Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008

advertisement
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
Algemeen
De Nieuwsbrief verschijnt 2x per
jaar; in het voorjaar en in het najaar.
Uw kopij voor de volgende Nieuwsbrief ontvangen we graag voor
1 november 2008
Redactie
Dolly en Ton Stegink
Peeskesweg 24
7041 CB „s-Heerenberg
Tel. 0314 661608
E-mail: [email protected]
en
Jannie Kassies
Lidmaatschap
Geologie en Landschap
Van de redactie
Leden KNNV:
Huisgenootleden:
€ 15,€ 5,-
Onze website
www.knnv.nl/geolandwg/
Bij de voorplaat:
De Dinkel bij het Lutterzand
Foto: Hans Crone
Excursie
VAN DE REDACTIE
Het voorjaar 2008 ligt alweer voor het grootste deel
achter ons en het is dus weer hoog tijd voor een nieuwe
Nieuwsbrief. U zult er ook nog wat artikelen in vinden,
waarvoor in de vorige nieuwsbrief geen plaats meer
was, maar die zo informatief zijn, dat we ze u niet
willen onthouden.
Tenslotte: We vinden het altijd prettig kopij van u voor
de Nieuwsbrief te ontvangen, ons blad is voor de leden
door de leden. Wilt u dit zo mogelijk digitaal bij ons
aanleveren. Graag in platte opmaak (hoofdletters en vet
wel aangeven) en illustratie als bijlage toevoegen, dit is
voor het opmaken van de Nieuwsbrief handiger. Voor
de excursie verslagen willen we u vragen u te beperken
tot 1½ a-4 per dagdeel (exclusief afbeeldingen)
Dolly en Ton Stegink
Jannie Kassies.
INHOUDSOPGAVE
Van de redactie
2
Werkgroepmededelingen
3
Van het bestuur
3
Programma 2e helft 2008
5
Weekend Zeeland
7
Excursie naar de Kaloot
8
Excursieverslagen
Presentatie Hans de Jong
9
Excursie Niersdal
11
Excursie Denekamp
12
De Gradierwerken in Bad Rothenfelde
13
Het geheim van de “Blaue See”
14
Leestekens in het Landschap
15
e
2 deel “Verklaring geologische begrippen” 17
Thüringen, Schloss Berthoidsburg
19
Sedimenten
22
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
WERKGROEPMEDEDELINGEN
Samenstelling bestuur
Voorzitter:
Lieke Vullings
Daniëlsweg 31
6543 RB Nijmegen
024 3778885 (0612170895)
e-mail: [email protected]
Secretaris:
Dolly Stegink
Peeskesweg 24
7041 CB „s Heerenberg
0314 661608 (0630544306)
e-mail: [email protected]
Penningmeester:
Loes van Etten
Regenboogstraat 177
3328 HV Dordrecht
078 6175459
e-mail: [email protected]
Gironummer: 1719582
Lid:
Ger Vink
Burg. Martenslaan 45
3956 EK Leersum
0344 412598
e-mail: [email protected]
Lid: Aletta van Embden
Marskramerbaan 18
3981 TK Bunnik
030 6567325
e-mail: [email protected]
Doelstelling werkgroep
Als doelstelling van onze werkgroep is vastgelegd: de beleving en het bestuderen van de natuur, zoals
beoogd binnen de KNNV in het bredere kader van geologie en landschap. De aandacht gaat daarbij uit
naar het ontstaan van landschappen, met het reliëf, de bodem, de waterhuishouding en het grondgebruik.
Dit alles als onderdeel van het leefmilieu voor planten en dieren.
Voorwaarden voor het lidmaatschap en deelname aan excursies
Buiten de als normaal geldende voorwaarden voor lidmaatschap van verenigingen, geldt dat leden van
de werkgroep tevens lid moeten zijn van de KNNV. Adresmutaties moeten apart aan de secretaris van
de werkgroep worden doorgegeven. De werkgroep en het bestuur daarvan stellen zich niet aansprakelijk
voor claims van welke aard dan ook, bij problemen tijdens de excursies. Er worden geen verzekeringen,
van welke aard ook, afgesloten. Deelname is dus een privé verantwoordelijkheid. Verwacht wordt dat
deelnemers aan excursies hun persoonlijke gegevens paraat hebben voor het geval zich onverwachte
incidenten zouden voordoen.
Van het bestuur
Zoals u hierboven bij de samenstelling van het bestuur kunt zien, zijn er enkele veranderingen in het
bestuur. Jan van Doorn heeft na jaren trouwe dienst laten weten, dat hij zijn plaats in het bestuur wil
opgeven. Jan heeft heel veel voor de werkgroep betekend, naast zijn werk als bestuurslid, denken we
vooral aan de vele excursies die Jan heeft geleid. De laatste jaren in ieder geval één, maar vaak ook
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
3
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
meerdere per jaar. Dat waren excursies waar je altijd veel van op stak, want Jan weet veel en bereidde
zijn excursies altijd tot in de puntjes voor.
Jammer genoeg heeft Jan aangegeven ook geen artikelen te zullen schrijven voor de Nieuwsbrief, dat
is voor de redactie, maar volgens ons voor de hele werkgroep een gedegen aderlating.
Bij dezen willen we Jan van harte bedanken voor alles wat hij heeft gedaan.
Het bestuur is heel blij dat Ger Vink de leeg gekomen plaats in het bestuur wil gaan invullen.
Ger van harte welkom.
Tijdens de contactdag van 23 februari heeft de kascommissie nog geen verslag kunnen doen, door
verschillende omstandigheden waren ze niet in de gelegenheid voor 23 februari de boeken in te zien.
Intussen is dit wel gebeurd en leest u hieronder hun bevindingen.
Voor Nini Elings was dit de tweede keer, dat zij de kas controleerde en zij treedt daarom nu af. We
willen haar heel hartelijk bedanken voor haar werk. Volgend jaar zal de kas gecontroleerd worden
door Doede de Way, die ook dit jaar in de commissie zat en Teije van Sije die zich tijdens de contactdag heeft aangemeld.
Nog even verder over de financiën, van de landelijke KNNV hebben we een bijdrage ontvangen voor
de kosten die we gemaakt hebben voor de wervingsfolder. Tot onze spijt staat achter op de folder nog
het oude adres van het landelijk bureau, ze zijn intussen verhuisd naar: bezoekadres: Boulevard 12,
3707 BM Zeist, postadres: Postbus 310, 3700 AH Zeist
We hebben het idee, dat de folder zijn werk begint te doen, we hebben al enkele nieuwe leden kunnen
noteren. Het aantal opzeggingen is echter ook groot.
Binnenkort zal er ook een artikel van de werkgroep verschijnen in Natura, we hopen dat we ook hierdoor weer wat nieuw leden kunnen noteren.
In januari ontvingen we het bericht dat Jan van der Meulen op 19 januari is overleden. We zullen hem
herinneren als een hartelijke man, die altijd voor iedereen een vriendelijk woord had. We willen Netty Allan met wie hij altijd naar onze excursies kwam, veel sterkte toe wensen met het verlies van een
goede vriend.
Kascommissie 2007
Werkgroep Geologie en Landschap KNNV.
Helaas was het voor deze commissie niet mogelijk om verslag te doen op de Contactdag te Gennep
op 23 februari jl.
Daarom heb ik op 11 maart Nini Eling in Hilversum opgehaald en zijn wij samen naar de penningmeester in Dordrecht gereden. Wij werden hartelijk door Loes en Jan van Etten, die zich alweer een
stuk beter voelde, met een high tea ontvangen.
Daarna de inkomsten en uitgaven gecontroleerd, waar duidelijk naar voren kwam, dat de Nieuwsbrieven € 716.80, Folders € 377.71 en de bus in Winterswijk € 398.61 de grootste kosten in het
afgelopen jaar zijn geweest.
De boekhouding is naar behoren uitgevoerd en wij stellen daarom ook voor de penningmeester decharge te verlenen.
Met vriendelijke groet,
Doede de Waij
Ledenmutaties
Nieuwe leden: dhr. Bovenkamp, Veenendaal
mevr. Mens, Nijmegen
dhr. Van Nispen, Hoog-Keppel
H.g.leden:
mevr. Mesland, Doetinchem
dhr de Ruwe, Nijmegen
Opgezegd:
dhr Lassche, Ede
fam. Prins, Uffelte
4
dhr Menke, Epe
dhr Oosten, Heelsum
dhr Smidt, Arnhem
mevr. Reuderink-Snoeks, Haarlem
mevr. Buschman, Utrecht
dhr van Doorn, Oosterbeek
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Programma 2e helft 2008
Weekend 5, 6, en 7 september
Zoals in de vorige Nieuwsbrief al is aangegeven gaan we dit jaar voor de weekendexcursie naar Zeeland.
Onze verblijfplaats zal zijn Vrouwenpolder op het noordelijkste puntje van het eiland Walcheren.
