Regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Drenthe 2014

advertisement
Regiovisie Huiselijk Geweld
en Kindermishandeling
Drenthe
2014 – 2018
Naar een samenhangende aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling in 12 Drentse gemeenten
25 september 2014
Drs. Sylvia Bloemendaal
Namens de 12 Drentse gemeenten,
in opdracht van de centrumgemeente
voor aanpak huiselijk geweld en vrouwenopvang
in de provincie Drenthe
1
Voorwoord
Voor u ligt de regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Drenthe voor de
gemeenten Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen,
Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo en Westerveld. Deze visie is
de onderlegger voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Sinds 2003 wordt er op Drents niveau al samengewerkt in de aanpak huiselijk geweld en ook
de aanpak van kindermishandeling wordt al jaren op Drents niveau opgepakt. Samenwerken
op Drents niveau is dus niet nieuw, nieuw is wel de integrale aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling.
Om deze integrale aanpak effectief vorm te geven is deze regiovisie Huiselijk Geweld en
Kindermishandeling 2014- 2018 geschreven. Door het gezamenlijk vaststellen van de
regiovisie en door afspraken te maken tussen de gemeenten in de regio en met uitvoerende
organisaties worden de mogelijkheden vergroot om huiselijk geweld en kindermishandeling
te voorkomen of te beëindigen.
2
Inhoud
Samenvatting:.......................................................................................................................................... 5
A: Visie ..................................................................................................................................................... 6
1.
Aanleiding en context ...................................................................................................................... 6
2.
Visie en doel van de visie................................................................................................................. 7
3.
Definities en afbakening .................................................................................................................. 7
4.
Kader en uitgangspunten van de regiovisie. ................................................................................... 9
4.1
Alle 12 Drentse gemeenten vullen hun beleid ten aanzien van huiselijk geweld en
kindermishandeling lokaal in. De kaders voor dit beleid liggen vast in één regiovisie voor Drenthe
10
4.2
Melden zonder drempels en werken met planmatige preventie ......................................... 11
4.3
Veiligheid is prioriteit nummer één....................................................................................... 12
4.4
Triage huiselijk geweld en kindermishandeling ligt aan de basis van onze ketenaanpak.... 13
4.5
We gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken altijd de mogelijkheid
van ondersteuning binnen het sociale netwerk ................................................................................ 14
4.6
Eén huishouden, één plan, één aanspreekpunt, het belang van kinderen is leidend (als er
sprake is van tegengestelde belangen) ............................................................................................. 15
4.7
Ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de sociale
omgeving geboden te worden .......................................................................................................... 15
4.8
We praten niet over maar met elkaar, transparantie is essentieel ...................................... 16
5. Ervaringsdeskundigheid .................................................................................................................... 16
B:
Ontwikkelagenda in Drenthe..................................................................................................... 19
B. 1 Drie transities ............................................................................................................................. 19
B. 2 AMHK/ Veilig Thuis ..................................................................................................................... 20
B. 3 Lokale sociale teams................................................................................................................... 22
B. 4 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en kindcheck ............................................ 23
B. 5 Afstemming tussen zorg- en justitietrajecten ............................................................................ 25
B. 6 Informatiedeling ......................................................................................................................... 26
B. 7 Collectieve Opdracht Routeer Voorziening ................................................................................ 28
B. 8 Jeugdreclassering en jeugdbescherming ................................................................................... 29
B. 9 Spoedhulp voor jongeren ........................................................................................................... 30
B. 10 Vrouwenopvang ....................................................................................................................... 31
B.11 Centrum Seksueel Geweld ........................................................................................................ 33
B.12 Ouderenmishandeling ............................................................................................................... 33
B.13. Financiën .................................................................................................................................. 34
3
B.14
Aandachtspunten voortkomend uit de visie ......................................................................... 35
C: Bijlagen .............................................................................................................................................. 38
Bijlage 1
Afkortingen en Begrippenlijst ....................................................................................... 38
Bijlage 2
Centrum Seksueel Geweld ............................................................................................ 47
Bijlage 3
Uitwerking vragenlijst lokale sociale teams .................................................................. 51
Bijlage 4
Regiobeschrijving en typering ....................................................................................... 53
Bijlage 5
Betrokkenen bij totstandkoming visie........................................................................... 57
Bijlage 6
(Pre)adviezen van adviesraden ..................................................................................... 58
4
Samenvatting:
De Drentse visie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is even
eenvoudig als ambitieus; we willen in Drenthe samenwerken aan het voorkomen, zo vroeg
mogelijk signaleren en duurzaam stoppen van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Het ministerie van VWS heeft centrumgemeenten voor aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling, in Drenthe is dit de gemeente Emmen, de opdracht gegeven een
regiovisie te ontwikkelen.
Deze regiovisie heeft tot doel om met alle gemeenten in Drenthe te komen tot gezamenlijke
beleidsuitgangspunten en afspraken over een integrale en gezamenlijke aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling. De visie geeft de richting voor de jaren 2014 - 2018 aan, van
waaruit de uitvoeringspraktijk verder invulling moet krijgen. De visie is een leidraad voor
gemeenten om hun eigen gemeentelijk beleid op het gebied van huiselijk geweld en
kindermishandeling zelf vorm te geven.
We werken in Drenthe met 8 belangrijke richtinggevende uitgangspunten:
1. Alle 12 Drentse gemeenten vullen hun beleid ten aanzien van huiselijk geweld en
kindermishandeling lokaal in. De kaders voor het beleid ten aanzien van huiselijk
geweld en kindermishandeling liggen vast in één regiovisie voor Drenthe.
2. Melden zonder drempels en werken met planmatige preventie.
3. Veiligheid is prioriteit nummer één. De gemeente is verantwoordelijk voor het
duurzaam borgen van de veiligheid van alle betrokkenen bij huiselijk geweld en
kindermishandeling.
4. Triage ligt aan de basis van onze ketenaanpak.
5. We gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken altijd de
mogelijkheid van ondersteuning binnen het sociale netwerk.
6. Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling gaat uit van één huishouden, één
plan, één aanspreekpunt, het belang van kinderen is leidend.
7. Ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de
sociale omgeving geboden te worden.
8. We praten niet over maar met elkaar (hulpverleners onderling en met de cliënt),
transparantie is essentieel.
De uitgangspunten geven aan waar we in Drenthe van uit gaan, wat belangrijke waarden en
normen zijn in de aanpak van huiselijk geweld. Deze uitgangspunten delen we; alle 12
gemeenten geven zelf kleur en invulling aan deze uitgangspunten. Wat we doen, delen we;
hoe we dat doen kan dus verschillen.
De visie is onderverdeeld in 3 delen; In het A gedeelte worden de visie, de aanleiding en de
uitgangspunten beschreven. Het B gedeelte behelst de ontwikkelagenda voor Drenthe. In
Drenthe lopen verscheidene ontwikkelingen waaruit voor de gemeenten ontwikkelpunten
voortkomen, deze worden in het stuk in een kader weergegeven. Ook worden hier
uitvoeringspunten benoemd die voortkomen uit de visie. In het C gedeelte zijn de bijlagen
opgenomen.
5
A: Visie
1.
Aanleiding en context
In een Kamerbrief van 14 december 2011 van de Staatssecretaris van VWS krijgen
gemeenten de opdracht een regiovisie te ontwikkelen op het gebied van Geweld in
Huiselijke Kring. Hoewel in Drenthe al in 2009 een visie en in 2011 een uitvoeringsnotitie
geschreven is die zich niet alleen op huiselijk geweld maar ook op kindermishandeling
richtte, werd vanuit VWS gesteld dat regiovisies nodig zijn omdat er nog (bijna) geen
geïntegreerde visies lagen; huiselijk geweld en kindermishandeling zijn doorgaans via
verschillende routes en kanalen en door verschillende meldpunten en hulpverleners
opgepakt. Andere redenen om te komen tot een regiovisie zijn dat het goed is de aanpak te
integreren met de Wmo en de verschillende decentralisaties, de aanpak efficiënter en ook
effectiever kan/moet en dat er een belangrijke stap wordt gezet in het beperken van de
intergenerationele overdracht.
Vanaf 2015 worden de 12 Drentse gemeenten geacht in regionaal verband afspraken te
maken over de besteding van de regionale middelen die het rijk ter beschikking stelt aan de
centrumgemeente Emmen voor de aanpak van huiselijk geweld en de Vrouwenopvang. Als
logisch gevolg moeten de gemeenten samen afspraken maken over de aansluiting van het
regionaal gefinancierde deel van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling op
het lokaal gefinancierde deel van die aanpak. In Drenthe was het uitdrukkelijk de bedoeling
dat de regiovisie tot stand komt in samenspraak en samenwerking met de 12 Drentse
gemeenten.
Het ontwikkelen van een effectieve en efficiënte aanpak huiselijk geweld en
kindermishandeling raakt vele beleidsterreinen, waaronder welzijn, jeugd en veiligheid, en is
verweven met vele ontwikkelingen binnen de gemeenten. De meest dominante ontwikkeling
zijn de transitie jeugdzorg, de pilot en vorming van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld
en Kindermishandeling (AMHK)/ Veilig Thuis Drenthe en de (nog deels te vormen) wijk- en
buurgerichte sociale teams. Bij de aanpak van huiselijk geweld spelen vele (keten)partners
een rol, zoals bijvoorbeeld gemeenten, het te vormen AMHK / Veilig thuis, politie,
reclassering, maatschappelijk werk, GGz, GGD, Openbaar Ministerie, verslavingszorg,
vrouwenopvang, thuiszorgorganisaties, huisartsen, jeugdzorgorganisaties,
verzorgingshuizen en ziekenhuizen. Ook scholen, peuterspeelzalen, kinderopvang, ouderen, sport-, muziek- en vrijetijdclubs hebben een rol in het voorkomen en signaleren van huiselijk
geweld en kindermishandeling.
De Drentse pilot jeugd heeft met de notitie ‘Als jeugd en toekomst tellen’ een zeer belangrijke
visie neergelegd op de hulp aan jeugdigen en hun ouders onder het motto; ‘nabij zijn en
aansluiten met positief jeugdbeleid’. Positief Opgroeien Drenthe en Veilig Opgroeien Drenthe
zijn voor een ieder die met jongeren werkt in Drenthe geijkte begrippen. In deze regiovisie
sluiten we dan ook aan bij de door de Pilot jeugd ingezette ontwikkelingen als de
verschuiving van zware hulpvormen naar lichtere (vaak ambulante) hulp, de heldere visie op
6
het nabij halen van specialistische zorg door generalistische gebiedsteams en de aandacht
voor de veiligheid van het kind.
Het ontwikkelen van de regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Drenthe staat
derhalve niet op zichzelf, maar krijgt gestalte in verbinding met andere partijen en huidige
ontwikkelingen.
Met de drie decentralisaties, de functie begeleiding, ondersteuning en verzorging vanuit de
Awbz, de decentralisatie van Jeugdzorg waarbij het gaat om de provinciale jeugdzorg, de
jeugdbescherming en -reclassering, de jeugd-ggz en de zorg voor licht verstandelijk
gehandicapte jeugd en de uitvoering van de participatiewet (WWB, voormalig Wajong en
Wsw), krijgen gemeenten de mogelijkheid een integrale Wmo aanpak te organiseren voor
(multi-problem) huishoudens. Die aanpak loopt van preventie en vroegsignalering, via
opvang en herstel, tot en met nazorg en participatie. De aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling past prima in deze Wmo aanpak zolang de deskundigheid op het gebied
van huiselijk geweld en kindermishandeling gewaarborgd is.
Wat onderscheidend is ten opzichte van de andere Wmo velden is het aspect van de
veiligheid. De urgentie van deze visie zit in het aspect veiligheid. Het is onacceptabel dat in
Nederland de thuissituatie van meer dan 20.000 volwassenen en meer dan 100.000
kinderen ernstig onveilig blijkt te zijn.
2.
Visie en doel van de visie
De Drentse visie is even eenvoudig als ambitieus; we willen in Drenthe samenwerken aan
het voorkomen, zo vroeg mogelijk signaleren en duurzaam stoppen van huiselijk geweld en
kindermishandeling.
Deze regiovisie heeft tot doel om met alle gemeenten in Drenthe te komen tot gezamenlijke
beleidsuitgangspunten en afspraken over een integrale en gezamenlijke aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling.
De visie geeft de richting voor de komende jaren aan van waaruit de uitvoeringspraktijk
verder invulling moet krijgen. Voorliggende visie staat niet op zichzelf en heeft een nauwe
samenhang met het door de 12 Drentse gemeenten vastgestelde scenario voor één AMHK /
Veilig Thuis in Drenthe.
3.
Definities en afbakening
In deze visie wordt zeer bewust gesproken over huiselijk geweld en kindermishandeling.1
1
Er is niet gekozen voor de term ‘ geweld in afhankelijkheidsrelaties’ en ook niet voor ‘ geweld in huiselijke kring’ . Geweld
in afhankelijkheidsrelaties slaat nadrukkelijk ook op geweld van professionals jegens volwassenen of kinderen die aan hun
zorg zijn toevertrouwd. Het gaat dan bijvoorbeeld over geweld en kindermishandeling binnen scholen, zorginstellingen en
sportverenigingen. Dit fenomeen is zeer ernstig maar verdient een andere aanpak dan in deze visie wordt geschetst.
Alhoewel het onderscheid tussen huiselijk geweld, mensenhandel en loverboyproblematiek soms flinterdun is vragen deze
vormen van geweld een deels andere aanpak en specifieke aandacht die niet in deze regiovisie zal worden gevat.
Gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het bieden van opvang aan Nederlandse slachtoffers van
mensenhandel, ongeacht de soort uitbuiting. Ook zijn gemeenten verantwoordelijk voor de buitenlandse slachtoffers van
mensenhandel die een tijdelijke verblijfsvergunning hebben op grond van de B8/3 regeling. De ervaring heeft echter
geleerd dat slachtoffers van mensenhandel in de opvang de nodige knelpunten opleveren. VNG en Federatie Opvang
7
Onder huiselijk geweld wordt in deze visie verstaan:
Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Met ‘huiselijke
kring’ worden (ex-)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord huiselijk
verwijst niet naar de plaats waar het geweld plaatsvindt (kan overal; in huis, op straat, in een
café) maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer.
Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld. Het kan de
vorm aannemen van (ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld (schadelijke traditionele
praktijken), kindermishandeling, verwaarlozing van ouderen of geweld tegen ouders.
Kindermishandeling is gedefinieerd in de Wet op de Jeugdzorg en is; ‘ Elke vorm van een
voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of
seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een
relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige
schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van
fysiek of psychisch letsel. Het gaat hierbij om: seksuele mishandeling, fysieke mishandeling,
emotionele/psychische mishandeling, fysieke verwaarlozing, emotionele/psychische
verwaarlozing en getuige zijn van partnergeweld.
Kortom, de volgende vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling vallen onder de
regiovisie:
•
•
•
•
•
(ex-)partnergeweld in alle denkbare verschijningsvormen
Kindermishandeling, inclusief getuige zijn van huiselijk geweld
Ouderenmishandeling
Eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (vrouwenbesnijdenis)
Geweld tegen ouders/opvoeders door kinderen en (jong)volwassenen
(oudermishandeling)
Al deze vormen van geweld kunnen zich voordoen als:
•
•
•
•
Fysieke mishandeling/-verwaarlozing
Psychische mishandeling/ -verwaarlozing
Seksueel geweld/ -misbruik
Financiële uitbuiting/ -misbruik
Er zijn verschillende schaalniveaus waarop zaken georganiseerd kunnen of moeten worden.
Bij alle afspraken moet derhalve nagedacht worden over het schaalniveau. De volgende
schaalniveaus zullen aan de orde komen in de nota:
•
•
•
•
Lokaal (buurt, wijk, dorp, of organisatie)
Sub-regionaal (Noord, Zuid-West en Zuid-Oost Drenthe)
Regionaal (Drenthe)
Bovenregionaal (Noord Nederland)
starten daarom een werkgroep die knelpunten die daardoor ontstaan in kaart brengt en voorstellen doen voor het oplossen
van deze knelpunten. Gemeenten worden hiervan op de hoogte gesteld door middel van een handreiking. Sinds maart 2012
vallen slachtoffers van mensenhandel onder de gemeentelijke taakstelling op het gebied van het toekennen van woningen.
Het is dan ook van groot belang dat gemeenten ook op deze terreinen beleid formuleren dat in lijn ligt met de regiovisie
huiselijk geweld en kindermishandeling.
8
•
Landelijk
4.
Kader en uitgangspunten van de regiovisie.
De aftrap van deze regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Drenthe vond plaats
op 18 september 2013. Op deze dag vond er in het Van der Valk Hotel in Nieuw Amsterdam
een werkconferentie plaats voor besturen en ambtenaren van de gemeenten in Drenthe.
Daarnaast waren ook managers van SHG, RN, AFPN, BJZ/AMK en welzijnsorganisaties
uitgenodigd. Een optimale uitvoering van lokaal en regionaal beleid vergt immers een goede
samenwerking met uitvoerende/ hulpverlenende organisaties en instellingen. In deze
conferentie kwamen een viertal thema’s aan de orde die gelden als belangrijke
uitgangspunten voor deze visie. Hieronder de thema’s met een korte beschrijving van de
zaken die tijdens de conferentie genoemd zijn. Uitwerking van de thema’s vindt verderop in
de visie plaats.
1. 1 huishouden, 1 plan, 1 aanspreekpunt :Door de aanwezigen wordt gesteld dat
veiligheid voorop staat. Er moet een veiligheidsplan komen als onderdeel van het ‘1
huishouden, 1 plan’. De rol van het AMHK / Veilig Thuis hierin is dat zij een snelle
inschatting maken van de ernst van de situatie en welke interventie op zijn plaats is.
Het AMHK / Veilig Thuis moet haar expertise (regionaal mandaat, lokaal beschikbaar)
zodanig inzetten dat het belang van eventueel aanwezige kinderen leidend is bij
tegengestelde belangen.
Om huiselijk geweld en/of kindermishandeling in het ene plan op te nemen moet er
een duidelijke verbinding zijn met de lokale zorgstructuur. Voor uitwisseling van
informatie en een duidelijke verbinding is het zaak om vanuit het steunpunt huiselijk
geweld /AMHK / Veilig Thuis per gemeente één aanspreekpunt te hebben. De
regisseur, lokaal bij gemeenten belegd, heeft in het kader van 1 huishouden, 1 plan,
1 aanspreekpunt, de uitvoeringscoördinatie. Lokaal wat kan, regionaal wat moet.
2. Indeling regio: Er is een grote eensgezindheid wat betreft de gewenste schaal. De
mogelijkheid van 3 regio’s is geopperd, maar unaniem gaf men aan dat men binnen 1
regio wil werken aan een visie huiselijk geweld en kindermishandeling.
3. Veiligheid en zorg: Veiligheid staat voorop. Er wordt gewerkt met een triagesysteem
om urgentie en snelheid aan te geven waarop een casus moet worden opgepakt.
Lokale zorg moet verbonden worden met de justitiële keten. Er moet naar gestreefd
worden om uitvoering van huiselijk geweld trajecten in de wijken en dorpen te doen.
Het blijft echter van belang om de coördinatie op de uitvoering van deze trajecten
bovenlokaal bij AMHK / Veilig Thuis te beleggen.2
4. Integratie AMK en SHG: Over de vorming van een AMHK / Veilig Thuis worden op
deze dag enkele bedreigingen en kansen genoemd, maar ook verwachtingen. Het te
ontwikkelen AMHK / Veilig Thuis is een uitvoeringsorganisatie die aansluit bij deze
regiovisie. Gedurende het proces van het ontwikkelen van de regiovisie en het
2
In het scenario voor één scenario AMHK is triage op hoofdlijnen beschreven en dit geeft een indicatie met
betrekking tot het op- en afschalen van casuïstiek tussen lokaal en AMHK.
9
gestalte krijgen van het AMHK / Veilig Thuis vind voortdurend afstemming en overleg
plaats.
De uitkomsten van deze dag gelden als belangrijke input voor de visie. Als inspiratiebron
voor de hieronder beschreven visie is daarnaast gebruik gemaakt van de visie die de vier
grote steden (G4) hebben ontwikkeld. Dit is gecombineerd met de opbrengsten uit de
Drentse werkconferentie Veilig Thuis, de lopende en ingezette ontwikkelingen op het gebied
van de vorming van het AMHK / Veilig Thuis, staand beleid aangaande huiselijk geweld en
kindermishandeling, beleidsnota’s van de 12 Drentse gemeenten, gesprekken en input van
professionals, betrokkenen en gesprekken met de individuele gemeenten.
Hieruit komen 8 belangrijke richtinggevende uitgangspunten voort hoe we in Drenthe de
komende jaren werken aan het voorkomen, zo vroeg mogelijk signaleren en duurzaam
stoppen van geweld:
1. Alle 12 Drentse gemeenten vullen hun beleid ten aanzien van huiselijk geweld en
kindermishandeling lokaal in. De kaders voor het beleid ten aanzien van huiselijk
geweld en kindermishandeling liggen vast in één regiovisie voor Drenthe.
2. Melden zonder drempels en werken met planmatige preventie.
3. Veiligheid is prioriteit nummer één. De gemeente is verantwoordelijk voor het
duurzaam borgen van de veiligheid van alle betrokkenen bij huiselijk geweld en
kindermishandeling.
4. Triage ligt aan de basis van onze ketenaanpak.
5. We gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken altijd de
mogelijkheid van ondersteuning binnen het sociale netwerk.
6. Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling gaat uit van één huishouden, één
plan, één aanspreekpunt, het belang van kinderen is leidend.
7. Ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij de
sociale omgeving geboden te worden.
8. We praten niet over maar met elkaar (hulpverleners onderling en met de cliënt),
transparantie is essentieel.
Onderstaand worden deze uitgangspunten nader uitgewerkt. De uitgangspunten geven aan
waar we in Drenthe van uit gaan, en geven de richting aan waar we aan werken met onze
aanpak van huiselijk geweld. Deze uitgangspunten delen we; alle 12 gemeenten geven zelf
kleur en invulling aan deze uitgangspunten. De visie en uitgangspunten, dus wat we doen,
delen we; hoe we dat doen kan dus verschillen.
4.1 Alle 12 Drentse gemeenten vullen hun beleid ten aanzien van
huiselijk geweld en kindermishandeling lokaal in. De kaders voor dit beleid
liggen vast in één regiovisie voor Drenthe
Elke gemeente bepaalt de eigen invulling en kleur waar het gaat om de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling. Het is essentieel dat er sprake moet zijn van maatwerk voor
individuele huishoudens, cliënten en kinderen. Maatwerk gebaseerd op de eigenheid,
mogelijkheden, uitdagingen, problematiek en sterke kanten van de huishoudens, cliënten en
kinderen, maar ook maatwerk in de organisatie van de hulp. Deze vorm van maatwerk is
namelijk afhankelijk van de organisatie van het sociaal domein. Er zitten bijvoorbeeld
10
verschillen in de lokale sociale teams en dus zal er ook verschil zitten in welke zaken je
neerlegt in een team en op welk moment. Wel is het zo dat bij de inrichting van de regionaal
werkende uitvoeringsorganisatie AMHK / Veilig Thuis voor de 12 gemeenten bepaalde
processen in de uitvoering geprotocolleerd en eenduidig ingericht gaan worden in verband
met kwaliteitseisen die gesteld worden en de opdracht om efficiencyvoordelen te behalen.
Zodra er verbinding gemaakt wordt naar de lokale structuren kunnen er van daaruit
verschillen ontstaan.
Onderliggend aan het lokale beleid zal een eenduidige Drentse visie op huiselijk geweld en
kindermishandeling zijn. In deze visie worden de kaders vastgelegd waarbinnen het lokale
beleid vorm gegeven moet worden. Het is van belang een gezamenlijke Drentse visie te
hebben. Juist omdat elke gemeente zijn eigen beleid en speerpunten heeft, is het van belang
om te kijken welke uitgangspunten we delen als het gaat om regionale samenwerking. Deze
regiovisie en het al eerder vastgestelde scenario voor het AMHK /Veilig Thuis in Drenthe
helpen zo om de lokale aanpak vorm te geven.
