Van dag tot dag in de maand juli 1914

advertisement
Van dag tot dag in de maand juli 1914
Diplomatiek handelingen die leidden tot de Weredloorlog
Uit: Van Continentaal Conflict tot Eerste Wereldoorlog (Anton Kruft)
-------------------Vanaf de moord op Franz Ferdinand op 28 juni vonden de volgende politieke en militaire
handelingen plaats, die tenslotte leidden tot de slachting van 10 miljoen mannen tussen
ruwweg 17 en 45 jaar.
 Op zaterdag 4 juli, zes dagen na de moord en de daarop volgende plechtigheden van de
begrafenis, overhandigde de Oostenrijkse gezant Hoyos in Berlijn een verzoek van keizer
Franz-Joseph aan de Duitse regering. Dit ging om steun in een mogelijk conflict met
Servië dat achter de moord zat van de troonopvolger en al jaren achtereen de
Dubbelmonarchie met allerlei terroristische acties uitdaagde. Hoewel Duitsland gedurende
de twee voorafgaande Balkanoorlogen van 1912 en 1913, Oostenrijk-Hongarije van een
interventie in Servië had weten af te houden, kon het niet anders meer dan nu steun te
verlenen aan haar bondgenoot om het “probleem Servië” voor goed uit de wereld te
helpen. De garantie van bijstand werd op 6 juli aan Hoyos afgegeven. Een garantie die
later de geschiedenis in is gegaan als de “blanco cheque” van Duitsland aan OostenrijkHongarije. Daarbij werd dan wel voorbij gegaan aan andere “blanco cheques”, met name
die Frankrijk had gegeven aan Rusland in de geheime militaire overeenkomst van 18
augustus 1892.
Keizer Wilhelm en zijn kanselier gaven de gezant wel mee dat Oostenrijk-Hongarije snel
actie zou moeten ondernemen, nu de internationale sympathie voor het land, in verband
met de moord, nog redelijk groot was. Voorts werd door de Duitse regeringsleiders
ingeschat dat Rusland geen steun zou geven aan haar bondgenoot Servië, daar Rusland
met de reorganisatie van haar leger en bewapening pas klaar zou zijn rond 1917. En mocht
het toch Servië militair steunen, dan was het wellicht beter om nu in oorlog met Rusland
te geraken dan later. Nu had Duitsland, zo was de redenering, nog een militair overwicht
op Rusland. Er bestond een gerede angst bij vooral de militaire kaste, dat het binnen niet
al te lange tijd militair door Rusland overvleugeld zou worden. Die angst was vooral
gebaseerd op informatie uit de Parijse krant Le Matin die een nauwe band had met de
Franse president Poincaré en begin 1914 een serie van sensationele artikelen publiceerde
onder de titel “La plus grande Russie”, waarin kaarten waren opgenomen met o.a. “de
Russische opstellingen voor oorlog” en “de concentratie van Russische troepen aan de
Russische-Pruisische grens”. Zo kwamen er ook nog op 13 juni 1914, een paar weken
voor het uitbreken van de oorlog, berichten in de Russische pers, geïnitieerd door de
Russische minister van Oorlog Soechomlinov. Daarin werd de overweldigende kracht van
het Russische leger geschetst in geval van een oorlog met Duitsland. Het zou 2,32 miljoen
man in de strijd kunnen gooien, die door het – door Frankrijk gefinancierde spoorwegnet
– sneller dan ooit konden worden gemobiliseerd. (Duitsland samen met Oostenrijk hadden
een gezamenlijk leger van 1,8 miljoen man). En die vrees werd verder nog versterkt door
de marine-besprekingen tussen Engeland en Rusland in juni 1914. Via een Duitse spion in
de Russische ambassade in Londen, kwam Berlijn te weten dat Londen en St Petersburg
de mogelijkheid hadden besproken, dat de Britse vloot een landing van Russische troepen
in Pommeren zou ondersteunen.i Vooralsnog werd het komende conflict door de Duitse
keizer ingeschat als een pure Balkanaffaire.ii
 De dag erna, op dinsdag 7 juli, vond de ministerraadvergadering in Wenen plaats, over
welke stappen ondernomen moesten worden. De minister van Buitenlandse Zaken
Berchtold (voorheen ambassadeur in Parijs, Londen en St Petersburg) gaf als zijn mening
dat militair ingegrepen zou moeten worden in Servië om voorlopig af te zijn van de
terroristische activiteiten van dat land. Terzelfdertijd stelde hij vast dat, indien Servië door
het leger van Oostenrijk-Hongarije bezet zou worden, Rusland naar alle
waarschijnlijkheid in het conflict betrokken zou raken. Maar, was verder de redenering,
Rusland is constant bezig de positie van Oostenrijk-Hongarije in de Balkan te
ondermijnen en dat gaat in de toekomst alleen maar erger worden. Dus, vond de minister,
dat indien Rusland militair ingrijpt ten gunste van Servië, het beter is nu een confrontatie
met dat land aan te gaan dan later, vooral ook gezien de steun in deze zaak van het sterke
Duitsland. Over de aanpak van Servië werd geen overeenstemming bereikt vanwege grote
bezwaren van de Hongaarse premier Tisza die een diplomatieke oplossing voorstond en
zelfs met aftreden dreigde. De compromisuitkomst van de vergadering was, dat aan Servië
een aantal eisen zou worden gesteld en indien deze niet zouden worden ingewilligd het
leger zou mobiliseren. Men zou een week later weer bijeenkomen.
 Op woensdag 8 juli had Berchtold een bespreking met de legerleiding, waaruit bleek dat
het Oostenrijks-Hongaarse leger in het geheel niet paraat was, vanwege het grote verlof
dat men de soldaten had gegeven. Dit verlof was noodzakelijk om de oogsten van het land
binnen te halen. Dit hield in dat het niet mogelijk was een ultimatum aan Servië te doen
toekomen vóór 22 juli op zijn vroegst. Pas dan zou het mogelijk zijn een mobilisatie van
het leger af te kondigen, wat dan nog eens 16 extra dagen zou kosten vooraleer het leger
echt paraat zou zijn. Dit hield dus in dat van een snelle actie van Oostenrijk-Hongarije
tegen Servië, waar Duitsland steeds weer op aandrong, geen enkele sprake kon zijn.
 Op donderdag 9 juli was er in Londen een ontmoeting tussen Edward Grey en de Duitse
ambassadeur Lichnowsky die net teruggekeerd was uit Berlijn en daar ook Bethmann
Hollweg had gesproken over de Servië-affaire. Grey vertelde hem dat hij bezig was ‘to
persuade the Russian government to adopt a more peaceful view and to assume a more
conciliatory attitude towards Austria’. iii Hij verzekerde de ambassadeur bij die
gelegenheid, dat er geen geheime en bindende afspraken waren gemaakt tussen GrootBrittannië, Frankrijk en Rusland. Ook waren, naar zijn zeggen, de “gesprekken” tussen de
verschillende bevelhebbers van marine en landmacht van de Entente-partners sinds 1906,
zonder enige “agressieve intentie”.iv Binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd
niettemin zeer omzichtig gedaan met de verhouding die Engeland met Rusland had,
vanwege imperialistische belangen, m.n. in Perzië en India. In de buitenlandse politiek
van het VK waren overzeese imperiale belangen tenslotte belangrijker dan politiek
geharrewar in Europa.
 Op maandag 13 juli was er een debat in de Franse senaat over het defensiebeleid. De
Franse senator Humbert produceerde een lijst van Franse militaire zwakten en sprak zelfs
van inferieure kwaliteit van militaire middelen in vergelijking tot die van Duitsland. In
Duitse regeringskringen versterkte dit bericht de mening dat Frankrijk niet betrokken
wenste te worden in een eventuele oorlog en dat het zelfs Rusland zou aansporen zich te
beheersen.v
 Een kleine week later, op dinsdag 14 juli, werd in de volgende ministerraad-vergadering
van Oostenrijk-Hongarije het definitieve besluit genomen Servië een ultimatum te
overhandigen, met eisen waar de Servische overheid naar verwachting niet mee akkoord
zou kunnen gaan. Zou Servië wel akkoord gaan met alle eisen, dan zou de vernedering
van Servië compleet zijn en zou ook het Russische prestige in de Balkan een flinke knauw
krijgen. Ook Tisza ging met deze gang van zaken akkoord, onder voorwaarde dat geen
Servisch grondgebied geannexeerd zou worden, behalve dan wat grensaanpassingen.
 Op donderdag 16 juli verscheen in de politiek invloedrijke Londense Times het bericht
dat Oostenrijk-Hongarije het volste recht heeft aan te dringen op een grondig onderzoek
naar de vertakkingen van het complot en te eisen dat Servië irredentistische agitatie tegen
de Dubbelmonarchie de kop in moest drukken.
 Op zaterdag 18 juli rapporteerde de Britse ambassadeur in St Petersburg aan Grey, dat
‘anything in the shape of an Austrian ultimatum at Belgrade could not leave Russia
indifferent, and she might be forced to take some precautionary military measures’.vi
 Op zondag 19 juli werd in Wenen het ultimatum aan Servië opgesteld, dat pas op
donderdag 23 juli om 18.00 uur werd overhandigd. Het tijdstip was zodanig gekozen dat
het ultimatum overhandigd zou worden nadat een toevallig eerder gepland staatsbezoek
van de Franse president Poincaré en zijn premier Viviani aan Rusland van 20 tot 22 juli,
zou zijn beëindigd. Dit om te voorkomen dat het ultimatum tijdens het bezoek tussen de
twee landen besproken zou worden.
 Intussen vond dus op maandag 20 juli het staatsbezoek van de Franse president Poincaré
en zijn premier, tevens minister van Buitenlandse Zaken, Viviani, aan Rusland plaats.
Poincaré die in Lotharingen geboren was en een sterke nationalistische inborst had, hield
daar toespraken waarin hij – gesteund door zijn zeer chauvinistische ambassadeur ter
plekke, Delcassé, en diens opvolger Maurice Paléologue - absolute trouw betuigde aan het
bondgenootschap met Rusland. Hoewel van de bespreking tussen Poincaré en de tsaar
geen notulen (meer) bestaan (wat tamelijk verdacht is), kan het niet anders dan dat hij
Rusland aanspoorde een hard standpunt in te nemen en dat Rusland met recht in dit
conflict militair zou moeten ingrijpen. vii Kennelijk voelde de Russische minister van
Buitenlandse Zaken Sazonov zich daardoor zo gesterkt, dat hij via de Duitse ambassadeur
Pourtalès op 21 juli een waarschuwing aan Oostenrijk-Hongarije afgaf, dat een actie tegen
Servië, een land waarmee Rusland een sterke culturele en diplomatieke band had, ernstige
consequenties zou hebben. Maar het telegram dat Pourtalès naar Berlijn zond, kwam pas
in de ochtend van 23 juli aan, de dag waarop het ultimatum werd overhandigd. De
waarschuwing van Sazonov kon dus geen effect meer hebben.
Op die zelfde dag kreeg de Britse minister van Oorlog Haldane een brief van de gezant
Hoyos uit Wenen, waarin deze hem probeerde uit te leggen waarom Oostenrijk-Hongarije
een actie tegen Servië moest ondernemen. Deze brief stuurde hij direct door naar zijn
collega Grey met het commentaar erbij dat ‘This is very serious. Berchtold is apparently
ready to plunge Europe into war to settle the Serbian question. He would not take this
attitude unless he was assured of German support’. viii Wellicht op basis van deze
informatie deed Grey een eerste poging tot het houden van directe besprekingen tussen
Rusland en Oostenrijk-Hongarije, maar dit werd met kracht van de hand gewezen door de
Franse president Poincaré. Deze beschouwde een bespreking tussen beide landen als zeer
gevaarlijk. ix Indien dit initiatief een vervolg had gekregen, dan had het conflict
mogelijkerwijs bezworen kunnen worden.
De belangrijkste conclusies die tot nu toe getrokken kunnen worden, zijn dat OostenrijkHongarije zich meer en meer bedreigd voelde door Servische nationalisten die alsmaar
terroristische acties uitvoerden, waartegen de regering in Belgrado niet optrad. Als klap op
de vuurpijl werden dan ook nog eens de troonopvolger van de Dubbelmonarchie en zijn
vrouw vermoord, en toen was de maat wel zo’n beetje vol. De regering van OostenrijkHongarije had al veel eerder, tijdens de twee Balkanoorlogen (1912 en 1913), in Servië
willen ingrijpen, maar kon daarvoor geen steun krijgen van haar bondgenoot Duitsland, die
dat tegenhield. De steun die Oostenrijk-Hongarije nu in dit nieuwe conflict vroeg, kon niet
meer door Duitsland worden geweigerd. Daar waren twee redenen voor. De eerste was, dat
Duitsland vanwege haar geografische ligging omringd was door landen die haar vijandig
gezind waren (Frankrijk en Rusland), en dus een bondgenoot nodig had om als natiestaat te
kunnen overleven. De tweede reden was, dat die bondgenoot ook sterk moest zijn. Dit
betekende dat indien Oostenrijk-Hongarije nu af zou zien van een duidelijke stellingname, het
grote internationale reputatieschade op zou lopen. Oostenrijk-Hongarije werd in Europa toch
al als een fragiele staat beschouwd en dat zou bij niet-ingrijpen alleen maar erger worden.
Uiteraard zou dit ook de positie van Duitsland er niet sterker op maken. Een land als Rusland
zou van de zwakte van Oostenrijk-Hongarije onmiddellijk gebruik maken om haar invloed in
de Balkan ten koste van de Dubbelmonarchie te versterken.
Voorts was de positie van Rusland moeilijk in te schatten. Het had een sterke band met Servië
en belang bij het uitbreiden van haar invloed op de Balkan, om via die weg de vrije doorgang
door de Dardanellen af te dwingen. Maar of het militair zou ingrijpen was zeer de vraag. De
Duitse overheid en legerleiding wisten dat Rusland zwaar aan het bewapenen was, maar dat
dit programma nog niet voltooid was. Dat zou naar schatting nog minstens drie jaar duren.
De Duitse overheid was min of meer de mening toegedaan, dat Rusland daarom niet zou
interveniëren. Hoewel de Duitse legerleiding dit vermoeden wel deelde, was een oorlog nu
met Rusland beter dan op enig ander later tijdstip. Rusland zou dan met haar enorme
bronnen (menskracht en materieel) Duitsland als militaire macht, volledig voorbij zijn
gestreefd. Gezien de relatie die Rusland met Frankrijk had, was dan te verwachten dat een
tweefrontenoorlog het gevolg zou zijn, en Duitsland als natiestaat zou ophouden te bestaan.
Vooralsnog werd het conflict door de keizer en Bethmann Hollweg als een soort “derde”
Balkanoorlog gezien, die lokaal zou worden uitgevochten tussen Oostenrijk-Hongarije en
Servië.
Tot slot mag niet onderschat worden wat de invloed is geweest van het reeds eerder geplande
staatsbezoek van de nationalistische Franse president Poincaré aan de Russische tsaar. Dit
viel zo’n beetje samen met het opstellen van de tekst in Wenen van het ultimatum dat aan
Servië zou worden overhandigd. (Tijdens het staatsbanket werden door de twee dochters van
de koning van Montenegro, die getrouwd waren met familieleden van de tsaar, het onderwerp
Elzas-Lotharingen aangehaald en de verwachting uitgesproken dat deze gebieden, gezien de
recente politieke ontwikkelingen, weer snel bij Frankrijk zouden worden ingelijfd). Al eerder
had de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sazonov aan de Duitse ambassadeur
gemeld dat een ultimatum aan Servië een Russische reactie zou uitlokken. Tijdens het Franse
bezoek aan St Petersburg moet dit punt aan de orde zijn gekomen. En gezien: 1) het geheime
militaire verdrag tussen de twee landen, waarin opgenomen de mogelijkheid van het
ondernemen van een gezamenlijke militaire actie tegen Duitsland gericht, 2) de Franse
financiële steun voor het aanleggen van een spoorwegennet om Russische legers snel aan de
Duits-Russische grens te kunnen mobiliseren, en 3) de revanchegedachte in Frankrijk en
zeker bij Poincaré, was het duidelijk dat dit Rusland gesterkt heeft om zich in het conflict
agressief op te stellen. Ook het feit dat Poincaré het voorstel van Grey om onderhandelingen
te beginnen tussen de Dubbelmonarchie en Rusland, meteen afwees, spreekt in dit verband
boekdelen.