Het weekend zal bestaan uit twee delen. De vrijdag avond beginnen we zoals gebruikelijk met een
gezamenlijke maaltijd in het hotel Duinoord. Na de maaltijd zal Bas Arens van stichting Duinbehoud
een inleiding geven voor de zaterdag. Zaterdag zullen we gaan kijken hoe jonge duinvorming tot
stand komt. We gaan daarvoor met Bas Arens en Anton van Haperen, beleidsmedewerker Staatsbosbeheer Schouwen Duiveland over de Oosterscheldekering naar het eiland Schouwen, waar we de hele
dag zullen blijven.
De zondagexcursie gaan we met Har de Raad (KNNV Zeelanden en Kaloot-deskundige) en Freddy
van Nieulande, (conservator bij het Koninklijk Zeeuws Genootschap en Kaloot deskundige) kijken
bij de Kaloot in de buurt van Borssele, hier zal de aandacht vooral gericht zijn op de fossiele vondsten die je daar kunt aantreffen.
Een korte beschrijving van deze gebieden treft u hieronder aan.
Opgave
De kosten voor het weekend zijn berekend op € 62,50 per persoon. Hierbij is de gezamenlijke maaltijd inbegrepen. Voor de campinggasten komt daar nog het bedrag van € 35,- p.p. stageld bij, omdat
we de camping vooruit moesten betalen.
Voor de hotelgasten komt er nog € 50,- bij als waarborgsom, die later u weer terug zult ontvangen.
Deze bedragen moeten voor 15 juni worden overgemaakt op rekening 1719582 t.n.v. de penningmeester KNNV, werkgroep Geologie en landschap, Regenboogstraat 177, 3328 HV Dordrecht.
Omdat de afschrijving van de giro nog al eens op zich laat wachten willen we u vragen voor 1 juni
telefonisch of schriftelijk uw deelname bij Loes van Etten te bevestigen, zodat we de reserveringen
voor hotel en camping definitief kunnen maken.
We verwachten jullie om 17:00 uur bij hotel Duinoord, waar we onder het genot van een door de
eigenaar aangeboden welkomstdrankje even kunnen bijpraten voor we om 18:00 uur aan tafel gaan.
Na de maaltijd moeten we het duin oversteken om bij het strandpaviljoen te komen, waar de lezing
door Bas Arens zal worden gehouden. De route beschrijving voor het hotel volgt hieronder.
Verblijfsgegevens
De hotelgasten verblijven in Hotel Duinoord
Breezand 65
4354 NL Vrouwenpolder
Tel: 0118 - 591346
Het hotel ligt aan de voet van het duin, met een eigen opgang
naar het strand.
De prijs van de kamers varieert van € 70 tot € 82 euro voor een
tweepersoons kamer. De eenpersoonskamers kosten ± € 65,00
Voor andere nachten dan de vrijdag- of zaterdagnacht betaalt u
€ 10,- minder.
Wilt u eerder komen of later vertrekken dan kunt u het best zo
snel mogelijk contact op nemen met het hotel.
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
5
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
De kampeerders staan op camping de Zandput: Vroondijk 9, Vrouwenpolder. Toen wij er in het voorjaar waren, zagen we er de damherten lopen. Ook hier is een eigen opgang naar het strand.
We hebben daar een mooi veldje gereserveerd tegen de duinen aan. We hebben hierop voor de groep
een korting kunnen bedingen. Omdat we het veld met ruime plaatsen willen verdelen over de deelnemers hebben we besloten om een prijs te maken voor 3 nachten.
Voor of na kampeerders betalen € 19,- per nacht, dit is exclusief toeristenbelasting.
Routebeschrijving
U rijdt vanaf Rotterdam richting Zierikzee-Vlissingen (of over de Oosterscheldekering N57 of over
de Zeelandbrug N256) via Noord-Beveland tot de afslag Vrouwenpolder.
Uit de richting Brabant over Bergen op Zoom, Richting Goes. U volgt de A58 tot Middelburg, daar
volgt u de borden Veere of Serooskerke, vanaf hier staat Vrouwenpolder op de borden aangegeven.
Bij de stoplichten rijdt u Vrouwenpolder binnen, U neemt de eerste afslag rechts (achter de supermarkt langs), volgende kruispunt weer rechts (de Fort den Haakweg op). Na ongeveer een kilometer
ziet u rechts het hotel.
De kampeerders volgen de weg voor nog ongeveer 1 kilometer en zien dan rechts de camping.
Openbaarvervoer.
U kunt Vrouwenpolder bereiken met de bus of met de trein en de bus. Mocht u hierover vragen hebben neem dan contact op met Dolly Stegink, haar adres staat voor in de Nieuwsbrief.
Excursie 25 oktober IJsselgebied.
Aanvang: 10:15 uur
Tussen Deventer en Olst ligt het buurtschap Eikelhof.
Aan de Eikelhofweg 12 ligt het streekmuseum “DE IJSSELVALLEI” van Louis Verhaard.
Louis is en zeer bekend amateur geoloog, die veel publicaties In Grondboor en Hamer van de N.G.V.
op zijn naam heeft staan. Vorig jaar heeft hij de van der Lijn onderscheiding ontvangen.
In het museum zijn behalve zwerfstenen ook bodemprofielen te zien en verder alles wat met de IJselvallei te maken heeft. Kortom een unieke plek.
Op zaterdag 25 oktober wordt u tussen 10.00 en 10.30 uur in het museum verwacht.
Na de koffie houdt Louis een lezing over het ontstaan van de IJsselvallei en is er gelegenheid het
museum te bekijken.
Na de lunch, we kunnen in het museum ook onze zelf meegenomen boterham opeten, gaan we wandelen en bekijken wat er ‟s ochtends is verteld. We zorgen dat iedereen om 16.00 uur weer kan
vetrekken.
Wilt u nu al wat meer informatie, dan kunt u kijken op de website van het museum.
Route:
Vanaf A1 Afslag 23: Deventer: U volgt een kort stukje de route naar het centrum. U slaat rechtsaf
naar de Hanzeweg (N348, rondweg door Deventer). Deze route vervolgt (ca 5 km) tot u bij een rotonde komt (Lebuïnuslaan). Op deze rotonde gaat u rechtsaf (richting Diepenveen, Wesepe). Bij de
volgende twee rotondes gaat u rechtdoor, deze weg heet Boxbergerweg, en gaat richting Buurtschap
de Eikelhof en Wesepe. Bij buurtschap de Eikelhof gaat u bij de kruising/bocht naar links richting
Boskamp - Olst. Dit is de Eikelhofweg. Aan de linkerkant bevindt zich het museum op nummer 12
Openbaar Vervoer
Vertrek: Deventer ieder uur om 19 minuten over het hele uur.
Aankomst: Olst 27 minuten over het hele uur.
Wilt u bij uw opgave vermelden of u met het openbaar vervoer komt, dan kunnen we een afhaaldienst maken vanaf het station.
6
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Weekendexcursie Zeeland op 5, 6 en 7 september 2008
door: Aletta van Embden
Geologie en landschap van Zeeland toegelicht
kreekruggen en poelen
Het huidige landschap van Zeeland is vooral gevormd door processen uit het Holoceen, dwz in de
laatste 10.000 jaar van het Kwartair. Het was een relatief warme periode, waarin het landijs smolt en
de zeespiegel rees. Dit was met name het geval in de eerste helft van het Holoceen. In deze periode
wisselden zo genaamde transgressieperioden af met
meer rustige tijden. In de transgressieperioden werd door
de zee klei en zand afgezet. In de rustige tijden ontstonden uitgestrekte veenmoerassen achter de door de zee
opgebouwde strandwallen. Dit zijn de zg. oude duinen.
De Schelde en de Maas vonden hun weg naar zee door
deze grote veenmoerassen. Ook door de in de veenmoerassen binnendringende zee, werd veen opgeruimd en
ontstonden grote estuaria. Langs de vele kreken werden
oeverwallen gevormd. In de daarachter liggende poelen,
bezonk de zware klei op het veen.
Door verschillen in klink kwamen de kreekruggen hoger
in het landschap te liggen dan de aangrenzende poelen.
Dit geheel van kreekruggen en poelen wordt in Zeeland
het “oud land” genoemd. De bedijking vond hier vanaf
de 10e eeuw plaats en nadien werd er op kleinschalige
wijze ingepolderd. Na ca 1200 werden er veel gebieden
van de zee teruggewonnen door bedijking buiten het
oude land. Deze gebieden heten in Zeeland het “nieuw
land”.
De grote afwisseling in “oud land” en “nieuw land” is typerend voor Zeeland. De hogere kreekruggen
t.o.v. de lagere poelgronden. Ondanks de grote naoorlogse veranderingen, zijn deze twee landschapstypen vaak nog goed te herkennen in Zeeland.
duinen
Vanaf ongeveer 1100 werden de zgn. jonge duinen gevormd.
De oude duinen (of strandwallen) werden hierbij door de
jonge duinen grotendeels bedekt. In Zeeland liggen deze
jonge duinen met name op de koppen van de eilanden. Het
duidelijkst is dit het geval op Voorne. Op Schouwen zijn de
oude, vrij vlakke duinen, aan de zeezijde omgeven door de
jonge, hoge, reliëfrijke duinformaties. De jonge duinen op
Walcheren zijn door kustafslag beperkt tot een enkele rij.
stormvloeden / nieuwe tijd
In de 15e en 16e eeuw kwamen er zéér veel stormvloeden voor. De beruchtste waren die van 1530 en
1532. Het was een onrustige periode met veel dijkdoorbraken, overstromingen, ontstaan kolkgaten en
dientengevolge veel herstelwerkzaamheden.
