Specifieke doelgroepen - Profi

advertisement
De inhoud van dit thema:
1.2 Beginsituatie vaststellen
1.3 Probleem formuleren
1.4 Doel formuleren
1.5 Een plan maken en uitvoeren
1.6 Begeleiding evalueren en bijstellen
1-1
Beginsituatie vaststellen:
• factoren die de beginsituatie bepalen
• het intakegesprek
• gespreksvaardigheden bij het intakegesprek
• observatie
• waarnemen en interpreteren
• informatiebronnen bij de intake
1-2
Factoren die de beginsituatie bepalen:
• soort instelling
• financiële kaders
• bestaande cliënt
• nieuwe cliënt
1-3
Het intakegesprek:
• doelen
• inhoud
• structuur
1-4
Structuur van het intakegesprek:
• aanloopfase:
- begroeten en socialtalk
• planningsfase:
- rollen, doel en werkwijze bepalen
• themafase:
- informatie verstrekken
- informatie vragen
• slotfase:
- vragen naar duidelijkheid
- afronden en afsluiten
1-5
Gespreksvaardigheden bij het intakegesprek:
• actief luisteren
• non-verbale houding
• vragen stellen
• samenvatten
• concretiseren
• reflectie van gevoel
• reguleren
1-6
Vragen stellen:
• open vragen
• gesloten vragen
• brede vragen
• dieptevragen
• doorvragen
• waarom-vragen
• nieuwe vragen
• suggestieve vragen
1-7
Reguleren:
• openen
• gespreksdoelen vaststellen
• gesprekspunten vaststellen
• beschikbare tijd noemen
• terugkoppelen naar begindoelen
• samenvatten
• vragen stellen die sturing geven
• hardop denken
• afsluiten
1-8
Observatie:
• observatie met en zonder meetinstrument
• observatiemethoden
• observatietechnieken
1-9
Observatiemethoden:
• continue observatie
• protocollaire observatie
• contextuele observatie
• intervalobservatie
1-10
Observatietechnieken:
• tijdgericht: time-sampling
• gericht op gebeurtenissen: event-sampling
• interne observatie: participerend observeren
• externe observatie: niet-participerend observeren
1-11
Waarnemen en interpreteren:
• objectieve gegevens
• subjectieve gegevens
1-12
Informatiebronnen bij de intake:
• de cliënt
• informatie van contactpersoon of wettelijk
vertegenwoordiger
• informatie uit een overdacht
• informatie van collega’s en multidisciplinair team
• de sociale kaart
• instellingsdocumenten
• vakbladen en bibliotheek
• internet
• persoonlijk netwerk
1-13
Probleem formuleren:
• informatie ordenen
• probleemanalyse
• probleemformulering
1-14
Informatie ordenen:
• het ordeningsprincipe van Marjory Gordon
• zelf een ordeningsprincipe samenstellen
1-15
Probleemanalyse:
• wie heeft het probleem?
• is het probleem oplosbaar?
• gaat het om een echt probleem of om een ervaren
probleem?
1-16
Probleem vaststellen op basis van:
• conditie van de cliënt
• behoefte aan begeleiding
• visie van cliënt en hulpverlener op hulpvraag en
probleem
• objectieve gegevens
• onderhandeling met de cliënt
1-17
Probleemformulering:
• de PES-formule voor probleemformulering
• een probleem is niet altijd wat het lijkt
• criteria voor efficiënte probleemformulering
• signalen vertalen in een hulpvraag
• prioriteiten stellen
1-18
De PES-formule voor probleemformulering:
• Probleem
• Etiologie
• Symptomen
1-19
Doel formuleren:
• verschillende soorten doelstellingen
• formuleringscriteria
• onderhandelen en overtuigen
1-20
Verschillende soorten doelstellingen:
• statische doelen
• dynamische doelen
• hoofddoelen
• subdoelen
1-21
RUMBA-formule:
1-22
R
relevant:
van belang voor de cliënt
U
understandable:
begrijpelijk
M
measurable:
meetbaar, toetsbaar
B
behavioral:
concreet waarneembaar gedrag
A
attainable:
haalbaar voor de zorgvrager
SMART-formule:
1-23
S
specifiek
M
meetbaar
A
acceptabel
R
realistisch
T
tijdgebonden
Onderhandelen en overtuigen:
• doelen van onderhandelen
• distributief en integratief onderhandelen
• onderhandelen als methodische vaardigheid
• overtuigen
1-24
Een plan maken en uitvoeren:
• het begeleidingsplan voorbereiden
• het kiezen van interventies
• het begeleidingsplan uitvoeren
1-25
Uitgangspunt keuze interventies:
• intuïtie
• ervaring
• vakkennis
• resultaten wetenschappelijk onderzoek
1-26
De PDCA-cyclus:
• Plan
• Do
• Check
• Act
1-27
Begeleiding evalueren en bijstellen:
• informele evaluatie
• formele evaluatie
• informatiebronnen voor de evaluatie
• methodisch evalueren
1-28
De inhoud van dit thema:
2.2 Achterliggende visies
2.3 Soorten begeleiding
2.4 Nieuwe visies en methodieken
2-1
Visies bij begeleiden:
• mensvisie
• visie op zorg en begeleiding
2-2
Ontwikkeling in visies op zorg en begeleiding:
• van aanbodgericht naar cliëntgericht
• vraaggestuurd begeleiden
• vasthouden wat goed gaat
2-3
Soorten begeleiding:
• activerende begeleiding
• ondersteunende begeleiding
• ontwikkelingsgerichte begeleiding
• basis- en specialistische begeleiding
