onderzoeksverslag extern project projectgroep

advertisement
INLEIDING
In het vierde jaar Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) is het de bedoeling dat studenten
een opdracht van een instelling vanuit het werkveld uitvoeren/ onderzoeken.
Onze externe projectopdracht is afkomstig van astmacentrum Heideheuvel. Ons onderzoek is
gericht op de klinische behandelgroep binnen deze instelling voor kinderen van 3 tot en met18
ONDERZOEKSVERSLAG
jaar met Obesitas. Binnen
de opdracht ontwerpen wij voor deze instelling een oudercursus 2.
EXTERN PROJECT
Het product dat hier voor u ligt is het projectcontract. Dit is het eerste beslisdocument van dit
project. Hierin wordt de opzet van het project beschreven, de gemaakte afspraken en is de
projectplanning weergegeven. Dit projectcontact zal door de instelling en projectleden worden
ondertekend.
Dit contract is als volgt opgebouwd;
In het eerste hoofdstuk gaan wij in op het probleem. De vraag of het probleem van de
opdrachtgever en de formulering van de projectopdracht zullen hierbij aan de orde komen.
In het tweede hoofdstuk zullen wij een voorlopige omschrijving van het eindproduct geven.
Vervolgens zal het plan van aanpak, waarin de verschillende fase van het project, de activiteiten
en beoogde resultaten per fase worden beschreven in hoofdstuk 3.
Verder komt in hoofdstuk 4 de uitwerking van het plan van aanpak voor de komende fase
(analyse- en onderzoeksfase) aan de orde, dit heeft het karakter van een onderzoeksplan.
In hoofdstuk 5 beschrijven wij de afspraken over de projectbeheersing (tijd, organisatie, kwaliteit,
informatie, geld, faciliteiten en de samenwerking tussen studenten, docenten en instelling).
De namen, adressen, telefoonnummers, e-mail adressen etc. van de contactpersoon, docent en
groepsleden vormen hoofdstuk 6.
De ondertekening van het contact zal te vinden zijn onder hoofdstuk 7.
Tenslotte is als bijlage het leerdoelen document toegevoegd.
Wij hopen met dit contract een duidelijk beeld te hebben gegeven van de opzet, planning en
afspraken binnen deze externe opdracht.
PROJECTGROEP SPH4/06
ONDERZOEKSVERSLAG
Extern project
‘Heideheuvel’
Auteurs en studenten nr.
:
Opleiding
Contactpersoon opleiding
Instelling
Contactpersoon instelling
Plaats van uitgave
Jaar van uitgave
Uitgevende organisatie
Groepsnummer
Kwartaal
Studiejaar
Datum van voltooiing
Studieonderdeel
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
2
T. Bijloo
(143898)
N. Bos
(155106)
M. Falkmann (152002)
J. Jansen
(155223)
R. Lastdrager(145735)
Hogeschool van Amsterdam, SPH
L. van Noord
Astmacentrum Heideheuvel
B. van de Velde
Amsterdam
2003
Projectgroep SPH4/6
S4/06
3
2002/2003
27-02-2003
Extern project
VOORWOORD
‘Met het invoeren van het onderwijsconcept ‘leren leren’ hebben de sociaal – agogische
opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam de mogelijkheden voor samenwerking met de
beroepspraktijk vergroot’.1 Vanuit het ‘leren leren’ principe is het externe project ontstaan. Het
externe project, is een project dat wordt uitgevoerd in een zorginstelling. Een opdrachtgever
formuleert voor de Hogeschool van Amsterdam (HvA) een vraag uit de beroepspraktijk en 4e
jaars studenten buigen zich over deze opdracht en werken deze uit. Wij zijn vijf Sociaal
Pedagogische Hulpverlening (SPH) studenten van de HvA en werken aan een opdracht van
Astmacentrum Heideheuvel.
In de onderzoeksfase, waarin wij ons de afgelopen drie maanden hebben bevonden, hebben wij
aspecten onderzocht die relevant zijn voor dit project. De resultaten hiervan zijn door ons
vastgelegd, onderbouwd en verantwoord in het onderzoeksverslag dat u nu voor u heeft.