Na de 17e eeuw werd het rustiger en werden ook de inpolderingen grootschaliger van karakter.
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
7
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
In de 18e eeuw was sprake van grote bloei en werden o.a. veel buitenplaatsen aangelegd. Grote invloed had de aanleg van de Deltawerken voor Zeeland, waarvan de laatste de stormvloedkering van
de Oosterschelde was.
Het grootste deel van Zeeland veranderde zéér ingrijpend na de inundatie van Walcheren in
„44/‟45 en de watersnoodramp van 1953.
Samenvattend is Zeeland dus een echt op de zee gewonnen en door de mensen gemaakt landschap.
En daarom in cultuurhistorisch opzicht buitengewoon de moeite waard! Kenmerkend voor Zeeland
zijn ondermeer de volgende landschapselementen: schorren, dijken, kreken, wielen, inlagen, vliedbergen, (verdwenen) kastelen, buitenplaatsen. (schorren zijn buitendijkse, niet door de vloed
overspoelde gronden).
Aletta van Embden
Afbeeldingen uit website Stichting Duinbehoud. www.duinbehoud.nl
Excursie naar de Kaloot
een introductie
Door: Harry Raad
Locatie
De Kaloot was van oorsprong een zandplaat in de zuidelijke Sloe-mond. Op een gegeven moment
maakte deze plaat contact met de Borsselepolder en het voorliggende schor. De zuidelijke rand van
het schor ontwikkelde zich tot een hoge, zandige schoroever met zelfs enige duinvorming. Dit mooie
gebied viel, vergelijkbaar met De Beer bij Rozenburg, ten offer aan havenaanleg, waarbij de zandige
strook - nu aan de zuidzijde van het aangelegde industriegebied - behouden bleef. De zeewering van
het industriegebied zorgde voor een betere zandinvang. De aanvoer van zand zorgde in het oosten en
westen van de Kaloot voor een kust met strand en duin. De dimensies zijn niet spectaculair, maar
door de ligging in een estuarium is het van grote zeldzaamheid. Nu dreigt op de Kaloot nieuwe havenaanleg van de zogenaamde Westerschelde Containerterminal (WCT) te komen, hetgeen een
enorme degradatie van de natuur zal inhouden.
Fossielen
Een interessant aspect van de Kaloot is het aanspoelen van fossielen op het strand. De Honte, de
langsliggende, diepe geul van de Westerschelde, zorgt
voor aanvoer van zand én zwaarder materiaal uit het
diepe water. Het diepste punt gaat
tot 60 m -NAP. Daarbij worden
geologische afzettingen aangesneden die in dit gebied niet
dagzomen. De geologische opbouw van de Westerscheldebodem is grillig, de strandvondsten bieden daarover geen nauwkeurig inzicht.
Veel fossielen komen uit schelpenrijke afzettingen (zogenaamde 'crag') van pliocene ouderdom. Het gaat veelal om strand en geulafzettingen. Onder dit pakket
liggen nog oudere afzettingen die aan erosie blootstaan, tot aan de oligocene Klei van Boom toe. Ook
moeten er jongere afzettingen zijn, want er spoelen fossielen aan die we herkennen uit de Eemtijd,
dus jong/laat Pleistoceen. Erosie van afzettingen heeft in verschillende geologische perioden voor
'basisgrindlagen' - residuen van zwaar materiaal uit die afzettingen - gezorgd. Het lichtere materiaal is
verdwenen. Ze worden tot de reeds genoemde geulafzettingen gerekend. Daarin zijn vooral botten,
tanden en versteningen (concreties) achtergebleven. Fossielen uit die afzettingen zijn vaak zwaar afgesleten. Ook de andere fossielen zijn vaak gehavend, een deel van de crag-fossielen is tenslotte al
eens eerder als strandmateriaal afgezet. Dat neemt niet weg dat er op goede momenten nog steeds wat
8
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
fraais is te vinden. Overigens worden die fragmenten en defecte schelpen in
nige verzameling gekoesterd, het is dan rustig wachten op het vinden van beter
geconserveerd materiaal.
Zoeken
Het zoeken van fossielen is een kwestie van ervaring opdoen. Twee manieren
hebben de aandacht: het zoeken van grof materiaal en het peuteren in fijn schelpengruis. Het zoeken van grof materiaal kan in de vloedlijn of lager op het strand
in schelpenbanken. De echt zware stukken worden door het water moeilijk tot aan
de vloedlijn meegenomen. Het fijne materiaal is verspreid over het strand aan te
treffen, op plekken waar niet al te veel dynamiek is. Vaak is dat dus beneden de
vloedlijn, vooral op randen van zwinnen. Het verdient aanbeveling niet op het
strand te zoeken, maar om meegenomen schelpengruis thuis uit te pluizen met
'gewapend' oog (leesglas, binoculair). Vooral schelpengruis waar ook veel
recente wadslakjes inzitten, levert leuke fossiele schelpjes op. De mensen
die haaien- en roggentandjes willen vinden kunnen beter op plekken met
'zwaar gruis' kijken, waarin ook veel kleine steentjes zitten. Dát gruisonderzoek kan het beste op het strand zelf geschieden, omdat dan grote
oppervlakten zijn af te speuren. De tandjes liggen namelijk niet al te dicht
opeen, een hap gruis kan voor dit doel al gauw net mis zijn.
Slot
In dit korte bestek is het een en ander aangestipt en veel weggelaten. Het doel van de strandexcursie
is, om al zoekend en vindend meer aspecten te belichten. Daarnaast zal/kan er ruimte zijn voor andere
natuurhistorische zaken op de Kaloot en is een actuele toelichting op de stand van de havenplannen
mogelijk.
A= Zwinkokkel, uit het Eoceen
B= Een oester uit het Laat Eoceen en Vroeg Oligoceen
C= Neptunea antiqua; Linnaeus, uit het Midden-Laat Plioceen
D= Vroeg Pliocene haaientanden
De afbeeldingen komen uit het boek “Eigenaardignederland”. Uitgave KNNV
Excursieverslagen
Presentatie Hans de Jong
Zaterdagochtend 23 februari 2008
Aansluitend op de jaarvergadering heeft Hans de Jong voor ons een presentatie gehouden over klimaatsverandering. Om hier een samenvatting van het geheel te schrijven zou te veel zijn. Vandaar dat
er gekozen is voor een onderdeel van de presentatie van: “De aarde in rood, groen en wit”.
Vandaag heb ik geen tijd.
Het was gisteren een leuke dag, de tijd is omgevlogen.
Als je op de bus moet wachten, gaat de tijd langzaam.
Hoe ouder je wordt, des te sneller gaat de tijd.
Tijd ervaren we niet als een gelijkmatig voortschrijdende gebeurtenis. De tijd lijkt soms langzamer en
soms sneller te verlopen. Het hangt er blijkbaar vanaf of we letten op de tijd of niet. Als kind lijkt je
leven eindeloos lang te gaan duren, maar een bejaarde zegt: waar is de tijd gebleven.
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
9
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
De relativiteitstheorie van Einstein vertelt ons, dat tijd inderdaad een relatief begrip is. Het is bewezen dat de tijd langzamer verloopt wanneer je de snelheid van het licht benadert. Een ruimtevaarder,
die zich zo snel door het heelal zou verplaatsen, keert jonger op de aarde terug dan zijn tweelingbroer, die gewoon op de aarde is gebleven. Het is iets dat een mens zich niet kan voorstellen. Maar
dat geldt voor meer tijdservaringen. Ze worden geïllustreerd met het actuele probleem van de klimaatverandering.
De aarde in rood, groen en wit
Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw dacht men algemeen, dat ons huidige klimaat gedurende
duizenden jaren geen tot weinig veranderingen had ondergaan. Sinds de klimaatsprong van 1988 en
de daarop volgende warme negentiger jaren moeten alle klimatologen langzamerhand toegeven, dat
de aarde warmer wordt. De trend van de negentiger jaren zet door. De zomers van 2003 en 2006 waren warmer dan ooit. Bijna elk jaar sneuvelt een kort tevoren gevestigd record. Gouden tijden voor
weermannen en –vrouwen! Langzamerhand begint men te beseffen dat klimaatverandering heel normaal is. We hebben er alleen niet bij stil gestaan, dat dit zelfs binnen een mensenleven kan gebeuren.
De aarde in rood
Tweehonderd miljoen jaar geleden zag de aarde er heel anders uit dan nu. Alle continenten lagen tegen elkaar aan; rondom lag één grote oceaan. Doordat er zo‟n uitgestrekte landmassa was, was de
invloed van de zee op het land gering. Het grootste deel van dit mega continent had een woestijnklimaat. Zandstormen bliezen over het land en als de wind ging liggen, zakte rood zand naar het
landoppervlak. We weten dit uit de rode zandsteen die in alle werelddelen op grote schaal voorkomt.