2-4
Nieuwe visies en methodieken:
• rehabilitatie
• herstelvisie
• nieuwe methodieken
2-5
Cliënten van de langdurende ggz zijn:
mensen met een ernstige psychische aandoening en
daarmee samenhangende beperkingen, die
voortvloeien uit een wisselwerking tussen de verhoogde
kwetsbaarheid en maatschappelijke en situationele
factoren, waardoor zij zich zonder hulp niet in redelijke
mate staande kunnen houden
2-6
Nieuwe methodieken:
• bemoeizorg
• FACT-teams
• oplossingsgericht werken
2-7
Kern van oplossingsgericht werken:
• niet gericht op problemen en knelpunten
• wel gericht op sterktes en oplossingen
2-8
De inhoud van dit thema:
3.2 Coördineren en leiding geven
3.3 Teamgerichte coördinatie
3.4 Cliëntgerichte coördinatie
3.5 Coachen
3-1
Coördineren en leiding geven:
• niveaus van coördineren
• taken als coördinator
3-2
Drie niveaus van coördineren en leiding
geven:
• hiërarchisch
• operationeel
• functioneel
3-3
Vier soorten taken bij coördineren:
• coördinerende taken
• sturende taken
• voorwaardescheppende taken
• initiërende taken
3-4
Stijlen van leiding geven/begeleiden:
• traditionele indeling
• indeling Ohio State University
• flexibel begeleiden
• managerial grid van Blake en Mouton
• Roos van Leary
• situationeel begeleiden volgens Hersey en Blanchard
• coaching
3-5
hoog = 9
Managerial grid van Blake en Mouton:
1.9
country club
9.9
team
5.5
middle of the road
1.1
impoverished
laag = 1
3-6
aandacht taken
9.1
task
hoog = 9
veel
Het model van Hersey en Blanchard:
Cliënt M3
Cliënt M2
bekwaam/ongemotiveerd
onbekwaam/gemotiveerd
Begeleider S3
Begeleider S2
overleggen
overtuigen
Cliënt M4
Cliënt M3
bekwaam/gemotiveerd
onbekwaam/ongemotiveerd
Begeleider S4
Begeleider S3
delegeren
instrueren
weinig
3-7
sturing
veel
Aandachtspunten cliëntgerichte coördinatie:
• contactpersoon voor cliënt
• contactpersoon voor familie
• verantwoordelijk voor begeleidingsplan
• bewaken draaglast/draagkracht cliënt
• afstemming activiteiten andere disciplines
3-8
Coachingsvaardigheden:
• demonstreren en instrueren
• omgaan met verschillen
• groepscoaching
• coaching van individuen
• coördineren
• effectieve feedback geven
3-9
Geleide instructie:
• procesverloop laten vertellen
• lacunes signaleren:
- direct vragen stellen
- bij de uitvoering vragen stellen
- bij de uitvoering de ander zelf de lacune laten
ontdekken
3-10
Omgaan met verschillen:
• andere motivatie
• andere cultuur
• respect en waardering
3-11
Belemmeringen voor open communicatie:
• niveauverschillen
• denkluiheid
• groepsdruk
• polarisatie
3-12
Wanneer één-op-ééngesprekken?
• als er punten zijn die alleen een individu aangaan
• als iemand persoonlijke motivatie nodig heeft
• als iemand persoonlijke problemen heeft
3-13
De inhoud van dit thema:
4.2 Kwaliteitszorg
4.3 Innovatie van zorg
4.4 Begeleiden van collega’s in opleiding
4.5 Profileren van je beroep
4-1
Kwaliteitszorg:
• het ontstaan van het beleid
• diverse definities van kwaliteit
• kwaliteit vanuit divers perspectief
• wetgeving
• kwaliteit en methodiek
• belemmerende factoren bij kwaliteitszorg
• garantie op kwaliteit
• hoe kun je zelf aan kwaliteit werken?
4-2
Kwaliteit vanuit divers perspectief:
• verschillende perspectieven
• kwaliteit als gemeenschappelijk kenmerk
4-3
Verschillende perspectieven:
• de cliënt
• de hulpverlener
• het management
• zorgverzekeraar
• overheid
4-4
Wetgeving gericht op kwaliteit:
• de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg (de Wet BIG)
• de Wet betreffende de overeenkomst inzake
geneeskundige behandeling (de WGBO)
• de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (de WKCZ)
• de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
(de WMCZ)
4-5
Methodisch kwaliteitsgericht werken:
• kiezen van een onderwerp: wat willen we verbeteren
• verbeterdoelen formuleren
• bepalen van acties
• toetsen en evalueren
• beleid bijstellen: hoe blijven we verbeteren en
voorkomen we terugval
4-6
Kwaliteitsmodellen:
• het INK-model
• de cirkel van Deming
• kwaliteitsmethoden op de werkvloer
4-7
Kwaliteitsmethoden op de werkvloer:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
4-8
richtlijnen en protocollen
zorg-, begeleidings- of behandelplannen
werkoverleg
intervisie/supervisie
intercollegiale toetsing
klinische lessen
gebruikmaken van controlelijsten
systeem van melden van (bijna)fouten en incidenten
exitinterviews
tevredenheidsmetingen
Belemmerende factoren bij kwaliteitszorg:
• leveren van kwaliteit is arbeidsintensief
• onvoldoende ondersteuning van andere diensten
• communicatieproblemen
• te snelle opeenvolging van vernieuwingen
• nadruk op financiële aspecten
4-9
Innoveren:
• wat is innoveren?