 Op dinsdag 21 juli ondertekende keizer Franz-Jozef de tekst van het ultimatum, terwijl de
Duitse regering nog steeds niet op de hoogte was van de inhoud. Bethmann Hollweg
stuurde desondanks, los van de inhoud van het ultimatum, een nota aan zijn ambassadeurs
in St Petersburg, Londen en Parijs om het standpunt van Oostenrijk-Hongarije te
bepleiten. De ambassadeurs moesten vooral onderstrepen dat wat Duitsland aanging, men
het conflict wilde lokaliseren. Bij interventie van enig andere grootmacht, als gevolg van
verplichtingen van bondgenootschappen, kon dit schrikbarende gevolgen hebben, aldus
Bethmann Hollweg. De ambassadeur in St Petersburg werd daarnaast opgedragen aan de
Russische leiders duidelijk te maken dat het conflict er een was tussen uitsluitend
Oostenrijk-Hongarije en Servië.
 Pas op woensdagavond 22 juli ontving Berlijn de tekst van het ultimatum. Dat was een
dag eerder aan de Duitse ambassadeur in Oostenrijk-Hongarije overhandigd, die dat per
koerier verzond in plaats van per telegram, teneinde decodering van Duitse berichten te
voorkomen.
 Op donderdag 23 juli was de Britse politieke aandacht gericht op de problemen rond
Ulster waar grote tegenstellingen bestonden tussen de Engelsen en de Ieren. Op 21 mei
1914 was namelijk een wet in het Lagerhuis aangenomen, die Ierland autonomie zou
geven, maar het Hogerhuis, met een Conservatieve meerderheid, verwierp die wet. Ook de
militaire elite was tegen Iers zelfbestuur. Op deze 23ste juli bouwden de spanningen zich in
het land sterk op en er waren zelfs tekenen dat een burgeroorlog uit zou breken. Er
bestond dus grote politieke verdeeldheid tussen Liberalen en Conservatieven over een
onderwerp dat de Britten zeer diep raakte.
Op die dag rapporteerde de minister van Financiën David Lloyd George aan de
Lagerhuisleden, dat de relatie met Duitsland nu beter was dan ooit tevoren. ‘The two great
Empires begin to realise that the points of cooperation are greater and more numerous
than the point of possible controversy’.x Zijn collega van Buitenlandse Zaken, Grey, had
eveneens op die dag een ontmoeting met de ambassadeur van Oostenrijk-Hongarije. In de
discussie over de situatie met Servië gaf Grey te kennen dat het verschrikkelijk zou zijn,
indien de vier grootmachten - Oostenrijk-Hongarije, Duitsland, Rusland en Frankrijk betrokken zouden raken in een oorlog. In Wenen werd dit begrijpelijkerwijs uitgelegd als
dat Engeland neutraal zou blijven. En dat vergrootte daar waarschijnlijk ook de bereidheid
tot het nemen van risico’s.
Later op dezelfde dag hadden Haldane, Grey en Morely (een fervent aanhanger van de
“Gladstonian Policy”) in Londen een diner met Albert Ballin. Dit was een briljant Duits
zakenman die erin was geslaagd van de Hamburg-Amerika Lijn een van de belangrijkste
scheepvaartmaatschappijen ter wereld te maken. Ballin die directe contacten met de
Duitse keizer onderhield, was ook degene geweest die toentertijd de weg had vrijgemaakt
voor de ontwapeningsbesprekingen in 1912 tussen Haldane en Bethmann Hollweg.
Tijdens dat diner vroeg Ballin wat Engeland zou doen als er een oorlog uit zou breken
tussen Duitsland en Frankrijk. Daarop werd Ballin niet volledig gerustgesteld, ‘maar hij
kreeg sterk de indruk dat de Britse regering de vrede wilde handhaven’. xi Hem werd
verteld dat Engeland in een oorlog zou interveniëren ‘if the balance of power were to be
greatly altered by German annexation of French territory’.xii Deze informatie en andere
indicaties die later werden gegeven, overtuigden politici in Berlijn ertoe door te gaan met
haar politiek Oostenrijk-Hongarije onvoorwaardelijk te steunen. Het signaal dat Berlijn
ontving, was dat Engeland in het conflict neutraal zou blijven.
En eveneens op deze 23ste juli werd om 6 uur ’s avonds het ultimatum door de
Oostenrijkse ambassadeur aan de regering van Servië aangeboden. De Servische regering
kreeg 48 uur de tijd om het ultimatum te beantwoorden. De Servische premier Pasic was
op verkiezingstournee, dus gingen plaatsvervangende ministers met de tekst van het
ultimatum aan de gang. Toen het nieuws in Wenen bekend werd gemaakt, dat OostenrijkHongarije een ultimatum aan Servië ter hand had gesteld, was de reactie van Sigmund
Freud, dat hij nu voor het eerst in 30 jaar zich weer Oostenrijker voelde en blij was dat het
niet zo sterke keizerrijk opnieuw een kans kreeg. De Duitse socialist Karl Kautsky schreef
zijn collega in Wenen, dat het ultimatum niet minder dan een oorlogsverklaring was van
een lokale oorlog tussen Oostenrijk en Servië. Ook Bethmann Hollweg was tamelijk
optimistisch en stuurde naar aanleiding van het ultimatum, een bericht aan zijn keizer, dat
het onwaarschijnlijk was dat Engeland onmiddellijk aan een Europese oorlog zou
deelnemen.xiii
 Op vrijdag 24 juli werd het ultimatum door de Oostenrijkse ambassadeur in Parijs
toegelicht. De Franse minister van Buitenlandse Zaken die tevens premier was van het
Franse kabinet, was met president Poincaré de dag tevoren per schip vanuit St Petersburg
vertrokken. De Oostenrijkse ambassadeur sprak aldus met de vervanger van Viviani, m.n.
de minister van Justitie. Deze was, in tegenstelling tot de nationalistische hardliner
Poincaré, gematigd met zijn reactie waaruit een pro-Oostenrijkse houding bleek.
In Londen waren de reacties van de ochtendkranten op het Oostenrijkse ultimatum
positief. De Manchester Guardian en de Daily Chronicle vonden dat de actie van Wenen
volledig gerechtvaardigd was. Rond die dagen verscheen ook een artikel in het
toonaangevende weekblad The Economist met de opvatting die voor het merendeel van de
Britten opgeld deed.
‘Het is redelijk te vragen wat Groot-Brittannië in een vergelijkbaar geval zou hebben
gedaan – als bijvoorbeeld de Afghaanse regering een complot had gesmeed om een
opstand in Noordwest-India uit te lokken en als Afghaanse moordenaars uiteindelijk een
prins en een prinses van Wales [erfgenamen van de troon] hadden vermoord? Dan zou er
ongetwijfeld om wraak zijn geroepen – en kunnen we er dan zeker van zijn dat er een
mildere maatregel vanuit London of Calcutta naar Kandahar zou zijn verstuurd dan de
diplomatieke nota die vanuit Wenen naar Belgrado is ‘verzonden?’.xiv
Maar de Directeur-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Nicholson
(voormalig ambassadeur in St Petersburg), zag het ultimatum in een veel breder verband.
Hij keek vooral naar de veiligheid van het imperium, met name dat van India en de
Perzische golf, waar Rusland ook oog op had. ‘Our attitude (…) will be regarded by
Russia as a test and we must be most careful not to alienate her’.xv Daarmee zat Engeland
in een spagaat. Indien het openlijk met Rusland en Frankrijk zou samengaan, zou dit een
uitnodiging zijn aan de twee landen om zich harder op te stellen, wetende dat zij de steun
van de Britse regering hadden. Maar indien het openlijk zou verklaren neutraal te blijven,
zou dit Oostenrijk-Hongarije en Duitsland mogelijk in de kaart spelen, die dan wellicht
grotere diplomatieke risico’s zouden nemen.
Later op die dag ontmoette Grey de Duitse ambassadeur Lichnowsky. Hij stelde een
bemiddelingspoging voor tussen Wenen en St Petersburg ‘in the event of the relations
between Austria and Russia becoming threatening’. xvi Die poging zou ondernomen
moeten worden door de vier grootmachten die niet direct bij het conflict berokken waren,
m.n. Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië, zoals hij de dag ervoor (23.07) ook
al aan de Oostenrijkse ambassadeur had meegedeeld. In zijn rapportage aan Berlijn
vermeldde Lichnowsky voorts, dat volgens Grey een oorlog tussen de vier landen die hij
expliciet bij naam noemde - namelijk Rusland, Oostenrijk-Hongarije, Duitsland en
Frankrijk - desastreuze gevolgen zou hebben. Dit bericht versterkte de opvatting in Berlijn
dat Engeland neutraal zou blijven.xvii
In St Petersburg vonden die dag besprekingen plaats op de Franse ambassade tussen de
Franse ambassadeur Paléologue, de minister van Buitenlandse Zaken van Rusland,
Sazonov, en de Britse ambassadeur, George Buchanan. Dit op basis van een nieuw
bemiddelingsvoorstel van Grey, waarin deze een conferentie voorstelde met partijen die
niet onmiddellijk bij het conflict betrokken waren, met name Frankrijk, Italië, Duitsland
en Engeland. Het voorstel werd door Frankrijk en Rusland verworpen. De Franse
ambassadeur, ‘die over een onwankelbare germanofobie beschikte, dat gepaard ging met
een fascinatie voor catastrofale scenario’s die veel Franse collega’s als gevaarlijk
onderkende’, xviii verklaarde dat Frankrijk volledige diplomatieke steun zou geven aan
Rusland en ook haar verplichtingen van de alliantie tussen de twee landen zou nakomen.
Een extra steuntje in de rug voor Sazonov die zich daardoor in het komende conflict extra
gesterkt voelde. Buchanan gaf aan dat het Verenigd Koninkrijk in deze situatie nog steeds
een neutraal standpunt innam.
Het bericht van de sterke stellingname van Frankrijk om Rusland te allen tijden bij te
staan, werd ook doorgeseind naar Belgrado. Dit veranderde de zienswijze van de
Servische regering die eerst volledig akkoord wilde gaan met het ultimatum, maar na dit
bericht uit St Petersburg een antwoord voorbereidde, waarin het niet met alle punten kon
instemmen, en waaruit een gewapend conflict zou voortkomen.xix
In de avonduren ontmoette Sazonov de Duitse ambassadeur die erop aandrong dat
Rusland het dispuut als een lokaal conflict zou zien tussen Oostenrijk-Hongarije en
Servië. Sazonov weigerde dit; hij maakte duidelijk dat Rusland ten oorlog zou trekken als
Oostenrijk-Hongarije Servië zou aanvallen. Sazonov had inderdaad een aantal uren
tevoren met de militaire staf gesproken over een gedeeltelijke mobilisatie, ondanks het feit
dat de militairen aangaven dat het leger nog niet klaar was om een oorlog te voeren. Zij
vertelden er niet bij dat het niet mogelijk was een gedeeltelijke mobilisatie af te kondigen,
omdat daarvoor geen procedure bestond. Een gedeeltelijke mobilisatie was een algehele
mobilisatie! In ieder geval was daarmee de eerste stap door Rusland gezet in een verdere
escalatie van het conflict. Later in de avond sprak Sazonov nog eens met de Franse
ambassadeur die hem nogmaals volledige Franse steun toezegde. In een telegram die
nacht aan Parijs, vermeldde de ambassadeur met opzet niet dat Rusland al met een
“gedeeltelijke” mobilisatie was begonnen, maar wel dat Sazonov de volgende dag zou
besteden aan het matigen van de standpunten in deze zaak. Precies het tegenovergestelde
van wat de situatie met Sazonov werkelijk was.xx
Duitsland had intussen met het voorstel van Grey voor een bemiddeling, ingestemd. En
die instemming was ook de reden waarom Bethmann Hollweg en zijn minister van
Buitenlandse Zaken Jagow geen verdere actie ondernamen op het dringende verzoek tot
matiging van standpunten, dat van de Duitse ambassadeur Lichnowsky in Londen uitging.
De Duitse regeringsleiders waren akkoord gegaan met het voorstel van Grey en vonden
dus dat het wachten was op de volgende stap, niet wetende dat Rusland en Frankrijk het
voorstel intussen hadden verworpen.xxi
 Op zaterdag 25 juli om 18.00 uur, nadat dus op donderdag 23 juli het ultimatum aan het
Servische Ministerie van Buitenlandse Zaken was overhandigd, kwam het antwoord dat
door de regering van Oostenrijk-Hongarije als onbevredigend werd beschouwd. Gesterkt
door de Russische berichtgeving over de niet-aflatende steun van Frankrijk en de
aansporing de rug recht te houden, bevatte het antwoord wel een aantal concessies, maar
werden twee eisen verworpen en een aantal andere onder bepaalde voorwaarden aanvaard.
In de ochtend van die dag had Grey een onderhoud met Lichnowsky. Hij herhaalde nog
eens het voorstel dat Engeland gedaan had om met de vier grootmachten te bemiddelen
tussen Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Daarbij gaf hij ook aan niet te willen
bemiddelen in een lokale Oostenrijks-Servische kwestie. Hij erkende volledig de
gerechtvaardigde eis van de Dubbelmonarchie voor genoegdoening, en voegde daaraan
toe: ‘nor were European complications a matter of indifference to Great Britain, although
she was in no way committed by any sort of binding agreements’.xxii
Eerder op die dag vond in St Petersburg een bespreking plaats tussen Sazonov en de
Britse ambassadeur Buchanan. Daarin bleek dat Sazonov zich de logica van de FransRussische Entente geheel eigen had gemaakt, waarin Duitsland en niet Oostenrijk de
“hoofdtegenstander” was. xxiii Sazonov bevestigde dat een “gedeeltelijke” mobilisatie
uitgeroepen was. Buchanans reactie daarop was, dat dit zeer gevaarlijk was, omdat
Duitsland niet kon toestaan dat Rusland veel eerder dan Duitsland ging mobiliseren, want
een Russische mobilisatie zou de mobilisatie van Frankrijk tot gevolg hebben. Dit was de
uitvoering van het Frans-Russische plan voor een tweefrontenoorlog. Duitsland kon dit
niet toestaan, omdat haar militair-strategische plan erin voorzag dat zij in dat geval eerst
Frankrijk in een snelle actie zou moeten verslaan (6 weken), waarna het Duitse leger zich
kon richten op Rusland dat naar verwachting veel langzamer was in het mobiliseren van
haar legers. Een voorsprong in het mobiliseren van het Russische leger zou de Duitse
gevechtsstrategie om geen tweefrontenoorlog te moeten voeren, in gevaar brengen.
Sazonov pareerde de Britse ambassadeur met zijn visie dat, indien Engeland
onvoorwaardelijk koos voor Rusland en Frankrijk, er geen oorlog zou komen. Dit zou
Duitsland afhouden steun te verlenen aan Oostenrijk-Hongarije. Buchanans reactie daarop
was, dat het misschien wel beter zou zijn dat Engeland als vriend van Rusland en
Frankrijk zou optreden, als mediator, in plaats van nu partij te kiezen. Daarop kwam
Sazonov met een dreigement dat te maken had met de Britse imperiale belangen in India
en de Perzische Golf. Zoals we weten, hadden Rusland en Groot-Brittannië daar eerder in
die eeuw onderlinge problemen over gehad. Buchanan berichtte daarover in zijn rapport
aan Londen:
‘For ourselves [VK] position is a most serious one, and we shall have to choose between
giving Russia our active support or renouncing her friendship. If we fail her now we
cannot hope to maintain that friendly cooperation in Asia that is of such vital importance
to us’.xxiv
Het was intussen duidelijk waar, volgens het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken, de
belangen voor Engeland lagen. Want op diezelfde dag kwam ook een memorandum van
dat ministerie naar buiten, dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet.