De aarde in groen
Honderd miljoen jaar later was de aarde compleet veranderd. Het mega continent was in stukken gescheurd. Deze stukken, platen geheten, waren uit elkaar gedreven. Ze lagen als grote eilanden in drie
grote oceanen. De zeestromen in die oceanen gingen over de hele aarde en voerden warm tropisch
water overal naar toe. Alle continenten hadden een vochtig tropisch klimaat. Ze waren bedekt met
weelderige tropische oerwouden. Langs de kusten strekten zich grote langgerekte tropische koraalriffen uit. De overblijfselen van die riffen zijn onder andere nog zichtbaar aan de hoge witte kalkkliffen
van Zuid-Engeland en Noordwest-Frankrijk. Maar ook in alle hooggebergten komt die witte kalksteen voor.
De aarde in wit
Sinds 3 miljoen jaar steekt de aarde zich echter regelmatig in een wit kleed. In die periode zijn er al
zeker dertig ijstijden geweest. Een ijstijd duurt lang, gemiddeld 80.000 tot 100.000 jaar. Het grootste
deel van Noord-Amerika, Europa en Noord-Azië is dan met een twee tot vier kilometer dikke ijskap
bedekt. Vanuit het heelal moet de aarde dan een veel wittere aanblik bieden dan tegenwoordig. We
leven nu in een periode tussen twee ijstijden. Zulke perioden duren maar kort, gemiddeld 10.000 tot
25.000 jaar. Aan het einde van een witte periode warmt het klimaat heel snel op. In een paar honderd
jaar is het grootste deel van die enorme ijskappen verdwenen. De laatste keer dat dit gebeurde was
10.000 jaar geleden.
Korte termijn
Staan we aan de vooravond van een nieuwe ijstijd? We weten het niet. Voorlopig wordt de aarde
warmer. Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de periode tussen twee ijstijden het klimaat tamelijk gelijkmatig blijft. Tijdens een ijstijd kunnen grote temperatuurschommelingen optreden.
Het is jammer dat de mens slechts een korte termijn geheugen heeft. Het is nog maar 400 generaties
geleden dat er een einde kwam aan de laatste ijstijd. Geen mens die de veranderingen van toen heeft
10
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
doorverteld aan zijn nazaten. Een mens kan zo‟n lange periode niet overzien. Ons belevingsgevoel is
niet veel langer dan twee maal het aantal jaren dat een mens geleefd heeft. We kunnen ons de 2000
jaar geleden toen de Romeinen in Nederland rondliepen, niet voorstellen. Het ligt ook aan het getal:
2000 jaar lijkt meer dan 80 generaties. Toch is het dezelfde lengte.
Oceaan
Het landschap op aarde verandert langzaam, zo langzaam dat wij het niet merken. Of… wij leven te
kort. Tijdens de aarde in groen scheurde Noord-Amerika los van Europa. Die twee continenten drijven nog steeds verder uit elkaar met een snelheid van 5 cm per jaar. Dat is ongeveer even snel als
onze vingernagels groeien. Ook die bewegen, maar we merken het niet. Als u nu 80 jaar bent, lag
New York tijdens uw geboorte 4 m dichter bij Nederland dan nu. Dus sinds de aarde in groen is dat
5000 km. Dat getal is ook onvoorstelbaar. Gedurende een mensenleven behoeft de ligging van de
werelddelen op de wereldkaart niet te worden veranderd. Maar tijdens de aarde in rood lag Nederland
op de plaats van de Sahara
en was de wereldkaart
volkomen onherkenbaar.
Tijd is een relatief begrip.
Dit geldt niet alleen in de
zin van de relativiteitstheorie van Einstein.
Tijdsbesef heeft ook te
maken met de tijd waarin
je leeft. Voor een vlinder
leeft een mens lang, voor
een boom kort. En voor de
processen op aarde nog
korter. De lengte van een
mensenleven is betrekkelijk. De afstand
Amsterdam – New York zou je kunnen uitdrukken in 4 miljoen generaties. Ook dat getal is onvoorstelbaar. Maar het is ook onmogelijk, want de mens wandelt nog maar ongeveer 5 miljoen jaar op
aarde rond. We zijn als een vlieg in een vliegtuig of een vis in zee. We kennen onze directe omgeving, maar door de onvoorstelbare lengte van de tijd hebben we geen flauw idee wat er zich allemaal
al op aarde heeft afgespeeld.
De excursie in het Niersdal.
Zaterdag 23 februari
Excursieleider Hans de Jong
Verslag: Wouter van den Bosch.
Na de middaglunch in het zaaltje van het voormalige legerkamp, vertrokken we met onze excursieleider, Hans de Jong, naar het stroomgebied van de Niers. Dit ligt, met nog 2 andere beekjes, in het
ca. 15 km brede stroomdal van de Maas. Hans had gezorgd voor detailkaartjes van het te verkennen
gebied van 3 x 4 km, met als doel door eigen werkzaamheid een stuk individuele kennis op te bouwen. Helaas gooide een koude wind wat roet in dit malse eten, zodat er van zorgvuldig tekenwerk
niet veel terecht kwam. Maar het idee is prima: doen houdt kennis beter vast dan alleen luisteren. De
schrijver van het artikel heeft als voordeel dat hij/zij nu gedwongen wordt zich in te leven in het geologisch-morfologisch proces, dat in een ver verleden heeft plaats gevonden. Na afloop blijkt echter
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
11
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
steeds weer dat veel opkomende geologisch-historische vragen nog niet zijn beantwoord, zodat er
nog voldoende te raden en te ontdekken valt.
In het bezochte dalgebied van de Maas stroomt dus die Maas, op een NAP hoogte van ca. 10 meter.
En op een volgend terras, op ca. 12,5 meter, is er plaats voor de Niers, waarna er op ca. 14 meter
hoogte nog ruimte is voor beken als de Spiekerbeek en de Schreveldsche beek. Beide lopen vrijwel
parallel aan de Niers. Aan de oostzijde van het dal loopt de hoogte snel op naar 30 tot 35 meter. Deze
overgang is steil en wekt de indruk ten dele mensenwerk te zijn. In het dal zagen we een zandzuigerei die
tot ca. 30 meter diepte gaat en dus waarschijnlijk
Pleistoceen zand levert met een ouderdom van maximaal een half miljoen jaar. Dit bepaalt derhalve het
tijdstip van ontstaan van dit landschap: het zal gevormd
zijn in het laat Pleistoceen of vroeg Holoceen. Misschien zelfs nog later. Het is dan ook niet
onwaarschijnlijk dat dit deel van het Maasdal zich pas
in het tweede deel van het Holoceen heeft gevormd.
Het Maasdal heeft een overwegend ZZO-NNW richting en ligt op een hoogte van ca. 10 meter NAP.
De Maas is echter een regenrivier en kent daardoor zeer variërende waterstanden, die bovendien vaak
in korte tijd sterk wisselen. De Maas ontspringt in een bosrijk gebied ten noorden van Neufchâteau.
Het is daar nog een onaanzienlijk stroompje, dat uit de diepte opwelt en samen met naburige stroompjes al snel een beek en later een rivier van betekenis wordt.
Hans vertelde, dat tijdens en na het Saalien de Maas veelvuldig is veranderd van stroomdal, waardoor
uiteindelijk een belangrijk deel van ons land deel uitmaakte van steeds veranderende stroomdalen,
waarin ook de Maas een belangrijke rol speelde. Dat is heel moeilijk voor te stellen, nu alles is vervormd tot rustig kabbelende en ingedijkte stromen en stroompjes. Duidelijk is wel dat het bezochte
gebied als zeer recent gevormd kan worden beschouwd en nog steeds aan veranderingen onderhevig
is. Al is het alleen maar door menselijke hand, die maar één belang kent: beheersing en leefgebied.
Helaas is vrijwel alles wat we zien een gevolg van menselijk handelen en is het verleden vaak moeilijk voor te stellen. Daar komt nog bij dat we het gebied in het vroege voorjaar bezochten en daarmee
de grote wisselingen in waterstand, zoals deze zich ook nu nog voordoen, niet hebben gezien. Het
zou de KNNV sieren als ook deze aspecten wat meer aandacht en inzicht kregen. Een mooie taak
voor onze Werkgroep dus.
Met een woord van dank sloot dan ook onze voorzitter deze dag af, zodat we ons na een koude dag
de luxe konden permitteren in een verwarmd restaurant te Geldrop afscheid te nemen. Een stukje
geologie versterkt als altijd ons gevoel voor landschappelijke veranderingen op korte en langere termijn. Een verrijking van onze natuurstudie!
Excursieverslag Denekamp
Zaterdag 19 april 2008
Excursieleider Jaap Veenvliet
Verslag Dolly Stegink
Van deze excursie slechts een kort verslag. Binnenkort verschijnt er een uitgebreid verslag in Natura
met daarbij mooie foto‟s.
We beginnen de excursie met een inleiding in het museum Natura Docet door Jaap Veenvliet die de
rest van de dag onze excursieleider zal zijn.
12
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
We krijgen informatie over het ontstaan van de stuwwallen in Twente en hij laat ons een film zien
over hoe het landschap er tijdens de ijstijden in Twente moet hebben uitgezien.
