Technische Opzet TimeTell versie 7 TIMETELL BV www.timetell.nl Balen van Andelplein 2 2273 KH , Voorburg 070-3114811 [email protected] Helpdesk 070-3114810 [email protected] Inhoud 1. 2. Inleiding ......................................................................................................................... 3 Technische opzet............................................................................................................. 4 2.1. Mogelijkheden voor locatie onafhankelijk registreren ................................................... 5 2.1.1. 2.1.2. 2.1.3. 2.1.4. TimeTell TimeTell TimeTell TimeTell client over internet/intranet ................................................................................ 5 over Citrix/Terminal services .............................................................................. 5 in de browser .................................................................................................... 5 App .................................................................................................................. 5 3.1.1. 3.1.2. 3.1.3. 3.1.4. 3.1.5. Applicatieserver .............................................................................................................. 9 Client ............................................................................................................................. 9 Web client ...................................................................................................................... 9 App .............................................................................................................................. 10 Database ...................................................................................................................... 10 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4. FireBird ........................................................................................................................ 11 FireBird naast InterBase installeren ................................................................................ 16 Oracle .......................................................................................................................... 17 SQL Server ................................................................................................................... 25 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 3.3.5. Installatie ..................................................................................................................... 33 Configuratie database verbinding ................................................................................... 39 Initialiseer database ...................................................................................................... 42 Configuratie applicatieserver .......................................................................................... 43 Configuratie services ..................................................................................................... 44 3.5.1. 3.5.2. 3.5.3. Installatie ..................................................................................................................... 49 Configuratie web client in IIS6 ....................................................................................... 52 Configuratie web client in IIS7 en IIS8 ........................................................................... 59 3.6.1. 3.6.2. 3.6.3. 3.6.4. Installatie webservice .................................................................................................... 70 Webservice via HTTPS ................................................................................................... 72 Installatie webservice op andere server .......................................................................... 73 Instellingen in de App .................................................................................................... 74 4.4.1. 4.4.2. 4.4.3. TimeTell client parameters ............................................................................................. 81 TimeTell Task Manager parameters ................................................................................ 81 TimeTell Administrator parameters ................................................................................. 81 2.2. Login verificatie ........................................................................................................ 6 2.3. Systeemeisen ........................................................................................................... 7 3. Installatie ....................................................................................................................... 9 3.1. Inventarisatie ........................................................................................................... 9 3.2. Setup database ...................................................................................................... 11 3.3. Setup TimeTell applicatieserver ............................................................................... 33 3.4. 3.5. Setup TimeTell windows client ................................................................................. 45 Setup TimeTell web client ....................................................................................... 49 3.6. 4. Setup TimeTell App webservices .............................................................................. 70 Extra configuratie opties ................................................................................................ 75 4.1. Configuratie authenticatie gebruikers ....................................................................... 75 4.2. Configuratie E-Mail notificatie op server (SMTP) ........................................................ 77 4.3. Configuratie Outlook synchronisatie op server........................................................... 78 4.4. Configuratie parameters.......................................................................................... 81 4.5. 4.6. 4.7. Configuratie van TimeTell windows client over internet .............................................. 82 Opzetten test database ........................................................................................... 83 Opzetten archief database ...................................................................................... 84 TimeTell Technische Opzet 2/86 Versie 23 juli 2017 1. Inleiding Deze handleiding is bedoeld voor de systeembeheerders die de applicatie TimeTell installeren en het technisch beheer gaan uitvoeren. NB. Dit is een gecombineerde handleiding voor TimeTell Professional en TimeTell Express. Sommige onderdelen zijn niet beschikbaar voor TimeTell Express. Dit kan op twee manieren worden aangegeven: 1. Er wordt vermeld dat het onderdeel niet voor TimeTell Express beschikbaar is: 2. Er is een specifieke module nodig voor een onderdeel: Agenda module TimeTell Technische Opzet 3/86 Versie 23 juli 2017 2. Technische opzet Onderstaand model geeft de algemene opzet weer van TimeTell. Hieruit blijkt dat TimeTell werkt over ieder TCP/IP netwerk of dat nu een intern netwerk is of het internet. Via dit model kunnen medewerkers op verschillende locaties en thuiswerkers worden ondersteund. TimeTell Technische Opzet 4/86 Versie 23 juli 2017 2.1. Mogelijkheden voor locatie onafhankelijk registreren 2.1.1. TimeTell client over internet/intranet Bij de opzet van TimeTell is uitgegaan van drie speerpunten: 1. Maximale performance. 2. Optimaal gebruiksgemak. 3. Minimaal onderhoud. Dit heeft geresulteerd in een drie lagen architectuur: een database server, een applicatieserver en een client (feitelijke interactie met de gebruiker). Bij de client is default gekozen voor een Windows executable. Voornaamste reden is dat de 'verwende' gebruiker van tegenwoordig een snelle en functionele interface gewend is. In een browser versie zijn de mogelijkheden hiervoor beperkter. Via de browser client van TimeTell is het alleen mogelijk om tijd te registreren en verlof aan te vragen (zie volgende paragraaf). Via de windows client zijn alle functionaliteiten beschikbaar en het is ook mogelijk om deze via internet te gebruiken. TimeTell stuurt dan alleen de minimaal benodigde gegevens over en zal dus de verbinding veel minder belasten. Het invullen van de weekstaat gebeurt zelfs volledig lokaal zonder dat er gegevens over het internet worden verzonden. Pas bij het opslaan van het weekbriefje worden gegevens verzonden en dan nog alleen de mutaties. Voor de TimeTell client executable is geen lokale installatie nodig, kopiëren naar een directory op de lokale pc is voldoende. Daarnaast is een veel gebruikte oplossing om TimeTell te starten vanaf de fileserver zodat lokaal alleen een snelkoppeling nodig is. Als er gebruik wordt gemaakt van een lokale TimeTell client (bijvoorbeeld voor buitendienstmedewerkers) dan kan deze client zichzelf updaten als er een nieuwe versie is geïnstalleerd op de server. 2.1.2. TimeTell over Citrix/Terminal services TimeTell werkt ook onder Windows Terminal services en Citrix. Citrix is een geavanceerde versie van terminal services. Op de pc kan men via de Citrix client alle Windows applicaties starten op een Citrix server. Op de pc hoeft dus alleen de Citrix client te worden geïnstalleerd waarna men de beschikking heeft over de gehele kantooromgeving via de Citrix server. TimeTell wordt bij diverse klanten gebruikt met Citrix. 2.1.3. TimeTell in de browser Met de TimeTell web module is het mogelijk om tijd te registreren en verlof aan te vragen in TimeTell via de browser. 