4.2
Melden zonder drempels en werken met planmatige preventie
De waarde van de betrokkenheid van de sociale omgeving met ondersteuning van een
netwerk van professionals kan nog veel groter worden als het zou lukken om de sociale
omgeving te ondersteunen bij het in een vroegtijdig stadium signaleren van (dreiging van)
geweld. Dat is geen eenvoudige opgave en vraagt een lange adem, maar de te behalen
winst is groot. Een adequaat systeem van vroegsignalering voorkomt niet alleen veel
verdriet, teleurstelling en ellende, maar levert ook een besparingen op.
Om te komen tot een goed systeem zijn een aantal (voorwaardelijke) punten van belang:
•
De overheid werkt systematisch aan het doorbreken van het taboe op huiselijk
geweld en kindermishandeling. Je mag er niet over praten, je moet er over praten is het
adagium. Signalering is geen veroordeling of verraad, maar hulp.
•
Elk dorp of iedere wijk kent een laagdrempelig lokaal sociaal team (met hierin al dan
niet generalistisch of specialistisch werkende professionals) die het burgers eenvoudiger
maakt om vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling te bespreken.
•
Die burger kan er van op aan dat het uiten van zo’n vermoeden op een professionele
manier wordt gevolgd door een verkenning en indien nodig door een gesprek met het
desbetreffende huishouden. Het is aan professionals het geheim te doorbreken. Vooral ook
omdat bij signalering een veiligheidsaspect speelt dat professioneel moet worden ingeschat
en behandeld.
•
Betrokkenen en burgers kunnen ook buiten hun direct sociale omgeving terecht bij
het AMHK / Veilig Thuis.
•
Professionals gaan, als ze zelf een vermoeden hebben gekregen van huiselijk geweld
en kindermishandeling, al dan niet na advies ingewonnen te hebben van experts, ook zelf
het gesprek aan met de betrokkenen. De meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling
is hierbij behulpzaam.
Voorwaarde voor een goede aanpak is dat lokale professionals een zeer goede kennis
hebben van alle verschillende vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling, de
11
aanpak en op de hoogte zijn van de afspraken wanneer en hoe hulp van experts in te
schakelen.
Het liefst willen we huiselijk geweld en kindermishandeling voorkomen. Als we spreken over
voorkomen van geweld gaat het om meer dan het geven van voorlichtingen; het geven van
voorlichting over huiselijk geweld en kindermishandeling is wel een zeer belangrijke
preventieactiviteit om huiselijk geweld en kindermishandeling tegen te gaan.
Voorlichting gaat om het stellen van de norm: huiselijk geweld en kindermishandeling zijn
onder alle omstandigheden, jegens wie ook gepleegd, altijd onaanvaardbaar. Voorlichting
richt zich op een breed publiek, maar ook op specifieke beroepsgroepen zoals huisartsen,
onderwijsgevenden, kinderwerk en sportverenigingen. Doel is het vergroten van het
algemene bewustzijn over de problematiek rond huiselijk geweld en kindermishandeling en
het vergroten van kennis en mogelijkheden hier ook iets aan te doen. Het AMHK / Veilig
Thuis in Drenthe fungeert als expertisecentrum huiselijk geweld en kindermishandeling en
geeft training en deskundigheidsbevordering gericht op ondersteuningsvragen van het lokale
werkveld.3
De effectiviteit van preventieactiviteiten wordt regelmatig betwijfeld. In deze visie gaan we er
vanuit dat preventie meer is dan een beïnvloedingscampagne of een losse actie vanuit een
steunpunt of gemeente. In het kader van preventie van huiselijk geweld en
kindermishandeling moet er een plan komen waarin heel precies informatie en handreikingen
worden gegeven aan doelgroepen, van algemeen naar specifiek. Het plan richt zich op de
beïnvloeding van de gehele bevolking in de gemeente maar is ook een gerichte benadering
van risicowijken, daarbinnen van risicogroepen en daarbinnen van specifieke risicogezinnen.
Daarvoor is het nodig dat je als gemeente weet wat de risicofactoren zijn bij huiselijk geweld
en kindermishandeling, hoe de risicowijken, doelgroepen en huishoudens getraceerd kunnen
worden. Maar ook hoe je de verschillende doelgroepen het doelmatigst kunt bereiken, welke
capaciteit je nodig hebt om te komen tot een dergelijk plan en wat nodig is om de uitvoer ter
hand te nemen.
4.3
Veiligheid is prioriteit nummer één
De gemeente is verantwoordelijk voor (het bevorderen van) het duurzaam borgen van de
veiligheid en ontwikkelingskansen van burgers die hiertoe zelf niet instaat zijn. De Drentse
gemeenten werken op het gebied van veiligheid (breder dan huiselijk geweld en
kindermishandeling) samen met Friese en Groninger gemeenten (zie hiervoor ook het
Regionaal Beleidsplan Veiligheid Noord Nederland)4.
Gemeenten zien er op toe dat bij huiselijk geweld en/of kindermishandeling in een
veiligheidsplan wordt vastgesteld wat nodig is voor het duurzame herstel van veiligheid.
Als de veiligheid in de thuissituatie niet direct te herstellen is moet er voor worden gekozen
om de betrokkenen in veiligheid te brengen. Het regelen van veilig onderdak (bij familie, in
de opvang in de eigen regio of juist daarbuiten met hierbij ook nadrukkelijk aandacht voor
behandeling van stoornissen en /of verwerken van trauma’s), het opleggen van een tijdelijk
huisverbod en het nemen van kinderbeschermingsmaatregelen zijn daarbij hulpmiddelen.
Het inzetten van een huisverbod blijkt een effectief en efficiënt hulpmiddel te zijn. In Drenthe
3
4
Zoals is vastgesteld in het Scenario voor één AMHK in Drenthe, versiedatum 11 maart.
Concept Regionaal beleidsplan Veiligheid Noord – Nederland versie 23 juni 2014, zie ook paragraaf B5
12
wordt naar volle tevredenheid (van beleidsambtenaren veiligheid en burgemeesters) gewerkt
met een online systeem voor het opleggen en zo nodig verlengen van huisverboden
(Khonraad, Huisverbod Online) dat door de 12 gemeenten gefinancierd wordt vanuit de
veiligheidsportefeuille.
Nog te vaak echter komen situaties voor waarbij er geen huisverbod is ingezet en waar dat
volgens professionals wel mogelijk geweest zou zijn. Het (vaker en ook anders) inzetten van
een huisverbod, een bestuursrechtelijke maatregel, verdient nadrukkelijke en ook blijvende
aandacht in met name de contacten tussen gemeenten en politie omdat de basis van het
opleggen van een huisverbod vaak ligt bij de eerste contacten tussen een huishouden en de
politie. Het vaker afnemen van het door de politie gebruikte risicotaxatie-instrument ‘RIHG’
(Risico Inventarisatie Huiselijk Geweld) zou onderwerp van gesprek moeten zijn tussen
gemeenten en politie. Ook vanuit het AMHK / Veilig Thuis zal blijvende aandacht uit moeten
gaan naar de voordelen van, en de mogelijkheden bij, het opleggen van huisverboden.
In Drenthe is in 2014 samen met Groningen en Friesland een pilot van start gegaan over een
preventief huisverbod bij kindermishandeling. De doelstelling van deze werkwijze is een
preventieve mogelijkheid te creëren om een huisverbod in te stellen zonder dat er acuut
gevaar dreigt. Het gaat hier juist om een huisverbod als maatregel bij een chronische situatie
van huiselijk geweld en kindermishandeling die strafrechtelijk niet aangepakt kan worden en
die niet leidt tot een huisverbod op grond van een acute aanleiding. Er wordt gewerkt met
een regionaal georganiseerd multidisciplinair weegteam dat nauw samenwerkt met het
AMHK / Veilig Thuis.
De inzet in Drenthe van Signs of Safety, een oplossingsgerichte benadering voor gezinnen
waar de veiligheid van een kind een probleem vormt, moet uitgebreid worden naar, zo
mogelijk, alle huiselijk geweldsituaties. Signs of Safety versterkt de zelfregie omdat cliënten
gezamenlijk uitwerken hoe ze de situatie in een gezin/ huishouden veiliger kunnen maken. Er
wordt een veiligheidsplan opgesteld, er vindt een inventarisatie plaats van geleden schade
en er wordt een herstelplan opgesteld. Door de plannen samen met een gezin te maken
hebben zij het eigenaarschap over de aangedragen oplossingen. Signs of Safety betrekt en
bevordert het sociale netwerk.
4.4 Triage huiselijk geweld en kindermishandeling ligt aan de basis van
onze ketenaanpak
Eén van de taken van het AMHK / Veilig Thuis is de toeleiding naar passende hulpverlening.
Het gaat dan in eerste instantie om hulpverlening die nodig is voor het beëindigen van het
huiselijk geweld en kindermishandeling. De hulpverlening heeft meer effect als deze kan
worden aangeboden in de eigen gemeentelijke context en in samenhang met andere zorg en
hulpverlening die in het gezin of huishouden noodzakelijk is. Dit is het gezamenlijke belang
van zowel het AMHK / Veilig Thuis als het lokale netwerk.
Na iedere melding van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt allereerst door experts
op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling (in Drenthe is in het scenario
afgesproken dat dit het AMHK / Veilig Thuis is) ingeschat of er sprake is van huiselijk geweld
en/of kindermishandeling en wat de ernst van de situatie en de veiligheidsdreiging voor
13
slachtoffer en/of kinderen is. Dit noemen we triage.5 Op basis hiervan kan een keuze worden
gemaakt de melding bij ‘lichtere’ gevallen kortweg door te verwijzen naar een sociaal team
ter afhandeling.
Bij ‘zwaardere’ gevallen zal echter een analyse moeten worden gemaakt van de oorzaken
die geleid hebben tot het geweld of de mishandeling. Daarbij wordt de problematiek bezien
vanuit het perspectief van alle betrokken gezinsleden. Naast de informatie van betrokkenen
uit het huishouden zelf kan gebruik worden gemaakt van informatie over het
gezin/familie/huishouden, die bekend is bij Politie, bij het Veiligheidshuis, bij andere
meldpunten of zorgorganisaties. Voor een juiste analyse is het in veel gevallen belangrijk
snel de goede informatie uit de sociale teams te verkrijgen. Op basis van de analyse wordt
ingeschat hoe ernstig of complex de problematiek is, welke veiligheidsmaatregelen acuut
moeten worden genomen en eventueel welke specialistische behandeling, dan wel welke
begeleiding moet worden geboden.
Het kwalitatief goed kunnen beoordelen van casuïstiek vergt expertise op het gebied van
huiselijk geweld en kindermishandeling en een zekere omvang van casuïstiek. In Drenthe is
in het scenario dan ook afgesproken dat deze taak ligt bij het AMHK / Veilig Thuis. Inherent
hieraan is dat het doen van onderzoek (ten behoeve van een goede analyse) voorbehouden
is aan het AMHK / Veilig Thuis.
Tot 1 januari 2015 heeft Bureau Jeugdzorg de verantwoordelijkheid om zorgmeldingen van
de politie over jeugdigen in ontvangst te nemen en vanuit haar outreachende taak daarop
actie te ondernemen. In Drenthe zorgt het AMHK / Veilig Thuis vanaf 1 januari 2015 voor het
in ontvangst nemen en reageren op de zorgmeldingen van de politie over jeugdigen. Het
AMHK / Veilig Thuis zorgt er voor dat de meldingen die geen betrekking hebben op huiselijk
geweld en kindermishandeling er na beoordeling uitgefilterd worden en onmiddellijk (zonder
vertraging) doorgestuurd worden aan de betreffende gemeente en het liefst in één keer naar
het relevante lokaal sociaal team6.
4.5 We gaan uit van de eigen kracht van betrokkenen en onderzoeken
altijd de mogelijkheid van ondersteuning binnen het sociale netwerk
De effectiviteit van hulpverlening wordt groter als gebruik gemaakt wordt van de zelfregie en
eigen kracht van betrokkenen. We richten ons derhalve op het stimuleren en activeren van
de eigen mogelijkheden van de cliënten van het eigen sociale netwerk.
Voor zover de veiligheid dat toestaat en het voor het herstel geen beletsel vormt, wordt er op
gestuurd dat betrokkenen na incidenten met huiselijk geweld en/of kindermishandeling
zoveel mogelijk binnen hun sociale omgeving kunnen blijven functioneren. Ambulante
hulpverlening heeft dan ook verre de voorkeur. Ook is het te verkiezen, als de sociale
omgeving daartoe mogelijkheden biedt, om bij tijdelijke uithuisplaatsing van kinderen te
5
Hoe we de triage in Drenthe vorm willen geven is op hoofdlijnen beschreven in het scenario voor één AMHK
in Drenthe en geeft een indicatie met betrekking tot het op- en afschalen van casuïstiek tussen lokaal en
AMHK. Hoe de triage exact gaat verlopen wordt nu door het ondersteuningsprogramma AMHK van de VNG
uitgewerkt in het model handelingsprotocol voor de AMHK’s / Veilig Thuis.
6
Zie Factsheet Zorgmeldingen Jeugd van de VNG, juni 2014
14
kiezen voor plaatsing bij familie of vrienden, liefst in dezelfde buurt. Om dezelfde reden
verdient het aanbeveling om de ‘pleger’7 uit huis te plaatsen in plaats van slachtoffers.
Als vertrekpunt hanteren we dat de sociale omgeving er op moet kunnen rekenen dat ze een
beroep kan doen op een professioneel netwerk (lokaal sociaal team maar ook het AMHK /
Veilig Thuis) voor het vragen van advies en hulp bij haar ondersteuningstaak.
4.6 Eén huishouden, één plan, één aanspreekpunt, het belang van
kinderen is leidend (als er sprake is van tegengestelde belangen)
Bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn systeemgericht kijken en
handelen, en werken volgens ‘één huishouden, één plan, één aanspreekpunt’ belangrijke
uitgangspunten om effectief te kunnen werken. Professionals moeten daarom kennis hebben
van zowel volwassenen-, als jeugdproblematiek en op het juiste moment de juiste expertise
kunnen inzetten of inschakelen. Professionals in lokale teams moeten zijn toegerust met
methodieken zoals oplossingsgericht werken en Signs of Safety. Voor een sluitende aanpak,
ook op lokaal niveau, is het noodzakelijk dat alle professionals de verschillende vormen van
huiselijk geweld en kindermishandeling bespreekbaar kunnen maken, kunnen signaleren, en
weten wat zij na signalering moeten doen en niet moeten doen. Zij moeten een eerste
inschatting van de veiligheidsrisico’s kunnen maken, geleden schade kunnen inventariseren
en een herstelplan kunnen maken en weten wanneer zij specialistische kennis moeten
inschakelen.
Stoppen van intergenerationele overdracht van geweld is een belangrijk uitgangspunt.
Intergenerationele overdracht is overdracht van generatie op generatie waarbij dezelfde
patronen zichtbaar worden. Kinderen die te maken hebben met huiselijk
geweld/kindermishandeling zullen op latere leeftijd vaker in aanraking komen met Huiselijk
Geweld en Kindermishandeling. Veiligheid van kinderen en het veiligstellen van hun
ontwikkelingsmogelijkheden staan derhalve ook in deze Drentse visie voorop. Niet alleen als
er sprake is van fysieke mishandeling en van fysieke of psychische verwaarlozing van
kinderen, maar ook als er sprake is van huiselijk geweld tussen volwassenen. In de
veiligheidsplannen wordt als er kinderen aanwezig zijn altijd, in nauwe samenwerking met
politie en justitie, prioriteit gegeven aan het duurzame herstel van hun veiligheid en wordt
getracht een situatie te creëren die hen de beste kansen geeft op een normale ontwikkeling.
In de uitwerking van de visie zal lokaal, bovenlokaal, regionaal en landelijk gekeken moeten
worden hoe het punt van het stoppen van intergenerationele overdracht concreet uitvoering
gegeven kan worden.
4.7 Ingezette hulp dient altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht
mogelijk bij de sociale omgeving geboden te worden
Uitgangspunt is dat hulp zoveel mogelijk gebeurt in aansluiting op de behoefte en de eigen
kracht van het huishouden, in de eigen omgeving en met inschakeling van betrokkenen die
in ieder geval een rol spelen in het gezin/huishouden. De ingezette hulp moet erop gericht
zijn dat een cliënt uiteindelijk weer zelfstandig of met hulp vanuit zijn/haar sociale netwerk
kan functioneren. De voorkeur is dan ook om de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling zoveel mogelijk lokaal uit te voeren. De voorkeur gaat uit naar een
ambulante vorm van hulpverlening.
7
De term pleger is een lastige; plegers zijn vaak ook slachtoffer en slachtoffers soms ook plegers.
15
Bij zware en complexe problematiek moet er snel adequate hulp kunnen worden
ingeschakeld zonder dat er tijd verloren gaat door ingewikkelde procedures en wachtlijsten.
Dit houdt ook in dat eerste en tweedelijnszorg gelijktijdig kan worden ingezet wanneer dit er
voor zorgt dat de hulp efficiënter ingezet wordt. Nu is het zo vaak zo dat eerst een
laagdrempelige vorm van zorg (eerstelijns) wordt ingezet, voordat specialistische
(tweedelijns) zorg wordt aangevraagd waardoor het hulpverleningstraject soms onnodig lang
duurt. Andersom geldt ook dat als er binnen de 2e lijn hulp geboden wordt en deze zware
vorm van hulp niet meer nodig is, zo spoedig mogelijk ook weer afgeschaald word naar de 1e
lijn.
Wanneer de problematiek complexer is en de zorg die nodig is specialisme vraagt, wordt
opgeschaald naar regionaal niveau of worden regionale experts ingevlogen in de lokale
situatie. Dit betekent dat het opschalen en afschalen volgens heldere regels en een strak
gestroomlijnd proces moet verlopen.
4.8
We praten niet over maar met elkaar, transparantie is essentieel
In het verleden werd veel gesproken over huishoudens en te weinig met huishoudens. Om
burgers zelf verantwoordelijkheid te kunnen laten nemen en eigen kracht te laten tonen
moeten zij , als de veiligheid dat toelaat, volledig worden betrokken bij hun eigen
veiligheidsplan en hulpverleningsplan. Praten over in plaats van praten met komt niet alleen
voor in relatie tussen cliënten en hulpverleners, ook samenwerkende hulpverleners onderling
informeren elkaar niet altijd op de juiste wijze. Transparantie is essentieel, naar elkaar,
tussen hulpverleners onderling en jegens cliënten.
Bij transparant handelen hoort ook het onderling uitwisselen van gegevens. Privacy mag
nooit een argument zijn om niet te handelen als er sprake is van een onveilige situatie.
Wettelijk gezien zijn er nu al voldoende mogelijkheden voor ketenpartners om informatie uit
te wisselen (o.a. in de Wet op de Jeugdzorg, Wet Meldcode, SHG handelingsprotocol).
Ongebreideld uitwisselen past niet in deze visie en zorgvuldigheid staat voorop. Bij alle
informatie die gedeeld wordt, moet nagedacht zijn over subsidiariteit, proportionaliteit en
doelmatigheid. Dossiervorming zal dan ook zeer zorgvuldig moeten plaatsvinden, er moet
altijd teruggevonden kunnen worden waarom en welke stappen zijn genomen of waarom
juist niet. Het adagium bij gegevensuitwisseling is derhalve motiveren en documenteren!
5. Ervaringsdeskundigheid
Vanuit de gedachte van een participatiesamenleving, van burgers betrekken bij beleid,
transparantie en eigen kracht is het logisch ook betrokkenen van huiselijk geweld en
kindermishandeling te betrekken bij een te ontwikkelen visie. Zij zijn immers degene die te
maken hebben met hoe een visie uitpakt in de praktijk. Vandaar dat er op verschillende
manieren gesproken is met betrokkenen. In bovenregionale bijeenkomsten zijn
vertegenwoordigers van cliënt/ patiëntenorganisaties aan het woord geweest en er is in
Groningen een expertmeeting gehouden met de cliëntraden van onder andere Kopland (die
ook de vrouwenopvang in Drenthe verzorgd) en BJZ Groningen. Daarnaast zijn er in Drenthe
door experts (uitvoerend hulpverleners) een beperkt aantal interviews gehouden met
betrokkenen. Deze informatie is gebruikt voor in deze regiovisie. Hieronder een aantal
uitspraken die gedaan zijn door ervaringsdeskundigen, betrokkenen, cliënten:
16
‘Hou het alsjeblieft simpel! Het meeste gaat mis in communicatie dus hou het simpel!’
‘Betrek ons bij elke stap die genomen wordt. Laat ons meewerken in het
hulpverleningssysteem’.
‘Niet elke situatie is het zelfde, er moet dus sprake zijn van maatwerk. Natuurlijk wel binnen
begrijpelijke kaders’.
‘Al die verschillende regisseurs, ik word er niet goed van. Ik heb gewoon het liefst te maken
met een maatschappelijk werker. Dat diegene op zijn vingers wordt gekeken door een
‘procesregisseur’ vind ik best. Als ik er maar geen last van heb!’
‘Ik vind het wel erg fijn dat er bij ons niet allemaal mensen over de vloer komen van allemaal
verschillende instellingen al snap ik ook wel dat niet iedereen alles kan’.
‘Sluit niet alleen maar aan bij lokale teams maar kijk naar de lokale situatie. Soms is de beste
hulpverlener niet iemand uit het team maar de huisarts, een psychiater of iemand anders’.
‘Ik wilde niet dat iedereen in mijn dorp meteen alles wist van het huiselijk geweld. Als ik het
dan aan iemand vertelde moest ik elke keer verantwoording afleggen waarom ik nog bij hem
was. Ik vind het fijn dat ik ook mensen kon bellen die me niet direct kennen maar wel alles
weten van hoe ik me voelde en wat ik kon doen’.
‘Achteraf zie ik dat ik met de problemen naar de huisarts had moeten gaan. Mijn vrouw en ik
kwamen er samen niet uit’.
‘Ik ben tevreden over het feit dat de maatschappelijk werker een lange adem heeft gehad om
toch in contact met mij te komen’.
‘Mijn huisarts heeft me aangemoedigd hulp te zoeken’.
‘Iedereen in het gezin zou een eigen hulpverlener moeten hebben waar je ook na een
huisverbod op terug kunt vallen’.
‘Ik denk dat ik toen (voor het huisverbod) geen toestemming gegeven zou hebben voor het
uitwisselen van informatie, maar ik ben achteraf wel blij dat het is opengebroken. Maar niet
iedereen hoeft er van te weten, ik schaam me er ook wel voor’.
‘Het is fijn als er hulp dichtbij is, dat je geen lange wachttijden hebt. En dat je iemand krijgt
die je niet veroordeelt maar helpt de problemen op te lossen’.
Cliëntvertegenwoordigers hebben 3 belangrijke thema’s (veiligheid, onpartijdigheid en
toegankelijkheid) naar voren gebracht die in de uitwerking van de regiovisie aandacht
moeten hebben. Uit de interviews kwam een aantal keren naar voren dat
gegevensuitwisseling belangrijk is en zelfs als er geen toestemming gegeven wordt wel
noodzakelijk kan zijn voor de veiligheid. Transparantie is hierbij een vereiste. Ook werd
regelmatig de rol van huisartsen benadrukt, niet alleen bij signalering en bespreekbaar
maken van huiselijk geweld en kindermishandeling maar ook zeker bij de doorverwijzing
naar hulp en goede nazorg. Voor het AMHK / Veilig Thuis ligt er derhalve een belangrijke
opdracht om de lijnen met huisartsen in Drenthe kort te houden.
17
Door ook de visie informerend en adviesvragend voor te leggen aan cliënt-, en adviesraden
in de gemeenten hopen we het draagvlak voor het beleid op het terrein van huiselijk geweld
en kindermishandeling groter te maken. We zien de bijeenkomsten, interviews en het vragen
van advies ook als een startpunt voor het structureel betrekken van ervaringsdeskundigen,
betrokkenen en cliënten bij de verdere ontwikkelingen op het gebied van huiselijk geweld en
kindermishandeling.