• voorwaarden voor innoveren
• risico’s van innoveren
4-10
Begeleiden van collega’s in opleiding:
• methodiek van werkbegeleiding
• begeleidingsgesprekken
• taken van de werkebegeleider
• knelpunten en valkuilen bij werkbegeleiding
4-11
Profileren van je beroep:
• drie betekenissen profileren
• hoe je je beroep kunt profileren
• beroepsverenigingen
• verschil tussen beroep en functie
• beroepscode
• waar je je aan moet houden
4-12
Drie betekenissen van profileren:
• aandacht vestigen op
• een profiel aanbrengen
• afbakenen van een gebied
4-13
De inhoud van dit thema:
5.2 Systeemtheorieën
5.3 Netwerken en sociale kaart
5.4 Groepsprocessen
5-1
Systeemtheorieën:
• de definitie
• macro-, meso- en microniveau
• systemen in de hulpverlening
• contextuele therapie
5-2
Definitie systeem:
een systeem is een samenhangend geheel van delen
die elkaar beïnvloeden en onderling van elkaar
afhankelijk zijn
5-3
Systemen in de hulpverlening:
• het gezin: systeem op microniveau
• subsystemen
• het cliëntsysteem
• systeembenadering en systemische benadering
5-4
Definitie cliëntsysteem:
het cliëntsysteem is het netwerk rond de cliënt;
daarbinnen zijn relaties die het probleem veroorzaken,
versterken of kunnen bijdragen aan de oplossing
5-5
Contextuele therapie:
• de contextuele benadering
• werkwijze contextuele therapie
5-6
Vier dimensies bij contextuele therapie:
• feiten
• psychologie van het individu
• interacties binnen de relatie
• ethiek binnen de relatie
5-7
Netwerken en sociale kaart:
• open en gesloten systemen
• netwerken
• sociale kaart
5-8
Netwerken:
• het doel van netwerken
• netwerken als hulpverlener
• voorwaarden aan een netwerk
5-9
Definitie netwerken:
netwerken is het aangaan en onderhouden van relaties
die op de een of andere manier betekenis kunnen
hebben voor een individu, een (leef)groep of
(sub)systeem
5-10
De sociale kaart:
• functie van de sociale kaart
• samenstellen van de sociale kaart
• toepassen van de sociale kaart
5-11
Gegevens voor de sociale kaart:
• naam van de instelling
• werkgebied
• werkwijze
• adres en telefoonnummer
• website en e-mailadres
• bereikbaarheid
• kosten
5-12
Voorwaarden voor toepassing sociale kaart:
• vraagstelling moet duidelijk zijn
• weten welke informatie je zoekt
• eventueel alternatieven onderzoeken
• vraagstelling en informatie checken
• informatie doorgeven aan cliënt
5-13
Groepsprocessen:
• vorming van waarden en normen
• cliënten begeleiden bij de omgang met anderen
• functioneren van cliënten in een groep optimaliseren
• voorwaarden voor een goed groepsklimaat creëren
• interveniëren in groepsprocessen
5-14
Uitgangspunten bij groepsbegeleiding:
• (inter)nationale waarden en normen
• instellingsgebonden waarden en normen
• waarden en normen van de groep
• persoonlijke waarden en normen
5-15
Cliënten begeleiden bij de omgang met
anderen:
• gedrag
• gedrag beïnvloeden
• omgangsvormen
• sociale vaardigheden
5-16
Gedrag:
een patroon van zinvolle, situatiegebonden actie
en reactie
5-17
Twee redenen voor interventie:
• deviant gedrag
• (bij)sturen in de richting van afgesproken doelen
5-18
Aspecten van sociale vaardigheid:
• anderen respecteren en accepteren
• assertief zijn
• anticiperen
• inleven
• omgaan met kritiek
• rekening houden met anderen
• luisteren
• afspraken nakomen
5-19
Het functioneren van cliënten in een groep
optimaliseren:
• groepsindeling en groepssamenstelling
• groepsklimaat en groepsprocessen
5-20
Factoren die het groepsklimaat beïnvloeden:
• omgevingsfactoren
• evenwicht in de groepssamenstelling
• interactie tussen de groepsleden
• de houding van de begeleider
• ongewenste situaties
5-21
Fasen van het groepsproces bij nieuwe
groepen:
1 positie in de groep bepalen
2 grenzen verkennen
3 evenwicht
4 ontplooiing
5-22
Voorwaarden voor een goed groepsklimaat:
• controle van factoren die het groepsklimaat
beïnvloeden
• individuele aandacht aan groepsleden
• gelijkwaardige participatie groepsleden bevorderen
• onderlinge betrokkenheid stimuleren
5-23
Interventies bij groepsprocessen:
• de samenstelling van de groep veranderen
• de situatie in de groep veranderen
• je eigen rol aanpassen
• informele subgroepen beïnvloeden
• aandacht voor individuele groepsleden
5-24
De inhoud van dit thema:
6.2 Psychologie
6.3 Motivatie en gedrag
6.4 Het kernkwadrant
6.5 Socialisatie
6-1
Psychologie:
• methodenleer
• persoonlijkheidsleer
• functieleer
• ontwikkelingsleer
• gedragsleer
6-2
Persoonlijkheidsleer:
• wat is normaal gedrag
• neuropsychologie
6-3
Neuropsychologische veranderingen bij
ouderen:
• kokerzien
• veranderde kleurwaarneming
• minder goed kunnen zien
• smaakverandering
• veranderde omgevingswaarneming
6-4
Onderwerpen van studie naar gedrag van het
individu:
• de situatie waarin iemand zich bevindt
• interpersoonlijke relaties
• gedrag in groepen
• communicatie
• motivatie
6-5
Motivatie en gedrag:
• motivatietheorieën
• factoren die van invloed zijn op ons gedrag
6-6
Factoren die van invloed zijn op ons gedrag:
• fysiologische factoren
• zelfbeeld
• cultuur
• groepslidmaatschap
• rol
• uitdaging
• gewoonte
• emotie
6-7
Het kernkwadrant:
• hoe werkt het kernkwadrant
• wat kun je ervan leren
• vier invalshoeken
• dubbelen
6-8
De inhoud van dit thema:
