Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 Algemeen De Nieuwsbrief verschijnt 2x per jaar; in het voorjaar en in het najaar. Uw kopij voor de volgende Nieuwsbrief ontvangen we graag voor 1 november 2008 Redactie Dolly en Ton Stegink Peeskesweg 24 7041 CB „s-Heerenberg Tel. 0314 661608 E-mail: [email protected] en Jannie Kassies Lidmaatschap Geologie en Landschap Van de redactie Leden KNNV: Huisgenootleden: € 15,€ 5,- Onze website www.knnv.nl/geolandwg/ Bij de voorplaat: De Dinkel bij het Lutterzand Foto: Hans Crone Excursie VAN DE REDACTIE Het voorjaar 2008 ligt alweer voor het grootste deel achter ons en het is dus weer hoog tijd voor een nieuwe Nieuwsbrief. U zult er ook nog wat artikelen in vinden, waarvoor in de vorige nieuwsbrief geen plaats meer was, maar die zo informatief zijn, dat we ze u niet willen onthouden. Tenslotte: We vinden het altijd prettig kopij van u voor de Nieuwsbrief te ontvangen, ons blad is voor de leden door de leden. Wilt u dit zo mogelijk digitaal bij ons aanleveren. Graag in platte opmaak (hoofdletters en vet wel aangeven) en illustratie als bijlage toevoegen, dit is voor het opmaken van de Nieuwsbrief handiger. Voor de excursie verslagen willen we u vragen u te beperken tot 1½ a-4 per dagdeel (exclusief afbeeldingen) Dolly en Ton Stegink Jannie Kassies. INHOUDSOPGAVE Van de redactie 2 Werkgroepmededelingen 3 Van het bestuur 3 Programma 2e helft 2008 5 Weekend Zeeland 7 Excursie naar de Kaloot 8 Excursieverslagen Presentatie Hans de Jong 9 Excursie Niersdal 11 Excursie Denekamp 12 De Gradierwerken in Bad Rothenfelde 13 Het geheim van de “Blaue See” 14 Leestekens in het Landschap 15 e 2 deel “Verklaring geologische begrippen” 17 Thüringen, Schloss Berthoidsburg 19 Sedimenten 22 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap WERKGROEPMEDEDELINGEN Samenstelling bestuur Voorzitter: Lieke Vullings Daniëlsweg 31 6543 RB Nijmegen 024 3778885 (0612170895) e-mail: [email protected] Secretaris: Dolly Stegink Peeskesweg 24 7041 CB „s Heerenberg 0314 661608 (0630544306) e-mail: [email protected] Penningmeester: Loes van Etten Regenboogstraat 177 3328 HV Dordrecht 078 6175459 e-mail: [email protected] Gironummer: 1719582 Lid: Ger Vink Burg. Martenslaan 45 3956 EK Leersum 0344 412598 e-mail: [email protected] Lid: Aletta van Embden Marskramerbaan 18 3981 TK Bunnik 030 6567325 e-mail: [email protected] Doelstelling werkgroep Als doelstelling van onze werkgroep is vastgelegd: de beleving en het bestuderen van de natuur, zoals beoogd binnen de KNNV in het bredere kader van geologie en landschap. De aandacht gaat daarbij uit naar het ontstaan van landschappen, met het reliëf, de bodem, de waterhuishouding en het grondgebruik. Dit alles als onderdeel van het leefmilieu voor planten en dieren. Voorwaarden voor het lidmaatschap en deelname aan excursies Buiten de als normaal geldende voorwaarden voor lidmaatschap van verenigingen, geldt dat leden van de werkgroep tevens lid moeten zijn van de KNNV. Adresmutaties moeten apart aan de secretaris van de werkgroep worden doorgegeven. De werkgroep en het bestuur daarvan stellen zich niet aansprakelijk voor claims van welke aard dan ook, bij problemen tijdens de excursies. Er worden geen verzekeringen, van welke aard ook, afgesloten. Deelname is dus een privé verantwoordelijkheid. Verwacht wordt dat deelnemers aan excursies hun persoonlijke gegevens paraat hebben voor het geval zich onverwachte incidenten zouden voordoen. Van het bestuur Zoals u hierboven bij de samenstelling van het bestuur kunt zien, zijn er enkele veranderingen in het bestuur. Jan van Doorn heeft na jaren trouwe dienst laten weten, dat hij zijn plaats in het bestuur wil opgeven. Jan heeft heel veel voor de werkgroep betekend, naast zijn werk als bestuurslid, denken we vooral aan de vele excursies die Jan heeft geleid. De laatste jaren in ieder geval één, maar vaak ook Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 3 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap meerdere per jaar. Dat waren excursies waar je altijd veel van op stak, want Jan weet veel en bereidde zijn excursies altijd tot in de puntjes voor. Jammer genoeg heeft Jan aangegeven ook geen artikelen te zullen schrijven voor de Nieuwsbrief, dat is voor de redactie, maar volgens ons voor de hele werkgroep een gedegen aderlating. Bij dezen willen we Jan van harte bedanken voor alles wat hij heeft gedaan. Het bestuur is heel blij dat Ger Vink de leeg gekomen plaats in het bestuur wil gaan invullen. Ger van harte welkom. Tijdens de contactdag van 23 februari heeft de kascommissie nog geen verslag kunnen doen, door verschillende omstandigheden waren ze niet in de gelegenheid voor 23 februari de boeken in te zien. Intussen is dit wel gebeurd en leest u hieronder hun bevindingen. Voor Nini Elings was dit de tweede keer, dat zij de kas controleerde en zij treedt daarom nu af. We willen haar heel hartelijk bedanken voor haar werk. Volgend jaar zal de kas gecontroleerd worden door Doede de Way, die ook dit jaar in de commissie zat en Teije van Sije die zich tijdens de contactdag heeft aangemeld. Nog even verder over de financiën, van de landelijke KNNV hebben we een bijdrage ontvangen voor de kosten die we gemaakt hebben voor de wervingsfolder. Tot onze spijt staat achter op de folder nog het oude adres van het landelijk bureau, ze zijn intussen verhuisd naar: bezoekadres: Boulevard 12, 3707 BM Zeist, postadres: Postbus 310, 3700 AH Zeist We hebben het idee, dat de folder zijn werk begint te doen, we hebben al enkele nieuwe leden kunnen noteren. Het aantal opzeggingen is echter ook groot. Binnenkort zal er ook een artikel van de werkgroep verschijnen in Natura, we hopen dat we ook hierdoor weer wat nieuw leden kunnen noteren. In januari ontvingen we het bericht dat Jan van der Meulen op 19 januari is overleden. We zullen hem herinneren als een hartelijke man, die altijd voor iedereen een vriendelijk woord had. We willen Netty Allan met wie hij altijd naar onze excursies kwam, veel sterkte toe wensen met het verlies van een goede vriend. Kascommissie 2007 Werkgroep Geologie en Landschap KNNV. Helaas was het voor deze commissie niet mogelijk om verslag te doen op de Contactdag te Gennep op 23 februari jl. Daarom heb ik op 11 maart Nini Eling in Hilversum opgehaald en zijn wij samen naar de penningmeester in Dordrecht gereden. Wij werden hartelijk door Loes en Jan van Etten, die zich alweer een stuk beter voelde, met een high tea ontvangen. Daarna de inkomsten en uitgaven gecontroleerd, waar duidelijk naar voren kwam, dat de Nieuwsbrieven € 716.80, Folders € 377.71 en de bus in Winterswijk € 398.61 de grootste kosten in het afgelopen jaar zijn geweest. De boekhouding is naar behoren uitgevoerd en wij stellen daarom ook voor de penningmeester decharge te verlenen. Met vriendelijke groet, Doede de Waij Ledenmutaties Nieuwe leden: dhr. Bovenkamp, Veenendaal mevr. Mens, Nijmegen dhr. Van Nispen, Hoog-Keppel H.g.leden: mevr. Mesland, Doetinchem dhr de Ruwe, Nijmegen Opgezegd: dhr Lassche, Ede fam. Prins, Uffelte 4 dhr Menke, Epe dhr Oosten, Heelsum dhr Smidt, Arnhem mevr. Reuderink-Snoeks, Haarlem mevr. Buschman, Utrecht dhr van Doorn, Oosterbeek Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Programma 2e helft 2008 Weekend 5, 6, en 7 september Zoals in de vorige Nieuwsbrief al is aangegeven gaan we dit jaar voor de weekendexcursie naar Zeeland. Onze verblijfplaats zal zijn Vrouwenpolder op het noordelijkste puntje van het eiland Walcheren. Het weekend zal bestaan uit twee delen. De vrijdag avond beginnen we zoals gebruikelijk met een gezamenlijke maaltijd in het hotel Duinoord. Na de maaltijd zal Bas Arens van stichting Duinbehoud een inleiding geven voor de zaterdag. Zaterdag zullen we gaan kijken hoe jonge duinvorming tot stand komt. We gaan daarvoor met Bas Arens en Anton van Haperen, beleidsmedewerker Staatsbosbeheer Schouwen Duiveland over de Oosterscheldekering naar het eiland Schouwen, waar we de hele dag zullen blijven. De zondagexcursie gaan we met Har de Raad (KNNV Zeelanden en Kaloot-deskundige) en Freddy van