‘The moment has passed when it might have been possible to enlist French support in an
effort to hold back Russia. It is clear that France and Russia are decided to accept the
challenge thrown to them. Whatever we may think of the merits of the Austrian charges
against Serbia, France and Russia consider that these are pretexts and that the bigger
cause of Triple Alliance verses Triple Entente is definitely engaged…. I think it would be
impolite, not to say dangerous, for England to attempt to convert this opinion or to
endeavour to obscure the plain issue by any representation at St. Petersburg and Paris….
Our interests are tied up with those of France and Russia in this struggle, which is not for
the possession of Serbia, but one between Germany aiming at a political dictatorship in
Europe, and the Powers who desire to retain individual freedom’.xxv
Dus ging het Engeland kennelijk om twee zaken in dit conflict. Ten eerste de strijd tussen
de “politieke dictatuur” van Duitsland enerzijds, en Frankrijk en het autocratische Rusland
anderzijds, die individuele vrijheid zouden nastreven! Een omkering van de werkelijkheid
dus. Ten tweede, vond de Britse politiek het belangrijker haar overzeese belangen veilig te
stellen, waarvoor het ook een Entente had gesloten met Frankrijk en Rusland. Maar als het
de Britse opvatting was dat, ook zonder die omhaal, haar belang bij Frankrijk en Rusland
lag, dan hadden het ministerie en Grey er beter aan gedaan dit standpunt openbaar te
maken. Volgens de Franse ambassadeur in Londen, Cambon, zou dit zo goed als zeker
Duitsland uit de oorlog hebben gehouden. Maar Grey had te kampen met een grote
moeilijkheid. Zijn ministerie kon dan wel deze opinie hebben, maar dit lag in het sterk
verdeelde kabinet anders, waar pacifisten en pro-Duitsers als Morley, Lloyd George en
Harcourt sterk vertegenwoordigd waren. Overigens waren de leden van het kabinet
verbazend snel bereid de buitenlandse politiek aan anderen over te laten en maar aan te
nemen, dat datgene wat ze niet wisten, ook ongevaarlijk was. Met daarachter het
onuitgesproken voorbehoud, zoals Thomson het verwoord, ‘dat ze de handen in onschuld
zouden kunnen wassen, indien achteraf mocht blijken dat ze ongelijk hadden. Deze
gevaarlijke vorm van hypocrisie’, zoals Thomson verder gaat, ‘werd gedeeld door de
minister van Buitenlandse Zaken. Sir Edward Grey had de opmerkelijke gave zijn eigen
gedachten voor zichzelf te verbergen. Dat is een onschuldige zelfverlakkerij die echter
evenveel schade kan berokkenen als de duidelijkste vorm van verraad’.xxvi
Dit alles speelde zich af op zaterdag 25 juli, dezelfde dag waarop ‘s middags tsaar
Nicolaas II van Rusland een “beperkte” mobilisatie afgekondigde, wat voor de Russische
generaals een “algehele” mobilisatie betekende. Dit gebeurde dus nog voordat het
Servische antwoord op het ultimatum van Oostenrijk-Hongarije bekend was. Daarbij
zouden vier Russische militaire districten langs de Oostenrijks-Hongaarse grens op voet
van oorlog worden gebracht. Dat was een verdere escalatie van het conflict van Russische
zijde. Intussen had ook Oostenrijk-Hongarije vanwege het onbevredigende antwoord van
Servië, een gedeeltelijke mobilisatie uitgeroepen van twee-vijfde van het leger dat rond 28
juli effectief moest zijn. Met opzet was besloten geen troepen aan de grens met Rusland te
stationeren om daarmee duidelijk te maken dat het om een lokaal conflict ging. Het was
voor Oostenrijk-Hongarije en Duitsland op dat moment nog niet duidelijk, dat Rusland al
bezig was met een mobilisatie.
 Op zondag 26 juli bracht de jongere broer van keizer Wilhelm II, prins Heinrich van
Pruisen die met zijn jacht in een Engelse haven lag, een bezoek aan zijn neef koning
George V op Buckingham Palace en vroeg hem onder meer naar zijn mening over de
politieke situatie van dat moment. Zijn lezing van die ontmoeting was, dat de monarch
hem vertelde: ‘We zullen alles in het werk stellen om hier buiten te blijven en de
neutraliteit handhaven’.xxvii En deze opvatting liep niet alleen parallel aan die van premier
Asquith die dit in privé gesprekken verkondigd had, maar ook die van zijn minister Grey
in gesprekken met Lichnowsky aan het begin van de crisis. De opvatting van de koning
werd natuurlijk ook aan de keizer doorgegeven, wat de overtuiging in Berlijn verder
versterkte dat Engeland in een mogelijk conflict neutraal zou blijven. Vooral ook, omdat
tot dan toe driemaal een bericht van die strekking in Berlijn was afgegeven.
Grey was dat weekeinde op zijn landgoed, dus nam Arthur Nicholson, directeur-generaal
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de zaken op die dag waar. Deze Nicholson
was een hartstochtelijk voorstander van hechte banden met Rusland en Frankrijk en wilde
die omsmeden tot een volwaardig bondgenootschap. xxviii Bij het doorlezen van de
telegrammen die de avond tevoren waren binnengekomen, was Nicholson erg bezorgd
geworden over een bericht uit St Petersburg. Het was niet alleen duidelijk dat een
Russische mobilisatie aanstaande was, maar er werd ook in vermeld dat Sazonov
dreigementen had geuit om het de Britten in Azië lastig te zullen maken als van hen geen
steun in deze crisis kon worden verkregen. Met steun van Grey, nam hij het initiatief een
ambassadeursvergadering te beleggen om de politieke situatie te bespreken. De bedoeling
daarvan was om de ambassadeurs van Engeland, Frankrijk, Italië, Rusland, Duitsland en
Oostenrijk-Hongarije en Servië bijeen te brengen. Duidelijk was dat daarbij Duitsland en
Oostenrijk-Hongarije alleen zouden komen te staan, zoals ook tijdens de tweede
Marokkocrisis al het geval was geweest, en daar voelde Duitsland uiteraard niets voor.
Voorts was de mening van Oostenrijk-Hongarije dat, na alles wat er gebeurd was, zij niet
met een vertegenwoordiger van een terroristenstaat als Servië rond de tafel wilde zitten en
dit land dan dezelfde status zou krijgen als de Dubbelmonarchie.
Beide landen gaven de voorkeur aan een conferentie tussen Oostenrijk-Hongarije en
Rusland, een voorstel dat minister Sazonov eerder die dag in St Petersburg aan de Duitse
ambassadeur Pourtalès had gedaan en waar Duitsland graag mee akkoord ging. De Duitse
ambassadeur lichtte daarop zijn collega van Oostenrijk in, die besloot die middag nog een
gesprek met Sazonov te hebben. In de daarop volgende discussie met de ambassadeur
hield Sazonov hem voor dat voor Rusland het bestaande machtsevenwicht op de Balkan
van groot belang was. Hij was van mening dat met Oostenrijk tot een akkoord gekomen
kon worden, indien Servië geen grondgebied zou verliezen. Rusland kon dan Servië
adviseren met het ultimatum in te stemmen. Tenslotte vond Sazonov, dat de eisen van
Oostenrijk-Hongarije legitiem waren, hoewel hij toch wat bezwaren had bij sommige
punten (4, 5 en 6) van het ultimatum. Het was vooral het woordgebruik dat volgens
Sazonov het grootste bezwaar vormde.xxix Daarop volgde nog een gesprek met Sazonov en
de beide ambassadeurs. De Duitse ambassadeur telegrafeerde naar Berlijn, dat ‘St
Petersburg’ mogelijkheden zag om het ultimatum voor alle partijen aanvaardbaar te
maken. Daartoe zouden dan wel directe besprekingen tussen Rusland en OostenrijkHongarije moeten plaatsvinden. In het telegram gaf de ambassadeur ook te kennen dat hij
de indruk had dat Sazonov zijn zenuwen wat meer in bedwang had, waarschijnlijk
vanwege bepaalde informatie van Parijs en Londen, en nu een uitweg zocht. Die analyse
was onjuist, maar het leek er inderdaad op dat Sazonov een compromis zocht.
Maar wat Sazonov beide ambassadeurs niet vertelde, was dat Rusland zich militair aan het
voorbereiden was. De Duitse militaire attaché op de ambassade in St Petersburg had
inderdaad de nodige militaire activiteit opgemerkt. Hij berichtte daarover aan Berlijn, dat
er zo goed als zeker Russische troepen gemobiliseerd werden in Kiev en Odessa, terwijl
rond de mobilisatie in de regio’s Moskou en Warschau nog twijfel hing. De Amerikaanse
zaakgelastigde in St Petersburg seinde die dag naar Washington: ‘Russian government has
ordered complete army mobilisation to begin immediately’.xxx Op basis van het bericht
van de Duitse ambassadeur Pourtalès in St Petersburg, dat Sazonov uit was op een soort
compromis, werd de conclusie getrokken dat de crisis zich ging ontrafelen. Maar toen er
ook berichten doorkwamen van een op handen zijnde mobilisatie van het Russische leger,
werd een viertal Duitse spionnen in Rusland uitgezet om de situatie daar te bestuderen.
In de avonduren van die 26e juli was er nog een gesprek in Londen tussen de Duitse
ambassadeur Lichnowsky en Nicholson, Directeur-Generaal van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken, samen met de privé secretaris van Grey. De Duitse ambassadeur
moest een nota van Bethmann Hollweg afleveren, waarin het Britse ministerie werd
verzocht St Petersburg met de grootste klem te waarschuwen tegen iedere vorm van een
Russische Algemene Mobilisatie. Dit zou een escalatie van de crisis betekenen, waarvan
de gevolgen zeer ernstig zouden kunnen zijn. De twee Britse diplomaten vertelden
Lichnowsky over de plannen een conferentie van ambassadeurs te beleggen. Dit hield in
dat Oostenrijk-Hongarije Servië niet zou mogen aanvallen. In het bericht dat Lichnowsky
naar Berlijn stuurde, rapporteerde hij over de ontmoeting en gaf als zijn mening dat als
Servië toch aangevallen zou worden, het conflict niet langer meer gelokaliseerd zou
kunnen blijven en Engeland erin zou worden betrokken. Dit bericht maakte weinig indruk
in Berlijn, omdat men meer geloof hechtte aan de opvattingen die eerder waren kenbaar
gemaakt door Haldane, Grey en de koning, namelijk dat Engeland neutraal zou blijven.
In Wenen was het een rustige zondag. Er vond een ontmoeting plaats tussen Conrad,
hoofd van de Generale Staf, en Berchtold, de minister van Buitenlandse Zaken. Dit ter
afstemming van de diplomatieke - en mogelijk militaire acties. Berchtold wilde zo snel
mogelijk een oorlogsverklaring aan Servië afgeven, vooral om Duitsland te laten zien dat
snel actie zou worden ondernomen. Dat was iets waarop de Duitse politieke leiders steeds
hadden aangedrongen, teneinde gebruik te maken van het positieve sentiment in Europa
na de moordaanslag. Voorts was Berchtold van mening dat Servië alsnog het ultimatum
onvoorwaardelijk zou accepteren als Oostenrijk-Hongarije alleen maar de oorlog zou
verklaren, zonder het land nog aan te vallen. Conrad wilde eerst diplomatieke acties van
Rusland afwachten. Hij voorzag een tweefrontenoorlog met Rusland aan de oostgrens en
een oorlog met Servië. Gegeven ook het feit dat het leger nog niet echt gemobiliseerd kon
worden vanwege de oogsten die nog binnengehaald moesten worden, wilde hij zoveel
mogelijk tijd winnen. Berchtold stuurde die middag telegrammen naar zijn ambassadeurs
in Berlijn, Rome, Londen en Parijs met de mededeling dat een oorlog met Servië
aanstaande was, maar dat militaire acties niet voor 12 augustus zouden worden
ondernomen.
Zoals Lichnowsky in Londen pleitte voor een Britse actie om Rusland buiten het conflict
te houden, zo werd ook in Parijs eenzelfde actie ondernomen. De Duitse ambassadeur
Schoen ontmoette daar de plaatsvervanger van Viviani die samen met president Poincaré
nog steeds op reis was, komende vanuit St Petersburg. Deze plaatsvervangend minister
(van Justitie), een gerespecteerd diplomaat, beantwoordde het verzoek als dat hij zeer
genegen was om een kalmerende invloed op St Petersburg uit te oefenen. Vooral nu
duidelijk was dat Oostenrijk-Hongarije geen aanspraken maakte op Servisch grondgebied,
leek hem dit een juiste actie. Daarmee nam hij een geheel ander standpunt in dan dat van
de strijdlustige president Poincaré en Viviani, de wat angstige premier die door Poincaré
volledig ingekapseld werd en was. xxxi Deze hadden kort tevoren in St Petersburg de
verzekering gegeven dat Rusland op volledige steun van Frankrijk kon rekenen bij iedere
actie die het zou ondernemen in deze crisis.xxxii Later die dag sprak Schoen met het hoofd
van het Departement van Buitenlandse Zaken die een geheel ander geluid liet horen en die
avond nog orders gaf alle verloven van Franse officieren in te trekken en maatregelen te
nemen om troepen uit de kolonie naar Frankrijk te transporteren. Dat was ook in lijn met
het gesprek dat de scheidende Franse ambassadeur Jules Cambon in Berlijn had met de
Duitse minister van Buitenlandse zaken Jagow. Cambon hield de minister voor dat
Duitsland teveel risico liep, ook al omdat Engeland niet toe zou kijken in een conflict met
Frankrijk. Jagow - afgaande op eerdere uitlatingen van Grey, Haldane en de koning van
Engeland - antwoordde dat hij er zeker van was dat Engeland neutraal zou blijven. Hij
wist dat het Verenigd Koninkrijk de handen vol had aan de Ierse Vrijheidsstrijd die naar
Britse verwachtingen in een burgeroorlog kon uitmonden, en het daarom zelfs niet zeker
was van de loyaliteit van het officierskorps. Het was hem ook bekend dat er in het Britse
liberale kabinet een groot verschil van mening bestond over de te voeren buitenlandse
politiek. Hoe kon een zo verdeeld volk een oorlog beginnen, was zijn redenering!
Een voorlopige conclusie met betrekking tot de Britse politiek - precies een week voordat de
oorlog uit zou breken - moet zijn, dat voor Duitsland de balans doorsloeg naar de opvatting
dat Engeland neutraal zou blijven. Er lagen nu twee initiatieven op tafel om de crisis te
beslechten. Het Britse voorstel was om een ambassadeursconferentie te laten plaatsvinden
met alle betrokken partijen en alle grootmachten. Maar zoals de Duitse ambassadeur in
Parijs al uitlegde, zou dit een soort Europees tribunaal worden, waar Duitsland en
Oostenrijk-Hongarije niets in zagen. Dat had vooral te maken met de ervaringen die de twee
landen al eerder hadden opgedaan tijdens de Marokkocrises van 1905 en 1911. Een ander
voorstel dat geheel losstond van het Engelse initiatief, was dat van de Russische minister van
Buitenlandse Zaken Sazonov. Hij wilde een conferentie beleggen tussen enkel Rusland en
Oostenrijk-Hongarije. Daarin zou getracht worden de scherpe kanten van het ultimatum wat
af te vlakken, waarop Rusland dan haar invloed op Servië zou kunnen aanwenden het te
accepteren. Dit voorstel werd zowel door Duitsland als Oostenrijk-Hongarije omarmd. Maar,
hoe paradoxaal ook, intussen hadden de Russen de mobilisatie van het leger in gang gezet en
dit was voor de Russische legerleiding een “Algemene Mobilisatie” om de doodeenvoudige
reden dat geen strategisch plan voorhanden was voor een “beperkte” of “partiële”
mobilisatie.