De eerste fase van dit externe project bestond vooral uit het oriënteren op het probleem, de
opdracht, de instelling en de theoretische informatie. Dit om een zo helder mogelijk beeld te
ontwikkelen en een theoretisch/ methodisch fundament te creëren op welke basis we onze
opdrachtgever kunnen adviseren. Deze fase was een drukke fase waarin het soms lastig was om
bij elkaar te komen, afspraken in combinatie met schooltaken te realiseren en relevante
bijeenkomsten van Heideheuvel bij te wonen. Echter is deze fase wel een vruchtbare en leerzame
periode geweest waarin we veel informatie hebben vergaard en we als groep steeds beter zijn
gaan samenwerken. Helaas is momenteel het contact met onze opdrachtgever wegens allerlei
organisatorische omstandigheden niet wat wij optimaal achten, maar ook hier vinden wij als
groep zeker onze weg in.
Bij dezen willen wij nog een aantal mensen bedanken die ons tijdens deze fase allen op hun eigen
wijze hebben bijgestaan. Allereerst Mw. L. van Noord, onze projectbegeleidster vanuit de
Hogeschool van Amsterdam. Zij heeft ons gestuurd bij het schrijven van dit verslag. Tevens
willen wij een aantal medewerkers van Heideheuvel bedanken, dit zijn mensen die de tijd hebben
genomen om ons van informatie te voorzien, op welke wijze dan ook, Dhr. J. Meijs, Mw. B. van
de Velde, Mw. M. Bosch, Mw. E.Kochheim. Misschien wel de twee meest belangrijke groepen
die wij willen bedanken, zijn de ouders die ons de enquête hebben teruggestuurd en de kinderen
die ons hun medewerking hebben verleend aan ons interview. Zonder hen was ons onderzoek
zeker niet compleet geweest.
Tessa Bijloo, Nathalie Bos, Mireille Falkmann, Jessica Jansen en Roos Lastdrager.
1
Bron: Hogeschool van Amsterdam, De externe opdracht, projecthandleiding 2002 / 2003.