7.2 Wat is een persoonlijkheidsstoornis?
7.3 Borderline persoonlijkheidsstoornis
7.4 Antisociale persoonlijkheidsstoornis
7.5 Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
7.6 Obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis
7.7 Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
7-1
Borderline persoonlijkheidsstoornis:
• de diagnostische criteria
• oorzaken van de Borderline persoonlijkheidsstoornis
• afweermechanismen bij spanningen
• diverse uitingen van iemand met een BPS
• richtlijnen voor het omgaan met mensen met BPS
• behandeling van BPS
7-2
Factoren die leiden tot BPS:
• biologische factoren
• psychologische factoren
• sociaal-maatschappelijke factoren
7-3
Afweermechanismen bij spanningen:
• sublimeren
• rationaliseren
• projectie
• verschuiving
• splitsing
7-4
Uitingen van iemand met een BPS:
• gedachten
• vooronderstellingen
• gevoelens
• gedrag
• reacties op gedrag
7-5
Richtlijnen voor omgaan met mensen met
BPS:
• algemene richtlijnen
• specifieke richtlijnen
7-6
Algemene richtlijnen bij
persoonlijkheidsstoornissen:
• structuur bieden
• grenzen stellen
• cliënt verantwoordelijkheid geven
7-7
Specifieke richtlijnen bij BPS:
• conflicten voorkomen
• omgaan met een conflict
• de-escaleren
7-8
Vier modules vaardigheidstraining:
• kernoplettendheidvaardigheden
• intermenselijke effectiviteitsvaardigheden
• emotieregulatievaardigheden
• crisisvaardigheden
7-9
Antisociale persoonlijkheidsstoornis:
• de diagnostische criteria
• gedrag van mensen met een APS
• richtlijnen voor het omgaan met mensen met een APS
• behandeling van de APS
7-10
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis:
• de diagnostische criteria
• richtlijnen voor omgaan met mensen met PPS
• behandeling van mensen met RPS
7-11
Obsessieve compulsieve
ontwikkelingsstoornis:
• de diagnostische criteria
• richtlijnen voor het omgaan met mensen met OCD
• behandeling van OCD
7-12
Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis:
• de diagnostische criteria
• richtlijnen voor het omgaan met mensen met een
afhankelijke PS
• behandeling van een afhankelijke PS
7-13
De inhoud van dit thema:
8.2 Matig begaafde psychiatrisch patiënten
8.3 Mensen met niet aangeboren hersenletsel
8-1
Matig begaafde psychiatrische patiënten:
• wie is de matig begaafde psychiatrische patiënt
• hulpvragen
• begeleidingsaanbod voor de matig begaafde
psychiatrische patiënt
• tips voor het omgaan met matig begaafde
psychiatrisch patiënten
8-2
Begeleidingsaanbod voor de matig begaafde
psychiatrische patiënt:
• behandelsettings
• overzicht vraag en aanbod
8-3
Behandelsettings voor MPP:
• poliklinisch
• deeltijdbehandeling
• klinische opname
• wonen en rehabilitatie
8-4
Cliënten met niet aangeboren hersenletsel:
• het functioneren van de hersenen
• functieverlies door niet aangeboren hersenletsel
• beperkingen en mogelijkheden
• begeleiding van mensen met niet aangeboren
hersenletsel
8-5
Drie belangrijke gebieden in de hersenen:
• hersenstam (met zenuwbanen)
• cerebellum (kleine hersenen)
• cortex (grote hersenen)
8-6
Functieverlies door niet aangeboren
hersenletsel:
• mentale functies
• psychiatrische stoornissen
8-7
Mentale functies:
• bewustzijn
• kennis en begripsvermogen
• denkvermogen
• persoonlijkheid en gedrag
8-8
Cognitie:
• oriëntatie in tijd, plaats en persoon
• aandacht en concentratie
• tempo van informatieverwerking
• geheugen
• ruimtelijke visuele kennis
8-9
Persoonlijkheidsaspecten:
• basisstemming
• zelfbeeld en zelfvertrouwen
• impulscontrole
• sociaal gedrag
8-10
Begeleidingsinterventies bij NAH:
• training
• voorlichting en psycho-educatie
• gedragsmodificatie
• beïnvloeding van de fysieke omgeving
• beïnvloeding van de situatie
• beïnvloeding gedrag begeleiders
• beïnvloeding van de sociale omgeving
8-11
De inhoud van dit thema:
9.2 Rehabilitatie
9.3 Herstelvisie
9.4 Assertive Community Treatment (ACT)
9.5 Neuman Systems Model
9-1
Rehabilitatie:
• behandeling of rehabilitatie
• definities van rehabilitatie
• milieugerichte benadering
• probleemgerichte benadering
• ontwikkelingsgerichte benadering
9-2
Modules Liberman:
• omgaan met antipsychotische medicatie
• omgaan met psychotische symptomen
• omgaan met vrije tijd
• omgaan met verslaving
• omgaan met werk
• omgaan met sociale relaties en intimiteit
9-3
Herstel:
• fasen van het herstelproces
• herstelbevorderende en herstelbelemmerende
factoren
• herstelprogramma’s
• herstelgeoriënteerde zorg
9-4
Fasen van het herstelproces:
• overweldigd worden door de aandoening
• worstelen met de aandoening
• leven met de aandoening
• leven voorbij de aandoening
9-5
Neuman Systems Model:
• theoretische basis voor het Neuman Systems Model