Belangrijk is eveneens dat Engeland nu de druk van Rusland voelde voor acties in Azië,
waarmee het imperiale belang gemoeid was. Vervolgens, wilde het Britse ministerie van
Buitenlandse Zaken, inclusief haar minister, de confrontatie met Duitsland aangaan, niet
zozeer vanwege Servië, maar vanwege de verstoring van de status quo in Europa. Dit
ondanks de eerdere toezegging van Grey neutraal in het conflict te willen blijven. De Britse
historicus Ferguson wijt dit geaarzel van Grey aan het feit dat, wanneer hij onomwonden
steun zou geven aan de Entente, iets wat zijn hoge ambtenaren op het ministerie wensten
(Crowe en Nicholson), hij bang was dat dit Rusland juist zou aanmoedigen het conflict met
Oostenrijk en Duitsland op scherp te zetten.xxxiii Te laat moet Grey vastgesteld hebben dat het
misschien niet zo’n goed idee was geweest om in 1907 een verdrag met Rusland aan te gaan,
die hij in deze zo hoog oplopende crisis kennelijk onbetrouwbaar vond en in feite de
buitenlandse politiek van het VK ging bepalen, met name nu er ook contacten tussen
Frankrijk en Rusland op hoog niveau werden gelegd in het kader van de oorlogsdreiging.
Vastgesteld moet worden dat de Britse buitenlandse politiek uiterst ondoorzichtig en
manipulatief was. Deels vanwege het feit met een onbetrouwbare partner (Rusland) van doen
te hebben, deels doordat in deze fase geen duidelijke stelling in het conflict genomen werd
daar het kabinet te verdeeld was – een kabinet dat in het verleden niet van alle facetten van
de buitenlandse politiek op de hoogte was gesteld en kennelijk ook niet op de hoogte gesteld
wilde worden tot het moment dat het te laat was. Ferguson zegt daarover:
‘In short, British policy was so garbled that it could be interpreted more or less according to
taste. By Sunday 26 July the French thought they could count on Britain, while the Germans
felt “sure” of English neutrality’. xxxiv
 Op maandag 27 juli verscheen een kort communiqué in de Britse ochtendbladen, waarin
de minister van Marine Churchill een aantal vlootmaatregelen afkondigde en alle verloven
werden ingetrokken. Dit was de eerste oorlogshandeling van Engeland. Grey die intussen
vanuit zijn buitenverblijf naar Londen was teruggekeerd, ontmoette Lichnowsky en
vertelde de Duitse ambassadeur dat hij het antwoord van Servië op het ultimatum had
gelezen en dat de Oostenrijkse eisen geaccepteerd waren ‘to an extent such as he never
would have believed possible’. Duitsland moest er nu voor zorgen dat OostenrijkHongarije het antwoord zou accepteren om niet Rusland onnodig uit te dagen.
Lichnowsky antwoordde daarop dat het de plicht was van Duitsland de Dubbelmonarchie
te ondersteunen. Dit niet zozeer vanwege het conflict, maar veeleer, omdat het niet kon
toestaan dat Duitslands enig overgebleven bondgenoot vermalen zou worden.xxxv Daarna
ontmoette Grey ook de ambassadeur van Oostenrijk-Hongarije en vertelde hem hetzelfde
verhaal als hij aan Lichnowsky had gedaan. Hij maakte daarbij de opmerking dat ‘If they
[de Dubbelmonarchie] could make war on Serbia and at the same time satisfy Russia, well
and good’, maar als de Dubbelmonarchie Rusland niet tevreden zou kunnen stellen dan
zouden de consequenties niet te overzien zijn.xxxvi Wenen was stellig van mening dat het
een oorlog met Servië kon voeren en Rusland daar buiten kon houden, en kreeg met het
statement van Grey een steuntje in de rug om het er maar op te wagen. Na deze
gesprekken ging Grey naar het Lagerhuis om daar, zonder enig debat, een korte verklaring
af te leggen over de internationale situatie.
Die middag vond een kabinetsvergadering plaats over de Ierse kwestie. In het weekeinde
waren in Dublin schietpartijen geweest met wapens die de Ierse opstandelingen op de
Engelsen hadden buitgemaakt. Een burgeroorlog was op til. Dit bericht was inmiddels in
alle landen van Europa binnengekomen en werd natuurlijk ook gesprekstof in de landen
en regeringen die bij het conflict betrokken waren, met als conclusie dat de deelname van
Engeland aan een oorlog steeds twijfelachtiger werd. In de marge van die vergadering
rapporteerde Grey over de internationale situatie. Het moment was aangebroken, vond
Grey, waarop moest worden beslist over de vraag of het VK met de twee bondgenoten in
de Entente een actieve rol zou gaan spelen, of dat men neutraal wenste te blijven. ‘Als het
kabinet zich zou uitspreken voor neutraliteit, dan geloofde hij niet dat hij de man was om
die politiek uit te voeren’, aldus de memoires van Lord Morley, leider van de
neutralistische vleugel in het kabinet. En in de memoires van een andere minister
(Hobhouse) wordt vermeld dat ‘Churchill was of course for any enterprise which gave
him a chance of displaying the Navy as his instrument of destruction’.xxxvii
Op die dag was er veel telegrafisch verkeer tussen ambassadeur Lichnowsky en Berlijn,
waarbij de ambassadeur erop aandrong dat Berlijn alles zou doen om Wenen tot bedaren
te brengen. Dit vooral om Engeland buiten de oorlog te houden. Maar in Berlijn was men
ervan overtuigd over betere informatie te beschikken dan de anglofiele Lichnowsky en dat
England een neutraal standpunt in het conflict in zou nemen. Zich daarop baserend,
instrueerde Bethmann Hollweg zijn ambassadeur in Londen het Britse
bemiddelingsvoorstel om een Europees-brede conferentie te houden, van de hand te
wijzen. Hij had meer vertrouwen in het voorstel van Sazonov voor een conferentie tussen
Rusland en Oostenrijk-Hongarije om de zaak te beslechten. Wetende dat OostenrijkHongarije de volgende ochtend de oorlog aan Servië zou verklaren, zond hij toch het
Britse voorstel voor bemiddeling door naar Berchtold met het advies dit te verwerpen, zo
zeker als hij was dat Engeland neutraal zou blijven. En dat was bepaald niet de enige
inschattingsfout in dit misleidingsdrama.
Intussen had Bethmann Hollweg van zijn ambassadeur Pourtalès in St. Petersburg te
verstaan gekregen dat de Russen niet zouden vechten vanwege de vrees voor het uitbreken
van een binnenlandse revolutie. Dat was in het geheel niet ondenkbeeldig, omdat dit al
eerder was gebeurd na de Russische nederlaag in 1905 tegen Japan. Maar tegengesteld aan
dit bericht, kwamen laat in de middag berichten in Berlijn binnen, dat een Russische
mobilisatie op gang kwam en dat het nu in een periode van “voorbereidende
oorlogshandelingen” was gekomen. Dit was een zeer gevaarlijke escalatie, omdat
Duitsland, gezien haar oorlogsstrategie van twee fronten, zich niet kon veroorloven dat
Rusland een mobilisatievoorsprong zou nemen. Dezelfde berichten over een op handen
zijnde mobilisatie van Rusland, kwamen die middag ook in Wenen binnen. Tevens had
ook de Duitse militaire attaché in St Petersburg een ontmoeting met de Russische minister
van Oorlog die hem op woord van eer vertelde dat tot dan toe geen order voor mobilisatie
was gegeven. Hij gaf toe dat al wel voorbereidende maatregelen werden genomen. Hij
voegde daar nog aan toe dat indien Servië zou worden binnengevallen, Rusland
onmiddellijk zou mobiliseren, echter alleen aan de Oostenrijk-Hongaarse grens en onder
geen enkel beding aan de Duitse grens.xxxviii Dit was een onjuiste berichtgeving.
 Op dinsdag 28 juli nam de keizer kennis van het bericht van zijn broer Heinrich, dat zijn
neef, koning George, alles zou doen om Engeland uit de oorlog te houden (zie 26 juli). Dit
bericht versterkte de opvatting in Berlijn, dat Engeland neutraal zou blijven in een
mogelijk continentaal conflict. Ook kreeg de keizer voor het eerst het antwoord van Servië
op het ultimatum van Oostenrijk-Hongarije onder ogen. Op zijn exemplaar schreef hij de
opmerking dat gezien dit antwoord een oorlog overbodig was, maar was verbijsterd toen
hij hoorde dat Wenen al bevel voor gedeeltelijke mobilisatie had gegeven. Door allerlei
machinaties van Oostenrijkse en Duitse kant was dit document pas de vorige avond laat
naar het paleis gezonden. Twee kostbare dagen waren daardoor verloren gegaan. Bij
lezing ervan werd het de keizer duidelijk dat dit geen oorlog waard was, xxxix en zette
Wenen aan om na de inname van Belgrado te stoppen met verdere militaire acties. Dit
vooral met de bedoeling om Rusland uit een oorlog te houden. Zoals inmiddels bekend
was, zou Rusland enkel gewapenderhand ingrijpen, indien Servisch grondgebied bezet
zou worden om te worden opgedeeld. Zelfs een inname van Belgrado door Oostenrijkse
troepen, scheen voor Rusland acceptabel zolang Berlijn druk op Wenen zou uitoefenen
om over de eisen van het ultimatum en het Servische antwoord daarop, te onderhandelen.
Tegen 4 uur die middag kwam bericht in Berlijn binnen, dat de Russische mobilisatie
tegen de Oostenrijkse-Hongaarse grens nu echt gaande was. Voorts waren de
oorlogsvoorbereidingen in gang gezet in heel Rusland, inclusief het gebied tegen de
Duitse grens. Van Franse mobilisatie was geen sprake, hoewel reeds orders waren
uitgevaardigd om verloven van officieren in te trekken en militaire trainingskampen te
sluiten om over voldoende parate troepen te kunnen beschikken. Tegen 6.30 uur die avond
kwam het bericht in Berlijn aan, dat Oostenrijk-Hongarije officieel de oorlog had
verklaard aan Servië. De oorlogsverklaring was door keizer Franz-Jozef om 11 uur ’s
ochtends getekend. Daarop had Berchtold de Russische ambassadeur gesproken en hem
meegedeeld dat hij niet in wilde gaan op het voorstel van Sazonov voor een conferentie
tussen de twee landen, omdat ten aanzien van het antwoord van Servië niet te
onderhandelen viel, daar dit reeds als onbevredigend was beoordeeld. Voor Berchtold was
de oorlogsverklaring niets meer dan een puur diplomatieke stap die Servië moest dwingen
met het ultimatum onvoorwaardelijk akkoord te gaan. Een opvatting die nogal naïef zou
blijken te zijn, vooral gezien de steun die Servië van Rusland aangeboden had gekregen,
waar Frankrijk op had aangedrongen.
In St Petersburg begonnen die dag de zaken een andere wending te krijgen. Sazonov die
bekend stond om zijn wisselende stemmingen, zag de situatie, volgens de Britse
ambassadeur Buchanan, nu veel pessimistischer in dan de dagen ervoor. In de loop van de
late namiddag kwam het bericht binnen dat aan Servië de oorlog was verklaard. Daarop
volgden besprekingen met de militaire staven. Daarbij werd duidelijk dat een gedeeltelijke
mobilisatie tegen Oostenrijk-Hongarije niet kon, omdat dit procedureel niet bestond en
een verandering daarvan maanden van planning zou vergen. Een Russische mobilisatie
zou er dan op neerkomen dat ook gemobiliseerd zou worden aan de Duitse grens, iets wat
Duitsland onder geen beding zou kunnen accepteren. Duitsland zou dat onmiddellijk met
een eigen mobilisatie beantwoorden. Ervan uitgaande dat mobilisatie volgens militaire
staven in Rusland en Frankrijk daadwerkelijk oorlog betekende, hield de voorgenomen
Russische mobilisatie het begin van een oorlog in, waarin ook Frankrijk zou worden
betrokken. Dit werd nog eens duidelijker toen die middag ook de Franse ambassadeur
Paléologue een gesprek voerde met Sazonov. De ambassadeur bracht Sazonov een bericht
over van zijn president Poincaré en minister Viviani van de ‘complete readiness of France
to fulfil her obligations as an ally in case of necessity’.xl En dit bericht kon enkel leiden
tot een nog sterkere opstelling van Rusland in dit conflict. Daarop stuurde Sazonov
telegrammen naar al zijn ambassadeurs in de Europese hoofdsteden, met de mededeling
dat nu Servië de oorlog was verklaard, er geen enkele reden meer was om met OostenrijkHongarije onderhandelingen te voeren. In zijn
beleving was een dergelijke
oorlogsverklaring het onmiddellijke begin van militaire operaties, terwijl het voor
Berchtold niet meer dan een diplomatieke stap was, hoe naïef ook. Daarmee had niet
alleen Wenen, maar nu ook St Petersburg afgezien van een conferentie tussen beide
landen. Intussen was de Russische ambassadeur in Berlijn verwittigd dat op 29 juli de
Russische legers zouden mobiliseren, maar dat dit niet was gericht tegen Duitsland. En
nagenoeg op hetzelfde tijdstip stuurde de Chef van de Generale Staf aan alle militaire
commandanten het bericht, dat een Algemene Mobilisatie op 30 juli zou worden
afgekondigd (dus ook tegen Duitsland). Dat gebeurde onder zware druk van Sazonov en
de militaire staf op de zwakke tsaarxli die het besluit bekrachtigde. Dit alles ondanks het
telegram van Wilhelm met een dringend verzoek aan zijn neef, de Russische tsaar, niet te
mobiliseren. Het werd allengs duidelijker dat de Russische politiek chaotische trekken
begon te vertonen. In Berlijn gaf de Duitse minister van Oorlog Falkenhayn opdracht alle
manoeuvres af te breken en terug te keren naar de kazernes.