3
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING
7
HOOFDSTUK 1
HEIDEHEUVEL
1.1 Wat is Heideheuvel?
1.2 Doelstelling
1.3 Visie en methodiek
1.4 Behandeling
1.4.1 De taxatiefase
1.4.2 Verdere behandelfase
1.4.3 Afronding
1.4.4 Nazorg
10
10
10
10
10
10
11
12
12
13
HOOFDSTUK 2
ONDERZOEKSMETHODEN
2.1 Typen onderzoek
2.2 Onderzoeksmethoden
2.2.1 Bestudering literatuur
2.2.2 Bestudering documentatie Heideheuvel
2.2.3 Interview/ gesprekken
2.2.3.1 Opzet gesprek ouderbegeleider
2.2.3.2 Opzet gesprek psycholoog
2.2.3.3 Opzet gesprek opgenomen kinderen
2.2.4 Enquêtes
2.2.5 Participerende observatie
2.3 Verwerking gegevens
14
14
14
14
15
15
16
16
17
18
18
19
HOOFDSTUK 3
OBESITAS
3.1 Inleiding
3.2 Wat is Obesitas?
3.3 Oorzaken van Obesitas
3.4 Gevolgen van Obesitas
3.5 Erfelijkheid
3.6 Behandeling
3.6.1 Voedingsmodulatie
3.6.2 Lifestyle
3.6.3 Selfcare
3.6.4 Wat moet je vooral NIET doen?
3.7 Tips en adviezen
20
20
20
20
21
21
21
22
22
22
23
23
23
4
HOOFDSTUK 4
ONTWIKKELINGSFASES
4.1 Fasen in de persoonlijkheidsontwikkeling
4.1.1 De babytijd (0 tot 1 jaar)
4.1.2 De peutertijd (1 tot 3 jaar)
4.1.3 De kleutertijd (3 tot 6 jaar)
4.1.4 De kindertijd (6 tot 12 jaar)
4.1.5 De jongerentijd (12 tot 18 jaar)
4.1.6 De jongvolwassenentijd (18 tot 25 jaar)
26
26
26
27
27
27
27
28
29
HOOFDSTUK 5
PUBERS
5.1 Pubers
5.2 De puberteit; een aparte fase
5.2.1 Lichamelijke veranderingen
5.2.2 Ontluikende seksualiteit
5.2.3 Verandering in denken
5.2.4 Wie ben ik ?
5.3 Opvoeden, maar ook loslaten
5.4 Verschillende opvoedingsstijlen
5.5 Pubers en eten
5.6 Het gaat over
30
30
30
30
31
31
31
31
32
32
33
33
HOOFDSTUK 6
OPVOEDING IN VERSCHILLENDE CULTUREN
6.1 Cultuurverschillen
6.2 De Nederlandse opvoeding
6.3 De sharia en islamitische opvoeding
6.4 Surinaamse kinderen
6.5 Disfunctionele opvoeding
34
34
34
35
36
37
38
HOOFDSTUK 7
OUDERCURSUSSEN
7.1 Opvoedingsstijlen
7.2 Opvoedingsproblemen
7.2.1 Ik word gek van dat kind!
7.3 Opvoedingsondersteuning
7.3.1 Doel opvoedingsondersteuning
7.3.2 Vormen van opvoedingsondersteuning
7.4 Vergelijkingsonderzoek oudercursussen
7.4.1 Overeenkomsten
7.4.2 Verschillen
7.4.3 Conclusie
39
39
39
40
40
41
41
41
42
42
42
43
5
HOOFDSTUK 8
THEMA’S OUDERCURSUS
8.1 Het probleemoplossend denken
8.2 Psycho-educatie
8.3 Obesitas is een chronische aandoening
45
45
45
46
47
HOOFDSTUK 9
ENQUETES
9.1 Waarom enquêtes?
9.2 Resultaten
9.3 Grafieken
9.4 Conclusie
48
48
48
49
51
52
HOOFDSTUK 10
GESPREKKEN EN BELANGRIJKE DAGEN OP HEIDEHEUVEL
10.1 Gesprek ouderbegeleidster en orthopedagoog
10.2 Oudercursus bewegen
10.3 Gesprek psycholoog
10.4 Halfgestructureerd interview met kinderen van het Hoefijzer
10.5 Pré-opnamedag
10.6 Aanwezigheid bij ‘educatiefjes twee’
10.7 Oudercursus twee
53
53
53
54
55
56
58
58
59
CONCLUDERENDE ANALYSE ONDERZOEKSRESULTATEN
60
BRONVERMELDING
62
BIJLAGE 1 : ENQUETES
63
6
INLEIDING
Wie kent het niet, de kinderen van nu, liever languit op de bank niks doen, dan lekker naar buiten
om actief bezig te zijn. Hagelslagdoosjes en pakken koek verstopt onder het bed, hamburgers in
plaats van het brood dat van huis is meegenomen, de hele dag voor de televisie of achter de
computer het liefst gepaard met een grote zak chips, snoep en veel frisdrank, met de bus naar
school in plaats van met de fiets. In de hedendaagse lifestyle zijn het niet alleen de kinderen die
liever lui zijn dan moe, ook de ouders dragen hier een steentje aan bij. Ouders die hun kinderen
overal naar toebrengen met de auto en als zoethouder voor onderweg een koekje geven (de
zogenaamde achterbank generatie). Met als gevolg een sterke toename van kinderen die last
hebben van overgewicht; Obesitas.
Binnen de kinderafdeling van Heideheuvel worden kinderen en jongeren in de leeftijd tot en met
18 jaar behandeld die ernstig overgewicht hebben. De behandeling is klinisch, heeft
gewichtsafname als doel en is gericht op zowel de kinderen als de ouders (door middel van
oudercursussen).2
Binnen Heideheuvel doet zich echter een probleem voor met betrekking tot de tweede
oudercursus. Deze is namelijk niet overdraagbaar, aangezien er niks concreets op papier staat.
Hierdoor is ook de kwaliteit van de cursus moeilijk toetsbaar. Doordat de oudercursus niet
beschreven staat, is het op dit moment onmogelijk ouders na afloop van de bijeenkomst het
besprokene mee te geven, zodat zij dit thuis nog eens door kunnen lezen. Wanneer ouders de
informatie thuis nog eens kunnen doorlezen, zou deze beter geïntegreerd worden en kunnen
begeleiders in een volgende bijeenkomst hier nog eens op terugkomen.
De opdracht die wij kregen vanuit Heideheuvel, werd als volgt geformuleerd;
Het ontwerpen (op basis van reeds bestaande en nog te ontwikkelen middelen) van een
oudercursus (2) voor kinderen met zeer ernstig overgewicht (Obesitas) die in het centrum zijn
opgenomen. De cursus 2 zal aan moeten sluiten bij een cursus 1 die over voeding, eten, koken en
bewegen gaat. In cursus 2 moet het accent liggen op het veranderen van leefstijl, omgaan met
problemen op het gebied van opvoedingssituaties met als basis de praktijk van alledag.
Aansluitend hierop volgt de afrondingsfase waarbij kind en gezin thuis het geleerde heel
praktisch gaan oefenen.
Na het analyseren van de opdracht en het problemen dat zich voordoet op de klinische afdeling
Obesitas van Heideheuvel, is ons onderzoek gebaseerd op de volgende centrale vraag:
“Op welke wijze kunnen wij de bestaande en nog te verkrijgen informatie standaardiseren (op
papier zetten) tot een concreet geformuleerde oudercursus 2?”