• de concepten
• preventie-interventies
• tien stellingen als uitgangspunt
• het Neuman Systems Model in de praktijk
9-6
Het Neuman Systems Model is gebaseerd
op:
• systeemtheorie
• stress-copingtheorie
• preventietheorie
9-7
Vier concepten Neuman Systems Model:
• mens
• omgeving
• gezondheid
• verpleegkunde
9-8
De inhoud van dit thema:
10.2 Dagactiviteiten
10.3 Domotica
10.4 Kleinschalig wonen voor mensen met dementie
10.5 Levensloopbestendige woningen
10.6 Specifieke doelgroepen
10.7 Thuishuis
10.8 Woonzorgcomplex
10.9 Woonzorgzone
10.10
Zorgboerderij
10.11 Zorghotel
10-1
Aanvullende doelen dagactiviteiten:
• begeleiding na ontslag uit een zieken- of verpleeghuis
• overbrugging naar opname in een verpleeghuis
• observatie
• ontlasting van partner of mantelzorgers
• voorkomen eenzaamheid
10-2
Domotica:
• definities van domotica
• de groei van domotica
• domotica in de zorg voor dementerende ouderen
• risico’s en knelpunten
10-3
Knelpunten bij domotica:
• kosten/baten-analyse
• mobiele systemen
• belang cliënt
• belang mantelzorg/hulpverlener
• realistisch
• ethische aspecten
10-4
Kleinschalig wonen voor mensen met
dementie:
• wat kleinschalig inhoudt
• vormen van kleinschalig wonen
• kleinschalig wonen vereist verandering
• kleinschalig wonen is niet de enige optie
10-5
Kleinschalig wonen vereist verandering:
• de cliënt
• hulpverleners
• familie
10-6
Specifieke doelgroepen:
• categorale instellingen
• woon- en leefsituatie
• allochtone ouderen
10-7
De inhoud van dit thema:
11.2 Kiezen van een methodiek
11.3 Realiteitsoriëntatietraining (ROT)
11.4 Belevingsgerichte zorg
11.5 Validation
11.6 Bewegen voor ouderen
11.7 Bewegings Activerings Programma (BAP)
11-1
Realiteitsoriëntatietraining (ROT):
• het doel van ROT
• vormen van ROT
• confronteren met de werkelijkheid
• de directieve corrigerende houding
11-2
Vormen van ROT:
• groeps-ROT
• 24-uurs ROT
11-3
Confrontatie met de werkelijkheid via ROT:
• aanpassingen in de omgeving
• gerichte activiteiten aanbieden
• gesprekken
• gedrag
11-4
Belevingsgerichte zorg:
• het ontstaan van belevingsgerichte zorg
• wat is belevingsgerichte zorg
11-5
Validation:
• principes van validation
• basishouding bij validation
• stadia van desoriëntatie volgens validation
• validation bij de verschillende stadia
• aansluiten bij de werkelijkheid van de cliënt
11-6
De basishouding bij validation bestaat uit:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
11-7
inleven en luisteren
interpreteren van wat gezegd wordt
de cliënt in zijn of haar waarde laten
eigen waarden niet bepalend laten zijn
observatievaardigheden
de taal en het gedrag begrijpen
relatie kunnen opbouwen
de stadia van desoriëntatie kennen
aanpassen van gedrag aan de stadia
Vier stadia van desoriëntatie bij dementie:
1 lichte verwardheid
2 verwarring in tijd
3 voortdurende beweging
4 vegeteren
11-8
Bewegen voor ouderen:
• het bewegingspatroon van ouderen
• het belang van lichaamsbeweging bij ouderen
• MBvO
• GALM
• bewegen en gezondheid voor senioren
11-9
Gevolgen onvoldoende lichaamsbeweging:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
11-10
verhoogd risico op overgewicht
veranderingen in hart, bloedvaten en hersenen
verslapping en verstijving van spieren
verzwakking van botten
verstijven van gewrichten
complicaties van chronische aandoeningen
eerder optreden van aan leeftijd gerelateerde ziekten
risico op lichamelijke beperkingen
verlies zelfstandigheid en zelfredzaamheid
Vijf cursussen:
• Als botten en spieren gaan protesteren
• Fit door het leven
• In balans
• Bewegen zonder moeite
• Op verhaal komen
11-11
Bewegings Activerings Programma (BAP):
• het doel van BAP
• de onderdelen van BAP
• voorwaarden voor succes
• de resultaten van BAP
11-12
Doelen van BAP:
• probleemgedrag verminderen of voorkomen
• bevorderen zelfstandigheid
• voorkomen eenzaamheid
• vergroten identiteit en zelfredzaamheid
• aandacht voor de lichaamsbeleving
11-13
De inhoud van dit thema:
12.2 Dementie
12.3 Probleemgedrag bij dementie
12.4 Casus: de man met de brandslang
12.5 Vormen van probleemgedrag bij dementie
12.6 Psychiatrische ziektebeelden bij dementie
12-1
Cognitieve functies zijn onder andere:
• onthouden
• waarnemen
• denken en redeneren
• taal en rekenen
• lezen en schrijven
• initiatief nemen
• concentratie
• inzicht in de eigen situatie
12-2
Meest voorkomende vormen van dementie:
• de ziekte van Alzheimer
• Lewy Body Dementie
• vasculaire dementie
overige vormen, dementie als gevolg van:
• aids
• multiple sclerose
• de ziekte van Korsakow
• de ziekte van Huntington
• de ziekte van Parkinson
• de ziekte van Creutzfeld-Jacob
12-3
Vormen van probleemgedrag bij dementie:
• roepen