De Britse ambassadeur Buchanan had op deze dinsdag 28 juli nog een gesprek met de
Russische minister Sazonov, waarin hij deze smeekte ‘geen militaire maatregelen toe te
staan, die door Duitsland als provocatie zouden kunnen worden opgevat. De Engelse
openbare mening zal zich pas met een oorlog verenigen als Duitsland onomstotelijk kan
worden aangewezen als agressor’. xlii In Londen was in de loop van de dag bekend
geworden dat de twee bemiddelingsvoorstellen (die van Grey voor een conferentie en die
van Sazonov voor een tweelanden-overleg) het niet meer hadden gehaald. Twijfels
overmeesterden ook Nicholson, de Directeur-Generaal van het Britse Ministerie van
Buitenlandse zaken. Hij stuurde die dag een telegram aan Buchanan in St Petersburg:
‘Our relations with Russia are now approaching a point where we shall have to make up
our minds as to whether we should become really intimate and permanent friends, or else
diverge into another path’.xliii
De dreiging dat Groot-Brittannië in een oorlog betrokken zou raken, nam een dusdanige
vorm aan, dat de zeer bekende anti-oorlogauteur Norman Angell een actieve “Neutrality
League” oprichtte, met als overweging dat de ‘value of German culture racially allied to
ourselves’ en beargumenteerde dat de werkelijke bedreiging van een Europese beschaving
van Rusland kwam. Het bracht 500.000 pamfletten in omloop met de titel “Shall We Fight
for a Russian Europe?”.xliv
 Op woensdag 29 juli kwamen Poincaré en Viviani van hun reis naar Rusland, weer terug
in Frankrijk. Vanwege de wat twijfelachtige natuur van Viviani, besloot de Franse
president het politieke roer zelf in handen te nemen. Dit betekende het volgen van een
sterke politiek ten gunste van St Petersburg, zoals hij die daar enkele dagen tevoren
tijdens zijn staatsbezoek aldaar, had verwoord. Dit had twee gevolgen, te weten: geen
matiging toepassen op de Russische standpunten die ten beste werden gegeven, en voorts
Duitsland in een negatief daglicht zetten. Dit laatste vooral om steun te krijgen van de
bevolking (revanchegedachte) en de kansen van een Britse interventie te vergroten. Rond
11 uur in de ochtend kwam het bericht uit St Petersburg binnen, waarin Rusland een
gedeeltelijke mobilisatie van het Russische leger aankondigde (wat in feite een
“algemene” mobilisatie was). Overeenkomstig de opvattingen van Poincaré, werd daarop
vanuit Parijs geen enkele reactie gegeven. Bondgenoot Rusland werd dus tot geen enkele
terughoudendheid gemaand. Eveneens in lijn met zijn opvattingen, gaf hij orders aan
generaal Joffre om Franse troepen niet dichter dan 10 kilometer vanaf de Duitse grens te
stationeren, ter voorkoming van mogelijke incidenten, maar vooral ook om de Britten
terughoudendheid van Frankrijk te tonen. Al deze zaken werden besproken in een
vergadering die Poincaré voorzat met Viviani, de Russische ambassadeur Iswolski en de
Britse ambassadeur Sir Francis Bertie, de notoire Germanofoob. De houding van de Britse
ambassadeur in dat gesprek zal neutraal geweest zijn, maar op een dergelijke manier dat
daaruit opgemaakt kon worden dat de Engelse sympathie bij de bondgenoten van de
Entente lag.xlv
Op die dag had ook Pourtalès, de Duitse ambassadeur te St. Petersburg, tot viermaal toe
een bespreking met Sazonov. Daarin gaf Pourtalès aan dat de politieke leiders van
Duitsland nu alles in het werk stelden om Oostenrijk-Hongarije tot matiging van haar
standpunt te brengen en een bemiddeling te accepteren via een conferentie, van welke
aard dan ook. Pourtalès gaf eveneens te kennen dat een mobilisatie van Rusland de
mobilisatie van Duitsland uit zou lokken en dat een Duitse mobilisatie, vanwege interne
logistieke eisen, gelijk stond aan oorlog. Het Duitse standpunt over de gevolgen van een
Russische mobilisatie, was kristalhelder. Maar toen het bericht in St Petersburg
doorkwam, dat Belgrado door de Oostenrijkers werd gebombardeerd, stuurde Sazonov
met zijn generaals aan op een Algehele Mobilisatie die na veel geharrewar door de tsaar
werd ondertekend. Intussen had ook keizer Wilhelm een telegram naar zijn neef de tsaar
gezonden, waarin hij hem met klem vroeg de situatie niet af te laten glijden tot een oorlog.
Alhoewel de tsaar dus al akkoord was gegaan met het afkondigen van een Algehele
Mobilisatie, gaf hij laat in de nacht een tegenorder uit om de mobilisatie stop te zetten en
over te gaan tot een gedeeltelijke mobilisatie. Deze betekende dan een mobilisatie in vier
militaire districten en de vloten in de Baltische - en Zwarte zee. Maar zo’n gedeeltelijke
mobilisatie was iets wat door de legerleiding als schier onmogelijk werd beschouwd. Dus
werden de berichten aan de militaire legerleiders tegengehouden en gingen de Russische
generaals gewoon door met de voorbereiding van een Algemene Mobilisatie. Tegen 12
uur in de nacht had Sazonov nog een laatste ontmoeting met de Franse ambassadeur
Paléologue, waarin twee zaken duidelijk werden. Allereerst gaf de ambassadeur
overeenkomstig de opvatting van president Poincaré, en vooral die van hemzelf, alle
ruimte aan Sazonov voor welke actie dan ook. Ten tweede, kwam hij erachter dat Rusland
nu ook bezig was aan maatregelen voor een Algehele Mobilisatie. Wetende dat dit tot een
continentale oorlog zou leiden, waarbij ook Frankrijk betrokken zou raken, ondernam hij
daarop geen enkele actie richting Parijs.xlvi De Russische mobilisatie zou de belangrijkste
stap worden van de gehele julicrisis en kwam op een moment waarop Duitsland nog niet
eens de voorbereidingsfase van “Kriegsgefahrzustand“ had afgekondigd. De onwil van de
Duitse leiders om tot op dit moment militaire voorbereidingen te treffen, is zeer
kenmerkend voor de politieke opvatting het conflict op de Balkan beperkt te kunnen
houden tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië.
Deze 29ste juli was ook voor Bethmann Hollweg een hectische dag. In een discussie met
generaal Von Moltke sprak de kanselier diens opvatting door. Von Moltke
beargumenteerde dat de crisis in elkaar gezet was door Rusland. In feite was Rusland als
eerste met een Algemene Mobilisatie begonnen, terwijl het steeds ontkende dit te doen,
wat volledig onjuist was. De reden daarvan, volgens Von Moltke, was om Wenen en
Berlijn in een positie te manoeuvreren als eersten een oorlog te beginnen, om op die
manier Europese ondersteuning te krijgen voor het Russische standpunt. Het uiteindelijke
doel waar de Russen op uit waren, was een grotere invloed te krijgen in de Balkan. Von
Moltke vervolgde terecht dat de militaire situatie voor Duitsland van dag tot dag
ongunstiger werd en indien de beoogde tegenstanders zich verder ongehinderd kon gaan
manifesteren, dit voor Duitsland zou leiden tot een ramp. Want, zo ging hij door, indien
een oorlog uit zou breken, zal dat voor de komende decennia leiden tot een vernietiging
van de beschaving van bijna geheel Europa.xlvii Desondanks werd naar aanleiding van die
bespreking de “Kriegsgefahrzustand”, waar de minister van Oorlog Falkenhayn
voorstander van was, niet uitgeroepen. Dit werd beoordeeld als een te grote escalatie van
de ontstane crisis. Wel werd Pourtalès in St Petersburg opgedragen er onmiddellijk bij
Sazonov op aan te dringen geen mobilisatie af te kondigen, omdat dit onmiddellijk door
Duitsland opgevolgd zou worden en dan in feite een staat van oorlog zou ontstaan.
‘s Avonds had Bethmann Hollweg een bespreking met de Britse ambassadeur Goschen.
Hij wilde de verzekering van de ambassadeur, dat Engeland neutraal zou blijven in een
mogelijk conflict. Goschen liet hem daarop weten dat bij een eventuele oorlog met
Frankrijk, Engeland niet kon toestaan dat Frankrijk onder de voet zou worden gelopen.
Bethmann Hollweg verzekerde de ambassadeur, dat zoiets geheel niet in de bedoeling lag,
want Duitsland had wat Frankrijk betreft geen territoriale eisen. Op de vraag van de
ambassadeur of dat ook gold voor de Franse koloniën, moest Bethmann Hollweg het
antwoord schuldig blijven en kon daarover niets beloven.xlviii Zowel Goschen als Grey die
het bericht over de ontmoeting met de kanselier toegestuurd kreeg, waren beiden door
deze informatie ervan overtuigd dat het Duitsland uiteindelijk ging om de hegemonie in
Europa te vestigen. Voorts dat Duitsland uit was op uitbreiding van koloniaal gebied (ten
koste van Frankrijk) en daardoor zou het een nog sterkere concurrent van Engeland
worden.
Voor Bethmann Hollweg begon het steeds duidelijker te worden dat de crisis uit de hand
dreigde te lopen. Het zag er naar uit dat Rusland zou interveniëren, als Wenen geen
terughoudendheid zou betrachten en het voorstel van keizer Wilhelm zou accepteren. Dat
voorstel dat een dag eerder aan Wenen was gezonden, hield in dat Oostenrijkse troepen
Belgrado zouden bezetten tot het moment dat Servië de beantwoording van het ultimatum
daadwerkelijk ter hand zou nemen. Het was bekend dat Rusland dan niet zou
interveniëren. Daarop kwam maar steeds geen antwoord vanuit Wenen en alles wees erop
dat het Wenen nu niet te doen was om Servië een les te lezen, maar om het territorium
deels zelf in te nemen en deels te verdelen onder de andere Balkanstaten. Dit laatste ging
in tegen alle verklaringen die Wenen eerder had gegeven en ook door Duitsland aan
Rusland gedaan was. Bethmann Hollweg zond daarop een telegram aan Wenen, met de
tekst ‘Wij zijn natuurlijk bereid onze plicht als bondgenoot te doen, maar wij weigeren
ons door Wenen naar een wereldconflict te laten slepen, zonder dat naar onze
raadgevingen wordt geluisterd…’.xlix
In Londen werd op deze 29ste juli een kabinetszitting gehouden, waar allereerst het Ierse
probleem werd behandeld. Gevechten hadden plaatsgevonden in Ulster. Er driegde een
opstand. Dit hield de politieke gemoederen in het VK en in Europa danig bezig, met
gissingen over wat dit zou kunnen betekenen voor de positie van het VK in een mogelijk
opkomend continentaal conflict. Na dit onderwerp kwam de internationale situatie aan
bod. Daarbij werd vooral gesproken over de Belgische neutraliteit. Het legale standpunt
was dat Engeland niet gebonden was aan het eventueel herstellen van een Belgische
neutraliteit, indien dit aan de orde zou zijn. Vooral niet als buitenlandse troepen door
slechts een klein deel van België zouden trekken en België ook geen beroep zou doen op
hulp. Het merendeel van het kabinet was wel van mening dat, indien België geheel bezet
zou zijn en Duitse troepen aan het Kanaal zouden liggen, dit het directe belang van
Engeland zou schaden. Premier Asquith schreef daarover in een notitie aan de koning, dat
de Belgische neutraliteit eerder een kwestie was van politieke overweging dan van een
puur juridische verplichting.l
In deze kabinetszitting drong Grey aan op een belofte van steun aan Frankrijk. Slechts
vier leden van het kabinet, met name Asquith, Haldane, Crewe en Churchill, steunden dat
voorstel.li De rest was tegen, vooral toen vijf leden dreigden met onmiddellijk aftreden,
waardoor het kabinet zou zijn gevallen. Grey werd de opdracht gegeven om aan de Franse
ambassadeur te melden dat het conflict tussen Oostenrijk-Hongarije Engeland niet
aanging. Frankrijk kon er dus niet op rekenen dat Engeland zou interveniëren. Tegen de
Duitse ambassadeur moest het tegenovergestelde gemeld worden, namelijk dat Duitsland
er niet op moest rekenen dat Londen niet zou interveniëren. Beide gesprekken vonden
diezelfde dag plaats. Het gesprek met de Duitse ambassadeur Lichnowsky kwam in
Berlijn zeer hard aan. Voor het eerst werd nu duidelijk dat Engeland niet neutraal zou
blijven bij een conflict waarbij ook Frankrijk zou worden betrokken. Indien dit statement
vier dagen eerder was afgegeven, dan zou naar alle waarschijnlijkheid Duitsland al een
volledig andere politiek hebben gevolgd en Oostenrijk-Hongarije gedwongen hebben hun
eisen te matigen.lii Het Engelse standpunt kwam nu te laat om nog effect te hebben op de
ontwikkelingen die plaatsvonden, met name in Wenen en St Petersburg.
Intussen werden de eerste schoten door een Oostenrijks flottielje op Belgrado gelost en
werkte Rusland verder aan de mobilisatie. Die nacht werden nog wat pogingen
ondernomen: Grey had Berlijn gewaarschuwd; de kanselier werkte aan een telegram voor
Wenen, waarin de regering tot voorzichtigheid werd gemaand; de keizer had een beroep
gedaan op zijn neef, de tsaar, de fatale mobilisatie terug te draaien. Maar in Wenen leed
Berchtold nog steeds aan een vorm van zelfbedrog. Hij geloofde dat een strafexpeditie
tegen Servië ongestraft kon worden uitgevoerd, daar de Russen niet zouden ingrijpen
tegen een land met een dergelijke sterke bondgenoot als dat Duitsland was.
 Op donderdagochtend 30 juli kwam in Parijs een telegram aan, verzonden vanuit St
Petersburg, waarin Sazonov de Franse regering meedeelde dat Rusland met de mobilisatie
was begonnen. Hoewel Duitsland de Russen had gevraagd met mobiliseren te stoppen, gaf
Sazonov aan dat men met de wensen van Duitsland niet langer rekening kon houden en
dat een oorlog waarschijnlijk onvermijdelijk was. Tot slot bedankte Sazonov de Franse
regering voor haar niet aflatende steun in deze crisis. Daarop belegde Poincaré een
vergadering met de premier en minister van Oorlog en besloot het driemanschap een
telegram aan St Petersburg te zenden met de boodschap zodanig met de mobilisatie om te
gaan, dat het geen aanleiding zou geven aan Duitsland dit als voorwendsel te gebruiken
om zelf te mobiliseren en de schuld van een oorlog dientengevolge bij Rusland zou komen
te liggen. De notulen van deze vergadering bevatten twee belangrijke elementen: 1)
teneinde de publieke opinie achter zich te krijgen, moest zodanig gemanoeuvreerd worden
dat de schuld bij Duitsland zou komen te liggen, en 2) er moest gemobiliseerd worden,
maar niet in een geconcentreerde vorm en de Russische mobilisatie mocht niet gestopt
worden.liii In een telegram aan de Franse ambassadeur in Londen, lichtte Poincaré zijn
standpunt toe, namelijk dat het vooral in de bedoeling lag de zaken zodanig te orkestreren
en voor te stellen, dat de Britse publieke opinie en de overheid overtuigd zouden worden
dat Duitsland, en niet Frankrijk of Rusland, als eerste het schot zouden hebben gelost.
Poincaré, zijn ministers en ambassadeurs in Londen en St Petersburg wisten dus met
redelijk grote zekerheid dat ze samen met de Russische leiders bezig waren een oorlog
met Duitsland aan te gaan. De Belgische gezant in Parijs proefde een opgetogen
stemming: ‘De Franse generale staf is vóór oorlog’, schreef hij die dag. ‘De generale staf
verlangt naar oorlog, omdat het moment naar zijn mening gunstig is en de tijd is gekomen
om korte metten te maken’. liv
In Wenen werd het bericht van Bethmann Hollweg ontvangen, dat hij de vorige nacht had
verzonden met als inhoud dat Duitsland zich niet voor het karretje van OostenrijkHongarije gespannen wilde zien en een andere politiek voorstelde. Deze hield in, dat
Oostenrijk-Hongarije akkoord moest gaan met de uitnodiging van Sazonov om het
ultimatum te bespreken, òf akkoord te gaan met een conferentie van de grootmachten en
Servië, zoals die was voorgesteld door Grey. Tegen de avond werd dit telegram gevolgd
door een soortgelijk bericht van keizer Wilhelm aan keizer Franz Joseph. Dit alles leidde
tot een halfslachtige acceptatie van Oostenrijk-Hongarije om diezelfde dag met Rusland te
gaan onderhandelen. lv Maar juist op die dag gaf de tsaar ‘s middags om 3 uur, onder
zware druk van Sazonov, het bevel tot Algemene Mobilisatie van het Russische leger.
Daarmee herriep de tsaar zijn eerdere weigering om tot een Algemene Mobilisatie over te
gaan. Tevoren had Wilhelm via een telegram de tsaar laten weten dat de Dubbelmonarchie
slechts gemobiliseerd had tegen Servië en dat het maar een deel van het leger betrof, wat
ook klopte. Voorts benadrukte Wilhelm dat ‘als Rusland nu over gaat tot mobilisatie tegen
Oostenrijk-Hongarije, de rol van bemiddelaar die’, zoals hij schreef, ‘mij zo vriendelijk is
toevertrouwd en die ik op je nadrukkelijk verzoek heb aanvaard, bedreigd, zo niet
onmogelijk wordt gemaakt. Het volledige gewicht van de beslissing ligt nu op jouw
schouders. Jij moet de verantwoording dragen voor oorlog of vrede’.lvi Vastgesteld moet
worden dat het besluit tot Algemene Mobilisatie uiterst ondoordacht was, ondanks de
waarschuwingen van de Britse en Duitse ambassadeurs aan Sazonov, dat een Russische
mobilisatie onherroepelijk een Duitse mobilisatie zou uitlokken, wat een Europees
continentale oorlog nagenoeg onvermijdelijk zou maken. De onvoorwaardelijke steun die
Frankrijk aan Rusland in dit conflict had verzekerd, moet Sazonov, in de overspannen
beslissing een Algemene Mobilisatie door te drukken, echter hebben gesterkt.