18
B:
Ontwikkelagenda in Drenthe
In Drenthe spelen, net als in de rest van Nederland, een aantal (actuele) ontwikkelingen die
van belang zijn voor de regiovisie. Veelal gaat het hierbij om inrichtingszaken die nauw
samenhangen met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is daarom
noodzakelijk deze ontwikkelingen hier te benoemen zodat er in de uitwerking van deze visie
in de afzonderlijke gemeenten rekening mee gehouden kan worden.
De volgende ontwikkelingen zullen hieronder aan de orde komen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Drie transities
AMHK / Veilig Thuis
Lokale sociale teams
Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
Afstemming tussen zorg- en justitietrajecten
Informatiedeling
Collectieve Opdracht Routeer Voorziening
Jeugdreclassering en jeugdbescherming
Spoedhulp voor jongeren
Vrouwenopvang
Centrum Seksueel Geweld (CSG)
Ouderenmishandeling
Financiën
B. 1 Drie transities
De decentralisaties van de jeugdzorg, AWBZ begeleiding en de Participatiewet, maar ook
beschermd wonen, bieden kansen om het beleid gericht op het sociale domein meer in
samenhang te brengen. Om deze nieuwe taken goed uit te kunnen voeren zijn alle
gemeenten bezig om de bestaande infrastructuur van voorzieningen aan te passen en te
ontwikkelen. Ook een geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling,
met het accent op het voorkomen en bestrijden, moet hierin worden gepositioneerd. In de
gewijzigde Wmo is het element van ‘veiligheid’ in de gemeente toegevoegd. Het gevoel van
veiligheid voor inwoners maakt een wezenlijk onderdeel uit van de mogelijkheid tot
participatie. Het gaat hierbij om veiligheid in de zin van ‘vrij zijn’ van het risico op geweld uit
huiselijke kring; er moet voor iedereen in de thuissituatie – en als dat niet kan, elders - een
veilige plek zijn. Door op een meer ‘outreachende’ manier te werk te gaan, dus niet af te
wachten tot een ingezetene zich met problemen bij de gemeente meldt, kunnen grotere
problemen op termijn worden voorkomen. De aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling dient zowel vanuit de verbinding met het sociaal domein (jeugd, zorg en
welzijn) als vanuit de verbinding met veiligheid te worden opgepakt. Samenwerking tussen
de verschillende domeinen is essentieel. Actieve inzet van alle gemeenten is hierbij
noodzakelijk. Elke gemeente dient de aanpak lokaal zo te organiseren dat problemen zoveel
mogelijk worden opgepakt op het gemeentelijke niveau. Hiermee verschuift het accent naar
de gemeentelijke taken: preventie, vroegsignalering en vroege interventie. De regionale
aanpak gericht op curatie, repressie en opvang zal minder worden naarmate de lokale taken
effectiever worden.
•
Een geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, met het
19
accent op het voorkomen en bestrijden, moet door gemeenten worden gepositioneerd
binnen de bestaande infrastructuur van voorzieningen.
•
Elke gemeente dient de aanpak lokaal zo te organiseren dat problemen zoveel
mogelijk worden opgepakt op het gemeentelijke niveau. Hiermee verschuift het accent naar
de gemeentelijke taken: preventie, vroegsignalering en vroege interventie (in plaats van de
regionale taken gericht op curatie, repressie en opvang).
B. 2 AMHK/ Veilig Thuis
De Advies en Meldpunten Kindermishandeling (AMK) en de Steunpunten Huiselijk Geweld
(SHG) worden landelijk per 1 januari 2015 samengevoegd tot een Advies en Meldpunt
Kindermishandeling (AMHK) dat landelijk zal gaan werken onder de naam Veilig Thuis. In
Drenthe is hier proactief op gereageerd en op 30 oktober 2013 is het voornemen tot het
samenvoegen en onderbrengen van het te vormen AMHK/ Veilig Thuis bij de GGD Drenthe
door de colleges van 12 Drentse gemeenten verwoord in een intentieverklaring en
ondertekend. Daarna is er door partijen hard gewerkt om te komen tot een scenario voor één
AMHK/ Veilig Thuis in Drenthe.8 Deze is voorgelegd aan en vastgesteld door de colleges van
de 12 Drentse gemeenten.
De uitwerking van dit scenario hangt nauw samen met de invulling en uitvoering van deze
regiovisie Huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook de landelijke ontwikkelingen ten
aanzien van de vorming van AMHK’s/ Veilig Thuis staan niet stil. De VNG ontwikkelt ten tijde
van het schrijven van deze regiovisie een landelijk handelingsprotocol voor de AMHK’s/
Veilig Thuis wat onder andere uitgebreid ingaat op de aansluiting van het AMHK / Veilig
Thuis op de lokale teams.
In het scenario voor één AMHK in Drenthe en ook in het landelijke model handelingsprotocol
wordt uitgegaan van de wettelijke taken van het AMHK/ Veilig Thuis. Het is echter ook
belangrijk om oog te hebben voor de niet wettelijke taken van het AMHK/ Veilig Thuis. Het
gaat dan om taken die momenteel door AMK en/of SHG worden uitgevoerd maar die niet
behoren tot de wettelijke taken in de nieuwe Wet Maatschappelijke Opvang en de nieuwe
Jeugdwet.
De VNG heeft recent een notitie geschreven9 over deze niet wettelijke taken van het AMHK/
Veilig Thuis (voorlichting en deskundigheidsbevordering, expertise opbouwen en
onderhouden op diverse vormen van huiselijk geweld, procesregie over de ketenaanpak
huiselijk geweld en kindermishandeling, uitvoeringstaken bij de Wet tijdelijk huisverbod en
het leveren van informatie ten behoeve van monitoring van de ketenaanpak) waarin deze
taken uitgewerkt worden. Gemeenten wordt geadviseerd bij het inrichten van een AMHK/
Veilig Thuis stil te staan of bijvoorbeeld taken op het gebied van voorlichting en
deskundigheidsbevordering en opbouwen en onderhouden van expertise gecontinueerd
(moeten) worden en wordt de mogelijkheid aangegeven deze taken eventueel regionaal (bij
een AMHK/ Veilig Thuis) te beleggen en lokaal beschikbaar te stellen. In Drenthe is er voor
gekozen10 om de procesregie over de hulpverlening en aanpak huiselijk geweld te (blijven)
8
Zie hiervoor de website www.drentsepilotjeugd.nl . Hier staat het Scenario voor één AMHK in Drenthe, maart
2014, definitief versie ABO dat door alle colleges in Drenthe is vastgesteld.
9
VNG Notitie niet wettelijke taken AMHK, verschenen april 2014
10
Zie hiervoor het Scenario voor één AMHK in Drenthe.
20
beleggen bij het AMHK/ Veilig Thuis. Ook (veelal telefonische) advisering aan de sociale
teams bij casussen ligt daarin besloten. Daarnaast wordt ook deskundigheidsbevordering en
expertise (met een korting van 10% ten opzichte van het huidige beschikbare budget) voor
de eerstkomende twee jaar belegd bij het AMHK/ Veilig Thuis Drenthe.
Het AMHK/ Veilig Thuis wordt - binnen de Gemeenschappelijke regeling (GR) voorlopig
(voor eerst vier jaar) - als een additionele taak opgenomen en wordt geleverd op basis van
een gezamenlijk plan van de 12 gemeenten voor de periode van vier jaar, jaarlijks voorbereid
en uitgewerkt door de 12 Drentse gemeente en centrumgemeente Emmen. Dit zowel
bestuurlijk als ambtelijk. Elke gemeente belegt voor vier jaar de taak AMK bij de GGD. De
centrumgemeente belegt daarnaast voor vier jaar de SHG taak bij de GGD. De opdracht kan
binnen het vierjarig contract worden uitgevoerd, is jaarlijks te herijken vanuit actuele
ontwikkelingen en kan worden aangepast op besluiten door de gemeenten (opdracht) en
GGD (acceptatie).
De bestuurlijke aansturing van het AMHK verdient apart de aandacht. In het scenario AMHK
is gesteld dat de 12 gemeenten jaarlijks via een stuurgroepconstructie zorgen voor de
gezamenlijke voorbereiding vanuit strategie en inhoud ten aanzien van de in te zetten
budgetten naar de GGD. In de stuurgroep zijn alle 12 gemeenten via bestuurders WMO,
Jeugd en Veiligheid/ openbare orde vertegenwoordigd en een vertegenwoordiger van de
GGD maakt daar (in een adviserende rol) deel van uit. De bestuurders kunnen in deze
stuurgroep vanuit het gemeentelijk beleid hun inbreng bepalen. Hiermee kan ook de
aansluiting naar het lokale voorveld (preventie, sociale teams en (andere) hulpverlening,
etc.) onder de aandacht blijven. Ook kunnen de beleidslijnen uit het Algemeen Bestuurlijk
Overleg Jeugd hierin meegenomen worden.
De centrumgemeente Emmen heeft onderstaand voorstel gemaakt;
Er komt één stuurgroep Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ter vervanging van de
huidige stuurgroep Huiselijk Geweld en de stuurgroep AMHK). In deze stuurgroep zitten
vanuit elke Drentse gemeente één bestuurder (wethouder of burgemeester) voor één van de
volgende drie domeinen: Veiligheid, Wmo of Jeugd. Vanuit dezelfde gemeente is er een
ambtelijke ondersteuningsambtenaar vanuit hetzelfde domein. Er wordt onderling in Drenthe
afgestemd voor een evenwichtige verdeling vanuit de drie domeinen. Het totaal aantal
bestuurders beslaat dus maximaal 12 personen.
Deze bestuurlijke stuurgroep vergadert in deze samenstelling twee tot drie maal per jaar,
voor de volgende functies:
•
Begroting en planning GGD/ AMHK nieuwe jaar;
•
De inhoudelijke bijstelling van de planning GGD/ AMHK voor het huidige jaar;
•
Bestuurlijk verantwoording GGD/ AMHK over het voorgaande jaar.
Daarnaast vindt in het najaar één- of tweemaal een breed ambtelijk en bestuurlijk overleg
plaats waar ook de ketenpartners voor worden uitgenodigd.
•
Tijdens deze thema-overleggen bespreekt men afhankelijk van de actuele behoefte
thema’s en samenhang huiselijk geweld en kindermishandeling.
21
Dit voorstel voor een nieuwe bestuurlijke aansturing van het AMHK/ Veilig Thuis is omarmd
op 11 en 18 september 2014 door het ambtelijk en bestuurlijk VDG overleg Zorg en Welzijn.
Voor de gelegenheid werd dit overleg uitgebreid met ambtenaren en bestuurders van Jeugd
en Veiligheid.
De inzet van de middelen worden door de GGD, via de reguliere lijn, verantwoord op basis
van de in de opdracht gevraagde gezamenlijke resultaten. Er wordt aangesloten bij de P&C
cyclus van de GR/GGD en er wordt rekening gehouden met de verantwoording naar de
centrumgemeente ten aanzien van de inzet van de middelen voor huiselijk geweld en
verantwoording naar alle 12 Drentse gemeenten ten aanzien van de inzet van de middelen
voor jeugd. Er is periodieke afstemming met overige gemeentelijke vertegenwoordigers/
ketenpartners, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande
overleggen/netwerken.
•
Het AMHK/ Veilig Thuis wordt in Drenthe binnen de Gemeenschappelijke regeling
(GR) voorlopig (voor eerst vier jaar ) als een additionele taak opgenomen en wordt geleverd
op basis van een gezamenlijk plan van de 12 gemeenten voor de periode van vier jaar,
jaarlijks voorbereid en uitgewerkt door de 12 Drentse gemeente en centrumgemeente
Emmen. Dit zowel bestuurlijk als ambtelijk. Elke gemeente belegd voor vier jaar de taak
AMK bij de GGD. De centrumgemeente belegt daarnaast voor vier jaar de SHG taak bij de
GGD. De opdracht kan binnen het vierjarig contract jaarlijks worden aangepast op besluit
door de gemeenten (opdracht) en GGD (acceptatie).
B. 3 Lokale sociale teams
Er vindt een cultuuromslag in het sociale domein plaats. In plaats van individuele
voorzieningen wordt er ingezet op algemene voorzieningen, van zware naar lichte hulp, van
aanbod- en systeemgericht naar vraag- en mensgericht, van curatief naar preventief.
Hulpverleners moeten meer generalist dan specialist zijn, meer informeel dan formeel,
integraal in plaats van sectoraal en een flexibele inzet in plaats van een ‘negen tot vijf’ inzet
is gewenst. We willen van duur en bureaucratisch naar goedkoper, efficiënter en effectiever.
Eén van de manieren waarop deze omslag in Drenthe gerealiseerd gaat worden is door de
inzet van lokale sociale teams. Alle gemeenten zijn hard aan het werk met het vormgeven en
inrichten van deze teams. Helemaal uitgekristalliseerd is dit bij de totstandkoming van deze
visie nog niet. Het is een zoektocht, ook omdat er landelijk wel voorbeelden zijn vanuit
grootstedelijke problematiek in wijken, maar die zijn dan weer minder passend voor
plattelandsgemeenten. In Drenthe willen we goed aansluiten op de lokale context. Er zijn
verschillende soorten lokale sociale teams mogelijk, namelijk teams gericht op
multiproblematiek, teams gericht op vraagverheldering en toegang en teams die gericht zijn
op eigen kracht en burgerkracht. In het kader van het ontwikkelen van deze visie is expliciet
gekeken naar de situatie van de lokale netwerken in Drenthe.
In Drenthe werken alle gemeenten al met één of meerdere lokale sociale teams.11 Overal
worden de teams anders genoemd (wijkteam, buurtteam, dorpenteam, sociaal team,
jeugdteam) en zitten er in de teams verschillende organisaties. De meeste teams hebben
11
In de bijlage is de uitwerking te vinden van de vragenlijst lokale situatie gemeenten huiselijk geweld en
kindermishandeling die door Drentse gemeenteambtenaren in mei 2014 is ingevuld.
22
echter wel een kern van maatschappelijk werk, welzijn, MEE en CJG en bestaat het team uit
generalisten. Een aantal gemeenten is hard aan de slag met jeugdteams en wil vanuit deze
teams gaan komen tot een lokaal netwerk voor inwoners van alle leeftijden.
Daar waar het gaat over huiselijk geweld en kindermishandeling is het essentieel om te
komen tot een goede aansluiting van AMHK/ Veilig Thuis en lokale sociale teams. Voor het
AMHK/ Veilig Thuis moet daarom helder zijn welke teams er zijn in de gemeenten, hoe ze
werken en wie contactpersonen zijn. Vooral ook met de Algemeen Maatschappelijk Werk
partners in de sociale teams moeten goede (proces)afspraken gemaakt worden.
Door ambtenaren is in een overleg 20 mei 2014 ook duidelijk aangegeven dat er een
eenduidige manier van werken moet zijn van het AMHK/ Veilig Thuis maar dat er per
gemeente maatwerk moet komen als het gaat om aansluiting. Noodzakelijk is dat er heldere
criteria komen voor op- en afschalen en er een transparante, eenduidige manier van werken
komt met een lokale inkleuring. Het scenario voor één AMHK/ Veilig Thuis in Drenthe geeft
hiertoe al een aanzet. De VNG is in augustus 2014 met een handreiking deskundigheid12
gekomen. In deze handreiking wordt ingegaan op wat in de basis aanwezig zou moeten zijn
in een lokaal sociaal team om casuïstiek huiselijk geweld en kindermishandeling op te
kunnen pakken.
Een belangrijk aandachtspunt is de scholing en training voor de lokale netwerken over
signalering huiselijk geweld en kindermishandeling, het bespreekbaar maken en methodisch
handelen. Hierin kan het AMHK/ Veilig Thuis als expertisecentrum desgewenst een
belangrijke bijdrage leveren. De MO Groep, de brancheorganisatie voor Welzijn en
Maatschappelijke Dienstverlening, heeft recent een heldere brochure uitgegeven over de rol
van de sociaal werker bij situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling die voor de
inrichting en doorontwikkeling van lokale sociale teams in de gemeenten van belang kan
zijn.13
•
Het AMHK / Veilig Thuis en lokale sociale teams moeten goed op elkaar aansluiten.
Voor het AMHK/ Veilig Thuis moet daarom helder zijn welke teams er zijn in de gemeenten,
hoe ze werken, wat de rol van het Algemeen Maatschappelijk Werk is en wie
contactpersonen zijn.
•
Augustus 2014 kwam de VNG met een handreiking waarin wordt ingegaan wat in de
basis aanwezig zou moeten zijn in een lokaal sociaal team om casuïstiek op te kunnen
pakken.
•
Een belangrijk aandachtspunt is de scholing en training voor de lokale netwerken
over signalering huiselijk geweld en kindermishandeling, het bespreekbaar maken en
methodisch handelen. Hierin kan het AMHK/ Veilig Thuis als expertisecentrum desgewenst
een belangrijke bijdrage leveren.
B. 4 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en kindcheck
Sinds 1 juli 2013 zijn organisaties en zelfstandigen volgens de wet Verplichte Meldcode
Huiselijk geweld en Kindermishandeling verplicht te werken met een meldcode. Het blijkt uit
onderzoek dat professionals die werken met een meldcode 3 keer zo vaak ingrijpen als
12
Handreiking deskundigheid huiselijk geweld en kindermishandeling VNG, AMHK ondersteuningsprogramma
(Vroeg)hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling. De sociaal werker en het AMHK, april 2014. Door de
MOgroep.
13
23
collega's die zo'n code niet gebruiken. De wet geldt voor de sectoren: gezondheidszorg,
onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en justitie.
De verplichting geldt niet voor vrijwilligersorganisaties, al mogen die organisaties natuurlijk
wel zelf een stappenplan opstellen.
Een meldcode beschrijft in 5 stappen wat professionals moeten doen bij vermoedens van
geweld. Organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren stellen een eigen meldcode op
met daarin in ieder geval deze 5 stappen:
•
•
•
•
•
Stap 1: In kaart brengen van signalen.
Stap 2: Overleggen met een collega. Eventueel raadplegen van het Advies en
Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK/ Veilig Thuis) of een
deskundige op het gebied van letselduiding.
Stap 3: Gesprek met de betrokkene(n).
Stap 4: Wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. En bij twijfel altijd
het AMHK/ Veilig Thuis raadplegen.
Stap 5: Beslissen over zelf hulp organiseren of melden.
Kindcheck
De wet bepaalt dat de meldcode een kindcheck moet bevatten bij bepaalde volwassen
cliënten. Het gaat om cliënten die in een lichamelijke of geestelijke conditie of in andere
omstandigheden verkeren, waardoor ze een risico kunnen vormen voor de veiligheid of de
ontwikkeling van kinderen die van hen afhankelijk zijn. Bij de kindcheck vraagt of onderzoekt
de beroepskracht of er kinderen zijn die van de cliënt afhankelijk zijn. Is dat het geval, dan
legt de beroepskracht het aantal en de leeftijd van deze kinderen vast. Meent de
beroepskracht dat de veiligheid of ontwikkeling van kinderen in het geding is, of twijfelt hij
daarover, dan zet hij de stappen van de meldcode.
Inspecties controleren of organisaties en zelfstandigen een meldcode hebben en of zij het
gebruik en de kennis daarvan bevorderen. Dit gebeurt door de:
- Inspectie voor de Gezondheidszorg;
- Onderwijsinspectie;
- Inspectie Jeugdzorg;
- Inspectie Veiligheid & Justitie.
Gemeenten houden toezicht op de sectoren maatschappelijke ondersteuning en
kinderopvang. Voor gemeenten is dit een nieuwe taak. Daarom is via de website van de
rijksoverheid een factsheet meldcode en een webinar wet meldcode voor gemeenten
beschikbaar. Hierin staat informatie voor gemeenten over hun rol.
Daarnaast moet een organisatie het volgende doen bij het ontwikkelen van een meldcode:
•
Benoemen wie de stappen moet doorlopen en vastleggen wie eindverantwoordelijk is
voor de beslissing over het wel of niet melden. Zo kan een school afspreken dat de
leerkracht de signalen bespreekt met de zorgcoördinator.
•
Aandacht besteden aan vormen van geweld die extra kennis en vaardigheden van
medewerkers vragen. Bijvoorbeeld vrouwelijke genitale verminking en eergerelateerd
geweld.
•
Instructies opstellen voor het uitvoeren van een kindcheck.
24
•
Vastleggen hoe medewerkers moeten omgaan met (vermoedelijk) vertrouwelijke
gegevens.
•
Medewerkers wijzen op de mogelijkheid ook een melding te doen in de al langer
bestaande Verwijsindex Risicojongeren. Dit geldt alleen voor organisaties die bevoegd zijn
een melding te doen in dit systeem.
Een aantal organisaties in Drenthe heeft een meldcode, werkt er ook mee en is al getraind in
het werken met de meldcode. Nog niet alle instellingen die dit volgens de wet zouden
moeten, werken echter al met de meldcode. Ook binnen gemeenten is er nog geen sprake
van eenduidigheid. Sommige gemeenten hebben zelf al wel een meldcode (voor
leerplichtambtenaren, WMO-loketmedewerkers) en hebben hun toezichthoudende rol goed
voor ogen, in andere wordt daar nog aan gewerkt.
•
Sinds 1 juli 2013 zijn organisaties en zelfstandigen volgens de wet Verplichte
Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling verplicht te werken met een meldcode.
Gemeenten houden toezicht op de sectoren maatschappelijke ondersteuning en
kinderopvang en zullen derhalve ook het al dan niet gebruiken van de meldcode mee
moeten nemen in de inspectie.
•
Ook gemeenten (WMO-loketmedewerkers, leerplichtambtenaren zijn gehouden aan
de wet Verplichte Meldcode.
B. 5 Afstemming tussen zorg- en justitietrajecten
Voorkomen van recidive (ook bij zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling) is één
van de doelen van het strafrecht. De ervaring leert dat alleen maar straffen niet leidt tot het
behalen van dit doel. Voor het bereiken van dit doel is ook zorg nodig. Straf (drang en
dwang) en zorg (hulpverlening) moeten derhalve goed afgestemd worden om bij te dragen
aan de effectiviteit. Afstemming begint met het uitwisselen van informatie. Daarna zal er ook
afgestemd moeten worden tussen partners uit het justitiële domein en het zorgdomein om
vast te stellen hoe straf en zorg elkaar het meest kunnen versterken.
Bij de totstandkoming van de regiovisie bleek dit een nadrukkelijk punt van aandacht, niet
alleen in Drenthe maar ook in Groningen en Friesland. De afstemming tussen straf en zorg
kan niet op lokaal niveau worden geregeld. Deze afstemming lijkt het best op NoordNederlands niveau te worden georganiseerd. Politie, OM en de gemeenten spelen hier een
belangrijke rol in. Samenwerking tussen deze partijen is niet nieuw, zij werken al langer
samen in de infrastructuur van de Veiligheidshuizen. De drie Veiligheidshuizen in Drenthe,
Groningen en Friesland fungeren als koppelvlak tussen de zorg- en veiligheidsketen en
verbinden zo de domeinen zorg en veiligheid.
In Drenthe zijn BJZ (waar het AMK onder valt) en GGD (met het SHG) kernpartners van het
Veiligheidshuis. Momenteel wordt de samenwerking tussen het AMK, SHG en
Veiligheidshuis Drenthe versterkt. Voor het OM Noord Nederland en de Politie Noord
Nederland vormen de veiligheidshuizen in Drenthe, Groningen en Friesland een belangrijke
schakel in de afstemming van veiligheid en zorg.
25
Samen met Groningen en Friesland is een start gemaakt om processen, knelpunten en
oplossingsrichtingen in de versterking van straf en zorg in beeld te brengen op Noord
Nederlands niveau. Met ondersteuning van de VNG (Wicher Pattje) wordt onderzocht of er
afspraken over de afstemming gemaakt kunnen worden, waarbij het uitgangspunt is dat straf
en zorg elkaar moeten versterken in de hulpverlening aan huishoudens waar sprake is van
huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Deze ontwikkeling dient ook als pilot voor
afstemming op het landelijk niveau. In juni 2014 is gestart met 3 werkgroepen met
vertegenwoordigers van (onder andere gemeenten, OM, politie, reclasseringsorganisaties,
AMHK/ Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en veiligheidshuizen). Zij werken aan
oplossingsrichtingen op de thema’s ‘Informatie en triage’, ‘Regie op de casus’ en ‘Samenspel
ZSM / Veiligheidshuis / AMHK/Veilig Thuis, MDCK / CSG’.