2.1.4. TimeTell App Met de TimeTell app module is het mogelijk om tijd te registreren, verlof aan te vragen en agenda’s in te zien via de TimeTell app. TimeTell Technische Opzet 5/86 Versie 23 juli 2017 2.2. Login verificatie Er zijn 2 manieren van login verificatie in TimeTell: Single sign-on De eerste is dat TimeTell geen login dialoog toont maar aan Windows vraagt als welke gebruiker je bent aangemeld op het netwerk. Deze loginnaam wordt dan opgezocht in de TimeTell database en op basis daarvan krijg je autorisatie in TimeTell zelf. Deze methode maakt dus gebruik van het feit dat je al bent ingelogd en geverifieerd door Windows. N.B. Het is mogelijk om naast de loginnaam ook nog te controleren of je bent ingelogd op een geldig domein. Zie paragraaf 4.1 Configuratie authenticatie gebruikers voor meer informatie. Login dialoog De tweede methode maakt gebruik van een TimeTell logindialoog met username en password. Deze kan eventueel worden geverifieerd met een username/wachtwoord combinatie die in de TimeTell database is vastgelegd. Het is echter ook mogelijk dat deze login gegevens worden geverifieerd bij een LDAP server. Je vult dan je eigen netwerk loginnaam en wachtwoord in en deze worden door de applicatieserver secure naar de LDAP server gestuurd. Je krijgt dan alleen toegang tot TimeTell als de LDAP server dit heeft geverifieerd als een geldige login. Verder moet je loginnaam (geen wachtwoord) voorkomen in de TimeTell database. Zie paragraaf 4.1 Configuratie authenticatie gebruikers voor meer informatie. In alle gevallen worden de login gegevens versleuteld verzonden van de TimeTell client naar de applicatieserver. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van AES encryptie. TimeTell Technische Opzet 6/86 Versie 23 juli 2017 2.3. Systeemeisen TimeTell applicatieserver Besturingssysteem Windows 2003, Windows 2008, Windows 2012 Windows XP, Windows Vista & Windows 7, Windows 81 Processor en geheugen 2Gb 32-bits of 64-bits Database client (32-bits) Oracle (vanaf v9 t/m v11, geen Express uitvoering) SQL-Server (vanaf v2000 t/m v2012, geen Express uitvoering) (niet van toepassing voor InterBase/FireBird) TimeTell webserver Webserver De volgende webservers worden ondersteund: IIS 6 (Windows 2003) IIS 7 (Windows 2008) IIS 8 (Windows 2012) Processor en geheugen 2Gb 32-bits of 64-bits (IIS7/8) (alleen van toepassing bij gebruik webmodule) TimeTell client Besturingssysteem Windows XP, Windows 2003, Windows Vista, Windows 2008, Windows 7, Windows 8, Windows 2012 Processor en geheugen Web client 2Gb 32-bits of 64-bits Browser Internet Explorer 6 en hoger FireFox 1.5 en hoger 1 Dit zijn geen server versies van Windows waardoor slechts een beperkt aantal PC’s toegang kan hebben tot shares op deze machines. De TimeTell client moet in dat geval niet op een share op deze machine geplaatst worden. TimeTell Technische Opzet 7/86 Versie 23 juli 2017 Server geheugen De benodigde hoeveelheid geheugen op de server hangt af van diverse factoren. Voor iedere gebruiker die op dat moment verbinding heeft met de applicatie server is ongeveer 2Mb geheugen op de applicatieserver benodigd. TimeTell heeft echter zelf een mechanisme dat de verbinding met de applicatieserver automatisch verbreekt en herstelt zodat het aantal gelijktijdig actieve connecties naar de applicatiesserver beperkt blijft. Database omvang De omvang van de database hangt af van diverse factoren. Als stelregel houden wij maximaal 1Mb per medewerker per jaar aan. In de meeste gevallen is de omvang van de groei van de database echter minder. Netwerk verkeer Voor de TimeTell client wordt een 256Kbit verbinding geadviseerd. Een hogere bandbreedte is natuurlijk beter voor performance. N.B. voor het starten van TimeTell en het maken van een nieuwe weekstaat in een gemiddelde configuratie is er ongeveer 150Kb aan dataverkeer. Dedicated server Een dedicated server voor TimeTell is wenselijk maar niet noodzakelijk mits er voldoende (processor)capaciteit beschikbaar is op de server. N.B. Het is mogelijk om de database server, de applicatieserver en de webserver op aparte servers of op dezelfde server te installeren. Dit mogen ook virtuele servers zijn. Default werkt TimeTell met FireBird als database server. Als wordt gewerkt met Oracle of SQLServer dan moet de klant zelf de database (server), de database licenties en het beheer regelen. TimeTell Technische Opzet 8/86 Versie 23 juli 2017 3. Installatie 3.1. Inventarisatie Onderstaande gegevens zijn nodig tijdens de installatie en kunnen vooraf geïnventariseerd worden. TimeTell is een multi-tier applicatie die bestaat uit de volgende lagen: Database Applicatie server Windows client Web client Afhankelijk van de behoefte kunnen deze lagen over verschillende (virtuele) servers worden verdeeld. De systeemeisen voor iedere laag staan beschreven in paragraaf 2.3 Systeemeisen. 3.1.1. Applicatieserver De TimeTell applicatieserver bestaat uit een set Windows services die geïnstalleerd worden. Hostname server waarop TimeTell gaat draaien: Installatie pad voor TimeTell server programmatuur: Default c:\program files\timetell 3.1.2. Client De TimeTell client bestaat uit een Windows executable die centraal op een fileserver geplaatst kan worden. Er is dan geen lokale installatie nodig en er hoeven alleen maar snelkoppelingen naar deze centrale executable gedistribueerd worden. Alternatief is dat de client op de afzonderlijke PC’s en laptops wordt geplaatst. N.B. Het is mogelijk om deze lokale clients dan automatisch te updaten als er een nieuwe versie wordt geïnstalleerd op de server. Centrale client op fileserver Hostname fileserver waarop TimeTell client: Installatie pad voor client op fileserver: Share naam voor client directory op fileserver: Lokale clients op PC’s Lokaal installatie pad voor client: Default c:\program files\timetell\client 3.1.3. Web client De TimeTell web client kan als een ISAPI DLL geïnstalleerd worden onder IIS. Hostname webserver: Versie IIS: Windows 2003: IIS 6, Windows 2008: IIS 7 Installatiepad voor web client: Default c:\inetpub\wwwroot\ttweb TimeTell Technische Opzet 9/86 Versie 23 juli 2017 3.1.4. App Voor de app moet de applicatieserver vanaf buiten benaderbaar zijn via een flexibele in te stellen poort. Alle communicatie tussen app en de server gebeurt encrypted. Eventueel kan de TimeTell Webservice op een andere server worden geïnstalleerd die vanaf buiten benaderbaar is. 3.1.5. Database TimeTell ondersteunt Oracle en SQL-Server databases middels een aparte database module2. FireBird is de default database voor TimeTell als niet is gekozen voor Oracle of SQL-Server. FireBird De installatie programmatuur voor FireBird is meegeleverd op de CD. Hostname database server: Default is dit dezelfde server als de TimeTell applicatie server. Installatie pad voor FireBird programmatuur: Default in c:\program files\firebird Installatie pad voor TimeTell database: Default in data subdirectory onder TimeTell directory (c:\program files\timetell\data) Oracle Uitgangspunt is dat er een werkende Oracle database server is. Hierop moet een Oracle database beschikbaar zijn waarin een tablespace kan worden aangemaakt. De Oracle client moet ook op de TimeTell applicatie server zijn geïnstalleerd. Hostname database server: Oracle service naam: Oracle poort (default 1521): Oracle login gegevens om tablespace en user aan te maken: SQL server Uitgangspunt is dat er een werkende SQL database server is. De SQL server client moet ook op de TimeTell applicatie server zijn geïnstalleerd. Hostname database server: SQL server login gegevens om database en user aan te maken: 2 Installatie, beheer en licenties voor Oracle en SQL-server dient de klant zelf te regelen. TimeTell Technische Opzet 10/86 Versie 23 juli 2017 3.2. Setup database 3.2.1. FireBird N.B. Controleer vooraf of op de server ook InterBase versie 7 of hoger is geïnstalleerd. In dat geval moet FireBird namelijk naast InterBase worden geïnstalleerd. Zie paragraaf “3.2.2 FireBird naast InterBase installeren” voor meer informatie hierover. Installeer de Firebird database server door Firebird-2.5.0.26074_1_Win32.exe uit te voeren. Klik op de knop ‘Next’. Het volgende scherm is de License Agreement. Selecteer “I accept the agreement’ en klik op de knop ‘Next’. Het volgende scherm is het Informatiescherm. Klik op de knop ‘Next’. In onderstaand scherm staan de componenten vermeld. Kies voor de Server components (default) TimeTell Technische Opzet 11/86 Versie 23 juli 2017 Dit is de standaard directory waar de database server wordt geïnstalleerd dit kan eventueel aan gepast worden. Dit is niet de plek waar de TimeTell database wordt geplaatst, deze instelling wordt pas later gevraagd. Pas deze aan wanneer gewenst en klik op de knop ‘Next’. In bovenstaand scherm staan de componenten vermeld. Zorg dat alles aangevinkt is (default) TimeTell Technische Opzet 12/86 Versie 23 juli 2017 N.B. Als de database server een andere is dan de TimeTell applicatieserver dan moet de client ook nog apart worden geïnstalleerd op de applicatieserver! Kies dan alleen voor Client components. Klik op de knop ‘Next’. Klik op de knop ‘Next’. TimeTell Technische Opzet 13/86 Versie 23 juli 2017 N.B. Als FireBird naast InterBase wordt geïnstalleerd moet de onderste optie uit staan. Klik op de knop ‘Next’. Klik op de knop ‘Install’. De FireBird database server wordt nu geïnstalleerd. Het volgende scherm is een Informatiescherm. Klik op de knop ‘Next’. Het onderstaande scherm verschijnt, door nu op de knop ‘Finish’ te klikken zal FireBird starten. TimeTell Technische Opzet 14/86 Versie 23 juli 2017 Op de server zijn nu de volgende services actief: Firebird Guardian – Default Instance Firebird Server – Default Instance In het configuratiescherm is een FireBird Server Manager geïnstalleerd. Deze beheertool maakt het mogelijk om de database server te stoppen en te starten: TimeTell Technische Opzet 15/86 Versie 23 juli 2017 3.2.2. FireBird naast InterBase installeren Als op de server InterBase versie 7 of hoger draait dan kun je FireBird als volgt naast InterBase installeren: INSTALLATIE FIREBIRD Bij de installatie van FireBird moet je de volgende opties opgeven: “Generate GDS32.DLL” uitzetten “Copy Firebird client to system directory” aanzetten Als dit niet is gebeurd dan moet je de DLL’s goed zetten (zie volgende paragraaf). DLL Zorg dat de InterBase versie van GDS32.DLL in system32 staat (dus niet de firebird versie van GDS32.DLL!). Kopieer eventueel uit de Program files\InterBase directory. Zorg dat de Firebird client (FBCLIENT.DLL) in system32 staat . Kopieer eventueel uit de Program files\Firebird\bin directory. FIREBIRD.CONF Open Firebird.conf in de Program Files\FireBird directory (niet in de TimeTell directory). Zorg dat de regel met RemoteServicePort niet begint met hekje en stel de poort in op 3051: RemoteServicePort = 3051 Herstart FireBird via de Firebird Manager in het Windows Configuratiescherm. TTDATA.INI Na de installatie van TimeTell moet TTData.ini nog worden aangepast. Open TTData.ini in de TimeTell directory en geef na de host de poort op: SERVER NAME=localhost/3051:d:\Timetell\data\TIMETELL.GDB Voeg daarnaast de volgende regel toe: FIREBIRD=TRUE Als je nu de FireBird en de TimeTell services herstart moet TimeTell werken via FireBird terwijl de InterBase database de andere applicaties afhandelt. TimeTell Technische Opzet 16/86 Versie 23 juli 2017 3.2.3. Oracle NB. Voor TimeTell Express is het alleen mogelijk om met Firebird te werken. Geadviseerd wordt om dit onderdeel uit te voeren in samenspraak met de Oracle DBA van uw organisatie. Oracle versie 9, 10 en 11 worden ondersteund (m.u.v. de Express varianten). N.B. TimeTell werkt alleen met de 32-bits versie van de Oracle client. 