2
Bron : Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel.
7
De volgende deelvragen zijn een leidraad geweest voor ons onderzoek:
Is er behoefte onder ouders aan een oudercursus 2 en welke behoefte is er? (Als
•
projectgroep zijn wij geïnteresseerd in de behoefte die er onder ouders leeft, wij
realiseren ons echter dat dit binnen Heideheuvel geen discussiepunt is, daar deelname
aan een oudercursus verplicht is.)
•
Wat vinden de kinderen belangrijk rond hetgeen de ouders moeten weten met betrekking
tot Obesitas en opvoeding/ leefstijl?
Welke informatie is er al met betrekking tot oudercursus 2? Hierbij zullen wij in het
•
vizier houden hoe psycho-educatie binnen andere werkvelden is georganiseerd (reeds
bestaande oudercursussen).
Welke informatie kunnen wij vinden aan de hand van literatuuronderzoek/media die
•
relevant is voor ons onderzoek en hoe gebruiken we dit/ passen we dit toe?
Het onderzoeksverslag dat voor u ligt is geen vereiste van Heideheuvel. Ze willen het liefst dat
wij de opdracht uitvoeren zoals deze door hen is geformuleerd om zo spoedig mogelijk het
eindproduct te realiseren. Dit denken zij te bewerkstelligen door ons een beeld te geven van de
huidige stand van zaken door middel van gespreksvoering met ouderbegeleiders en psycholoog,
aanwezigheid bij belangrijke bijeenkomsten, materiaal verzameling en in nauw overleg met
ouderbegeleider en psycholoog. Het belang van verder onderzoek en de resultaten die wij hebben
verkregen worden onderschat en gezien als niet van belang bij het resultaat. Wij als SPH’ers
willen echter een meerwaarde toevoegen aan ons onderzoek, hetgeen van belang kan zijn voor
Heideheuvel. Wij hebben dan ook geprobeerd effectief onderzoek te doen, naar hetgeen ons van
belang lijkt voor het standaardiseren van de oudercursus en de aspecten die hier een belangrijke
rol bijspelen.
In dit verslag willen wij meer duidelijkheid geven over de instelling waarbinnen wij ons
onderzoek uitvoeren, hetgeen wij hebben onderzocht en de resultaten die wij hierdoor hebben
verkregen. De door ons uitgewerkte resultaten hebben bijgedragen tot het schrijven van de
conclusie met betrekking tot onze onderzoeksvraag en het geven van aanbevelingen aan
Heideheuvel met betrekking tot de oudercursus.
Ter verduidelijking geven wij een beschrijving van de opzet van ons verslag en wat er in elk
hoofdstuk te vinden is. Het verslag bestaat uit drie delen. Deel één is gericht op de
achtergrondinformatie die meer duidelijkheid moet geven over de instelling. Deel twee is gericht
op het onderzoek dat wij hebben gedaan en daarop volgend kunt u in deel 3 de conclusie en
aanbevelingen die wij geven met betrekking tot de oudercursus.
In hoofdstuk 1 schetsen wij een beeld van Heideheuvel, door het beschrijven van de instelling, de
doelstelling, de visie, methodiek en de behandeling die wordt gegeven. Dit is gebeurd aan de
hand van documentatie die in de instelling aanwezig was.
De verantwoording van de door ons gekozen onderzoeksmethoden wordt weergegeven in
hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk wordt duidelijk welke onderzoeksmethoden wij hebben gebruikt,
hoe hier gebruik van is gemaakt en waarom we hiervoor hebben gekozen. Wij hebben hierbij
gebruik gemaakt van literatuur die gericht was op onderzoeksmethoden.
Obesitas, de chronische aandoening die de kinderen hebben en waarvoor ze in Heideheuvel zijn
opgenomen, beschrijven wij in hoofdstuk 3. Deze informatie hebben wij voornamelijk gehaald
8
van internet, maar ook is er gebruik gemaakt van literatuur die in de instelling aanwezig was. Wij
hopen meer duidelijkheid te geven in wat de aandoening inhoudt en wat de oorzaken en gevolgen
zijn.
Daarop aansluitend gaan wij in hoofdstuk 4 in op de verschillende ontwikkelingsfases die een
kind in zijn/haar leven doorloopt met in hoofdstuk 5 een stuk over pubers. Bij het schrijven van
deze hoofdstukken is gebruik gemaakt van literatuur van de voorgaande jaren aan de SPH en het
internet. Deze hoofdstukken zijn van belang als het gaat om de benadering en aanpak van
kinderen en aspecten die te maken hebben met de opvoeding.