Nieulande, (conservator bij het Koninklijk Zeeuws Genootschap en Kaloot deskundige) kijken bij de Kaloot in de buurt van Borssele, hier zal de aandacht vooral gericht zijn op de fossiele vondsten die je daar kunt aantreffen. Een korte beschrijving van deze gebieden treft u hieronder aan. Opgave De kosten voor het weekend zijn berekend op € 62,50 per persoon. Hierbij is de gezamenlijke maaltijd inbegrepen. Voor de campinggasten komt daar nog het bedrag van € 35,- p.p. stageld bij, omdat we de camping vooruit moesten betalen. Voor de hotelgasten komt er nog € 50,- bij als waarborgsom, die later u weer terug zult ontvangen. Deze bedragen moeten voor 15 juni worden overgemaakt op rekening 1719582 t.n.v. de penningmeester KNNV, werkgroep Geologie en landschap, Regenboogstraat 177, 3328 HV Dordrecht. Omdat de afschrijving van de giro nog al eens op zich laat wachten willen we u vragen voor 1 juni telefonisch of schriftelijk uw deelname bij Loes van Etten te bevestigen, zodat we de reserveringen voor hotel en camping definitief kunnen maken. We verwachten jullie om 17:00 uur bij hotel Duinoord, waar we onder het genot van een door de eigenaar aangeboden welkomstdrankje even kunnen bijpraten voor we om 18:00 uur aan tafel gaan. Na de maaltijd moeten we het duin oversteken om bij het strandpaviljoen te komen, waar de lezing door Bas Arens zal worden gehouden. De route beschrijving voor het hotel volgt hieronder. Verblijfsgegevens De hotelgasten verblijven in Hotel Duinoord Breezand 65 4354 NL Vrouwenpolder Tel: 0118 - 591346 Het hotel ligt aan de voet van het duin, met een eigen opgang naar het strand. De prijs van de kamers varieert van € 70 tot € 82 euro voor een tweepersoons kamer. De eenpersoonskamers kosten ± € 65,00 Voor andere nachten dan de vrijdag- of zaterdagnacht betaalt u € 10,- minder. Wilt u eerder komen of later vertrekken dan kunt u het best zo snel mogelijk contact op nemen met het hotel. Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 5 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap De kampeerders staan op camping de Zandput: Vroondijk 9, Vrouwenpolder. Toen wij er in het voorjaar waren, zagen we er de damherten lopen. Ook hier is een eigen opgang naar het strand. We hebben daar een mooi veldje gereserveerd tegen de duinen aan. We hebben hierop voor de groep een korting kunnen bedingen. Omdat we het veld met ruime plaatsen willen verdelen over de deelnemers hebben we besloten om een prijs te maken voor 3 nachten. Voor of na kampeerders betalen € 19,- per nacht, dit is exclusief toeristenbelasting. Routebeschrijving U rijdt vanaf Rotterdam richting Zierikzee-Vlissingen (of over de Oosterscheldekering N57 of over de Zeelandbrug N256) via Noord-Beveland tot de afslag Vrouwenpolder. Uit de richting Brabant over Bergen op Zoom, Richting Goes. U volgt de A58 tot Middelburg, daar volgt u de borden Veere of Serooskerke, vanaf hier staat Vrouwenpolder op de borden aangegeven. Bij de stoplichten rijdt u Vrouwenpolder binnen, U neemt de eerste afslag rechts (achter de supermarkt langs), volgende kruispunt weer rechts (de Fort den Haakweg op). Na ongeveer een kilometer ziet u rechts het hotel. De kampeerders volgen de weg voor nog ongeveer 1 kilometer en zien dan rechts de camping. Openbaarvervoer. U kunt Vrouwenpolder bereiken met de bus of met de trein en de bus. Mocht u hierover vragen hebben neem dan contact op met Dolly Stegink, haar adres staat voor in de Nieuwsbrief. Excursie 25 oktober IJsselgebied. Aanvang: 10:15 uur Tussen Deventer en Olst ligt het buurtschap Eikelhof. Aan de Eikelhofweg 12 ligt het streekmuseum “DE IJSSELVALLEI” van Louis Verhaard. Louis is en zeer bekend amateur geoloog, die veel publicaties In Grondboor en Hamer van de N.G.V. op zijn naam heeft staan. Vorig jaar heeft hij de van der Lijn onderscheiding ontvangen. In het museum zijn behalve zwerfstenen ook bodemprofielen te zien en verder alles wat met de IJselvallei te maken heeft. Kortom een unieke plek. Op zaterdag 25 oktober wordt u tussen 10.00 en 10.30 uur in het museum verwacht. Na de koffie houdt Louis een lezing over het ontstaan van de IJsselvallei en is er gelegenheid het museum te bekijken. Na de lunch, we kunnen in het museum ook onze zelf meegenomen boterham opeten, gaan we wandelen en bekijken wat er ‟s ochtends is verteld. We zorgen dat iedereen om 16.00 uur weer kan vetrekken. Wilt u nu al wat meer informatie, dan kunt u kijken op de website van het museum. Route: Vanaf A1 Afslag 23: Deventer: U volgt een kort stukje de route naar het centrum. U slaat rechtsaf naar de Hanzeweg (N348, rondweg door Deventer). Deze route vervolgt (ca 5 km) tot u bij een rotonde komt (Lebuïnuslaan). Op deze rotonde gaat u rechtsaf (richting Diepenveen, Wesepe). Bij de volgende twee rotondes gaat u rechtdoor, deze weg heet Boxbergerweg, en gaat richting Buurtschap de Eikelhof en Wesepe. Bij buurtschap de Eikelhof gaat u bij de kruising/bocht naar links richting Boskamp - Olst. Dit is de Eikelhofweg. Aan de linkerkant bevindt zich het museum op nummer 12 Openbaar Vervoer Vertrek: Deventer ieder uur om 19 minuten over het hele uur. Aankomst: Olst 27 minuten over het hele uur. Wilt u bij uw opgave vermelden of u met het openbaar vervoer komt, dan kunnen we een afhaaldienst maken vanaf het station. 6 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Weekendexcursie Zeeland op 5, 6 en 7 september 2008 door: Aletta van Embden Geologie en landschap van Zeeland toegelicht kreekruggen en poelen Het huidige landschap van Zeeland is vooral gevormd door processen uit het Holoceen, dwz in de laatste 10.000 jaar van het Kwartair. Het was een relatief warme periode, waarin het landijs smolt en de zeespiegel rees. Dit was met name het geval in de eerste helft van het Holoceen. In deze periode wisselden zo genaamde transgressieperioden af met meer rustige tijden. In de transgressieperioden werd door de zee klei en zand afgezet. In de rustige tijden ontstonden uitgestrekte veenmoerassen achter de door de zee opgebouwde strandwallen. Dit zijn de zg. oude duinen. De Schelde en de Maas vonden hun weg naar zee door deze grote veenmoerassen. Ook door de in de veenmoerassen binnendringende zee, werd veen opgeruimd en ontstonden grote estuaria. Langs de vele kreken werden oeverwallen gevormd. In de daarachter liggende poelen, bezonk de zware klei op het veen. Door verschillen in klink kwamen de kreekruggen hoger in het landschap te liggen dan de aangrenzende poelen. Dit geheel van kreekruggen en poelen wordt in Zeeland het “oud land” genoemd. De bedijking vond hier vanaf de 10e eeuw plaats en nadien werd er op kleinschalige wijze ingepolderd. Na ca 1200 werden er veel gebieden van de zee teruggewonnen door bedijking buiten het oude land. Deze gebieden heten in Zeeland het “nieuw land”. De grote afwisseling in “oud land” en “nieuw land” is typerend voor Zeeland. De hogere kreekruggen t.o.v. de lagere poelgronden. Ondanks de grote naoorlogse veranderingen, zijn deze twee landschapstypen vaak nog goed te herkennen in Zeeland. duinen Vanaf ongeveer 1100 werden de zgn. jonge duinen gevormd. De oude duinen (of strandwallen) werden hierbij door de jonge duinen grotendeels bedekt. In Zeeland liggen deze jonge duinen met name op de koppen van de eilanden. Het duidelijkst is dit het geval op Voorne. Op Schouwen zijn de oude, vrij vlakke duinen, aan de zeezijde omgeven door de jonge, hoge, reliëfrijke duinformaties. De jonge duinen op Walcheren zijn door kustafslag beperkt tot een enkele rij. stormvloeden / nieuwe tijd In de 15e en 16e eeuw kwamen er zéér veel stormvloeden voor. De beruchtste waren die van 1530 en 1532. Het was een onrustige periode met veel dijkdoorbraken, overstromingen, ontstaan kolkgaten en dientengevolge veel herstelwerkzaamheden. Na de 17e eeuw werd het rustiger en werden ook de inpolderingen grootschaliger van karakter. Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 7 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap In de 18e eeuw was sprake van grote bloei en werden o.a. veel buitenplaatsen aangelegd. Grote invloed had de aanleg van de Deltawerken voor Zeeland, waarvan de laatste de stormvloedkering van de Oosterschelde was. Het grootste deel van Zeeland veranderde zéér ingrijpend na de inundatie van Walcheren in „44/‟45 en de watersnoodramp van 1953. Samenvattend is Zeeland dus een echt op de zee gewonnen en door de mensen gemaakt landschap. En daarom in cultuurhistorisch opzicht buitengewoon de moeite waard! Kenmerkend voor Zeeland zijn ondermeer de volgende landschapselementen: schorren, dijken, kreken, wielen, inlagen, vliedbergen, (verdwenen) kastelen, buitenplaatsen. (schorren zijn buitendijkse, niet door de vloed overspoelde gronden). Aletta van Embden Afbeeldingen uit website Stichting Duinbehoud. www.duinbehoud.nl Excursie naar de Kaloot een introductie Door: Harry Raad Locatie De Kaloot was van oorsprong een zandplaat in de zuidelijke Sloe-mond. Op een gegeven moment maakte deze plaat contact met de Borsselepolder en het voorliggende schor. De zuidelijke rand van het schor ontwikkelde zich tot een hoge, zandige schoroever met zelfs enige duinvorming. Dit mooie gebied viel, vergelijkbaar met De Beer bij Rozenburg, ten offer aan havenaanleg, waarbij de zandige strook - nu aan de zuidzijde van het aangelegde industriegebied - behouden bleef. De zeewering van het industriegebied zorgde voor een betere zandinvang. De aanvoer van zand zorgde in het oosten en westen van de Kaloot voor een kust met strand en duin. De dimensies zijn niet spectaculair, maar door de ligging in een estuarium is het van grote zeldzaamheid. Nu dreigt op de Kaloot nieuwe havenaanleg van de zogenaamde Westerschelde Containerterminal (WCT) te komen, hetgeen een enorme degradatie van de natuur zal inhouden. Fossielen Een interessant aspect van de Kaloot is het aanspoelen van fossielen op het strand. De Honte, de langsliggende, diepe geul van de Westerschelde, zorgt voor aanvoer van zand én zwaarder materiaal uit het diepe water. Het diepste punt gaat tot 60 m -NAP. Daarbij worden geologische afzettingen aangesneden die in dit gebied niet dagzomen. De geologische opbouw van de Westerscheldebodem is grillig, de strandvondsten bieden daarover geen nauwkeurig inzicht. Veel fossielen komen uit schelpenrijke afzettingen (zogenaamde 'crag') van pliocene ouderdom. Het gaat veelal om strand en geulafzettingen. Onder dit pakket liggen nog oudere afzettingen die aan erosie blootstaan, tot aan de oligocene Klei van Boom toe. Ook moeten er jongere afzettingen zijn, want er spoelen fossielen aan die we herkennen uit de Eemtijd, dus jong/laat Pleistoceen. Erosie van afzettingen heeft in verschillende geologische perioden voor 'basisgrindlagen' - residuen van zwaar materiaal uit die afzettingen - gezorgd. Het lichtere materiaal is verdwenen. Ze worden tot de reeds genoemde geulafzettingen gerekend. Daarin zijn vooral botten, tanden en versteningen (concreties) achtergebleven. Fossielen uit die afzettingen zijn vaak zwaar afgesleten. Ook de andere fossielen zijn vaak gehavend, een deel van de crag-fossielen is tenslotte al eens eerder als strandmateriaal afgezet. Dat neemt niet weg dat er op goede momenten nog steeds wat 8 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap fraais is te vinden. Overigens worden die fragmenten en defecte schelpen in nige verzameling gekoesterd, het is dan rustig wachten op het vinden van beter geconserveerd materiaal. Zoeken Het zoeken van fossielen is een kwestie van ervaring opdoen. Twee manieren hebben de aandacht: het zoeken van grof materiaal en het peuteren in fijn schelpengruis. Het zoeken van grof materiaal kan in de vloedlijn of lager op het strand in schelpenbanken. De echt zware stukken worden door het water moeilijk tot aan de vloedlijn meegenomen. Het fijne materiaal is verspreid over het strand aan te treffen, op plekken waar niet al te veel dynamiek is. Vaak is dat dus beneden de vloedlijn, vooral op randen van zwinnen. Het verdient aanbeveling niet op het strand te zoeken, maar om meegenomen schelpengruis thuis uit te pluizen met 'gewapend' oog (leesglas, binoculair). Vooral schelpengruis waar ook veel recente wadslakjes inzitten, levert leuke fossiele schelpjes op. De mensen die haaien- en roggentandjes willen vinden kunnen beter op plekken met 'zwaar gruis' kijken, waarin ook veel kleine steentjes zitten. Dát gruisonderzoek kan het beste op het strand zelf geschieden, omdat dan grote oppervlakten zijn af te speuren. De tandjes liggen namelijk niet al te dicht opeen, een hap gruis kan voor dit doel al gauw net mis zijn. Slot In dit korte bestek is het een en ander aangestipt en veel weggelaten. Het doel van de strandexcursie is, om al zoekend en vindend meer aspecten te belichten. Daarnaast zal/kan er ruimte zijn voor andere natuurhistorische zaken op de Kaloot en is een actuele toelichting op de stand van de havenplannen mogelijk. A= Zwinkokkel, uit het Eoceen B= Een oester uit het Laat Eoceen en Vroeg Oligoceen C= Neptunea antiqua; Linnaeus, uit het Midden-Laat Plioceen D= Vroeg Pliocene haaientanden De afbeeldingen komen uit het boek “Eigenaardignederland”. Uitgave KNNV Excursieverslagen Presentatie Hans de Jong Zaterdagochtend 23 februari 2008 Aansluitend op de jaarvergadering heeft Hans de Jong voor ons een presentatie gehouden over klimaatsverandering. Om hier een samenvatting van het geheel te schrijven zou te veel zijn. Vandaar dat er gekozen is voor een onderdeel van de presentatie van: “De aarde in rood, groen en wit”. Vandaag heb ik geen tijd. Het was gisteren een leuke dag, de tijd is omgevlogen. Als je op de bus moet wachten, gaat de tijd langzaam. Hoe ouder je wordt, des te sneller gaat de tijd. Tijd ervaren we niet als een gelijkmatig voortschrijdende gebeurtenis. De tijd lijkt soms langzamer en soms sneller te verlopen. Het hangt er blijkbaar vanaf of we letten op de tijd of niet. Als kind lijkt je leven eindeloos lang te gaan duren, maar een bejaarde zegt: waar is de tijd gebleven. Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 9 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap De relativiteitstheorie van Einstein vertelt ons, dat tijd inderdaad een relatief begrip is. Het is bewezen dat de tijd langzamer verloopt wanneer je de snelheid van het licht benadert. Een ruimtevaarder, die zich zo snel door het heelal zou verplaatsen, keert jonger op de aarde terug dan zijn tweelingbroer, die gewoon op de aarde is gebleven. Het is iets dat een mens zich niet kan voorstellen. Maar dat geldt voor meer tijdservaringen. Ze worden geïllustreerd met het actuele probleem van de klimaatverandering. De aarde in rood, groen en wit Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw dacht men algemeen, dat ons huidige klimaat gedurende duizenden jaren geen tot weinig veranderingen had ondergaan. Sinds de klimaatsprong van 1988 en de daarop volgende warme negentiger jaren moeten alle klimatologen langzamerhand toegeven, dat de aarde warmer wordt. De trend van de negentiger jaren zet door. De zomers van 2003 en 2006 waren warmer dan ooit. Bijna elk jaar sneuvelt een kort tevoren gevestigd record. Gouden tijden voor weermannen en –vrouwen! Langzamerhand begint men te beseffen dat klimaatverandering heel normaal is. We hebben er alleen niet bij stil gestaan, dat dit zelfs binnen een mensenleven kan gebeuren. De aarde in rood Tweehonderd miljoen jaar geleden zag de aarde er heel anders uit dan nu. Alle continenten lagen tegen elkaar aan; rondom lag één grote oceaan. Doordat er zo‟n uitgestrekte landmassa was, was de invloed van de zee op het land gering. Het grootste deel van dit mega continent had een woestijnklimaat. Zandstormen bliezen over het land en als de wind ging liggen, zakte rood zand naar het landoppervlak. We weten dit uit de rode zandsteen die in alle werelddelen op grote schaal voorkomt. De aarde in groen Honderd miljoen jaar later was de aarde compleet veranderd. Het mega continent was in stukken gescheurd. Deze stukken, platen geheten, waren uit elkaar gedreven. Ze lagen als grote eilanden in drie grote oceanen. De zeestromen in die oceanen gingen over de hele aarde en voerden warm tropisch water overal naar toe. Alle