wat nodig is voor het duurzame herstel van veiligheid. Als de veiligheid in de thuissituatie niet direct te herstellen is moet er voor worden gekozen om de betrokkenen in veiligheid te brengen. Het regelen van veilig onderdak (bij familie, in de opvang in de eigen regio of juist daarbuiten met hierbij ook nadrukkelijk aandacht voor behandeling van stoornissen en /of verwerken van trauma’s), het opleggen van een tijdelijk huisverbod en het nemen van kinderbeschermingsmaatregelen zijn daarbij hulpmiddelen. Het inzetten van een huisverbod blijkt een effectief en efficiënt hulpmiddel te zijn. In Drenthe 3 4 Zoals is vastgesteld in het Scenario voor één AMHK in Drenthe, versiedatum 11 maart. Concept Regionaal beleidsplan Veiligheid Noord – Nederland versie 23 juni 2014, zie ook paragraaf B5 12 wordt naar volle tevredenheid (van beleidsambtenaren veiligheid en burgemeesters) gewerkt met een online systeem voor het opleggen en zo nodig verlengen van huisverboden (Khonraad, Huisverbod Online) dat door de 12 gemeenten gefinancierd wordt vanuit de veiligheidsportefeuille. Nog te vaak echter komen situaties voor waarbij er geen huisverbod is ingezet en waar dat volgens professionals wel mogelijk geweest zou zijn. Het (vaker en ook anders) inzetten van een huisverbod, een bestuursrechtelijke maatregel, verdient nadrukkelijke en ook blijvende aandacht in met name de contacten tussen gemeenten en politie omdat de basis van het opleggen van een huisverbod vaak ligt bij de eerste contacten tussen een huishouden en de politie. Het vaker afnemen van het door de politie gebruikte risicotaxatie-instrument ‘RIHG’ (Risico Inventarisatie Huiselijk Geweld) zou onderwerp van gesprek moeten zijn tussen gemeenten en politie. Ook vanuit het AMHK / Veilig Thuis zal blijvende aandacht uit moeten gaan naar de voordelen van, en de mogelijkheden bij, het opleggen van huisverboden. In Drenthe is in 2014 samen met Groningen en Friesland een pilot van start gegaan over een preventief huisverbod bij kindermishandeling. De doelstelling van deze werkwijze is een preventieve mogelijkheid te creëren om een huisverbod in te stellen zonder dat er acuut gevaar dreigt. Het gaat hier juist om een huisverbod als maatregel bij een chronische situatie van huiselijk geweld en kindermishandeling die strafrechtelijk niet aangepakt kan worden en die niet leidt tot een huisverbod op grond van een acute aanleiding. Er wordt gewerkt met een regionaal georganiseerd multidisciplinair weegteam dat nauw samenwerkt met het AMHK / Veilig Thuis. De inzet in Drenthe van Signs of Safety, een oplossingsgerichte benadering voor gezinnen waar de veiligheid van een kind een probleem vormt, moet uitgebreid worden naar, zo mogelijk, alle huiselijk geweldsituaties. Signs of Safety versterkt de zelfregie omdat cliënten gezamenlijk uitwerken hoe ze de situatie in een gezin/ huishouden veiliger kunnen maken. Er wordt een veiligheidsplan opgesteld, er vindt een inventarisatie plaats van geleden schade en er wordt een herstelplan opgesteld. Door de plannen samen met een gezin te maken hebben zij het eigenaarschap over de aangedragen oplossingen. Signs of Safety betrekt en bevordert het sociale netwerk. 4.4 Triage huiselijk geweld en kindermishandeling ligt aan de basis van onze ketenaanpak Eén van de taken van het AMHK / Veilig Thuis is de toeleiding naar passende hulpverlening. Het gaat dan in eerste instantie om hulpverlening die nodig is voor het beëindigen van het huiselijk geweld en kindermishandeling. De hulpverlening heeft meer effect als deze kan worden aangeboden in de eigen gemeentelijke context en in samenhang met andere zorg en hulpverlening die in het gezin of huishouden noodzakelijk is. Dit is het gezamenlijke belang van zowel het AMHK / Veilig Thuis als het lokale netwerk. Na iedere melding van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt allereerst door experts op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling (in Drenthe is in het scenario afgesproken dat dit het AMHK / Veilig Thuis is) ingeschat of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling en wat de ernst van de situatie en de veiligheidsdreiging voor 13 slachtoffer en/of kinderen is. Dit noemen we triage.5 Op basis hiervan kan een keuze worden gemaakt de melding bij ‘lichtere’ gevallen kortweg door te verwijzen naar een sociaal team ter afhandeling. Bij ‘zwaardere’ gevallen zal echter een analyse moeten worden gemaakt van de oorzaken die geleid hebben tot het geweld of de mishandeling. Daarbij wordt de problematiek bezien vanuit het perspectief van alle betrokken gezinsleden. Naast de informatie van betrokkenen uit het huishouden zelf kan gebruik worden gemaakt van informatie over het gezin/familie/huishouden, die bekend is bij Politie, bij het Veiligheidshuis, bij andere meldpunten of zorgorganisaties. Voor een juiste analyse is het in veel gevallen belangrijk snel de goede informatie uit de sociale teams te verkrijgen. Op basis van de analyse wordt ingeschat hoe ernstig of complex de problematiek is, welke veiligheidsmaatregelen acuut moeten worden genomen en eventueel welke specialistische behandeling, dan wel welke begeleiding moet worden geboden. Het kwalitatief goed kunnen beoordelen van casuïstiek vergt expertise op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling en een zekere omvang van casuïstiek. In Drenthe is in het scenario dan ook afgesproken dat deze taak ligt bij het AMHK / Veilig Thuis. Inherent hieraan is dat het doen van onderzoek (ten behoeve van een goede analyse) voorbehouden is aan het AMHK / Veilig Thuis. Tot 1 januari 2015 heeft Bureau Jeugdzorg de verantwoordelijkheid om zorgmeldingen van de politie over jeugdigen in ontvangst te nemen en vanuit haar outreachende taak daarop actie te ondernemen. In Drenthe zorgt het AMHK / Veilig Thuis vanaf 1 januari 2015 voor het in ontvangst nemen en reageren op de zorgmeldingen van de politie over jeugdigen. Het AMHK / Veilig Thuis zorgt er voor dat de meldingen die geen betrekking hebben op huiselijk geweld en kindermishandeling er na beoordeling uitgefilterd worden en onmiddellijk (zonder vertraging) doorgestuurd worden aan de betreffende gemeente en het liefst in één keer naar het relevante lokaal sociaal team6. 4.5 We gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken altijd de mogelijkheid van ondersteuning binnen het sociale netwerk De effectiviteit van hulpverlening wordt groter als gebruik gemaakt wordt van de zelfregie en eigen kracht van betrokkenen. We richten ons derhalve op het stimuleren en activeren van de eigen mogelijkheden van de cliënten van het eigen sociale netwerk. Voor zover de veiligheid dat toestaat en het voor het herstel geen beletsel vormt, wordt er op gestuurd dat betrokkenen na incidenten met huiselijk geweld en/of kindermishandeling zoveel mogelijk binnen hun sociale omgeving kunnen blijven functioneren. Ambulante hulpverlening heeft dan ook verre de voorkeur. Ook is het te verkiezen, als de sociale omgeving daartoe mogelijkheden biedt, om bij tijdelijke uithuisplaatsing van kinderen te 5 Hoe we de triage in Drenthe vorm willen geven is op hoofdlijnen beschreven in het scenario voor één AMHK in Drenthe en geeft een indicatie met betrekking tot het op- en afschalen van casuïstiek tussen lokaal en AMHK. Hoe de triage exact gaat verlopen wordt nu door het ondersteuningsprogramma AMHK van de VNG uitgewerkt in het model handelingsprotocol voor de AMHK’s / Veilig Thuis. 6 Zie Factsheet Zorgmeldingen Jeugd van de VNG, juni 2014 14 kiezen voor plaatsing bij familie of vrienden, liefst in dezelfde buurt. Om dezelfde reden verdient het aanbeveling om de ‘pleger’7 uit huis te plaatsen in plaats van slachtoffers. Als vertrekpunt hanteren we dat de sociale omgeving er op moet kunnen rekenen dat ze een beroep kan doen op een professioneel netwerk (lokaal sociaal team maar ook het AMHK / Veilig Thuis) voor het vragen van advies en hulp bij haar ondersteuningstaak. 4.6 Eén huishouden, één plan, één aanspreekpunt, het belang van kinderen is leidend (als er sprake is van tegengestelde belangen) Bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn systeemgericht kijken en handelen, en werken volgens ‘één huishouden, één plan, één aanspreekpunt’ belangrijke uitgangspunten om effectief te kunnen werken. Professionals moeten daarom kennis hebben van zowel volwassenen-, als jeugdproblematiek en op het juiste moment de juiste expertise kunnen inzetten of inschakelen. Professionals in lokale teams moeten zijn toegerust met methodieken zoals oplossingsgericht werken en Signs of Safety. Voor een sluitende aanpak, ook op lokaal niveau, is het noodzakelijk dat alle professionals de verschillende vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling bespreekbaar kunnen maken, kunnen signaleren, en weten wat zij na signalering moeten doen en niet moeten doen. Zij moeten een eerste inschatting van de veiligheidsrisico’s kunnen maken, geleden schade kunnen inventariseren en een herstelplan kunnen maken en weten wanneer zij specialistische kennis moeten inschakelen. Stoppen van intergenerationele overdracht van geweld is een belangrijk uitgangspunt. Intergenerationele overdracht is overdracht van generatie op generatie waarbij dezelfde patronen zichtbaar worden. Kinderen die te maken hebben met huiselijk geweld/kindermishandeling zullen op latere leeftijd vaker in aanraking komen met Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Veiligheid van kinderen en het veiligstellen van hun ontwikkelingsmogelijkheden staan derhalve ook in deze Drentse visie voorop. Niet alleen als er sprake is van fysieke mishandeling en van fysieke of psychische verwaarlozing van kinderen, maar ook als er sprake is van huiselijk geweld tussen volwassenen. In de veiligheidsplannen wordt als er kinderen aanwezig zijn altijd, in nauwe samenwerking met politie en justitie, prioriteit gegeven aan het duurzame herstel van hun veiligheid en wordt getracht een situatie te creëren die hen de beste kansen geeft op een normale ontwikkeling. In de uitwerking van de visie zal lokaal, bovenlokaal, regionaal en landelijk gekeken moeten worden hoe het punt van het stoppen van intergenerationele overdracht concreet uitvoering gegeven kan worden. 4.7 Ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de sociale omgeving geboden te worden Uitgangspunt is dat hulp zoveel mogelijk gebeurt in aansluiting op de behoefte en de eigen kracht van het huishouden, in de eigen omgeving en met inschakeling van betrokkenen die in ieder geval een rol spelen in het gezin/huishouden. De ingezette hulp moet erop gericht zijn dat een cliënt uiteindelijk weer zelfstandig of met hulp vanuit zijn/haar sociale netwerk kan functioneren. De voorkeur is dan ook om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zoveel mogelijk lokaal uit te voeren. De voorkeur gaat uit naar een ambulante vorm van hulpverlening. 7 De term pleger is een lastige; plegers zijn vaak ook slachtoffer en slachtoffers soms ook plegers. 15 Bij zware en complexe problematiek moet er snel adequate hulp kunnen worden ingeschakeld zonder dat er tijd verloren gaat door ingewikkelde procedures en wachtlijsten. Dit houdt ook in dat eerste en tweedelijnszorg gelijktijdig kan worden ingezet wanneer dit er voor zorgt dat de hulp efficiënter ingezet wordt. Nu is het zo vaak zo dat eerst een laagdrempelige vorm van zorg (eerstelijns) wordt ingezet, voordat specialistische (tweedelijns) zorg wordt aangevraagd waardoor het hulpverleningstraject soms onnodig lang duurt. Andersom geldt ook dat als er binnen de 2e lijn hulp geboden wordt en deze zware vorm van hulp niet meer nodig is, zo spoedig mogelijk ook weer afgeschaald word naar de 1e lijn. Wanneer de problematiek complexer is en de zorg die nodig is specialisme vraagt, wordt opgeschaald naar regionaal niveau of worden regionale experts ingevlogen in de lokale situatie. Dit betekent dat het opschalen en afschalen volgens heldere regels en een strak gestroomlijnd proces moet verlopen. 4.8 We praten niet over maar met elkaar, transparantie is essentieel In het verleden werd veel gesproken over huishoudens en te weinig met huishoudens. Om burgers zelf verantwoordelijkheid te kunnen laten nemen en eigen kracht te laten tonen moeten zij , als de veiligheid dat toelaat, volledig worden betrokken bij hun eigen veiligheidsplan en hulpverleningsplan. Praten over in plaats van praten met komt niet alleen voor in relatie tussen cliënten en hulpverleners, ook samenwerkende hulpverleners onderling informeren elkaar niet altijd op de juiste wijze. Transparantie is essentieel, naar elkaar, tussen hulpverleners onderling en jegens cliënten. Bij transparant handelen hoort ook het onderling uitwisselen van gegevens. Privacy mag nooit een argument zijn om niet te handelen als er sprake is van een onveilige situatie. Wettelijk gezien zijn er nu al voldoende mogelijkheden voor ketenpartners om informatie uit te wisselen (o.a. in de Wet op de Jeugdzorg, Wet Meldcode, SHG handelingsprotocol). Ongebreideld uitwisselen past niet in deze visie en zorgvuldigheid staat voorop. Bij alle informatie die gedeeld wordt, moet nagedacht zijn over subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid. Dossiervorming zal dan ook zeer zorgvuldig moeten plaatsvinden, er moet altijd teruggevonden kunnen worden waarom en welke stappen zijn genomen of waarom juist niet. Het adagium bij gegevensuitwisseling is derhalve motiveren en documenteren! 5. Ervaringsdeskundigheid Vanuit de gedachte van een participatiesamenleving, van burgers betrekken bij beleid, transparantie en eigen kracht is het logisch ook betrokkenen van huiselijk geweld en kindermishandeling te betrekken bij een te ontwikkelen visie. Zij zijn immers degene die te maken hebben met hoe een visie uitpakt in de praktijk. Vandaar dat er op verschillende manieren gesproken is met betrokkenen. In bovenregionale bijeenkomsten zijn vertegenwoordigers van cliënt/ patiëntenorganisaties aan het woord geweest en er is in Groningen een expertmeeting gehouden met de cliëntraden van onder andere Kopland (die ook de vrouwenopvang in Drenthe verzorgd) en BJZ Groningen. Daarnaast zijn er in Drenthe door experts (uitvoerend hulpverleners) een beperkt aantal interviews gehouden met betrokkenen. Deze informatie is gebruikt voor in deze regiovisie. Hieronder een aantal uitspraken die gedaan zijn door ervaringsdeskundigen, betrokkenen, cliënten: 16 ‘Hou het alsjeblieft simpel! Het meeste gaat mis in communicatie dus hou het simpel!’ ‘Betrek ons bij elke stap die genomen wordt. Laat ons meewerken in het hulpverleningssysteem’. ‘Niet elke situatie is het zelfde, er moet dus sprake zijn van maatwerk. Natuurlijk wel binnen begrijpelijke kaders’. ‘Al die verschillende regisseurs, ik word er niet goed van. Ik heb gewoon het liefst te maken met een maatschappelijk werker. Dat diegene op zijn vingers wordt gekeken door een ‘procesregisseur’ vind ik best. Als ik er maar geen last van heb!’ ‘Ik vind het wel erg fijn dat er bij ons niet allemaal mensen over de vloer komen van allemaal verschillende instellingen al snap ik ook wel dat niet iedereen alles kan’. ‘Sluit niet alleen maar aan bij lokale teams maar kijk naar de lokale situatie. Soms is de beste hulpverlener niet iemand uit het team maar de huisarts, een psychiater of iemand anders’. ‘Ik wilde niet dat iedereen in mijn dorp meteen alles wist van het huiselijk geweld. Als ik het dan aan iemand vertelde moest ik elke keer verantwoording afleggen waarom ik nog bij hem was. Ik vind het fijn dat ik ook mensen kon bellen die me niet direct kennen maar wel alles weten van hoe ik me voelde en wat ik kon doen’. ‘Achteraf zie ik dat ik met de problemen naar de huisarts had moeten gaan. Mijn vrouw en ik kwamen er samen niet uit’. ‘Ik ben tevreden over het feit dat de maatschappelijk werker een lange adem heeft gehad om toch in contact met mij te komen’. ‘Mijn huisarts heeft me aangemoedigd hulp te zoeken’. ‘Iedereen in het gezin zou een eigen hulpverlener moeten hebben waar je ook na een huisverbod op terug kunt vallen’. ‘Ik denk dat ik toen (voor het huisverbod) geen toestemming gegeven zou hebben voor het uitwisselen van informatie, maar ik ben achteraf wel blij dat het is opengebroken. Maar niet iedereen hoeft er van te weten, ik schaam me er ook wel voor’. ‘Het is fijn als er hulp dichtbij is, dat je geen lange wachttijden hebt. En dat je iemand krijgt die je niet veroordeelt maar helpt de problemen op te lossen’. Cliëntvertegenwoordigers hebben 3 belangrijke thema’s (veiligheid, onpartijdigheid en toegankelijkheid) naar voren gebracht die in de uitwerking van de regiovisie aandacht moeten hebben. Uit de interviews kwam een aantal keren naar voren dat gegevensuitwisseling belangrijk is en zelfs als er geen toestemming gegeven wordt wel noodzakelijk kan zijn voor de veiligheid. Transparantie is hierbij een vereiste. Ook werd regelmatig de rol van huisartsen benadrukt, niet alleen bij signalering en bespreekbaar maken van huiselijk geweld en kindermishandeling maar ook zeker bij de doorverwijzing naar hulp en goede nazorg. Voor het AMHK / Veilig Thuis ligt er derhalve een belangrijke opdracht om de lijnen met huisartsen in Drenthe kort te houden. 