Daarna gaan we om te beginnen naar de winderige Kuipersberg, waar we kunnen zien dat er een deel
van de stuwwal Uelsen – Enschede is verdwenen. De laagte is ontstaan doordat een ijsmassa door de
stuwwal brak en een stuk van 10 km. lang, 4 km. breed en 40 m. dik wegschoof en als een deur tegen
het onderste deel van de resterende stuwwal aan duwde.
Hierna is het tijd voor de lunch, waarvoor we naar de molen Bels gaan. Het is altijd goed om ook iets
van de cultuur te bekijken, die gebruik maakt van het landschap.
Daarna gaan we naar de Galgenberg in de buurt van Vasse. In het bouwland aan de voet van de
“berg” schept Jaap telkens een deel van de vegetatieweg. Hierdoor kunnen we zien dat de bodem
bestaat uit verschillende grondsoorten, van fijn tot zeer grof grindrijk zand, leem, lemig zand en tertiaire klei. De lagen die voor de stuwing werden afgezet, werden door het landijs opgestuwd,
waardoor deze lagen meer vertikaal kwamen te staan.
Door het prachtige Twentse landschap rijden
we naar het Lutterzand, een voor Nederland
geologisch gezien interessant gebied dat benoemd is tot aardkundig monument. Lopend
langs de Dinkel, die een belangrijke rol heeft
gespeeld bij het vormen van het landschap
hier, zien we ontsluitingen van verschillende
bodems. Het proces van het vrij meanderen
van deze rivier heeft ertoe geleid dat er nu nog
mooie afgesneden bochten voorkomen, met
steile stootoevers en vlakke glijoevers met
bijbehorende kronkelwaarden.
In de steilwand zien we verschillende dekzandlagen, een potsolbodem, maar ook de laag
van Usselo, die zo‟n 11000 jaar gelden ontstaan is in een warmere periode gedurende de ijstijd waarin er veel vegetatie was zoals berken en dennen. Verder zien we een laagje grind dat ontstaan is in
woestijnachtige omstandigheden waarin het zand wordt weggeblazen en het grovere materiaal achterblijft (de laag van Beuningen). Tot slot zien we onder deze laag de gevolgen van polaire
omstandigheden, verschijnselen zoals vorstwiggen en kryoturbatie.
Als afsluiting van de dag gaan we terug naar het museum, waar we nog rustig kunnen rondkijken in
de zalen met veel soorten (zwerf)stenen en natuurhistorische verzamelingen.
Afbeelding uit boek “Eigenaardig Nederland”, uitgave KNNV
De Gradierwerken in Bad Rothenfelde
Door: Jan van Doorn
In 1724 werd in Bad Rothenfelde een zoutbron (Solequelle) “aangeboord”, die aanleiding werd tot
winning via “pannenzout”. Hieruit ontwikkelde zich een levendige handel in zout, die een goede inkomstenbron voor de plaatselijke bevolking betekende. Later ontdekte men, dat het inademen van
zoutdeeltjes bij het verdampingsproces een positieve uitwerking op de gezondheid had. Men bouwde
een zogeheten Gradierwerk, waar de lucht in de nabijheid hiervan vochtiger en meer zouthoudend
was. De term Gradierwerk betekent het tot een hoger zoutgehalte – zoals hier van 5 tot 24% - brengen. Voor de bouw van het werk werd vuren- (sparren)hout gebruikt. Dit houttype heeft 2 voordelen.
Grote poriën nemen zout uit de bron op en zorgen bovendien voor conservering van de stammen.
Voor de constructie van de werken zijn lange, rechte en volgroeide boomstammen buitengewoon
ideaal. De bevloeiingswanden van het Gradierwerk bestaan uit sleedoorn, omdat deze struik onder
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
13
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
invloed van het zout zijn bast niet verliest en bovendien zeer fijn vertakt is. Het verdampingsproces
wordt hierdoor begunstigd. Binnen 30-40 jaar ontstaat een bizarre “sleedoornsteen”. De fijnste kalken ijzerdeeltjes zetten zich bij het motregenen af en omhullen de twijgen. Na zo‟n 30 tot 40 jaar moet
de steenomkorsting verwijderd worden, daar ze anders te zwaar is voor de wanden.
In de diepte van het Wiehengebergte bevindt zich een zoutsteenmengsel (Zechstein genoemd). Dit
mengsel met een zoutaandeel van 60% ontstond als zee-afzetting in het geologisch Zechstein Tijdvak
(onderdeel van de *Perm Periode). Verdamping van water in een heet woestijnklimaat liet zout- en
gipskorsten achter. Door veranderingen van het aardoppervlak werden deze korsten overdekt door
andere gesteente lagen. De hier genoemde zoutlagen bevinden zich op ongeveer 3000 m diepte. Onderaardse wateraders losten de lagen op en koolzuur zorgde voor opwaartse druk van de sole. Langs
de hele noord- en oostzijde van het Bekken van Münster (zuidrand Teutoburger Wald en westrand
Eggegebergte) treden talrijke natuurlijke zoutbronnen aan de oppervlakte uit.
zie Geologische Tabel in artikel Teutoburger Woud, Nieuwsbrief 42 blz. 14.
Verantwoording: dit is een verkorte versie van de in juni aangevraagde en half september ontvangen informatie.
Het Geheim van de “Blaue See”
Door: Jan van Doorn
Inleiding
Deze nogal mysterieus aandoende titel suggereert, dat de “Blaue See” iets te verbergen heeft. Ik doel
hierbij op de wisselende hoogte van de waterstand van het oppervlakte- water. De foto op de voorzijde van Nieuwsbrief 42, genomen door Ton in maart 2007, geeft een relatief hoge waterstand te zien.
Bij ons bezoek eind mei vertoonde de “Blaue See” juist het tegenovergestelde beeld. De verklaring
van dit verschijnsel moeten we echter niet aan de oppervlakte, doch in de diepte zoeken.
Relatie ondergrond en neerslagwater.
Degenen, die na afloop van de excursie, de bronnenwandeling in het Puszkental meemaakten konden
zelf de relatief lage waterstand waarnemen. Het is des te opmerkelijker, als we de hoge neerslag hoeveelheden van de maanden juli en augustus erin betrekken. Deze zouden normaal gesproken tot
verhoging van de waterspiegel van de “Blaue See” geleid moeten hebben, hetgeen dus niet het geval
was. Waar bleef dit gevallen neerslagwater dan en heeft de *kunstmatige mulde er iets mee te maken?
Om een antwoord op deze vragen te vinden moet het gebied met zijn geologische struktuur, de opbouw van de gesteentelagen, de gesteentetypen met hun eigenschappen enerzijds en de menselijke
invloed anderzijds in de beschouwing worden betrokken.
De “Blaue See”, gelegen zuidwestelijk van Wellingholzhausen ligt volgens de geologische kaart in
een zich NW-ZO richting uitstrekkende *slenk. De hierin aanwezige sedimenten zijn Muschelkalkgesteenten behorend tot het Boven- en Midden Muschelkalk tijdvak. De bovenste gesteentelaag
bestaat uit zogeheten *Trochitenkalk. In de onderlaag hiervan vinden we kalkmergel, klei en dolomietmergel.
De menselijke invloed bestond hierin, dat op de plaats van de huidige “Blaue See” voorheen een
steengroeve in bedrijf was. De Trochitenkalk werd tot op de top van de daaronder gelegen mergel- en
klei lagen, d.w.z. tot op de grondwaterspiegel ontgonnen. Deze twee gesteente typen vormden in
hoofdzaak een wateropstuwings-horizont.
In de mergelgesteenten bevinden zich ook hardere lagen, die volledig met spleten doortrokken kunnen zijn. Van tijd tot tijd echter kunnen ze steeds weer afgesloten zijn door met klei-sediment beladen
doorsijpelend water. Op deze manier wisselen processen van wateropstuwing en –doorsijpeling el-
14
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
kaar af. Zo is het verklaarbaar, waarom de waterstand zo‟n afwijkend beeld vertoont t.o.v. de neerslaghoeveelheid en geeft aan, dat we met een kunstmatige mulde te doen hebben.
Met vriendelijk dank aan de Geologische Dienst in Krefeld, voor verstrekte informatie op enkele door
mij gestelde vragen.
Verklaring van enkele in de tekst genoemde termen:
Mulde (fig.1)
= natuurlijke inzinking in het landschap
met een omlaag verbogen gesteentepakket.
Trochitenkalk
= in de Muschelkalk treden zeelelies gesteente vormend op; de ronde steelleden
(trochiten) vormen dikke kalk steenbanken.
Slenk
= veelal langgerekt gebied, dat langs ongeveer evenwijdige afschuivingen is
gedaald.
Zie ook verslag Nellie ten Brink en informatie excursiegids.
Oosterbeek, 28 december 2007
Leestekens in het landschap
Strandwal
Omschrijving: Uit zand bestaande rug, die door werking
van de zee evenwijdig aan de kust is opgeworpen.