In het concept14 Regionaal Beleidsplan Veiligheid Noord Nederland (voor de jaren 2015 –
2018) valt te lezen dat meer dan een kwart van alle bedreigingen en mishandelingen in
Noord Nederland huiselijk geweld betreft. De aangiftebereidheid is laag en veel
geweldsdelicten worden gepleegd onder invloed van (meerdere) genotsmiddelen. Positief is
dat in meer dan de helft van de gevallen waar een huisverbod is opgelegd daarna geen
politie-interventie meer geweest is. Zorgwekkend is de trend dat het aantal huisverboden dat
verlengd wordt toeneemt en het blijkt dat bij enkele hardnekkige recidivisten opeenvolgende
interventies onvoldoende effect heeft. In de genoemde aanpak komen elementen terug die
naadloos aansluiten op de regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling:
ï‚·
ï‚·
ï‚·
ï‚·
Interventies bij huiselijk en seksueel geweld richten zich bij voorkeur niet enkel op de
dader maar ook op het systeem waarbinnen dit delict wordt gepleegd (gezin, partner,
afhankelijkheidsrelatie). Hiervoor is een integrale aanpak nodig, bestaande uit een
combinatie van strafrechtelijke interventies met zorg, opvang en hulpverlening.
Het opleggen van een huisverbod met de daarbij behorende hulpverlening is een
belangrijk instrument dat om blijvende aandacht vraagt. De gemeenten werken
samen om tijdige en intensieve hulpverlening bij huisverboden blijvend te
organiseren.
Er komt een gerichte, integrale aanpak van recidivisten van huiselijk geweld; onder
regie van gemeenten wordt de persoonsgerichte aanpak geïntensiveerd en
geprofessionaliseerd. Het veiligheidshuis speelt hierin een belangrijke rol.
De aangiftebereidheid bij huiselijk en seksueel geweld wordt bevorderd.
•
In Drenthe wordt de samenwerking tussen AMK, SHG en Veiligheidshuis Drenthe
versterkt.
•
Er wordt momenteel, door OM, politie en (centrum)gemeenten, op het niveau van
Noord Nederland bezien of er afspraken te maken zijn over de afstemming tussen zorg
(hulpverlening) en straf (dwang en drang).
B. 6 Informatiedeling
Professionals moeten elkaar snel kunnen bereiken wanneer zij gelijktijdig betrokken zijn bij
een huishouden waar ook huiselijk geweld voorkomt. Dat geldt zowel voor de betrokken
14
Concept Regionaal beleidsplan Veiligheid Noord – Nederland versie 23 juni 2014
26
hulpverleners binnen, als die buiten de sociale teams. Minimale informatie moet worden
gedeeld: de hulpverleners of de casusregisseurs moeten minstens beschikken over
contactinformatie van de hulpverleners en van de procesbewakers van het AMHK/ Veilig
Thuis (betrokken bij hetzelfde huishouden) om onderling te kunnen samenwerken. Met name
de aansluiting bij de informatie van het AMHK / Veilig Thuis is daarbij cruciaal.
Om de AMHK / Veilig Thuis-werkprocessen te ondersteunen vanaf 1 januari 2015 is het
nodig dat er een goedwerkende ICT applicatie is. Het liefst een applicatie die één op één
aansluit bij het handelingsprotocol van het AMHK/ Veilig Thuis. Op deze manier is o.a. er
geen onduidelijkheid over gebruikte terminologie, is informatie goed te vergelijken met
andere AMHK’s/ Veilig Thuis en is dienstverlening die regio-overstijgend is goed te
realiseren. De VNG, het landelijk programmateam AMHK, ontwikkelt samen met Cap Gemini
een versie die aansluit op het al jaren, door het onder Jeugdzorg vallende AMK, gebruikte
WIJZ systeem. In oktober 2014 kan hiermee proef gedraaid kan worden en de applicatie is
dan beschikbaar voor 1 januari 2015. De eisen die gesteld zijn aan het programma bieden
veel voordelen; er kan makkelijk verantwoording worden afgelegd aan gemeenten, het is nog
flexibel aan te passen aan de verschillen in gemeenten, het ondersteunt de systeemgerichte
benadering en biedt medewerkers gebruiksgemak (makkelijk te koppelen met GCOS, BVH
en KBPS). Doordat één van de uitgangspunten is dat er snel gekoppeld moet worden vanuit
het AMHK/ Veilig Thuis naar de lokale sociale teams is er nadrukkelijk aandacht voor de
koppeling met lokale systemen. Het AMHK/ Veilig Thuis Drenthe oriënteert zich momenteel
op de aansluiting op dit systeem.
De op Noord Nederlands niveau georganiseerde ketenpartners als het Openbaar Ministerie
(OM), Politie, Reclassering, Ambulante Forensische Psychiatrie, werken bij voorkeur via het
Veiligheidshuis en/of het AMHK / Veilig Thuis (die ook werken op regionaal niveau) samen
met de sociale teams in de 12 gemeenten.15
Een actueel voorbeeld: Het Openbaar Ministerie (OM) werkt steeds meer volgens de
zogeheten ZSM werkwijze: Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht
Mogelijk. Politie, OM en ketenpartners pakken met ZSM veelvoorkomende misdrijven op
daadkrachtige wijze aan. In de ZSM werkwijze beslissen zij na aanhouding van de verdachte
zo spoedig mogelijk over het afdoeningstraject. Waar mogelijk wordt direct een
afdoeningsbeslissing genomen. Het gaat hierbij om betekenisvolle interventies, waarbij
verdachten een passende reactie krijgen, recht wordt gedaan aan de positie van slachtoffers
en de buurt merkt hoe snel daders worden gecorrigeerd. Dat alles in een strafrechtketen
waarin de partners samen een schakel vormen en dus snel schakelen. Deze ZSM
afdoeningen moeten door het OM (via het AMHK / Veilig Thuis) met de betrokken
hulpverleners worden afgestemd. Dit om te bepalen wat voor een pleger (in een huishouden)
adequate afdoeningsmaatregelen kunnen zijn. Het bijhouden van alle, in sociale teams van
Noord Nederland, beschikbare informatie is echter niet goed mogelijk voor het OM. De
AMHK’s/ Veilig Thuis moeten dit wel kunnen.
Om het delen van de noodzakelijke informatie goed mogelijk te maken is in het kader van de
Regiovisie-ontwikkeling door de centrumgemeente besloten de in Drenthe op enkele plekken
15
In een bijeenkomst op 23 april 2014 kwamen op initiatief van de drie regiovisieschrijvers samen met het OM,
en onder begeleiding van de VNG, vele partners bijeen om deze zaken te bespreken. Hierop is een vervolg
gekomen; 30 juni zijn werkgroepen voor de eerste keer bijeengekomen om zaken verder uit te werken.
27
al gebruikte webapplicatie ‘Toolkit Sociaal/ Inzet in Zicht’ gesubsidieerd 16 ter beschikking te
stellen aan sociale teams in Drenthe. De Toolkit Sociaal is een applicatie van Link2Control.
Dit registratiesysteem is nu onder andere bij OGGz en het Veiligheidshuis in Drenthe in
gebruik, evenals bij multiproblematiek in Emmen, Hoogeveen en andere gemeenten.
In de pilot in Emmen (met een signaleringsuitbreiding; Inzet in Zicht) worden bijvoorbeeld
(contact)gegevens uitgewisseld waarbij helder is wie er betrokkenheid heeft met een
gezin/huishouden. Het gaat dan in eerste instantie om het achterlaten van een ‘visitekaartje’
van de zorg/ hulpverlener op een adres, er wordt dan nog geen inhoudelijke informatie
gedeeld. De Toolkit Sociaal / Inzet in Zicht uitbreiding bevat daartoe onder meer een kaart
met iconen bij multiproblematiek. Adressen waar sprake is van multiproblematiek worden
daarbij zichtbaar op een kaart van de desbetreffende gemeenten. Komen er meerdere
visitekaartjes op hetzelfde adres dan wordt bepaald of er gezamenlijke actie moet worden
ondernomen. Wanneer wordt besloten tot gezamenlijke aanpak op een adres waar meerdere
hulpverleners hun visitekaartje hebben achtergelaten dan wordt de Toolkit Sociaal/ Inzet in
Zicht ingezet. Deze omvat daarnaast een toolkit voor onderlinge afstemming en opvolging
van de hulpverlening.
Samenvattend; Als een sociaal team een casus op het gebied van huiselijk geweld of
kindermishandeling oppakt kan de Toolkit sociaal worden gebruikt voor de processturing van
de hulpverlening volgens het 1 huishouden, 1 plan, 1 aanspreekpunt principe. Acties,
gepland overleg, het ene plan, notities en berichten kunnen per adres gedeeld worden
tussen de daartoe gemachtigde hulpverleners.
Gemeenten kunnen zelf bepalen of ze willen werken met Toolkit Sociaal met de
signaleringsmogelijkheid Inzet in Zicht. Er zijn naast dit systeem ook andere bestaande of
nog te ontwikkelen systemen. Belangrijk punt blijft de mogelijkheid tot koppeling met andere
systemen.
De in gang gezette (of deels nog te zetten) ontwikkeling van het aanbieden van de
Toolkit/sociaal aan Drentse gemeentes staat niet haaks op het aansluiten bij de AMHK /
Veilig Thuis applicatie in WIJZ. Beide systemen zullen op elkaar aansluiten.
•
Professionals moeten elkaar snel kunnen bereiken als ze (gelijktijdig) betrokken zijn
bij een huishouden. Hulpverleners of de casusregisseurs moeten minimaal beschikken over
de contactinformatie van de hulpverleners en van de procesbewakers van het AMHK / Veilig
Thuis (betrokken bij hetzelfde huishouden) om onderling te kunnen samenwerken. Met
name de aansluiting bij de informatie van het AMHK / Veilig Thuis is daarbij cruciaal.
•
In het kader van de Regiovisie-ontwikkeling is door de centrumgemeente besloten
de webapplicatie ‘Toolkit Sociaal/ Inzet in Zicht’ gesubsidieerd ter beschikking te stellen
aan sociale teams in Drenthe.
B. 7 Collectieve Opdracht Routeer Voorziening
In het nieuwe jeugdstelsel, per 1 januari 2015, krijgen gemeenten en justitie organisaties
verschillende verantwoordelijkheden bij de uitvoering van de jeugdbescherming en
16
Het systeem is het eerste jaar kosteloos, met 1 extra koppeling per gemeente naast HG en OGGZ. Afhankelijk
van extra eisen aan nieuwe koppelingen komen daar kosten voor de gemeente bij. Er kan worden geput uit
informatie Leertuin Privacy Emmen bij de afwegingen en werkwijze in een gemeente.
28
jeugdreclassering, maar met een gezamenlijke opgave; het tegengaan van recidive en het
bevorderen van een veilige omgeving voor jeugdigen om te kunnen opgroeien. Efficiënte en
effectieve informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen is essentieel; de Collectieve
Opdracht Routeer Voorziening (CORV) regelt hierin het (formele) berichtenverkeer. De
CORV is een digitaal knooppunt voor jeugd dat zorgt voor de elektronische afhandeling van
het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de kinderbescherming, de
politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het gemeentelijk domein (de
gemeenten zelf, het AMHK / Veilig Thuis, de gecertificeerde instellingen en de eventueel
gemandateerden). De aansluiting op en het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de
nieuwe jeugdwet.17 Deze eis maakt daarmee deel uit van de ontwikkeling van een Drents
systeem van informatiedeling.
Om te komen tot een goede afhandeling van de zorgmeldingen van de politie is, zoals ook
gesteld in het scenario “Eén AMHK in Drenthe”, een snelle afhandeling naar de betreffende
gemeenten en sociaal/jeugd/cjg team van groot belang. Onduidelijk is of CORV hier
voldoende antwoord op kan geven. Het is nadrukkelijk wel de vraag van gemeenten dat het
berichten verkeer van CORV hierop het antwoord kan zijn. De vraag is neergelegd bij de
VNG/KING die de gemeenten ondersteunt bij de implementatie van CORV. In 2014 is een
antwoord hierop naar verwachting beschikbaar. Er zijn beleidsoverleggen transformatie
jeugdhulp (voorheen het strategisch overleg) gepland waarin dit onderwerp geagendeerd
wordt.
De aansluiting op en het gebruik vanaf 1 januari 2015 van de CORV is verplicht gesteld in
de nieuwe jeugdwet. CORV is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische
afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de
kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het
gemeentelijk domein (de gemeenten zelf, het AMHK / Veilig Thuis, de gecertificeerde
instellingen en de eventueel gemandateerden).
B. 8 Jeugdreclassering en jeugdbescherming
Met de invoering van de nieuwe Jeugdwet op 1 januari 2015 worden gemeenten
verantwoordelijk voor alle hulp, zorg en ondersteuning aan jeugd en gezinnen. Dit biedt de
mogelijkheid het jeugdstelsel effectiever te organiseren, meer te doen aan het voorkomen
van problemen en sneller hulp en zorg op maat in te zetten als dat nodig is. Ook binnen het
nieuwe stelsel moet jeugdbescherming en jeugdreclassering beschikbaar zijn, voor kinderen
van wie de veiligheid onder druk staat of die in aanraking zijn geweest met criminaliteit. De
nieuwe organisatie voorziet hierin. In 2013 ging het om een groep van 1.471 kinderen in
Groningen (920 JB en 551 JR in 2013) en 1.105 kinderen in Drenthe (755 JB en 350 JR in
2013).
Bureau Jeugdzorg Groningen en Bureau Jeugdzorg Drenthe gaan per 1 januari 2015 samen
één organisatie vormen voor de uitvoering van de jeugdreclassering (JR) en de
jeugdbescherming (JB) voor de gemeenten in Groningen en Drenthe. Met de vorming van
17
Het ministerie van Veiligheid en Justitie, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Vereniging Nederlandse
Gemeenten hebben in februari 2014 hierover een factsheet Collectieve Opdracht Routeer Voorziening uitgegeven. Meer
informatie via www.voordejeugd.nl.
29
deze organisatie is aan de voorwaarde voldaan om de veiligheid van kinderen te kunnen
waarborgen in het nieuwe jeugdstelsel. De komende periode wordt dit voornemen verder
uitgewerkt tot een plan van aanpak.
Uitgangspunt van het nieuwe jeugdstelsel van de gemeenten in Groningen en Drenthe is dat
kinderen in hun eigen omgeving, in hun eigen gezin en op hun eigen school blijven, ook als
er problemen zijn. Drang- en dwangmaatregelen worden tijdelijk ingezet zodat kinderen zo
snel mogelijk hulp en ondersteuning ontvangen in hun eigen lokale netwerk, met waar nodig
inzet van de regionale gespecialiseerde jeugdzorg. Dit betekent dat samenwerking en
afstemming met beide velden centraal staan in de werkwijze van de nieuwe organisatie. Met
als doel dat de gezinsvoogd en de jeugdreclasseerder sneller een stapje terug kunnen doen.
Een belangrijke ontwikkeling die hiermee samenhangt is dat sinds 1 april 2014 het
adolescentenstrafrecht is ingevoerd. Er wordt sinds deze datum bij jongeren van 16 tot 23
jaar die terechtstaan voor een misdrijf een nadrukkelijke keuze gemaakt of zij worden
berecht volgend het jeugdstrafrecht of het volwassenen-strafrecht. Door het verdwijnen van
de harde leeftijdsgrens van 18 jaar kunnen adolescenten beter op maat worden berecht
waardoor de kans op herhaling verkleint wordt en jongeren die de fout ingaan meer
perspectief geboden wordt. Er wordt voor iedere individuele verdachte maatwerk geboden.
Het OM bepaalt in eerste instantie of een jonge verdachte veroordeeld moet worden volgens
het jeugdstrafrecht of het volwassenen-strafrecht (en dus in afwachting van de rechtszaak in
een justitiële jeugdinrichting of een huis van bewaring terechtkomt). De advocaat kan op een
zitting pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht en uiteindelijk is het de rechter die
(volgens eenduidige criteria) beslist welk type strafrecht wordt toegepast.
•
Met de invoering van de nieuwe Jeugdwet op 1 januari 2015 worden gemeenten
verantwoordelijk voor alle hulp, zorg en ondersteuning aan jeugd en gezinnen.
•
Bureau Jeugdzorg Groningen en Bureau Jeugdzorg Drenthe gaan per 1 januari 2015
samen één organisatie vormen voor de uitvoering van de jeugdreclassering (JR) en de
jeugdbescherming (JB) voor de gemeenten in Groningen en Drenthe.
B. 9 Spoedhulp voor jongeren
Om vanaf 2015 goed uitvoering te kunnen geven aan de crisisinterventie en spoedeisende
hulp voor jeugd is afgesproken dat de zorgaanbieders in Drenthe zullen aangeven op welke
manier vanaf 2015 invulling wordt gegeven aan de noodzakelijke spoedopvang (ambulant en
verblijf) en op welke wijze deze aansluit bij de vraag vanuit het lokale veld. Onder de naam
‘Spoed4JeugdDrenthe’, zijn in opdracht van het Algemeen Bestuurlijk Overleg (ABO) van de
Drentse pilot Jeugd vertegenwoordigers van o.a. BJZ Drenthe, GGD Drenthe, Yorneo,
Accare, GGZ Drenthe, Ambiq Drenthe, Promens Care, De Trans en voorzitters van MDO uit
de drie subregio’s in Drenthe aan de slag om met name de ‘voorkant’ van de
crisishulpverlening efficiënt in te richten.18
Tot uiterlijk 1 januari 2015 zorgt BJZ Drenthe voor casemanagers die in geval van crisis
voorzien in een soort ambulante crisisinterventie, waarbij ook gezorgd wordt voor de
toeleiding naar hulp, indien noodzakelijk ook 24 uurs hulp.
18
Voor meer informatie kunt u terecht op de website www.drentsepilotjeugd.nl
30
•
De zorgaanbieders in Drenthe zullen, in opdracht van het Algemeen Bestuurlijk
Overleg (ABO) van de Drentse pilot Jeugd, naar alle waarschijnlijkheid in oktober 2014
aangeven op welke manier vanaf 2015 invulling wordt gegeven aan de noodzakelijke
spoedopvang (ambulant en verblijf) en op welke wijze deze aansluit bij de vraag vanuit het
lokale veld.
B. 10 Vrouwenopvang
Vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld zijn onlosmakelijk verbonden. Er zijn
binnen de vrouwenopvang ontwikkelingen gericht op een meer preventieve aanpak van
huiselijk geweld. Er zijn ‘nieuwe’ landelijke criteria voor de vrouwenopvang, waarbij
ambulantisering of extramuralisering een belangrijke vereiste is en ook de opvang
decentraliseert. Het uitgangspunt van de opvang is dat slachtoffers in de eigen sociale
omgeving zouden kunnen verblijven.
Opvangorganisaties en gemeenten formuleerden hiertoe samen de volgende uitgangspunten
voor kwaliteit van opvang en ambulante begeleiding:
ï‚·
ï‚·
ï‚·
ï‚·
ï‚·
ï‚·
Doel hulpverlening: Duurzaam stoppen van geweld.
Verder ambulantiseren.
Kwaliteitsbeleid is dynamisch, vraagt om continue aandacht en verbetering.
Systeemgerichte aanpak.
Risicotaxatie en veiligheidsanalyse zijn noodzakelijk.
Afstemming in de (veiligheids-) keten.
De financiering van de Vrouwenopvang is al jaren een zaak van (centrum)gemeenten. Toch
waren er nog specialistische functies die landelijk werden gefinancierd. Het ging hierbij om:
a. Jonge vrouwen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld waarbij sprake is van
aanzienlijke dreiging en tevens complexe meervoudige problematiek.
b. Slachtoffers met een acute vraag naar opvang buiten kantooruren vanuit eergerelateerd
geweld.
c. Slachtoffers van loverboys waarbij sprake is van aanzienlijke dreiging en tevens complexe
meervoudige problematiek.
d. Vrouwen die slachtoffer zijn van extreme geweldsdreiging, vrouw van lid van criminele
bende, psychiatrisch gestoorde bedreiger.
e. Vrouwen die te maken hebben met extreme stalking.
Met ingang van 2015 zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor hulp en ondersteuning van
deze groepen. In het bestuurlijk overleg van de VNG op 14 mei 2014 hebben de gemeenten
uitgesproken dat ze zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor een veilige opvang van
specifieke groepen, zowel de huidige als de toekomstige. Zij zijn overtuigd van het belang en
de waarde van de functies die de opvanginstellingen voor deze groepen hebben ontwikkeld.
In het programma RegioAanpak Veilig Thuis is daarom een plan opgesteld om de overgang
van Rijksfinanciering naar gemeentelijke financiering zorgvuldig te laten verlopen. Om deze
31
functies in te kopen wordt een raamcontract voorbereid met de aanbieders. Verder worden
de middelen die nu nog door VWS worden gefinancierd apart gezet. Hiervoor lag een
voorstel in de Algemene Ledenvergadering van 18 juni 2014. De rekeningen voor deze
specifieke functies kunnen vanaf 1 januari 2015 worden betaald uit het bedrag dat daarvoor
is gereserveerd.
De gezamenlijke gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van geweld in
afhankelijkheidsrelaties geldt ongeacht geslacht. De mannenopvang wordt daarmee vanaf 1
januari 2015 een verantwoordelijkheid voor de gezamenlijke gemeenten. Ook voor alle
andere groepen betekent het dat alle gemeenten gezamenlijk afspraken moeten maken over
de te volgen procedures en de wijze waarop aan de slachtoffers hulp moet worden verleend
en de wijze waarop slachtoffers moeten worden gehuisvest (bijvoorbeeld slachtoffers van
loverboyproblematiek, slachtoffers van oudermishandeling of mannelijke slachtoffers). Dit
moet de komende jaren in samenhang tussen het AMHK / Veilig Thuis, de gemeenten en de
vrouwenopvang in Drenthe (momenteel uitgevoerd door Het Kopland) nader worden
uitgewerkt.
Ook de 7000 kinderen die landelijk in de opvang verblijven horen de kwalitatief goede
ondersteuning te krijgen die ze nodig hebben. Kopland (de instelling voor Vrouwenopvang)
zorgt dat meekomende kinderen in Drenthe ook volgens een beproefde methodiek worden
begeleid.
Bij de Vrouwenopvang (VO) in Drenthe wordt (net als bij de hulpverlening huiselijk geweld in
lokale sociale teams het adagium is) steeds meer systeemgericht gewerkt; vader, moeder en
kinderen zoeken samen met de VO naar een goede vorm om het geweld in de toekomst te
verminderen en te stoppen. In deze systeemgerichte benadering van de VO zal in
toenemende mate worden samengewerkt met sociale teams en eventueel het AMHK / Veilig
Thuis. Met name ook in het traject voorafgaand aan een opname in de VO en in de
nazorgperiode zal nauw moeten worden samengewerkt tussen VO, lokale sociale teams en
het AMHK / Veilig Thuis. Deze samenhang zal nader moeten worden uitgewerkt.
•
Met ingang van 2015 zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor hulp en
ondersteuning van jonge vrouwen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld waarbij
sprake is van aanzienlijke dreiging en tevens complexe meervoudige problematiek,
slachtoffers met een acute vraag naar opvang buiten kantooruren vanuit eergerelateerd
geweld, slachtoffers van loverboys waarbij sprake is van aanzienlijke dreiging en tevens
complexe meervoudige problematiek, vrouwen die slachtoffer zijn van extreme
geweldsdreiging, vrouw van lid van criminele bende, psychiatrisch gestoorde bedreiger en
vrouwen die te maken hebben met extreme stalking.
•
Gemeenten worden geacht gezamenlijk afspraken te maken over de te volgen
procedures en de wijze waarop aan de slachtoffers hulp moet worden verleend en de wijze
waarop slachtoffers moeten worden gehuisvest (bijvoorbeeld slachtoffers van
loverboyproblematiek, slachtoffers van oudermishandeling of mannelijke slachtoffers). Dit
moet de komende jaren in samenhang tussen het AMHK / Veilig Thuis, de gemeenten en de
vrouwenopvang in Drenthe (momenteel uitgevoerd door Het Kopland) nader worden
uitgewerkt.