3.2.3.1. Aanmaken Oracle tablespace Uitgangspunt is dat er een werkende Oracle database server is. Hierop moet een Oracle database beschikbaar zijn waarin een tablespace kan worden aangemaakt. Deze database kan het beste met de characterset WE8MSWIN1252 worden aangemaakt, in ieder geval geen unicode set. Om te bepalen welke character set gebruikt wordt kan je de volgende query gebruiken: select * from nls_database_parameters where (parameter = 'NLS_CHARACTERSET'); Mocht dit niet de aanbevolen characterset als antwoord geven (Oracle 11 zal standaard AL32UTF8 gebruiken) dan is het nodig om een nieuwe database aan te maken om daarin de TimeTell tablespace te plaatsen. Dit kan onder andere met de Database Configuration Assistant. TimeTell Technische Opzet 17/86 Versie 23 juli 2017 Er moet in de database een tablespace worden aangemaakt waarin de TimeTell tabellen kunnen worden geplaatst. Vervolgens moet er een user worden aangemaakt die deze tablespace als default tablespace heeft en create en drop rechten heeft voor tables en views. Hieronder staat een voorbeeldscript voor het aanmaken van een tablespace voor TimeTell. connect system/manager set echo on /* aanmaak tablespaces */ create tablespace TIMETELL datafile 'c:\ORADATA\TIMETELL.ORA' size 100M autoextend ON next 50M / create user TIMETELL identified by TIMETELL default tablespace TIMETELL / grant connect, resource to TIMETELL / grant create any view, drop any view to TIMETELL / connect TIMETELL/TIMETELL TimeTell Technische Opzet 18/86 Versie 23 juli 2017 3.2.3.2. Configuratie Oracle op TimeTell aplicatieserver Installeer eerst de Oracle client op de server waarop de TimeTell server geïnstalleerd zal worden (hierna moet de server opnieuw gestart worden). Vervolgens moet een Oracle netservice naam worden aangemaakt die toegang geeft tot de Oracle database. Hieronder staat beschreven hoe je dit kan instellen met de Oracle Net configuration assistant. Het kan natuurlijk ook door TNSNAMES.ORA aan te passen in de Oracle\Admin directory. Start Net configuration Assistant en kies Local Net service name configuration. Maak de Net service naam aan volgens onderstaande stappen: TimeTell Technische Opzet 19/86 Versie 23 juli 2017 TimeTell Technische Opzet 20/86 Versie 23 juli 2017 Geef hier de Oracle service naam op van de database server. TimeTell Technische Opzet 21/86 Versie 23 juli 2017 Geef hier de naam van de server op waarop Oracle draait. Kies om de connectie te testen en geef in dat scherm de login gegevens op. TimeTell Technische Opzet 22/86 Versie 23 juli 2017 Klik op Change Login en geef de login gegevens op van de zojuist aangemaakte TimeTell user. Als de test gelukt is kies je Next. TimeTell Technische Opzet 23/86 Versie 23 juli 2017 Geef de net service een naam. Hier is gekozen voor TimeTell maar dat mag natuurlijk ook een andere naam zijn. Je hebt deze naam nodig bij het configureren van de database verbinding in TimeTell (zie paragraaf 3.3.2 Configuratie database verbinding). N.B. Als men een ORA-12640 melding krijgt bij het draaien van TimeTell als service dan kan dat opgelost worden door in SQL.ORA file de volgende regel in te stellen: SQLNET.AUTHENTICATION_SERVICES = (NONE) TimeTell Technische Opzet 24/86 Versie 23 juli 2017 3.2.4. SQL Server NB. Voor TimeTell Express is het alleen mogelijk om met Firebird te werken. 3.2.4.1. Installatie en configuratie MS SQL Server (versie 2000) 1. Zorg dat MS SQL Server is geïnstalleerd (versie 2000, geen express/MSDE variant). Let erop dat “de authentication mode” is ingesteld op “SQL Server en Windows ” 2. Start de SQL Server Enterprise Manager. 3. Maak een lege database aan met de naam “Timetell” 4. Maak een SQL Server login aan met de volgende instellingen: Loginnaam “Timetell” SQL Server authenticatie met wachtwoord (geen Windows authenticatie) Default database: “Timetell” Database rol: db_owner 5. Sluit de SQL Server Enterprise Manager af. N.B. Als de database server een andere is dan de TimeTell applicatieserver dan moet tevens de SQL server client worden geïnstalleerd op de TimeTell applicatieserver. Als geen gebruik wordt gemaakt van OLEDB dan is het voldoende om ntwdblib.dll te kopiëren van de databaseserver naar windows\system32 op de TimeTell applicatieserver. TimeTell Technische Opzet 25/86 Versie 23 juli 2017 SQL Server memory configuratie SQL Server heeft de gewoonte om gedurende de tijd steeds meer geheugen in gebruik te nemen. Het instellen van het geheugen gebruik doet men door op de rechter muisknop te klikken als men op het niveau boven databases staat. Kies nu voor de properties/eigenschappen. Een window verschijnt met verschillende tabbladen en één daarvan is voor het memory/geheugen bestemd. Vul hier de gewenste waarden in. 3.2.4.2. Installatie en configuratie MS SQL Server 2005 en hoger 1. Zorg dat MS SQL Server is geïnstalleerd (versie 2005 of hoger, geen Express/MSDE variant). 2. Start de SQL Server Management Studio 3. Vraag de server properties op en ga naar security. Verifieer dat “Server authentication” is ingesteld op “SQL Server Authentication en Windows Authentication” : 4. Maak een nieuwe login aan voor TimeTell. TimeTell Technische Opzet 26/86 Versie 23 juli 2017 Let op dat je bij login opgeeft dat het wachtwoord niet hoeft te worden aangepast. N.B. De default database wordt later ingesteld. 5. Maak een lege database aan met de naam “Timetell” TimeTell Technische Opzet 27/86 Versie 23 juli 2017 6. Maak de in de vorige stap aangemaakte timetell_user login de Owner van de database. 7. Ga naar de eerder aangemaakte login en kies Properties. TimeTell Technische Opzet 28/86 Versie 23 juli 2017 8. Stel de default database in op de zojuist aangemaakte TimeTell database. TimeTell Technische Opzet 29/86 Versie 23 juli 2017 9. Ga naar de User mapping en noteer aan welke user deze login is gekoppeld. Verifieer tevens dat de database role db_owner is aangevinkt onderin. 10. Ga voor de aangemaakte TimeTell database naar Security en kies de user waaraan de timetell_user login was gekoppeld (dbo) en kies Properties. TimeTell Technische Opzet 30/86 Versie 23 juli 2017 11. Zorg dat bij schemas en database role db_owner is aangevinkt voor deze user. 12. Sluit de SQL Server Management Studio af. N.B. Als de database server een andere is dan de TimeTell applicatieserver dan moet tevens de SQL server client worden geïnstalleerd op de TimeTell applicatieserver. Zorg dat op deze applicatieserver ook tenminste MDAC 2.8 SP1 is geïnstalleerd. TimeTell Technische Opzet 31/86 Versie 23 juli 2017 SQL Server 2005 memory configuratie SQL Server heeft de gewoonte om gedurende de tijd steeds meer geheugen in gebruik te nemen. Dit kan verholpen worden door de SQL server te stoppen en vervolgens te herstarten. Men kan ook kiezen voor een preventieve aanpak door het geheugen dat de SQL server mag gebruiken te beperken. Het instellen van het geheugen gebruik doet men door op de rechter muisknop te klikken als men op het niveau boven databases staat. Kies nu voor de properties/eigenschappen. Een window verschijnt met verschillende tabbladen en één daarvan is voor het memory/geheugen bestemd. Vul hier de gewenste waarden in. TimeTell Technische Opzet 32/86 Versie 23 juli 2017 3.3. Setup TimeTell applicatieserver 3.3.1. Installatie De installatie van de applicatieserver bestaat uit de volgende stappen: 1. Ga naar de Windows server die gaat fungeren als applicatie server. 2. Installeer de TimeTell server m.b.v. TTServerSetup.exe en doorloop onderstaande schermen: Klik op ‘Volgende’ TimeTell Technische Opzet 33/86 Versie 23 juli 2017 Kies de locatie waar u Timetell wilt installeren en klik op ‘Volgende’. N.B. Zorg dat de SYSTEM account alle rechten heeft op de TimeTell directory Vink de optie Engelse taalbestanden aan als er sprake is van een Engelstalige installatie. TimeTell Technische Opzet 34/86 Versie 23 juli 2017 Klik op ‘Volgende’ Selecteer welk databasetype u gaat gebruiken. Afhankelijk daarvan zal één van onderstaande meldingen getoond worden. Hoe de database geïnstalleerd moet worden staat beschreven in hoofdstuk 3.2. TimeTell Technische Opzet 35/86 Versie 23 juli 2017 FireBird Oracle SQL Server TimeTell Technische Opzet 36/86 Versie 23 juli 2017 Klik op ‘Installeren’ TimeTell wordt geïnstalleerd… TimeTell Technische Opzet 37/86 Versie 23 juli 2017 In de volgende paragraaf staat beschreven hoe de verbinding naar de database moet worden geconfigureerd. TimeTell Technische Opzet 38/86 Versie 23 juli 2017 3.3.2. Configuratie database verbinding NB. Voor TimeTell Express is het alleen mogelijk om met Firebird te werken. Na de installatie moet de verbinding naar de database geconfigureerd worden: 1. Start de Timetell Administrator via het Windows opstart menu. 2. Ga naar menu Configuratie, Database en open TTData.ini in de TimeTell directory. 