17 Door ook de visie informerend en adviesvragend voor te leggen aan cliënt-, en adviesraden in de gemeenten hopen we het draagvlak voor het beleid op het terrein van huiselijk geweld en kindermishandeling groter te maken. We zien de bijeenkomsten, interviews en het vragen van advies ook als een startpunt voor het structureel betrekken van ervaringsdeskundigen, betrokkenen en cliënten bij de verdere ontwikkelingen op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling. 18 B: Ontwikkelagenda in Drenthe In Drenthe spelen, net als in de rest van Nederland, een aantal (actuele) ontwikkelingen die van belang zijn voor de regiovisie. Veelal gaat het hierbij om inrichtingszaken die nauw samenhangen met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is daarom noodzakelijk deze ontwikkelingen hier te benoemen zodat er in de uitwerking van deze visie in de afzonderlijke gemeenten rekening mee gehouden kan worden. De volgende ontwikkelingen zullen hieronder aan de orde komen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Drie transities AMHK / Veilig Thuis Lokale sociale teams Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Afstemming tussen zorg- en justitietrajecten Informatiedeling Collectieve Opdracht Routeer Voorziening Jeugdreclassering en jeugdbescherming Spoedhulp voor jongeren Vrouwenopvang Centrum Seksueel Geweld (CSG) Ouderenmishandeling Financiën B. 1 Drie transities De decentralisaties van de jeugdzorg, AWBZ begeleiding en de Participatiewet, maar ook beschermd wonen, bieden kansen om het beleid gericht op het sociale domein meer in samenhang te brengen. Om deze nieuwe taken goed uit te kunnen voeren zijn alle gemeenten bezig om de bestaande infrastructuur van voorzieningen aan te passen en te ontwikkelen. Ook een geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, met het accent op het voorkomen en bestrijden, moet hierin worden gepositioneerd. In de gewijzigde Wmo is het element van ‘veiligheid’ in de gemeente toegevoegd. Het gevoel van veiligheid voor inwoners maakt een wezenlijk onderdeel uit van de mogelijkheid tot participatie. Het gaat hierbij om veiligheid in de zin van ‘vrij zijn’ van het risico op geweld uit huiselijke kring; er moet voor iedereen in de thuissituatie – en als dat niet kan, elders - een veilige plek zijn. Door op een meer ‘outreachende’ manier te werk te gaan, dus niet af te wachten tot een ingezetene zich met problemen bij de gemeente meldt, kunnen grotere problemen op termijn worden voorkomen. De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling dient zowel vanuit de verbinding met het sociaal domein (jeugd, zorg en welzijn) als vanuit de verbinding met veiligheid te worden opgepakt. Samenwerking tussen de verschillende domeinen is essentieel. Actieve inzet van alle gemeenten is hierbij noodzakelijk. Elke gemeente dient de aanpak lokaal zo te organiseren dat problemen zoveel mogelijk worden opgepakt op het gemeentelijke niveau. Hiermee verschuift het accent naar de gemeentelijke taken: preventie, vroegsignalering en vroege interventie. De regionale aanpak gericht op curatie, repressie en opvang zal minder worden naarmate de lokale taken effectiever worden. • Een geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, met het 19 accent op het voorkomen en bestrijden, moet door gemeenten worden gepositioneerd binnen de bestaande infrastructuur van voorzieningen. • Elke gemeente dient de aanpak lokaal zo te organiseren dat problemen zoveel mogelijk worden opgepakt op het gemeentelijke niveau. Hiermee verschuift het accent naar de gemeentelijke taken: preventie, vroegsignalering en vroege interventie (in plaats van de regionale taken gericht op curatie, repressie en opvang). B. 2 AMHK/ Veilig Thuis De Advies en Meldpunten Kindermishandeling (AMK) en de Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG) worden landelijk per 1 januari 2015 samengevoegd tot een Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMHK) dat landelijk zal gaan werken onder de naam Veilig Thuis. In Drenthe is hier proactief op gereageerd en op 30 oktober 2013 is het voornemen tot het samenvoegen en onderbrengen van het te vormen AMHK/ Veilig Thuis bij de GGD Drenthe door de colleges van 12 Drentse gemeenten verwoord in een intentieverklaring en ondertekend. Daarna is er door partijen hard gewerkt om te komen tot een scenario voor één AMHK/ Veilig Thuis in Drenthe.8 Deze is voorgelegd aan en vastgesteld door de colleges van de 12 Drentse gemeenten. De uitwerking van dit scenario hangt nauw samen met de invulling en uitvoering van deze regiovisie Huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook de landelijke ontwikkelingen ten aanzien van de vorming van AMHK’s/ Veilig Thuis staan niet stil. De VNG ontwikkelt ten tijde van het schrijven van deze regiovisie een landelijk handelingsprotocol voor de AMHK’s/ Veilig Thuis wat onder andere uitgebreid ingaat op de aansluiting van het AMHK / Veilig Thuis op de lokale teams. In het scenario voor één AMHK in Drenthe en ook in het landelijke model handelingsprotocol wordt uitgegaan van de wettelijke taken van het AMHK/ Veilig Thuis. Het is echter ook belangrijk om oog te hebben voor de niet wettelijke taken van het AMHK/ Veilig Thuis. Het gaat dan om taken die momenteel door AMK en/of SHG worden uitgevoerd maar die niet behoren tot de wettelijke taken in de nieuwe Wet Maatschappelijke Opvang en de nieuwe Jeugdwet. De VNG heeft recent een notitie geschreven9 over deze niet wettelijke taken van het AMHK/ Veilig Thuis (voorlichting en deskundigheidsbevordering, expertise opbouwen en onderhouden op diverse vormen van huiselijk geweld, procesregie over de ketenaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, uitvoeringstaken bij de Wet tijdelijk huisverbod en het leveren van informatie ten behoeve van monitoring van de ketenaanpak) waarin deze taken uitgewerkt worden. Gemeenten wordt geadviseerd bij het inrichten van een AMHK/ Veilig Thuis stil te staan of bijvoorbeeld taken op het gebied van voorlichting en deskundigheidsbevordering en opbouwen en onderhouden van expertise gecontinueerd (moeten) worden en wordt de mogelijkheid aangegeven deze taken eventueel regionaal (bij een AMHK/ Veilig Thuis) te beleggen en lokaal beschikbaar te stellen. In Drenthe is er voor gekozen10 om de procesregie over de hulpverlening en aanpak huiselijk geweld te (blijven) 8 Zie hiervoor de website www.drentsepilotjeugd.nl . Hier staat het Scenario voor één AMHK in Drenthe, maart 2014, definitief versie ABO dat door alle colleges in Drenthe is vastgesteld. 9 VNG Notitie niet wettelijke taken AMHK, verschenen april 2014 10 Zie hiervoor het Scenario voor één AMHK in Drenthe. 20 beleggen bij het AMHK/ Veilig Thuis. Ook (veelal telefonische) advisering aan de sociale teams bij casussen ligt daarin besloten. Daarnaast wordt ook deskundigheidsbevordering en expertise (met een korting van 10% ten opzichte van het huidige beschikbare budget) voor de eerstkomende twee jaar belegd bij het AMHK/ Veilig Thuis Drenthe. Het AMHK/ Veilig Thuis wordt - binnen de Gemeenschappelijke regeling (GR) voorlopig (voor eerst vier jaar) - als een additionele taak opgenomen en wordt geleverd op basis van een gezamenlijk plan van de 12 gemeenten voor de periode van vier jaar, jaarlijks voorbereid en uitgewerkt door de 12 Drentse gemeente en centrumgemeente Emmen. Dit zowel bestuurlijk als ambtelijk. Elke gemeente belegt voor vier jaar de taak AMK bij de GGD. De centrumgemeente belegt daarnaast voor vier jaar de SHG taak bij de GGD. De opdracht kan binnen het vierjarig contract worden uitgevoerd, is jaarlijks te herijken vanuit actuele ontwikkelingen en kan worden aangepast op besluiten door de gemeenten (opdracht) en GGD (acceptatie). De bestuurlijke aansturing van het AMHK verdient apart de aandacht. In het scenario AMHK is gesteld dat de 12 gemeenten jaarlijks via een stuurgroepconstructie zorgen voor de gezamenlijke voorbereiding vanuit strategie en inhoud ten aanzien van de in te zetten budgetten naar de GGD. In de stuurgroep zijn alle 12 gemeenten via bestuurders WMO, Jeugd en Veiligheid/ openbare orde vertegenwoordigd en een vertegenwoordiger van de GGD maakt daar (in een adviserende rol) deel van uit. De bestuurders kunnen in deze stuurgroep vanuit het gemeentelijk beleid hun inbreng bepalen. Hiermee kan ook de aansluiting naar het lokale voorveld (preventie, sociale teams en (andere) hulpverlening, etc.) onder de aandacht blijven. Ook kunnen de beleidslijnen uit het Algemeen Bestuurlijk Overleg Jeugd hierin meegenomen worden. De centrumgemeente Emmen heeft onderstaand voorstel gemaakt; Er komt één stuurgroep Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ter vervanging van de huidige stuurgroep Huiselijk Geweld en de stuurgroep AMHK). In deze stuurgroep zitten vanuit elke Drentse gemeente één bestuurder (wethouder of burgemeester) voor één van de volgende drie domeinen: Veiligheid, Wmo of Jeugd. Vanuit dezelfde gemeente is er een ambtelijke ondersteuningsambtenaar vanuit hetzelfde domein. Er wordt onderling in Drenthe afgestemd voor een evenwichtige verdeling vanuit de drie domeinen. Het totaal aantal bestuurders beslaat dus maximaal 12 personen. Deze bestuurlijke stuurgroep vergadert in deze samenstelling twee tot drie maal per jaar, voor de volgende functies: • Begroting en planning GGD/ AMHK nieuwe jaar; • De inhoudelijke bijstelling van de planning GGD/ AMHK voor het huidige jaar; • Bestuurlijk verantwoording GGD/ AMHK over het voorgaande jaar. Daarnaast vindt in het najaar één- of tweemaal een breed ambtelijk en bestuurlijk overleg plaats waar ook de ketenpartners voor worden uitgenodigd. • Tijdens deze thema-overleggen bespreekt men afhankelijk van de actuele behoefte thema’s en samenhang huiselijk geweld en kindermishandeling. 21 Dit voorstel voor een nieuwe bestuurlijke aansturing van het AMHK/ Veilig Thuis is omarmd op 11 en 18 september 2014 door het ambtelijk en bestuurlijk VDG overleg Zorg en Welzijn. Voor de gelegenheid werd dit overleg uitgebreid met ambtenaren en bestuurders van Jeugd en Veiligheid. De inzet van de middelen worden door de GGD, via de reguliere lijn, verantwoord op basis van de in de opdracht gevraagde gezamenlijke resultaten. Er wordt aangesloten bij de P&C cyclus van de GR/GGD en er wordt rekening gehouden met de verantwoording naar de centrumgemeente ten aanzien van de inzet van de middelen voor huiselijk geweld en verantwoording naar alle 12 Drentse gemeenten ten aanzien van de inzet van de middelen voor jeugd. Er is periodieke afstemming met overige gemeentelijke vertegenwoordigers/ ketenpartners, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande overleggen/netwerken. • Het AMHK/ Veilig Thuis wordt in Drenthe binnen de Gemeenschappelijke regeling (GR) voorlopig (voor eerst vier jaar ) als een additionele taak opgenomen en wordt geleverd op basis van een gezamenlijk plan van de 12 gemeenten voor de periode van vier jaar, jaarlijks voorbereid en uitgewerkt door de 12 Drentse gemeente en centrumgemeente Emmen. Dit zowel bestuurlijk als ambtelijk. Elke gemeente belegd voor vier jaar de taak AMK bij de GGD. De centrumgemeente belegt daarnaast voor vier jaar de SHG taak bij de GGD. De opdracht kan binnen het vierjarig contract jaarlijks worden aangepast op besluit door de gemeenten (opdracht) en GGD (acceptatie). B. 3 Lokale sociale teams Er vindt een cultuuromslag in het sociale domein plaats. In plaats van individuele voorzieningen wordt er ingezet op algemene voorzieningen, van zware naar lichte hulp, van aanbod- en systeemgericht naar vraag- en mensgericht, van curatief naar preventief. Hulpverleners moeten meer generalist dan specialist zijn, meer informeel dan formeel, integraal in plaats van sectoraal en een flexibele inzet in plaats van een ‘negen tot vijf’ inzet is gewenst. We willen van duur en bureaucratisch naar goedkoper, efficiënter en effectiever. Eén van de manieren waarop deze omslag in Drenthe gerealiseerd gaat worden is door de inzet van lokale sociale teams. Alle gemeenten zijn hard aan het werk met het vormgeven en inrichten van deze teams. Helemaal uitgekristalliseerd is dit bij de totstandkoming van deze visie nog niet. Het is een zoektocht, ook omdat er landelijk wel voorbeelden zijn vanuit grootstedelijke problematiek in wijken, maar die zijn dan weer minder passend voor plattelandsgemeenten. In Drenthe willen we goed aansluiten op de lokale context. Er zijn verschillende soorten lokale sociale teams mogelijk, namelijk teams gericht op multiproblematiek, teams gericht op vraagverheldering en toegang en teams die gericht zijn op eigen kracht en burgerkracht. In het kader van het ontwikkelen van deze visie is expliciet gekeken naar de situatie van de lokale netwerken in Drenthe. In Drenthe werken alle gemeenten al met één of meerdere lokale sociale teams.11 Overal worden de teams anders genoemd (wijkteam, buurtteam, dorpenteam, sociaal team, jeugdteam) en zitten er in de teams verschillende organisaties. De meeste teams hebben 11 In de bijlage is de uitwerking te vinden van de vragenlijst lokale situatie gemeenten huiselijk geweld en kindermishandeling die door Drentse gemeenteambtenaren in mei 2014 is ingevuld. 22 echter wel een kern van maatschappelijk werk, welzijn, MEE en CJG en bestaat het team uit generalisten. Een aantal gemeenten is hard aan de slag met jeugdteams en wil vanuit deze teams gaan komen tot een lokaal netwerk voor inwoners van alle leeftijden. Daar waar het gaat over huiselijk geweld en kindermishandeling is het essentieel om te komen tot een goede aansluiting van AMHK/ Veilig Thuis en lokale sociale teams. Voor het AMHK/ Veilig Thuis moet daarom helder zijn welke teams er zijn in de gemeenten, hoe ze werken en wie contactpersonen zijn. Vooral ook met de Algemeen Maatschappelijk Werk partners in de sociale teams moeten goede (proces)afspraken gemaakt worden. Door ambtenaren is in een overleg 20 mei 2014 ook duidelijk aangegeven dat er een eenduidige manier van werken moet zijn van het AMHK/ Veilig Thuis maar dat er per gemeente maatwerk moet komen als het gaat om aansluiting. Noodzakelijk is dat er heldere criteria komen voor op- en afschalen en er een transparante, eenduidige manier van werken komt met een lokale inkleuring. Het scenario voor één AMHK/ Veilig Thuis in Drenthe geeft hiertoe al een aanzet. De VNG is in augustus 2014 met een handreiking deskundigheid12 gekomen. In deze handreiking wordt ingegaan op wat in de basis aanwezig zou moeten zijn in een lokaal sociaal team om casuïstiek huiselijk geweld en kindermishandeling op te kunnen pakken. Een belangrijk aandachtspunt is de scholing en training voor de lokale netwerken over signalering huiselijk geweld en kindermishandeling, het bespreekbaar maken en methodisch handelen. Hierin kan het AMHK/ Veilig Thuis als expertisecentrum desgewenst een belangrijke bijdrage leveren. De MO Groep, de brancheorganisatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, heeft recent een heldere brochure uitgegeven over de rol van de sociaal werker bij situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling die voor de inrichting en doorontwikkeling van lokale sociale teams in de gemeenten van belang kan zijn.13 • Het AMHK / Veilig Thuis en lokale sociale teams moeten goed op elkaar aansluiten. Voor het AMHK/ Veilig Thuis moet daarom helder zijn welke teams er zijn in de gemeenten, hoe ze werken, wat de rol van het Algemeen Maatschappelijk Werk is en wie contactpersonen zijn. • Augustus 2014 kwam de VNG met een handreiking waarin wordt ingegaan wat in de basis aanwezig zou moeten zijn in een lokaal sociaal team om casuïstiek op te kunnen pakken. • Een belangrijk aandachtspunt is de scholing en training voor de lokale netwerken over signalering huiselijk geweld en kindermishandeling, het bespreekbaar maken en methodisch handelen. Hierin kan het AMHK/ Veilig Thuis als expertisecentrum desgewenst een belangrijke bijdrage leveren. B. 4 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en kindcheck Sinds 1 juli 2013 zijn organisaties en zelfstandigen volgens de wet Verplichte Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling verplicht te werken met een meldcode. Het blijkt uit onderzoek dat professionals die werken met een meldcode 3 keer zo vaak ingrijpen als 12 Handreiking deskundigheid huiselijk geweld en kindermishandeling VNG, AMHK ondersteuningsprogramma (Vroeg)hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling. De sociaal werker en het AMHK, april 2014. Door de MOgroep. 13 23 collega's die zo'n code niet gebruiken. De wet geldt voor de sectoren: gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en justitie. De verplichting geldt niet voor vrijwilligersorganisaties, al mogen die organisaties natuurlijk wel zelf een stappenplan opstellen. Een meldcode beschrijft in 5 stappen wat professionals moeten doen bij vermoedens van geweld. Organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren stellen een eigen meldcode op met daarin in ieder geval deze 5 stappen: • • • • • Stap 1: In kaart brengen van signalen. Stap 2: Overleggen met een collega. Eventueel raadplegen van het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK/ Veilig Thuis) of een deskundige op het gebied van letselduiding. Stap 3: Gesprek met de betrokkene(n). Stap 4: Wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. En bij twijfel altijd het AMHK/ Veilig Thuis raadplegen. Stap 5: Beslissen over zelf hulp organiseren of melden. Kindcheck De wet bepaalt dat de meldcode een kindcheck moet bevatten bij bepaalde volwassen cliënten. Het gaat om cliënten die in een lichamelijke of geestelijke conditie of in andere omstandigheden verkeren, waardoor ze een risico kunnen vormen voor de veiligheid of de ontwikkeling van kinderen die van hen afhankelijk zijn. Bij de kindcheck vraagt of onderzoekt de beroepskracht of er kinderen zijn die van de cliënt afhankelijk zijn. Is dat het geval, dan legt de beroepskracht het aantal en de leeftijd van deze kinderen vast. Meent de beroepskracht dat de veiligheid of ontwikkeling van kinderen in het geding is, of twijfelt hij daarover, dan zet hij de stappen van de meldcode. Inspecties controleren of organisaties en zelfstandigen een meldcode hebben en of zij het gebruik en de kennis daarvan bevorderen. Dit gebeurt door de: - Inspectie voor de Gezondheidszorg; - Onderwijsinspectie; - Inspectie Jeugdzorg; - Inspectie Veiligheid & Justitie. Gemeenten houden toezicht op de sectoren maatschappelijke ondersteuning en kinderopvang. Voor gemeenten is dit een nieuwe taak. Daarom is via de website van de rijksoverheid een factsheet meldcode en een webinar wet meldcode voor gemeenten beschikbaar. Hierin staat informatie voor gemeenten over hun rol. Daarnaast moet een organisatie het volgende doen bij het ontwikkelen van een meldcode: • Benoemen wie de stappen moet doorlopen en vastleggen wie eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het wel of niet melden. Zo kan een school afspreken dat de leerkracht de signalen bespreekt met de zorgcoördinator. • Aandacht besteden aan vormen van geweld die extra kennis en vaardigheden van medewerkers vragen. Bijvoorbeeld vrouwelijke genitale verminking en eergerelateerd geweld. • Instructies opstellen voor het uitvoeren van een kindcheck. 