• onrustig gedrag en dwalen
• nachtelijke onrust
• agressie
• seksueel ontremd gedrag
• apathie
12-4
Psychiatrische ziektebeelden bij dementie:
• depressie
• angststoornis
• psychose
12-5
De inhoud van dit thema:
13.2 Overheidsbeleid
13.3 Algemene wet bijzondere ziektekosten
13.4 Wet maatschappelijke ondersteuning
13.5 Asielzoekersopvang
13-1
Overheidsbeleid:
• speerpunten van beleid
• meervoudige problematiek
• één loket
• rol woningcorporaties en meldpunt daklozen
• Meldpunt Daklozen
• huiselijke geweld
• grote steden (G4)
• financiering maatschappelijke opvang
13-2
Asielzoekersopvang:
• historie
• de asielprocedure
• werken met asielzoekers
• specifieke problemen van asielzoekers
13-3
Verschillende voorzieningen asielzoekers:
• aanmeldcentrum
• asielzoekerscentrum O&I (oriëntatie en inburgering)
• asielzoekerscentrum Terugkeer
• Tijdelijke Nood Voorziening (TNV)
• opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen
(AMV’s)
13-4
Fasen die een asielzoeker doorloopt:
• gedwongen vertrek uit het land van herkomst
• ontheemding
• acculturatie
13-5
De inhoud van dit thema:
14.2 Geschiedenis en recente ontwikkelingen
14.3 Doelgroepen en problemen
14.4 Vormen van opvang en begeleiding
14.5 Houdingsaspecten als begeleider
14.6 Methodieken in de maatschappelijke opvang
14.7 Samenwerkingspartners
14-1
Geschiedenis en recente ontwikkelingen:
• geschiedenis
• recente ontwikkelingen
14-2
Doelgroepen en problemen:
• psychosociale problemen
• omvang dak- en thuisloosheid
14-3
Vormen van opvang:
• semimurale opvang
• intramurale opvang
• extramurale opvang
• bijzondere voorzieningen
• outreachend werken
• activering
14-4
Semimurale opvang:
• dagopvang (dienstencentra)
• nachtopvang
• crisisopvang
14-5
Extramurale opvang:
• preventieve woonbegeleiding
• kortdurende woonbegeleiding
• langdurende woonbegeleiding
14-6
Bijzondere voorzieningen voor:
• alcoholverslaafden
• straatprostituees
• mensen die overlast geven
• zwerfjongeren
14-7
Vier fasen begeleiding zwerfjongeren:
• onderzoeksfase
• opbouwfase
• uitvoeringsfase
• afrondingsfase
14-8
Houdingsaspecten van de medewerker:
• heel veel geduld hebben
• flexibel en stressbestendig zijn
• contact leggen en vooral houden
14-9
Voorbeelden methodieken in de
maatschappelijke opvang:
• rehabilitatiegericht werken
• 8-fasenmodel
• presentiebenadering
14-10
De inhoud van dit thema:
15.2 Begripsomschrijving
15.3 Omvang gebruik in Nederland
15.4 Middelen
15.5 Oorzaken verslaving
15.6 Gevolgen verslaving
15.7 Verslavingszorg
15.8 Methodieken
15.9 Justitiële opvang
15-1
Fasen die tot verslaving leiden:
• experimenteerfase
• geïntegreerd gebruik
• excessief gebruik
• verslaving
15-2
Middelen:
• soorten middelen
• effecten van middelen
• misverstanden
15-3
Soorten middelen:
• bewustzijnsverlagende middelen
• bewustzijnsverhogende middelen
• bewustzijnsveranderende middelen
15-4
Factoren die van invloed zijn op verslaving:
• erfelijkheid
• persoonlijkheid
• sociaal milieu
15-5
Verslavingszorg:
• functies van verslavingszorg
• voorzieningen binnen de verslavingszorg
• werken met verslaafden
15-6
Voorzieningen binnen de verslavingszorg:
• ambulante voorzieningen
• semimurale voorzieningen
• intramurale voorzieningen
• maatschappelijke opvang
• reclassering
15-7
Methodieken:
• motiverende gespreksvoering
• casemanagement
15-8
Vijf fasen methodische gespreksvoering bij
verslaafden:
• voorbeschouwing
• overpeinzing
• beslissing
• actie
• handhaving
15-9
Justitiële opvang:
• criminaliteit, omvang en oorzaken
• kenmerken van de doelgroep
• doel en functies van straf
• het gevangeniswezen
• taakstraffen
• zorg na detentie
• werken met justitiabelen
15-10
Verscheidene functies van straffen:
• individuele afschrikking: speciale preventie
• collectieve afschrikking: generale preventie
• resocialisatie
• vergelding voor het leed dat slachtoffers is aangedaan
15-11
De inhoud van dit thema:
16.2 De praktijk van de vrouwenopvang
16.3 Huiselijk geweld
16.4 Tienermoeders
16.5 Eergerelateerd geweld
16.6 Loverboys
16-1
De praktijk van de vrouwenopvang:
• de problematiek
• de hulpverleningsfasen
• werken in de vrouwenopvang
16-2
Huiselijk geweld:
• wat is huiselijk geweld
• omvang huiselijk geweld
• opvattingen over huiselijk en seksueel geweld
• signalen bij slachtoffers en plegers die duiden op
huiselijk geweld
• gevolgen van huiselijk geweld
• daders en slachtoffers
• kinderen en huiselijk geweld
• werken met slachtoffers van huiselijk geweld
16-3
Wat is huiselijk geweld:
• factoren bij huiselijk geweld
• de geweldsspiraal
16-4
De gevolgen van huiselijk geweld:
• gevolgen op drie gebieden
• de impact van geweld
16-5
Eergerelateerd geweld:
• wat is eer?