3. Vul vervolgens de database instellingen (zie beschrijvingen hieronder) U kunt de database verbinding testen door in de TimeTell Administrator te kiezen voor menu Bestand, Open database. Selecteer vervolgens TTData.ini. Als onderin de statusbalk TTData.ini verschijnt dan was de database verbinding succesvol. Configuratie FireBird Vul hier de installatie instellingen in (zie paragraaf 3.2.1 FireBird): Server name: User name: Password: <naam van de server>:<pad naar de database> Loginnaam voor de database Wachtwoord voor de database N.B. Als u een Engelstalige installatie heeft gedaan dan ziet u hier een extra optie waarmee kan worden opgegeven of de systeemtabellen in deze database moeten worden vertaald. Dit kan gebruikt worden als u meerdere databases heeft (bijvoorbeeld meerdere landen) en per database wil opgeven of de systeemtabellen (autorisaties, keuzelijsten e.d.) vertaald moeten worden. N.B. Middels de optie ‘Encrypted’ wordt het wachtwoord versleuteld opgeslagen in TTData.ini. Let op: Zorg dat TIMETELL.GDB wordt opgenomen in de dagelijkse backup procedure! TimeTell Technische Opzet 39/86 Versie 23 juli 2017 Configuratie Oracle Vul hier de installatie instellingen in (zie paragraaf 3.2.3 Oracle): Server name: User name: Password: Naam van de Oracle netservice die toegang geeft tot de database Loginnaam voor de database Wachtwoord voor de database De tabellen en de indexen worden aangemaakt in de default tablespace van de gebruiker. Als de indexen in een aparte tablespace moeten worden aangemaakt dan kan die hier worden opgegeven. Als je geen netservicename had geconfigureerd dan kun je bij server name ook een connection string opgeven: (description=(address=(protocol=TCP)(host=databaseservername) (port=1521))(connect_data=(sid=databaseSID))) N.B. Als u een Engelstalige installatie heeft gedaan dan ziet u hier een extra optie waarmee kan worden opgegeven of de systeemtabellen in deze database moeten worden vertaald. Dit kan gebruikt worden als u meerdere databases heeft (bijvoorbeeld meerdere landen) en per database wil opgeven of de systeemtabellen (autorisaties, keuzelijsten e.d.) vertaald moeten worden. N.B. Middels de optie ‘Encrypted’ wordt het wachtwoord versleuteld opgeslagen in TTData.ini. Let op: Zorg dat de TimeTell tablespace wordt opgenomen in de dagelijkse backup procedure! TimeTell Technische Opzet 40/86 Versie 23 juli 2017 Configuratie MS-SQL server Vul hier de installatie instellingen in (zie paragraaf 3.2.4 SQL Server): Server name: Database name: User name: Password: Naam van de server waarop SQL-server draait Naam van de TimeTell database Loginnaam voor de database Wachtwoord voor de database Voor SQL-server kan gebruik worden gemaakt van de optie OLEDB. Hiervoor is het noodzakelijk dat de SQL-server client is geïnstalleerd op de server dat TimeTell is geïnstalleerd. Er wordt dan contact gemaakt met de database server middels OLEDB in plaats van DBLIB. Vanaf SQL-server 2005 moet OLE DB worden gebruikt omdat die DBLIB niet meer ondersteund. Als een specifieke instance gekozen moet worden, vul dan bij server name de volgende instellingen in: <SERVER>\<INSTANCE>,<PORT> Als je gebruik wilt maken van SQL server Windows Authentication laat dan de naam/wachtwoord leeg en zorg dat de TimeTell Application Server service draait onder de juiste windows account. N.B. Als u een Engelstalige installatie heeft gedaan dan ziet u hier een extra optie waarmee kan worden opgegeven of de systeemtabellen in deze database moeten worden vertaald. Dit kan gebruikt worden als u meerdere databases heeft (bijvoorbeeld meerdere landen) en per database wil opgeven of de systeemtabellen (autorisaties, keuzelijsten e.d.) vertaald moeten worden. N.B. Middels de optie ‘Encrypted’ wordt het wachtwoord versleuteld opgeslagen in TTData.ini. Let op: Zorg dat de TimeTell database wordt opgenomen in de dagelijkse backup procedure! TimeTell Technische Opzet 41/86 Versie 23 juli 2017 3.3.3. Initialiseer database NB. Voor TimeTell Express is het alleen mogelijk om met Firebird te werken en is deze stap niet nodig. Na de installatie en de configuratie van de database verbinding, kan de database geinitialiseerd worden. Dat staat beschreven in deze paragraaf. N.B. Deze stap is niet nodig voor gebruikers van FireBird. Die database is al geinitialiseerd. 1. Start de Timetell Administrator via het Windows opstart menu. 2. Ga naar menu Configuratie, Database en open TTData.ini in de TimeTell directory. 3. Kies Importeer Database in het menu Bestand . 4. Kies TimeTell.gdb in de data directory op de server. 5. Zorg dat alle tabellen in de keuzelijst zijn geselecteerd (default) 6. Klik op OK om de lege TimeTell database te vullen met initiële tabellen. TimeTell Technische Opzet 42/86 Versie 23 juli 2017 3.3.4. Configuratie applicatieserver Verder kan men nog de applicatieserver instellen. 1. 2. Start de Timetell Administrator via het Windows opstart menu. Ga naar menu Configuratie, Server: Default communiceren de TimeTell clients met de applicatieserver via TCP/IP poort 211. Als op de server een andere poort wordt gekozen dan moet dit ook aangepast worden in TTClient.ini bij de client installaties (Port=<tcp/ip poort>). In plaats van een TCP/IP verbinding kan de TimeTell client ook een HTTP verbinding maken. Dit is een iets minder snelle verbinding maar komt wel makkelijker door firewalls heen. Dit kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor medewerkers met een lokale client installatie voor gebruik thuis of onderweg. Stel hiervoor de gewenste HTTP poort in (bv. poort 80). Dit moet dan ook worden aangepast worden in TTClient.ini bij de client installaties: Host=http://<servernaam>:<http poort>. Als de clients lokaal zijn geïnstalleerd dan kan ingesteld worden dat als op de TimeTell server een update van TimeTell is geïnstalleerd de TimeTell clients automatisch een nieuwe client kunnen downloaden. Hiervoor moet de optie Downloads toestaan worden aangevinkt in dit scherm. N.B. In Vista en Windows 7 moet Windows Gebruiker Beheer zijn uitgeschakeld om de lokale client te kunnen updaten. De gekozen instellingen worden opgeslagen in TTServer.ini. N.B. Als men gebruik wil maken van IPv6 dan kan men de regel TCPV6Port=nnn toevoegen aan TTServer.ini. Hierbij is nnn het poortnummer dat gebruikt wordt voor IP6 communicatie (bv. 212). In de client ini kan men bij address gewoon het IPv6 adres van de server opgeven met het juiste poortnummer. TimeTell Technische Opzet 43/86 Versie 23 juli 2017 3.3.5. Configuratie services NB. Voor TimeTell Express zijn alleen de eerste twee services beschikbaar. TimeTell heeft een aantal services die kunnen worden geconfigureerd. 1. Start de Timetell Administrator via het Windows opstart menu. 2. Ga naar menu Configuratie, Services: In dit scherm kunnen de volgende services worden geïnstalleerd en gestart: Service Info Applicatie server Dit is de basis service die ondermeer de communicatie met de TimeTell clients verzorgt Scheduler Deze service voert diverse taken uit zoals koppelingen en verwerking ziekte Sync Outlook Deze service synchroniseert met Outlook (zie paragraaf 4.3) Sync Clock Deze service synchroniseert met de Kaba en DataFox klokken DataFox HTTP Deze service synchroniseert met de mobiele DataFox terminals via HTTP Webservices Deze service zorgt voor de communicatie met de TimeTell App De eerste twee services staan default aan na installatie. De Sync Outlook service moet eerst verder geconfigureerd worden (zie paragraaf 4.3). De Sync Clock service is alleen nodig als u werkt met Kaba of DataFox klokken. De DataFox HTTP service is alleen nodig als u mobiele DataFox terminals gebruikt. De Webservices service is alleen nodig als u de App module heeft. N.B. Het is mogelijk om de laatste 4 services op een andere server te installeren. De installatie en configuratie moet dan echter handmatig gebeuren. In paragraaf 4.3 over Outlook synchronisatie staat beschreven hoe dit moet gebeuren voor de Sync Outlook service. TimeTell Technische Opzet 44/86 Versie 23 juli 2017 3.4. Setup TimeTell windows client U kunt bij de installatie ervoor kiezen om TimeTell op een centrale plek op de fileserver te installeren. Dit hoeft dan slechts één keer te gebeuren, waarna een snelkoppeling gedistribueerd kan worden naar de gebruikers. Een andere optie is om TimeTell te installeren op de lokale PC’s/Laptops. In dat geval moet de installatie op ieder werkstation worden uitgevoerd. 1. Installeer de TimeTell Client m.b.v. TTClientSetup.exe naar een gedeelde directory op de Fileserver vanaf waar de client gestart kan worden. Zorg dat de gebruikers alleen Read/Execute rechten hebben op deze directory. TimeTell Technische Opzet 45/86 Versie 23 juli 2017 2. Geef de locatie (lokaal of op fileserver) waar de TimeTell Client geïnstalleerd dient te worden. 3. Als u ook rapporten wil ontwerpen vinkt u de optie Report Designer aan. Voor een Engelse installatie vinkt u de optie Engelse taalbestanden aan. Als u een lokale installatie doet vink dan de optie Snelkoppelingen aan. TimeTell Technische Opzet 46/86 Versie 23 juli 2017 4. Geef de naam van de map in het startmenu voor de snelkoppelingen. 