Ontstaan en functie: Strandwallen zijn 5.000 tot 3.000 jaar
geleden langs de Noordzeekust ontstaan door de zee. De
oudste, meest oostelijke strandwal ligt bij Spaarnwoude en
is ongeveer 5.000 jaar oud. De strandwallen (of Oude Duinen) liggen niet geheel evenwijdig aan de kustlijn, maar
hebben een meer zuidwest-noordoostelijke oriëntatie. Bij
de voormalige zeegaten, zoals bij Bergen, bogen deze ruggen naar binnen en vormden ze haakwallen. Na de
Romeinse tijd is een groot deel van de strandwallen en oude duinen door uitbreiding van de zee geërodeerd en
vervolgens door Jonge duinen overstoven.
Ligging en streeknamen: Strandwallen bevinden zich onder
en achter jonge duinen van Noord-Holland en ZuidHolland: zo ongeveer tussen Sint Pancras en Den Haag.
Op de oude strandwallen liggen de “geesten”, de oude akkers.
Geesten
Lang, ovaalvormig bouwland op de strandwallen in de kustzone. Qua bodemgebruik is er overeenkomst met de es. De term wordt ook in een bredere context gebruikt voor een hoog gelegen stuk
zandgrond.
Ontstaan en functie: De oudste bouwwallen op de strandwallen moesten zich aanpassen aan de structuur van het landschap. Ze ontstonden langs de Noord- en Zuid-Hollandse kust de geesten: lange,
ovale complexen bouwland met een weg aan weerszijden. De geesten waren qua bodemgebruik en
percelering vergelijkbaar met de oude bouwlanden van oostelijk en zuidelijk Nederland. Een verschil
echter was dat de akkers op de strandwallen niet werden opgehoogd. De oorzaak hiervan kan zijn dat
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
15
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
het de bewoners van het duingebied niet was toegestaan om uit de duinen strooisel of plagsel te halen. De duinen behoorden namelijk aan de graaf van Holland en dienden onder andere voor de teelt
van konijnen ten behoeve van de jacht. De geest was in de dwarsrichting in stroken verkaveld. Om
het hele bouwcomplex lag een houtwal. Kerk en dorp werden gebouwd op de plaats waar de langs de
geest lopende wegen bij elkaar kwamen. Deze oorspronkelijke situatie is door latere woningbouw op
veel plaatsen niet meer herkenbaar. Bij Limmen is dit oorspronkelijke patroon echter nog goed te
herkennen. De term geest komt terug in de dorpsnamen in dit gebied, zoals Uitgeest en Oegstgeest.
De afgegraven duinen rondom Hillegom en Lisse noemde men de “geestgronden”maar die hebben
weinig van doen met de geesten van de oude dorpen.
Ligging en streeknamen: Geesten liggen op de oude strandwallen van Noord- en Zuid-Holland.
Mooie voorbeelden zijn Limmen, Uitgeest, Akersloot en Rijnsburg. Een andere benaming voor hoger
gelegen zandgrond is gaast.
Uit Leestekens in het Landschap, uitgave van Landschapsbeheer Nederland voor deze nieuwsbrief
twee Zeeuwse leestekens.
Afbeeldingen uit website Stichting Duinbehoud. www.duinbehoud.nl
Aanwas
Omschrijving: Natuurlijke uitbreiding van gronden door aanslibbing in een zee-inham of in de buitenbocht van een stroom. Een variant op de aanwas is de opwas, een zandbank, plaat of schor die
midden in een zeearm of rivier ontstaat.
Ontstaan en functie: De vorming van aanwassen is een natuurlijk proces. In historische tijd heeft de
mens de vorming van aanwassen soms versterkt door kribben aan te leggen of door biezen aan te
planten die slib moesten vasthouden. Als de biezen niet meer konden bestaan, doordat de plaat te
hoog geworden was, werd riet uitgezet op de plaat. De wortels van deze planten verspreidden zich
over de opwas en hielden zodoende nog meer slib vast. Op een gegeven moment verstikte het riet
zichzelf, waarna vaak een griend werd aangelegd.
Of iets een aanwas of een opwas was, maakte uit wiens eigendom het was, het gaf vaak aanleiding tot
conflicten. Als de aanslibbing voldoende hoog was, werden de op- en aanwassen bedijkt. Na bedijking was een opwas een apart eiland, bijvoorbeeld het eiland Tiengemeten. Aanwassen zijn op de
kaart herkenbaar als “schillen” tegen het oude land of om een opwas. In het rivierengebied maakten
aan- en opwassen deel uit van processen van rivierverleggingen, die meestal beperkt bleven tot de
uiterwaarden.
Ligging en streeknamen: In het Utrechts en Gelders rivierengebied wordt een opwas ook wel weerd,
waard of middelzand genoemd.
In Zeeland komt een veelheid van namen voor: gars, gers, gras, groes, nes(se) nis(se) plaat, schor en
slik.
Dijk
Omschrijving: Een dijk is een landschapselement, waarover in ons waterrijke land veel te vertellen is.
Wij kennen diverse soorten dijken. De algemene omschrijving is:
een opgeworpen wallichaam, dat het land tegen buitenwater (zee of rivier) moet beschermen of dat
een droge passage door nat gebied mogelijk moet maken.
Specifiek voor Zeeland zijn de inlaagdijken: een dijk die aangelegd wordt achter een bestaand dijklichaam, waarvan men vreest die niet lang te kunnen houden. Het land tussen beide dijken wordt ook
wel inlaag of “calamiteuze polder” genoemd. Zo ontstond bijvoorbeeld op Schouwen de boogvormige kust.
Andere woorden voor inlaag zijn: oplaag, uitlaag, karreveld, uitslag, kuip of vingerling.
16
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Ze worden tegenwoordig vaak door natuurbeschermingsorganisaties beheerd en herbergen een bijzondere flora, fauna.
Een vijfzodendijk stamt uit de 13e/14e eeuw en de naam slaat vermoedelijk op de oorspronkelijke
hoogte van deze middeleeuwse dijken.
De Baandijk bij Borssele is een vijfzodendijk.
Zie verder voor specifieke landschapselementen in Zeeland bijvoorbeeld: www.kreeft.zeeland.nl
Het boek Leestekens kan besteld worden via www.landschapsbeheer.nl
Er gaat vaak iets mis met de bevestiging van een bestelling. Je kunt dus beter een email aan hen sturen en het gevraagde op die manier bestellen. Er komen altijd verzendkosten bij een bestelling.
2e Deel Verklaring geologische begrippen
In Nieuwsbrief 43 hebt u het eerste deel van deze verklarende uitleg van de geologische terminologie
in verschillende talen van de heer Sintubin kunnen lezen.
Splijtbaarheid – Fissility – Fissilité
De splijtbaarheid is een fysische eigenschap van een materiaal om volgens dicht gespatieerde vlakken
gemakkelijk te splijten. Dit kan het gelaagdheidvlak zijn in het geval van schalies, of de gesteentesplijting zijn in het geval van leistenen. Het is deze eigenschap die aangewend wordt bij de aanmaak
van dakleien.
Vaak wordt deze term echter ook gebruikt om het anisotrope maaksel van een schalie te beschrijven,
en is het in deze betekenis vergelijkbaar met de leisteensplijting van leistenen en de schistositeit van
schisten.
Argilliet – Argillite – Argilite – Tongestein
Een argilliet is een compacte variant van een kleisteen. Het is al het resultaat van een zwak metamorfose en situeert zich in de evolutiegeschiedenis van modder tot leisteen tussen een schalie en een
leisteen. Dit gesteente wordt gekenmerkt door de afwezigheid van een gesteentesplijting en de daaraan geassocieerde splijtbaarheid. Het vertoont schelpvormige breekvlakken.
Leisteen – Slate – Ardoise – Schiefer
Een leisteen is het resultaat van de vervorming van fijnkorrelige sedimenten bij laaggradige metamorfe omstandigheden. Een leisteen is dan ook een fijnkorrelig gesteente gekenmerkt door een
uitgesproken splijtbaarheid volgens een nieuwgevormde oriëntatie, die doorgaans onder een hoek
staat met de oorspronkelijke gelaagdheid. In dit opzicht verschilt het van een schalie. Ook de hogere
metamorfe omstandigheden maakt dat de splijtbaarheid meestal veel beter is dan in het geval van
schalies. Gezien deze term (zoals ook fylliet, schist, gneiss, …) in de eerste plaats iets zegt over het
interne maaksel van een peliet, en dus over het omvormingsproces (ten gevolge van gebergtevorming), kan deze term niet gebruikt worden bij stratigrafische beschrijvingen (bv. in een lithostratigrafische kolom).
Gesteentesplijting – Cleavage – clivage – Schieferung
Een gesteentesplijting is een typisch maaksel in fijnkorrelige gesteenten. De gesteentesplijting is direct gerelateerd met de eigenschap van de plaatvormige kleimineralen om zich loodrecht op de
belangrijke drukrichting te oriënteren. Vaak wordt dan ook de term druksplijting gebruikt, een term
die we liever niet gebruiken. Dit geeft aanleiding tot een belangrijke anisotropie in de interne opbouw
van het gesteente. Fysisch drukt zich dat uit in een goede splijtbaarheid. In het geval van een schalie
ligt deze gesteentesplijting evenwijdig aan de sedimentaire gelaagdheid, loodrecht op de belangrijkste
drukrichting, die het gevolg is van de belasting van de bovenliggende sedimenten. In het geval van
een leisteen staat deze gesteentesplijting loodrecht op de tektonische hoofdvervormingsrichting.