• vormen van eergerelateerd geweld
• culturele aspecten
• zwijgen en schaamte
• aspecten van de hulpverlening
16-6
Aspecten van de hulpverlening:
• veiligheid
• professionele betrokkenheid
• betrouwbaarheid
• openheid en aandacht
• respect
• niet doorvragen naar emoties
• besef schaamtegevoelens
16-7
Loverboys:
• loverboytechnieken
• daders en slachtoffers
• hulp en ondersteuning aan meisjesprostituees
• waarom slachtoffers niet weglopen
16-8
Daders en slachtoffers:
• daderprofiel
• risicogroepen
• traumatische relatie
• signalen afhankelijkheid
16-9
Signalen afhankelijkheid van een loverboy:
• gedrag en houding tegenover anderen
• gedrag en houding tegenover de omstandigheden
• uiterlijke en fysieke toestand
• houding tegenover zichzelf
16-10
De inhoud van dit thema:
17.2 Geschiedenis van de activiteitenbegeleiding
17.3 Ontwikkelingen binnen de activiteitenbegeleiding
17.4 Beroepscode
17.5 Methodisch en multidisciplinair begeleiden
17.6 Preventief denken en handelen als AB’er
17-1
Geschiedenis van de activiteitenbegeleiding:
• van 1500 tot 1940
• na de tweede wereldoorlog
17-2
Hoe het vroeger was:
• 1500 dolhuysen
• 1700 arbeidshuizen en tuchthuizen
• 1900 onderscheid zwakzinnigen, dementen,
krankzinnigen
17-3
Na de Tweede Wereldoorlog:
• institutionalisering
• meer aandacht voor immateriële zorg
• democratisering
• professionalisering en positionering
17-4
Nieuwe vormen van therapie en begeleiding:
• arbeids- en bezigheidstherapie
• creatieve therapie
• speltherapie
• psychomotorische therapie
• ergotherapie
17-5
Ontwikkelingen binnen de
activiteitenbegeleiding:
• indeling in doelgroepen
• indeling in soorten activiteiten, gericht op het doel
• vervagen grens tussen welzijn en zorg
• nieuwe werkvelden
17-6
Soorten activiteiten:
• arbeidsmatige activiteiten
• educatieve activiteiten
• zelfzorgactiviteiten
• ontspanningsactiviteiten
17-7
Beroepscode:
• beroepsvoorschriften en ethiek
• algemeen uitgangspunt
• relatie tussen begeleider en cliënt
• relatie tot collega’s en andere hulpverleners
• relatie met de instelling
• wetgeving
• behandelvoorschriften
• normen en waarden
17-8
Methodisch werken:
• fasen van methodische begeleiding
• een alternatief stappenplan
• het activiteitenplan
• doelen bij activiteitenbegeleiding
17-9
Het 5-stappenplan voor methodisch
begeleiden:
• stap 1: beginsituatie vaststellen
• stap 2: doelen stellen
• stap 3: strategie bepalen
• stap 4: plan uitvoeren
• stap 5: evalueren
17-10
Vragen die je beantwoordt bij bepalen van
vorm en structuur zijn de vijf w’s:
• Wie
• Wat
• Waar
• Wanneer
• Waarmee
17-11
Onderdelen van het activiteitenplan:
• doelgroepanalyse
- kenmerken
- mogelijkheden en beperkingen
- zo nodig individuele gegevens groepsleden
- specifieke begeleidingsbehoefte (hulpvraag)
• doelen
• strategie; uitgewerkt in een werkplan
- vorm en structuur
- activiteitenkeuze
• uitvoering
• evaluatie; resultaat en proces
17-12
Doelstellingen naar organisatieniveau:
• instellingsdoelen, strategische doelen, gelden voor
een termijn van drie jaar of langer
• afdelingsdoelen, tactische doelen, gelden voor een
middellange termijn van één tot drie jaar
• doelen specifieke cliëntgroepen, operationele doelen,
gelden voor een termijn van enkele weken tot één jaar
• doelen individuele cliënten, ook operationeel, korte
termijn
17-13
Maatregelen om verergering te voorkomen:
• beheersing van je eigen gedrag en stemming
• alert zijn op agressief gedrag door observatie non-
verbale communicatie
• methodiek om agressie te voorkomen (DDG)
• gesprekstechniek (actief luisteren)
• beroep doen op collega’s
17-14
De inhoud van dit thema:
18.2 Soorten woonbegeleiding
18.3 Doelgroepen van woonbegeleiding
18.4 Methodieken woonbegeleiding
18.5 Ambulante begeleiding
18-1
Soorten woonbegeleiding:
• beschut wonen
• beschermd wonen
• begeleid wonen
18-2
Doelgroepen van woonbegeleiding:
• cliënten met psychogeriatrische verschijnselen
• cliënten met somatische problemen
• cliënten met psychiatrische problemen
• cliënten met een justitiële maatregel
• cliënten met een orthopedagogische hulpvraag
• dak- en thuislozen
18-3
Woonvormen psychogeriatrie:
• beschermd wonen: wonen in de wijk
• beschut wonen: woning direct aan of bij een
zorgcentrum
18-4
Omgang en begeleiding psychogeriatrie:
• activeren
• niet overvragen
• vaste structuren
• neem gevoelens serieus
18-5
Naar de dokter bij de volgende symptomen:
• hoge koorts
• hevige pijn
• ernstige diarree en veel braken (met name bij
ouderen)
• hinderlijke klachten die niet afnemen
• twijfel
18-6
Woonvormen cliënten met psychiatrische
problemen:
• beschut wonen:
aparte woningen op het
terrein van een instelling
• beschermd wonen:
woning in de wijk of
vlakbij een instelling
• begeleid zelfstandig wonen: woning in de wijk
18-7
Woonbegeleiding cliënten met psychiatrische
problemen:
• stimulering en activering
• ondersteuning ADL
• hulp bij zingeving
• hulp bij opbouwen en onderhouden sociale contacten
• aanleren sociale vaardigheden
18-8
Woonvormen justitiële inrichtingen:
• opvanginrichtingen
• behandelinrichtingen
18-9
Kenmerken cliënten met een justitiële
maatregel:
• agressief gedrag
• asociaal gedrag
• normloos gedrag
18-10
Begeleiding cliënten met een justitiële
maatregel:
• spiegelen
• belonen en straffen
• inspelen op groepsinteractie
• respectvol benaderen
18-11
Kinderbeschermingsmaatregelen:
• ondertoezichtstelling (OTS)
• ontzetting uit de ouderlijke macht
18-12
Woongroepen:
• crisisopvang
• halfweekcentrum-groepen
• leefgroepen kinderen
• leefgroepen jongeren
• gedragstherapeutische groep
• zelfstandigheidstraining