24 • Vastleggen hoe medewerkers moeten omgaan met (vermoedelijk) vertrouwelijke gegevens. • Medewerkers wijzen op de mogelijkheid ook een melding te doen in de al langer bestaande Verwijsindex Risicojongeren. Dit geldt alleen voor organisaties die bevoegd zijn een melding te doen in dit systeem. Een aantal organisaties in Drenthe heeft een meldcode, werkt er ook mee en is al getraind in het werken met de meldcode. Nog niet alle instellingen die dit volgens de wet zouden moeten, werken echter al met de meldcode. Ook binnen gemeenten is er nog geen sprake van eenduidigheid. Sommige gemeenten hebben zelf al wel een meldcode (voor leerplichtambtenaren, WMO-loketmedewerkers) en hebben hun toezichthoudende rol goed voor ogen, in andere wordt daar nog aan gewerkt. • Sinds 1 juli 2013 zijn organisaties en zelfstandigen volgens de wet Verplichte Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling verplicht te werken met een meldcode. Gemeenten houden toezicht op de sectoren maatschappelijke ondersteuning en kinderopvang en zullen derhalve ook het al dan niet gebruiken van de meldcode mee moeten nemen in de inspectie. • Ook gemeenten (WMO-loketmedewerkers, leerplichtambtenaren zijn gehouden aan de wet Verplichte Meldcode. B. 5 Afstemming tussen zorg- en justitietrajecten Voorkomen van recidive (ook bij zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling) is één van de doelen van het strafrecht. De ervaring leert dat alleen maar straffen niet leidt tot het behalen van dit doel. Voor het bereiken van dit doel is ook zorg nodig. Straf (drang en dwang) en zorg (hulpverlening) moeten derhalve goed afgestemd worden om bij te dragen aan de effectiviteit. Afstemming begint met het uitwisselen van informatie. Daarna zal er ook afgestemd moeten worden tussen partners uit het justitiële domein en het zorgdomein om vast te stellen hoe straf en zorg elkaar het meest kunnen versterken. Bij de totstandkoming van de regiovisie bleek dit een nadrukkelijk punt van aandacht, niet alleen in Drenthe maar ook in Groningen en Friesland. De afstemming tussen straf en zorg kan niet op lokaal niveau worden geregeld. Deze afstemming lijkt het best op NoordNederlands niveau te worden georganiseerd. Politie, OM en de gemeenten spelen hier een belangrijke rol in. Samenwerking tussen deze partijen is niet nieuw, zij werken al langer samen in de infrastructuur van de Veiligheidshuizen. De drie Veiligheidshuizen in Drenthe, Groningen en Friesland fungeren als koppelvlak tussen de zorg- en veiligheidsketen en verbinden zo de domeinen zorg en veiligheid. In Drenthe zijn BJZ (waar het AMK onder valt) en GGD (met het SHG) kernpartners van het Veiligheidshuis. Momenteel wordt de samenwerking tussen het AMK, SHG en Veiligheidshuis Drenthe versterkt. Voor het OM Noord Nederland en de Politie Noord Nederland vormen de veiligheidshuizen in Drenthe, Groningen en Friesland een belangrijke schakel in de afstemming van veiligheid en zorg. 25 Samen met Groningen en Friesland is een start gemaakt om processen, knelpunten en oplossingsrichtingen in de versterking van straf en zorg in beeld te brengen op Noord Nederlands niveau. Met ondersteuning van de VNG (Wicher Pattje) wordt onderzocht of er afspraken over de afstemming gemaakt kunnen worden, waarbij het uitgangspunt is dat straf en zorg elkaar moeten versterken in de hulpverlening aan huishoudens waar sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Deze ontwikkeling dient ook als pilot voor afstemming op het landelijk niveau. In juni 2014 is gestart met 3 werkgroepen met vertegenwoordigers van (onder andere gemeenten, OM, politie, reclasseringsorganisaties, AMHK/ Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en veiligheidshuizen). Zij werken aan oplossingsrichtingen op de thema’s ‘Informatie en triage’, ‘Regie op de casus’ en ‘Samenspel ZSM / Veiligheidshuis / AMHK/Veilig Thuis, MDCK / CSG’. In het concept14 Regionaal Beleidsplan Veiligheid Noord Nederland (voor de jaren 2015 – 2018) valt te lezen dat meer dan een kwart van alle bedreigingen en mishandelingen in Noord Nederland huiselijk geweld betreft. De aangiftebereidheid is laag en veel geweldsdelicten worden gepleegd onder invloed van (meerdere) genotsmiddelen. Positief is dat in meer dan de helft van de gevallen waar een huisverbod is opgelegd daarna geen politie-interventie meer geweest is. Zorgwekkend is de trend dat het aantal huisverboden dat verlengd wordt toeneemt en het blijkt dat bij enkele hardnekkige recidivisten opeenvolgende interventies onvoldoende effect heeft. In de genoemde aanpak komen elementen terug die naadloos aansluiten op de regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling: ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· Interventies bij huiselijk en seksueel geweld richten zich bij voorkeur niet enkel op de dader maar ook op het systeem waarbinnen dit delict wordt gepleegd (gezin, partner, afhankelijkheidsrelatie). Hiervoor is een integrale aanpak nodig, bestaande uit een combinatie van strafrechtelijke interventies met zorg, opvang en hulpverlening. Het opleggen van een huisverbod met de daarbij behorende hulpverlening is een belangrijk instrument dat om blijvende aandacht vraagt. De gemeenten werken samen om tijdige en intensieve hulpverlening bij huisverboden blijvend te organiseren. Er komt een gerichte, integrale aanpak van recidivisten van huiselijk geweld; onder regie van gemeenten wordt de persoonsgerichte aanpak geïntensiveerd en geprofessionaliseerd. Het veiligheidshuis speelt hierin een belangrijke rol. De aangiftebereidheid bij huiselijk en seksueel geweld wordt bevorderd. • In Drenthe wordt de samenwerking tussen AMK, SHG en Veiligheidshuis Drenthe versterkt. • Er wordt momenteel, door OM, politie en (centrum)gemeenten, op het niveau van Noord Nederland bezien of er afspraken te maken zijn over de afstemming tussen zorg (hulpverlening) en straf (dwang en drang). B. 6 Informatiedeling Professionals moeten elkaar snel kunnen bereiken wanneer zij gelijktijdig betrokken zijn bij een huishouden waar ook huiselijk geweld voorkomt. Dat geldt zowel voor de betrokken 14 Concept Regionaal beleidsplan Veiligheid Noord – Nederland versie 23 juni 2014 26 hulpverleners binnen, als die buiten de sociale teams. Minimale informatie moet worden gedeeld: de hulpverleners of de casusregisseurs moeten minstens beschikken over contactinformatie van de hulpverleners en van de procesbewakers van het AMHK/ Veilig Thuis (betrokken bij hetzelfde huishouden) om onderling te kunnen samenwerken. Met name de aansluiting bij de informatie van het AMHK / Veilig Thuis is daarbij cruciaal. Om de AMHK / Veilig Thuis-werkprocessen te ondersteunen vanaf 1 januari 2015 is het nodig dat er een goedwerkende ICT applicatie is. Het liefst een applicatie die één op één aansluit bij het handelingsprotocol van het AMHK/ Veilig Thuis. Op deze manier is o.a. er geen onduidelijkheid over gebruikte terminologie, is informatie goed te vergelijken met andere AMHK’s/ Veilig Thuis en is dienstverlening die regio-overstijgend is goed te realiseren. De VNG, het landelijk programmateam AMHK, ontwikkelt samen met Cap Gemini een versie die aansluit op het al jaren, door het onder Jeugdzorg vallende AMK, gebruikte WIJZ systeem. In oktober 2014 kan hiermee proef gedraaid kan worden en de applicatie is dan beschikbaar voor 1 januari 2015. De eisen die gesteld zijn aan het programma bieden veel voordelen; er kan makkelijk verantwoording worden afgelegd aan gemeenten, het is nog flexibel aan te passen aan de verschillen in gemeenten, het ondersteunt de systeemgerichte benadering en biedt medewerkers gebruiksgemak (makkelijk te koppelen met GCOS, BVH en KBPS). Doordat één van de uitgangspunten is dat er snel gekoppeld moet worden vanuit het AMHK/ Veilig Thuis naar de lokale sociale teams is er nadrukkelijk aandacht voor de koppeling met lokale systemen. Het AMHK/ Veilig Thuis Drenthe oriënteert zich momenteel op de aansluiting op dit systeem. De op Noord Nederlands niveau georganiseerde ketenpartners als het Openbaar Ministerie (OM), Politie, Reclassering, Ambulante Forensische Psychiatrie, werken bij voorkeur via het Veiligheidshuis en/of het AMHK / Veilig Thuis (die ook werken op regionaal niveau) samen met de sociale teams in de 12 gemeenten.15 Een actueel voorbeeld: Het Openbaar Ministerie (OM) werkt steeds meer volgens de zogeheten ZSM werkwijze: Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk. Politie, OM en ketenpartners pakken met ZSM veelvoorkomende misdrijven op daadkrachtige wijze aan. In de ZSM werkwijze beslissen zij na aanhouding van de verdachte zo spoedig mogelijk over het afdoeningstraject. Waar mogelijk wordt direct een afdoeningsbeslissing genomen. Het gaat hierbij om betekenisvolle interventies, waarbij verdachten een passende reactie krijgen, recht wordt gedaan aan de positie van slachtoffers en de buurt merkt hoe snel daders worden gecorrigeerd. Dat alles in een strafrechtketen waarin de partners samen een schakel vormen en dus snel schakelen. Deze ZSM afdoeningen moeten door het OM (via het AMHK / Veilig Thuis) met de betrokken hulpverleners worden afgestemd. Dit om te bepalen wat voor een pleger (in een huishouden) adequate afdoeningsmaatregelen kunnen zijn. Het bijhouden van alle, in sociale teams van Noord Nederland, beschikbare informatie is echter niet goed mogelijk voor het OM. De AMHK’s/ Veilig Thuis moeten dit wel kunnen. Om het delen van de noodzakelijke informatie goed mogelijk te maken is in het kader van de Regiovisie-ontwikkeling door de centrumgemeente besloten de in Drenthe op enkele plekken 15 In een bijeenkomst op 23 april 2014 kwamen op initiatief van de drie regiovisieschrijvers samen met het OM, en onder begeleiding van de VNG, vele partners bijeen om deze zaken te bespreken. Hierop is een vervolg gekomen; 30 juni zijn werkgroepen voor de eerste keer bijeengekomen om zaken verder uit te werken. 27 al gebruikte webapplicatie ‘Toolkit Sociaal/ Inzet in Zicht’ gesubsidieerd 16 ter beschikking te stellen aan sociale teams in Drenthe. De Toolkit Sociaal is een applicatie van Link2Control. Dit registratiesysteem is nu onder andere bij OGGz en het Veiligheidshuis in Drenthe in gebruik, evenals bij multiproblematiek in Emmen, Hoogeveen en andere gemeenten. In de pilot in Emmen (met een signaleringsuitbreiding; Inzet in Zicht) worden bijvoorbeeld (contact)gegevens uitgewisseld waarbij helder is wie er betrokkenheid heeft met een gezin/huishouden. Het gaat dan in eerste instantie om het achterlaten van een ‘visitekaartje’ van de zorg/ hulpverlener op een adres, er wordt dan nog geen inhoudelijke informatie gedeeld. De Toolkit Sociaal / Inzet in Zicht uitbreiding bevat daartoe onder meer een kaart met iconen bij multiproblematiek. Adressen waar sprake is van multiproblematiek worden daarbij zichtbaar op een kaart van de desbetreffende gemeenten. Komen er meerdere visitekaartjes op hetzelfde adres dan wordt bepaald of er gezamenlijke actie moet worden ondernomen. Wanneer wordt besloten tot gezamenlijke aanpak op een adres waar meerdere hulpverleners hun visitekaartje hebben achtergelaten dan wordt de Toolkit Sociaal/ Inzet in Zicht ingezet. Deze omvat daarnaast een toolkit voor onderlinge afstemming en opvolging van de hulpverlening. Samenvattend; Als een sociaal team een casus op het gebied van huiselijk geweld of kindermishandeling oppakt kan de Toolkit sociaal worden gebruikt voor de processturing van de hulpverlening volgens het 1 huishouden, 1 plan, 1 aanspreekpunt principe. Acties, gepland overleg, het ene plan, notities en berichten kunnen per adres gedeeld worden tussen de daartoe gemachtigde hulpverleners. Gemeenten kunnen zelf bepalen of ze willen werken met Toolkit Sociaal met de signaleringsmogelijkheid Inzet in Zicht. Er zijn naast dit systeem ook andere bestaande of nog te ontwikkelen systemen. Belangrijk punt blijft de mogelijkheid tot koppeling met andere systemen. De in gang gezette (of deels nog te zetten) ontwikkeling van het aanbieden van de Toolkit/sociaal aan Drentse gemeentes staat niet haaks op het aansluiten bij de AMHK / Veilig Thuis applicatie in WIJZ. Beide systemen zullen op elkaar aansluiten. • Professionals moeten elkaar snel kunnen bereiken als ze (gelijktijdig) betrokken zijn bij een huishouden. Hulpverleners of de casusregisseurs moeten minimaal beschikken over de contactinformatie van de hulpverleners en van de procesbewakers van het AMHK / Veilig Thuis (betrokken bij hetzelfde huishouden) om onderling te kunnen samenwerken. Met name de aansluiting bij de informatie van het AMHK / Veilig Thuis is daarbij cruciaal. • In het kader van de Regiovisie-ontwikkeling is door de centrumgemeente besloten de webapplicatie ‘Toolkit Sociaal/ Inzet in Zicht’ gesubsidieerd ter beschikking te stellen aan sociale teams in Drenthe. B. 7 Collectieve Opdracht Routeer Voorziening In het nieuwe jeugdstelsel, per 1 januari 2015, krijgen gemeenten en justitie organisaties verschillende verantwoordelijkheden bij de uitvoering van de jeugdbescherming en 16 Het systeem is het eerste jaar kosteloos, met 1 extra koppeling per gemeente naast HG en OGGZ. Afhankelijk van extra eisen aan nieuwe koppelingen komen daar kosten voor de gemeente bij. Er kan worden geput uit informatie Leertuin Privacy Emmen bij de afwegingen en werkwijze in een gemeente. 28 jeugdreclassering, maar met een gezamenlijke opgave; het tegengaan van recidive en het bevorderen van een veilige omgeving voor jeugdigen om te kunnen opgroeien. Efficiënte en effectieve informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen is essentieel; de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) regelt hierin het (formele) berichtenverkeer. De CORV is een digitaal knooppunt voor jeugd dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het gemeentelijk domein (de gemeenten zelf, het AMHK / Veilig Thuis, de gecertificeerde instellingen en de eventueel gemandateerden). De aansluiting op en het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de nieuwe jeugdwet.17 Deze eis maakt daarmee deel uit van de ontwikkeling van een Drents systeem van informatiedeling. Om te komen tot een goede afhandeling van de zorgmeldingen van de politie is, zoals ook gesteld in het scenario “Eén AMHK in Drenthe”, een snelle afhandeling naar de betreffende gemeenten en sociaal/jeugd/cjg team van groot belang. Onduidelijk is of CORV hier voldoende antwoord op kan geven. Het is nadrukkelijk wel de vraag van gemeenten dat het berichten verkeer van CORV hierop het antwoord kan zijn. De vraag is neergelegd bij de VNG/KING die de gemeenten ondersteunt bij de implementatie van CORV. In 2014 is een antwoord hierop naar verwachting beschikbaar. Er zijn beleidsoverleggen transformatie jeugdhulp (voorheen het strategisch overleg) gepland waarin dit onderwerp geagendeerd wordt. De aansluiting op en het gebruik vanaf 1 januari 2015 van de CORV is verplicht gesteld in de nieuwe jeugdwet. CORV is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het gemeentelijk domein (de gemeenten zelf, het AMHK / Veilig Thuis, de gecertificeerde instellingen en de eventueel gemandateerden). B. 8 Jeugdreclassering en jeugdbescherming Met de invoering van de nieuwe Jeugdwet op 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor alle hulp, zorg en ondersteuning aan jeugd en gezinnen. Dit biedt de mogelijkheid het jeugdstelsel effectiever te organiseren, meer te doen aan het voorkomen van problemen en sneller hulp en zorg op maat in te zetten als dat nodig is. Ook binnen het nieuwe stelsel moet jeugdbescherming en jeugdreclassering beschikbaar zijn, voor kinderen van wie de veiligheid onder druk staat of die in aanraking zijn geweest met criminaliteit. De nieuwe organisatie voorziet hierin. In 2013 ging het om een groep van 1.471 kinderen in Groningen (920 JB en 551 JR in 2013) en 1.105 kinderen in Drenthe (755 JB en 350 JR in 2013). Bureau Jeugdzorg Groningen en Bureau Jeugdzorg Drenthe gaan per 1 januari 2015 samen één organisatie vormen voor de uitvoering van de jeugdreclassering (JR) en de jeugdbescherming (JB) voor de gemeenten in Groningen en Drenthe. Met de vorming van 17 Het ministerie van Veiligheid en Justitie, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Vereniging Nederlandse Gemeenten hebben in februari 2014 hierover een factsheet Collectieve Opdracht Routeer Voorziening uitgegeven. Meer informatie via www.voordejeugd.nl. 29 deze organisatie is aan de voorwaarde voldaan om de veiligheid van kinderen te kunnen waarborgen in het nieuwe jeugdstelsel. De komende periode wordt dit voornemen verder uitgewerkt tot een plan van aanpak. Uitgangspunt van het nieuwe jeugdstelsel van de gemeenten in Groningen en Drenthe is dat kinderen in hun eigen omgeving, in hun eigen gezin en op hun eigen school blijven, ook als er problemen zijn. Drang- en dwangmaatregelen worden tijdelijk ingezet zodat kinderen zo snel mogelijk hulp en ondersteuning ontvangen in hun eigen lokale netwerk, met waar nodig inzet van de regionale gespecialiseerde jeugdzorg. Dit betekent dat samenwerking en afstemming met beide velden centraal staan in de werkwijze van de nieuwe organisatie. Met als doel dat de gezinsvoogd en de jeugdreclasseerder sneller een stapje terug kunnen doen. Een belangrijke ontwikkeling die hiermee samenhangt is dat sinds 1 april 2014 het adolescentenstrafrecht is ingevoerd. Er wordt sinds deze datum bij jongeren van 16 tot 23 jaar die terechtstaan voor een misdrijf een nadrukkelijke keuze gemaakt of zij worden berecht volgend het jeugdstrafrecht of het volwassenen-strafrecht. Door het verdwijnen van de harde leeftijdsgrens van 18 jaar kunnen adolescenten beter op maat worden berecht waardoor de kans op herhaling verkleint wordt en jongeren die de fout ingaan meer perspectief geboden wordt. Er wordt voor iedere individuele verdachte maatwerk geboden. Het OM bepaalt in eerste instantie of een jonge verdachte veroordeeld moet worden volgens het jeugdstrafrecht of het volwassenen-strafrecht (en dus in afwachting van de rechtszaak in een justitiële jeugdinrichting of een huis van bewaring terechtkomt). De advocaat kan op een zitting pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht en uiteindelijk is het de rechter die (volgens eenduidige criteria) beslist welk type strafrecht wordt toegepast. • Met de invoering van de nieuwe Jeugdwet op 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor alle hulp, zorg en ondersteuning aan jeugd en gezinnen. • Bureau Jeugdzorg Groningen en Bureau Jeugdzorg Drenthe gaan per 1 januari 2015 samen één organisatie vormen voor de uitvoering van de jeugdreclassering (JR) en de jeugdbescherming (JB) voor de gemeenten in Groningen en Drenthe. B. 9 Spoedhulp voor jongeren Om vanaf 2015 goed uitvoering te kunnen geven aan de crisisinterventie en spoedeisende hulp voor jeugd is afgesproken dat de zorgaanbieders in Drenthe zullen aangeven op welke manier vanaf 2015 invulling wordt gegeven aan de noodzakelijke spoedopvang (ambulant en verblijf) en op welke wijze deze aansluit bij de vraag vanuit het lokale veld. Onder de naam ‘Spoed4JeugdDrenthe’, zijn in opdracht van het Algemeen Bestuurlijk Overleg (ABO) van de Drentse pilot Jeugd vertegenwoordigers van o.a. BJZ Drenthe, GGD Drenthe, Yorneo, Accare, GGZ Drenthe, Ambiq Drenthe, Promens Care, De Trans en voorzitters van MDO uit de drie subregio’s in Drenthe aan de slag om met name de ‘voorkant’ van de crisishulpverlening efficiënt in te richten.18 Tot uiterlijk 1 januari 2015 zorgt BJZ Drenthe voor casemanagers die in geval van crisis voorzien in een soort ambulante crisisinterventie, waarbij ook gezorgd wordt voor de toeleiding naar hulp, indien noodzakelijk ook 24 uurs hulp. 18 Voor meer informatie kunt u terecht op de website www.drentsepilotjeugd.nl 30 • De