continenten hadden een vochtig tropisch klimaat. Ze waren bedekt met weelderige tropische oerwouden. Langs de kusten strekten zich grote langgerekte tropische koraalriffen uit. De overblijfselen van die riffen zijn onder andere nog zichtbaar aan de hoge witte kalkkliffen van Zuid-Engeland en Noordwest-Frankrijk. Maar ook in alle hooggebergten komt die witte kalksteen voor. De aarde in wit Sinds 3 miljoen jaar steekt de aarde zich echter regelmatig in een wit kleed. In die periode zijn er al zeker dertig ijstijden geweest. Een ijstijd duurt lang, gemiddeld 80.000 tot 100.000 jaar. Het grootste deel van Noord-Amerika, Europa en Noord-Azië is dan met een twee tot vier kilometer dikke ijskap bedekt. Vanuit het heelal moet de aarde dan een veel wittere aanblik bieden dan tegenwoordig. We leven nu in een periode tussen twee ijstijden. Zulke perioden duren maar kort, gemiddeld 10.000 tot 25.000 jaar. Aan het einde van een witte periode warmt het klimaat heel snel op. In een paar honderd jaar is het grootste deel van die enorme ijskappen verdwenen. De laatste keer dat dit gebeurde was 10.000 jaar geleden. Korte termijn Staan we aan de vooravond van een nieuwe ijstijd? We weten het niet. Voorlopig wordt de aarde warmer. Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de periode tussen twee ijstijden het klimaat tamelijk gelijkmatig blijft. Tijdens een ijstijd kunnen grote temperatuurschommelingen optreden. Het is jammer dat de mens slechts een korte termijn geheugen heeft. Het is nog maar 400 generaties geleden dat er een einde kwam aan de laatste ijstijd. Geen mens die de veranderingen van toen heeft 10 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap doorverteld aan zijn nazaten. Een mens kan zo‟n lange periode niet overzien. Ons belevingsgevoel is niet veel langer dan twee maal het aantal jaren dat een mens geleefd heeft. We kunnen ons de 2000 jaar geleden toen de Romeinen in Nederland rondliepen, niet voorstellen. Het ligt ook aan het getal: 2000 jaar lijkt meer dan 80 generaties. Toch is het dezelfde lengte. Oceaan Het landschap op aarde verandert langzaam, zo langzaam dat wij het niet merken. Of… wij leven te kort. Tijdens de aarde in groen scheurde Noord-Amerika los van Europa. Die twee continenten drijven nog steeds verder uit elkaar met een snelheid van 5 cm per jaar. Dat is ongeveer even snel als onze vingernagels groeien. Ook die bewegen, maar we merken het niet. Als u nu 80 jaar bent, lag New York tijdens uw geboorte 4 m dichter bij Nederland dan nu. Dus sinds de aarde in groen is dat 5000 km. Dat getal is ook onvoorstelbaar. Gedurende een mensenleven behoeft de ligging van de werelddelen op de wereldkaart niet te worden veranderd. Maar tijdens de aarde in rood lag Nederland op de plaats van de Sahara en was de wereldkaart volkomen onherkenbaar. Tijd is een relatief begrip. Dit geldt niet alleen in de zin van de relativiteitstheorie van Einstein. Tijdsbesef heeft ook te maken met de tijd waarin je leeft. Voor een vlinder leeft een mens lang, voor een boom kort. En voor de processen op aarde nog korter. De lengte van een mensenleven is betrekkelijk. De afstand Amsterdam – New York zou je kunnen uitdrukken in 4 miljoen generaties. Ook dat getal is onvoorstelbaar. Maar het is ook onmogelijk, want de mens wandelt nog maar ongeveer 5 miljoen jaar op aarde rond. We zijn als een vlieg in een vliegtuig of een vis in zee. We kennen onze directe omgeving, maar door de onvoorstelbare lengte van de tijd hebben we geen flauw idee wat er zich allemaal al op aarde heeft afgespeeld. De excursie in het Niersdal. Zaterdag 23 februari Excursieleider Hans de Jong Verslag: Wouter van den Bosch. Na de middaglunch in het zaaltje van het voormalige legerkamp, vertrokken we met onze excursieleider, Hans de Jong, naar het stroomgebied van de Niers. Dit ligt, met nog 2 andere beekjes, in het ca. 15 km brede stroomdal van de Maas. Hans had gezorgd voor detailkaartjes van het te verkennen gebied van 3 x 4 km, met als doel door eigen werkzaamheid een stuk individuele kennis op te bouwen. Helaas gooide een koude wind wat roet in dit malse eten, zodat er van zorgvuldig tekenwerk niet veel terecht kwam. Maar het idee is prima: doen houdt kennis beter vast dan alleen luisteren. De schrijver van het artikel heeft als voordeel dat hij/zij nu gedwongen wordt zich in te leven in het geologisch-morfologisch proces, dat in een ver verleden heeft plaats gevonden. Na afloop blijkt echter Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 11 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap steeds weer dat veel opkomende geologisch-historische vragen nog niet zijn beantwoord, zodat er nog voldoende te raden en te ontdekken valt. In het bezochte dalgebied van de Maas stroomt dus die Maas, op een NAP hoogte van ca. 10 meter. En op een volgend terras, op ca. 12,5 meter, is er plaats voor de Niers, waarna er op ca. 14 meter hoogte nog ruimte is voor beken als de Spiekerbeek en de Schreveldsche beek. Beide lopen vrijwel parallel aan de Niers. Aan de oostzijde van het dal loopt de hoogte snel op naar 30 tot 35 meter. Deze overgang is steil en wekt de indruk ten dele mensenwerk te zijn. In het dal zagen we een zandzuigerei die tot ca. 30 meter diepte gaat en dus waarschijnlijk Pleistoceen zand levert met een ouderdom van maximaal een half miljoen jaar. Dit bepaalt derhalve het tijdstip van ontstaan van dit landschap: het zal gevormd zijn in het laat Pleistoceen of vroeg Holoceen. Misschien zelfs nog later. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat dit deel van het Maasdal zich pas in het tweede deel van het Holoceen heeft gevormd. Het Maasdal heeft een overwegend ZZO-NNW richting en ligt op een hoogte van ca. 10 meter NAP. De Maas is echter een regenrivier en kent daardoor zeer variërende waterstanden, die bovendien vaak in korte tijd sterk wisselen. De Maas ontspringt in een bosrijk gebied ten noorden van Neufchâteau. Het is daar nog een onaanzienlijk stroompje, dat uit de diepte opwelt en samen met naburige stroompjes al snel een beek en later een rivier van betekenis wordt. Hans vertelde, dat tijdens en na het Saalien de Maas veelvuldig is veranderd van stroomdal, waardoor uiteindelijk een belangrijk deel van ons land deel uitmaakte van steeds veranderende stroomdalen, waarin ook de Maas een belangrijke rol speelde. Dat is heel moeilijk voor te stellen, nu alles is vervormd tot rustig kabbelende en ingedijkte stromen en stroompjes. Duidelijk is wel dat het bezochte gebied als zeer recent gevormd kan worden beschouwd en nog steeds aan veranderingen onderhevig is. Al is het alleen maar door menselijke hand, die maar één belang kent: beheersing en leefgebied. Helaas is vrijwel alles wat we zien een gevolg van menselijk handelen en is het verleden vaak moeilijk voor te stellen. Daar komt nog bij dat we het gebied in het vroege voorjaar bezochten en daarmee de grote wisselingen in waterstand, zoals deze zich ook nu nog voordoen, niet hebben gezien. Het zou de KNNV sieren als ook deze aspecten wat meer aandacht en inzicht kregen. Een mooie taak voor onze Werkgroep dus. Met een woord van dank sloot dan ook onze voorzitter deze dag af, zodat we ons na een koude dag de luxe konden permitteren in een verwarmd restaurant te Geldrop afscheid te nemen. Een stukje geologie versterkt als altijd ons gevoel voor landschappelijke veranderingen op korte en langere termijn. Een verrijking van onze natuurstudie! Excursieverslag Denekamp Zaterdag 19 april 2008 Excursieleider Jaap Veenvliet Verslag Dolly Stegink Van deze excursie slechts een kort verslag. Binnenkort verschijnt er een uitgebreid verslag in Natura met daarbij mooie foto‟s. We beginnen de excursie met een inleiding in het museum Natura Docet door Jaap Veenvliet die de rest van de dag onze excursieleider zal zijn. 12 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap We krijgen informatie over het ontstaan van de stuwwallen in Twente en hij laat ons een film zien over hoe het landschap er tijdens de ijstijden in Twente moet hebben uitgezien. Daarna gaan we om te beginnen naar de winderige