• trainingscentra voor kamerbewoning
18-13
Woon/opvangvormen dak-en thuislozen:
• dagopvangvoorzieningen
• nachtopvangvoorzieningen
• dagopvang COA
• nachtopvang harddrugsverslaafden
18-14
Omgang met dak- en thuislozen:
• consequent
• respectvol
• spiegelend
• motiverend
• positief bekrachtigend
18-15
Methodieken woonbegeleiding:
• bad-, bed- en broodmethode
• dagstructurering en zingeving
• vertrektraining
• gedragstherapeutische benadering
• sociogroepsbenadering
18-16
Ambulante begeleiding:
• wat doet een ambulant begeleider
• ambulante begeleiding; drie terreinen
• de relatie ambulant begeleider en cliënt
• het ambulante begeleidingsgesprek
18-17
Terreinen van ambulante woonbegeleiding:
• ondersteunen bij zingeving
• financiële en administratieve vaardigheden
• ADL
18-18
Toepassing zingevingsschema:
• sterke punten inventariseren
• verbeterpunt vastleggen
• te beïnvloeden actiepunten benoemen
• gericht motiveren
• gericht evalueren
18-19
De relatie ambulant begeleider en cliënt:
• ongewenst rolpatroon
• voorkomen van een ongewenst rolpatroon
18-20
Voorkomen ongewenst rolpatroon:
• hou vast aan je rol
• let op ‘ja, maar’-reacties
• let op jezelf
• werk samen met de cliënt
18-21
Het ambulante begeleidingsgesprek:
• doel ambulant begeleidingsgesprek
• structuur ambulant begeleidingsgesprek
18-22
Resultaten ambulant begeleidingsgesprek:
• kennis: de begeleider heeft een juist en compleet
beeld van de voortgang van het begeleidingsplan
• houding: de cliënt voelt zich begrepen door de
begeleider
• gedrag: de cliënt voert de gemaakte afspraken uit
18-23
Structuur ambulant begeleidingsgesprek:
• aanloopfase
• planningsfase
• kernfase
• nieuwe afspraken maken
• slotfase
18-24
De inhoud van dit thema:
19.2 Gezondheidsgedrag
19.3 Het ASE-model
19.4 Preventie
19.5 Preventiebeleid
19.6 GVO
19.7 Gedragsverandering
19-1
Gezondheidsgedrag:
gedragingen die je gezondheid in stand houden of
bevorderen
je kunt het ook leefstijl noemen
19-2
Factoren instandhouding gezondheid:
• leeftijd
• vermogen om stress aan te kunnen
• wisselende omstandigheden
• omgeving waarin je verkeert
• sociale omgeving
19-3
Het ASE-model:
• attitude
• sociale invloeden
• eigen effectiviteit
• externe variabelen
• gedragsintentie
• barrières
19-4
Doelen van preventie:
• voorkomen van ongezondheid
• gezondheid verbeteren
• goede gezondheid vasthouden
19-5
Preventie:
• het Ministerie van VWS
• aspecten van de preventie
• maatschappelijke preventie
• drie vormen van preventie
19-6
Aspecten van preventie:
• ziektepreventie
• gezondheidsbescherming
• gezondheidsbevordering
19-7
Instellingen die aan maatschappelijke
preventie doen:
• GGD
• klinische zorginstellingen
• thuiszorg
• Arbodiensten
19-8
Belangrijkste taken van de GGD:
• geven van gezondheidsvoorlichting
• verrichten van epidemiologisch onderzoek
• bevorderen van hygiëne en het bestrijden van
infectieziekten
• vroegtijdig opsporen van ziekten en
gezondheidsrisico’s
19-9
Drie vormen van preventie:
• primaire preventie
• secundaire preventie
• tertiaire preventie
19-10
Soorten signalen bij observaties:
• geïndiceerde symptomen
• niet-geïndiceerde symptomen
• verborgen signalen
19-11
Preventiebeleid:
• onderzoek en ontwikkeling van preventieprogramma’s
• uitvoeren van preventieprogramma’s
• evalueren van preventieprogramma’s
19-12
Het doel van GVO:
beïnvloeding en motivering tot ander en
gezonder gedrag
19-13
Twee vormen van GVO:
• intentionele GVO
• faciliterende GVO
19-14
Fasen gedragsverandering door voorlichting:
• aandacht
• begripsverbetering
• attitudeverandering
• hanteren sociale invloed
• toename eigen-effectiviteit
• gedragsverandering
• gedragsbehoud
19-15
De inhoud van dit thema:
20.2 Wet- en regelgeving
20.3 Medicatie: van ontwikkeling tot gebruik
20.4 Medicatie op recept
20.5 Naamgeving van medicatie
20.6 Functies van medicatie
20.7 Werking van medicatie
20.8 Toedieningsvormen
20.9 Soorten medicatie
20.10 Taken bij medicatieverstrekking
20-1
Wet en regelgeving:
• Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg
(BIG)
• Wet op de Geneesmiddelenvoorziening
• Opiumwet
• medicijnen voor eigen gebruik
20-2
Begrippen uit de Wet BIG:
• voorbehouden handelingen
• risicovolle handelingen
• overige handelingen
20-3
Functies van medicatie:
• genezing van aandoeningen
• verminderen van klachten
• voorkomen van aandoeningen
• herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren
van organen
• stellen van een diagnose
• placebo-effect
20-4
Toedieningsvormen medicijnen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
20-5
tablet
dragee
capsule
dranken
zalven en crèmes
lotions
strooipoeder
druppels
inhalaties
vloeistoffen
zetpillen
pleisters
Soorten medicatie:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
20-6
antibiotica
anti-epileptica
pijnstillers
slaapmiddelen
psychofarmaca
laxeermiddelen (laxantia)
middelen tegen diarree
antistollingsmiddelen
middelen tegen luchtwegaandoeningen
middelen tegen allergie
middelen voor hart en bloedsomloop
middelen die van invloed zijn op de bloeddruk
middelen tegen bloedarmoede
vitaminen
maagmiddelen
cytostatica
hormonen
Onderverdeling psychofarmaca:
• antipsychotica
• antidepressiva
• stemmingsstabilisatoren
• tranquilizers
20-7
Taken bij medicatieverstrekking:
• administratie/bestellen
• medicijnen opbergen
• medicijnen uitzetten
• medicijnen verstrekken
• taken bij ‘zonodig medicatie’
• observatie en rapportage bij medicatiegebruik
• bewaren en houdbaarheidsdatum
20-8
Speciale aandacht bij observatie voor:
• allergische reacties
• invloed op dagelijks functioneren
• resistentie
• opstapeling
• gewenning
20-9
Download