zorgaanbieders in Drenthe zullen, in opdracht van het Algemeen Bestuurlijk Overleg (ABO) van de Drentse pilot Jeugd, naar alle waarschijnlijkheid in oktober 2014 aangeven op welke manier vanaf 2015 invulling wordt gegeven aan de noodzakelijke spoedopvang (ambulant en verblijf) en op welke wijze deze aansluit bij de vraag vanuit het lokale veld. B. 10 Vrouwenopvang Vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld zijn onlosmakelijk verbonden. Er zijn binnen de vrouwenopvang ontwikkelingen gericht op een meer preventieve aanpak van huiselijk geweld. Er zijn ‘nieuwe’ landelijke criteria voor de vrouwenopvang, waarbij ambulantisering of extramuralisering een belangrijke vereiste is en ook de opvang decentraliseert. Het uitgangspunt van de opvang is dat slachtoffers in de eigen sociale omgeving zouden kunnen verblijven. Opvangorganisaties en gemeenten formuleerden hiertoe samen de volgende uitgangspunten voor kwaliteit van opvang en ambulante begeleiding: ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· Doel hulpverlening: Duurzaam stoppen van geweld. Verder ambulantiseren. Kwaliteitsbeleid is dynamisch, vraagt om continue aandacht en verbetering. Systeemgerichte aanpak. Risicotaxatie en veiligheidsanalyse zijn noodzakelijk. Afstemming in de (veiligheids-) keten. De financiering van de Vrouwenopvang is al jaren een zaak van (centrum)gemeenten. Toch waren er nog specialistische functies die landelijk werden gefinancierd. Het ging hierbij om: a. Jonge vrouwen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld waarbij sprake is van aanzienlijke dreiging en tevens complexe meervoudige problematiek. b. Slachtoffers met een acute vraag naar opvang buiten kantooruren vanuit eergerelateerd geweld. c. Slachtoffers van loverboys waarbij sprake is van aanzienlijke dreiging en tevens complexe meervoudige problematiek. d. Vrouwen die slachtoffer zijn van extreme geweldsdreiging, vrouw van lid van criminele bende, psychiatrisch gestoorde bedreiger. e. Vrouwen die te maken hebben met extreme stalking. Met ingang van 2015 zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor hulp en ondersteuning van deze groepen. In het bestuurlijk overleg van de VNG op 14 mei 2014 hebben de gemeenten uitgesproken dat ze zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor een veilige opvang van specifieke groepen, zowel de huidige als de toekomstige. Zij zijn overtuigd van het belang en de waarde van de functies die de opvanginstellingen voor deze groepen hebben ontwikkeld. In het programma RegioAanpak Veilig Thuis is daarom een plan opgesteld om de overgang van Rijksfinanciering naar gemeentelijke financiering zorgvuldig te laten verlopen. Om deze 31 functies in te kopen wordt een raamcontract voorbereid met de aanbieders. Verder worden de middelen die nu nog door VWS worden gefinancierd apart gezet. Hiervoor lag een voorstel in de Algemene Ledenvergadering van 18 juni 2014. De rekeningen voor deze specifieke functies kunnen vanaf 1 januari 2015 worden betaald uit het bedrag dat daarvoor is gereserveerd. De gezamenlijke gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties geldt ongeacht geslacht. De mannenopvang wordt daarmee vanaf 1 januari 2015 een verantwoordelijkheid voor de gezamenlijke gemeenten. Ook voor alle andere groepen betekent het dat alle gemeenten gezamenlijk afspraken moeten maken over de te volgen procedures en de wijze waarop aan de slachtoffers hulp moet worden verleend en de wijze waarop slachtoffers moeten worden gehuisvest (bijvoorbeeld slachtoffers van loverboyproblematiek, slachtoffers van oudermishandeling of mannelijke slachtoffers). Dit moet de komende jaren in samenhang tussen het AMHK / Veilig Thuis, de gemeenten en de vrouwenopvang in Drenthe (momenteel uitgevoerd door Het Kopland) nader worden uitgewerkt. Ook de 7000 kinderen die landelijk in de opvang verblijven horen de kwalitatief goede ondersteuning te krijgen die ze nodig hebben. Kopland (de instelling voor Vrouwenopvang) zorgt dat meekomende kinderen in Drenthe ook volgens een beproefde methodiek worden begeleid. Bij de Vrouwenopvang (VO) in Drenthe wordt (net als bij de hulpverlening huiselijk geweld in lokale sociale teams het adagium is) steeds meer systeemgericht gewerkt; vader, moeder en kinderen zoeken samen met de VO naar een goede vorm om het geweld in de toekomst te verminderen en te stoppen. In deze systeemgerichte benadering van de VO zal in toenemende mate worden samengewerkt met sociale teams en eventueel het AMHK / Veilig Thuis. Met name ook in het traject voorafgaand aan een opname in de VO en in de nazorgperiode zal nauw moeten worden samengewerkt tussen VO, lokale sociale teams en het AMHK / Veilig Thuis. Deze samenhang zal nader moeten worden uitgewerkt. • Met ingang van 2015 zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor hulp en ondersteuning van jonge vrouwen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld waarbij sprake is van aanzienlijke dreiging en tevens complexe meervoudige problematiek, slachtoffers met een acute vraag naar opvang buiten kantooruren vanuit eergerelateerd geweld, slachtoffers van loverboys waarbij sprake is van aanzienlijke dreiging en tevens complexe meervoudige problematiek, vrouwen die slachtoffer zijn van extreme geweldsdreiging, vrouw van lid van criminele bende, psychiatrisch gestoorde bedreiger en vrouwen die te maken hebben met extreme stalking. • Gemeenten worden geacht gezamenlijk afspraken te maken over de te volgen procedures en de wijze waarop aan de slachtoffers hulp moet worden verleend en de wijze waarop slachtoffers moeten worden gehuisvest (bijvoorbeeld slachtoffers van loverboyproblematiek, slachtoffers van oudermishandeling of mannelijke slachtoffers). Dit moet de komende jaren in samenhang tussen het AMHK / Veilig Thuis, de gemeenten en de vrouwenopvang in Drenthe (momenteel uitgevoerd door Het Kopland) nader worden uitgewerkt. 32 B.11 Centrum Seksueel Geweld De opvang van slachtoffers van seksueel geweld en het bieden van goede nazorg aan slachtoffers van seksueel misbruik behoort tot de reguliere taken van gemeenten. Toch is de opvang van slachtoffers van seksueel geweld in de acute fase in Nederland nog niet optimaal. Slachtoffers krijgen vaak te maken met een versnipperd hulpaanbod, weten niet goed waar ze terecht kunnen met hun vragen en vaak wachten ze lang met het zoeken naar hulp. In Drenthe wordt daarom, samen met Groningen, een Centrum opgericht voor slachtoffers van seksueel geweld.19 In dit centrum (niet een apart gebouw maar een nauwe samenwerking tussen verschillende organisaties) wordt de sociaal psychologische opvang, de medische zorg en het forensisch onderzoek in de acute fase na het seksueel geweld op elkaar afgestemd. Het centrum moet 24 uur per dag bereikbaar zijn en de nazorg is outreachend. Het centrum moet fungeren als expertisecentrum voor de slachtoffers, familie en professionals in het uitvoerend veld. De problematiek en doelgroepen vertoond op een aantal vlakken overlap met de problematiek en doelgroepen die binnen het AMHK / Veilig Thuis bediend worden. Het is dan ook logisch deze ontwikkelingen in nauwe samenhang te zien. In Drenthe gaat de medische en forensische zorg verleend worden vanuit de spoedeisende hulp van het Scheperziekenhuis Emmen en is de maatschappelijk werker van de poli seksuologie van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen verantwoordelijk voor de nazorg. • De opvang van slachtoffers van seksueel geweld en het bieden van goede nazorg aan slachtoffers van seksueel misbruik behoort tot de reguliere taken van gemeenten. • De hulp is echter nu nog versnipperd en slachtoffer weten niet waar ze terecht kunnen en wachten vaak lang met het zoeken van hulp. In Drenthe wordt daarom samen met Groningen, een Centrum opgericht voor slachtoffers van seksueel geweld. In dit centrum (niet een apart gebouw maar een nauwe samenwerking tussen verschillende organisaties) wordt de sociaal psychologische opvang, de medische zorg en het forensisch onderzoek in de acute fase na het seksueel geweld op elkaar afgestemd. B.12 Ouderenmishandeling Met ouderenmishandeling wordt niet alleen fysieke en psychische mishandeling bedoeld maar ook verwaarlozing en financiële uitbuiting. Ouderenmishandeling in al zijn verschijningsvormen is een veel voorkomend maar nog te weinig gesignaleerd probleem. Specifiek aan de problematiek van ouderenmishandeling is namelijk dat ouderen veelal in een extra afhankelijkheidsrelatie zitten. Niet alleen emotioneel maar ook wat betreft fysieke verzorging. Naast het loyaliteitsaspect dat bij alle vormen van huiselijk geweld speelt, leidt dit ertoe dat ouderenmishandeling nog maar weinig wordt gemeld. Het Rijk en de Vereniging Nederlandse Gemeenten hebben daarom al eerder afgesproken om de aanpak van ouderenmishandeling tot prioriteit te maken van de aanpak van huiselijk geweld. De VNG zal de uitkomsten van de tweede evaluatie die VWS in 2014 uitvoert, gebruiken om de aanpak van ouderenmishandeling te intensiveren en op basis van best practices suggesties gaan 19 Besluitvorming (ook over de financiering) moet nog plaatsvinden. Zie de bijlage voor een uitgebreide beschrijving van het Centrum Seksueel Geweld. 33 doen waarmee gemeenten hun beleidsvoorstellen voor de signalering en aanpak van ouderenmishandeling kunnen aanscherpen en effectiever kunnen maken. De instrumenten en producten van het Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ zullen hierbij worden benut. • De VNG komt met suggesties waarmee gemeenten hun beleidsvoorstellen voor de signalering en aanpak van ouderenmishandeling kunnen aanscherpen en effectiever kunnen maken. B.13. Financiën De gemeenten hebben ook na 1 januari 2015 de taak en middelen voor de inrichting en het functioneren van lokale netwerken en lokale voorzieningen in het sociale domein en zijn derhalve verantwoordelijk voor de subsidiëring en kwaliteit van belangrijke instellingen zoals het algemeen maatschappelijk werk. De aanpak van huiselijk geweld viel al langer onder de WMO maar ook de aanpak van kindermishandeling valt vanaf januari 2015 onder de WMO en derhalve is elke gemeente hiervoor verantwoordelijk. Het AMK in Drenthe valt nu nog onder Bureau Jeugdzorg Drenthe en de gelden daartoe worden vanaf 2015 als decentralisatiegelden AMK aan de 12 gemeenten in Drenthe verstrekt. Het gaat daarbij naar huidige inzichten op een totaal bedrag voor de 12 gemeenten van € 1.891.800,-. De taken van het AMK zullen vanaf 2015 worden opgenomen in het nieuw te vormen AMHK / Veilig Thuis. De Drentse gemeenten zijn overeengekomen dat de hiervoor beschikbare middelen over gaan naar het AMHK / Veilig Thuis. De Centrumgemeente Emmen heeft daarnaast de taak en middelen om te zorgen voor regionale activiteiten in het kader van het bestrijden van huiselijk geweld en het organiseren van de ketenaanpak en instandhouding van opvangvoorzieningen zoals de vrouwenopvang. Zo is de gemeente Emmen ook verantwoordelijk voor het Steunpunt Huiselijk Geweld, in Drenthe vormgegeven door de GGD. Uit de decentralisatiemiddelen Vrouwenopvang verleent de centrumgemeente Emmen vanaf 2008 jaarlijks een bijdrage aan de GGD. In 2015 krijgt de GGD € 681.000,- voor het SHG. Inmiddels is door de 12 gemeenten besloten dat het Drentse AMHK / Veilig Thuis als additionele taak bij de GGD Drenthe ondergebracht wordt vanaf 1 januari 2015, voor een periode van vier jaar. Doordat het als additionele taak binnen de Gemeenschappelijke Regeling is ondergebracht onder planvorming en verantwoordelijkheid van de 12 gemeenten geeft het de mogelijkheid tot sturing vanuit de centrumgemeentelijke verantwoordelijkheden en de verantwoordelijkheden ‘AMK-deel’ vanuit de 12 Drentse gemeenten. Het in Drents verband besproken budget van € 2.572.800,- (€1.891.800,- en € 681.000,-) is als taakstellend vastgesteld waarmee de GGD Drenthe het AMHK / Veilig Thuis kan inrichten voor het jaar 2015. Vanaf 2015 wordt de Decentralisatie Uitkering Vrouwenopvang (DU/VO) verdeeld op grond van een objectieve verdeelsleutel (in plaats van op historische gronden). Dit betekent dat een deel van het geld verschuift naar andere delen van het land. Voor Drenthe heeft dit geen grote gevolgen omdat het budget dat centrumgemeente Emmen krijgt ongeveer gelijk blijft. Andere noordelijke centrumgemeenten (Groningen, Leeuwarden) gelden echter als nadeelgemeenten wat invloed kan hebben op de Drentse situatie (denk bijvoorbeeld aan 34 instellingen voor opvang die op Noord Nederlands niveau werken). De herverdeling verloopt fasegewijs in drie jaar tijd van 2015 tot en met 2017. De wethouders hebben afspraken gemaakt over een zachte landing. Dat wil zeggen dat de nadeelgemeenten in het eerste jaar nog geen geld inleveren. In het tweede jaar leveren ze een derde deel van de korting in en in 2017 wordt de korting volledig doorgevoerd. Dit wordt bekostigd door het inzetten een knelpunten-pot. Wethouders willen voorkomen dat in nadeelgemeenten al voorzieningen worden gesloten terwijl in de voordeelgemeenten nog geen nieuwe voorzieningen zijn opgebouwd. Als knelpunten dreigen te ontstaan worden hierover regionaal afspraken gemaakt. In onderstaande tabel de beschikbare middelen voor het AMHK / Veilig Thuis in 2015: Decentralisatie uitkering Vrouwenopvang naar Centrumgemeente Emmen Vanuit deze uitkering gaat naar het AMHK / Veilig Thuis Totaal decentralisatiegelden 12 gemeenten voor het AMHK / Veilig Thuis Totaal voor het AMHK / Veilig Thuis (decentralisatiegelden en geld vanuit de Doeluitkering Vrouwenopvang) Dit bedrag is taakstellend voor 2015 en 2016. € 2.151.548,- (bedrag 2014) € 681.000,€ 1.891.800,€ 2.572.800,- B.14 Aandachtspunten voortkomend uit de visie Vanuit de hiervoor beschreven uitgangspunten en de ontwikkelagenda volgen een aantal aandachtspunten, een aantal opdrachten wellicht, die een goede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Drenthe een impuls zouden geven. Hieronder worden ze puntsgewijs genoemd en wordt aangegeven wat de meeste prioriteit heeft (1, direct oppakken), wat prioriteit heeft (2, in de eerste helft van 2015) en zeer wenselijk is, maar in de loop van 2015 opgepakt kan worden (prioriteit 3). 1. Het is noodzakelijk op zo kort mogelijke termijn vast te stellen hoe de samenwerking (justitiële en zorgketen) tussen AMHK, lokale sociale teams en Veiligheidshuis vorm krijgt zodat straf en zorg elkaar ondersteunen. Rol, verantwoordelijkheden en bevoegdheden moeten worden beschreven voor het optimaal aannemen en verwerken van meldingen, informatieverzameling voor een goede triage, het vormgeven van casus- en procesregie en monitoring. Ook de mogelijkheid het risicotaxatie-instrument ‘RIHG’ vaker in te zetten verdient aandacht van de genoemde partijen. Voorgesteld wordt dit te doen in samenwerking met gemeenten en uitvoerende organisaties samen met Groningen en Friesland (bovenregionaal niveau). Nadere uitwerking kan op regionaal (Drents) niveau. (prioriteitsniveau 1) 2. Het is belangrijk een op- en afschalingsprocedure tussen het lokale netwerk, AMHK en het Veiligheidshuis te beschrijven. Bij voorkeur zou dit voor januari 2015 vorm moeten krijgen. Voor de hand ligt dit op regionaal niveau uit te werken (met 35 gebruikmaking van de kennis die landelijk en bovenregionaal wordt vergaard en gedeeld). (prioriteitsniveau 1) 3. Een plan voor de scholing en training van de lokale netwerken over signalering huiselijk geweld en kindermishandeling, het bespreekbaar maken en methodisch handelen is op zeer korte termijn wenselijk en noodzakelijk voor een goede aanpak van de problematiek. Hierin ligt, onder aanvoering van gemeenten, ook een belangrijke rol voor het AMHK / Veilig Thuis. (prioriteitsniveau 1) 4. Voor een goede, verantwoorde en transparante samenwerking is het raadzaam op zeer korte termijn met keten- en samenwerkingspartners afspraken te maken over informatie-uitwisseling. Dit vergt afspraken op zowel bovenregionaal (3 Noord), regionaal als lokaal niveau. (prioriteitsniveau 1) 5. Aan de hand van de VNG suggesties, zou een beleidsvoorstel geschreven moeten worden om de aanpak van ouderenmishandeling aan te scherpen en effectiever te maken. Dit zou kunnen op regionaal (Drents) niveau maar een lokale, gemeentelijke uitwerking is naar alle waarschijnlijkheid het meest effectief. (prioriteitsniveau 2) 6. Het voorkomen van intergenerationele overdracht (door gebruikmaking van evidence based methodieken) verdient de nodige aandacht. In de opdrachtverstrekking of subsidievoorwaarden aan AMHK/ Veilig Thuis, lokale sociale netwerken en de vrouwenopvang kan dit specifiek opgenomen worden. Eén en ander zou regionaal (AMHK / Veilig Thuis, Vrouwenopvang) en lokaal (lokale sociale teams) opgepakt kunnen worden. (prioriteitsniveau 2) 7. De aanpak van andere vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties, die niet zijn meegenomen in de regiovisie (bijvoorbeeld mensenhandel, loverboy-problematiek, geweld en kindermishandeling binnen scholen, zorginstellingen of sportverenigingen), zou beschreven moeten worden. Het ligt voor de hand dit te doen op Drents niveau samen met gemeenten, uitvoerende organisaties en cliëntvertegenwoordigers. (prioriteitsniveau 3) 8. In het kader van preventie van huiselijk geweld en kindermishandeling zou er een plan moeten komen waarin heel precies informatie en handreikingen worden gegeven aan doelgroepen, van algemeen naar specifiek. Het plan zou zich moeten richten op de beïnvloeding van de gehele bevolking in de gemeente maar zou ook een gerichte benadering moeten bevatten van risicowijken, daarbinnen van risicogroepen en daarbinnen van specifieke risicogezinnen. Uitwerking kan het best plaatsvinden op lokaal (gemeentelijk) niveau, eventueel hangend onder een regionaal plan. (prioriteitsniveau 3) 9. De inzet van Signs of Safety voor alle huiselijk geweldsituaties zoals genoemd in de regiovisie vergt een plan waarin beschrijving, implementatie en evaluatie vorm krijgt. Raadzaam is om tegelijkertijd te kijken naar andere effectieve (evidence based) interventies om huiselijk geweld en kindermishandeling aan te pakken. Een regionale aanpak lijkt het meest geschikt. (prioriteitsniveau 3) 36 10. Gemeenten kunnen in het kader van integratie van werkzaamheden een check in bijvoorbeeld de subsidieverantwoording genereren of de (sinds juli 2013) verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gebruikt wordt en of de inspectie hierop goed vorm heeft gekregen. (prioriteitsniveau 3) 11. De centrumgemeente Emmen is verantwoordelijk voor voldoende en kwalitatief goede vrouwenopvang voor de Drentse gemeenten en organiseert dit volgens de kwaliteitseisen. Zij doet dit voor de provincie Drenthe (in afstemming met bovenregionaal en landelijk). (prioriteitsniveau 3) Veel van de aandachtspunten kunnen lokaal opgepakt worden, een ander deel is handiger om dit op Drents of Noord Nederlands niveau op te pakken. Om te zorgen dat de uitvoering van aandachtspunten ter hand wordt genomen, ontwikkelpunten helder blijven, men weet wie wat doet, de voortgang zichtbaar is en de uitvoering aansluit bij deze regiovisie lijkt het raadzaam (zoals ook tijdens het bestuurlijk overleg van 18 september 2014 door burgemeesters en wethouders werd aangegeven), regie en monitoring voor de regiovisie te organiseren (vanuit de stuurgroep Huiselijk Geweld en Kindermishandeling). 