Leisteensplijting - Slaty cleavage – clivage ardoisier – Dachschieferung
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
17
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Een leisteensplijting is de tektonische gesteentesplijting die zich in fijnkorrelige gesteenten ontwikkelt bij laaggradige metamorfe vervormingomstandigheden. Dit type gesteentesplijting geeft dan ook
aanleiding tot een uitgesproken splijtbaarheid.
Leisteengordel - Slate belt
Een leisteengordel is een bepaalde zone in een gebergte dat gekenmerkt wordt door de dominante
aanwezigheid van kleirijke, sedimentaire gesteenten, die een vervorming hebben ondergaan bij laaggradige metamorfe omstandigheden en die dus gekenmerkt worden door het dominante voorkomen
van een leisteensplijting. De leisteengordels situeren zich in een gebergte doorgaans tussen de externe
plooibreukgordels en de hoogmetamorfe kernzones. Een voorbeeld van een leisteengordel is de Hoge
Ardennen ten zuiden van de Famenne.
Fylliet – Phyllite – Phyllade – Phyllit
Een fylliet is een metamorf gesteente dat de overgang vormt tussen een leisteen en een schist. Het
heeft nog steeds de goede splijtbaarheid van een leisteen. Door de aangroei van de mica‟s krijgen de
splijtingsvlakken een zilveren schijn. De mica‟s zijn echter nog steeds te fijnkorrelig om ze met het
blote oog waar te nemen, dit in tegenstelling met een schist.
Fylloniet – Phyllonite – phyllonite – phyllonit
Een fylloniet is een sterk vervormde leisteen of fylliet. Het komt dan ook voor in schuifvervormingszones (shear zones) of beter gezegd ductiele breukzones. Het is een myloniet die zich in een micarijk
gesteente heeft ontwikkeld.
Schist – Schist – schiste – schiefer
Een schist is een sterk gefolieerd, hoogmetamorf gesteente. De mica‟s zijn zo gegroeid dat ze met het
blote oog herkenbaar zijn. Het is dan ook een kristallijn gesteente. Door de aangroei van de mica‟s is
de gesteentesplijting, en de geassocieerde vlakke splijtbaarheid, verloren gegaan. In beide opzichten
verschilt een schist van een leisteen of fylliet. Deze goed gefolieerde gesteenten vertonen eerder een
golvende, onregelmatige splijtbaarheid.
Schistositeit – Schistosity – Schistosité – Schieferung
Wat een leisteensplijting is voor een leisteen en een fylliet, is de schistositeit voor een grofkorrelige,
kristallijne schist. Ook hier wordt deze interne anisotropie bepaald door het oplijnen van de mica‟s. In
tegenstelling tot de leisteensplijting is de schistositeit eerder onregelmatig en vaak golvend.
Fyllade ?
De term fyllade is een eerste term die we in het Nederlands eigenlijk dienen te vermijden. De Engelse
term phyllade heeft betrekking tot een fylliet. De Franse term phyllade wordt dan weer aangewend
voor de omschrijving van grove leistenen of leistenen die splijten in dikkere platen. Zo zouden bijvoorbeeld de leistenen van het Salmiaan in de omgeving van Vielsalm kunnen worden omschreven
met deze Franse term.
Kwartsofyllade – Quartzophyllade
De term kwartsofyllade is tevens afkomstig van de Franse term quartzophyllade. Eigenlijk is dit een
fijngelamineerd gesteente dat bestaat uit een millimeter tot centimeter afwisseling van siltige en kleiige laagjes. Deze term kan lokaal worden aangewend maar dient te worden vermeden in de
internationale literatuur.
Schiefer ?
De meest courant aangewende term wanneer het gaat over fijnkorrelige gesteenten is de term schiefer. Zoals uit het overzicht blijkt, is deze term afkomstig vanuit het Duits waarin hij aangewend wordt
voor de omschrijving van zowel een schalie, een leisteen als een schist. Bij het gebruik van de term
schiefer is er dan ook verwarring mogelijk. Het is dan ook aangeraden het gebruik van deze term te
vermijden. De meest algemene term in het Nederlands is dan ook moddersteen, in een meer sedimentologische context, of peliet.
Slotbemerking
Uit dit overzicht van de terminologie met betrekking tot fijnkorrelige sedimenten en gesteenten blijkt
dat vele van de termen te maken hebben met de metamorfe en tektonische omvorming van kleiige en
18
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
siltige sedimenten. Elk van deze termen dient dan ook enkel in deze specifieke betekenis worden
aangewend.
Als meest algemene term is het dan ook aangeraden moddersteen of peliet te gebruiken, en de niet
duidelijk gedefinieerde term schiefer te vermijden.
Referenties
Bates, R. L. & Jackson, J. A. 1984. Dictionary of Geological Terms. Anchor Books, Doubleday, 571.
Foucault, A. & Raoult, J.-F. 1995. Dictionnaire de géologie. Masson, Paris.
Kearey, P. 1993. The Encyclopedia of the Solid Earth Sciences. Blackwell Scientific Publications, Oxford, 713.
Seyfert, C. K. 1987. The Encyclopedia of Structural Geology and Plate Tectonics. In: Encyclopedia of Earth Sciences Series (edited by
Fairbridge, R. W.) 10. Van Nostrand Reinhold Company, New York, 876.
Twiss, R. J. & Moores, E. M. 1992. Structural Geology. W. H. Freeman and Company, New York.
van der Pluijm, B. A. & Marshak, S. 1997. Earth Structure. An introduction to structural geology and tectonics. WCB/McGraw-Hill.
Visser, W. A. 1980. Geological Nomenclature. Bohn, Scheltema & Holkema, Utrecht, 540.
Verslag van een bezoek aan het Museum Schloss Berthoidsburg
Door Wouter van den Bosch
Na vele jaren onze vakanties in de Cevennen te hebben doorgebracht, besloten we in de toekomst wat
dichter bij huis te blijven. Een artikel van Henk Oosterik in Grondboor & Hamer bracht ons ertoe het
eens in Thüringen te proberen. Het was er nat en koud, maar het bezoek aan Museum Schloss Berthoidsburg bleek een bezoek aan een geologische oase, en een verslag in dit tijdschrift waard. Hierbij
dus het verhaal van een vrijwel continue ontwikkeling van het leven in Thüringen over 300 miljoen
jaar!
4,5 miljard jaar geleden:
4,0 miljard jaar geleden:
3,5 miljard jaar geleden:
2.0 miljard jaar geleden.
1,5 miljard jaar geleden.
650 miljoen jaar geleden.
550 miljoen jaar geleden.
480 miljoen jaar geleden.
Ontstaan van de aarde.
Eerste aminozuren in de Oceaan. Ontstaan van grote moleculen als
koolhydraten, vetten, proteïnen en archaebacterien.
Eerste zuurstofplanten. Toename van zuurstof veroorzaakt een geheel
nieuwe atmosfeer, waarbij bijna alle leven ultsterft en vervangen wordt
door een op zuurstofbasis. Ontstaan van Blauwalgen en Stromatolieten.
Zuurstofgehalte in atmosfeer loopt op naar 21 % Belangrijke biologische omwenteling. Vrijwel alle bestaande . levensvormen verdwijnen
en worden vervangen door op zuurstof gebaseerde vormen
Eerste meercellige levensvormen in de oceaan.
Eerste kwallen, zeeveren, wormen en geleedpotigen.
Explosie van op zuurstof gebaseerd leven in Cambrium.
Eerste bekende levenssporen in Thüringen, Brachiopoden.
Het huidige Thüringen is ontstaan tijdens een ontwikkeling van de
aardgeschiedenis die wij Pangea noemen. Alle continenten waren
toen aaneengesloten tot één groot geheel, waarbij het huidige Thüringen ongeveer op de evenaar lag, op een niet al te grote afstand
van de Grote Oceaan.
Van Thüringen is niet veel bekend uit de periode van voor het Carboon. De tentoonstelling in het prachtige museum Schloss BertBertholdsburg behandelt dan ook de geschiedenis van het leven
over 300 miljoen jaar, te beginnen in het Carboon.
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
19
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Dit is de periode van de Hercynische of Variscische plooiing, die
in het Boven-Carboon de bergrug deed ontstaan, die nu de 150 km
lange bergrug in het zuiden van Thüringen vormt. Het vormen van
deze bergrug ging gepaard met veel vulkanisme en het omhoogkomen van een dikke laag Roodijzersteen (Rotliegendes) als
onderdeel daarvan. In het Carboon ontwikkelde zich een moerassig
bos met grote sporenplanten als Varens, Paardenstaarten en
Wolfsklauwen.
Het Perm sluit in de ontwikkelingszijde aan op het Carboon en is,
met riffen en kustvormen, deels zout.