Intussen ging ook het diplomatieke contact tussen Engeland en Duitsland verder. In een
telegram van Lichnowsky meldde hij Berlijn, dat Grey in een gesprek met hem had
aangegeven dat het Verenigd Koninkrijk neutraal zou blijven, indien het conflict beperkt
zou blijven tot Oostenrijk-Hongarije, Servië en Rusland; maar hij kon de Britse
neutraliteit niet toezeggen in geval ook Duitsland en Frankrijk erbij betrokken zouden
worden.lvii Grey wist natuurlijk ook wel dat Duitsland de Dubbelmonarchie niet alleen zou
laten staan in een conflict met Rusland. Want allereerst was er een officieel
bondgenootschap met dat land. Ten tweede was de steun van dat land onontbeerlijk om
haar eigen continuïteit als Europese staat, te midden van vijandig gezinde landen als
Frankrijk en Rusland, te waarborgen. En ten derde had Lichnowsky hem dit in de loop
van de crisis een aantal malen voorgehouden. De woede waarin de keizer ontstak bij het
lezen van dit bericht, was dan ook wel begrijpelijk. Dit kwam hard aan, omdat dit een
duidelijke indicatie was dat Engeland niet neutraal zou kunnen blijven, indien Duitsland
en Frankrijk bij de oorlog zouden worden betrokken. Maar dit bericht stond tegelijk haaks
op de informatie van zijn Engelse neef, koning George V van Engeland, die er alles aan
zou doen om neutraliteit na te streven. Dus wie te geloven? Op deze dag zond de
Belgische gezant in St. Petersburg zijn regering een telegram waarin hij de situatie van het
moment aardig weergaf: ‘Onloochenbaar blijft slechts dat Duitsland hier, evenals in
Wenen, bezig is geweest een of ander middel te vinden om een algemeen conflict te
vermijden, en dat het daarbij aan de ene kant op het vaste besluit van het Weense kabinet
is gestuit, en aan de andere kant op het wantrouwen van het St. Petersburgse kabinet ten
aanzien van de verzekering van Oostenrijk-Hongarije dat het slechts aan een bestraffing,
niet aan een bezetting van Servië denkt’.lviii
Tezelfdertijd begonnen ook delen van de publieke opinie in het VK tekenen te vertonen
van grote zorgen. Het dagblad The Times dat eerder begrip had getoond voor OostenrijkHongarije om Servië de les te lezen, vertolkte nu de opvatting van de Conservatie Partij
en was van mening dat Engeland in een Europese oorlog zou moeten interveniëren. Maar
die krant was zo’n beetje de enige van de conservatieve bladen waaronder o.m. de
Yorkshire Post en de Oxford Chronicle, die de oorlog bepleitten. De Manchester
Guardian, de meest gerespecteerde en invloedrijkste liberale krant van Engeland, opende
die dag met een hoofdartikel dat als titel droeg: ‘Het gevaar van Engeland’, waarin een
krachtige opinie naar voren werd gebracht. ‘De Engelsen zijn niet geroepen om te waken
over het welzijn van Servië en zelfs niet over de vrede in Europa. Hun eerste plicht betreft
Engeland en de vrede in Engeland. Wij hebben net zo weinig op met Belgrado als
Belgrado met Manchester. Al zou onze neutraliteit dus vast moeten staan, wij zien het
tegenovergestelde’. Het artikel ging verder met vast te stellen dat sinistere machten bezig
waren om Engeland in een oorlog te drijven, waar het niets mee te maken had.lix En ook
de Daily News sprak zijn afkeer uit van de gedachte dat Britten hun leven zouden moeten
geven ‘voor Russische hegemonie in de Slavische wereld’. lx Ook de politieke partijen
begonnen zich te roeren. De Labour Party en de Liberal Foreign Affairs Group zouden
hun steun aan de regering opzeggen, indien die zou besluiten aan een oorlog te gaan
deelnemen. lxi En het voeren van een neutrale politiek was ook de opinie van
vertegenwoordigers van de Londense City. In een bezoek aan de minister van Financiën
Lloyd George, gaven zij als hun mening, dat als Engeland betrokken zou raken bij een
oorlog, dit onvoorstelbare financiële gevolgen zou hebben. Zij voorspelden een grote
ramp waarvan Engeland, Europa en de wereld zich niet gemakkelijk van zouden kunnen
herstellen.lxii Premier Asquith, door Lloyd George hierover ingeseind, had zo zijn eigen
mening over de financiële experts en bankiers van de City. Zo schreef hij in zijn dagboek:
‘De grootste uilskuikens waarmee ik ooit in aanraking kwam. Ze kletsen als oude wijven
op een naaikransje’.lxiii Even tevoren, op 29 juli, had één van de grote financiers van de
Londense City, N.M. Rothschild & Son, zijn familieleden in Frankrijk geschreven: ‘(…)
ik meen wel te kunnen zeggen dat [de Fransen] ongelijk hebben (…) als ze de Duitse
keizer duistere motieven en clandestiene relaties toeschrijven[;] hij is als gevolg van
bepaalde verdragen verplicht Oostenrijk te hulp te komen als het door Rusland wordt
aangevallen, maar het is het laatste wat hij wil.’lxiv
Op die dag had de Duitse ambassadeur Lichnowsky nog een onderhoud met Grey, waarin
hij hem vroeg druk uit te oefenen op Rusland niet te gaan mobiliseren, nu ook Berlijn
druk bezig was Wenen tot bedaren te brengen. Grey zond daarop een telegram naar zijn
ambassadeurs in St Petersburg en Parijs, maar de berichten kwamen aan op een tijdstip
waarop Rusland al de fatale beslissing had genomen om een Algemene Mobilisatie af te
kondigen. Grey was dus veel te laat met een bericht dat dagen eerder uit had moeten gaan!
 Op de ochtend van vrijdag 31 juli verschenen in St Petersburg rode posters dat de
Algemene Mobilisatie was uitgeroepen. Daarop ging de Duitse ambassadeur Pourtalès
onmiddellijk naar Sazonov. De minister van Buitenlandse Zaken probeerde de zaak af te
doen door te verklaren dat dit enkel voorzorgsmaatregelen betrof, wat een uiterst
ondeugdelijke verklaring was. In de voorafgaande dagen had Pourtalès werkelijk alles
gedaan om Sazonov aan het verstand te brengen dat een Algemene Mobilisatie van
Rusland een onmiddellijke reactie van dezelfde aard van Duitsland zou uitlokken. Dat
hield dan ook in dat een oorlog nagenoeg onvermijdelijk zou zijn. Pourtalès seinde
onmiddellijk het bericht aan Berlijn door. De reactie daarop was dat Pourtalès opdracht
kreeg de Russische regering een ultimatum aan te bieden om binnen 12 uur de Algemene
Mobilisatie ongedaan te maken of dat anders de twee landen in staat van oorlog zouden
verkeren. Dit telegram kwam pas tegen de nacht van deze dag in St Petersburg aan en
werd aan Sazonov overhandigd. Sazonov antwoordde Pourtalès dat de Algemene
Mobilisatie niet meer ongedaan kon worden gemaakt. Tevoren had Pourtalès ook een
onderhoud met de tsaar aangevraagd en hem verteld hoe ernstig de politieke situatie was.
In een bericht daarover naar Berlijn, schreef de ambassadeur dat tsaar Nicolaas II er maar
weinig van begreep en er geen idee van had hoe fataal de stap was om een Algemene
Mobilisatie af te kondigen.lxv Toen ook de Oostenrijkse ambassadeur van de mobilisatie
hoorde, stuurde hij het bericht direct door naar Wenen, met de mededeling dat het nu geen
enkele zin meer had om nog verder met Rusland te onderhandelen over het ultimatum dat
aan Servië ter hand was gesteld. Maar nadat de ambassadeur een telegram van Berchtold
had ontvangen over de ontmoeting de dag tevoren met de Russische ambassadeur in
Wenen, waarin Wenen zich wat gematigder opstelde, zocht hij Sazonov op. In zijn
naïviteit hield Sazonov staande dat de Algemene Mobilisatie geen enkele betekenis had,
omdat er geen legerverplaatsingen waren, hetgeen onjuist was. Zoals eerder beschreven,
hield een mobilisatie in die dagen een besluit tot oorlog in. De logistiek die dan in gang
gezet was, kon dan met de toen bestaande communicatiemiddelen, niet meer gestopt
worden. De mededeling van de Oostenrijkse ambassadeur luidde dat de Dubbelmonarchie
anders wel genegen zou zijn geweest om met Rusland het ultimatum door te spreken,
maar dit was, nu dat de Algemene Mobilisatie was afgekondigd, geen optie meer.
Vroeg in de ochtend van die 31ste juli kreeg Von Moltke, de chef van de Duitse generale
staf, van zijn generaal Hell die aan de grens van Oost-Pruisen gelegerd was, de informatie
dat Rusland actief bezig was te mobiliseren aan de Duitse oostgrens. Dus niet alleen meer
aan de Oostenrijks-Hongaarse grens. Daarop stuurde Von Moltke een telegram naar
Wenen, waarin hij zijn collega Conrad opriep om de Oostenrijkse beperkte mobilisatie om
te zetten in een Algemene Mobilisatie en de legers die op weg waren naar Servië,
rechtsomkeert te laten maken en naar Galicië te sturen om de Russische troepen daar op te
vangen. Dit was nodig, omdat Duitsland nu de Algemene Mobilisatie zou uitroepen als
reactie op die van Rusland en dat betekende oorlog met Rusland. Servië, waar alles om te
doen was, moest nu min of meer naar de achtergrond worden verschoven ten gunste van
de militaire posities van Oostenrijk-Hongarije en Duitsland in het oosten. Dit riep met
recht vraagtekens op bij Berchtold die eerder die dag een waarschuwend telegram van zijn
Duitse collega Bethmann Hollweg had ontvangen. Het één waarin voorzichtigheid werd
gemaand, en het andere waarin op mobilisatie werd aangedrongen! Maar dit had alles te
maken met de snelle ontwikkelingen die plaatsvonden na de Algemene Mobilisatie van
Rusland, waardoor eerdere prioriteiten en voorzichtigheid onderuit werden gehaald.
Dezelfde middag werd van Duitse zijde uiteindelijk de “Kiegsgefahrzustand”’
uitgeroepen, aldus reagerend op de Russische mobilisatie aan de Duitse oostgrens. Daarbij
werd, zoals hierboven beschreven, via de Duitse ambassadeur Pourtalès een ultimatum
aan de Russische regering overhandigd om binnen 12 uur de Algemene Mobilisatie in te
trekken, daar anders ook Duitsland zou moeten mobiliseren. Sazonov reageerde daarop
door te stellen dat dit niet meer dan voorzorgsmaatregelen waren en de Algehele
Mobilisatie niet meer herroepen kon worden. De Russische regering gaf verder geen
officiële verklaring of antwoord op dit ultimatum. Tezelfdertijd was ook aan Frankrijk een
ultimatum verzonden om binnen achttien uur aan te geven of het al of niet neutraal zou
blijven in een conflict tussen Duitsland en Rusland. De Duitse ambassadeur die het
ultimatum overhandigde, kreeg als antwoord dat Frankrijk ‘would act in accordance with
her interest’, lxvi en ging vervolgens over tot beperkte mobilisatie. Het antwoord van
Frankrijk was dus duidelijk.
De Britse politieke situatie werd allengs grimmiger. De vorige dag, 30 juli, had Grey in de
loop van de ochtend de Duitse ambassadeur Lichnowsky bij zich geroepen, met het
bericht dat intussen in Berlijn was binnengekomen over een mogelijke neutraliteit van
Engeland, indien het conflict beperkt zou blijven tot Oostenrijk-Hongarije, Servië en
Rusland. Dat was voor Duitsland uiteraard onbespreekbaar, omdat het dan haar enige
bondgenoot in de kou zou moeten laten staan. Dit bericht stond trouwens ook haaks op
eerdere berichten van met name de Engelse koning George. Grey’s stelling van een
interventie in geval van een oorlog waarbij Duitsland zou worden betrokken, was pure
bluf. Grey wist dat hij een sterk verdeeld kabinet achter zich had, waarvan de meerderheid
tegen interventie was. Met deze belangrijke verklaring schiep Grey verwarring in het
diplomatieke verkeer met Duitsland. Later legde Grey uit dat hij zowel het kabinet als de
partij, het Lagerhuis en het land mee moest zien te krijgen. En dat moest gebeuren via
opzettelijk ondoorzichtige achterkamertjespolitiek van Grey, Haldane en Asquith,
waardoor eigenlijk geen van deze politieke lichamen goed op de hoogte was van wat
plaatsvond. Zelfs het parlement, de gekozen bewaker van het nationale belang, had
gedurende deze noodlottige week geen enkele keer gedebatteerd over de Europese crisis,
maar wel had men zesenhalf uur besteed aan een nieuwe wet op melk en zuivelproducten.
Het parlement had geen woord van waarschuwing of leiding laten horen, toen de
ernstigste crisis van de laatste eeuw zich ontwikkelde.lxvii In de discussie met Lichnowsky
op deze ochtend van de 31ste juli, verklaarde Grey, dat als Duitsland met een redelijk
voorstel zou komen om de Europese vrede te bewaren en het voorstel door Rusland en
Frankrijk zou worden verworpen, dat Engeland ‘would have nothing more to do with the
consequences’ of, met andere woorden, dat het VK dan neutraal zou blijven.lxviii Wat Grey
daarbij in gedachte had was, dat ingeval van oorlog tussen Rusland en Duitsland,
Duitsland Frankrijk niet zou aanvallen en Frankrijk binnen haar eigen grenzen zou
blijven.lxix Een bericht van dezelfde strekking werd later op de avond ook via Asquith
door koning George aan zijn neef Wilhelm gezonden. Op weg naar Buckingham Palace
had Asquith al vernomen dat de acties van de Duitse ambassadeur Lichnowsky richting
Berlijn om tot een vreedzame regeling te komen, gefrustreerd waren vanwege de oekaze
van de tsaar de Algemene Mobilisatie af te kondigen. Asquith had niettemin een notitie
opgesteld, die inhield dat Groot-Brittannië neutraal zou blijven in geval Duitsland af zou
zien van een aanval op Frankrijk.lxx Maar zowel de mededeling van Grey aan Lichnowsky
als het telegram van koning George aan neef Wilhelm was een onzinnige actie, want alle
diplomaten en militairen in Europa wisten dat de relatie (en verdragen ) tussen Frankrijk
en Rusland van dien aard waren, dat een oorlog met de één ook een oorlog met de ander
inhield. En zo ook waren alle spelers in het veld op de hoogte van de vrees van Duitsland
voor een tweefrontenoorlog, waarover in de internationale pers ook bij regelmaat werd
geschreven.
Eerder op deze 31ste juli vond er een Britse kabinetsvergadering plaats. De negentien
leden waren ten aanzien van een interventie verdeeld in drie ongelijke groepen. De
grootste groep, de liberale partijlijn volgend, gaf de voorkeur aan neutraliteit van het
Verenigd Koninkrijk en stond onder leiding van de invloedrijke Morely die in de regering
groot aanzien genoot. De groep die voor interventie was, bestond uit twee leden, m.n.
Churchill en Grey. En dan was er nog de groep van twijfelaars waaronder onder meer
Haldane, Lloyd George en ook Asquith. Morely, een fervent tegenstander van enige
interventie aan de zijde van Rusland, kreeg de meerderheid van de leden achter zich. Een
kabinetsbreuk was zichtbaar. Op die dag waren twaalf van de achttien leden van het
kabinet tegen het geven van enige verzekering voor Britse steun aan Frankrijk. Ook de
grote meerderheid van de liberale parlementsleden nam een motie aan, waarin Engeland
neutraal zou blijven ‘whatever happened in Belgium or elsewhere’.lxxi In de discussie met
zijn kabinetscollega’s gaf Grey te verstaan dat de Duitse politiek, die van een ‘European
agressor as bad as Napoleon’ was, en merkte daarbij op dat ingeval van non-interventie
van de kant van Engeland, hij zou aftreden. Dat was voldoende om tot een patstelling te
komen.lxxii Het besluit werd genomen dat ‘British opinion would not now enable us to
support France (...) we could say nothing to commit ourselves’,lxxiii aldus Grey in zijn later
memoires.