37 C: Bijlagen Bijlage 1 Afkortingen en Begrippenlijst Eenheid van taal is een voorwaarde om te komen tot een goede uitwerking. Een zo overstijgend mogelijke begrippenlijst kan hierbij behulpzaam zijn. ABO Algemeen Bestuurlijk Overleg Ambulantisering Streven om mensen met een beperking zo ‘normaal’ mogelijk te laten participeren en de benodigde hulp aan huis te bieden. De geboden hulp aan huis kan variëren in frequentie en intensiteit. Advies Een op de behoefte van de adviesvrager afgestemde set van aanwijzingen, raadgevingen en tips met als doel de adviesvrager in staat te stellen zelf verder te kunnen handelen in situaties van huiselijk geweld of kindermishandeling of bij een vermoeden daarvan. AMHK / Veilig Thuis Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling AMK Advies en Meldpunt Kindermishandeling AWBZ Algemene Wet Bijzondere ziektekosten Beleidsregie De beleidsregie is per definitie voorbehouden aan gemeenten. Gemeenten formuleren het beleid; ze duiden het vraagstuk van huiselijk geweld en kindermishandeling, ze formuleren voorwaarden voor een succesvolle aanpak, wijzen partijen aan die de uitvoering ter hand moeten nemen, leggen de afspraken met die partijen over procedures, rollen en verantwoordelijkheden vast en stellen middelen beschikbaar voor de uitvoering van het beleid. Besluitvorming Op twee momenten worden bijzondere eisen gesteld aan de besluitvorming binnen het AMHK / Veilig Thuis: bij de triage en bij het trekken van conclusies op basis van het onderzoek. Op die momenten worden besluiten genomen in intercollegiaal en in complexe gevalle in multidisciplinair overleg. BJZ Bureau Jeugdzorg Bovenlokaal Hiermee wordt het gebied van de provincie Drenthe aangeduid. Casusregie De verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van het veiligheidsplan, hulpverleningsplan en herstelplan. De casusregisseur is de intermediair tussen de burger en de hulpverleningsinstellingen. De casusregisseur is verantwoordelijk voor de inhoud en het nakomen van de afspraken die met de burger/cliënt worden gemaakt. 38 Code Groen zeer laag risico: geen ernstige feitelijkheden, geen bekenden met HG en KM, geen dreiging op herhaling, geen aangifte of aanhouding en geen kinderen betrokken = vraagt als oplossingsrichting: of niets doen, of beperkte actie zoals bv. het telefonisch contact opnemen met betrokkenen en aangeven welke hulpverlening aangeboden kan worden, geen actieve druk op doorverwijzing (wel registratie) Code Oranje ernstig risico: ernstige feitelijkheden en/of zorgen ten aanzien van escalatie of herhaling (bekendheid HG) en/of de dreiging is onvoorspelbaar, vaak sprake van aangifte en/of aanhouding maar hoeft niet, kinderen getuige van geweld = vraagt als oplossingsrichting: het gericht actie ondernemen op actieve doorverwijzing naar gecoördineerde aanpak huiselijk geweld (met hulpverlening voor slachtoffer, pleger en kinderen) door actief contact leggen met betrokkenen en evt. d.m.v. huisbezoek, betrekken van bestaande hulpverlening via lokale OGGz-coördinator inzetten van AMW en/of AFPN met kindhulpverlening en vaak in samenspraak met de buurtagent. Terugkoppeling aan lokale OGGz-coördinator voor actieve coördinatie hulpverlening en algemene monitoring Code Rood zeer ernstig en acuut risico: zeer ernstige feitelijkheden en/of acute dreiging op escalatie en herhaling (groot veiligheidsrisico), vrijwel altijd sprake van huisverbod of opvang VO, vrijwel altijd sprake van aangifte en/of aanhouding maar hoeft niet = vraagt als oplossingsrichting: direct waarborgen van veiligheid en ruimte creëren voor interventies/acties/(hulpverlenings) traject. Meest gebruikelijke acties: inzet huisverbod, inzetten van politie en (alsnog) aanhouden van verdachte pleger en/of vrouw met evt. kinderen naar de vrouwenopvang. Huisbezoek en veiligheidsplan. ZSM- traject. Inschakelen Raad voor de kinderbescherming. Evt. vroeghulp dader door Reclassering, reclasseringsonderzoek, evt. beschikking OM/vonnis rechter/ afdoening dader door OM. Goede overdracht en samenwerking met hulpverlening. Complexe casuïstiek Met complexe casuïstiek worden bedoeld situaties waar sprake is van problematiek op tenminste twee leefdomeinen en situaties. CORV De Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen en het gemeentelijke domein. 39 CJG Centrum Jeugd en Gezin CSG Centrum Seksueel Geweld Direct betrokkenen Direct betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling zijn de gezinsleden of leden van het huishouden. Dit kunnen zowel mannen, vrouwen als kinderen zijn. Ook ex-partners kunnen tot de betrokkenen horen. Dossier Het begrip ‘dossier’ wordt gebruikt voor de gegevens die in verband met een registratie over één cliënt(systeem) in het dossier worden vastgelegd. Drang Met drang wordt bedoeld dat het maken van afspraken in het kader van huiselijk geweld en kindermishandeling niet vrijblijvend is. Het niet willen of kunnen meewerken aan maatregelen om de veiligheid voor betrokkenen te waarborgen leidt altijd tot vervolgstappen. Drang uitoefenen betekent in dat geval dat er voorwaarden gesteld worden aan het willen of kunnen meewerken aan veiligheidsmaatregelen en dat het niet voldoen aan deze voorwaarden (vooraf afgesproken) consequenties heeft. Drang kan worden ingezet door elke professional betrokken bij een gezin of huishouden. Dwangmaatregelen Met dwangmaatregelen worden maatregelen bedoeld die door tussenkomst van de rechter of de burgemeester worden opgelegd. Deze maatregelen worden ingezet als een gezin of huishouden strafbare feiten heeft gepleegd, dreigt met strafbare feiten, weigert zich in te zetten voor de veiligheid van betrokkenen in het gezin of huishouden of niet in staat is zich hiervoor in te zetten. Dergelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld: • • • • Een tijdelijk huisverbod Een aanhouding Een justitiële vervolging (met of zonder voorwaarden) Een jeugdbeschermingsmaatregel "Eigen kracht" principe Het principe waarbij in een oplossingsgericht ondersteunings- of hulpverleningstraject wordt aangesloten bij de sterke kanten en talenten van het individu en zijn sociale omgeving en waarbij de inzet is om die sterke kanten en talenten te versterken door ze verder te (helpen) ontwikkelen. G4 Vier grootste gemeenten van Nederland,te weten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. GGD Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst Gezin of huishouden De personen die in een gezinsverband leven of hebben geleefd of die een gezamenlijke huishouding voeren of hebben gevoerd. 40 Herstelplan Een herstelplan is een zelfstandig onderdeel van het veiligheidsplan waarbinnen afspraken gemaakt zijn over te ondernemen stappen om het geheel van de problemen aan te pakken. Een voorwaarde voor het werken aan herstel is dat de veiligheid voldoende gewaarborgd is. Herstel is altijd maatwerk. Het herstel gaat over alle leefgebieden heen, van het (weer) leren vertrouwen of opbouwen van sociale netwerken tot traumaverwerking bij volwassenen en kinderen. Huiselijk geweld Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Met “huiselijke kring” worden (ex)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord huiselijk verwijst niet naar de plaats van het delict (het kan zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden) maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld. Het kan de vorm aannemen van (ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, kindermishandeling, verwaarlozing van ouderen of geweld tegen ouders. Integrale visie Een integrale visie is één visie, waarbij de kracht zit in het betrekken en combineren van verschillende inzichten. Bij huiselijk geweld en kindermishandeling betreft dit verschillende inzichten vanuit verschillende betrokkenen, maar ook verschillende uitingsvormen van huiselijk geweld. Zo worden, in geval van huiselijk geweld en kindermishandeling, zowel de inzichten, ervaringen en zienswijzen van plegers, slachtoffers als getuigen meegenomen in de aanpak van het geweld of de mishandeling. Maar worden ook verschillende vormen van huiselijk geweld (bijvoorbeeld partnermishandeling en kindermishandeling), indien van beide sprake is, betrokken bij de analyse en aanpak ervan. Tenslotte worden de verschillende leefgebieden en achterliggende problematieken eveneens betrokken in de aanpak. Intergenerationele overdracht Overdracht van generatie op generatie. Overdracht van generatie op generatie. Dezelfde patronen worden zichtbaar. Kinderen die te maken hebben met huiselijk geweld/kindermishandeling zullen op latere leeftijd vaker in aanraking komen met Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Kindermishandeling Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. 41 Lokale veld Het samenstel van de op het gemeentelijk niveau werkzame zorg- en ondersteuningsorganisaties, inclusief de multidisciplinair samengestelde gebiedsgerichte teams. MDCK Multidisciplinair Centrum voor Kindermishandeling, waarin de deskundigheid op het gebied van kindermishandeling wordt gebundeld om effectiever, sneller te kunnen acteren als er sprake is van kindermishandeling Melding Een melding doen bij het AMHK / Veilig Thuis betekent dat bij het AMHK / Veilig Thuis (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling in een bepaald gezin of huishouden kenbaar gemaakt wordt, met als doel dat het AMHK / Veilig Thuis hierna een passende actie onderneemt teneinde de veiligheid in dat gezin of huishouden te herstellen en maatregelen neemt om herhaling te voorkomen. MO groep bracheorganisatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening Monitoring Nagaan of de stappen die in gang gezet zijn ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en of die stappen leiden toe het (duurzaam) stoppen van het geweld en tot herstel van de schade. OGGz Openbare Geestelijke Gezondheidszorg OM Openbaar Ministerie Omstander Een ieder die, anders dan als rechtstreeks bij het geweld betrokkene of als professional, een vermoeden heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling en daarmee het AMHK / Veilig Thuis benadert voor advies of voor het doen van een melding. Onderzoek Het verzamelen en analyseren van nadere feiten en informatie over het gemelde (vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling in de context van een gezin of een huishouden in situaties waarin ernstige vermoedens bestaan van huiselijk geweld of kindermishandeling en het gezin of het huishouden niet mee wenst te werken, of in staat is mee te werken, aan een hulpverleningstraject of huiselijk geweld of kindermishandeling ontkent. RN Reclassering Nederland 42 Systeemgerichte hulpverlening Hulpverlening waarbij de problematiek of de hulpvraag van het individu wordt beschouwd in samenhang met het functioneren van het individu in het gehele gezinssysteem. Tot het gezinssysteem worden gerekend de leden van het gezin of het huishouden, maar ook familieleden, vrienden kennissen en soms ook relaties op het werk. Bij de probleemanalyse en de voorgestelde hulpverleningstraject staan de dynamiek en de relaties en patronen in het gezinssysteem centraal. Transparantie Het is zichtbaar wat een organisatie of individuele hulpverlener gedaan heeft, doet of van plan is te gaan doen, welke gegevens waar opgevraagd of gedeeld worden en dat betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling en instellingen en organisaties waar mee samen gewerkt wordt hiervan op de hoogte zijn of worden gebracht. Ook is duidelijk over waar de organisatie naar streeft, hoe het dat wil bereiken en wat het effect is. Het doel van transparantie is het wekken van vertrouwen en het kunnen afleggen van verantwoording over de werkzaamheden aan de opdrachtgever(s). Triage Het AMHK / Veilig Thuis voert triage uit over alle meldingen die bij het AMHK / Veilig Thuis binnenkomen. Triage door het AMHK / Veilig Thuis wil zeggen dat op basis van een aantal criteria wordt bepaald wie de vervolgstappen gaat zetten. In principe neemt het lokale veld de vervolgstappen. Wanneer sprake is van een jeugdbeschermingsmaatregel neemt de desbetreffende gecertificeerde instelling de vervolgstappen. o o o In geval van (een van) de volgende drie situaties neemt het AMHK / Veilig Thuis de vervolgstappen: Er is een hoog of acuut veiligheidsrisico. Er zijn lokaal geen mogelijkheden (meer) om (verder) te werken met het gezin of huishouden waarover de melding is gedaan. De expertise of bevoegdheden van het AMHK / Veilig Thuis zijn noodzakelijk. Veiligheid In het kader van dit protocol wordt met veiligheid bedoeld: de afwezigheid van ( de dreiging van) lichamelijk, psychisch, emotioneel of seksueel geweld, fysieke verwaarlozing en emotionele/psychische verwaarlozing. Veiligheidsplan Het AMHK / Veilig Thuis kan een veiligheidsplan opstellen en doet dat zo mogelijk in samenspraak met betrokkenen en hun professionele en informele netwerk. Het plan beschrijft de noodzakelijk maatregelen om 1) onmiddellijk herstel van veiligheid te bereiken en 2) de gewenste situatie voor de lange termijn te bereiken. Het plan bevat tenminste: - een beschrijving van concrete aanwijzingen van eerdere onveiligheid; 43 - een beschrijving van mogelijke gevolgen van voortdurende of escalerende onveiligheid; de minimale eisen die het AMHK / Veilig Thuis stelt aan herstel van veiligheid; de afspraken die worden gemaakt over herstel van veiligheid; door wie en wanneer wordt toegezien op naleving van de gemaakte afspraken; door wie en wanneer het AMHK / Veilig Thuis of de lokale casusregisseur wordt geïnformeerd over de naleving van de afspraken; de consequenties van het niet naleven van de gemaakte afspraken; afspraken over evaluatie. VDG Vereniging Drentse Gemeenten VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten VNN Verslavingszorg Noord Nederland VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning Zorgvuldig handelen Het AMHK / Veilig Thuis werkt zorgvuldig, wat wil zeggen dat de werkzaamheden van het AMHK / Veilig Thuisplaats vinden op geordende en nauwkeurige wijze. Belangrijke besluiten worden genomen door twee of meer medewerkers van het AMHK / Veilig Thuis, het AMHK / Veilig Thuis is open over de stappen die naar aanleiding van een melding worden gezet en wanneer daar aanleiding toe is wordt het principe van hoor en wederhoor toegepast. Het AMHK / Veilig Thuis levert correcte en volledige informatie, werkt volgens geldende procedures en regels en met gedetailleerde plannen van aanpak. ZSM Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk. Politie, OM en ketenpartners pakken met ZSM veelvoorkomende misdrijven op daadkrachtige wijze aan. In de ZSM werkwijze beslissen zij na aanhouding van de verdachte zo spoedig mogelijk over het afdoeningstraject. Waar mogelijk wordt direct een afdoeningsbeslissing genomen. Het gaat hierbij om betekenisvolle interventies, waarbij verdachten een passende reactie krijgen, recht wordt gedaan aan de positie van slachtoffers en de buurt merkt hoe snel daders worden gecorrigeerd. Dat alles in een strafrechtketen waarin de partners samen een schakel vormen en dus snel schakelen. 44 Naast deze begrippenlijst wordt er op het gebied van jeugd in Drenthe ook al gewerkt met een begrippenlijst CJG Drenthe. Deze is hieronder bijgevoegd. Begrippenlijst CJG Drenthe t.b.v. CJG medewerkers Versie 6, 15 januari 2014 CJG Een netwerkorganisatie, die is gericht op het uitoefenen van de functies van het Centrum voor Jeugd en Gezin zoals bedoeld in de Wet op de Jeugdzorg. Ketenpartner CJG Instantie, die in een gemeente aanwezig is en deel uit maakt van het CJG. Kernpartner CJG BJZ, JGZ, Welzijnsinstelling CJG medewerker Beroepskracht werkzaam bij een (kern/keten) partner van het CJG; hij/zij is VOD en POD niveau 3 geschoold. Jeugdige Persoon tot 23 jaar die in een gemeente in ZW Drenthe woont, of die in deze gemeente (speciaal) basisonderwijs of (speciaal) voortgezet onderwijs volgt. Ouder/ verzorger De ouder/ verzorger van de jeugdige, daaronder ook te verstaan de andere persoon die de jeugdige in zijn gezin verzorgt en opvoedt. Wettelijk vertegenwoordiger De ouder, verzorger of de voogd die het gezag over een minderjarige jeugdige uitoefent. Persoonsgegevens Elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Ondersteuning Alle vormen van hulp, zorg, gericht het beantwoorden van alle opvoed- en opgroeivragen en gericht op het bevorderen van eigen kracht. Collegiale consultatie Overleg tussen twee of meer CJG medewerkers, met toestemming van de ouder/ verzorger/jeugdige over de vragen en problemen van de ouder/verzorger/jeugdige met het doel het vaststellen en uitvoeren van een gezamenlijke aanpak. Complexe zorgsituatie Een situatie waarin een jeugdige of zijn gezin zich bevindt die extra aandacht van de partners vraagt omdat: - Het huidige aanbod niet voldoende is − er problemen en signalen zijn vanuit verschillende leefgebieden, of − er meer dan twee partners bij de jeugdige of het gezin zijn betrokken, of − er geen gezamenlijke aanpak tot stand komt, of wel tot stand komt maar niet of in onvoldoende mate wordt uitgevoerd 45 − als verwijzing naar de 2 de lijn overwogen wordt; Aanmelding MDO De CJG medewerker meldt een ouder/verzorger/jeugdige bij de voorzitter van het MDO, via de afgesproken route, voor bespreking in het MDO. De ouder/verzorger/jeugdige is vooraf op de hoogte gesteld. Multidisciplinair overleg (MDO) Overleg van deskundigen. 