Kuipersberg, waar we kunnen zien dat er een deel van de stuwwal Uelsen – Enschede is verdwenen. De laagte is ontstaan doordat een ijsmassa door de stuwwal brak en een stuk van 10 km. lang, 4 km. breed en 40 m. dik wegschoof en als een deur tegen het onderste deel van de resterende stuwwal aan duwde. Hierna is het tijd voor de lunch, waarvoor we naar de molen Bels gaan. Het is altijd goed om ook iets van de cultuur te bekijken, die gebruik maakt van het landschap. Daarna gaan we naar de Galgenberg in de buurt van Vasse. In het bouwland aan de voet van de “berg” schept Jaap telkens een deel van de vegetatieweg. Hierdoor kunnen we zien dat de bodem bestaat uit verschillende grondsoorten, van fijn tot zeer grof grindrijk zand, leem, lemig zand en tertiaire klei. De lagen die voor de stuwing werden afgezet, werden door het landijs opgestuwd, waardoor deze lagen meer vertikaal kwamen te staan. Door het prachtige Twentse landschap rijden we naar het Lutterzand, een voor Nederland geologisch gezien interessant gebied dat benoemd is tot aardkundig monument. Lopend langs de Dinkel, die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het vormen van het landschap hier, zien we ontsluitingen van verschillende bodems. Het proces van het vrij meanderen van deze rivier heeft ertoe geleid dat er nu nog mooie afgesneden bochten voorkomen, met steile stootoevers en vlakke glijoevers met bijbehorende kronkelwaarden. In de steilwand zien we verschillende dekzandlagen, een potsolbodem, maar ook de laag van Usselo, die zo‟n 11000 jaar gelden ontstaan is in een warmere periode gedurende de ijstijd waarin er veel vegetatie was zoals berken en dennen. Verder zien we een laagje grind dat ontstaan is in woestijnachtige omstandigheden waarin het zand wordt weggeblazen en het grovere materiaal achterblijft (de laag van Beuningen). Tot slot zien we onder deze laag de gevolgen van polaire omstandigheden, verschijnselen zoals vorstwiggen en kryoturbatie. Als afsluiting van de dag gaan we terug naar het museum, waar we nog rustig kunnen rondkijken in de zalen met veel soorten (zwerf)stenen en natuurhistorische verzamelingen. Afbeelding uit boek “Eigenaardig Nederland”, uitgave KNNV De Gradierwerken in Bad Rothenfelde Door: Jan van Doorn In 1724 werd in Bad Rothenfelde een zoutbron (Solequelle) “aangeboord”, die aanleiding werd tot winning via “pannenzout”. Hieruit ontwikkelde zich een levendige handel in zout, die een goede inkomstenbron voor de plaatselijke bevolking betekende. Later ontdekte men, dat het inademen van zoutdeeltjes bij het verdampingsproces een positieve uitwerking op de gezondheid had. Men bouwde een zogeheten Gradierwerk, waar de lucht in de nabijheid hiervan vochtiger en meer zouthoudend was. De term Gradierwerk betekent het tot een hoger zoutgehalte – zoals hier van 5 tot 24% - brengen. Voor de bouw van het werk werd vuren- (sparren)hout gebruikt. Dit houttype heeft 2 voordelen. Grote poriën nemen zout uit de bron op en zorgen bovendien voor conservering van de stammen. Voor de constructie van de werken zijn lange, rechte en volgroeide boomstammen buitengewoon ideaal. De bevloeiingswanden van het Gradierwerk bestaan uit sleedoorn, omdat deze struik onder Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 13 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap invloed van het zout zijn bast niet verliest en bovendien zeer fijn vertakt is. Het verdampingsproces wordt hierdoor begunstigd. Binnen 30-40 jaar ontstaat een bizarre “sleedoornsteen”. De fijnste kalken ijzerdeeltjes zetten zich bij het motregenen af en omhullen de twijgen. Na zo‟n 30 tot 40 jaar moet de steenomkorsting verwijderd worden, daar ze anders te zwaar is voor de wanden. In de diepte van het Wiehengebergte bevindt zich een zoutsteenmengsel (Zechstein genoemd). Dit mengsel met een zoutaandeel van 60% ontstond als zee-afzetting in het geologisch Zechstein Tijdvak (onderdeel van de *Perm Periode). Verdamping van water in een heet woestijnklimaat liet zout- en gipskorsten achter. Door veranderingen van het aardoppervlak werden deze korsten overdekt door andere gesteente lagen. De hier genoemde zoutlagen bevinden zich op ongeveer 3000 m diepte. Onderaardse wateraders losten de lagen op en koolzuur zorgde voor opwaartse druk van de sole. Langs de hele noord- en oostzijde van het Bekken van Münster (zuidrand Teutoburger Wald en westrand Eggegebergte) treden talrijke natuurlijke zoutbronnen aan de oppervlakte uit. zie Geologische Tabel in artikel Teutoburger Woud, Nieuwsbrief 42 blz. 14. Verantwoording: dit is een verkorte versie van de in juni aangevraagde en half september ontvangen informatie. Het Geheim van de “Blaue See” Door: Jan van Doorn Inleiding Deze nogal mysterieus aandoende titel suggereert, dat de “Blaue See” iets te verbergen heeft. Ik doel hierbij op de wisselende hoogte van de waterstand van het oppervlakte- water. De foto op de voorzijde van Nieuwsbrief 42, genomen door Ton in maart 2007, geeft een relatief hoge waterstand te zien. Bij ons bezoek eind mei vertoonde de “Blaue See” juist het tegenovergestelde beeld. De verklaring van dit verschijnsel moeten we echter niet aan de oppervlakte, doch in de diepte zoeken. Relatie ondergrond en neerslagwater. Degenen, die na afloop van de excursie, de bronnenwandeling in het Puszkental meemaakten konden zelf de relatief lage waterstand waarnemen. Het is des te opmerkelijker, als we de hoge neerslag hoeveelheden van de maanden juli en augustus erin betrekken. Deze zouden normaal gesproken tot verhoging van de waterspiegel van de “Blaue See” geleid moeten hebben, hetgeen dus niet het geval was. Waar bleef dit gevallen neerslagwater dan en heeft de *kunstmatige mulde er iets mee te maken? Om een antwoord op deze vragen te vinden moet het gebied met zijn geologische struktuur, de opbouw van de gesteentelagen, de gesteentetypen met hun eigenschappen enerzijds en de menselijke invloed anderzijds in de beschouwing worden betrokken. De “Blaue See”, gelegen zuidwestelijk van Wellingholzhausen ligt volgens de geologische kaart in een zich NW-ZO richting uitstrekkende *slenk. De hierin aanwezige sedimenten zijn Muschelkalkgesteenten behorend tot het Boven- en Midden Muschelkalk tijdvak. De bovenste gesteentelaag bestaat uit zogeheten *Trochitenkalk. In de onderlaag hiervan vinden we kalkmergel, klei en dolomietmergel. De menselijke invloed bestond hierin, dat op de plaats van de huidige “Blaue See” voorheen een steengroeve in bedrijf was. De Trochitenkalk werd tot op de top van de daaronder gelegen mergel- en klei lagen, d.w.z. tot op de grondwaterspiegel ontgonnen. Deze twee gesteente typen vormden in hoofdzaak een wateropstuwings-horizont. In de mergelgesteenten bevinden zich ook hardere lagen, die volledig met spleten doortrokken kunnen zijn. Van tijd tot tijd echter kunnen ze steeds weer afgesloten zijn door met klei-sediment beladen doorsijpelend water. Op deze manier wisselen processen van wateropstuwing en –doorsijpeling el- 14 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap kaar af. Zo is het verklaarbaar, waarom de waterstand zo‟n afwijkend beeld vertoont t.o.v. de neerslaghoeveelheid en geeft aan, dat we met een kunstmatige mulde te doen hebben. Met vriendelijk dank aan de Geologische Dienst in Krefeld, voor verstrekte informatie op enkele door mij gestelde vragen. Verklaring van enkele in de tekst genoemde termen: Mulde (fig.1) = natuurlijke inzinking in het landschap met een omlaag verbogen gesteentepakket. Trochitenkalk = in de Muschelkalk treden zeelelies gesteente vormend op; de ronde steelleden (trochiten) vormen dikke kalk steenbanken. Slenk = veelal langgerekt gebied, dat langs ongeveer evenwijdige afschuivingen is gedaald. Zie ook verslag Nellie ten Brink en informatie excursiegids. Oosterbeek, 28 december 2007 Leestekens in het landschap Strandwal Omschrijving: Uit zand bestaande rug, die door werking van de zee evenwijdig aan de kust is opgeworpen. Ontstaan en functie: Strandwallen zijn 5.000 tot 3.000 jaar geleden langs de Noordzeekust ontstaan door de zee. De oudste, meest oostelijke strandwal