Tot slot beschreef Asquith deze dag als ‘a most disappointing day’. Niet vanwege de
Russische mobilisatie, maar omdat hij zijn weekendtrip naar Chester en Anglesey moest
uit stellen, waar hij zijn mistress Venetia Stanley zou ontmoeten.
 Het was zaterdag 1 augustus. In de ochtend was er weer een kabinetszitting in Londen.
Even tevoren waren Asquith, Grey en Haldane bijeengekomen om de crisis te bespreken
en men kwam tot de conclusie dat Frankrijk veel te dicht tegen Rusland aanzat en dat de
Russen door een Algemene Mobilisatie af te kondigen, een continentale oorlog aan het
veroorzaken waren. Het resultaat van deze discussie was dat Grey in een telefoongesprek
met Lichnowsky de vraag stelde: indien Frankrijk neutraal zou zijn in een conflict tussen
Duitsland en Rusland, of Duitsland dan Frankrijk niet zou aanvallen. Lichnowsky
bevestigde onmiddellijk dat Duitsland dan geen reden zou hebben Frankrijk aan te vallen.
Grey zou dit antwoord in het komend kabinetsoverleg meenemen. Toen dit bericht van
Lichnowsky in Berlijn doorkwam, waarin deze meedeelde dat een formeel aanbod uit
Londen te verwachten was betrekking hebbende op de neutraliteitspositie van het
Verenigd Koninkrijk, gaf keizer Wilhelm opdracht alle troepenbewegingen stop te zetten.
Als gevolg daarvan volgden emotionele taferelen tussen de Duitse legerleider Von Moltke
en kanselier Bethmann Hollweg; de één die een logistieke ramp zag voltrekken om de
legers tot stilstand te bevelen, en de ander die geen verantwoordelijkheid kon nemen als
niet voldoende rekening gehouden zou worden met de te verwachten Britse nota. De
keizer zond daarop een bevestigend telegram aan zijn Britse neef koning George, met de
mededeling dat als Engeland de Franse neutraliteit zou garanderen, Duitsland van iedere
actie af zou zien.lxxiv Om 5 uur in die middag kwam dan het bericht van Grey, waarin het
Verenigd Koninkrijk een Engelse neutraliteit in het vooruitzicht stelde in geval van een
conflict tussen alleen Duitsland en Rusland (zonder Frankrijk). Vrij snel daarop kwam een
bericht van Lichnowsky, waarin hij meldde dat Grey de voorwaarden daartoe nog bekend
zou maken. Dat bracht algehele euforie bij de keizer en kanselier, wat met champagne
werd gevierd. Het grote gevaar tegen drie landen te moeten vechten, zo dacht men, was
geweken. De ontnuchtering kwam tegen 11 uur ‘s avonds, toen Lichnowsky liet weten dat
Grey het aanbod van neutraliteit herriep, dat hij hem eerder had gemaakt.lxxv Kort tevoren
was Grey ontboden op Buckinham Palace bij koning George die hem, naar aanleiding van
het telegram van keizer Wilhelm, vroeg hem uit te leggen waarom keizer Wilhelm dacht
dat Engeland en Frankrijk neutraal zouden blijven in een conflict tussen Duitsland en
Rusland. Grey ontkende eenvoudigweg dat hij zoiets ooit met Lichnowsky had besproken,
wat niet waar was. Toen dit bericht in Berlijn bekend werd, gelaste de hevig teleurgestelde
keizer generaal Von Moltke de Algemene Mobilisatie die hij eerder tegengehouden had,
nu tot volledige uitvoering te brengen.
Tijdens dat kabinetsoverleg in Londen werd vooral gesproken over de relatie met
Frankrijk. Het merendeel van het kabinet vond dat een interventie uitsluitend vanwege
Frankrijk, niet uitgevoerd zou moeten worden. Alleen Churchill, Grey en Asquith vonden
dat om die reden wel geïntervenieerd zou moeten worden. Volgens latere ontboezemingen
van Asquith, was Churchill het meest oorlogszuchtig en had zowat de helft van de
vergadertijd het woord.lxxvi Een geheel andere zaak was een mogelijke schending van de
neutraliteit van België. Dat kon de positie van het kabinet snel doen veranderen. John
Morely, de belangrijke invloedrijk politicus, was van mening dat onder geen
omstandigheden Engeland zou moeten interveniëren. Grey zou dan aftreden. Naar alle
waarschijnlijkheid zouden dan ook de ministers Asquith, Crewe en Churchill de minister
van Buitenlandse Zaken daarin gevolgd hebben. Grey wilde kennelijk onder welke
omstandigheid dan ook dat Engeland zou interveniëren ten gunste van Frankrijk en
Rusland. Dit bleek vooral toen hij later op de dag Lichnowsky weer zag, die hem vroeg of
Engeland neutraal zou blijven, indien de Belgische neutraliteit niet geschonden zou
worden. Grey antwoordde daarop, dat het niet mogelijk voor hem was ‘to make such a
declaration’. Maar wat hij er niet bij vertelde was dat een groot deel van het kabinet het
met deze propositie eens zou zijn.lxxvii
Op dezelfde avond had Grey nog een gesprek met de Japanse en Franse ambassadeurs. Hij
vertelde de Japanse ambassadeur dat indien Engeland zou interveniëren, dit aan de zijde
zou zijn van Frankrijk en Rusland. Dat was goed nieuws voor de ambassadeur, omdat
Japan oog had op de koloniën die Duitsland in Azië (China) in bezit had. In de daarop
volgende conversatie met de Franse ambassadeur Cambon, vertelde hij hem onder meer
dat:
‘France must take her own decision at this moment without reckoning on an assistance
that we are not now in a position to promise (...) We could not propose to Parliament at
this moment to send an expeditionary military force to the Continent (...) unless our
interests and obligations were deeply and desperately involved’.lxxviii
Met andere woorden, op dit moment - een kleine twee dagen voor het uitbreken van de
oorlog - was Grey kennelijk van mening dat het conflict tussen Rusland enerzijds, en
Duitsland met Oostenrijk-Hongarije anderzijds, ‘concerned a matter of “no interest” to
Great Britain’. lxxix En volgens Ferguson was Grey ook niet bereid de Belgisch
ambassadeur de neutraliteit van België te garanderen, terwijl die neutraliteit twee dagen
later als een internationale wettelijke verplichting door dezelfde Grey werd opgevoerd.lxxx
Aangezien op het ultimatum van Duitsland aan Rusland om binnen 12 uur te
demobiliseren en de legers zich van de Duitse grens te laten terugtrekken, geen antwoord
was gekomen, verklaarde Duitsland daaropvolgend de oorlog aan Rusland. De
oorlogsverklaring werd door ambassadeur Pourtalès aan Sazonov overhandigd nadat
Pourtalès tot drie keer toe had gevraagd de Algemene Mobilisatie in te trekken, wat tot
drie keer toe geweigerd werd. Ook toen de ambassadeur onverbloemd meldde dat dit
oorlog betekende.
Dit alles leidde ertoe dat om 15.30 uur Frankrijk aankondigde om tot Algemene
Mobilisatie over te gaan. Dat gebeurde op instigatie van generaal Joffre die meldde dat
Duitsland in het geheim al gemobiliseerd had, wat onjuist was. Duitsland mobiliseerde
om 17.00 uur. Tevoren had de Duitse ambassadeur Schoen nogmaals aan Viviani
gevraagd wat de positie was van Frankrijk, ten aanzien van een oorlog tussen Duitsland en
Rusland, waarop hij een ontwijkend antwoord kreeg. Naar aanleiding van dit gesprek
stuurde Viviani telegrammen naar zijn ambassadeurs met de mededeling dat Rusland een
bemiddelingsvoorstel van de Britse regering had geaccepteerd, wat geheel onwaar was.
Daarin vermeldde hij ook dat Oostenrijk-Hongarije bereid was om tot onderhandelingen
over te gaan, wat op zijn best half waar was. Hij vermeldde niet dat Parijs een zwijgende
toestemming had gegeven voor de Russische Algemene Mobilisatie.lxxxi Het was duidelijk
dat zowel president Poincaré als premier Viviani, alsook ambassadeur Paléologue in St
Petersburg, op een uiterst discutabele en manipulatieve wijze bezig waren een oorlog
impliciet aan te moedigen tussen Rusland en Duitsland. Frankrijk zou daarbij dan ook
betrokken raken, wat de manier was om de revanchegedachte vorm te geven, ElzasLotharingen weer binnen de landsgrenzen te krijgen en weer de grootse mogendheid op
het continent te worden. Vooral Poincaré was ervan overtuigd dat dit soort politiek
gemanoeuvreer vruchten zou dragen, omdat hij er zeker van was dat uiteindelijk Engeland
de zijde van Frankrijk en Rusland zou kiezen. Zo ook in dit geval een illustratief
voorbeeld om aan te tonen dat politiek weinig met ethiek uitstaande heeft, ook al
verkondigt men dat uit ethische motieven gehandeld wordt.
Duitsland riep dus anderhalf uur later, om 17.00 uur, de Algemene Mobilisatie tegen
Frankrijk uit. Italië en Bulgarije verklaarden in dit conflict neutraal te blijven. Op het
bericht van de Duitse mobilisatie reageerde Churchill geheel in zijn eigen stijl. Die avond
laat, zonder medeweten van het kabinet en met een halfslachtig akkoord van Asquith,
mobiliseerde hij de marine. Dat was de directe aanleiding voor de ministers Morely en
Simon om de volgende ochtend te dreigen hun ontslag aan te bieden.
 Op zondag 2 augustus, iets na 4 uur in de ochtend, werd de Duitse generale staf op de
hoogte gebracht dat Russische troepen de Duitse grens waren overgestoken in een poging
een spoorwegstation te vernietigen. Een half uur later verklaarde de legerleiding dat
Duitsland nu effectief in oorlog was met Rusland. De Duitse ambassadeur in Wenen werd
nogmaals verzocht er bij de politieke leiders van de Dubbelmonarchie op aan te dringen
nu alle militaire middelen in te zetten tegen de Russen en Servië voorlopig met rust te
laten. De prioriteiten waren verschoven. De lokale oorlog (Oostenrijk-Hongarije tegen
Servië) werd nu een continentale oorlog (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, enerzijds,
tegen Rusland en Frankrijk, anderzijds).
Om 11.00 uur op die dag riep Asquith zijn kabinet op ‘Downingstreet’ bijeen. Het kabinet
was nog zeer verdeeld in de bereidheid een oorlog te beginnen. Asquith zelf was het in
grote lijnen eens met Grey. Churchill en Grey behoorden tot de uitgesproken pro-oorlog
groep. Vooral Churchill was erg strijdlustig. Tot die groep behoorden nu ook Haldane
(Oorlog), Herbert Samual (Post & Telegrafie) en Reginald McKenna (Binnenlandse
Zaken). Uitgesproken tegen de oorlog met Duitsland, waren Lord Morley (die een soort
vicepremier-achtige functie in het kabinet vervulde) en John Burns (Handel), samen met
zo’n vijf tot zes andere leden van het kabinet (Little Englanderslxxxii). Een middenpositie
werd ingenomen door Lloyd George (Financiën) en Lord Crewe (Koloniën). De andere
leden van het kabinet hadden nog niet een vaste positie ingenomen. In de vergadering
leidde Morely de oppositie tegen Grey. Hij voerde aan dat bij een overwinning van de
Entente, ook de eer zou gaan naar het achterlijke en autocratische Rusland, en de vraag
was of beseft werd wat dit kon betekenen voor de westerse beschaving. Voorts hield hij
zijn collega’s voor dat het kabinet niet op de hoogte was gehouden van de militaire
besprekingen die de Fransen en Russen hadden gevoerd. Hoe kon men dan zeggen dat
Engeland volgens eer of wet gedwongen was tot ingrijpen in een oorlog op het vasteland
van Europa? Na de discussie kreeg Grey toch toestemming de Franse ambassadeur
Cambon te melden dat de Britse vloot alles zou doen om Frankrijk te helpen, indien de
Duitse vloot vijandige acties in het Kanaal zou beginnen. De conclusies die Asquith van
deze vergadering trok waren:
1. ‘We have no obligations of any kind either to France or Russia to give them military
or naval help.
2. The dispatch of the Expeditionary Force to help France at this moment is out of the
question & wd. serve no object.
3. We mustn’t forget the ties created by our longstanding & intimate friendship with
France.
4. It is against British interests that France shd. be wiped out as a great power.
5. We cannot allow Germany to use the Channel as a hostile base.
6. We have obligations to Belgium to prevent her being utilised & absorbed by
Germany’.lxxxiii
Later op deze zondag, rond 18.30 uur, kwam het kabinet voor de tweede maal bijeen.
Grey rapporteerde dat hij Cambon de verzekering had gegeven van Engelse vlootsteun in
het Kanaal. Na afloop van de vergadering dienden John Burns en Lord Morley hun
ontslag in; ook Simon en Beauchamp hielden het voor gezien. De twijfelaars hadden hun
deelgenoot Lloyd George gevraagd de leiding te nemen in het kabinetsberaad, maar hij
weigerde dit. De reden waarom het kabinet toen niet viel, was volgens het dagboek van
Asquith, dat Lloyd George, Samuel en Peace een beroep hadden gedaan op degenen die
het kabinet wilden verlaten ‘not to go or at least to delay it’, waarop zij inderdaad
besloten ‘to say nothing today and sit in their accustomed places in the House’.lxxxiv Het
signaal van een kabinetscrisis aan het Lagerhuis werd daarmee geheel versluierd.
Na deze vergadering was er een diner van de Newspaper Proprietors Association,
waaraan o.a. deelnamen Lloyd George, minister Simon, Illingworth, de fractievoorzitter
van de Liberalen, en ook Ramsey MacDonald, de leider van de Labour Party. Interessant
is de tamelijk cynische opvatting die MacDonald van deze vergadering noteerde,
namelijk:
‘Discussed war. (…) George harped on exposed French coasts and Belgium but I
gathered that excuses were being searched for’.lxxxv
Zo waren er ook vele Liberale parlementariërs die niet konden geloven dat hun liberale
regering, hun liberale kabinet, zou besluiten in een continentale oorlog te interveniëren.
Eén van hen, Richard Halt, schreef die dag in zijn dagboek:
‘What England seems to do is uncertain tho’ it is almost impossible to believe that a
Liberal Government can be guilty of the crime of dragging us into this conflict in which
we are in no way interested’.lxxxvi
Die avond werden Grey, Haldane en Asquith op de hoogte gebracht dat België een
ultimatum was gegeven om akkoord te gaan met een “welwillende neutraliteit” en met het
verzoek de Duitse troepen doorgang te verlenen tot aan de noord-Franse grens. Het
ultimatum moest binnen 12 uur beantwoord worden. Het Von Schlieffenplan werd dus in
werking gesteld. Hierop stemde Asquith in met de Algemene Mobilisatie van het Britse
leger.lxxxvii Intussen had Duitsland een samenwerkingsverbond gesloten met Turkije, een
land waar Duitsland al jaren militaire trainingen verzorgde, en was het inmiddels
Luxemburg binnengevallen.
 Op maandagochtend 3 augustus vond een volgende ministerraad plaats, waarbij Asquith
opende met de mededeling dat hij van vier ministers een ontslagaanvrage had ontvangen.