32
B.11 Centrum Seksueel Geweld
De opvang van slachtoffers van seksueel geweld en het bieden van goede nazorg aan
slachtoffers van seksueel misbruik behoort tot de reguliere taken van gemeenten. Toch is de
opvang van slachtoffers van seksueel geweld in de acute fase in Nederland nog niet
optimaal. Slachtoffers krijgen vaak te maken met een versnipperd hulpaanbod, weten niet
goed waar ze terecht kunnen met hun vragen en vaak wachten ze lang met het zoeken naar
hulp.
In Drenthe wordt daarom, samen met Groningen, een Centrum opgericht voor slachtoffers
van seksueel geweld.19 In dit centrum (niet een apart gebouw maar een nauwe
samenwerking tussen verschillende organisaties) wordt de sociaal psychologische opvang,
de medische zorg en het forensisch onderzoek in de acute fase na het seksueel geweld op
elkaar afgestemd. Het centrum moet 24 uur per dag bereikbaar zijn en de nazorg is
outreachend. Het centrum moet fungeren als expertisecentrum voor de slachtoffers, familie
en professionals in het uitvoerend veld. De problematiek en doelgroepen vertoond op een
aantal vlakken overlap met de problematiek en doelgroepen die binnen het AMHK / Veilig
Thuis bediend worden. Het is dan ook logisch deze ontwikkelingen in nauwe samenhang te
zien. In Drenthe gaat de medische en forensische zorg verleend worden vanuit de
spoedeisende hulp van het Scheperziekenhuis Emmen en is de maatschappelijk werker van
de poli seksuologie van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen verantwoordelijk voor de nazorg.
•
De opvang van slachtoffers van seksueel geweld en het bieden van goede nazorg
aan slachtoffers van seksueel misbruik behoort tot de reguliere taken van gemeenten.
•
De hulp is echter nu nog versnipperd en slachtoffer weten niet waar ze terecht
kunnen en wachten vaak lang met het zoeken van hulp. In Drenthe wordt daarom samen
met Groningen, een Centrum opgericht voor slachtoffers van seksueel geweld. In dit
centrum (niet een apart gebouw maar een nauwe samenwerking tussen verschillende
organisaties) wordt de sociaal psychologische opvang, de medische zorg en het forensisch
onderzoek in de acute fase na het seksueel geweld op elkaar afgestemd.
B.12 Ouderenmishandeling
Met ouderenmishandeling wordt niet alleen fysieke en psychische mishandeling bedoeld
maar ook verwaarlozing en financiële uitbuiting. Ouderenmishandeling in al zijn
verschijningsvormen is een veel voorkomend maar nog te weinig gesignaleerd probleem.
Specifiek aan de problematiek van ouderenmishandeling is namelijk dat ouderen veelal in
een extra afhankelijkheidsrelatie zitten. Niet alleen emotioneel maar ook wat betreft fysieke
verzorging. Naast het loyaliteitsaspect dat bij alle vormen van huiselijk geweld speelt, leidt dit
ertoe dat ouderenmishandeling nog maar weinig wordt gemeld. Het Rijk en de Vereniging
Nederlandse Gemeenten hebben daarom al eerder afgesproken om de aanpak van
ouderenmishandeling tot prioriteit te maken van de aanpak van huiselijk geweld. De VNG zal
de uitkomsten van de tweede evaluatie die VWS in 2014 uitvoert, gebruiken om de aanpak
van ouderenmishandeling te intensiveren en op basis van best practices suggesties gaan
19
Besluitvorming (ook over de financiering) moet nog plaatsvinden. Zie de bijlage voor een uitgebreide
beschrijving van het Centrum Seksueel Geweld.
33
doen waarmee gemeenten hun beleidsvoorstellen voor de signalering en aanpak van
ouderenmishandeling kunnen aanscherpen en effectiever kunnen maken. De instrumenten
en producten van het Actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ zullen hierbij worden benut.
•
De VNG komt met suggesties waarmee gemeenten hun beleidsvoorstellen voor de
signalering en aanpak van ouderenmishandeling kunnen aanscherpen en effectiever
kunnen maken.
B.13. Financiën
De gemeenten hebben ook na 1 januari 2015 de taak en middelen voor de inrichting en het
functioneren van lokale netwerken en lokale voorzieningen in het sociale domein en zijn
derhalve verantwoordelijk voor de subsidiëring en kwaliteit van belangrijke instellingen zoals
het algemeen maatschappelijk werk.
De aanpak van huiselijk geweld viel al langer onder de WMO maar ook de aanpak van
kindermishandeling valt vanaf januari 2015 onder de WMO en derhalve is elke gemeente
hiervoor verantwoordelijk. Het AMK in Drenthe valt nu nog onder Bureau Jeugdzorg Drenthe
en de gelden daartoe worden vanaf 2015 als decentralisatiegelden AMK aan de 12
gemeenten in Drenthe verstrekt. Het gaat daarbij naar huidige inzichten op een totaal bedrag
voor de 12 gemeenten van € 1.891.800,-. De taken van het AMK zullen vanaf 2015 worden
opgenomen in het nieuw te vormen AMHK / Veilig Thuis. De Drentse gemeenten zijn
overeengekomen dat de hiervoor beschikbare middelen over gaan naar het AMHK / Veilig
Thuis.
De Centrumgemeente Emmen heeft daarnaast de taak en middelen om te zorgen voor
regionale activiteiten in het kader van het bestrijden van huiselijk geweld en het organiseren
van de ketenaanpak en instandhouding van opvangvoorzieningen zoals de vrouwenopvang.
Zo is de gemeente Emmen ook verantwoordelijk voor het Steunpunt Huiselijk Geweld, in
Drenthe vormgegeven door de GGD. Uit de decentralisatiemiddelen Vrouwenopvang
verleent de centrumgemeente Emmen vanaf 2008 jaarlijks een bijdrage aan de GGD. In
2015 krijgt de GGD € 681.000,- voor het SHG.
Inmiddels is door de 12 gemeenten besloten dat het Drentse AMHK / Veilig Thuis als
additionele taak bij de GGD Drenthe ondergebracht wordt vanaf 1 januari 2015, voor een
periode van vier jaar. Doordat het als additionele taak binnen de Gemeenschappelijke
Regeling is ondergebracht onder planvorming en verantwoordelijkheid van de 12 gemeenten
geeft het de mogelijkheid tot sturing vanuit de centrumgemeentelijke verantwoordelijkheden
en de verantwoordelijkheden ‘AMK-deel’ vanuit de 12 Drentse gemeenten. Het in Drents
verband besproken budget van € 2.572.800,- (€1.891.800,- en € 681.000,-) is als
taakstellend vastgesteld waarmee de GGD Drenthe het AMHK / Veilig Thuis kan inrichten
voor het jaar 2015.
Vanaf 2015 wordt de Decentralisatie Uitkering Vrouwenopvang (DU/VO) verdeeld op grond
van een objectieve verdeelsleutel (in plaats van op historische gronden). Dit betekent dat
een deel van het geld verschuift naar andere delen van het land. Voor Drenthe heeft dit geen
grote gevolgen omdat het budget dat centrumgemeente Emmen krijgt ongeveer gelijk blijft.
Andere noordelijke centrumgemeenten (Groningen, Leeuwarden) gelden echter als nadeelgemeenten wat invloed kan hebben op de Drentse situatie (denk bijvoorbeeld aan
34
instellingen voor opvang die op Noord Nederlands niveau werken). De herverdeling verloopt
fasegewijs in drie jaar tijd van 2015 tot en met 2017. De wethouders hebben afspraken
gemaakt over een zachte landing. Dat wil zeggen dat de nadeelgemeenten in het eerste jaar
nog geen geld inleveren. In het tweede jaar leveren ze een derde deel van de korting in en in
2017 wordt de korting volledig doorgevoerd. Dit wordt bekostigd door het inzetten een
knelpunten-pot.
Wethouders willen voorkomen dat in nadeelgemeenten al voorzieningen worden gesloten
terwijl in de voordeelgemeenten nog geen nieuwe voorzieningen zijn opgebouwd. Als
knelpunten dreigen te ontstaan worden hierover regionaal afspraken gemaakt.
In onderstaande tabel de beschikbare middelen voor het AMHK / Veilig Thuis in 2015:
Decentralisatie uitkering Vrouwenopvang
naar Centrumgemeente Emmen
Vanuit deze uitkering gaat naar het AMHK /
Veilig Thuis
Totaal decentralisatiegelden 12 gemeenten
voor het AMHK / Veilig Thuis
Totaal voor het AMHK / Veilig Thuis
(decentralisatiegelden en geld vanuit de
Doeluitkering Vrouwenopvang) Dit bedrag is
taakstellend voor 2015 en 2016.
€ 2.151.548,- (bedrag 2014)
€ 681.000,€ 1.891.800,€ 2.572.800,-
B.14 Aandachtspunten voortkomend uit de visie
Vanuit de hiervoor beschreven uitgangspunten en de ontwikkelagenda volgen een aantal
aandachtspunten, een aantal opdrachten wellicht, die een goede aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling in Drenthe een impuls zouden geven. Hieronder worden ze
puntsgewijs genoemd en wordt aangegeven wat de meeste prioriteit heeft (1, direct
oppakken), wat prioriteit heeft (2, in de eerste helft van 2015) en zeer wenselijk is, maar in de
loop van 2015 opgepakt kan worden (prioriteit 3).
1. Het is noodzakelijk op zo kort mogelijke termijn vast te stellen hoe de samenwerking
(justitiële en zorgketen) tussen AMHK, lokale sociale teams en Veiligheidshuis vorm
krijgt zodat straf en zorg elkaar ondersteunen. Rol, verantwoordelijkheden en
bevoegdheden moeten worden beschreven voor het optimaal aannemen en
verwerken van meldingen, informatieverzameling voor een goede triage, het
vormgeven van casus- en procesregie en monitoring. Ook de mogelijkheid het
risicotaxatie-instrument ‘RIHG’ vaker in te zetten verdient aandacht van de genoemde
partijen. Voorgesteld wordt dit te doen in samenwerking met gemeenten en
uitvoerende organisaties samen met Groningen en Friesland (bovenregionaal
niveau). Nadere uitwerking kan op regionaal (Drents) niveau. (prioriteitsniveau 1)
2. Het is belangrijk een op- en afschalingsprocedure tussen het lokale netwerk, AMHK
en het Veiligheidshuis te beschrijven. Bij voorkeur zou dit voor januari 2015 vorm
moeten krijgen. Voor de hand ligt dit op regionaal niveau uit te werken (met
35
gebruikmaking van de kennis die landelijk en bovenregionaal wordt vergaard en
gedeeld). (prioriteitsniveau 1)
3. Een plan voor de scholing en training van de lokale netwerken over signalering
huiselijk geweld en kindermishandeling, het bespreekbaar maken en methodisch
handelen is op zeer korte termijn wenselijk en noodzakelijk voor een goede aanpak
van de problematiek. Hierin ligt, onder aanvoering van gemeenten, ook een
belangrijke rol voor het AMHK / Veilig Thuis. (prioriteitsniveau 1)
4. Voor een goede, verantwoorde en transparante samenwerking is het raadzaam op
zeer korte termijn met keten- en samenwerkingspartners afspraken te maken over
informatie-uitwisseling. Dit vergt afspraken op zowel bovenregionaal (3 Noord),
regionaal als lokaal niveau. (prioriteitsniveau 1)
5. Aan de hand van de VNG suggesties, zou een beleidsvoorstel geschreven moeten
worden om de aanpak van ouderenmishandeling aan te scherpen en effectiever te
maken. Dit zou kunnen op regionaal (Drents) niveau maar een lokale, gemeentelijke
uitwerking is naar alle waarschijnlijkheid het meest effectief. (prioriteitsniveau 2)
6. Het voorkomen van intergenerationele overdracht (door gebruikmaking van evidence
based methodieken) verdient de nodige aandacht. In de opdrachtverstrekking of
subsidievoorwaarden aan AMHK/ Veilig Thuis, lokale sociale netwerken en de
vrouwenopvang kan dit specifiek opgenomen worden. Eén en ander zou regionaal
(AMHK / Veilig Thuis, Vrouwenopvang) en lokaal (lokale sociale teams) opgepakt
kunnen worden. (prioriteitsniveau 2)
7. De aanpak van andere vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties, die niet zijn
meegenomen in de regiovisie (bijvoorbeeld mensenhandel, loverboy-problematiek,
geweld en kindermishandeling binnen scholen, zorginstellingen of sportverenigingen),
zou beschreven moeten worden. Het ligt voor de hand dit te doen op Drents niveau
samen met gemeenten, uitvoerende organisaties en cliëntvertegenwoordigers.
(prioriteitsniveau 3)
8. In het kader van preventie van huiselijk geweld en kindermishandeling zou er een
plan moeten komen waarin heel precies informatie en handreikingen worden
gegeven aan doelgroepen, van algemeen naar specifiek. Het plan zou zich moeten
richten op de beïnvloeding van de gehele bevolking in de gemeente maar zou ook
een gerichte benadering moeten bevatten van risicowijken, daarbinnen van
risicogroepen en daarbinnen van specifieke risicogezinnen. Uitwerking kan het best
plaatsvinden op lokaal (gemeentelijk) niveau, eventueel hangend onder een regionaal
plan. (prioriteitsniveau 3)
9. De inzet van Signs of Safety voor alle huiselijk geweldsituaties zoals genoemd in de
regiovisie vergt een plan waarin beschrijving, implementatie en evaluatie vorm krijgt.
Raadzaam is om tegelijkertijd te kijken naar andere effectieve (evidence based)
interventies om huiselijk geweld en kindermishandeling aan te pakken. Een regionale
aanpak lijkt het meest geschikt. (prioriteitsniveau 3)
36
10. Gemeenten kunnen in het kader van integratie van werkzaamheden een check in
bijvoorbeeld de subsidieverantwoording genereren of de (sinds juli 2013) verplichte
meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gebruikt wordt en of de inspectie
hierop goed vorm heeft gekregen. (prioriteitsniveau 3)
11. De centrumgemeente Emmen is verantwoordelijk voor voldoende en kwalitatief
goede vrouwenopvang voor de Drentse gemeenten en organiseert dit volgens de
kwaliteitseisen. Zij doet dit voor de provincie Drenthe (in afstemming met
bovenregionaal en landelijk). (prioriteitsniveau 3)
Veel van de aandachtspunten kunnen lokaal opgepakt worden, een ander deel is handiger
om dit op Drents of Noord Nederlands niveau op te pakken. Om te zorgen dat de uitvoering
van aandachtspunten ter hand wordt genomen, ontwikkelpunten helder blijven, men weet
wie wat doet, de voortgang zichtbaar is en de uitvoering aansluit bij deze regiovisie lijkt het
raadzaam (zoals ook tijdens het bestuurlijk overleg van 18 september 2014 door
burgemeesters en wethouders werd aangegeven), regie en monitoring voor de regiovisie te
organiseren (vanuit de stuurgroep Huiselijk Geweld en Kindermishandeling).
37
C: Bijlagen
Bijlage 1
Afkortingen en Begrippenlijst
Eenheid van taal is een voorwaarde om te komen tot een goede uitwerking. Een zo
overstijgend mogelijke begrippenlijst kan hierbij behulpzaam zijn.
ABO
Algemeen Bestuurlijk Overleg
Ambulantisering
Streven om mensen met een beperking zo ‘normaal’ mogelijk te
laten participeren en de benodigde hulp aan huis te bieden. De
geboden hulp aan huis kan variëren in frequentie en intensiteit.
Advies
Een op de behoefte van de adviesvrager afgestemde set van
aanwijzingen, raadgevingen en tips met als doel de
adviesvrager in staat te stellen zelf verder te kunnen handelen
in situaties van huiselijk geweld of kindermishandeling of bij een
vermoeden daarvan.
AMHK / Veilig Thuis
Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
AMK
Advies en Meldpunt Kindermishandeling
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere ziektekosten
Beleidsregie
De beleidsregie is per definitie voorbehouden aan gemeenten.
Gemeenten formuleren het beleid; ze duiden het vraagstuk van
huiselijk geweld en kindermishandeling, ze formuleren
voorwaarden voor een succesvolle aanpak, wijzen partijen aan
die de uitvoering ter hand moeten nemen, leggen de afspraken
met die partijen over procedures, rollen en
verantwoordelijkheden vast en stellen middelen beschikbaar
voor de uitvoering van het beleid.
Besluitvorming
Op twee momenten worden bijzondere eisen gesteld aan de
besluitvorming binnen het AMHK / Veilig Thuis: bij de triage en
bij het trekken van conclusies op basis van het onderzoek. Op
die momenten worden besluiten genomen in intercollegiaal en
in complexe gevalle in multidisciplinair overleg.
BJZ
Bureau Jeugdzorg
Bovenlokaal
Hiermee wordt het gebied van de provincie Drenthe aangeduid.
Casusregie
De verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van het
veiligheidsplan, hulpverleningsplan en herstelplan. De
casusregisseur is de intermediair tussen de burger en de
hulpverleningsinstellingen. De casusregisseur is
verantwoordelijk voor de inhoud en het nakomen van de
afspraken die met de burger/cliënt worden gemaakt.
38
Code Groen
zeer laag risico: geen ernstige feitelijkheden, geen bekenden
met HG en KM, geen dreiging op herhaling, geen aangifte of
aanhouding en geen kinderen betrokken = vraagt als
oplossingsrichting: of niets doen, of beperkte actie zoals bv. het
telefonisch contact opnemen met betrokkenen en aangeven
welke hulpverlening aangeboden kan worden, geen actieve
druk op doorverwijzing (wel registratie)
Code Oranje
ernstig risico: ernstige feitelijkheden en/of zorgen ten aanzien
van escalatie of herhaling (bekendheid HG) en/of de dreiging is
onvoorspelbaar, vaak sprake van aangifte en/of aanhouding
maar hoeft niet, kinderen getuige van geweld = vraagt als
oplossingsrichting: het gericht actie ondernemen op actieve
doorverwijzing naar gecoördineerde aanpak huiselijk geweld
(met hulpverlening voor slachtoffer, pleger en kinderen) door
actief contact leggen met betrokkenen en evt. d.m.v.
huisbezoek, betrekken van bestaande hulpverlening via lokale
OGGz-coördinator inzetten van AMW en/of AFPN met
kindhulpverlening en vaak in samenspraak met de buurtagent.
Terugkoppeling aan lokale OGGz-coördinator voor actieve
coördinatie hulpverlening en algemene monitoring
Code Rood
zeer ernstig en acuut risico: zeer ernstige feitelijkheden en/of
acute dreiging op escalatie en herhaling (groot
veiligheidsrisico), vrijwel altijd sprake van huisverbod of opvang
VO, vrijwel altijd sprake van aangifte en/of aanhouding maar
hoeft niet = vraagt als oplossingsrichting: direct waarborgen van
veiligheid en ruimte creëren voor
interventies/acties/(hulpverlenings) traject.
Meest gebruikelijke acties: inzet huisverbod, inzetten van politie
en (alsnog) aanhouden van verdachte pleger en/of vrouw met
evt. kinderen naar de vrouwenopvang. Huisbezoek en
veiligheidsplan. ZSM- traject. Inschakelen Raad voor de
kinderbescherming. Evt. vroeghulp dader door Reclassering,
reclasseringsonderzoek, evt. beschikking OM/vonnis rechter/
afdoening dader door OM. Goede overdracht en samenwerking
met hulpverlening.
Complexe casuïstiek
Met complexe casuïstiek worden bedoeld situaties waar sprake
is van problematiek op tenminste twee leefdomeinen en
situaties.
CORV
De Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) is een
digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling
van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen en het
gemeentelijke domein.
39
CJG
Centrum Jeugd en Gezin
CSG
Centrum Seksueel Geweld
Direct betrokkenen
Direct betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling
zijn de gezinsleden of leden van het huishouden. Dit kunnen
zowel mannen, vrouwen als kinderen zijn. Ook ex-partners
kunnen tot de betrokkenen horen.
Dossier
Het begrip ‘dossier’ wordt gebruikt voor de gegevens die in
verband met een registratie over één cliënt(systeem) in het
dossier worden vastgelegd.
Drang
Met drang wordt bedoeld dat het maken van afspraken in het
kader van huiselijk geweld en kindermishandeling niet
vrijblijvend is. Het niet willen of kunnen meewerken aan
maatregelen om de veiligheid voor betrokkenen te waarborgen
leidt altijd tot vervolgstappen. Drang uitoefenen betekent in dat
geval dat er voorwaarden gesteld worden aan het willen of
kunnen meewerken aan veiligheidsmaatregelen en dat het niet
voldoen aan deze voorwaarden (vooraf afgesproken)
consequenties heeft. Drang kan worden ingezet door elke
professional betrokken bij een gezin of huishouden.
Dwangmaatregelen
Met dwangmaatregelen worden maatregelen bedoeld die door
tussenkomst van de rechter of de burgemeester worden
opgelegd. Deze maatregelen worden ingezet als een gezin of
huishouden strafbare feiten heeft gepleegd, dreigt met strafbare
feiten, weigert zich in te zetten voor de veiligheid van
betrokkenen in het gezin of huishouden of niet in staat is zich
hiervoor in te zetten. Dergelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld:
•
•
•
•
Een tijdelijk huisverbod
Een aanhouding
Een justitiële vervolging (met of zonder voorwaarden)
Een jeugdbeschermingsmaatregel
"Eigen kracht" principe
Het principe waarbij in een oplossingsgericht ondersteunings- of
hulpverleningstraject wordt aangesloten bij de sterke kanten en
talenten van het individu en zijn sociale omgeving en waarbij de
inzet is om die sterke kanten en talenten te versterken door ze
verder te (helpen) ontwikkelen.
G4
Vier grootste gemeenten van Nederland,te weten Amsterdam,
Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
GGD
Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst
Gezin of huishouden
De personen die in een gezinsverband leven of hebben geleefd
of die een gezamenlijke huishouding voeren of hebben
gevoerd.
40
Herstelplan
Een herstelplan is een zelfstandig onderdeel van het
veiligheidsplan waarbinnen afspraken gemaakt zijn over te
ondernemen stappen om het geheel van de problemen aan te
pakken. Een voorwaarde voor het werken aan herstel is dat de
veiligheid voldoende gewaarborgd is. Herstel is altijd maatwerk.
Het herstel gaat over alle leefgebieden heen, van het (weer)
leren vertrouwen of opbouwen van sociale netwerken tot
traumaverwerking bij volwassenen en kinderen.
Huiselijk geweld
Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het
slachtoffer is gepleegd. Met “huiselijke kring” worden (ex)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord
huiselijk verwijst niet naar de plaats van het delict (het kan
zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden) maar naar de
relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het
gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld. Het kan de
vorm aannemen van (ex-)partnergeweld, eergerelateerd
geweld, huwelijksdwang, kindermishandeling, verwaarlozing
van ouderen of geweld tegen ouders.
Integrale visie
Een integrale visie is één visie, waarbij de kracht zit in het
betrekken en combineren van verschillende inzichten. Bij
huiselijk geweld en kindermishandeling betreft dit verschillende
inzichten vanuit verschillende betrokkenen, maar ook
verschillende uitingsvormen van huiselijk geweld. Zo worden, in
geval van huiselijk geweld en kindermishandeling, zowel de
inzichten, ervaringen en zienswijzen van plegers, slachtoffers
als getuigen meegenomen in de aanpak van het geweld of de
mishandeling. Maar worden ook verschillende vormen van
huiselijk geweld (bijvoorbeeld partnermishandeling en
kindermishandeling), indien van beide sprake is, betrokken bij
de analyse en aanpak ervan. Tenslotte worden de verschillende
leefgebieden en achterliggende problematieken eveneens
betrokken in de aanpak.
Intergenerationele overdracht
Overdracht van generatie op generatie. Overdracht van
generatie op generatie. Dezelfde patronen worden zichtbaar.
Kinderen die te maken hebben met huiselijk
geweld/kindermishandeling zullen op latere leeftijd vaker in
aanraking komen met Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.