ligt bij Spaarnwoude en is ongeveer 5.000 jaar oud. De strandwallen (of Oude Duinen) liggen niet geheel evenwijdig aan de kustlijn, maar hebben een meer zuidwest-noordoostelijke oriëntatie. Bij de voormalige zeegaten, zoals bij Bergen, bogen deze ruggen naar binnen en vormden ze haakwallen. Na de Romeinse tijd is een groot deel van de strandwallen en oude duinen door uitbreiding van de zee geërodeerd en vervolgens door Jonge duinen overstoven. Ligging en streeknamen: Strandwallen bevinden zich onder en achter jonge duinen van Noord-Holland en ZuidHolland: zo ongeveer tussen Sint Pancras en Den Haag. Op de oude strandwallen liggen de “geesten”, de oude akkers. Geesten Lang, ovaalvormig bouwland op de strandwallen in de kustzone. Qua bodemgebruik is er overeenkomst met de es. De term wordt ook in een bredere context gebruikt voor een hoog gelegen stuk zandgrond. Ontstaan en functie: De oudste bouwwallen op de strandwallen moesten zich aanpassen aan de structuur van het landschap. Ze ontstonden langs de Noord- en Zuid-Hollandse kust de geesten: lange, ovale complexen bouwland met een weg aan weerszijden. De geesten waren qua bodemgebruik en percelering vergelijkbaar met de oude bouwlanden van oostelijk en zuidelijk Nederland. Een verschil echter was dat de akkers op de strandwallen niet werden opgehoogd. De oorzaak hiervan kan zijn dat Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 15 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap het de bewoners van het duingebied niet was toegestaan om uit de duinen strooisel of plagsel te halen. De duinen behoorden namelijk aan de graaf van Holland en dienden onder andere voor de teelt van konijnen ten behoeve van de jacht. De geest was in de dwarsrichting in stroken verkaveld. Om het hele bouwcomplex lag een houtwal. Kerk en dorp werden gebouwd op de plaats waar de langs de geest lopende wegen bij elkaar kwamen. Deze oorspronkelijke situatie is door latere woningbouw op veel plaatsen niet meer herkenbaar. Bij Limmen is dit oorspronkelijke patroon echter nog goed te herkennen. De term geest komt terug in de dorpsnamen in dit gebied, zoals Uitgeest en Oegstgeest. De afgegraven duinen rondom Hillegom en Lisse noemde men de “geestgronden”maar die hebben weinig van doen met de geesten van de oude dorpen. Ligging en streeknamen: Geesten liggen op de oude strandwallen van Noord- en Zuid-Holland. Mooie voorbeelden zijn Limmen, Uitgeest, Akersloot en Rijnsburg. Een andere benaming voor hoger gelegen zandgrond is gaast. Uit Leestekens in het Landschap, uitgave van Landschapsbeheer Nederland voor deze nieuwsbrief twee Zeeuwse leestekens. Afbeeldingen uit website Stichting Duinbehoud. www.duinbehoud.nl Aanwas Omschrijving: Natuurlijke uitbreiding van gronden door aanslibbing in een zee-inham of in de buitenbocht van een stroom. Een variant op de aanwas is de opwas, een zandbank, plaat of schor die midden in een zeearm of rivier ontstaat. Ontstaan en functie: De vorming van aanwassen is een natuurlijk proces. In historische tijd heeft de mens de vorming van aanwassen soms versterkt door kribben aan te leggen of door biezen aan te planten die slib moesten vasthouden. Als de biezen niet meer konden bestaan, doordat de plaat te hoog geworden was, werd riet uitgezet op de plaat. De wortels van deze planten verspreidden zich over de opwas en hielden zodoende nog meer slib vast. Op een gegeven moment verstikte het riet zichzelf, waarna vaak een griend werd aangelegd. Of iets een aanwas of een opwas was, maakte uit wiens eigendom het was, het gaf vaak aanleiding tot conflicten. Als de aanslibbing voldoende hoog was, werden de op- en aanwassen bedijkt. Na bedijking was een opwas een apart eiland, bijvoorbeeld het eiland Tiengemeten. Aanwassen zijn op de kaart herkenbaar als “schillen” tegen het oude land of om een opwas. In het rivierengebied maakten aan- en opwassen deel uit van processen van rivierverleggingen, die meestal beperkt bleven tot de uiterwaarden. Ligging en streeknamen: In het Utrechts en Gelders rivierengebied wordt een opwas ook wel weerd, waard of middelzand genoemd. In Zeeland komt een veelheid van namen voor: gars, gers, gras, groes, nes(se) nis(se) plaat, schor en slik. Dijk Omschrijving: Een dijk is een landschapselement, waarover in ons waterrijke land veel te vertellen is. Wij kennen diverse soorten dijken. De algemene omschrijving is: een opgeworpen wallichaam, dat het land tegen buitenwater (zee of rivier) moet beschermen of dat een droge passage door nat gebied mogelijk moet maken. Specifiek voor Zeeland zijn de inlaagdijken: een dijk die aangelegd wordt achter een bestaand dijklichaam, waarvan men vreest die niet lang te kunnen houden. Het land tussen beide dijken wordt ook wel inlaag of “calamiteuze polder” genoemd. Zo ontstond bijvoorbeeld op Schouwen de boogvormige kust. Andere woorden voor inlaag zijn: oplaag, uitlaag, karreveld, uitslag, kuip of vingerling. 16 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Ze worden tegenwoordig vaak door natuurbeschermingsorganisaties beheerd en herbergen een bijzondere flora, fauna. Een vijfzodendijk stamt uit de 13e/14e eeuw en de naam slaat vermoedelijk op de oorspronkelijke hoogte van deze middeleeuwse dijken. De Baandijk bij Borssele is een vijfzodendijk. Zie verder voor specifieke landschapselementen in Zeeland bijvoorbeeld: www.kreeft.zeeland.nl Het boek Leestekens kan besteld worden via www.landschapsbeheer.nl Er gaat vaak iets mis met de bevestiging van een bestelling. Je kunt dus beter een email aan hen sturen en het gevraagde op die manier bestellen. Er komen altijd verzendkosten bij een bestelling. 2e Deel Verklaring geologische begrippen In Nieuwsbrief 43 hebt u het eerste deel van deze verklarende uitleg van de geologische terminologie in verschillende talen van de heer Sintubin kunnen lezen. Splijtbaarheid – Fissility – Fissilité De splijtbaarheid is een fysische eigenschap van een materiaal om volgens dicht gespatieerde vlakken gemakkelijk te splijten. Dit kan het gelaagdheidvlak zijn in het geval van schalies, of de gesteentesplijting zijn in het geval van leistenen. Het is deze eigenschap die aangewend wordt bij de aanmaak van dakleien. Vaak wordt deze term echter ook gebruikt om het anisotrope maaksel van een schalie te beschrijven, en is het in deze betekenis vergelijkbaar met de leisteensplijting van leistenen en de schistositeit van schisten. Argilliet – Argillite – Argilite – Tongestein Een argilliet is een compacte variant van een kleisteen. Het is al het resultaat van een zwak metamorfose en situeert zich in de evolutiegeschiedenis van modder tot leisteen tussen een schalie en een leisteen. Dit gesteente wordt gekenmerkt door de afwezigheid van een gesteentesplijting en de daaraan geassocieerde splijtbaarheid. Het vertoont schelpvormige breekvlakken. Leisteen – Slate – Ardoise – Schiefer Een leisteen is het resultaat van de vervorming van fijnkorrelige sedimenten bij laaggradige metamorfe omstandigheden. Een leisteen is dan ook een fijnkorrelig gesteente gekenmerkt door een uitgesproken splijtbaarheid volgens een nieuwgevormde oriëntatie, die doorgaans onder een hoek staat met de oorspronkelijke gelaagdheid. In dit opzicht verschilt het van een schalie. Ook de hogere metamorfe omstandigheden maakt dat de splijtbaarheid meestal veel beter is dan in het geval van schalies. Gezien deze term (zoals ook fylliet, schist, gneiss, …) in de eerste plaats iets zegt over het interne maaksel van een peliet, en dus over het omvormingsproces (ten gevolge van gebergtevorming), kan deze term niet gebruikt worden bij stratigrafische beschrijvingen (bv. in een lithostratigrafische kolom). Gesteentesplijting – Cleavage – clivage – Schieferung Een gesteentesplijting is een typisch maaksel in fijnkorrelige gesteenten. De gesteentesplijting is direct gerelateerd met de eigenschap van de plaatvormige kleimineralen om zich loodrecht op de belangrijke drukrichting te oriënteren. Vaak wordt dan ook de term druksplijting gebruikt, een term die we liever niet gebruiken. Dit geeft aanleiding tot een belangrijke anisotropie in de