46 Bijlage 2 Centrum Seksueel Geweld Wat is het Centrum Seksueel Geweld Het Centrum Seksueel Geweld (CSG)is een overkoepelend centrum waar medische, forensische en psychosociale disciplines zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 1 week na de verkrachting, integraal hulp bieden op één locatie. Het centrum biedt een 24-uurs bereikbaarheid op één centraal telefoonnummer. Voor wie is het CSG Het CSG is voor alle slachtoffers van acuut (binnen één week na de verkrachting) seksueel geweld (SG). In dit centrum werken politie, forensisch rechercheur, forensische artsen, artsen en verpleegkundigen (en andere medische disciplines) met elkaar samen20. Doelstelling De doelstelling van het CSG is: ï‚· het bieden van geïntegreerde medische en psychologische zorg aan slachtoffers van recent seksueel geweld op één locatie. Hieronder valt primair het voorkomen danwel behandelen van lichamelijke en psychische gevolgen van seksueel geweld. ï‚· het onder optimale voorwaarden kunnen uitvoeren van kwalitatief verantwoord forensisch onderzoek ten behoeve van waarheidsvinding. ï‚· het doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp als blijkt dat de geboden hulp niet toereikend is. Waarom een CSG a. De huidige zorg aan slachtoffers van acuut SG is gefragmenteerd21. Met name in de acute fase na een verkrachting of aanranding, waarin het risico op het ontwikkelen van langdurige posttraumatische klachten groot is, krijgen slachtoffers te maken met veel, soms onduidelijke, procedures en protocollen, en een veelheid aan instanties (politie, forensisch arts, GGD, slachtofferhulp). Daarnaast wordt geen psychologische hulp verleend en verdwijnen slachtoffers na behandeling in het ziekenhuis weer uit beeld. b. Vergeleken met andere traumatische ervaringen, is de prevalentie van een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) na seksueel geweld relatief hoog22. Landelijke ontwikkelingen De afgelopen jaren hebben partijen in het veld in diverse regio’s de handen ineen geslagen om te komen tot een betere aanpak van slachtoffers van seksueel geweld. Dit is tot uiting gekomen in het CSG Utrecht (initiatiefnemer), het CSFG Nijmegen het CSG Limburg. Ook in andere regio’s wordt gewerkt aan een of andere vorm van ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld in de acute fase om te komen tot een landelijk dekkend netwerk van CSG’s. Hierbij vindt afstemming en kwaliteitsontwikkeling tussen de bestaande en te ontwikkelen CSG’s plaats, waarbij CSG de initiërende en coördinerende rol vervult. 20 Amerikaanse studies beschrijven dat een multidisciplinaire aanpak zoals wordt toegepast door verpleegkundigen in een ‘Rape Center’ de kans op het ontstaan van psychische problemen en medische problemen verkleint, en de kans op het vinden en berechten van de dader verhoogt (Campbell, 2008; 2012). In Zweden, Noorwegen, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk bestaan sinds de jaren ’90 al zogenaamde Rape Centers, gesubsidieerd door de overheid, waar slachtoffers van een recente verkrachting kunnen vertrouwen op deskundige, multidisciplinaire zorg onder één dak (Bramsen, Elklit, & Nielsen, 2009). Het voordeel van deze structuur is dat het slachtoffer een integraal zorgsysteem aangeboden krijgt op één locatie waarbij zij/hij snel en adequaat wordt geholpen en minder vaak het verhaal hoeft te vertellen. 21 Er is binnen het Landelijk Psychotraumacentrum UMC Utrecht onderzoek gedaan over de periode 2005-2011 onder 323 adolescente slachtoffers van een eenmalige (poging tot) verkrachting en hun ouders. Daaruit is gebleken dat slachtoffers tegen een gefragmenteerd zorgsysteem aanlopen, gemiddeld pas één jaar na de gebeurtenis hulp zoeken en opzien tegen moeilijke vragen van professionals. Uit eerder onderzoek (Höing et al., 2003) komt ook naar voren dat slachtoffers in Nederland vaak niet weten waar ze hulp moeten zoeken; een centraal loket ontbreekt, waardoor zij hun verhaal steeds opnieuw moeten vertellen aan verschillende hulpinstanties. 22 Ongeveer een kwart tot de helft ontwikkelt PTSS op enig moment na het meemaken van seksueel geweld (Zinzow et al., 2011). Ongeveer de helft van de slachtoffers van een verkrachting maakt revictimisatie mee, hetgeen het risico op het ontwikkelen van PTSS verder verhoogt (Walsh et al., 2012). Onderzoek toont tevens aan dat tot de helft van de slachtoffers van een verkrachting lichamelijk letsel heeft na seksueel geweld (Linden, 2011). 47 In 2013 heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) en ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) door Regioplan en het Verwey-Jonker Instituut de meerwaarde van het CSG laten onderzoeken. Uit dit onderzoek blijkt dat de meerwaarde met name te vinden is in de eerste opvang van het slachtoffer en in de nazorg. Beide ministeries beraden zich nog over de te nemen vervolgstappen. Daarnaast loopt nog een pilot naar de inzet van Slachtofferhulp Nederland (SHN) voor praktische en juridische ondersteuning. Afhankelijk van de resultaten wordt SHN ook ingezet bij het CSG. Werkwijze CSG Nadat de melding binnen is gekomen bij (Politie, Spoedeisende hulp of andere organisatie die de meldingen aanneemt) wordt een slachtoffer direct na het seksueel geweld opgevangen door een daartoe opgeleide regieverpleegkundige in een ruimte op de Spoedeisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis. Daar vindt het medisch (en in geval van aangifte ook forensisch) onderzoek plaats. In de acute fase ligt de regie over de zorg in handen van de daartoe opgeleide regieverpleegkundige. Zij blijft gedurende het (forensisch en medisch onderzoek bij het slachtoffer, vangt direct betrokkenen op, geeft uitleg over de procedure, regelt indien nodig een specialist (bij letsel, ruptuur, besmetting, overtijdbehandeling), regelt zaken rondom zwangerschap- en SOA-onderzoek, en stuurt de contactgegevens van het slachtoffer naar de casemanager. De casemanager is het aanspreekpunt en verantwoordelijk voor de nazorg. Door zorgcoördinatie en screening op PTSS wordt voorkomen dat in de zorgverlening gaten ontstaan. De werkdag na het SEHbezoek neemt de casemanager telefonisch contact met het slachtoffer (en ouders/partner). Dit contact bestaat vooral uit psycho-educatie over (het omgaan met) stressreacties, screenen op PTSS, het mobiliseren van sociale steun en het aansluiten bij de hulpvraag (het zogenaamde watch-full waiting). Indien nodig wordt doorverwezen naar gespecialiseerde hulp. 2. Het CSG Groningen/Drenthe In het CSG Groningen en Drenthe werken het UMCG, Scheper ziekenhuis Emmen (SZE), Politie regio Noord Nederland, GGD Groningen, GGD Drenthe, het AMHK / Veilig Thuis Groningen (AMHK / Veilig Thuis Drenthe wordt op in gezet) en het Wilhelmina ziekenhuis Assen (WZA) met elkaar samen. ï‚· 24/7 bereikbaarheid Het AMHK / Veilig Thuis Groningen (en AMHK / Veilig Thuis Drenthe, afhankelijk de uitkomsten van het bestuurlijke traject GGD Drenthe) verzorgt de 24/7 bereikbaarheid. Via een landelijk nummer (website CSG) en/of regionaal nummer wordt het slachtoffer naar AMHK / Veilig Thuis van Groningen (of Drenthe) doorverbonden. Bij dit meldpunt wordt een eerste screening gedaan. Als sprake is van seksueel geweld korter dan zeven dagen geleden wordt het slachtoffer verwezen naar de SEH van het UMCG en SZE. Daarnaast worden adviezen gegeven om de sporen veilig te stellen. Als het seksueel geweld langer dan zeven dagen geleden is wordt verwezen naar de reguliere hulpverlening. ï‚· Medische zorg De SEH van het UMCG en het SZE verlenen de medische zorg. Indien acuut wordt deze direct verleend, indien niet acuut wordt eerst afgewacht of het slachtoffer aangifte wil doen of niet. Waarna de medische zorg wordt verleend (afhankelijk van het geslacht en leeftijd van het slachtoffer wordt een specialist (kinderarts, uroloog, gynaecoloog) opgeroepen. ï‚· Forensische zorg De zedenrechercheur van de Politie komt bij het SEH en vraagt of het slachtoffer aangifte wil doen. Indien dit het geval is of als het slachtoffer het nog niet zeker weet wordt de forensisch rechercheur (Politie) en de forensisch arts (GGD Groningen/ GGD Drenthe) ingeschakeld. Na het afnemen van het forensisch onderzoek (zedenkit) kan de medische zorg verder verleend worden. ï‚· Psycho-sociale zorg (Watchfull Waiting) 48 De maatschappelijk werker van de poli seksuologie WZA is verantwoordelijk voor de nazorg. Door zorgcoördinatie en screening op PTSS wordt voorkomen dat in de zorgverlening gaten ontstaan. Een werkdag na het SEH-bezoek wordt telefonisch contact met het slachtoffer (en ouders/partner) opgenomen. Dit contact bestaat vooral uit psycho-educatie over (het omgaan met) stressreacties, screenen op PTSS, het mobiliseren van sociale steun en het aansluiten bij de hulpvraag . In de vier weken na het trauma wordt drie maal telefonisch contact gelegd met het slachtoffer. Als na 4 weken blijkt dat meer zorg nodig is kan worden verwezen naar gespecialiseerde hulp voor traumabehandeling. ï‚· Doorverwijzing naar gespecialiseerde hulp Als bij aanmelding blijkt dat het seksueel misbruik langer dan 7 dagen geleden is of als blijkt dat na de 4 weken Watch-full Waiting meer zorg nodig is, kan worden verwezen naar gespecialiseerde hulp . De ketenpartners in de eerste en tweede lijn zullen op de hoogte moeten zijn van het bestaan van het CSG. Daarnaast zullen het AMHK / Veilig Thuis en de maatschappelijk werker moeten beschikken over een sociale kaart met de hulpverlenende instanties voor trauma behandeling zodat ze direct kunnen doorverwijzen. ï‚· Coördinatie Sense Noord-Nederland verzorgt de coördinatie van deze samenwerking. Zij woont de landelijk overleggen m.b.t. CSG bij, onderhoudt de contacten met de betrokken organisaties, organiseert bijscholingen, coördineert financiële en andere praktische zaken en bereidt en zit de stuurgroep voor. 3. Financiering ï‚· Uitrol landelijk dekkend netwerk: De Vriendenloterij heeft aan het Fonds Slachtofferhulp eenmalig een bedrag toegekend voor de uitrol van het landelijke netwerk van Centra voor Seksueel Geweld. ï‚· Zorg aan de slachtoffers van seksueel geweld De financiering van de zorg aan slachtoffers van seksueel geweld (en hun omgeving) is ingewikkeld en nog niet goed geregeld. Hier moet ook vooral landelijke inspanningen op plaatsvinden. Volgens de SEH van UMCG en SZE is de medische zorg gefinancierd volgens het DBC-systeem. Als het slachtoffer anoniem geholpen wil worden is er wel een probleem. De forensisch onderzoek wordt gefinancierd door de politie. Hierover zijn de drie provincies nog in onderling met de forensische artsen van de GGD Drenthe, Fryslân en Groningen. Maar dit is een interne kwestie. Voor de regionale telefonische meldfunctie en het Watch-full Waiting en de algehele coördinatie van het CSG moet nog financiën worden gevonden. Als de regionale telefonische meldfunctie wordt ondergebracht bij het AMHK / Veilig Thuis Drenthe en AMHK / Veilig Thuis Groningen zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de financiering. 4. Inbedding ï‚· Bestuurlijk De ontwikkeling van de CSG’s heeft zich tot nu toe voor een groot deel buiten het beeld van beleidsmakers afgespeeld niet en gemeenten zijn nauwelijks betrokken geweest bij de initiatieven die rondom de CSG’s zijn ontstaan terwijl de CSG-functies wel bestuurlijk moeten worden ingebed. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor zorg en veiligheid, waaronder zorg voor slachtoffers van seksueel geweld. De aanpak van seksueel geweld, waaronder de bundeling van CSG-functies, dient daarom ook onderdeel te zijn van een gemeentelijk beleid. Dit zou kunnen binnen de vorming van de Regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en er kan worden aangehaakt bij de AMHK / Veilig Thuis. Hierover loopt nog een bestuurlijk traject bij GGD Drenthe. ï‚· Stuurgroep 49 Het op- en inrichten van het CSG Groningen/Drenthe wordt door de stuurgroep CSG aangestuurd. In deze stuurgroep zijn vertegenwoordigd Sense Noord-Nederland (directeur GGD Groningen), UMCG (hoofd SEH), SZE (hoofd SEH), Politie (Clusterchef Zeden) en Politie (Technische recherche), directeur het Kopland en hoofd van de poli seksuologie WZA. 5. Afstemming met andere CSG’s ï‚· Regionaal Afstemming met het CSG Fryslân. Voor eventuele doorverwijzing van slachtoffers en gezamenlijke deskundigheidsbevordering is dit van belang. Daarnaast vormt de Politie in Noordelijk verband een organisatorische eenheid , werken de forensische artsen van de drie noordelijke GGD’en nauw samenwerken en opereert Sense Noord-Nederland ook in de drie noordelijke provincies . Er is een informeel contact met het CSG Twente. In de loop van de tijd wordt bekeken in hoeverre hier een samenwerking noodzakelijk is. ï‚· Landelijk Er wordt in landelijk verband, met de twaalf CSG, zo uniform mogelijk gewerkt. Dit houdt in dat dezelfde protocollen worden gebruikt zoveel mogelijk, er een registratiesysteem wordt gehanteerd waarin gegevens va de slachtoffers worden geregistreerd. Deze gegevens worden gebruikt voor evaluatie en bijsturing van de uitvoering van het CSG-systeem en om managementdata te genereren en verantwoording af te leggen. Tenslotte is het mogelijk om wetenschappelijk onderzoek gezamenlijk op te zetten en voor de landelijke overheid en instellingen als Fonds Slachtofferhulp, Zorgverzekeraars, RutgersWPF, een transparante en serieuze gesprekspartner te zijn. __________________________________________________________________________ _________________ Geraadpleegde bronnen 1- Subsidie aanvraag landelijk netwerk Centra Seksueel Geweld, 28 november 2012 2- Eindrapport Meerwaarde integrale opvang en hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld, Regioplan, 8 januari 2014 3- Brief aan het ministerie van Veiligheid en Justitie, UMC Utrecht, 19 februari2014 50 Bijlage 3 Uitwerking vragenlijst lokale sociale teams In de enquête is onderscheid gemaakt in de situatie nu (mei 2014), de situatie op 1 januari 2015 en de ideale situatie over 5 jaar. Het blijkt dat een termijn van 5 jaar te lang is om uitspraken over te doen en in deze uitwerking is deze termijn dan ook weggelaten. Als er al antwoord op kwam lag dat vaak in lijn met hoe de situatie er op 1 januari 2015 uit zal zien. Er zit ook niet veel licht tussen hoe de situatie nu is en hoe dat per 1 januari 2015 zal zijn. Blijkbaar hebben de meeste gemeenten de ontwikkeling van de lokale teams aardig op de rit. 1. Wat is de lokale situatie in uw gemeente nu ten aanzien van lokale-, sociale-, wijken/of buurtteams Er worden in de verschillende gemeenten zeer veel uiteenlopende namen gebruikt (o.a sociaal team, wijkteam, buurtteam, dorpenteam, jeugdteam, kernteam) en ook zit er veel verschil tussen de gemeenten onderling in het aantal teams. Dit hangt niet altijd samen met de grootte van de gemeente. In Coevorden is nu bijvoorbeeld 1 team terwijl er in Midden Drenthe 9 teams zijn. De verwachting is dat per 1 januari 2015 er in de meeste gemeente niet veel zal veranderen in het aantal teams behalve in Coevorden. Daar is de verwachting dat er dan 8 teams zijn. Welke organisaties er in het team zitting hebben verschilt per netwerk. De meeste teams hebben wel een ‘kern’ van maatschappelijk werk, Welzijn, MEE en CJG. In een aantal teams (met wellicht ook andere thematiek) zitten vaak ook politie, corporatie en gemeente in het team. Een aantal teams bestaan uit generalisten maar in de meeste gevallen zitten in de teams generalisten en specialisten. De teams richten zich bijna allemaal op alle leeftijden (er zijn teams die zich op jeugd richten), maar de problematiek waar de teams zich op richten verschilt enorm. Soms gaat het met name om multi-problematiek, soms om leefbaarheid, alle leefdomeinen, meervoudige en/of complexe problematiek maar er is ook een team dat zich met name richt op de fysieke leefomgeving en de samenhang in de wijk. 2. Welke ontwikkelingen op het terrein van huiselijk geweld en kindermishandeling spelen er in uw gemeente? Huiselijk geweld en kindermishandeling wordt in nagenoeg alle gemeenten genoemd in het veiligheidsbeleid en in de meeste gemeenten worden specifieke programma’s aangeboden voor kinderen, slachtoffers of plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling via het maatschappelijk werk. De meeste gemeente ondernemen preventieve activiteiten op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling (scholing professionals in signs of safety en trainingen op gebied van signaleren, handelen en communiceren). Vooral de transities worden genoemd als belangrijke ontwikkeling in de gemeente, maar ook het alcoholbeleid, schuldenproblematiek en zorgcoördinatie. 3. Hoe ziet uw gemeente de verhouding en aansluiting tussen de lokale situatie en regionaal en bovenregionaal? In dit gedeelte van de vragenlijst komt naar voren dat er nogal wat (nuance)verschillen blijken te zijn tussen de gemeenten. Wel is er een grote gemene deler in te ontdekken. De meeste gemeenten vinden bijvoorbeeld niet dat alle situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling in het lokale team behandeld moeten worden. Wel moet er altijd 51 afgestemd worden. Toestemming van betrokkenen is niet altijd nodig als zijn/haar situatie besproken wordt in het team. Wel moet er aan betrokkene worden meegedeeld dat de situatie wordt of is besproken. Het gevaar criterium is belangrijk voor of er al dan niet toestemming moet zijn. In het lokaal team hoeven van de meeste gemeenten niet standaard mensen van (boven)regionaal werkende instellingen zitting te hebben. Wel moeten ze op afroep beschikbaar zijn of in elk geval moet er een vast aanspreekpunt zijn. Wat betreft de casusregie is er geen overeenstemming; een derde vind dat deze altijd moet liggen bij iemand van het lokale team, een derde vindt van niet en een derde vindt dat het wel bij het lokale team zou moeten liggen, tenzij… De meeste teams zijn een poortwachter naar de 2e lijnshulpverlening of zouden dat per januari 2015 moeten zijn. Een aantal teams zijn met name gericht op preventie, een aantal niet en van een aantal is het niet heel duidelijk. Wat wel helder wordt is dat er aangaande de digitale uitwisseling van de procesinformatie nog het een en ander geregeld moet worden. 