5. Vul tijdens de installatie bij Verbinding instellingen het IP adres of de hostname van de TimeTell server in (deze gegevens kunnen opgevraagd worden m.b.v. het commando ipconfig /all op de server). N.B. Als in paragraaf 3.3.4 Configuratie applicatieserver de HTTP poort is ingesteld dan kan dit hier bij server worden opgegeven: http://<servernaam>:<http poort>. TimeTell Technische Opzet 47/86 Versie 23 juli 2017 6. Controleer of de instellingen juist zijn en installeer de client 7. Bij een lokale installatie kunt u de client starten middels de aangemaakte snelkoppeling. Bij een fileserver installatie maakt u een snelkoppeling aan naar TTClient.exe en eventueel TTReport.exe op de share en verstuurt deze naar de gebruikers. Tip: U kunt de contactgegevens die zichtbaar zijn in menu Help Info vervangen door uw eigen contactgegevens door een tekstbestand TTContactInfo.txt met deze gegevens te plaatsen in dezelfde directory als TTClient.exe. TimeTell Technische Opzet 48/86 Versie 23 juli 2017 3.5. Setup TimeTell web client De web client wordt normaliter geïnstalleerd door onze consultants in samenwerking met de systeembeheerder. Deze paragraaf beschrijft de installatieprocedure stap voor stap. Als u zelf de installatie uitvoert adviseren wij om goed te controleren of iedere stap is gevolgd. Het is uiteraard altijd mogelijk om nog een consultant in te zetten mocht hier behoefte aan zijn. 3.5.1. Installatie Start TTWebSetup en installeer TTWeb in de IIS web directory in subdirectory TTWeb (default c:\inetpub\wwwroot\TTWeb): Vink de optie Engelse taalbestanden aan bij een Engelse installatie. TimeTell Technische Opzet 49/86 Versie 23 juli 2017 Kies voor de juiste versie van IIS (Internet Information Server): Je krijgt een waarschuwing dat er na de installatie nog een paar configuratiestappen zijn. Geef de naam of IP adres op van de server waarop de TimeTell applicatie server is geïnstalleerd: Bevestig de installatie instellingen: TimeTell Technische Opzet 50/86 Versie 23 juli 2017 Na installatie zijn TTWeb.dll en Index.html en Index.htm in de TTWeb directory geplaatst en de hulpbestanden in de Files subdirectory. Vervolgens moet u een en ander configureren in IIS. Dit is afhankelijk van de versie van IIS die u heeft en staat voor iedere versie beschreven in de volgende paragrafen. TimeTell Technische Opzet 51/86 Versie 23 juli 2017 3.5.2. Configuratie web client in IIS6 IIS versie 6 is standaard beschikbaar op Windows 2003. N.B. IIS6 is niet mogelijk in 64-bits mode. Application pool (Toepassingsgroep) aanmaken Maak in IIS6 een nieuwe groep (application pool) aan met de naam “TimeTell”: Klik rechts op deze groep en kies eigenschappen. Zet het recyclen van werkprocessen uit. TimeTell Technische Opzet 52/86 Versie 23 juli 2017 Verifieer dat in het 2e tabblad Afsluiten op 20 minuten staat en Maximum aantal werkprocessen op 1. Verifieer dat in het laatste tabblad identiteit op Vooraf gedefinieerd “netwerkservice” staat. TimeTell Technische Opzet 53/86 Versie 23 juli 2017 Virtuele directory aanmaken Selecteer de default website, klik rechts en maak een nieuwe virtuele map aan met de naam “TTWeb” Geef het pad op waar de TTWeb bestanden zijn geplaatst: TimeTell Technische Opzet 54/86 Versie 23 juli 2017 Zorg dat onderstaande opties zijn aangevinkt: Klik rechts op TTWeb en kies eigenschappen. Zorg dat Toegang tot scriptbron en Lezen staat ingesteld. Stel onderin de groep van toepassingen in op TimeTell: N.B. Om te voorkomen dat men de webpagina moet oproepen met http://.../ttweb/ttweb.dll kan men in het tabblad documenten het default document instellen op ttweb.dll. Het is dan voldoende om http://.../ttweb in te typen. TimeTell Technische Opzet 55/86 Versie 23 juli 2017 Kies in de tab Mapbeveiliging de knop Bewerken: Zorg dat anonieme toegang staat ingeschakeld en dat de geverifieerde toegang opties uit staan. TimeTell Technische Opzet 56/86 Versie 23 juli 2017 Webserver extenties aanzetten Klik rechts op webserver extenties en maak een nieuwe webserver extensie aan: Geef deze de naam TimeTell en kies TTweb.dll in de installatie directory: Zet onderin de status op Toegestaan. TimeTell Technische Opzet 57/86 Versie 23 juli 2017 Beveiliging bestanden instellen Open de verkenner open de TTWeb directory (bv. c:\inetpub\wwwroot\TTWeb), klik rechts en kies Eigenschappen: Zorg dat de Netwerkservice account en de gastaccount die gebruikt wordt voor anonieme toegang (default IUSR_<computernaam> zie paragraaf Virtuele directory aanmaken) voorkomen in de lijst met onderstaande opties aangevinkt: Zorg dat de Netwerkservice account en de IUSR_<computernaam> account lees en schrijfrechten hebben op de windows temp directory. TimeTell Technische Opzet 58/86 Versie 23 juli 2017 3.5.3. Configuratie web client in IIS7 en IIS8 IIS versie 7 is standaard beschikbaar op Windows 2008. IIS versie 8 is beschikbaar op Windows 2012. Onderstaande stappen worden uitgevoerd m.b.v. IIS server manager. N.B. Zorg dat ISAPI extensions zijn geïnstalleerd in IIS7/8 (dit is een optie bij de installatie van IIS7/8). TTWeb extensie toestaan Open IIS server manager, ga naar het bovenste niveau en Open ISAPI en CGI restrictions: Kies Add en sta TTWeb.dll toe: TimeTell Technische Opzet 59/86 Versie 23 juli 2017 Application pool (toepassingsgroep) aanmaken Ga naar Application Pools en kies Add Application Pool: Maak een Application Pool aan met de naam “TimeTell” conform de schermprint hieronder. Met name de volgende instellingen zijn van belang: .NET framework version : No managed code Enable 32-bits applications : True (alleen van toepassing voor 64-bits systemen) Managed Pipeline mode : Classic Identity : Network service TimeTell Technische Opzet 60/86 Versie 23 juli 2017 Kies Advanced settings om alle instellingen te zien/wijzigen: TimeTell Technische Opzet 61/86 Versie 23 juli 2017 Convert to Application Als TTWeb is geïnstalleerd in de default web directory (c:\inetpub\wwwroot\ttweb) dan is deze direct zichtbaar in de lijst onder Default web site. Klik rechts op TTWeb en kies Convert to Application: Koppel in het volgende scherm TTWeb aan de zojuist aangemaakte Application pool TimeTell: TimeTell Technische Opzet 62/86 Versie 23 juli 2017 Authentication instellen Zorg dat TTWeb links is geselecteerd en dubbelklik op Authentication. Selecteer Anonymous authentication, klik aan de rechterkant op Enable en vervolgens op Edit en zorg dat deze als volgt staat ingesteld: TimeTell Technische Opzet 63/86 Versie 23 juli 2017 ISAPI aanzetten Zorg dat TTWeb links is geselecteerd en dubbelklik op Handler Mappings. Selecteer ISAPI-dll en kies aan de rechterkant voor Edit Feature Permissions: Zorg dat alle vinkjes aan staan: TimeTell Technische Opzet 64/86 Versie 23 juli 2017 Default document instellen Om te voorkomen dat men de webpagina moet oproepen met http://.../ttweb/ttweb.dll kan je het default document instellen op ttweb.dll. Het is dan voldoende om http://.../ttweb in te typen. TimeTell Technische Opzet 65/86 Versie 23 juli 2017 Beveiliging bestanden instellen Klik rechts op TTWeb en kies Edit Permissions: Verifieer dat NETWORK SERVICE tenminste read & execute rechten heeft: Verifieer dat NETWORK SERVICE ook modify rechten heeft op de C:\Windows\Temp directory. TimeTell Technische Opzet 66/86 Versie 23 juli 2017 TTWeb samen gebruiken met OWA op dezelfde default website (64 bits server) Wanneer bij het starten van TTWeb of OWA via de explorer de volgende fout optreed: HTTP Error 500.0 - Internal Server Error Calling LoadLibraryEx on ISAPI filter "..\owaauth.dll" failed Dan is niet helemaal goed ingesteld welke DLL moet worden geladen in 32bits of 64 bits mode. Open het bestand %windir%\system32\inetsrv\config\applicationHost.config en zoek naar het volgende stuk: <location path="Default Web Site"> <system.webServer> <isapiFilters> <clear /> <filter name="Exchange OWA Cookie Authentication ISAPI Filter" path="C:\Program Files\Microsoft\Exchange Server\ClientAccess\owa\auth\owaauth.dll" enabled="true" preCondition="bitness64"/> <filter name="Exchange ActiveSync ISAPI Filter" path="C:\Program Files\Microsoft\Exchange Server\ClientAccess\sync\bin\AirFilter.dll" enabled="true" preCondition="bitness64"/> </isapiFilters> <security> <access sslFlags="Ssl, Ssl128" /> <authentication> <clientCertificateMappingAuthentication enabled="false" /> <iisClientCertificateMappingAuthentication enabled="false" /> </authentication> </security> </system.webServer> </location> Zorg dat aan het einde van de XML nodes “filter name=” voor de “/>” de tekst “bitness64” komt te staan indien dat nog niet aanwezig is. Sla de wijzigingen op. Controleer in de IIS manager bij de applicatiespools dat de applicationpools van Exchange (beginnen met MSExchange) de optie ‘Enable 32 Bits Applications’ is ingesteld op ‘False’. Let op, bij de TimeTell applicationpool moet de optie op ‘True’ staan. Herstart IIS. TimeTell Technische Opzet 67/86 Versie 23 juli 2017 Als de volgende foutmelding komt: "Service Unavailable HTTP Error 503. The service is unavailable" or "The Module DLL C:\Windows\system32\RpcProxy\RpcProxy.dll failed to load. The data is the error." Dan moet de volgende aanpassing worden gedaan in : C:\Windows\System32\inetsrv\config\applicationHost.config Pas de volgende regel aan: <add name="PasswordExpiryModule" image="C:\Windows\system32\RpcProxy\RpcProxy.dll" /> Naar: <add name="PasswordExpiryModule" image="C:\Windows\system32\RpcProxy\RpcProxy.dll" preCondition="bitness64" /> Voor OWA is er na de Service pack 3 van Exchange een nieuwe dll bijgekomen (exppw.dll) Hiervoor moeten we IIS configureren om deze alleen voor de 64 bit applicaties te laten draaien. N.B. Soms is dit ook nodig als er geen OWA wordt gebruikt! Open C:\Windows\System32\inetsrv\config\applicationHost.config Pas de volgende regel aan: <add name="exppw" image="C:\Program Files\Microsoft\Exchange Server\ClientAccess\Owa\auth\exppw.dll"/> Naar: <add name="exppw" image="C:\Program Files\Microsoft\Exchange Server\ClientAccess\Owa\auth\exppw.dll" preCondition="bitness64"/> Pas ook deze regel aan als die voorkomt: <add name="exppw" /> Naar: <add name="exppw" preCondition="bitness64"/> Voor OWA 2010 moet hetzelfde worden gedaan voor kerbauth.dll. Opslaan en IIS herstarten. N.B. Controleer de eventlog of er nog foutmeldingen zijn van andere DLL’s. Daarvoor moet dan ook deze bitness64 optie worden toegevoegd in het applicationHost.config bestand. Mocht na het aanpassen van applicationHost.config de volgende fout komen (waarschijnlijk alleen bij Small Business Server 2008 64 bits) "HTTP Error 500.19 - Internal Server Error" Dan is het nodig om de compressie uit te zetten voor IIS. Dat kan met het volgende command: %windir%\system32\inetsrv\appcmd.exe set config -section:system.webServer/httpCompression<spatie>/[name='xpress'] Om het commando weer terug te draaien kan het volgende commando gebruikt worden: %windir%\system32\inetsrv\appcmd.exe set config -section:system.webServer/httpCompression <spatie>/+[name='xpress',doStaticCompression='false',dll='%windir%\system32\inetsrv\suscomp.dll'] Om compressie alsnog aan te zetten voor de rest van de websites: TimeTell Technische Opzet 68/86 Versie 23 juli 2017 Dubbel click op compressie: Zet alle gezette vinkjes uit en sla de wijzigingen op. Zet vervolgens alle vinkjes weer terug en sla die wijziging ook op. Herstart IIS. TimeTell Technische Opzet 69/86 Versie 23 juli 2017 3.6. Setup TimeTell App webservices De TimeTell app heeft via internet verbinding met uw eigen TimeTell omgeving. Voor deze communicatie moeten de TimeTell webservices worden geïnstalleerd. N.B. De TimeTell Webservice is een op zichzelf staand programma dat op de server kan worden geïnstalleerd. Hiervoor is verder geen IIS of andere webserver programmatuur nodig. 