Kindermishandeling
Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of
gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele
aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de
minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid
staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade
wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de
minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.
41
Lokale veld
Het samenstel van de op het gemeentelijk niveau werkzame
zorg- en ondersteuningsorganisaties, inclusief de
multidisciplinair samengestelde gebiedsgerichte teams.
MDCK
Multidisciplinair Centrum voor Kindermishandeling, waarin de
deskundigheid op het gebied van kindermishandeling wordt
gebundeld om effectiever, sneller te kunnen acteren als er
sprake is van kindermishandeling
Melding
Een melding doen bij het AMHK / Veilig Thuis betekent dat bij
het AMHK / Veilig Thuis (een vermoeden van) huiselijk geweld
of kindermishandeling in een bepaald gezin of huishouden
kenbaar gemaakt wordt, met als doel dat het AMHK / Veilig
Thuis hierna een passende actie onderneemt teneinde de
veiligheid in dat gezin of huishouden te herstellen en
maatregelen neemt om herhaling te voorkomen.
MO groep
bracheorganisatie voor Welzijn en Maatschappelijke
Dienstverlening
Monitoring
Nagaan of de stappen die in gang gezet zijn ook daadwerkelijk
worden uitgevoerd en of die stappen leiden toe het (duurzaam)
stoppen van het geweld en tot herstel van de schade.
OGGz
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
OM
Openbaar Ministerie
Omstander
Een ieder die, anders dan als rechtstreeks bij het geweld
betrokkene of als professional, een vermoeden heeft van
huiselijk geweld of kindermishandeling en daarmee het AMHK /
Veilig Thuis benadert voor advies of voor het doen van een
melding.
Onderzoek
Het verzamelen en analyseren van nadere feiten en informatie
over het gemelde (vermoeden van) huiselijk geweld en
kindermishandeling in de context van een gezin of een
huishouden in situaties waarin ernstige vermoedens bestaan
van huiselijk geweld of kindermishandeling en het gezin of het
huishouden niet mee wenst te werken, of in staat is mee te
werken, aan een hulpverleningstraject of huiselijk geweld of
kindermishandeling ontkent.
RN
Reclassering Nederland
42
Systeemgerichte hulpverlening
Hulpverlening waarbij de problematiek of de hulpvraag van het
individu wordt beschouwd in samenhang met het functioneren
van het individu in het gehele gezinssysteem. Tot het
gezinssysteem worden gerekend de leden van het gezin of het
huishouden, maar ook familieleden, vrienden kennissen en
soms ook relaties op het werk. Bij de probleemanalyse en de
voorgestelde hulpverleningstraject staan de dynamiek en de
relaties en patronen in het gezinssysteem centraal.
Transparantie
Het is zichtbaar wat een organisatie of individuele hulpverlener
gedaan heeft, doet of van plan is te gaan doen, welke gegevens
waar opgevraagd of gedeeld worden en dat betrokkenen bij
huiselijk geweld en kindermishandeling en instellingen en
organisaties waar mee samen gewerkt wordt hiervan op de
hoogte zijn of worden gebracht. Ook is duidelijk over waar de
organisatie naar streeft, hoe het dat wil bereiken en wat het
effect is. Het doel van transparantie is het wekken van
vertrouwen en het kunnen afleggen van verantwoording over de
werkzaamheden aan de opdrachtgever(s).
Triage
Het AMHK / Veilig Thuis voert triage uit over alle meldingen die
bij het AMHK / Veilig Thuis binnenkomen. Triage door het
AMHK / Veilig Thuis wil zeggen dat op basis van een aantal
criteria wordt bepaald wie de vervolgstappen gaat zetten. In
principe neemt het lokale veld de vervolgstappen. Wanneer
sprake is van een jeugdbeschermingsmaatregel neemt de
desbetreffende gecertificeerde instelling de vervolgstappen.
o
o
o
In geval van (een van) de volgende drie situaties neemt het
AMHK / Veilig Thuis de vervolgstappen:
Er is een hoog of acuut veiligheidsrisico.
Er zijn lokaal geen mogelijkheden (meer) om (verder) te werken
met het gezin of huishouden waarover de melding is gedaan.
De expertise of bevoegdheden van het AMHK / Veilig Thuis zijn
noodzakelijk.
Veiligheid
In het kader van dit protocol wordt met veiligheid bedoeld: de
afwezigheid van ( de dreiging van) lichamelijk, psychisch, emotioneel
of seksueel geweld, fysieke verwaarlozing en emotionele/psychische
verwaarlozing.
Veiligheidsplan
Het AMHK / Veilig Thuis kan een veiligheidsplan opstellen en doet dat
zo mogelijk in samenspraak met betrokkenen en hun professionele en
informele netwerk. Het plan beschrijft de noodzakelijk maatregelen om
1) onmiddellijk herstel van veiligheid te bereiken en 2) de gewenste
situatie voor de lange termijn te bereiken. Het plan bevat tenminste:
-
een beschrijving van concrete aanwijzingen van eerdere onveiligheid;
43
-
een beschrijving van mogelijke gevolgen van voortdurende of
escalerende onveiligheid;
de minimale eisen die het AMHK / Veilig Thuis stelt aan herstel van
veiligheid;
de afspraken die worden gemaakt over herstel van veiligheid;
door wie en wanneer wordt toegezien op naleving van de gemaakte
afspraken;
door wie en wanneer het AMHK / Veilig Thuis of de lokale
casusregisseur wordt geïnformeerd over de naleving van de afspraken;
de consequenties van het niet naleven van de gemaakte afspraken;
afspraken over evaluatie.
VDG
Vereniging Drentse Gemeenten
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
VNN
Verslavingszorg Noord Nederland
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WMO
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Zorgvuldig handelen
Het AMHK / Veilig Thuis werkt zorgvuldig, wat wil zeggen dat de
werkzaamheden van het AMHK / Veilig Thuisplaats vinden op
geordende en nauwkeurige wijze. Belangrijke besluiten worden
genomen door twee of meer medewerkers van het AMHK / Veilig
Thuis, het AMHK / Veilig Thuis is open over de stappen die naar
aanleiding van een melding worden gezet en wanneer daar aanleiding
toe is wordt het principe van hoor en wederhoor toegepast. Het AMHK
/ Veilig Thuis levert correcte en volledige informatie, werkt volgens
geldende procedures en regels en met gedetailleerde plannen van
aanpak.
ZSM
Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht
Mogelijk. Politie, OM en ketenpartners pakken met ZSM
veelvoorkomende misdrijven op daadkrachtige wijze aan. In de ZSM
werkwijze beslissen zij na aanhouding van de verdachte zo spoedig
mogelijk over het afdoeningstraject. Waar mogelijk wordt direct een
afdoeningsbeslissing genomen. Het gaat hierbij om betekenisvolle
interventies, waarbij verdachten een passende reactie krijgen, recht
wordt gedaan aan de positie van slachtoffers en de buurt merkt hoe
snel daders worden gecorrigeerd. Dat alles in een strafrechtketen
waarin de partners samen een schakel vormen en dus snel schakelen.
44
Naast deze begrippenlijst wordt er op het gebied van jeugd in Drenthe ook al gewerkt met
een begrippenlijst CJG Drenthe. Deze is hieronder bijgevoegd.
Begrippenlijst CJG Drenthe t.b.v. CJG medewerkers
Versie 6, 15 januari 2014
CJG
Een netwerkorganisatie, die is gericht op het uitoefenen van de
functies van het Centrum voor Jeugd en Gezin zoals bedoeld in
de Wet op de Jeugdzorg.
Ketenpartner CJG
Instantie, die in een gemeente aanwezig is en deel uit maakt
van het CJG.
Kernpartner CJG
BJZ, JGZ, Welzijnsinstelling
CJG medewerker
Beroepskracht werkzaam bij een (kern/keten) partner van het
CJG; hij/zij is VOD en POD niveau 3 geschoold.
Jeugdige
Persoon tot 23 jaar die in een gemeente in ZW Drenthe woont,
of die in deze gemeente (speciaal) basisonderwijs of (speciaal)
voortgezet onderwijs volgt.
Ouder/ verzorger
De ouder/ verzorger van de jeugdige, daaronder ook te
verstaan de andere persoon die de jeugdige in zijn gezin
verzorgt en opvoedt.
Wettelijk vertegenwoordiger De ouder, verzorger of de voogd die het gezag over een
minderjarige jeugdige uitoefent.
Persoonsgegevens
Elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of
identificeerbare natuurlijke persoon.
Ondersteuning
Alle vormen van hulp, zorg, gericht het beantwoorden van alle
opvoed- en opgroeivragen en gericht op het bevorderen van
eigen kracht.
Collegiale consultatie
Overleg tussen twee of meer CJG medewerkers, met
toestemming van de ouder/ verzorger/jeugdige over de vragen
en problemen van de ouder/verzorger/jeugdige met het doel het
vaststellen en uitvoeren van een gezamenlijke aanpak.
Complexe zorgsituatie
Een situatie waarin een jeugdige of zijn gezin zich bevindt die
extra aandacht van de partners vraagt omdat:
- Het huidige aanbod niet voldoende is
− er problemen en signalen zijn vanuit verschillende leefgebieden, of
− er meer dan twee partners bij de jeugdige of het gezin zijn betrokken, of
− er geen gezamenlijke aanpak tot stand komt, of wel tot stand komt maar niet of in
onvoldoende mate wordt uitgevoerd
45
− als verwijzing naar de 2 de lijn overwogen wordt;
Aanmelding MDO
De CJG medewerker meldt een
ouder/verzorger/jeugdige bij de voorzitter van het MDO,
via de afgesproken route, voor bespreking in het MDO.
De ouder/verzorger/jeugdige is vooraf op de hoogte
gesteld.
Multidisciplinair overleg (MDO)
Overleg van deskundigen.
46
Bijlage 2
Centrum Seksueel Geweld
Wat is het Centrum Seksueel Geweld
Het Centrum Seksueel Geweld (CSG)is een overkoepelend centrum waar medische,
forensische en psychosociale disciplines zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 1 week na de
verkrachting, integraal hulp bieden op één locatie. Het centrum biedt een 24-uurs
bereikbaarheid op één centraal telefoonnummer.
Voor wie is het CSG
Het CSG is voor alle slachtoffers van acuut (binnen één week na de verkrachting) seksueel
geweld (SG). In dit centrum werken politie, forensisch rechercheur, forensische artsen,
artsen en verpleegkundigen (en andere medische disciplines) met elkaar samen20.
Doelstelling
De doelstelling van het CSG is:
ï‚· het bieden van geïntegreerde medische en psychologische zorg aan slachtoffers van
recent seksueel geweld op één locatie. Hieronder valt primair het voorkomen danwel
behandelen van lichamelijke en psychische gevolgen van seksueel geweld.
ï‚· het onder optimale voorwaarden kunnen uitvoeren van kwalitatief verantwoord
forensisch onderzoek ten behoeve van waarheidsvinding.
ï‚· het doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp als blijkt dat de geboden hulp niet
toereikend is.
Waarom een CSG
a. De huidige zorg aan slachtoffers van acuut SG is gefragmenteerd21. Met name in de acute
fase na een verkrachting of aanranding, waarin het risico op het ontwikkelen van langdurige
posttraumatische klachten groot is, krijgen slachtoffers te maken met veel, soms
onduidelijke, procedures en protocollen, en een veelheid aan instanties (politie, forensisch
arts, GGD, slachtofferhulp). Daarnaast wordt geen psychologische hulp verleend en
verdwijnen slachtoffers na behandeling in het ziekenhuis weer uit beeld.
b. Vergeleken met andere traumatische ervaringen, is de prevalentie van een Post
Traumatische Stress Stoornis (PTSS) na seksueel geweld relatief hoog22.
Landelijke ontwikkelingen
De afgelopen jaren hebben partijen in het veld in diverse regio’s de handen ineen geslagen
om te komen tot een betere aanpak van slachtoffers van seksueel geweld. Dit is tot uiting
gekomen in het CSG Utrecht (initiatiefnemer), het CSFG Nijmegen het CSG Limburg. Ook in
andere regio’s wordt gewerkt aan een of andere vorm van ondersteuning van slachtoffers
van seksueel geweld in de acute fase om te komen tot een landelijk dekkend netwerk van
CSG’s. Hierbij vindt afstemming en kwaliteitsontwikkeling tussen de bestaande en te
ontwikkelen CSG’s plaats, waarbij CSG de initiërende en coördinerende rol vervult.
20
Amerikaanse studies beschrijven dat een multidisciplinaire aanpak zoals wordt toegepast door verpleegkundigen in een ‘Rape Center’ de
kans op het ontstaan van psychische problemen en medische problemen verkleint, en de kans op het vinden en berechten van de dader
verhoogt (Campbell, 2008; 2012). In Zweden, Noorwegen, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk bestaan sinds de jaren ’90 al
zogenaamde Rape Centers, gesubsidieerd door de overheid, waar slachtoffers van een recente verkrachting kunnen vertrouwen op
deskundige, multidisciplinaire zorg onder één dak (Bramsen, Elklit, & Nielsen, 2009). Het voordeel van deze structuur is dat het slachtoffer
een integraal zorgsysteem aangeboden krijgt op één locatie waarbij zij/hij snel en adequaat wordt geholpen en minder vaak het verhaal
hoeft te vertellen.
21
Er is binnen het Landelijk Psychotraumacentrum UMC Utrecht onderzoek gedaan over de periode 2005-2011 onder 323 adolescente
slachtoffers van een eenmalige (poging tot) verkrachting en hun ouders. Daaruit is gebleken dat slachtoffers tegen een gefragmenteerd
zorgsysteem aanlopen, gemiddeld pas één jaar na de gebeurtenis hulp zoeken en opzien tegen moeilijke vragen van professionals. Uit
eerder onderzoek (Höing et al., 2003) komt ook naar voren dat slachtoffers in Nederland vaak niet weten waar ze hulp moeten zoeken; een
centraal loket ontbreekt, waardoor zij hun verhaal steeds opnieuw moeten vertellen aan verschillende hulpinstanties.
22 Ongeveer een kwart tot de helft ontwikkelt PTSS op enig moment na het meemaken van seksueel geweld (Zinzow et al., 2011). Ongeveer
de helft van de slachtoffers van een verkrachting maakt revictimisatie mee, hetgeen het risico op het ontwikkelen van PTSS verder
verhoogt (Walsh et al., 2012). Onderzoek toont tevens aan dat tot de helft van de slachtoffers van een verkrachting lichamelijk letsel heeft
na seksueel geweld (Linden, 2011).
47
In 2013 heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) en ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) door Regioplan en het Verwey-Jonker Instituut de
meerwaarde van het CSG laten onderzoeken. Uit dit onderzoek blijkt dat de meerwaarde
met name te vinden is in de eerste opvang van het slachtoffer en in de nazorg. Beide
ministeries beraden zich nog over de te nemen vervolgstappen.
Daarnaast loopt nog een pilot naar de inzet van Slachtofferhulp Nederland (SHN) voor
praktische en juridische ondersteuning. Afhankelijk van de resultaten wordt SHN ook ingezet
bij het CSG.
Werkwijze CSG
Nadat de melding binnen is gekomen bij (Politie, Spoedeisende hulp of andere organisatie
die de meldingen aanneemt) wordt een slachtoffer direct na het seksueel geweld
opgevangen door een daartoe opgeleide regieverpleegkundige in een ruimte op de
Spoedeisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis. Daar vindt het medisch (en in geval van
aangifte ook forensisch) onderzoek plaats. In de acute fase ligt de regie over de zorg in
handen van de daartoe opgeleide regieverpleegkundige. Zij blijft gedurende het (forensisch
en medisch onderzoek bij het slachtoffer, vangt direct betrokkenen op, geeft uitleg over de
procedure, regelt indien nodig een specialist (bij letsel, ruptuur, besmetting,
overtijdbehandeling), regelt zaken rondom zwangerschap- en SOA-onderzoek, en stuurt de
contactgegevens van het slachtoffer naar de casemanager. De casemanager is het
aanspreekpunt en verantwoordelijk voor de nazorg. Door zorgcoördinatie en screening op
PTSS wordt voorkomen dat in de zorgverlening gaten ontstaan. De werkdag na het SEHbezoek neemt de casemanager telefonisch contact met het slachtoffer (en ouders/partner).
Dit contact bestaat vooral uit psycho-educatie over (het omgaan met) stressreacties,
screenen op PTSS, het mobiliseren van sociale steun en het aansluiten bij de hulpvraag (het
zogenaamde watch-full waiting). Indien nodig wordt doorverwezen naar gespecialiseerde
hulp.
2. Het CSG Groningen/Drenthe
In het CSG Groningen en Drenthe werken het UMCG, Scheper ziekenhuis Emmen (SZE),
Politie regio Noord Nederland, GGD Groningen, GGD Drenthe, het AMHK / Veilig Thuis
Groningen (AMHK / Veilig Thuis Drenthe wordt op in gezet) en het Wilhelmina ziekenhuis
Assen (WZA) met elkaar samen.
ï‚· 24/7 bereikbaarheid
Het AMHK / Veilig Thuis Groningen (en AMHK / Veilig Thuis Drenthe, afhankelijk de
uitkomsten van het bestuurlijke traject GGD Drenthe) verzorgt de 24/7 bereikbaarheid. Via
een landelijk nummer (website CSG) en/of regionaal nummer wordt het slachtoffer naar
AMHK / Veilig Thuis van Groningen (of Drenthe) doorverbonden. Bij dit meldpunt wordt een
eerste screening gedaan. Als sprake is van seksueel geweld korter dan zeven dagen
geleden wordt het slachtoffer verwezen naar de SEH van het UMCG en SZE. Daarnaast
worden adviezen gegeven om de sporen veilig te stellen. Als het seksueel geweld langer dan
zeven dagen geleden is wordt verwezen naar de reguliere hulpverlening.
ï‚· Medische zorg
De SEH van het UMCG en het SZE verlenen de medische zorg. Indien acuut wordt deze
direct verleend, indien niet acuut wordt eerst afgewacht of het slachtoffer aangifte wil doen of
niet. Waarna de medische zorg wordt verleend (afhankelijk van het geslacht en leeftijd van
het slachtoffer wordt een specialist (kinderarts, uroloog, gynaecoloog) opgeroepen.
ï‚· Forensische zorg
De zedenrechercheur van de Politie komt bij het SEH en vraagt of het slachtoffer aangifte wil
doen. Indien dit het geval is of als het slachtoffer het nog niet zeker weet wordt de forensisch
rechercheur (Politie) en de forensisch arts (GGD Groningen/ GGD Drenthe) ingeschakeld.
Na het afnemen van het forensisch onderzoek (zedenkit) kan de medische zorg verder
verleend worden.
ï‚· Psycho-sociale zorg (Watchfull Waiting)
48
De maatschappelijk werker van de poli seksuologie WZA is verantwoordelijk voor de nazorg.
Door zorgcoördinatie en screening op PTSS wordt voorkomen dat in de zorgverlening gaten
ontstaan.
Een werkdag na het SEH-bezoek wordt telefonisch contact met het slachtoffer (en
ouders/partner) opgenomen. Dit contact bestaat vooral uit psycho-educatie over (het
omgaan met) stressreacties, screenen op PTSS, het mobiliseren van sociale steun en het
aansluiten bij de hulpvraag . In de vier weken na het trauma wordt drie maal telefonisch
contact gelegd met het slachtoffer. Als na 4 weken blijkt dat meer zorg nodig is kan worden
verwezen naar gespecialiseerde hulp voor traumabehandeling.
ï‚· Doorverwijzing naar gespecialiseerde hulp
Als bij aanmelding blijkt dat het seksueel misbruik langer dan 7 dagen geleden is of als blijkt
dat na de 4 weken Watch-full Waiting meer zorg nodig is, kan worden verwezen naar
gespecialiseerde hulp . De ketenpartners in de eerste en tweede lijn zullen op de hoogte
moeten zijn van het bestaan van het CSG. Daarnaast zullen het AMHK / Veilig Thuis en de
maatschappelijk werker moeten beschikken over een sociale kaart met de hulpverlenende
instanties voor trauma behandeling zodat ze direct kunnen doorverwijzen.
ï‚· Coördinatie
Sense Noord-Nederland verzorgt de coördinatie van deze samenwerking. Zij woont de
landelijk overleggen m.b.t. CSG bij, onderhoudt de contacten met de betrokken organisaties,
organiseert bijscholingen, coördineert financiële en andere praktische zaken en bereidt en zit
de stuurgroep voor.
3. Financiering
ï‚· Uitrol landelijk dekkend netwerk:
De Vriendenloterij heeft aan het Fonds Slachtofferhulp eenmalig een bedrag toegekend voor
de uitrol van het landelijke netwerk van Centra voor Seksueel Geweld.
ï‚· Zorg aan de slachtoffers van seksueel geweld
De financiering van de zorg aan slachtoffers van seksueel geweld (en hun omgeving) is
ingewikkeld en nog niet goed geregeld. Hier moet ook vooral landelijke inspanningen op
plaatsvinden. Volgens de SEH van UMCG en SZE is de medische zorg gefinancierd volgens
het DBC-systeem. Als het slachtoffer anoniem geholpen wil worden is er wel een probleem.
De forensisch onderzoek wordt gefinancierd door de politie. Hierover zijn de drie provincies
nog in onderling met de forensische artsen van de GGD Drenthe, Fryslân en Groningen.
Maar dit is een interne kwestie. Voor de regionale telefonische meldfunctie en het Watch-full
Waiting en de algehele coördinatie van het CSG moet nog financiën worden gevonden. Als
de regionale telefonische meldfunctie wordt ondergebracht bij het AMHK / Veilig Thuis
Drenthe en AMHK / Veilig Thuis Groningen zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de
financiering.
4. Inbedding
ï‚· Bestuurlijk
De ontwikkeling van de CSG’s heeft zich tot nu toe voor een groot deel buiten het beeld van
beleidsmakers afgespeeld niet en gemeenten zijn nauwelijks betrokken geweest bij de
initiatieven die rondom de CSG’s zijn ontstaan terwijl de CSG-functies wel bestuurlijk moeten
worden ingebed.
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor zorg en veiligheid, waaronder zorg voor
slachtoffers van seksueel geweld. De aanpak van seksueel geweld, waaronder de bundeling
van CSG-functies, dient daarom ook onderdeel te zijn van een gemeentelijk beleid. Dit zou
kunnen binnen de vorming van de Regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en er
kan worden aangehaakt bij de AMHK / Veilig Thuis. Hierover loopt nog een bestuurlijk traject
bij GGD Drenthe.
ï‚· Stuurgroep
49
Het op- en inrichten van het CSG Groningen/Drenthe wordt door de stuurgroep CSG
aangestuurd. In deze stuurgroep zijn vertegenwoordigd Sense Noord-Nederland (directeur
GGD Groningen), UMCG (hoofd SEH), SZE (hoofd SEH), Politie (Clusterchef Zeden) en
Politie (Technische recherche), directeur het Kopland en hoofd van de poli seksuologie
WZA.
5. Afstemming met andere CSG’s
ï‚· Regionaal
Afstemming met het CSG Fryslân. Voor eventuele doorverwijzing van slachtoffers en
gezamenlijke deskundigheidsbevordering is dit van belang. Daarnaast vormt de Politie in
Noordelijk verband een organisatorische eenheid , werken de forensische artsen van de drie
noordelijke GGD’en nauw samenwerken en opereert Sense Noord-Nederland ook in de drie
noordelijke provincies .
Er is een informeel contact met het CSG Twente. In de loop van de tijd wordt bekeken in
hoeverre hier een samenwerking noodzakelijk is.
ï‚· Landelijk
Er wordt in landelijk verband, met de twaalf CSG, zo uniform mogelijk gewerkt. Dit houdt in
dat dezelfde protocollen worden gebruikt zoveel mogelijk, er een registratiesysteem wordt
gehanteerd waarin gegevens va de slachtoffers worden geregistreerd. Deze gegevens
worden gebruikt voor evaluatie en bijsturing van de uitvoering van het CSG-systeem en om
managementdata te genereren en verantwoording af te leggen. Tenslotte is het mogelijk om
wetenschappelijk onderzoek gezamenlijk op te zetten en voor de landelijke overheid en
instellingen als Fonds Slachtofferhulp, Zorgverzekeraars, RutgersWPF, een transparante en
serieuze gesprekspartner te zijn.