Tijdens het Trias varieerde het vochtgehalte sterk en ontstonden
rivieren, meren en woestijnen. Het Trias wordt onderverdeeld in
Bontzandsteen, Muschelkalk en Keuper. Het duurde in totaal ca. 35 miljoen jaar. De wisselende
vochtigheid bracht een overgang van zeer nat tot
zeer droog en daarmee een enorme verscheidenheid
in landschappen en daarbij behorend dierenleven.
Belangrijk is echter dat gedurende deze zeer lange
periode van ca. 300 miljoen jaar het gebied toch
overwegend vasteland bleef en daarmee een systematisch opgebouwde ontwikkeling van plantaardig
en dierlijk leven laat zien in veelal goed geconserveerde fossielen. Dat maakt Thüringen tot een
bio/geologisch zeer interessant gebied.
Overzicht over de geologische historie:
Carboon
Perm
Trias
Jura
Krijt
Tertiair 1
Tertiair II
-360 tot -300 miljoen jaar.
-300 tot -250 miljoen jaar.
-250 tot -210 miljoen jaar.
-210 tor 140 miljoen jaar.
-140 tot -70 miljoen jaar.
-70 tot -25 miljoen jaar.
-25 tot -5 miljoen jaar.
Hercynische plooiing.
Afbraak van het Hercynisch reliëf.
Afbraak van het Hercynisch reliëf.
Afbraak van het Hercynisch reliëf.
Vanaf 60 Mio Alpiene plooiing.
Begin afbraak Alpien reliëf.
Tijdens deze veranderingen voltrokken zich ook vele secundaire ontwikkelingen, zoals vulkanisme,
andere warmteverdelingen en vermesting van wateren, waardoor algenbloei ontstond die weer de
biologische voortgang verstoorde en wijzigde. Een voortdurende aanpassing van levensvormen was
nodig om het leven zelf in stand te houden. In zoverre is er niets nieuws onder de zon: Levensomstandigheden veranderen nog steeds continu en vereisen een voortdurende aanpassing van soorten om
het leven als zodanig in stand te houden. Onze hersenen zijn echter niet in staat om de consequenties
van veranderingen over zeer lange tijden te overzien. Godsdiensten staan afkerig tegenover de noodzaak en erkenning van een voortdurende aanpassing van elke soort op geleidelijke dan wel
plotselinge wijzigingen in het leefmilieu van een soort.
Intermezzo: Dat brengt mij naar de principiële vraag: “(Is de huidige mens nog steeds van de soort
Homo sapiens?” We hebben als verschillende soorten erkend de Ramapithecus, de Australopithecus,
de Homo erectus en de Homo sapiens, alle mensachtigen. Maar is de Cro-magnon-mens nog van dezelfde soort als de Homo computeriensis?
20
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Terug naar Thüringen. De tentoonstelling laat diverse vormen van soortaanpassing zien, met de daarop volgende aanpassingen van de “concullega” soorten. Een voortdurende wedloop tussen de kansen
van eten en gegeten worden. Hetgeen onvermijdelijk leidt tot zodanige veranderingen, dat op termijn
van een nieuwe soort kan worden gesproken. Die daar echter met betrekking tot de voortplanting
geen problemen mee heeft omdat de nieuwe soort ook de tijd heeft gehad zich genetisch aan te passen. Fundamenteel zijn echter de basiswaarden als verbeterd vluchtgedrag, oneetbaarheid,
verdediging, camouflage, extreme snelheid van voortplanting, en verdedigingsmogelijkheden. Het is
het voortdurende spel van eten en gegeten worden, waarbij echter vaak de eigen soort wordt ontzien.
Zoals dit ook bij de mens (soms) het geval is. Niet zoveel nieuws onder de zon!
Wat leefde er en wanneer?
Carboon
Vissen
Amfibieën
Reptielen
Weekdieren
Insecten
Geleedpoten
Koppotigen
Stekelhuiden
Naaldbomen
Sporenpl.
Zechstein
Haaien
Sauriers
Vliegdraken
Armpotigen
Kakkerlak
Duizendpoot
------Ginkgo
Paardenst.
Zaadplanten ----
Bontzandsteen
Haaien
Sauriers
Schildpadden
Brachiopoden
Kakkerlak
Duizendpoot
------Coniferen
Varens
Muschelkalk
Pantservis
Sauriers
Sauriers
Slakken
Kakkerlak
Duizendpoot
Ammoniet
Zeesterren
Coniferen
Varens
Keuper
Kwastvin
Sauriers
Sauriers
Slakken
Kakkerlak
Duizendpoot
Ammoniet
Zeesterren
Coniferen
Varens
Tertiair
Beenvis
Kikkers
Padden
Slakken
Kevers
Duizendpoot
Zeelelie
Zeesterren
Coniferen
Varens
----
----
----
Palmen
Dit is uiteraard slechts een klein uittreksel uit de biologische verscheidenheid. Doel is het begin en
einde aan te geven van en aantal levensvormen. Pantservissen, Vliegende draken en Ammo-nieten
zijn inmiddels uitgestorven. Andere oudgedienden zijn over hun glorietijd heen of bestaan nog in
kleinere vorm. Haaien, Schildpadden, Kakkerlakken, Duizendpoten, Coniferen, Varens en Zeesterren
willen nog van geen wijken weten. Voor wie op een comfortabele manier kennis wil nemen van een
biologische ontwikkelingsgang over 300 miljoen jaar kunnen wij een gang naar Schloss Berthoidsburg in Schleusingen aanbevelen. Het stemt tot nadenken.
Dinie en Wouter van den Bosch.
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
21
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Sedimenten
Door: Wouter van den Bosch
G.E.A. no. 1-2008.
Het eerste nummer van 2008 kenmerkt zich door een aantal artikelen, dat mij zeer aansprak. Het eerste daarvan behandelt het Franse deel van de Pyreneeën en de geologie daarvan. Daarbij is op te
merken dat het Iberisch schiereiland en de Pyreneeën in feite een apart klein continent zijn, met een
eigen ontstaanshistorie. Het verhaal is van prof. Jaques Touret en P. Lebrun en werd vertaald door
Mevr. Stemvers. Het is een speelbal tussen de grote continenten Afrika, Eurazië en Noord-Amerika,
waardoor het moeilijk te vergelijken is met alleen de Europese condities. Dat maakt de vergelijking
met bij voorbeeld de Alpen lastig en incompleet. Naast een algemeen structuurbeeld, wordt in het
bijzonder een klein gebied met zeer bijzondere mineralen behandeld: een gebied van ca. 1,5 x 1,0 km
rond het etang de Lerz. De hier gevonden mineralen zijn zeer exclusief voor Europa. Onder andere
wordt hier het bijzondere mineraal lherzoliet gevonden. Diverse ontsluitingen worden hier aangegeven langs een soort excursieroute. Moeilijke geologische termen worden verklaard en toegankelijk
gemaakt. Een tweede artikel beschrijft een heel klein gebied dat ligt tussen Frankfurt am Main en
Darmstadt. Het is een fossiel rneertje en heet de groeve van Messel. Hier liggen ca. 17.000 goed bewaarde fossielen, waarvan er momenteel 128 zijn tentoongesteld in Naturalis te Leiden. De
vindplaats is afkomstig uit het Midden Eoceen en zo‟n 47 miljoen jaar oud. Het klimaat was toen
tropisch en de fossiliseringscondities waren vrijwel perfect. Op de plaatjes zie je de vleermuizen, vogels en reptielen bijna bewegen! Een droom vindplaats!
Een erg theoretisch verhaal over correlaties van continentale Miocene afzettingen is voor onze doelgroep minder interessant. Leuk vond ik het verhaal over een Romeins scheepswrak bij de Leidsche
Rijn, met kaartjes uit de jaren 0 en 500 nC. Het gebied ten noorden van Den Bosch is hierop weergegeven, helaas op zeer kleine schaal. De watercondities en het schip zijn goed weergegeven en het
verhaal geeft een aardig beeld van het gebeurde. Tenslotte een verhaal dat mij als technicus zeer aansprak: de bouw van de eerste “ijzeren” brug bij Shropshire in het UK. Goed om te beseffen dat het
nog maar ca. 250 jaar geleden is dat mensen de eerste oerstalen brug konden bouwen. De huidige
staaltechnologie bestond toen nog niet. De problemen en oplossingen ervan worden beschreven en de
brug bestaat nog steeds ondanks bodembewegingen. Aardige combinatie tussen techniek, natuur en
menselijk vernuft.
Ondergetekende(n) geeft (geven) zich voorlopig op voor de contactdag en excursie in het IJsselgebied op 25 oktober 2008. De opgave en de te betalen onkosten moeten voor 1 juni gedaan worden
bij Loes van Etten, Regenboogstraat 177 3328 HV Dordrecht. Giro: 1719582.
1.
22
De contactdag en excursie in het IJsselgebied op 25 october 2008 .
kosten €3,50.
Aantal personen: ...... Ik kom met het openbaar vervoer. ja
/ nee
Bevestiging per post: Loes van Etten, Regenboogstraat 177 3328HV Dordrecht,
of mail naar Loes, mailadres: [email protected]
Naam en ondertekening:
Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008
Download