3.6.1. Installatie webservice Ga naar de TimeTell directory op de server. Open het bestand 'TTWebServices.ini' met een teksteditor (bijvoorbeeld het Windows Kladblok), zoek de sectie [WebServices] op en stel 'Port' in op het gewenste poortnummer. De default poort is 8081. Zorg ervoor dat bij aanpassingen geen ';' meer voor de regel staat (anders is de regel uitgecommentarieerd). Start de TimeTell Administrator en ga naar het menu 'Services', 'System Tray Processen' en start 'TimeTell Webservice' om te kunnen controleren of deze service correct functioneert. Het kan zijn dat je een foutmelding krijgt omdat de poort bezet is door een ander programma op deze server. Kies in dat geval een andere poort in het eerder genoemde .ini bestand. TimeTell Technische Opzet 70/86 Versie 23 juli 2017 Soms krijg je de eerste keer ook een vraag van Windows waarbij u kunt aangeven dat het voor deze executable is toegestaan een poort te gebruiken. Kies hierbii voor Toegang toestaan. Als alles goed gaat verschijnt een venster van de webservice: Je dient dit venster weer te sluiten (het system tray proces wordt gestopt). De test is dan geslaagd. Ga vervolgens naar het menu 'Configuratie', 'Services'. Als 'Webservices' niet is geïnstalleerd, installeer deze dan. Stel de webservices in op automatisch starten alvorens deze te starten. N.B. De poort dient eveneens benaderbaar te zijn vanaf buiten het interne netwerk. Als je deze benaderbaarheid wilt testen, dan kan dat door op een PC de hostnaam + poortnummer op te geven in een webbrowser (bijvoorbeeld http://servicenaam.domeinnaam.nl:8081/). Je komt dan op een pagina terecht met het versienummer van de TimeTell Webservices. Als dit niet lukt, dan is de webservice niet benaderbaar. Test in dat geval nog even of dit vanaf de server zelf wel goed werkt, om te bepalen of er een router/firewall probleem is. TimeTell Technische Opzet 71/86 Versie 23 juli 2017 3.6.2. Webservice via HTTPS Het is ook mogelijk om de TimeTell App via HTTPS te laten communiceren met de webservice. In TTAdmin is hiervoor de configuratie optie HTTPS certificaten toegevoegd: Bii export certificaat kan men de locatie van het certificaatbestand opgeven (.pfx). Voor het verwerken van het certificaat is Open SSL nodig. Dit kan eventueel gedownload worden van onze website. De installatie locatie kan men hier opgeven. Geef vervolgens het wachtwoord op dat bij het certificaat hoort. De certificaat gegevens worden opgeslagen in een aparte Certficates map. Default wordt die map aangemaakt in de TimeTell directory. Met de knop Bestanden aanmaken worden de TimeTell certificaat bestand aangemaakt. Vervolgens kan met de knop Test HTTPS worden getest of dit goed functioneert. Hiervoor wordt default poort 8443 gebruikt om te testen. Die testpoort kan hier worden aangepast. Als de test goed is verlopen kan de HTTPS instelling worden doorgevoerd in de webservices.ini. Hierna moet de webservice nog wel herstart worden om de instellingen door te voeren. N.B. De gebruikers moet in de TimeTell App bij instellingen de optie SSL aanzetten om via HTTPS te communiceren. TimeTell Technische Opzet 72/86 Versie 23 juli 2017 3.6.3. Installatie webservice op andere server Als u de TimeTell webservice op een andere server dan TimeTell server wilt installeren dan volgt u onderstaande stappen (lees eerst de voorgaande paragraaf): 1. Stop de TimeTell Webservices op de TimeTell applicatieserver met behulp van het programma TimeTell Administrator ('TTAdmin.exe') en zorg dat deze niet meer op 'Automatisch starten' staat. 2. Kopieer alle bestanden 'TTSvcWebservice.*' en 'TTWebServices.*' van de TimeTell directory op de applicatieserver naar een nieuwe TimeTell directory op de andere server. 3. Zorg dat in het 'TTWebServices.ini' bestand op de andere server de regel met 'Hosts=' verwijst naar de naam van de applicatieserver waarop TimeTell is geïnstalleerd (de 'Address=' regel kan leeg blijven). 4. Installeer de service op de andere server met 'TTSvcWebservice.exe /install'. 5. Start het Windows services scherm ('Start', 'Uitvoeren', 'Services.msc'). Zet de service op automatisch starten en start de 'TimeTell Web Services' service: 6. Test of deze webservice reageert, met andere woorden voer opnieuw de interne WiFi netwerk tests uit (nadat u uiteraard eerst de App opnieuw hebt geconfigureerd en de andere server bereikbaar hebt gemaakt via eventuele firewalls). N.B. Bij een toekomstige update van TimeTell is het verder nog belangrijk dat ook deze webservices geüpdate worden: 1. Stop de 'TimeTell Web Services' service m.b.v. het Windows services scherm. 2. Kopieer de nieuwe 'TTSvcWebservice.exe' en 'TTWebServices.exe' bestanden van de inmiddels bijgewerkte TimeTell applicatieserver naar de andere server. 3. Start de 'TimeTell Web Services' service weer. TimeTell Technische Opzet 73/86 Versie 23 juli 2017 3.6.4. Instellingen in de App Ga naar Instellingen: - Vul de TimeTell gebruikersnaam in. Vul het wachtwoord in dat je voor TimeTell gebruikt (bijvoorbeeld het netwerk wachtwoord). Vul bij server de hostnaam in, gevolgd door een dubbele punt en het poortnummer (bijvoorbeeld servicenaam.domeinnaam.nl:8081). N.B. Als er gebruik wordt gemaakt van HTTPS verkeer, dan moet bij de instellingen de optie SSL aanzetten. Als je via een intern wifi netwerk test, kan dat de naam van de server zijn of het interne IP adres. Als je van buiten (via GPRS/3G) test, dan moet het de naam zijn waarop de server te benaderen is vanaf buiten het interne netwerk. N.B. De poort dient eveneens benaderbaar te zijn vanaf buiten het interne netwerk. Als je deze benaderbaarheid wilt testen, dan kan dat door op een PC de hostnaam + poortnummer op te geven in een webbrowser (bijvoorbeeld http://servicenaam.domeinnaam.nl:8081/). Je komt dan op een pagina terecht met het versienummer van de TimeTell Webservices. Als dit niet lukt, dan is de webservice niet benaderbaar. Test in dat geval nog even of dit vanaf de server zelf wel goed werkt, om te bepalen of er een router/firewall probleem is. TimeTell Technische Opzet 74/86 Versie 23 juli 2017 4. Extra configuratie opties 4.1. Configuratie authenticatie gebruikers Als men in TimeTell gaat werken met een login dialoog dan kan men de login gegevens verifiëren bij een authenticatieserver zodat de gebruiker de netwerk login gegevens kan gebruiken. 1. 2. 3. 4. Ga naar de server die fungeert als applicatieserver. Start de TimeTell Administrator via het Windows opstart menu. Ga naar menu Configuratie, Authenticatie en open TTData.ini in de TimeTell directory Kies daar voor SSPI of LDAP en test de verbinding met de Test knop. SSPI SSPI kan het beste worden gebruikt in een omgeving met windows authenticatie servers. SSPI is altijd secure. Geef bij deze optie het Domain op waar de authenticatie moet plaatsvinden. LDAP LDAP (standaard port 389) kan ondermeer worden gebruikt in een omgeving met Novell authenticatie servers. Bij LDAP server wordt de server opgegeven die de authenticatie zal uitvoeren. Domain prefix is de prefix voor usernaam, meestal domeinnaam\. Voor Novell is het hier ook mogelijk om gebruik te maken van een uitgebreide aanmeldstring. De loginnaam wordt dan ingevuld op de plek waar “%s” staat: Domain prefix= cn=%s,ou=ict,o=bedrijf Om gebruik te kunnen maken van Secure LDAP (standaard port 636) is het nodig om OpenSSL te installeren. Wanneer dit is gebeurd zal de optie Secure LDAP ook selecteerbaar zijn. De installatie van OpenSSL bestaat uit twee onderdelen die gevonden kunnen worden in de Diversen\OpenSSL map op de installatie CD (ook in de Tools map op de downloadsectie van onze website). In deze map is een onderscheid gemaakt tussen 32 bits Windows operating systemen en 64 bits Windows operating systemen. Eerst dient vcredist_x86.exe te worden geinstalleerd gevolgd door Win32OpenSSL_1_0)1c.exe. Volg de standaard opties bij de twee installaties. Om te testen of een verbinding met de ldap server mogelijk is kan naast TTAdmin ook gebruik worden gemaakt van LDP. Dit is een onderdeel van Support Tools Utility voor Windows van Microsoft. N.B. na installatie dienen TTAdmin en de TimeTell Applicatie Server opnieuw gestart te worden. Mocht de optie secure SSL zijn aangezet door een aanpassing in TTData.ini ipv van de interface van TTAdmin en de OpenSSL is niet geinstalleerd dan zal TimeTell in de eventlog hier een foutmelding van geven! TimeTell Technische Opzet 75/86 Versie 23 juli 2017 Single sign-on verficatie Als men TimeTell start zonder logindialoog (single sign-on) dan wordt gebruik gemaakt van de Windows loginnaam voor authenticatie. Als extra beveiliging kan hier ook nog een lijst met domeinnamen (komma gescheiden) worden opgegeven voor controle op username + domein. TimeTell Technische Opzet 76/86 Versie 23 juli 2017 4.2. Configuratie E-Mail notificatie op server (SMTP) NB. Dit onderdeel is niet beschikbaar in TimeTell Express. Als TimeTell automatisch mail moet versturen vanuit de scheduler (bijvoorbeeld voor E-Mail notificatie of voor ingeplande rapporten) dan moeten de E-mail instellingen worden opgegeven. 