interne opbouw van het gesteente. Fysisch drukt zich dat uit in een goede splijtbaarheid. In het geval van een schalie ligt deze gesteentesplijting evenwijdig aan de sedimentaire gelaagdheid, loodrecht op de belangrijkste drukrichting, die het gevolg is van de belasting van de bovenliggende sedimenten. In het geval van een leisteen staat deze gesteentesplijting loodrecht op de tektonische hoofdvervormingsrichting. Leisteensplijting - Slaty cleavage – clivage ardoisier – Dachschieferung Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 17 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Een leisteensplijting is de tektonische gesteentesplijting die zich in fijnkorrelige gesteenten ontwikkelt bij laaggradige metamorfe vervormingomstandigheden. Dit type gesteentesplijting geeft dan ook aanleiding tot een uitgesproken splijtbaarheid. Leisteengordel - Slate belt Een leisteengordel is een bepaalde zone in een gebergte dat gekenmerkt wordt door de dominante aanwezigheid van kleirijke, sedimentaire gesteenten, die een vervorming hebben ondergaan bij laaggradige metamorfe omstandigheden en die dus gekenmerkt worden door het dominante voorkomen van een leisteensplijting. De leisteengordels situeren zich in een gebergte doorgaans tussen de externe plooibreukgordels en de hoogmetamorfe kernzones. Een voorbeeld van een leisteengordel is de Hoge Ardennen ten zuiden van de Famenne. Fylliet – Phyllite – Phyllade – Phyllit Een fylliet is een metamorf gesteente dat de overgang vormt tussen een leisteen en een schist. Het heeft nog steeds de goede splijtbaarheid van een leisteen. Door de aangroei van de mica‟s krijgen de splijtingsvlakken een zilveren schijn. De mica‟s zijn echter nog steeds te fijnkorrelig om ze met het blote oog waar te nemen, dit in tegenstelling met een schist. Fylloniet – Phyllonite – phyllonite – phyllonit Een fylloniet is een sterk vervormde leisteen of fylliet. Het komt dan ook voor in schuifvervormingszones (shear zones) of beter gezegd ductiele breukzones. Het is een myloniet die zich in een micarijk gesteente heeft ontwikkeld. Schist – Schist – schiste – schiefer Een schist is een sterk gefolieerd, hoogmetamorf gesteente. De mica‟s zijn zo gegroeid dat ze met het blote oog herkenbaar zijn. Het is dan ook een kristallijn gesteente. Door de aangroei van de mica‟s is de gesteentesplijting, en de geassocieerde vlakke splijtbaarheid, verloren gegaan. In beide opzichten verschilt een schist van een leisteen of fylliet. Deze goed gefolieerde gesteenten vertonen eerder een golvende, onregelmatige splijtbaarheid. Schistositeit – Schistosity – Schistosité – Schieferung Wat een leisteensplijting is voor een leisteen en een fylliet, is de schistositeit voor een grofkorrelige, kristallijne schist. Ook hier wordt deze interne anisotropie bepaald door het oplijnen van de mica‟s. In tegenstelling tot de leisteensplijting is de schistositeit eerder onregelmatig en vaak golvend. Fyllade ? De term fyllade is een eerste term die we in het Nederlands eigenlijk dienen te vermijden. De Engelse term phyllade heeft betrekking tot een fylliet. De Franse term phyllade wordt dan weer aangewend voor de omschrijving van grove leistenen of leistenen die splijten in dikkere platen. Zo zouden bijvoorbeeld de leistenen van het Salmiaan in de omgeving van Vielsalm kunnen worden omschreven met deze Franse term. Kwartsofyllade – Quartzophyllade De term kwartsofyllade is tevens afkomstig van de Franse term quartzophyllade. Eigenlijk is dit een fijngelamineerd gesteente dat bestaat uit een millimeter tot centimeter afwisseling van siltige en kleiige laagjes. Deze term kan lokaal worden aangewend maar dient te worden vermeden in de internationale literatuur. Schiefer ? De meest courant aangewende term wanneer het gaat over fijnkorrelige gesteenten is de term schiefer. Zoals uit het overzicht blijkt, is deze term afkomstig vanuit het Duits waarin hij aangewend wordt voor de omschrijving van zowel een schalie, een leisteen als een schist. Bij het gebruik van de term schiefer is er dan ook verwarring mogelijk. Het is dan ook aangeraden het gebruik van deze term te vermijden. De meest algemene term in het Nederlands is dan ook moddersteen, in een meer sedimentologische context, of peliet. Slotbemerking Uit dit overzicht van de terminologie met betrekking tot fijnkorrelige sedimenten en gesteenten blijkt dat vele van de termen te maken hebben met de metamorfe en tektonische omvorming van kleiige en 18 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap siltige sedimenten. Elk van deze termen dient dan ook enkel in deze specifieke betekenis worden aangewend. Als meest algemene term is het dan ook aangeraden moddersteen of peliet te gebruiken, en de niet duidelijk gedefinieerde term schiefer te vermijden. Referenties Bates, R. L. & Jackson, J. A. 1984. Dictionary of Geological Terms. Anchor Books, Doubleday, 571. Foucault, A. & Raoult, J.-F. 1995. Dictionnaire de géologie. Masson, Paris. Kearey, P. 1993. The Encyclopedia of the Solid Earth Sciences. Blackwell Scientific Publications, Oxford, 713. Seyfert, C. K. 1987. The Encyclopedia of Structural Geology and Plate Tectonics. In: Encyclopedia of Earth Sciences Series (edited by Fairbridge, R. W.) 10. Van Nostrand Reinhold Company, New York, 876. Twiss, R. J. & Moores, E. M. 1992. Structural Geology. W. H. Freeman and Company, New York. van der Pluijm, B. A. & Marshak, S. 1997. Earth Structure. An introduction to structural geology and tectonics. WCB/McGraw-Hill. Visser, W. A. 1980. Geological Nomenclature. Bohn, Scheltema & Holkema, Utrecht, 540. Verslag van een bezoek aan het Museum Schloss Berthoidsburg Door Wouter van den Bosch Na vele jaren onze vakanties in de Cevennen te hebben doorgebracht, besloten we in de toekomst wat dichter bij huis te blijven. Een artikel van Henk Oosterik in Grondboor & Hamer bracht ons ertoe het eens in Thüringen te proberen. Het was er nat en koud, maar het bezoek aan Museum Schloss Berthoidsburg bleek een bezoek aan een geologische oase, en een verslag in dit tijdschrift waard. Hierbij dus het verhaal van een vrijwel continue ontwikkeling van het leven in Thüringen over 300 miljoen jaar! 4,5 miljard jaar geleden: 4,0 miljard jaar geleden: 3,5 miljard jaar geleden: 2.0 miljard jaar geleden. 1,5 miljard jaar geleden. 650 miljoen jaar geleden. 550 miljoen jaar geleden. 480 miljoen jaar geleden. Ontstaan van de aarde. Eerste aminozuren in de Oceaan. Ontstaan van grote moleculen als koolhydraten, vetten, proteïnen en archaebacterien. Eerste zuurstofplanten. Toename van zuurstof veroorzaakt een geheel nieuwe atmosfeer, waarbij bijna alle leven ultsterft en vervangen wordt door een op zuurstofbasis. Ontstaan van Blauwalgen en Stromatolieten. Zuurstofgehalte in atmosfeer loopt op naar 21 % Belangrijke biologische omwenteling. Vrijwel alle bestaande . levensvormen verdwijnen en worden vervangen door op zuurstof gebaseerde vormen Eerste meercellige levensvormen in de oceaan. Eerste kwallen, zeeveren, wormen en geleedpotigen. Explosie van op zuurstof gebaseerd leven in Cambrium. Eerste bekende levenssporen in Thüringen, Brachiopoden. Het huidige Thüringen is ontstaan tijdens een ontwikkeling van de aardgeschiedenis die wij Pangea noemen. Alle continenten waren toen aaneengesloten tot één groot geheel, waarbij het huidige Thüringen ongeveer op de evenaar lag, op een niet al te grote afstand van de Grote Oceaan. Van Thüringen is niet veel bekend uit de periode van voor het Carboon. De tentoonstelling in het prachtige museum Schloss BertBertholdsburg behandelt dan ook de geschiedenis van het leven over 300 miljoen jaar, te beginnen in het Carboon. Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 19 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Dit is de periode van de Hercynische of Variscische plooiing, die in het Boven-Carboon de bergrug deed ontstaan, die nu de 150 km lange bergrug in het zuiden van Thüringen vormt. Het vormen van deze bergrug ging gepaard met veel vulkanisme en het omhoogkomen van een dikke laag Roodijzersteen (Rotliegendes) als onderdeel daarvan. In het Carboon ontwikkelde zich een moerassig bos met grote sporenplanten als Varens, Paardenstaarten en Wolfsklauwen. Het Perm sluit in de ontwikkelingszijde aan op het Carboon en is, met riffen en kustvormen, deels zout. Tijdens het Trias varieerde het vochtgehalte sterk en ontstonden rivieren, meren en woestijnen. Het Trias wordt onderverdeeld in Bontzandsteen, Muschelkalk en Keuper. Het duurde in totaal ca. 35 miljoen jaar. De wisselende vochtigheid bracht een overgang van zeer nat tot zeer droog en daarmee een enorme verscheidenheid in landschappen en daarbij behorend dierenleven. Belangrijk is echter dat gedurende deze zeer lange periode van ca. 300 miljoen jaar het gebied toch overwegend vasteland bleef en daarmee een systematisch opgebouwde ontwikkeling van plantaardig en dierlijk leven laat zien in veelal goed geconserveerde fossielen. Dat maakt Thüringen tot een bio/geologisch zeer interessant gebied. Overzicht over de geologische historie: Carboon Perm Trias Jura Krijt Tertiair 1 Tertiair II -360 tot -300 miljoen jaar. -300 tot -250 miljoen jaar. -250 tot -210 miljoen jaar. -210 tor 140 miljoen jaar. -140 tot -70 miljoen jaar. -70 tot -25 miljoen jaar. -25 tot -5 miljoen jaar. Hercynische plooiing. Afbraak van het Hercynisch reliëf. Afbraak van het Hercynisch reliëf. Afbraak van het Hercynisch reliëf. Vanaf 60 Mio Alpiene plooiing. Begin afbraak Alpien reliëf. Tijdens deze veranderingen voltrokken zich ook vele secundaire ontwikkelingen, zoals vulkanisme, andere warmteverdelingen en vermesting van wateren, waardoor algenbloei ontstond die weer de biologische voortgang verstoorde en wijzigde. Een voortdurende aanpassing van levensvormen was nodig om het leven zelf in stand te houden. In zoverre is er niets nieuws onder de zon: Levensomstandigheden veranderen nog steeds continu en vereisen een voortdurende aanpassing van soorten om het leven als zodanig in stand te houden. Onze hersenen zijn echter niet in staat om de consequenties van veranderingen over zeer lange tijden te overzien. Godsdiensten staan afkerig tegenover de noodzaak en erkenning van een voortdurende aanpassing van elke soort op geleidelijke dan wel plotselinge wijzigingen in het leefmilieu van een soort. Intermezzo: Dat brengt mij naar de principiële vraag: “(Is de huidige mens nog steeds van de soort Homo sapiens?” We hebben als verschillende soorten erkend de Ramapithecus, de Australopithecus, de Homo erectus en de Homo sapiens, alle mensachtigen. Maar is de Cro-magnon-mens nog van dezelfde soort als de Homo computeriensis? 20 Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Terug naar Thüringen. De tentoonstelling laat diverse vormen van soortaanpassing zien, met de daarop volgende aanpassingen van de “concullega” soorten. Een voortdurende wedloop tussen de kansen van eten en gegeten worden. Hetgeen onvermijdelijk leidt tot zodanige veranderingen, dat op termijn van een nieuwe soort kan worden gesproken. Die daar echter met betrekking tot de voortplanting geen problemen mee heeft omdat de nieuwe soort ook de tijd heeft gehad zich genetisch aan te passen. Fundamenteel zijn echter de basiswaarden als verbeterd vluchtgedrag, oneetbaarheid, verdediging, camouflage, extreme snelheid van voortplanting, en verdedigingsmogelijkheden. Het is het voortdurende spel van eten en gegeten worden, waarbij echter vaak de eigen soort wordt ontzien. Zoals dit ook bij de mens (soms) het geval is. Niet zoveel nieuws onder de zon! Wat leefde er en wanneer? Carboon Vissen Amfibieën Reptielen Weekdieren Insecten Geleedpoten Koppotigen Stekelhuiden Naaldbomen Sporenpl. Zechstein Haaien Sauriers Vliegdraken Armpotigen Kakkerlak Duizendpoot ------Ginkgo Paardenst. Zaadplanten ---- Bontzandsteen Haaien Sauriers Schildpadden Brachiopoden Kakkerlak Duizendpoot ------Coniferen Varens Muschelkalk Pantservis Sauriers Sauriers Slakken Kakkerlak Duizendpoot Ammoniet Zeesterren Coniferen Varens Keuper Kwastvin Sauriers Sauriers Slakken Kakkerlak Duizendpoot Ammoniet Zeesterren Coniferen Varens Tertiair Beenvis Kikkers Padden Slakken Kevers Duizendpoot Zeelelie Zeesterren Coniferen Varens ---- ---- ---- Palmen Dit is uiteraard slechts een klein uittreksel uit de biologische verscheidenheid. Doel is het begin en einde aan te geven van en aantal levensvormen. Pantservissen, Vliegende draken en Ammo-nieten zijn inmiddels uitgestorven. Andere oudgedienden zijn over hun glorietijd heen of bestaan nog in kleinere vorm. Haaien, Schildpadden, Kakkerlakken, Duizendpoten, Coniferen, Varens en Zeesterren willen nog van geen wijken weten. Voor wie op een comfortabele manier kennis wil nemen van een biologische ontwikkelingsgang over 300 miljoen jaar kunnen wij een gang naar Schloss Berthoidsburg in Schleusingen aanbevelen. Het stemt tot nadenken. Dinie en Wouter van den Bosch. Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008 21 KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Sedimenten Door: Wouter van den Bosch G.E.A. no. 1-2008. Het eerste nummer van 2008 kenmerkt zich door een aantal artikelen, dat mij zeer aansprak. Het eerste daarvan behandelt het Franse deel van de Pyreneeën en de geologie daarvan. Daarbij is op te merken dat het Iberisch schiereiland en de Pyreneeën in feite een apart klein continent zijn, met een eigen ontstaanshistorie. Het verhaal is van prof. Jaques Touret en P. Lebrun en werd vertaald door Mevr. Stemvers. Het is een speelbal tussen de grote continenten Afrika, Eurazië en Noord-Amerika, waardoor het moeilijk te vergelijken is met alleen de Europese condities. Dat maakt de vergelijking met bij voorbeeld de Alpen lastig en incompleet. Naast een algemeen structuurbeeld, wordt in het bijzonder een klein gebied met zeer bijzondere mineralen behandeld: een gebied van ca. 1,5 x 1,0 km rond het etang de Lerz. De hier gevonden mineralen zijn zeer exclusief voor Europa. Onder andere wordt hier het bijzondere mineraal lherzoliet gevonden. Diverse ontsluitingen worden hier aangegeven langs een soort excursieroute. Moeilijke geologische termen worden verklaard en toegankelijk gemaakt. Een tweede artikel beschrijft een heel klein gebied dat ligt tussen Frankfurt am Main en Darmstadt. Het is een fossiel rneertje en heet de groeve van Messel. Hier liggen ca. 17.000 goed bewaarde fossielen, waarvan er momenteel 128 zijn tentoongesteld in Naturalis te Leiden. De vindplaats is afkomstig uit het Midden Eoceen en zo‟n 47 miljoen jaar oud. Het klimaat was toen tropisch en de fossiliseringscondities waren vrijwel perfect. Op de plaatjes zie je de vleermuizen, vogels en reptielen bijna bewegen! Een droom vindplaats! Een erg theoretisch verhaal over correlaties van continentale Miocene afzettingen is voor onze doelgroep minder interessant. Leuk vond ik het verhaal over een Romeins scheepswrak bij de Leidsche Rijn, met kaartjes uit de jaren 0 en 500 nC. Het gebied ten noorden van Den Bosch is hierop weergegeven, helaas op zeer kleine schaal. De watercondities en het schip zijn goed weergegeven en het verhaal geeft een aardig beeld van het gebeurde. Tenslotte een verhaal dat mij als technicus zeer aansprak: de bouw van de eerste “ijzeren” brug bij Shropshire in het UK. Goed om te beseffen dat het nog maar ca. 250 jaar geleden is dat mensen de eerste oerstalen brug konden bouwen. De huidige staaltechnologie bestond toen nog niet. De problemen en oplossingen ervan worden beschreven en de brug bestaat nog steeds ondanks bodembewegingen. Aardige combinatie tussen techniek, natuur en menselijk vernuft. Ondergetekende(n) geeft (geven) zich voorlopig op voor de contactdag en excursie in het IJsselgebied op 25 oktober 2008. De opgave en de te betalen onkosten moeten voor 1 juni gedaan worden bij Loes van Etten, Regenboogstraat 177 3328 HV Dordrecht. Giro: 1719582. 1. 22 De contactdag en excursie in het IJsselgebied op 25 october 2008 . kosten €3,50. Aantal personen: ...... Ik kom met het openbaar vervoer. ja / nee Bevestiging per post: Loes van Etten, Regenboogstraat 177 3328HV Dordrecht, of mail naar Loes, mailadres: [email protected] Naam en ondertekening: Nieuwsbrief 44 Voorjaar 2008