52 Bijlage 4 Regiobeschrijving en typering Regiobeschrijving en typering Drenthe is een provincie met een sterk landelijk karakter, gelegen aan de noordoostkant van Nederland, grenzend aan Groningen, Friesland en Overijssel en de Duitse deelstaat Nedersaksen. De hoofdstad is Assen en de gemeente met de meeste inwoners is Emmen. Drenthe heeft circa 490.000 inwoners en heeft een oppervlakte van 2.680,37 vierkante kilometer. Een kleine veertig vierkante kilometer hiervan bestaat uit water. Drenthe is de dunst bevolkte provincie van Nederland met een bevolkingsdichtheid van 185 inwoners per vierkante kilometer. De helft van de bevolking woont in stedelijke kernen. Echt grote steden zijn er niet (grootste steden Assen en Emmen hebben rond de 60.000 inwoners, Hoogeveen circa 40.000, Meppel een kleine 30.000, Roden en Coevorden 15.000). Het wegennetwerk is, in vergelijking met de rest van Nederland, beperkt en de reisafstanden en reistijden zijn aanmerkelijk. Demografie en Sociaal economisch In Drenthe is een redelijk stabiele tot dalende bevolkingsomvang met een gering aandeel allochtonen. Er wonen relatief veel ouderen en er is sprake van zogeheten meervoudige vergrijzing.; mensen leven langer, er zijn minder geboorten, jongeren trekken weg en er is sprake van instroom van ouderen. Drenthe geldt als een zwakkere economische regio. In bepaalde delen is sprake van een hoge werkeloosheid, er is een afname van de beroepsbevolking en de inkomens liggen gemiddeld lager dan in de rest van Nederland. Al met al is er sprake van een lagere sociaaleconomische status. Zorgaanbod en zorgvraag Er zijn in Drenthe 4 streekziekenhuizen waarbij Emmen een regionale centrumfunctie heeft. Het zorgaanbod van de ziekenhuizen staat de laatste tijd steeds meer onder druk door normen van wetenschappelijke verenigingen. In een deel van de regio si een tekort aan huisartsen en niet overal loopt de samenwerking tussen huisartsen even goed. Er zijn veel solopraktijken met daarnaast een grote patiëntenpopulatie en de opvalging is regelmatig een probleem. Er zijn in Drenthe relatief veel verzorgingshuisplaatsen. De zorgvraag is in Drenthe relatief hoog. Er is sprake van veel chronische aandoeningen, oncologie en ouderenzorg. Er wordt een sterke groei verwacht die samenhangt met de vergrijzing. Over het algemeen blijven mensen trouw aan hun eigen ziekenhuis. Om een regio beter te leren kennen en enigszins te kunnen doorgronden is het goed om op de hoogte te zijn van haar oorsprong. Vanaf de Middeleeuwen bestond Drenthe uit zes dingspelen, met daaronder kerspelen. In de Franse tijd werden de dingspelen afgelast en werden de kerspelen omgevormd tot uiteindelijk 35 burgerlijke gemeenten. Deze indeling bleef grotendeels ongewijzigd tot de grootschalige herindeling van 1998. Sinds 1 januari van dat jaar zijn er nog twaalf gemeenten over: Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo en Westerveld. 53 Het zand en het veen Het centrale, iets hoger gelegen deel van de provincie wordt gevormd door zandgronden. Dit wordt wel het ‘oude Drenthe’ genoemd. Hier vindt men van oudsher het esdorpenlandschap, gekarakteriseerd door brinkdorpen, essen, heidevelden en groenlanden in de beekdalen. De lager gelegen delen langs de grenzen van de provincie vormen de veengronden, die vanaf de Middeleeuwen tot halverwege de 20e eeuw geleidelijk zijn ontgonnen voor de turfwinning. De grote veenmoerassen werden door kanalen en wijken ontwaterd en het veen werd afgegraven door de turf weg te steken. Na droging werd het naar elders vervoerd om als brandstof te dienen. Op de dalgronden die hierdoor ontstonden vestigden zich vervolgens boeren die vaak van buiten de provincie kwamen. Het landschap in de veengebieden wordt gekenmerkt door rechte lijnen met veel sloten, wijken en kanalen. Er is veel lintbebouwing. Taal In de loop van de tijd is de bevolking minder Drents gaan praten, toch spreekt nog een deel van de inwoners in de dagelijkse omgang Drenst, dat als dialect van het Nedersaksisch officieel is erkend als regionale taal. Ieder dorp heeft een eigen variatie dat in meer of mindere mate afwijkt van de buurdorpen. Grofweg loopt er een scheidslijn tussen het noorden en het zuiden van de provincie. De noordelijke dialecten zijn verwant aan het Gronings, de zuidelijke dialecten vertonen grote mate van overeenkomst met die van Salland. Ook is er een verschil tussen de dialecten van het ‘zand’ en van het ‘veen’ . religie Ongeveer een op de drie Drenten is aangesloten bij een kerk. Ongeveer 25% van de Drentse bevolking is protestant en iets minder dan 8% is katholiek. Lange tijd was de provincie in religies opzicht erg homogeen. Eind 16e eeuw ging de hele provincie bij de Reformatie over op het Calvinisme en pas vanaf de negentiende eeuw komen er weer katholieken in Drenthe. In de veenkoloniën in het zuidoosten van Drenthe en in de kolonies van de Maatschappij van weldadigheid in het zuid- en noordwesten. In de loop van de 19e eeuw vestigen zich in de veengebieden veel gereformeerden uit Groningen en Friesland. 54 Gemeente Inwoners[1] Landoppervlakte(km²) Grootste plaatsen Aa en Hunze 25.432 Assen 67.153 81,94 Assen, Loon 25.598 Nieuw-Buinen, Borger, 275,27 Valthermond, Tweede Exloërmond 35.764 Dalen, 296,54 Schoonoord, Sleen BorgerOdoorn Coevorden Emmen 108.132 Hoogeveen 54.695 Meppel 32.894 276,35 Annen, Gieten, Rolde Emmen, EmmerCompascuum, 336,40 Erica, Klazienaveen, Zwartemeer 127,67 Hollandscheveld, Elim 55,69 Nijeveen MiddenDrenthe 33.397 Beilen, Westerbork, 341,01 Hoogersmilde, Smilde Noordenveld 31.102 200,99 Tynaarlo 32.525 Eelde, 143,50 Paterswolde, Zuidlaren 55 Norg, Peize, Roden Locatie Gemeente Westerveld De Wolden Inwoners[1] Landoppervlakte(km²) Grootste plaatsen 19.028 Diever, 278,81 Dwingeloo, Havelte 23.648 Zuidwolde, Ruinen, 224,77 Ruinerwold, de Wijk 56 Locatie Bijlage 5 Betrokkenen bij totstandkoming visie Er is met veel mensen gesproken tijdens de totstandkoming van deze visie. Zeer veel dank gaat uit naar de alle mensen die op welke manier dan ook een bijdrage hebben geleverd. Het gaat om ambtenaren, professionals, bestuurders. Speciale dank gaat uit naar de betrokken burgers die ons hebben laten leren van hun ervaringen. Met alle 12 gemeenten zijn gesprekken gehouden met betrokken ambtenaren. De gesprekken vonden plaats op de gemeentehuizen in wisselende samenstellingen. Omdat vanuit gemeenten ambtenaren betrokken zijn vanuit Openbare orde en Veiligheid, Zorg, Welzijn, Jeugd, Gezondheid, WMO, Transities is er voor gekozen de gemeenten vrij te laten wie het gesprek inging. De verantwoordelijkheid voor terugkoppeling van het gesprek en daarmee het creëren van draagvlak voor de regiovisie is bij de gesprekspartner vanuit de gemeente gelegd. Naast de kennismakingsgesprekken is er met ambtenaren contact gehouden middels een vragenlijst over lokale sociale teams en ter bespreking van de uitkomsten van deze vragenlijst is er 20 mei 2014 een bijeenkomst georganiseerd waar het overgrote deel van de gemeenten aanwezig was. Natuurlijk is er daarnaast op zeer regelmatige basis contact geweest via de werkgroep waarin vanuit alle drie de subregio’s ambtenaren zitting hebben. Vanuit een overleg tussen de drie schrijvers van de regiovisie voor Drenthe, Groningen en Friesland is 23 april 2014 in Assen een (goed bezochte) bijeenkomst georganiseerd met als thema de afstemming tussen strafrecht en zorg bij huiselijk geweld en kindermishandeling. In juni zal er in werkgroepen verder gewerkt worden aan een optimalisering van deze afstemming. Er is in Groningen overleg geweest met cliënt/patiëntenverenigingen en platforms binnen de 3 noordelijke provincies. Daarnaast hebben in Drenthe uitvoerend hulpverleners interviews gehouden met betrokken burgers. Op 23 maart is een expertmeeting geweest waar de experts (de hulpverleners die interviews hebben afgenomen) de antwoorden van betrokkenen hebben toegelicht, aangevuld, kortom verrijkt. Op deze manier is er belangrijke input geweest zowel vanuit burgers als van professionals. Vanuit de gedachte dat we niet alleen over maar ook mét betrokkenen praten is dit van onschatbare waarde. In het kader van de ontwikkeling van het AMHK / Veilig Thuis zijn bijeenkomsten gehouden waar voor de regiovisie belangrijke aandachtspunten zijn aangegeven. Deze zijn meegenomen in de visie. Daarnaast is er regelmatig overleg geweest met de ontwikkelaars van de regiovisie in Friesland en Groningen en is op deze manier kennis gedeeld. Ook de (pre)adviezen van verschillende gemeentelijke (wmo-, participatie-, client-) adviesraden vormen een belangrijke bijdrage aan deze visie. Tenslotte zijn op verschillende manieren door ketenpartners en deskundigen belangrijke handreikingen meegegeven voor deze visie. 57 Bijlage 6 (Pre)adviezen van adviesraden Aan gemeenten is gevraagd een conceptversie van de Regiovisie voor te leggen aan de adviesraden in hun gemeente. Dit om naast reacties van ketenpartners en vanuit de ambtelijke en bestuurlijke ook advies te krijgen van de verschillende cliënt- en participatieraden en platforms. Vanuit 4 verschillende gemeenten is er door deze raden gereageerd en in deze bijlage zijn hun adviezen nagenoeg integraal opgenomen met daarnaast duidelijk zichtbaar wat er met de adviezen gedaan is in deze regiovisie. De paginanummers zijn van toepassing op de conceptversie van 21 juni 2014. WMO-raad Emmen Blz. 7 Visie en doel van visie, de titel van de notitie lijkt ons de visie n.l. veilig thuis in Drenthe. Het doel lijkt ons dan te zijn veilig voor iedereen, inwoner en bezoeker. De overige aanvullingen daarin genoemd lijken ons meer de middelen (missie) om de visie tot ontwikkeling te brengen, daarin missen wij als instrumenten de preventie in de zin van het bestrijden van vooroordelen en anti stigmatisering maatregelen. Graag vernemen wij van u hoe wij dit moeten lezen? Blz.8 tweede alinea Bij huiselijk geweld …. Vragen wij ons af of deze opsomming limitatief is? Wij missen in deze opsomming n.l. sociale uitsluiting, sociaal geweld (buurt tegen bepaalde bewoner). Blz. 11 4.2. tweede stip aan welke minimale scholingseisen moeten de genoemde professionals voldoen en hoe verhoud zich dat tot de genoemde experts (stip 5)? Blz.12 tweede alinea, zijn er al ervaringen opgedaan met een risico-inventarisatie op de genoemde niveaus en heeft dit al geleid tot passende beïnvloeding. Wij zijn hier erg De visie van de 12 gemeenten is dat gemeenten willen samenwerken aan het voorkomen, zo vroeg mogelijk signaleren en duurzaam stoppen van huiselijk geweld en kindermishandeling (oftewel veilig thuis kunnen zijn in Drenthe). De visie richt zich op alle inwoners van de provincie Drenthe. Preventie is een belangrijk instrument in deze visie (zie uitgangspunt nummer 2) om huiselijk geweld en kindermishandeling te voorkomen. In de definitie van huiselijk geweld wordt soms ook loverboyproblematiek, mensenhandel en huwelijksdwang en achterlating meegenomen. Er is bij huiselijk geweld en kindermishandeling altijd sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Sociale uitsluiting en sociaal geweld vallen (in deze visie) niet onder huiselijk geweld. Begin augustus is door de VNG een handreiking deskundigheid huiselijk geweld en kindermishandeling uitgegeven. In deze handreiking staan taken die onderdeel uitmaken van een sluitende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze taken worden gekoppeld aan doelen, en de noodzakelijke kennis, houding en vaardigheden (en competenties). De handreiking biedt gemeenten ondersteuning bij het maken van keuzes over waar welke taken belegd worden in relatie tot de noodzakelijke competenties. Dit geeft input voor een programma van deskundigheidsbevordering van het lokale sociale domein en het AMHK / Veilig Thuis (als experts). In Drenthe werken meerdere gemeenten aan een risico-inventarisatie op meerdere terreinen (multiproblem). In Emmen bijvoorbeeld is Inzet in Zicht een instrument 58 benieuwd na en willen graag weten welke rol daarin de buurt kan/moet spelen? Blz.13 Hoe is de classificatienorm omschreven? (wat is licht en wat is zwaar?) Blz. 14 4.6 zijn alle beoogde wijkteams wel toegerust om met de genoemde methodieken te werken, en is hier voldoende continuïteit in te leveren op wijkniveau? Blz.15 4.8 privacy mag nooit een argument zijn… welke waarborgen voor de burger zijn er dan wel in het kader van de privacy ( zowel dader als slachtoffer)? Blz. 15/16 5 we missen de hulp/opvang voor de dader(s) zij kunnen soms ook het slachtoffer zijn van de omstandigheden. Daarnaast is ons niet duidelijk hoe de burgers bekent zijn of worden gemaakt en eventueel ingezet kunnen worden als ervaringsdeskundigen. Blz. 18 B1 tweede stip in kader, hoever is de gemeente Emmen met deze beleidsontwikkeling (lokaal organiseren?) Blz. 21 B.3 met name hier missen wij de om inzicht te krijgen op problematiek op buurtniveau waarop een gemeente gericht kan inspelen. In deze visie wordt gepleit om te komen tot een specifiek plan (per gemeente) gericht op de preventie van huiselijk geweld en kindermishandeling. Buurten zouden hier idealiter een belangrijke rol in moeten/ kunnen spelen, zowel in aanleveren van gegevens als in uitvoering van een preventieplan. In de begrippenlijst zijn opgenomen code rood (zeer ernstig en acuut risico), code oranje (ernstig risico) en code groen (zeer laag risico). Op dit moment zijn nog niet alle lokale sociale (wijk)teams voldoende gekwalificeerd. De handreiking van de VNG over deskundigheid kan input leveren voor een gerichte scholing. Voor organisaties en instellingen gelden in Nederland strenge privacy regels voor alle burgers (dus ook ten aanzien van plegers en slachtoffer van huiselijk geweld en kindermishandeling). We stellen in deze nota dat bij informatie-uitwisseling goed nagedacht moet zijn over een belangrijk doel voor de uitwisseling, subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid maar dat men zich bij een onveilige situatie niet mag verschuilen achter privacy regels. Bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling gaan we uit van één huishouden, één plan, één contactpersoon. Dit houdt ook in dat gewerkt wordt met een systeemaanpak, de hulp aan zowel pleger(s) als slachtoffer(s) maakt onderdeel uit van het plan. Veel plegers zijn ook slachtoffer. De inzet van ervaringsdeskundigen kan worden gedaan bij planvorming, preventie, hulpverlening en nazorg en kan worden opgepakt door gemeenten en organisaties. Hiervoor zijn landelijk voorbeelden. Drentse gemeenten zijn allen bezig (in het kader van decentralisaties) de bestaande infrastructuur van voorzieningen aan te passen en te ontwikkelen waarbinnen een geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling moet worden gepositioneerd. Hoe ver afzonderlijke gemeenten zijn met deze beleidsontwikkeling kan niet worden opgenomen in deze visienota.. De aanpak van ouderenmishandeling is een 59 signalering wanneer huiselijk geweld wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld een professionele hulpverlener uit een bijv. wijkteam. Blz. 22 B.4 Is de handreiking (eind juni VNG) al binnen en is deze te implementeren binnen dit beleid? Is daar voldoende tijd voor? Blz. 23 B.5 De afstemming van AMHKprocessen binnen ICT en de wens dat dit één-op-één aansluit is mooi, is er een scenario wanneer dit niet het geval blijkt te zijn? Blz. 25 Kindcheck; wij vragen ons af welke actieve rol (regie) de gemeente hierin voert of wil gaan voeren? Blz. 26-27 Lukt het om voor genoemde datum het Veiligheidshuis in Drenthe te hebben ingericht en beproeft? Blz. 27-28 B.9 Is de bedoelde samenwerking al gestart en zijn de doelen hiervan beproefd en vastgelegd? Blz 30 Is het “centrum”al ingericht en wordt dit ook gecommuniceerd met burgers? Blz. 31 CORV; functioneert dit systeem al ? en is duidelijk welke certificatie en mandateringseisen hieraan worden gesteld? ( PS CORV ontbrak aan afkortingenlijst) zeer essentieel onderdeel van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. De aanpak van geweld dat gepleegd wordt door professionele hulp-, en/of zorgverleners verdiend zeker aandacht maar valt buiten het bestek van deze visie. Begin augustus is door de VNG de handreiking deskundigheid huiselijk geweld en kindermishandeling uitgegeven. Dit geeft input voor een programma van deskundigheidsbevordering van het lokale sociale domein en het AMHK / Veilig Thuis. De implementatie zal naar alle waarschijnlijkheid niet volledig gereed zijn op 1 januari 2014. In het geval er vertraging is in de ontwikkeling van de ICT applicatie (wat niet in de lijn der verwachting ligt) zal er verder gewerkt worden met de huidige systemen. De kindcheck, een onderdeel van de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, is een wettelijke taak. Inspecties controleren of organisaties en zelfstandigen deze meldcode hebben en het gebruik en de kennis daarvan bevorderen. Gemeenten hebben een toezichthoudende rol op de sectoren maatschappelijke ondersteuning en kinderopvang. Het is aan individuele gemeenten om te bepalen hoe (actief) zij deze rol gaan invullen. Het Veiligheidshuis Drenthe fungeert al een behoorlijke tijd als koppelvlak tussen de zorg- en veiligheidsketen. In Drenthe zijn BJZ en GGD kernpartners van het Veiligheidshuis en wordt de samenwerking versterkt. De zorgaanbieders in Drenthe zullen, in opdracht van het Algemeen Bestuurlijk Overleg van de Dreentse pilot Jeugd, naar alle waarschijnlijkheid in oktober 2014 aangeven op welke manier vanaf 2015 invulling wordt gegeven aan de noodzakelijke spoedopvang voor jongeren (ambulant en verblijf) en op welke wijze deze aansluit bij de vraag vanuit het lokale veld. Besluitvoering over het Centrum Seksueel Geweld moet nog plaatsvinden. Wel wordt al samengewerkt door betrokken organisaties. CORV (een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitiepartijen en het gemeentelijk domein) is opgenomen in de begrippenlijst. 60 In de week van 25 augustus 2014 staat een beleidsoverleg transformatie jeugdhulp gepland waarin het onderwerp CORV geagendeerd is. Participatieraad en Raad voor de Cliëntenparticipatie Assen 1. Preventie Wij hebben respect voor de professionele opzet en inhoud van het document en beseffen dat het niet meer dan een Visie is waarvan de uitwerkingen nog lokaal moeten worden ingevuld. Toch missen wij in het document een goed zichtbare impuls voor structurele versterking van preventie door middel van de sociale netwerken, de inzet van vrijwilligers, buddy’s, straatvaders, vrijwilligersorganisaties, kerken en moskeeën. Te denken valt aan een lesprogramma op scholen in buurten en dorpen waar sprake is van huiselijk geweld wat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Wel worden de sociale buurtteams nadrukkelijk genoemd, maar een stevige impuls naar activering, versterking en uitbreiding van de sociale netwerken, missen wij. Daardoor is de inzet op een vroegtijdige signalering van risicosituaties met een focus op dorpen, wijken en families met een verhoogd risico, onvoldoende benoemd. Indien dat wel zo was zou de transgenerationele problematiek, in de Regiovisie wel genoemd, op lokaal niveau een impuls krijgen om grondiger te worden aangepakt. Wij willen uw aandacht vragen voor het Project Kindspoor, dit is gericht op structurele hulpverlening aan kinderen die getuigen zijn of waren van huiselijk geweld en soortgelijke initiatieven. Met betrekking tot kinderen die in de opvang verblijven zal de gemeente Emmen zorg dragen, zo lezen wij op blz. 29, voor een beproefde methodiek van begeleiding. Wij adviseren u de aard, kwaliteit en inzet van deze begeleiding scherp te volgen en zo nodig te verbeteren en te versterken. 