1. Ga naar de server die fungeert als applicatieserver. 2. Start de TimeTell Administrator via het Windows opstart menu. 3. Ga naar menu Configuratie, E-mail en open TTData.ini in de TimeTell directory Vul de instellingen in: Mail server : Naam of IP adres van de SMTP server Mail server gebruiker: Gebruikers naam om in te loggen op de SMTP server (optioneel) Mail server wachtwoord: Wachtwoord om in te loggen op de SMTP server (optioneel) Mail afzender: E-mail adres namens wie de SMTP notificatie wordt verstuurd Gebruik TLS: Als deze waarde aan staat wordt er gebruik gemaakt van TLS authenticatie voor versturen van mail via SMTP (bv. voor GMAIL). Test de instellingen met de Test knop. N.B. Om in TimeTell E-mail berichten te kunnen versturen via SMTP moeten de virusscanner en andere beveiligingssoftware dit toestaan. Verkeer over poort 25 moet zijn toegestaan voor TTAdmin.exe, TTTasks.exe, TTClient.exe and TTServer.exe. Verder moet de TimeTell server relay mogelijkheden hebben op de hier vermelde SMTP server (Mail server). TimeTell Technische Opzet 77/86 Versie 23 juli 2017 4.3. Configuratie Outlook synchronisatie op server NB. Dit onderdeel is niet beschikbaar in TimeTell Express. Het is mogelijk om de TimeTell agenda’s automatisch te laten synchroniseren met Outlook/Exchange op de server. Deze paragraaf beschrijft de benodigde stappen. 1. Maak domein gebruiker “TimeTell” aan (een andere naam mag ook) 2. Maak gebruiker “TimeTell” lid van groep Administrators op de server waarop de synchronisatie gaat draaien. Als deze server tevens een domein controller is dan moet je in Active Directory de TimeTell gebruiker toevoegen aan de Built-in group Administrators. N.B. Zorg ook dat deze user een remote desktop sessie mag doen op deze server als je de volgende stappen vanaf een andere werkplek uitvoert. Deze gebruiker moet ook een mailaccount hebben in Exchange. 3. Log in onder de “TimeTell” account op server en installeer de 32-bits versie van Outlook 2007 of 2010. 4. Start Outlook en beantwoord de configuratie vragen. 5. Stel de beveiliging zo in dat niet steeds wordt gevraagd om toestemming. Bij Outlook 2007 en 2010 kan dit door in het Trust Center (menu Tools) de optie Programmatic Access in te stellen op Niet waarschuwen: Als er een goede virusscanner op de server staat kun je eventueel ook de eerste optie kiezen (waarschuwen als de virusscan software niet actief is). Wij adviseren echter de derde optie. N.B. Soms moet je inloggen als administrator om deze optie in te kunnen stellen. 6. Installeer en configureer de TimeTell Sync Outlook service. N.B. Als de synchronisatie service op een andere server wordt geïnstalleerd dan de TimeTell server, volg dan eerst deze stappen: Ga naar de TimeTell directory op de server en open tttasks.ini. N.B. Als die nog niet bestaat, kopieer dan ttclient.ini naar tttasks.ini. Open tttasks.ini en zorg dat deze de regel SyncOutlook=N bevat. Dit voorkomt dat de scheduler de synchronisatie op deze server gaat uitvoeren. Kopieer ttsvcsyncoutlook.* en tttasks.* van de TimeTell directory naar een nieuwe TimeTell directory op de andere server. Zorg dat de ttasks.ini op de andere server de regel SyncOutlook=Y bevat. Zorg verder dat de regel met Hosts= verwijst naar de naam van de server waarop TimeTell is geïnstalleerd, net als bij de client ini files (de Address= regel kan leegblijven). Volg verder onderstaande stappen om de synchronisatie service op de andere server te installeren. TimeTell Technische Opzet 78/86 Versie 23 juli 2017 Installatie synchronisatie service: a. Ga naar de TimeTell directory op de server en installeer de service met ttsvcsyncoutlook.exe /install. Deze wordt default als een Uitgeschakelde service geïnstalleerd omdat deze eerst nog verder geconfigureerd moet worden. b. Start het windows services scherm (Start, Uitvoeren services.msc) en open de “TimeTell Sync Outlook service”. c. Ga naar tabblad Aanmelden en geef daar aan dat deze service draait onder de “TimeTell” gebruiker die in stap 1 is aangemaakt: d. Ga vervolgens naar het eerste tabblad en verander het opstarttype van Uitgeschakeld naar Automatisch. N.B. Kies de optie Automatisch (vertraagd starten) als deze beschikbaar is. e. Als alles is geconfigureerd kan de service worden gestart. Deze zal een extra instantie van tttasks.exe starten die de synchronisatie gaat uitvoeren. 7. Start TimeTell en activeer de “Synchroniseer Outlook” taak in TimeTell: TimeTell Technische Opzet 79/86 Versie 23 juli 2017 8. Om te kunnen synchroniseren moet in het Medewerkers details scherm in TimeTell de Outlook naam worden opgenomen (geef hier de default E-Mail account van de gebruiker op): Verder kunnen met de bijbehorende knop hier de synchronisatie opties worden ingesteld: De gebruiker kan deze synchronisatie opties ook zelf instellen via het persoonlijke Agenda scherm in TimeTell. 9. Tenslotte moeten de Outlook agenda worden gedeeld met de “TimeTell” gebruiker: Om op de server te kunnen synchroniseren met de Outlook agenda moet de “TimeTell” gebruikersaccount (waaronder de synchronisatie service draait) redacteur rechten hebben op de agenda van de medewerkers (gedeelde agenda). Dit kunnen de medewerkers zelf instellen door in de Outlook mappenlijst rechts te klikken op de Agenda en daar te kiezen voor Eigenschappen en vervolgens Machtigingen: Daar kunnen de medewerkers Redacteur rechten geven aan de “TimeTell” gebruiker. N.B. Dit kan eventueel ook massaal ingesteld worden met behulp van bepaalde Exchange tools. Op de klanten download sectie van onze website kan uit de map “Tools\Exchange rechten instellen” een tool worden gedownload waarmee deze rechten massaal kunnen worden ingesteld in Exchange. In diezelfde map staat ook een korte handleiding hoe die tool gebruikt kan worden. TimeTell Technische Opzet 80/86 Versie 23 juli 2017 4.4. Configuratie parameters 4.4.1. TimeTell client parameters De TimeTell client kan optioneel worden opgestart met de volgende parameters: -i<inifilename> -login -nologin -verversen -debug -w -oshowweek -wskip -softclock -logonoff -hide -oshowcalendar -oskipcalendar -notranslate -notranslateterms Path en naam naar het ini-bestand (default wordt gezocht naar TTClient.ini in de directory waar TTClient.exe staat). Toon altijd de login dialoog dus geen authenticatie via de Windows username (ook instelbaar in TTClient.ini). Onderdruk de login dialoog optie dus authenticatie via de Windows username . Forceer het verversen van de lokale tabellen bij het openen van TimeTell. Foutmeldingen niet alleen loggen maar ook direct weergeven Open automatisch de huidige weekstaat (ook instelbaar in het configuratieprofiel) Onderdruk het automatisch openen van de huidige weekstaat (indien aangezet in configuratieprofiel) Automatisch inklokken bij het starten en uitklokken bij het sluiten van TimeTell. TimeTell wordt in de systemtray geplaatst (naast de klok). Dit wordt meestal gebruikt als parameter bij een snelkoppeling naar TimeTell in het Windows opstartmenu of in het loginscript. Mits gebruikt in combinatie met de –logonoff parameter dan wordt alle output onderdrukt en wordt TimeTell ook niet in de systemtray getoond. Toon persoonlijke agenda na opstarten Onderdruk toon agenda (indien aangezet in configuratieprofiel) Engelse vertaling uitzetten Terminologie vertalen uitzetten Beheerder parameters -sferry -g<username> 4.4.2. Systeembeheer optie (vraagt om het systeem wachtwoord). Log in als gebruiker met <username> (vraagt om systeem wachtwoord). TimeTell Task Manager parameters De taskmanager (TTTasks.exe) kan ook als een losstaand programma gedraaid worden i.p.v. als een service. Deze kan dan bijvoorbeeld door de Windows scheduler gestart worden om de taken uit te voeren en vervolgens weer worden afgesloten na het uitvoeren van deze taken. Hierbij kunnen de volgende parameters worden gebruikt: -startprc Draai als proces i.p.v. als service -t Draai alle achterstallige taken en sluit af. -t<id> Draai alleen de taak met het opgegeven ID (tabel tt_sys_tasks.tt_task_id). 4.4.3. TimeTell Administrator parameters De TimeTell administrator kent een aantal parameters. Onderstaand voorbeeld toont hoe je een export van de database kan maken m.b.v. parameters: ttadmin.exe -rexportdatabase -ittdata.ini -d"C:\TimeTell.GDB" TimeTell Technische Opzet 81/86 Versie 23 juli 2017 4.5. Configuratie van TimeTell windows client over internet TimeTell heeft diverse mogelijkheden voor locatie onafhankelijke registratie (zie hoofdstuk 2.1 Mogelijkheden voor locatie onafhankelijk registreren). Als het alleen gaat om urenverantwoording dan kan er gebruik worden gemaakt van de web en/of offline module. Als men echter vanaf thuis alle functionaliteiten beschikbaar wil hebben (zoals accorderen en rapportages) dan kan men de TimeTell windows client ook via internet gebruiken. Deze paragraaf beschrijft hoe dit geconfigureerd kan worden. De thuiswerker hoeft alleen de TimeTell client beschikbaar te hebben op de pc thuis. Deze bestaat uit de volgende bestanden: Bestand TTClient.exe TTClient.ini Info Timetell client applicatie Configuratie bestand Deze bestanden kunnen bijvoorbeeld gekopieerd worden vanuit de TimeTell client directory naar een willekeurige directory op de PC thuis. De gebruikers kunnen dan TimeTell starten door op TTClient.exe te dubbelklikken. Het is ook mogelijk om de client setup te draaien van de TimeTell installatie CD. Deze zal na de installatie vragen om de naam of het IP adres van de server waarop TimeTell benaderbaar is. Voor thuiswerkers moet de Timetell applicatieserver bereikbaar zijn via een inbelverbinding of via internet. Meestal is een ander IP adres nodig om deze vanaf buiten te benaderen. Vul dit IP adres in bij de laatste stap van de client