__________________________________________________________________________
_________________
Geraadpleegde bronnen
1- Subsidie aanvraag landelijk netwerk Centra Seksueel Geweld, 28 november 2012
2- Eindrapport Meerwaarde integrale opvang en hulpverlening aan slachtoffers van seksueel
geweld, Regioplan, 8 januari 2014
3- Brief aan het ministerie van Veiligheid en Justitie, UMC Utrecht, 19 februari2014
50
Bijlage 3
Uitwerking vragenlijst lokale sociale teams
In de enquête is onderscheid gemaakt in de situatie nu (mei 2014), de situatie op 1 januari
2015 en de ideale situatie over 5 jaar. Het blijkt dat een termijn van 5 jaar te lang is om
uitspraken over te doen en in deze uitwerking is deze termijn dan ook weggelaten. Als er al
antwoord op kwam lag dat vaak in lijn met hoe de situatie er op 1 januari 2015 uit zal zien. Er
zit ook niet veel licht tussen hoe de situatie nu is en hoe dat per 1 januari 2015 zal zijn.
Blijkbaar hebben de meeste gemeenten de ontwikkeling van de lokale teams aardig op de rit.
1.
Wat is de lokale situatie in uw gemeente nu ten aanzien van lokale-, sociale-, wijken/of buurtteams
Er worden in de verschillende gemeenten zeer veel uiteenlopende namen gebruikt (o.a
sociaal team, wijkteam, buurtteam, dorpenteam, jeugdteam, kernteam) en ook zit er veel
verschil tussen de gemeenten onderling in het aantal teams. Dit hangt niet altijd samen met
de grootte van de gemeente. In Coevorden is nu bijvoorbeeld 1 team terwijl er in Midden
Drenthe 9 teams zijn. De verwachting is dat per 1 januari 2015 er in de meeste gemeente
niet veel zal veranderen in het aantal teams behalve in Coevorden. Daar is de verwachting
dat er dan 8 teams zijn.
Welke organisaties er in het team zitting hebben verschilt per netwerk. De meeste teams
hebben wel een ‘kern’ van maatschappelijk werk, Welzijn, MEE en CJG. In een aantal teams
(met wellicht ook andere thematiek) zitten vaak ook politie, corporatie en gemeente in het
team. Een aantal teams bestaan uit generalisten maar in de meeste gevallen zitten in de
teams generalisten en specialisten.
De teams richten zich bijna allemaal op alle leeftijden (er zijn teams die zich op jeugd
richten), maar de problematiek waar de teams zich op richten verschilt enorm. Soms gaat het
met name om multi-problematiek, soms om leefbaarheid, alle leefdomeinen, meervoudige
en/of complexe problematiek maar er is ook een team dat zich met name richt op de fysieke
leefomgeving en de samenhang in de wijk.
2.
Welke ontwikkelingen op het terrein van huiselijk geweld en kindermishandeling
spelen er in uw gemeente?
Huiselijk geweld en kindermishandeling wordt in nagenoeg alle gemeenten genoemd in het
veiligheidsbeleid en in de meeste gemeenten worden specifieke programma’s aangeboden
voor kinderen, slachtoffers of plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling via het
maatschappelijk werk. De meeste gemeente ondernemen preventieve activiteiten op het
gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling (scholing professionals in signs of safety
en trainingen op gebied van signaleren, handelen en communiceren). Vooral de transities
worden genoemd als belangrijke ontwikkeling in de gemeente, maar ook het alcoholbeleid,
schuldenproblematiek en zorgcoördinatie.
3.
Hoe ziet uw gemeente de verhouding en aansluiting tussen de lokale situatie en
regionaal en bovenregionaal?
In dit gedeelte van de vragenlijst komt naar voren dat er nogal wat (nuance)verschillen
blijken te zijn tussen de gemeenten. Wel is er een grote gemene deler in te ontdekken. De
meeste gemeenten vinden bijvoorbeeld niet dat alle situaties van huiselijk geweld en
kindermishandeling in het lokale team behandeld moeten worden. Wel moet er altijd
51
afgestemd worden. Toestemming van betrokkenen is niet altijd nodig als zijn/haar situatie
besproken wordt in het team. Wel moet er aan betrokkene worden meegedeeld dat de
situatie wordt of is besproken. Het gevaar criterium is belangrijk voor of er al dan niet
toestemming moet zijn. In het lokaal team hoeven van de meeste gemeenten niet standaard
mensen van (boven)regionaal werkende instellingen zitting te hebben. Wel moeten ze op
afroep beschikbaar zijn of in elk geval moet er een vast aanspreekpunt zijn.
Wat betreft de casusregie is er geen overeenstemming; een derde vind dat deze altijd moet
liggen bij iemand van het lokale team, een derde vindt van niet en een derde vindt dat het
wel bij het lokale team zou moeten liggen, tenzij…
De meeste teams zijn een poortwachter naar de 2e lijnshulpverlening of zouden dat per
januari 2015 moeten zijn. Een aantal teams zijn met name gericht op preventie, een aantal
niet en van een aantal is het niet heel duidelijk. Wat wel helder wordt is dat er aangaande de
digitale uitwisseling van de procesinformatie nog het een en ander geregeld moet worden.
52
Bijlage 4
Regiobeschrijving en typering
Regiobeschrijving en typering
Drenthe is een provincie met een sterk landelijk karakter, gelegen aan de noordoostkant van
Nederland, grenzend aan Groningen, Friesland en Overijssel en de Duitse deelstaat
Nedersaksen. De hoofdstad is Assen en de gemeente met de meeste inwoners is Emmen.
Drenthe heeft circa 490.000 inwoners en heeft een oppervlakte van 2.680,37 vierkante
kilometer. Een kleine veertig vierkante kilometer hiervan bestaat uit water. Drenthe is de
dunst bevolkte provincie van Nederland met een bevolkingsdichtheid van 185 inwoners per
vierkante kilometer. De helft van de bevolking woont in stedelijke kernen. Echt grote steden
zijn er niet (grootste steden Assen en Emmen hebben rond de 60.000 inwoners, Hoogeveen
circa 40.000, Meppel een kleine 30.000, Roden en Coevorden 15.000). Het wegennetwerk
is, in vergelijking met de rest van Nederland, beperkt en de reisafstanden en reistijden zijn
aanmerkelijk.
Demografie en Sociaal economisch
In Drenthe is een redelijk stabiele tot dalende bevolkingsomvang met een gering aandeel
allochtonen. Er wonen relatief veel ouderen en er is sprake van zogeheten meervoudige
vergrijzing.; mensen leven langer, er zijn minder geboorten, jongeren trekken weg en er is
sprake van instroom van ouderen.
Drenthe geldt als een zwakkere economische regio. In bepaalde delen is sprake van een
hoge werkeloosheid, er is een afname van de beroepsbevolking en de inkomens liggen
gemiddeld lager dan in de rest van Nederland. Al met al is er sprake van een lagere sociaaleconomische status.
Zorgaanbod en zorgvraag
Er zijn in Drenthe 4 streekziekenhuizen waarbij Emmen een regionale centrumfunctie heeft.
Het zorgaanbod van de ziekenhuizen staat de laatste tijd steeds meer onder druk door
normen van wetenschappelijke verenigingen. In een deel van de regio si een tekort aan
huisartsen en niet overal loopt de samenwerking tussen huisartsen even goed. Er zijn veel
solopraktijken met daarnaast een grote patiëntenpopulatie en de opvalging is regelmatig een
probleem. Er zijn in Drenthe relatief veel verzorgingshuisplaatsen.
De zorgvraag is in Drenthe relatief hoog. Er is sprake van veel chronische aandoeningen,
oncologie en ouderenzorg. Er wordt een sterke groei verwacht die samenhangt met de
vergrijzing. Over het algemeen blijven mensen trouw aan hun eigen ziekenhuis.
Om een regio beter te leren kennen en enigszins te kunnen doorgronden is
het goed om op de hoogte te zijn van haar oorsprong.
Vanaf de Middeleeuwen bestond Drenthe uit zes dingspelen, met daaronder
kerspelen. In de Franse tijd werden de dingspelen afgelast en werden de
kerspelen omgevormd tot uiteindelijk 35 burgerlijke gemeenten. Deze indeling
bleef grotendeels ongewijzigd tot de grootschalige herindeling van 1998.
Sinds 1 januari van dat jaar zijn er nog twaalf gemeenten over: Aa en Hunze,
Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Meppel,
Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo en Westerveld.
53
Het zand en het veen
Het centrale, iets hoger gelegen deel van de provincie wordt gevormd door
zandgronden. Dit wordt wel het ‘oude Drenthe’ genoemd. Hier vindt men van
oudsher het esdorpenlandschap, gekarakteriseerd door brinkdorpen, essen,
heidevelden en groenlanden in de beekdalen.
De lager gelegen delen langs de grenzen van de provincie vormen de
veengronden, die vanaf de Middeleeuwen tot halverwege de 20e eeuw
geleidelijk zijn ontgonnen voor de turfwinning. De grote veenmoerassen
werden door kanalen en wijken ontwaterd en het veen werd afgegraven door
de turf weg te steken. Na droging werd het naar elders vervoerd om als
brandstof te dienen. Op de dalgronden die hierdoor ontstonden vestigden zich
vervolgens boeren die vaak van buiten de provincie kwamen. Het landschap in
de veengebieden wordt gekenmerkt door rechte lijnen met veel sloten, wijken
en kanalen. Er is veel lintbebouwing.
Taal
In de loop van de tijd is de bevolking minder Drents gaan praten, toch spreekt
nog een deel van de inwoners in de dagelijkse omgang Drenst, dat als dialect
van het Nedersaksisch officieel is erkend als regionale taal. Ieder dorp heeft
een eigen variatie dat in meer of mindere mate afwijkt van de buurdorpen.
Grofweg loopt er een scheidslijn tussen het noorden en het zuiden van de
provincie. De noordelijke dialecten zijn verwant aan het Gronings, de zuidelijke
dialecten vertonen grote mate van overeenkomst met die van Salland. Ook is
er een verschil tussen de dialecten van het ‘zand’ en van het ‘veen’ .
religie
Ongeveer een op de drie Drenten is aangesloten bij een kerk. Ongeveer 25%
van de Drentse bevolking is protestant en iets minder dan 8% is katholiek.
Lange tijd was de provincie in religies opzicht erg homogeen. Eind 16e eeuw
ging de hele provincie bij de Reformatie over op het Calvinisme en pas vanaf
de negentiende eeuw komen er weer katholieken in Drenthe. In de
veenkoloniën in het zuidoosten van Drenthe en in de kolonies van de
Maatschappij van weldadigheid in het zuid- en noordwesten. In de loop van de
19e eeuw vestigen zich in de veengebieden veel gereformeerden uit
Groningen en Friesland.
54
Gemeente
Inwoners[1] Landoppervlakte(km²)
Grootste
plaatsen
Aa en
Hunze
25.432
Assen
67.153
81,94 Assen, Loon
25.598
Nieuw-Buinen,
Borger,
275,27 Valthermond,
Tweede
Exloërmond
35.764
Dalen,
296,54 Schoonoord,
Sleen
BorgerOdoorn
Coevorden
Emmen
108.132
Hoogeveen
54.695
Meppel
32.894
276,35
Annen, Gieten,
Rolde
Emmen, EmmerCompascuum,
336,40 Erica,
Klazienaveen,
Zwartemeer
127,67
Hollandscheveld,
Elim
55,69 Nijeveen
MiddenDrenthe
33.397
Beilen,
Westerbork,
341,01
Hoogersmilde,
Smilde
Noordenveld
31.102
200,99
Tynaarlo
32.525
Eelde,
143,50 Paterswolde,
Zuidlaren
55
Norg, Peize,
Roden
Locatie
Gemeente
Westerveld
De Wolden
Inwoners[1] Landoppervlakte(km²)
Grootste
plaatsen
19.028
Diever,
278,81 Dwingeloo,
Havelte
23.648
Zuidwolde,
Ruinen,
224,77
Ruinerwold, de
Wijk
56
Locatie
Bijlage 5
Betrokkenen bij totstandkoming visie
Er is met veel mensen gesproken tijdens de totstandkoming van deze visie. Zeer veel dank
gaat uit naar de alle mensen die op welke manier dan ook een bijdrage hebben geleverd.
Het gaat om ambtenaren, professionals, bestuurders. Speciale dank gaat uit naar de
betrokken burgers die ons hebben laten leren van hun ervaringen.
Met alle 12 gemeenten zijn gesprekken gehouden met betrokken ambtenaren. De
gesprekken vonden plaats op de gemeentehuizen in wisselende samenstellingen. Omdat
vanuit gemeenten ambtenaren betrokken zijn vanuit Openbare orde en Veiligheid, Zorg,
Welzijn, Jeugd, Gezondheid, WMO, Transities is er voor gekozen de gemeenten vrij te laten
wie het gesprek inging. De verantwoordelijkheid voor terugkoppeling van het gesprek en
daarmee het creëren van draagvlak voor de regiovisie is bij de gesprekspartner vanuit de
gemeente gelegd.
Naast de kennismakingsgesprekken is er met ambtenaren contact gehouden middels een
vragenlijst over lokale sociale teams en ter bespreking van de uitkomsten van deze
vragenlijst is er 20 mei 2014 een bijeenkomst georganiseerd waar het overgrote deel van de
gemeenten aanwezig was. Natuurlijk is er daarnaast op zeer regelmatige basis contact
geweest via de werkgroep waarin vanuit alle drie de subregio’s ambtenaren zitting hebben.
Vanuit een overleg tussen de drie schrijvers van de regiovisie voor Drenthe, Groningen en
Friesland is 23 april 2014 in Assen een (goed bezochte) bijeenkomst georganiseerd met als
thema de afstemming tussen strafrecht en zorg bij huiselijk geweld en kindermishandeling. In
juni zal er in werkgroepen verder gewerkt worden aan een optimalisering van deze
afstemming.
Er is in Groningen overleg geweest met cliënt/patiëntenverenigingen en platforms binnen de
3 noordelijke provincies. Daarnaast hebben in Drenthe uitvoerend hulpverleners interviews
gehouden met betrokken burgers. Op 23 maart is een expertmeeting geweest waar de
experts (de hulpverleners die interviews hebben afgenomen) de antwoorden van
betrokkenen hebben toegelicht, aangevuld, kortom verrijkt. Op deze manier is er belangrijke
input geweest zowel vanuit burgers als van professionals. Vanuit de gedachte dat we niet
alleen over maar ook mét betrokkenen praten is dit van onschatbare waarde.
In het kader van de ontwikkeling van het AMHK / Veilig Thuis zijn bijeenkomsten gehouden
waar voor de regiovisie belangrijke aandachtspunten zijn aangegeven. Deze zijn
meegenomen in de visie.
Daarnaast is er regelmatig overleg geweest met de ontwikkelaars van de regiovisie in
Friesland en Groningen en is op deze manier kennis gedeeld. Ook de (pre)adviezen van
verschillende gemeentelijke (wmo-, participatie-, client-) adviesraden vormen een belangrijke
bijdrage aan deze visie. Tenslotte zijn op verschillende manieren door ketenpartners en
deskundigen belangrijke handreikingen meegegeven voor deze visie.
57
Bijlage 6
(Pre)adviezen van adviesraden
Aan gemeenten is gevraagd een conceptversie van de Regiovisie voor te leggen aan de
adviesraden in hun gemeente. Dit om naast reacties van ketenpartners en vanuit de
ambtelijke en bestuurlijke ook advies te krijgen van de verschillende cliënt- en
participatieraden en platforms. Vanuit 4 verschillende gemeenten is er door deze raden
gereageerd en in deze bijlage zijn hun adviezen nagenoeg integraal opgenomen met
daarnaast duidelijk zichtbaar wat er met de adviezen gedaan is in deze regiovisie. De
paginanummers zijn van toepassing op de conceptversie van 21 juni 2014.
WMO-raad Emmen
Blz. 7 Visie en doel van visie, de titel van de
notitie lijkt ons de visie n.l. veilig thuis in
Drenthe.
Het doel lijkt ons dan te zijn veilig voor
iedereen, inwoner en bezoeker.
De overige aanvullingen daarin genoemd
lijken ons meer de middelen (missie) om de
visie tot ontwikkeling te brengen, daarin
missen wij als instrumenten de preventie in
de zin van het bestrijden van vooroordelen
en anti stigmatisering maatregelen.
Graag vernemen wij van u hoe wij dit
moeten lezen?
Blz.8 tweede alinea Bij huiselijk geweld ….
Vragen wij ons af of deze opsomming
limitatief is? Wij missen in deze opsomming
n.l. sociale uitsluiting, sociaal geweld (buurt
tegen bepaalde bewoner).
Blz. 11 4.2. tweede stip aan welke
minimale scholingseisen moeten de
genoemde professionals voldoen en hoe
verhoud zich dat tot de genoemde experts
(stip 5)?
Blz.12 tweede alinea, zijn er al ervaringen
opgedaan met een risico-inventarisatie op
de genoemde niveaus en heeft dit al geleid
tot passende beïnvloeding. Wij zijn hier erg
De visie van de 12 gemeenten is dat
gemeenten willen samenwerken aan het
voorkomen, zo vroeg mogelijk signaleren en
duurzaam stoppen van huiselijk geweld en
kindermishandeling (oftewel veilig thuis
kunnen zijn in Drenthe).
De visie richt zich op alle inwoners van de
provincie Drenthe.
Preventie is een belangrijk instrument in
deze visie (zie uitgangspunt nummer 2) om
huiselijk geweld en kindermishandeling te
voorkomen.
In de definitie van huiselijk geweld wordt
soms ook loverboyproblematiek,
mensenhandel en huwelijksdwang en
achterlating meegenomen. Er is bij huiselijk
geweld en kindermishandeling altijd sprake
van een afhankelijkheidsrelatie. Sociale
uitsluiting en sociaal geweld vallen (in deze
visie) niet onder huiselijk geweld.
Begin augustus is door de VNG een
handreiking deskundigheid huiselijk geweld
en kindermishandeling uitgegeven. In deze
handreiking staan taken die onderdeel
uitmaken van een sluitende aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling.
Deze taken worden gekoppeld aan doelen,
en de noodzakelijke kennis, houding en
vaardigheden (en competenties). De
handreiking biedt gemeenten ondersteuning
bij het maken van keuzes over waar welke
taken belegd worden in relatie tot de
noodzakelijke competenties. Dit geeft input
voor een programma van
deskundigheidsbevordering van het lokale
sociale domein en het AMHK / Veilig Thuis
(als experts).
In Drenthe werken meerdere gemeenten
aan een risico-inventarisatie op meerdere
terreinen (multiproblem). In Emmen
bijvoorbeeld is Inzet in Zicht een instrument
58
benieuwd na en willen graag weten welke rol
daarin de buurt kan/moet spelen?
Blz.13 Hoe is de classificatienorm
omschreven? (wat is licht en wat is zwaar?)
Blz. 14 4.6 zijn alle beoogde wijkteams wel
toegerust om met de genoemde
methodieken te werken, en is hier voldoende
continuïteit in te leveren op wijkniveau?
Blz.15 4.8 privacy mag nooit een argument
zijn… welke waarborgen voor de burger zijn
er dan wel in het kader van de privacy (
zowel dader als slachtoffer)?
Blz. 15/16 5 we missen de hulp/opvang
voor de dader(s) zij kunnen soms ook het
slachtoffer zijn van de omstandigheden.
Daarnaast is ons niet duidelijk hoe de
burgers bekent zijn of worden gemaakt en
eventueel ingezet kunnen worden als
ervaringsdeskundigen.
Blz. 18 B1 tweede stip in kader, hoever is de
gemeente Emmen met deze
beleidsontwikkeling (lokaal organiseren?)
Blz. 21 B.3 met name hier missen wij de
om inzicht te krijgen op problematiek op
buurtniveau waarop een gemeente gericht
kan inspelen.
In deze visie wordt gepleit om te komen tot
een specifiek plan (per gemeente) gericht op
de preventie van huiselijk geweld en
kindermishandeling. Buurten zouden hier
idealiter een belangrijke rol in moeten/
kunnen spelen, zowel in aanleveren van
gegevens als in uitvoering van een
preventieplan.
In de begrippenlijst zijn opgenomen code
rood (zeer ernstig en acuut risico), code
oranje (ernstig risico) en code groen (zeer
laag risico).
Op dit moment zijn nog niet alle lokale
sociale (wijk)teams voldoende
gekwalificeerd. De handreiking van de VNG
over deskundigheid kan input leveren voor
een gerichte scholing.
Voor organisaties en instellingen gelden in
Nederland strenge privacy regels voor alle
burgers (dus ook ten aanzien van plegers en
slachtoffer van huiselijk geweld en
kindermishandeling). We stellen in deze nota
dat bij informatie-uitwisseling goed
nagedacht moet zijn over een belangrijk doel
voor de uitwisseling, subsidiariteit,
proportionaliteit en doelmatigheid maar dat
men zich bij een onveilige situatie niet mag
verschuilen achter privacy regels.
Bij de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling gaan we uit van één
huishouden, één plan, één contactpersoon.
Dit houdt ook in dat gewerkt wordt met een
systeemaanpak, de hulp aan zowel pleger(s)
als slachtoffer(s) maakt onderdeel uit van
het plan. Veel plegers zijn ook slachtoffer.
De inzet van ervaringsdeskundigen kan
worden gedaan bij planvorming, preventie,
hulpverlening en nazorg en kan worden
opgepakt door gemeenten en organisaties.
Hiervoor zijn landelijk voorbeelden.
Drentse gemeenten zijn allen bezig (in het
kader van decentralisaties) de bestaande
infrastructuur van voorzieningen aan te
passen en te ontwikkelen waarbinnen een
geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling moet worden
gepositioneerd. Hoe ver afzonderlijke
gemeenten zijn met deze
beleidsontwikkeling kan niet worden
opgenomen in deze visienota..
De aanpak van ouderenmishandeling is een
59
signalering wanneer huiselijk geweld wordt
veroorzaakt door bijvoorbeeld een
professionele hulpverlener uit een bijv.
wijkteam.
Blz. 22 B.4 Is de handreiking (eind juni VNG)
al binnen en is deze te implementeren
binnen dit beleid? Is daar voldoende tijd
voor?
Blz. 23 B.5 De afstemming van AMHKprocessen binnen ICT en de wens dat dit
één-op-één aansluit is mooi, is er een
scenario wanneer dit niet het geval blijkt te
zijn?
Blz. 25 Kindcheck; wij vragen ons af welke
actieve rol (regie) de gemeente hierin voert
of wil gaan voeren?
Blz. 26-27 Lukt het om voor genoemde
datum het Veiligheidshuis in Drenthe te
hebben ingericht en beproeft?
Blz. 27-28 B.9 Is de bedoelde samenwerking
al gestart en zijn de doelen hiervan beproefd
en vastgelegd?
Blz 30 Is het “centrum”al ingericht en wordt
dit ook gecommuniceerd met burgers?
Blz. 31 CORV; functioneert dit systeem al ?
en is duidelijk welke certificatie en
mandateringseisen hieraan worden gesteld?
( PS CORV ontbrak aan afkortingenlijst)
zeer essentieel onderdeel van de aanpak
huiselijk geweld en kindermishandeling. De
aanpak van geweld dat gepleegd wordt door
professionele hulp-, en/of zorgverleners
verdiend zeker aandacht maar valt buiten
het bestek van deze visie.
Begin augustus is door de VNG de
handreiking deskundigheid huiselijk geweld
en kindermishandeling uitgegeven. Dit geeft
input voor een programma van
deskundigheidsbevordering van het lokale
sociale domein en het AMHK / Veilig Thuis.
De implementatie zal naar alle
waarschijnlijkheid niet volledig gereed zijn op
1 januari 2014.
In het geval er vertraging is in de
ontwikkeling van de ICT applicatie (wat niet
in de lijn der verwachting ligt) zal er verder
gewerkt worden met de huidige systemen.
De kindcheck, een onderdeel van de
verplichte meldcode huiselijk geweld en
kindermishandeling, is een wettelijke taak.