Naast Morley en Burns, nu ook van Simon en Beauchamps. Asquith overlegde met de
kabinetsleden wat nu te doen stond. Ontslag van het kabinet zou, gezien de impopulariteit
van het liberale kabinet, de Conservatieven aan de macht brengen. De dag ervoor had de
leider van de Conservatieven de regering laten weten dat ‘any hesitation in now
supporting France and Russia would be fatal to the honour and future security of the
United Kingdom’. Dit werd beoordeeld als een versluierde bedreiging, dat de
Conservatieven de leiding van het land over wilden nemen van de Liberalen in geval zij
niet tot zulke maatregelen konden besluiten. lxxxviii Asquith hield het kabinet voor, dat
onder andere omstandigheden een zo verdeeld kabinet haar ontslag in zou moeten dienen,
maar dan zouden ongetwijfeld de Conservatieven de volgende regering vormen en dit was
volgens een aantal ministers die al ontslag hadden genomen, reden om daarop terug te
komen. De nogal hypocriete redenering die zij daarbij aanvoerden, was dat de
Conservatieven de echte oorlogszuchtige partij in het land waren en men niet toe kon
staan dat zij aan de macht zouden komen, kennelijk om de oorlogssituatie niet nog verder
uit de hand te laten lopen. Daarbij werd voor het gemak voorbijgegaan aan het feit dat het
moeilijk nog verder uit de hand zou kunnen lopen dan het al gedaan had onder dit liberale
kabinet. Hoe dan ook, met deze hypocrisie redden zij het kabinet en was ook de geheime
actie van Churchill om een coalitie met de Conservatieven te smeden, niet meer nodig.
Het ministerieel beraad werd afgebroken, waarna ‘s middags rond 16.00 uur minister Grey
het parlement inlichtte over de stand van zaken. Hij verklaarde dat Engeland aan Frankrijk
vlootsteun zou geven, indien de Franse kust door de Duitse vloot gebombardeerd zou
worden. Hij gaf daarbij aan dat daartoe was besloten op basis van een eerdere
overeenkomst, dat Engeland en Frankrijk hadden gesloten om de Franse vloot in de
Middellandse Zee te stationeren en dus Frankrijk geen afweermaatregelen had getroffen
om haar kustlijn te beschermen. In feite verdween daarmee Engelands neutraliteit in het
opkomende conflict. Dat kon alleen nog ongedaan worden gemaakt als er een
kabinetscrisis zou uitbreken. En dat kon zomaar gebeuren, want de twee partijen hielden
elkaar met 272 zetels precies in evenwicht; dan waren er nog 42 zetels van de socialisten
die eigenlijk tegen de oorlog waren, en nog eens 84 van de Ierse nationalisten die naar alle
waarschijnlijkheid ook tegen zouden stemmen. Daarna begon Grey over het ultimatum dat
door Duitsland aan België de dag tevoren was overhandigd. België was een neutraal land
en moest dat ook blijven. De parlementsvergadering werd om 16.30 uur geschorst tot de
volgende bijeenkomst om 19.00 uur. Daar verklaarde Grey dat België intussen het
ultimatum van Duitsland had verworpen.
Onder gegrom en afkeurende opmerkingen van de afgevaardigden hield E.D. Morel van
de Union of Democratic Control – een afscheiding van de Liberale partij - een pleidooi
om geen oorlog aan te gaan als de Duitsers slechts voor een klein deel door België zouden
trekken. In feite, zo ging hij verder, zou men gaan vechten om het Russische despotisme
te handhaven en de Duitse ambities te beknotten. En ook de internationale socialist Keir
Hardie verzette zich tegen een oorlog, omdat zoiets vooral de mensen uit de lagere klassen
zou treffen.lxxxix Daarmee stond hij op één lijn met socialisten uit Frankrijk en Duitsland,
die geen arbeidersbloed wilden laten vloeien voor de kapitalistische klasse, maar die dan
toch allemaal op het laatste moment, uit puur nationalistische overwegingen en onder druk
van de media, met de oorlog akkoord gingen en hun stem gaven aan de oorlogsbudgetten.
Maar ook uit eigen gelederen kwam flinke kritiek op Grey’s speech. Van de 15 Liberale
parlementariërs waren er slechts 4 die steun gaven aan Grey, waarvan er dan nog 2
tamelijk halfslachtig. Op dat punt werd het debat door de Conservatieve Partij
onderbroken met de roep om de debatten te staken! xc De discussie mocht eens “de
verkeerde kant” op gaan!
Intussen was bij het volk de oorlogskoorts sterk opgelopen. Niet alleen in de straten van
Berlijn waar men zich verzamelde bij het keizerlijk paleis. Ook in Parijs zag men
geestdriftige groepen jongeren de straten opgegaan in jubelstemming, liederen zingend
over de aanstaande bevrijding van de provincies Elzas en Lotharingen. En zo ook in
Londen waar politiebescherming nodig was om door de menigte met vlaggen zwaaiende
enthousiastelingen, ruimte te maken voor de auto van Asquith, die hem terug moest
brengen naar zijn ambtswoning in Downing Street.xci Voor de premier was de komende
wereldoorlog een verlichting van een binnenlandse crisis die gaande was met betrekking
tot het Ierse probleem. Nu kon de door de Conservatieve Partij zo gehate Home Rule voor
onbepaalde tijd uitgesteld worden en misschien wel teniet gedaan worden. Hij schreef
daarover: ‘The one great spot in this hateful war was the settlement of Irish civil strife (…)
God moves in a mysterious way his wonders to perform’.xcii
 Toen op dinsdag 4 augustus kwamen de Britse volksvertegenwoordigers weer bijeen,
waar Asquith een verklaring afgaf. Hij zei dat Engeland Duitsland een ultimatum had
gestuurd, waarin de garantie werd geëist dat de Belgische neutraliteit geëerbiedigd zou
worden; het ultimatum zou te middernacht aflopen. Dat ultimatum werd om 19.00 uur
door de Britse ambassadeur Goschen aan Bethmann Hollweg overhandigd. En dat
allemaal vanwege ‘een vodje papier’, zoals de kanselier volgens Goschen te kennen gaf.
De kanselier verklaarde later over het onderhoud met Goschen, dat ‘mijn bloed kookte bij
dit hypocriete geneuzel over België, which was not the thing that had driven England into
war,xciii zoals hij terecht opmerkte. Die opmerking over het ‘vodje papier’ ging natuurlijk
de wereld over en is sindsdien met enige gretigheid in de geschiedenisboeken
overgenomen, aangevende hoe Duitsland dacht over gesloten verdragen en traktaten.
Daarbij ging men voor het gemak voorbij aan allerlei andere overeenkomsten die in het
internationale verkeer eveneens als ‘vodjes papier’ werden behandeld. De parlementariër
E. D. Morel schreef daarover, dat ook Leopold II het Congoverdrag eenzijdig verbrak, dat
ook Frankrijk en Engeland inzake Marokko internationale verdragen en afspraken
eenzijdig verbraken, dat Oostenrijk tegen de bestaande verdragen in Bosnië inlijfde, dat
Italië met Tripoli hetzelfde deed en ‘na Tripoli kwam Perzië en dan eindelijk België. Een
mandvol vodjes papier’. xciv Overigens heeft later onderzoek aangetoond dat de
kwalificatie “vodje papier” door het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf is
verzonnen. De kwalificatie werd op 18 augustus voor het eerst in een document
opgetekend en vervolgens geantidateerd naar 6 augustus. Het werd verzonnen om het als
propagandamiddel tegen Duitsland te gebruiken.xcv En dit is inderdaad gelukt.
Na het gesprek met Bethmann Hollweg moest de Britse ambassadeur Goschen,
geëmotioneerd als hij was, zijn tranen drogen voordat hem het paspoort door de
medewerkers van de kanselier kon worden gegeven. De keizer liet hem weten dat het hem
bijzonder speet over wat er allemaal gebeurd was tussen de twee geallieerden van
Waterloo waar Napoleon in 1815 was verslagen door de Brit Wellington en de Pruisische
legerleider Blücher. Hij maakte ook bekend zijn eretitels van Brits Veldmaarschalk en
Admiraal per direct neer te leggen.xcvi
Na middernacht, toen duidelijk was dat Engeland in oorlog was met Duitsland, nam
Ramsey MacDonald ontslag als voorzitter van de Labour-partij met de woorden: ‘iemand
die altijd tegen de Engelse deelneming aan de oorlog is geweest kan nu niet een partij
leiden, die de oorlog gaat steunen’.xcvii Een dergelijke opvatting van Lloyd George die
aanvankelijk ook tegen de oorlog was, zou naar grote waarschijnlijkheid de Engelse
deelname aan de oorlog hebben voorkomen. Een nog overzienbaar continentaal conflict
van enkele maanden werd door de Britse deelname een meer dan 4 jaar durende
wereedloorlog met miljoenen aan slachtoffers.
Tenslotte
Toen dan de ‘Grote Oorlog, een aanvang nam, werden de diplomaten door de
beroepsmilitairen vervangen. Vele stralende gezichten. Op het Duitse Ministerie van Oorlog
in Berlijn feliciteerde men elkaar, nu het dan eenmaal zo ver was gekomen. Vanuit Parijs
kwam het bericht van de Russische militaire attaché over de onverhulde vreugde van zijn
Franse collega’s om van deze zo kansrijke gunstige, strategische omstandigheden te
profiteren. En ook het hoofd van de Britse marine, Winston Churchill, liet zich niet onbetuigd,
want zoals hij aan zijn vrouw op 28 juli schreef: ‘Alles neigt naar catastrofe & ineenstorting.
Ik ben benieuwd, opgewonden en blij’.xcviii
i
Clark (2013), p. 490-492
Ponting, p. 73
iii
Ibid., p. 87
iv
Clark (2013), p. 570
v
Ponting, p. 84, 85
vi
Ibid., p. 89
vii
Ibid., p. 85, 86
viii
Ibid., p. 89
ix
Fay, S. B., The Origins of the World War, volume 2, p. 365-366; ook: Ferguson (1999), p.154
x
Ponting, p. 102
xi
Thomson, G. M., p.54
xii
Ponting, p. 103
xiii
Ibid., p. 104-108
xiv
Ferguson (2007), p. 178
xv
Ibid., p. 115
xvi
Ibid., p. 116
xvii
Ibid., p. 117; zie ook Ferguson (1999), p. 59; Zie voor een volledig verslag van de nota van Lichnowsky,
Kraus, p.172-175. Daaruit blijkt dat Grey de door hem gevreesde oorlog ziet tussen vier landen en daarbij niet
het VK rekent, wat impliciet de neutraliteit van Engeland aangeeft.
xviii
Clark (2013), p. 509
xix
Ibid., p. 537
xx
Ibid., p. 127
xxi
Ferguson (1999), p. 155
xxii
Ponting, p. 130
xxiii
Clark (2013), p. 552
xxiv
Ponting, p. 137
xxv
Ferguson (1999), p. 380
xxvi
Thomson, G.M., p. 56-57
xxvii
Ibid., p. 67; Zie ook: Ferguson (1999). ‘The King took a similar ambiguous line [as Grey did] with the
German Crown Prince when they met on 26 July: I don’t know what we shall do, we have no quarrel with
anyone and I hope we shall remain neutral. But if Germany declared war on Russia and France joins Russia,
then I am afraid we shall be dragged into it. But you can be sure that I and my government will do all we can to
prevent a European war’, p. 155
xxviii
Clark (2013), p. 622
xxix
Ponting, p. 147
xxx
Ibid., p. 148
xxxi
Clark (2013), p. 519-520
xxxii
Ponting, p. 153, 154
xxxiii
Ferguson (1999), p. 155
xxxiv
Ibid. p. 156
xxxv
Ponting, p. 157
xxxvi
Ibid., p. 158
xxxvii
Ibid., p. 158
xxxviii
Ibid., p. 166
xxxix
Kautsky, p. 149/150; Zie brief van de keizer, d.d. 28.07.1914 aan zijn kanselier, waarin hij voorstelt
Oostenrijk te melden, dat Servië heeft ingebonden en geen oorlog meer noodzakelijk is; wel de bezetting van
Belgrado, teneinde de te nemen maatregelen door Servië af te dwingen. Hieruit blijkt dat de keizer verre van uit
was op een oorlog.
xl
Ponting, p.181
xli
Keizer Wilhelm schijnt in dit verband van hem gezegd te hebben: ‘De tsaar pleegt geen verraad, maar hij is
zwak. Zwakheid is nog geen verraad, maar het heeft dezelfde uitwerking’.
xlii
Thomson, G.M., p. 87
xliii
Ponting, p. 184
xliv
Ibid., p. 184, 185
xlv
Thomson, G.M., p. 89
xlvi
Ponting, p. 190-211
xlvii
Ibid., p. 194
xlviii
Thomson, G.M., p. 94
ii
xlix
Ibid. p. 100; Zie de tekst van het gehele telegram in Kraus, p. 188-190
Ponting, p. 198
li
Clark (2013), p. 573
lii
Ponting, p. 200
liii
Ibid., p. 214-216
liv
Clark (2013), p. 559
lv
Ferguson (1999), p. 157
lvi
Thomson, G.M., p. 101
lvii
Clark, p. 279-280; zie ook Kraus, p. 177. In de correspondentie van Duitsland en Frankrijk blijkt telkens weer
dat de politieke leiders van die landen ervan overtuigd waren dat, indien Engeland vroegtijdig een definitieve
uitspraak zou hebben gedaan partij te kiezen voor Frankrijk en Rusland, een oorlog zou zijn voorkomen.
lviii
Kautsky, p. 193
lix
Thomson, G. M., p. 105
lx
Clark (2013), p. 571
lxi
Ponting, p. 229
lxii
Thomson, G.M., p. 105
lxiii
Ibid. p. 105-106
lxiv
Ferguson (2010), p. 155
lxv
Ponting, p. 232
lxvi
Tuchman (1988), p. 97
lxvii
Thomson, G.M., p. 119
lxviii
Ferguson (1999), p. 159
lxix
Ibid. p. 159
lxx
Clark, p. 280
lxxi
Tuchman (1988), p. 113
lxxii
Tuchman (1988), p. 116
lxxiii
Ferguson (1999), p. 160
lxxiv
Tuchman (1988), p 101; Zij haalt de Duitse keizer aan, die schreef: ‘If France offers me neutrality which
must be guaranteed by the British fleet and army, I shall of course refrain from attacking France and employ my
troops elsewhere. I hope France will not become nervous. (…) The troops on my frontier are in the act of being
stopped by telephone and telegraph from crossing France’s borders’.
lxxv
Thomson, G.M., p. 132
lxxvi
Ponting, p. 254-255
lxxvii
Ibid., p. 260
lxxviii
Ferguson (1999) p. 159
lxxix
Tuchman (1988), p. 111
lxxx
Ferguson (1999), p. 159
lxxxi
Ponting, p. 251-253
lxxxii
Little Englanders waren volgers van de vroegere premier Gladstone, die een diepe afkeer hadden van zich te
mengen in buitenlandse verwikkelingen en zich vooral bezig wilden houden met hervormingen, vrijhandel en
Home Rule (Ierland). Volgens Tuchman (1988), p.112, ‘They tended to regard France as the decadent and
frivolous grasshopper, and would have liked to regard Germany as the industrious, respectable ant, had not the
posturings and roarings of the Kaiser and the Pan-German militarists somehow discouraged this view. They
would never have supported a war on behalf of France, although the injection of Belgium, a “little” country
with a just call on British protection, might alter the issue’.
lxxxiii
Ponting, p. 275-276
lxxxiv
Ferguson (1999), p.161
lxxxv
Ponting, p. 281
lxxxvi
Ibid., p. 281
lxxxvii
Thomson, G.M., p 133-142
lxxxviii
Ferguson (1999), p. 165
lxxxix
Thomson, G.M., p. 150
xc
Ponting, p. 297-298
xci
Thomson, G.M., p. 144-151
xcii
Ponting, p. 298
xciii
Tuchman (1988), p. 153
xciv
Morel, p. 105
xcv
Ponting, p. 310
xcvi
Ibid., p. 315
l
xcvii
xcviii
Thomson, G.M., p. 160
Clark (2013), p. 636
Download