installatie. Het is ook mogelijk om de server via http te bereiken als dit is ingesteld (zie paragraaf 3.3.4). Vul dan http://<servernaam>:<poort> in als adres. Standaard controleert TimeTell de identiteit van de medewerker door de Windows loginnaam te hanteren. De Windows loginnaam op een pc thuis kan echter anders zijn. Het is mogelijk om een login dialoog aan te zetten in TTClient.ini door de optie Login=Y in te stellen. Deze optie vraagt vervolgens om een loginnaam en een wachtwoord. Dit wachtwoord kan worden ingesteld binnen TimeTell bij menu ‘Medewerker autorisatie’. Naast een TimeTell wachtwoord is ook een login verificatie via Active Directory mogelijk (zie paragraaf 4.1 Configuratie authenticatie gebruikers). Tip 1: Voor medewerkers die de TimeTell lokaal op de laptop hebben staan is het mogelijk om 2 client INI files aan te maken (bv. TTClient_Kantoor.ini en TTClient_Thuis.ini). Bij het starten van TimeTell wordt dan gevraagd met welke INI file je wil starten. Tip 2: Het is mogelijk om de lokale client automatisch te updaten als de optie Downloads toestaan is aangezet in de TimeTell server configuratie. Na een server update worden de lokale clients dan automatisch geupdate. N.B. In Vista en Windows 7 moet Windows Gebruiker Beheer zijn uitgeschakeld om de lokale client te kunnen updaten. Als de download optie aan staat kan een nieuwe gebruiker ook een client setup downloaden via de volgende URL: http://<servernaam>:<poort>/DownloadClient. Via de browser kan men dan de client setup downloaden. N.B. Eventuele andere bestanden die in de <serverdirectory>\ClientDownload map staan worden ook aangeboden. TimeTell Technische Opzet 82/86 Versie 23 juli 2017 4.6. Opzetten test database In bepaalde situaties is er behoefte aan een extra database waar een en ander uitgeprobeerd kan worden voordat dit in de productiedatabase wordt doorgevoerd. Dit hoofdstuk beschrijft in het kort de stappen die gevolgd moeten worden om dit te realiseren. 1. Maak een extra (lege) database aan. Dit verschilt per database type: a. FireBird: Maak een kopie van het database bestand. Je kan dan timetell.gdb bijvoorbeeld kopiëren naar timetell_test.gdb. b. Oracle: Maak een nieuwe tablespace aan en een aparte login die dit als default database heeft (zie paragraaf 3.2.3 Oracle). c. SQL-server: Maak een lege database aan en een aparte login met sql-server authenticatie die db_owner is van deze database (zie paragraaf 3.2.4 SQL Server). 2. Kopieer ttdata.ini naar ttdata_test.ini 3. Pas ttdata_test.ini aan middels menu Configuratie, Database in TTAdmin: a. FireBird: zorg dat de juiste databasenaam staat vermeld bij SERVER NAME= b. Oracle: zorg dat de username/password wordt gebruikt die was gekoppeld aan de nieuwe tablespace (de Oracle server blijft in principe gelijk). c. SQL-Server: zorg dat de nieuw aangemaakte databasename, username en password wordt ingevuld. 4. Kopieer de database (Bij FireBird is dit al gedaan in stap 1a): a. Start de TimeTell Administrator (ttadmin.exe) b. Kies menu Bestand, Open database en open de productie database (ttdata.ini) c. Kies menu Bestand, Exporteer database en exporteer naar EXPORT.GDB d. Kies menu Bestand, Open database en open de test database (ttdata_test.ini) e. Kies menu Bestand, Importeer database en importeer EXPORT.GDB 5. Maak extra client configuraties aan: a. Ga naar de directory van waaruit de gebruikers de TimeTell client opstarten. b. Kopieer ttclient.ini naar ttclient_test.ini c. Open ttclient_test.ini en stel de volgende regels in: i. Description=TimeTell Test ii. DataSettings=ttdata_test.ini iii. RegistryOffset=test d. Sla de gewijzigde INI file op 6. Als TimeTell nu gestart wordt dan wordt er gevraagd met welke INI file men wil starten (productie of test). Om deze vraag te voorkomen voor de gewone gebruikers moeten de standaard TimeTell snelkoppelingen die gedistribueerd zijn worden uitgebreid met een extra parameter: -ittclient.ini. Dit zorgt er voor dat TimeTell start met ttclient.ini en niet meer vraagt welke INI er gebruikt moet worden. De gebruikers/beheerders die ook de testomgeving moeten benaderen kunnen een snelkoppeling zonder parameter gebruiken. N.B. Het is ook mogelijk om de bestaande client directory te kopiëren naar een andere directory en daar de INI file te plaatsen die naar de testomgeving wijst. Dat voorkomt dat de gebruikers de vraag krijgen welke INI flile gestart moet worden. Het is ook mogelijk dat een TimeTell consultant u helpt om een test database op te zetten. TimeTell Technische Opzet 83/86 Versie 23 juli 2017 4.7. Opzetten archief database NB. Dit onderdeel is niet beschikbaar in TimeTell Express. Het is mogelijk om gegevens van oudere jaren over te zetten naar een archief database. Dit kan de performance op de productiedatabase verbeteren als er al enige jaren is gewerkt met TimeTell. De 1. 2. 3. procedure voor het archiveren staat grofweg uit de volgende stappen: Maak een archief database aan Zet oude data over naar de archief database en verwijder deze uit de productie database Open de archief database vanuit de client om de oude data te benaderen Hieronder staat een beschrijving van deze stappen (deze moeten vanaf de server worden uitgevoerd). Indien gewenst kan een TimeTell consultant hiermee helpen. 1. Aanmaken archief database Voor het archiveren moet een lege database of tablespace worden aangemaakt met een eigen login en wachtwoord. Dit gebeurt op dezelfde manier als het aanmaken van een productie database. Meer informatie hierover vind je in hoofdstuk 3.2 Setup database. Kopieer vervolgens ttdata.ini naar ttdata_archive.ini en pas hierin de naam van de database en de login aan zodat deze wijst naar de archief database. Test tenslotte of de archief database benaderbaar is: Start TTAdmin.exe en kies menu Bestand, Open database en open ttdata_archive.ini. Als de archief database goed kan worden geopend dan verschijnt ttdata_archive.ini in de statusbalk. N.B. Als er nog niet eerder data is gearchiveerd dan zou er in de statusbalk naast de naam van de data inifile geen datastructuur versienummer getoond moeten worden. 2. Data overzetten naar archief database en verwijderen uit productie database Start TTAdmin.exe op en kies menu Bestand, Open database en open TTData.ini. Als er een ttdata_archive.ini aanwezig is (en de TimeTell services zijn actief) dan zijn onder menu Gegevens de opties Gegevens archiveren en Gegevens opschonen zichtbaar: De eerste optie zet de data voor een bepaalde datum over naar de productie database. De tweede optie verwijdert de data voor een bepaalde datum uit de productie database. N.B. Bij de optie archiveren kan eventueel worden opgegeven om de data automatisch op te schonen na het archiveren. De optie archiveren kan jaarlijks worden herhaald. De nieuwe data wordt dan toegevoegd aan de archief database. We adviseren om tenminste het huidige en het voorgaande jaar in de productie database te laten staan. N.B. Zorg dat er een backup van de database is gemaakt voordat je gaat archiveren/opschonen. TimeTell Technische Opzet 84/86 Versie 23 juli 2017 Als je de optie Gegevens archiveren kies krijg je het volgende scherm te zien: De eerste datum geeft aan t/m welke datum gegevens gearchiveerd moeten worden. De tweede datum geeft aan t/m welke datum gegevens verwijderd mogen worden uit de productiedatabase na archivering. De laatste optie (Geen uren boeken voor) betekent dat men geen weekstaten meer mag aanmaken of wijzigen voor die datum (ook geen correctieweken). Deze wordt automatisch aangezet als je gegevens hebt opgeschoond voor die periode omdat dan al deze data al in de archiefdatabase staat. N.B. Bij het opschonen worden alleen gegevens verwijderd waarvan de einddatum voor de opschoondatum ligt. Projecten met een einddatum die daarna ligt blijven bijvoorbeeld bewaard. Nadat op OK is gedrukt zal het archiveringsproces starten. Tijdens dit proces zal ook een paar keer de TimeTell client worden gestart om een aantal procedures uit te voeren. De uitgevoerde stappen tijdens het archiveren worden bijgehouden in het bestand TTAdmin.log. Let op: Het archiveren kan de nodige tijd in beslag nemen. Dit hangt mede af van de omvang van de productiedatabase en de hoeveelheid te archiveren data. Het is ook mogelijk om eerst de gegevens te archiveren en te controleren of alles naar wens is gearchiveerd en daarna pas de productiedatabase op te schonen. Kies dan voor de menuoptie Gegevens opschonen. Let op: Als er een archief database is aangemaakt zal TimeTell als u gaat updaten vragen of u ook de archief database wil updaten. Het is verstandig om dit te laten doen omdat de archief database dan ook vanuit de TimeTell client kan worden geraadpleegd. TimeTell Technische Opzet 85/86 Versie 23 juli 2017 3. Archief database openen vanuit TimeTell client Als er een archief database is en in het autorisatieprofiel is de optie “Open archief” aangezet dan verschijnt er in menu Systeem de optie “Open archief” als men de TimeTell client heeft gestart. Met deze optie kan een gearchiveerde database worden bekeken. In de statusbalk en in de achtergrond verschijnt een kluis om aan te tonen dat het archief is geopend. In de titelbalk staat t/m welke datum de gegevens zijn gearchiveerd. De gegevens in de archiefdatabase zijn read-only en kunnen dus niet worden bewerkt. Voor de rest wordt het autorisatieprofiel toegepast zoals dat in de archief database staat zodat niet meer gegevens zichtbaar worden dan gewenst. De autorisatieprofielen worden bij iedere archivering over gezet naar de archief database. N.B. Als je nog iets zou willen aanpassen in in het archief (bv. het autorisatieprofiel) dan zou je een aparte client INI kunnen aanmaken die direct verwijst naar ttdata_archive.ini i.p.v. ttdata.ini. Let dan wel op dat je geen gegevens verwijdert of toevoegt, want dat kan problemen veroorzaken bij een toekomstige archivering. Via de optie ‘Sluit archief’ kan men weer terugkeren in de productieomgeving. TimeTell Technische Opzet 86/86 Versie 23 juli 2017