Inspecties controleren of organisaties en
zelfstandigen deze meldcode hebben en het
gebruik en de kennis daarvan bevorderen.
Gemeenten hebben een toezichthoudende
rol op de sectoren maatschappelijke
ondersteuning en kinderopvang. Het is aan
individuele gemeenten om te bepalen hoe
(actief) zij deze rol gaan invullen.
Het Veiligheidshuis Drenthe fungeert al een
behoorlijke tijd als koppelvlak tussen de
zorg- en veiligheidsketen. In Drenthe zijn
BJZ en GGD kernpartners van het
Veiligheidshuis en wordt de samenwerking
versterkt.
De zorgaanbieders in Drenthe zullen, in
opdracht van het Algemeen Bestuurlijk
Overleg van de Dreentse pilot Jeugd, naar
alle waarschijnlijkheid in oktober 2014
aangeven op welke manier vanaf 2015
invulling wordt gegeven aan de
noodzakelijke spoedopvang voor jongeren
(ambulant en verblijf) en op welke wijze deze
aansluit bij de vraag vanuit het lokale veld.
Besluitvoering over het Centrum Seksueel
Geweld moet nog plaatsvinden. Wel wordt al
samengewerkt door betrokken organisaties.
CORV (een digitaal knooppunt dat zorgt
voor de elektronische afhandeling van het
formele berichtenverkeer tussen
justitiepartijen en het gemeentelijk domein)
is opgenomen in de begrippenlijst.
60
In de week van 25 augustus 2014 staat een
beleidsoverleg transformatie jeugdhulp
gepland waarin het onderwerp CORV
geagendeerd is.
Participatieraad en Raad voor de Cliëntenparticipatie Assen
1. Preventie
Wij hebben respect voor de professionele
opzet en inhoud van het document en
beseffen dat het niet meer dan een Visie is
waarvan de uitwerkingen nog lokaal moeten
worden ingevuld. Toch missen wij in het
document een goed zichtbare impuls voor
structurele versterking van preventie door
middel van de sociale netwerken, de inzet
van vrijwilligers, buddy’s, straatvaders,
vrijwilligersorganisaties, kerken en
moskeeën. Te denken valt aan een
lesprogramma op scholen in buurten en
dorpen waar sprake is van huiselijk geweld
wat van generatie op generatie wordt
doorgegeven. Wel worden de sociale
buurtteams nadrukkelijk genoemd, maar een
stevige impuls naar activering, versterking
en uitbreiding van de sociale netwerken,
missen wij. Daardoor is de inzet op een
vroegtijdige signalering van risicosituaties
met een focus op dorpen, wijken en families
met een verhoogd risico, onvoldoende
benoemd. Indien dat wel zo was zou de
transgenerationele problematiek, in de
Regiovisie wel genoemd, op lokaal niveau
een impuls krijgen om grondiger te worden
aangepakt. Wij willen uw aandacht vragen
voor het Project Kindspoor, dit is gericht op
structurele hulpverlening aan kinderen die
getuigen zijn of waren van huiselijk geweld
en soortgelijke initiatieven. Met betrekking
tot kinderen die in de opvang verblijven zal
de gemeente Emmen zorg dragen, zo lezen
wij op blz. 29, voor een beproefde methodiek
van begeleiding. Wij adviseren u de aard,
kwaliteit en inzet van deze begeleiding
scherp te volgen en zo nodig te verbeteren
en te versterken.
2. Communicatieplan en cultuurverandering.
Wij adviseren u in de Regiovisie te laten
opnemen dat een communicatieplan,
eventueel lokaal, maar ook voor de nieuw te
vormen AMHK, voor deze problematiek
absoluut noodzakelijk is. Dit
Wellicht is de impuls voor structurele
versterking van preventie door middel van
de sociale netwerken, inzet van vrijwilligers ,
buddy’s, straatvaders,
vrijwilligersorganisaties, kerken en
moskeeën niet expliciet genoeg genoemd in
de visie.
Dat dit binnen de regiovisie wel degelijk
belangrijk wordt geacht mag blijken uit de
uitgangspunten 2 (melden zonder drempels
en werken met planmatige preventie), 3
(veiligheid is prioriteit nummer één, 5 (we
gaan uit van de eigen kracht van
betrokkenen en onderzoeken altijd de
mogelijkheid van ondersteuning binnen het
sociale netwerk) en 7 (ingezette hulp dient
altijd zo snel en zo kort mogelijk en zo dicht
mogelijk bij de sociale omgeving geboden te
worden).
Deze uitgangspunten bieden voor
individuele gemeenten ruim
aanknopingspunten om op lokaal/
gemeentelijk niveau heel nadrukkelijk in te
spelen op preventie, vroegtijdige signalering
en ondersteuning bij de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling door
vrijwilligers en/of sociale netwerken.
Uw vraag om aandacht voor Kindspoor en
andere methodieken (ook ter voorkoming
van transgenerationele overdracht) is
terecht. In de toegevoegde
uitvoeringspunten voortkomend uit de
regiovisie is dit dan ook meegenomen. De
inzet, aard en kwaliteit van de door Kopland
geboden begeleiding zal uiteraard door de
centrumgemeente worden gevolgd maar ook
voor regiogemeenten ligt hier een taak.
Uw advies om te komen tot een (preventie/
voorlichtings/communicatie) plan waarin
informatie en handreikingen worden
gegeven aan verschillende doelgroepen, is
opgenomen als uitvoeringspunt vanuit de
regiovisie.
61
communicatieplan is ook nodig voor het
bereiken van een structurele
cultuurverandering onder de burgers. Deze
cultuurverandering zal gericht moeten zijn op
vroegtijdige signalering en hulpverlening en
als het nodig is tijdige melding door (leden
van) de sociale netwerken. Door een goede
communicatie, het verspreiden van folders,
het inrichten van interactieve websites en
voorlichtingssessies, ten behoeve van
buurten, wijken, kerken en moskeeën zal
een bewustzijnsversterking kunnen optreden
om mensen alert te maken op potentieel
onveilige situaties.
3. Sociale wijkteams/buurtteams
Wij constateren dat in heel Drenthe een heel
belangrijke rol wordt toebedeeld aan de
sociale wijkteams of buurtteams. Voor de
gemeente Assen herhalen wij, wat ook al in
eerdere adviezen is benadrukt, dat wij
vinden dat in alle wijken van Assen de
buurtteams zichtbaar en operationeel
moeten worden gemaakt. Dit is van
wezenlijk belang voor het onderling kennen
en gekend worden en voor de opbouw en
activering van de sociale netwerken en
buurtcohesie en coherentie in de
samenleving. Daarbij moet zorg worden
gedragen dat deze teams ook de expertise
bezitten rondom huiselijk geweld en
kindermishandeling (Zie VWS,
VNG en Federatie Opvang, RegioAanpak
Veilig Thuis, Regiovisie huiselijk geweld en
kindermishandeling, Augustus 2013, p 18).
4. De regisseur
De op blz. 9 genoemde regisseur belast met
de uitvoeringscoördinatie, zou lokaal bij de
gemeente belegd worden. Het verdient
aanbeveling de onafhankelijkheid van de
regisseur te borgen door deze van buiten af
aan te trekken.
5. Bestuurlijke aansturing van het nieuw te
vormen AMHK
De gemeente Emmen lijkt als aangewezen
kerngemeente verantwoordelijk te worden
voor de vorming en aansturing van het
AMHK. Daarnaast zal een stuurgroep
gevormd uit de 12 Drentse gemeenten
toezicht en sturing uitoefenen. Wij adviseren
u met klem de bestuurlijke aansturing
zodanig te(laten) regelen dat de invloed van
alle 12 gemeenten, ook van de gemeente
Assen, optimaal gewaarborgd wordt. Daarbij
Aan het AMHK / Veilig Thuis zal gevraagd
worden een communicatieplan toe te voegen
aan hun meerjaren/inrichtingsplan.
Terecht merkt u op dat de lokale sociale
teams de expertise moeten bezitten om
huiselijk geweld en kindermishandeling op te
pakken. Deze teams krijgen belangrijke
rollen toebedeeld in de aanpak van huiselijk
geweld en het is van wezenlijk belang dat er
daarom nadrukkelijk aandacht is voor
deskundigheidsbevordering van deze teams.
De door de VNG in augustus 2014
uitgegeven handreiking deskundigheid
huiselijk geweld en kindermishandeling biedt
hiervoor handvatten.
Het vormgeven van casus en procesregie is
nog niet geheel uitgekristalliseerd. Het wordt
opgenomen als uitvoeringspunt vanuit de
regiovisie.
De aanbeveling om de onafhankelijkheid van
de regisseur te borgen door deze van buiten
af aan te trekken zal meegegeven worden
aan het AMHK / Veilig Thuis.
Het voorstel van de centrumgemeente
Emmen ten aanzien van de aansturing van
het AMHK / Veilig Thuis beoogd de invloed
van alle 12 Drentse gemeenten te
waarborgen. Op 18 september staat dit
voorstel op de agenda van het Bestuurlijk
VDG overleg.
De participatie van burgers en cliënten was
bij de totstandkoming van deze visie van
groot belang. In deze visie wordt in het
hoofdstuk over ervaringsdeskundigheid dan
ook gesteld dat dit het startpunt is voor het
62
zal ook ruimte moeten worden geboden voor
de participatie van burgers en cliënten van
de deelnemende gemeenten. Tenslotte zal
tevens aandacht moeten blijven voor de
helderheid en eenduidigheid van de
aansturing.
6. Informatiesystemen
Het viel ons op dat er in Drenthe nog steeds
verschillende informatiesystemen worden
gebruikt voor registratie van meldingen en
de behandeling daarvan. Door middel van
koppelingen van systemen zou dit probleem
worden aangepakt. Wij adviseren u echter
dringend op zo kort mogelijke termijn te
streven naar één uniform te hanteren ICT
systeem voor registratie en behandeling om
de onderlinge uitwisselbaarheid zorgvuldig
te waarborgen. Het huidige provinciale
systeem voor OGGZ-casuïstiek is daarvoor
geschikt of kan op eenvoudige wijze
geschikt worden gemaakt. Alle 12
gemeenten hanteren dit systeem reeds.
Bovendien kan de Drentse Verwijs Index
(DVI) meer toegepast worden als het gaat
om gegevensuitwisseling tussen meerdere
hulpverleners bij kinderen.
7. Rol hulpverlenende instellingen, ook de
instellingen die identiteitsgebonden zijn.
Wij adviseren u, zoals we dat ook
aangegeven hebben voor het advies
kadernota Wmo, in de Regiovisie de
samenwerking met en inschakeling van
hulpverlenende, ook de identiteitsgebonden,
instellingen te noemen en een impuls in de
Regiovisie af te geven om deze
samenwerking te optimaliseren. Daardoor
kunnen niet alleen kosten worden bespaard,
maar kan ook de preventie worden
verbeterd.
8. Huisverboden voor daders.
Wij waarderen dat er meer aandacht komt
voor uit-huis-plaatsing van daders in een
chronische situatie om zo het gezin,
exclusief de dader, een veilige setting te
bieden. We adviseren u om de juridische
problematiek en impact daarvan grondig
voor te laten bereiden.
9. Geen wachtlijsten
Wij hebben kunnen constateren dat er in
acute en direct levensbedreigende situaties
structureel betrekken van
ervaringsdeskundigen, betrokkene ne
cliënten bij de verdere ontwikkelingen op het
gebied van huiselijk geweld en
kindermishandeling.
Het belang om te komen tot één uniform ICT
systeem voor registratie en behandeling
wordt onderkent. Uw suggestie dat het
huidige provinciale systeem voor OGGzcasuïstiek daarvoor geschikt is zal zeker
door de centrumgemeente en ketenpartners
worden meegenomen in de
gedachtenvorming en ontwikkeling van een
systeem.
In het hoofdstuk ‘kader en uitgangspunten
van de regiovisie’ is een zin opgenomen die
het belang van de samenwerking met
uitvoerende / hulpverlenende organisaties
en instellingen benadrukt.
Een goede aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling vraagt niet alleen om
een regionaal kader (de regiovisie) maar ook
om een lokale uitwerking en een kwalitatief
goede en gedegen uitvoering van het beleid.
Met het opleggen van huisverboden aan
plegers bij huiselijk geweld is al sinds 2009
ervaring opgedaan. De in Drenthe,
Groningen en Friesland in 2014 gestarte
pilot ‘preventief huisverbod bij
kindermishandeling’ richt zich met name op
de chronische situaties van huiselijk geweld
en kindermishandeling (zonder acute
aanleiding). De juridische problematiek en
impact zal zeker worden meegewogen, een
jurist maakt daarom ook deel uit van het
team dat de pilot uitvoert.
Het belang van directe hulp bij huiselijk
geweld en kindermishandeling is inderdaad
groot.
63
geen wachtlijsten bestaan en terstond
ingrijpen altijd aan de orde is. Wij adviseren
u echter om ook voor de andere
categorieën, die niet de topprioriteit krijgen,
nadrukkelijk te streven naar geen
wachtlijsten. Denkt u zich eens in wat het
bijvoorbeeld voor kinderen betekent als er
een melding is gedaan dat het dan toch nog
dagen of weken duurt voordat hulp wordt
geboden.
10. Financiële kaders
Wij constateren dat er voorshands
geoormerkte budgetten bestaan voor het
AMHK. (zie blz. 31 van de Regiovisie).
Hoewel wij daar begrip voor hebben voor de
eerstkomende periode verdient het naar
onze mening toch sterke aanbeveling om
voor de toekomst te proberen het oormerken
van deze budgetten zoveel mogelijk te
vermijden. Uitwisseling tussen de
verschillende beleidsvelden van het sociale
domein zoals bijvoorbeeld Jeugdzorg en
Wmo moet naar onze mening soepel kunnen
worden toegepast.
11. Samenhang met de andere
beleidsvelden van het sociale domein
Uit de tekst van de Regiovisie, maar ook uit
onze kanttekeningen en adviezen daarbij,
blijkt de niet alleen duidelijke, maar ook
noodzakelijke samenhang met de andere
beleidsvelden van het sociale domein. Dit
brengt ons tot het advies om ook voor de
Regiovisie aan te geven hoe deze voor de
gemeente Assen samenhangt met de
andere kaders en besluiten binnen
het sociale domein. Daarbij verdient het naar
onze mening ook sterke aanbeveling om aan
te geven op welke wijze de activiteiten
binnen de vijf thema’s van het programma
“Doen” daarop kunnen worden afgestemd.
Zoals ook uit deze visie blijkt hechten we
daar zeer aan. Eén van de uitgangspunten
in deze visie is dan ook dat hulp zo snel
mogelijk, zo kort mogelijk en zo dicht
mogelijk bij de sociale omgeving geboden
moet worden.
In de aanloop van het nieuwe AMHK/ Veilig
Thuis is het raadzaam om voor enige tijd
een geoormerkt budget te hanteren.
Uw advies om (financiële) uitwisseling
tussen de verschillende beleidsvelden van
het sociale domein soepel toe te passen kan
ook de preventie, signalering en aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling een
impuls geven maar een uitwerking daarvan
valt buiten de kaders van deze regiovisie
huiselijk geweld en kindermishandeling.
Er is een duidelijke samenhang met andere
beleidsvelden uit het sociale domein;
huiselijk geweld en kindermishandeling is
een van de domeinen vallend onder de
Wmo. Deze samenhang kan op lokaal
niveau uitgewerkt en beschreven worden.
WMO-Adviesraad gemeente Tynaarlo
Advies 1: Voor de leden van de sociale
teams geldt dat er sprake moet zijn van
basisdeskundigheid. Scholing op het terrein
van huiselijk geweld en kindermishandeling
is van groot belang. Goede communicatie
met het AMHK moet duidelijker geborgd
worden.
Terecht merkt u op dat de lokale sociale
teams de basisdeskundigheid moeten
bezitten om huiselijk geweld en
kindermishandeling op te pakken. Deze
teams krijgen belangrijke rollen toebedeeld
in de aanpak van huiselijk geweld en het is
van wezenlijk belang dat er daarom
nadrukkelijk aandacht is voor
deskundigheidsbevordering van deze teams.
De door de VNG in augustus 2014
64
De WMO-adviesraad deelt de mening van
de werkgroep WSGT dat er in de kadernota
relatief weinig aandacht is gegeven aan
‘mishandeling’ van ouderen. In een kader
wordt verwezen naar de VNG die met
suggesties zou komen waarmee de
gemeenten in hun beleidsvoorstellen
rekening zouden kunnen houden. Wij treffen
concrete voorstellen onvoldoende aan in de
kadernota.
• Hoe wordt gesignaleerd dat zelfstandige
ouderen en ouderen die in een zorginstelling
zijn opgenomen, door derden (kinderen,
partner, huisvrienden die bv.de administratie
verzorgen, kleding verzorgen etc.) worden
mishandeld door b.v. financiële uitbuiting,
psychische/fysieke mishandeling? Ligt hier
een taak voor het sociaal team, een
meldpunt mantelzorg?
• Een grote zorg is de thuiswonende 65plusser die beginnend dementerend is en
waar de omgeving niet juist op weet te
reageren omdat het niet duidelijk is dat de
persoon dementeert. Dan kan de bejegening
kenmerken krijgen van mishandeling zonder
dat hulpverleners daarvan op de hoogte zijn.
Is ook hier een rol weggelegd voor sociale
wijkteams, wijkverpleegkundige en
huisartsen?
• Hoe en wanneer kan men financiële
uitbuiting signaleren als de oudere
onvoldoende of geen zicht meer heeft op
eigen administratie en financiële situatie? Is
ook hier een meldpunt een mogelijkheid?
•
Veiligheid en zorg: het Triagesysteem lijkt
uitgegeven handreiking deskundigheid
huiselijk geweld en kindermishandeling biedt
hiervoor handvatten.
Goede communicatie tussen AMHK / Veilig
Thuis en de lokale sociale teams zijn
voorwaarde voor een goede aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling en
zal onderdeel moeten uitmaken van een
uitvoeringsplan van het AMHK / Veilig Thuis.
Mishandeling van ouderen is één van de
vormen van huiselijk geweld (naast
(ex)partnergeweld, kindermishandeling,
oudermishandeling en eergerelateerd
geweld en vrouwelijke genitale verminking)
die valt onder de regiovisie. Doordat
ouderenmishandeling een veel voorkomend
maar nog te weinig gesignaleerd probleem is
wordt het genoemd in de ontwikkelagenda
maar is het tevens opgenomen als één van
de uitvoeringspunten voortkomend uit de
regiovisie. Concreet uitgewerkte voorstellen
voor de aanpak van ouderenmishandeling
vallen buiten het bestek van deze regiovisie.
Signalering van ouderenmishandeling is niet
voor niets onderwerp van een landelijke
campagne. Een rol hierin ligt weggelegd
voor familieleden, buren en omstanders
maar ook voor lokale sociale teams en
professionals. Voor professionals biedt de
Meldcode Huiselijk Geweld en
Kindermishandeling handvatten. Voorkomen
van overbelasting van mantelzorgers is in de
preventie van ouderenmishandeling een
belangrijk punt.
Ook hier betreft het signalering van
ouderenmishandeling waarvoor geldt dat er
rol is voor zeer veel verschillende
professionals en betrokken burgers.
Financiële uitbuiting is één van de vormen
van huiselijk geweld. Signalering van deze
vorm van geweld zou onderdeel uit moeten
maken van een in de visie genoemd
preventieplan. Voor vragen over deze
problematiek kan (ook nu al) door burgers
en professionals contact worden gezocht
met het Steunpunt Huiselijk Geweld en
straks het AMHK/Veilig Thuis.
Signalering van ouderenmishandeling is een
65
wenselijk, maar dan is de 65-plusser waarop
het betrekking heeft al bekend. Onduidelijk
blijft hoe men de signalen op wil vangen bij
vooral gesloten gezinnen en
gemeenschappen.
• De WSGT onderschrijft het voornemen
van 1 huishouden, 1 plan, 1 contactpersoon.
De opzet van participatie waarbij uitgegaan
wordt van de kracht van het eigen
huishouden en het langer zelfstandig blijven
wonen, ook van ouderen, is een nobel
streven. Echter sommige ouderen overkomt
snel iets zonder dat de omgeving het
opmerkt. Zeker als er geen huisgenoten
meer zijn en de oudere zich tot dat moment,
zelfstandig wist te redden. Hoe is de realiteit
van afnemende ‘eigen kracht’ door
gemeentelijk beleid op te vangen?
Advies 2. Voor 2015 geldt dat de gemeente
voor het eerst verantwoordelijk is voor de
aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling. Een goede monitoring
van de aansluiting sociaal team en AMHK is
dringend gewenst. Een vereiste is dat voor
alle burgers duidelijk is waar een eerste
signaal van mogelijke misstanden kan
worden afgegeven. De WMO/adviesraad
adviseert om een lokaal meldpunt in te
richten waar, eventueel anoniem, een
mogelijke misstand kan worden gemeld
zodat medewerkers van een sociaal
wijkteam daar onderzoek naar kunnen doen.
Advies 3. Nu de financiering via de
gemeente gaat lopen dreigt het gevaar dat
bij overschrijding van het budget geen hulp
meer geboden kan worden. Dat mag in
geval van huiselijk geweld en mishandeling
van kinderen, volwassenen en ouderen nooit
het geval zijn.
belangrijk onderwerp en niet voor niets
onderwerp van een landelijke campagne.
Een rol hierin ligt weggelegd voor
familieleden, buren en omstanders maar ook
voor lokale sociale teams en professionals.
Voor professionals biedt de Meldcode
Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
handvatten.
De realiteit van afnemende ‘eigen kracht’
van zelfstandig wonende ouderen reikt
verder dan het thema huiselijk geweld zoals
beschreven in deze visienota.
Zoals in de nota staat zou elke gemeente
(elk dorp of iedere wijk) een laagdrempelig
lokaal sociaal team moeten kennen die het
burgers eenvoudiger maakt om vermoedens
van huiselijk geweld en kindermishandeling
te bespreken. Betrokkenen en burgers
kunnen ook buiten hun direct sociale
omgeving terecht bij het Advies en Meldpunt
Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
(AMHK/Veilig Thuis) Drenthe voor advies en
melding.
Het belang van (directe) hulp bij huiselijk
geweld en kindermishandeling is inderdaad
groot en het belang daarvan mag spreken uit
deze regiovisie.
WMO-platform Noordenveld
Wij kunnen ons goed vinden in de acht
richtinggevende uitgangspunten zoals
geformuleerd in deze regiovisie.
We zien dan ook met belangstelling uit naar
de nadere beleidsuitwerking voor
Noordenveld op basis van deze
uitgangspunten.
Met name zijn wij hierbij geïnteresseerd in
In deze regiovisie worden de kaders
geschetst voor de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling. Elke
gemeente bepaalt de eigen invulling en kleur
waar het gaat om de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling.
Uw advies om vrijwilligersorganisaties en
66
de uitwerking van het aspect ‘melden zonder
drempels en werken met planmatige
preventie.’
Uitgangspunt is dat elk dorp en iedere wijk
een laagdrempelig lokaal netwerk van
professionals kent, zodat signalen en
vermoedens van huiselijk geweld en
kindermishandeling laagdrempelig kunnen
worden gemeld en besproken.
Naar onze mening is het van belang, en ook
zeer zeker mogelijk, om hierbij ook
vrijwilligersorganisaties en informele
sleutelfiguren in wijk en dorp een rol toe te
kennen. Zowel bij signalering als bij
signaalopvolging.
Tenslotte willen wij nog kort reageren op het
bestuursakkoord.
We hebben met belangstelling en
instemming kennis hebben genomen van dit
akkoord.
In voorkomende situaties willen wij graag de
dialoog aangaan en voortzetten, zoals ook
door alle fracties toegezegd en afgesproken
tijdens het politiek café van 11 februari 2014.
Bijvoorbeeld samen zoeken naar vormen om
bovenstaand advies handen en voeten te
geven.
informele sleutelfiguren in wijk en dorp een
rol toe te kennen in de lokale aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling en
de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling handen en voeten te
geven in samenwerking tussen gemeenten
en burgers / wmo-platform wordt vanuit deze
regiovisie van harte ondersteund.
67
Download