2. Communicatieplan en cultuurverandering. Wij adviseren u in de Regiovisie te laten opnemen dat een communicatieplan, eventueel lokaal, maar ook voor de nieuw te vormen AMHK, voor deze problematiek absoluut noodzakelijk is. Dit Wellicht is de impuls voor structurele versterking van preventie door middel van de sociale netwerken, inzet van vrijwilligers , buddy’s, straatvaders, vrijwilligersorganisaties, kerken en moskeeën niet expliciet genoeg genoemd in de visie. Dat dit binnen de regiovisie wel degelijk belangrijk wordt geacht mag blijken uit de uitgangspunten 2 (melden zonder drempels en werken met planmatige preventie), 3 (veiligheid is prioriteit nummer één, 5 (we gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken altijd de mogelijkheid van ondersteuning binnen het sociale netwerk) en 7 (ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de sociale omgeving geboden te worden). Deze uitgangspunten bieden voor individuele gemeenten ruim aanknopingspunten om op lokaal/ gemeentelijk niveau heel nadrukkelijk in te spelen op preventie, vroegtijdige signalering en ondersteuning bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling door vrijwilligers en/of sociale netwerken. Uw vraag om aandacht voor Kindspoor en andere methodieken (ook ter voorkoming van transgenerationele overdracht) is terecht. In de toegevoegde uitvoeringspunten voortkomend uit de regiovisie is dit dan ook meegenomen. De inzet, aard en kwaliteit van de door Kopland geboden begeleiding zal uiteraard door de centrumgemeente worden gevolgd maar ook voor regiogemeenten ligt hier een taak. Uw advies om te komen tot een (preventie/ voorlichtings/communicatie) plan waarin informatie en handreikingen worden gegeven aan verschillende doelgroepen, is opgenomen als uitvoeringspunt vanuit de regiovisie. 61 communicatieplan is ook nodig voor het bereiken van een structurele cultuurverandering onder de burgers. Deze cultuurverandering zal gericht moeten zijn op vroegtijdige signalering en hulpverlening en als het nodig is tijdige melding door (leden van) de sociale netwerken. Door een goede communicatie, het verspreiden van folders, het inrichten van interactieve websites en voorlichtingssessies, ten behoeve van buurten, wijken, kerken en moskeeën zal een bewustzijnsversterking kunnen optreden om mensen alert te maken op potentieel onveilige situaties. 3. Sociale wijkteams/buurtteams Wij constateren dat in heel Drenthe een heel belangrijke rol wordt toebedeeld aan de sociale wijkteams of buurtteams. Voor de gemeente Assen herhalen wij, wat ook al in eerdere adviezen is benadrukt, dat wij vinden dat in alle wijken van Assen de buurtteams zichtbaar en operationeel moeten worden gemaakt. Dit is van wezenlijk belang voor het onderling kennen en gekend worden en voor de opbouw en activering van de sociale netwerken en buurtcohesie en coherentie in de samenleving. Daarbij moet zorg worden gedragen dat deze teams ook de expertise bezitten rondom huiselijk geweld en kindermishandeling (Zie VWS, VNG en Federatie Opvang, RegioAanpak Veilig Thuis, Regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling, Augustus 2013, p 18). 4. De regisseur De op blz. 9 genoemde regisseur belast met de uitvoeringscoördinatie, zou lokaal bij de gemeente belegd worden. Het verdient aanbeveling de onafhankelijkheid van de regisseur te borgen door deze van buiten af aan te trekken. 5. Bestuurlijke aansturing van het nieuw te vormen AMHK De gemeente Emmen lijkt als aangewezen kerngemeente verantwoordelijk te worden voor de vorming en aansturing van het AMHK. Daarnaast zal een stuurgroep gevormd uit de 12 Drentse gemeenten toezicht en sturing uitoefenen. Wij adviseren u met klem de bestuurlijke aansturing zodanig te(laten) regelen dat de invloed van alle 12 gemeenten, ook van de gemeente Assen, optimaal gewaarborgd wordt. Daarbij Aan het AMHK / Veilig Thuis zal gevraagd worden een communicatieplan toe te voegen aan hun meerjaren/inrichtingsplan. Terecht merkt u op dat de lokale sociale teams de expertise moeten bezitten om huiselijk geweld en kindermishandeling op te pakken. Deze teams krijgen belangrijke rollen toebedeeld in de aanpak van huiselijk geweld en het is van wezenlijk belang dat er daarom nadrukkelijk aandacht is voor deskundigheidsbevordering van deze teams. De door de VNG in augustus 2014 uitgegeven handreiking deskundigheid huiselijk geweld en kindermishandeling biedt hiervoor handvatten. Het vormgeven van casus en procesregie is nog niet geheel uitgekristalliseerd. Het wordt opgenomen als uitvoeringspunt vanuit de regiovisie. De aanbeveling om de onafhankelijkheid van de regisseur te borgen door deze van buiten af aan te trekken zal meegegeven worden aan het AMHK / Veilig Thuis. Het voorstel van de centrumgemeente Emmen ten aanzien van de aansturing van het AMHK / Veilig Thuis beoogd de invloed van alle 12 Drentse gemeenten te waarborgen. Op 18 september staat dit voorstel op de agenda van het Bestuurlijk VDG overleg. De participatie van burgers en cliënten was bij de totstandkoming van deze visie van groot belang. In deze visie wordt in het hoofdstuk over ervaringsdeskundigheid dan ook gesteld dat dit het startpunt is voor het 62 zal ook ruimte moeten worden geboden voor de participatie van burgers en cliënten van de deelnemende gemeenten. Tenslotte zal tevens aandacht moeten blijven voor de helderheid en eenduidigheid van de aansturing. 6. Informatiesystemen Het viel ons op dat er in Drenthe nog steeds verschillende informatiesystemen worden gebruikt voor registratie van meldingen en de behandeling daarvan. Door middel van koppelingen van systemen zou dit probleem worden aangepakt. Wij adviseren u echter dringend op zo kort mogelijke termijn te streven naar één uniform te hanteren ICT systeem voor registratie en behandeling om de onderlinge uitwisselbaarheid zorgvuldig te waarborgen. Het huidige provinciale systeem voor OGGZ-casuïstiek is daarvoor geschikt of kan op eenvoudige wijze geschikt worden gemaakt. Alle 12 gemeenten hanteren dit systeem reeds. Bovendien kan de Drentse Verwijs Index (DVI) meer toegepast worden als het gaat om gegevensuitwisseling tussen meerdere hulpverleners bij kinderen. 7. Rol hulpverlenende instellingen, ook de instellingen die identiteitsgebonden zijn. Wij adviseren u, zoals we dat ook aangegeven hebben voor het advies kadernota Wmo, in de Regiovisie de samenwerking met en inschakeling van hulpverlenende, ook de identiteitsgebonden, instellingen te noemen en een impuls in de Regiovisie af te geven om deze samenwerking te optimaliseren. Daardoor kunnen niet alleen kosten worden bespaard, maar kan ook de preventie worden verbeterd. 8. Huisverboden voor daders. Wij waarderen dat er meer aandacht komt voor uit-huis-plaatsing van daders in een chronische situatie om zo het gezin, exclusief de dader, een veilige setting te bieden. We adviseren u om de juridische problematiek en impact daarvan grondig voor te laten bereiden. 9. Geen wachtlijsten Wij hebben kunnen constateren dat er in acute en direct levensbedreigende situaties structureel betrekken van ervaringsdeskundigen, betrokkene ne cliënten bij de verdere ontwikkelingen op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het belang om te komen tot één uniform ICT systeem voor registratie en behandeling wordt onderkent. Uw suggestie dat het huidige provinciale systeem voor OGGzcasuïstiek daarvoor geschikt is zal zeker door de centrumgemeente en ketenpartners worden meegenomen in de gedachtenvorming en ontwikkeling van een systeem. In het hoofdstuk ‘kader en uitgangspunten van de regiovisie’ is een zin opgenomen die het belang van de samenwerking met uitvoerende / hulpverlenende organisaties en instellingen benadrukt. Een goede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vraagt niet alleen om een regionaal kader (de regiovisie) maar ook om een lokale uitwerking en een kwalitatief goede en gedegen uitvoering van het beleid. Met het opleggen van huisverboden aan plegers bij huiselijk geweld is al sinds 2009 ervaring opgedaan. De in Drenthe, Groningen en Friesland in 2014 gestarte pilot ‘preventief huisverbod bij kindermishandeling’ richt zich met name op de chronische situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling (zonder acute aanleiding). De juridische problematiek en impact zal zeker worden meegewogen, een jurist maakt daarom ook deel uit van het team dat de pilot uitvoert. Het belang van directe hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling is inderdaad groot. 63 geen wachtlijsten bestaan en terstond ingrijpen altijd aan de orde is. Wij adviseren u echter om ook voor de andere categorieën, die niet de topprioriteit krijgen, nadrukkelijk te streven naar geen wachtlijsten. Denkt u zich eens in wat het bijvoorbeeld voor kinderen betekent als er een melding is gedaan dat het dan toch nog dagen of weken duurt voordat hulp wordt geboden. 10. Financiële kaders Wij constateren dat er voorshands geoormerkte budgetten bestaan voor het AMHK. (zie blz. 31 van de Regiovisie). Hoewel wij daar begrip voor hebben voor de eerstkomende periode verdient het naar onze mening toch sterke aanbeveling om voor de toekomst te proberen het oormerken van deze budgetten zoveel mogelijk te vermijden. Uitwisseling tussen de verschillende beleidsvelden van het sociale domein zoals bijvoorbeeld Jeugdzorg en Wmo moet naar onze mening soepel kunnen worden toegepast. 11. Samenhang met de andere beleidsvelden van het sociale domein Uit de tekst van de Regiovisie, maar ook uit onze kanttekeningen en adviezen daarbij, blijkt de niet alleen duidelijke, maar ook noodzakelijke samenhang met de andere beleidsvelden van het sociale domein. Dit brengt ons tot het advies om ook voor de Regiovisie aan te geven hoe deze voor de gemeente Assen samenhangt met de andere kaders en besluiten binnen het sociale domein. Daarbij verdient het naar onze mening ook sterke aanbeveling om aan te geven op welke wijze de activiteiten binnen de vijf thema’s van het programma “Doen” daarop kunnen worden afgestemd. Zoals ook uit deze visie blijkt hechten we daar zeer aan. Eén van de uitgangspunten in deze visie is dan ook dat hulp zo snel mogelijk, zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de sociale omgeving geboden moet worden. In de aanloop van het nieuwe AMHK/ Veilig Thuis is het raadzaam om voor enige tijd een geoormerkt budget te hanteren. Uw advies om (financiële) uitwisseling tussen de verschillende beleidsvelden van het sociale domein soepel toe te passen kan ook de preventie, signalering en aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling een impuls geven maar een uitwerking daarvan valt buiten de kaders van deze regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling. Er is een duidelijke samenhang met andere beleidsvelden uit het sociale domein; huiselijk geweld en kindermishandeling is een van de domeinen vallend onder de Wmo. Deze samenhang kan op lokaal niveau uitgewerkt en beschreven worden. WMO-Adviesraad gemeente Tynaarlo Advies 1: Voor de leden van de sociale teams geldt dat er sprake moet zijn van basisdeskundigheid. Scholing op het terrein van huiselijk geweld en kindermishandeling is van groot belang. Goede communicatie met het AMHK moet duidelijker geborgd worden. Terecht merkt u op dat de lokale sociale teams de basisdeskundigheid moeten bezitten om huiselijk geweld en kindermishandeling op te pakken. Deze teams krijgen belangrijke rollen toebedeeld in de aanpak van huiselijk geweld en het is van wezenlijk belang dat er daarom nadrukkelijk aandacht is voor deskundigheidsbevordering van deze teams. De door de VNG in augustus 2014 64 De WMO-adviesraad deelt de mening van de werkgroep WSGT dat er in de kadernota relatief weinig aandacht is gegeven aan ‘mishandeling’ van ouderen. In een kader wordt verwezen naar de VNG die met suggesties zou komen waarmee de gemeenten in hun beleidsvoorstellen rekening zouden kunnen houden. Wij treffen concrete voorstellen onvoldoende aan in de kadernota. • Hoe wordt gesignaleerd dat zelfstandige ouderen en ouderen die in een zorginstelling zijn opgenomen, door derden (kinderen, partner, huisvrienden die bv.de administratie verzorgen, kleding verzorgen etc.) worden mishandeld door b.v. financiële uitbuiting, psychische/fysieke mishandeling? Ligt hier een taak voor het sociaal team, een meldpunt mantelzorg? • Een grote zorg is de thuiswonende 65plusser die beginnend dementerend is en waar de omgeving niet juist op weet te reageren omdat het niet duidelijk is dat de persoon dementeert. Dan kan de bejegening kenmerken krijgen van mishandeling zonder dat hulpverleners daarvan op de hoogte zijn. Is ook hier een rol weggelegd voor sociale wijkteams, wijkverpleegkundige en huisartsen? • Hoe en wanneer kan men financiële uitbuiting signaleren als de oudere onvoldoende of geen zicht meer heeft op eigen administratie en financiële situatie? Is ook hier een meldpunt een mogelijkheid? • Veiligheid en zorg: het Triagesysteem lijkt uitgegeven handreiking deskundigheid huiselijk geweld en kindermishandeling biedt hiervoor handvatten. Goede communicatie tussen AMHK / Veilig Thuis en de lokale sociale teams zijn voorwaarde voor een goede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en zal onderdeel moeten uitmaken van een uitvoeringsplan van het AMHK / Veilig Thuis. Mishandeling van ouderen is één van de vormen van huiselijk geweld (naast (ex)partnergeweld, kindermishandeling, oudermishandeling en eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking) die valt onder de regiovisie. Doordat ouderenmishandeling een veel voorkomend maar nog te weinig gesignaleerd probleem is wordt het genoemd in de ontwikkelagenda maar is het tevens opgenomen als één van de uitvoeringspunten voortkomend uit de regiovisie. Concreet uitgewerkte voorstellen voor de aanpak van ouderenmishandeling vallen buiten het bestek van deze regiovisie. Signalering van ouderenmishandeling is niet voor niets onderwerp van een landelijke campagne. Een rol hierin ligt weggelegd voor familieleden, buren en omstanders maar ook voor lokale sociale teams en professionals. Voor professionals biedt de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling handvatten. Voorkomen van overbelasting van mantelzorgers is in de preventie van ouderenmishandeling een belangrijk punt. Ook hier betreft het signalering van ouderenmishandeling waarvoor geldt dat er rol is voor zeer veel verschillende professionals en betrokken burgers. Financiële uitbuiting is één van de vormen van huiselijk geweld. Signalering van deze vorm van geweld zou onderdeel uit moeten maken van een in de visie genoemd preventieplan. Voor vragen over deze problematiek kan (ook nu al) door burgers en professionals contact worden gezocht met het Steunpunt Huiselijk Geweld en straks het AMHK/Veilig Thuis. Signalering van ouderenmishandeling is een 65 wenselijk, maar dan is de 65-plusser waarop het betrekking heeft al bekend. Onduidelijk blijft hoe men de signalen op wil vangen bij vooral gesloten gezinnen en gemeenschappen. • De WSGT onderschrijft het voornemen van 1 huishouden, 1 plan, 1 contactpersoon. De opzet van participatie waarbij uitgegaan wordt van de kracht van het eigen huishouden en het langer zelfstandig blijven wonen, ook van ouderen, is een nobel streven. Echter sommige ouderen overkomt snel iets zonder dat de omgeving het opmerkt. Zeker als er geen huisgenoten meer zijn en de oudere zich tot dat moment, zelfstandig wist te redden. Hoe is de realiteit van afnemende ‘eigen kracht’ door gemeentelijk beleid op te vangen? Advies 2. Voor 2015 geldt dat de gemeente voor het eerst verantwoordelijk is voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Een goede monitoring van de aansluiting sociaal team en AMHK is dringend gewenst. Een vereiste is dat voor alle burgers duidelijk is waar een eerste signaal van mogelijke misstanden kan worden afgegeven. De WMO/adviesraad adviseert om een lokaal meldpunt in te richten waar, eventueel anoniem, een mogelijke misstand kan worden gemeld zodat medewerkers van een sociaal wijkteam daar onderzoek naar kunnen doen. Advies 3. Nu de financiering via de gemeente gaat lopen dreigt het gevaar dat bij overschrijding van het budget geen hulp meer geboden kan worden. Dat mag in geval van huiselijk geweld en mishandeling van kinderen, volwassenen en ouderen nooit het geval zijn. belangrijk onderwerp en niet voor niets onderwerp van een landelijke campagne. Een rol hierin ligt weggelegd voor familieleden, buren en omstanders maar ook voor lokale sociale teams en professionals. Voor professionals biedt de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling handvatten. De realiteit van afnemende ‘eigen kracht’ van zelfstandig wonende ouderen reikt verder dan het thema huiselijk geweld zoals beschreven in deze visienota. Zoals in de nota staat zou elke gemeente (elk dorp of iedere wijk) een laagdrempelig lokaal sociaal team moeten kennen die het burgers eenvoudiger maakt om vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling te bespreken. Betrokkenen en burgers kunnen ook buiten hun direct sociale omgeving terecht bij het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK/Veilig Thuis) Drenthe voor advies en melding. Het belang van (directe) hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling is inderdaad groot en het belang daarvan mag spreken uit deze regiovisie. WMO-platform Noordenveld Wij kunnen ons goed vinden in de acht richtinggevende uitgangspunten zoals geformuleerd in deze regiovisie. We zien dan ook met belangstelling uit naar de nadere beleidsuitwerking voor Noordenveld op basis van deze uitgangspunten. Met name zijn wij hierbij geïnteresseerd in In deze regiovisie worden de kaders geschetst voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Elke gemeente bepaalt de eigen invulling en kleur waar het gaat om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Uw advies om vrijwilligersorganisaties en 66 de uitwerking van het aspect ‘melden zonder drempels en werken met planmatige preventie.’ Uitgangspunt is dat elk dorp en iedere wijk een laagdrempelig lokaal netwerk van professionals kent, zodat signalen en vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling laagdrempelig kunnen worden gemeld en besproken. Naar onze mening is het van belang, en ook zeer zeker mogelijk, om hierbij ook vrijwilligersorganisaties en informele sleutelfiguren in wijk en dorp een rol toe te kennen. Zowel bij signalering als bij signaalopvolging. Tenslotte willen wij nog kort reageren op het bestuursakkoord. We hebben met belangstelling en instemming kennis hebben genomen van dit akkoord. In voorkomende situaties willen wij graag de dialoog aangaan en voortzetten, zoals ook door alle fracties toegezegd en afgesproken tijdens het politiek café van 11 februari 2014. Bijvoorbeeld samen zoeken naar vormen om bovenstaand advies handen en voeten te geven. informele sleutelfiguren in wijk en dorp een rol toe te kennen in de lokale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling handen en voeten te geven in samenwerking tussen gemeenten en burgers / wmo-platform wordt vanuit deze regiovisie van harte ondersteund. 67