Hoofdstuk 6 zal gaan over opvoeding in verschillende culturen. Wij gaan hierbij in op de
Surinaamse, Islamitische, Nederlandse cultuur. Voor het vinden van deze informatie is vooral
gebruik gemaakt van literatuur.
Informatie over oudercursussen en een vergelijking tussen drie verschillende oudercursussen is te
vinden in hoofdstuk 7 met daaropvolgend in hoofdstuk 8 een theoretische onderbouwing van
probleemoplossend denken en psycho-educatie. Hierbij is gebruik gemaakt van documentatie die
te vinden was in de instelling en de oudercursussen die worden gehanteerd in de Argonaut en het
Paedologisch Instituut.
De resultaten van de door ons opgestuurde enquêtes, worden in hoofdstuk 9 door middel van een
samenvatting weergegeven.
Hoofdstuk 10 zal een beschrijving geven van alle gesprekken die wij tijdens onze onderzoeksfase
hebben gevoerd en belangrijke bijeenkomsten die wij op Heideheuvel hebben bijgewoond zoals;
het gesprek met de kinderen van het Hoefijzer en de psycholoog, de aanwezigheid bij de préopnamedag, de oudercursus bewegen en educatiefjes.
Ter afsluiting van dit verslag geven wij een conclusie en aanbevelingen weer die wij uit ons
onderzoek hebben getrokken. Gebruikte literatuur is te vinden in de toegevoegde bronnenlijst en
in de bijlagen zijn kopieën te vinden van de door ouders teruggestuurde enquêtes.
We hopen met dit verslag een duidelijk beeld te geven van onze onderzoeksfase.
9
HOOFDSTUK 1
Heideheuvel
Omdat Heideheuvel de opdrachtgever van dit extern project is, zijn we onze onderzoeksfase
begonnen met ons te verdiepen in deze instelling. Wat is Heideheuvel, op welke manier wordt er
gewerkt en vanuit welke visie etc. Van belang is namelijk, willen we de opdracht van deze
instelling (het standaardiseren en op papier beschrijven van een reeds bestaande oudercursus)
goed vorm kunnen geven, we wel het nodige moeten weten over deze instelling. Vandaar dit
inleidende hoofdstuk dat hier een goed beeld van geeft.
1.1 Wat is Heideheuvel?
Heideheuvel is een Astmacentrum gelegen in Hilversum. Binnen de kinderafdeling van
Heideheuvel worden kinderen en jongeren tot en met 18 jaar behandeld die ernstig overgewicht
(Obesitas) hebben. De behandeling is klinisch, het kind wordt dus opgenomen op Heideheuvel.
De behandeling heeft gewichtsafname als doel. Om dit te bereiken staan drie peilers centraal :
voeding, beweging, en gedragsverandering bij kind en ouders. Dit alles gebeurt onder begeleiding
van een multidisciplinair team: kinderarts, diëtiste, bewegingsdocent, oefentherapeut,
psycholoog, maatschappelijk werkende en groepsopvoeder.
1.2 Doelstelling
De doelstelling van het Obesitas programma binnen Heideheuvel is anders eten en anders/ meer
bewegen om zo een gewichtsdaling te realiseren. Het gaat dus om een gedragverandering. Dit is
een proces dat tijd kost. Kinderen moeten leren eigen verantwoordelijkheid te nemen voor hun
lichaam en hun gezondheid en om leren gaan met Obesitas als chronische aandoening. Om dit te
kunnen realiseren is een behandeling ontwikkeld die bestaat uit drie fases, deze zullen in de
paragraaf 1.4 aan de orde komen.
1.3 Visie en methodiek
Binnen Heideheuvel werkt en denkt men systeemgericht. Men gaat er van uit dat niet alleen het
kind een probleem heeft, maar ook het gezin waaruit het kind komt. Om dit probleem aan te
pakken moet niet alleen het kind worden behandeld, maar zal er thuis ook het één en ander
moeten veranderen. Van ouders wordt daarom gedurende de opname deelname aan een aantal
activiteiten verlangd, zoals thema bijeenkomsten, evaluatiebesprekingen en gesprekken met
onder meer ouderbegeleider en diëtiste. Ook zullen ouders een bijdrage moeten leveren aan de
uitvoering van de weekendopdrachten die het kind mee naar huis krijgt na verloop van tijd.
Binnen Heideheuvel is er een standaard behandelaanbod voor kind en ouders ontwikkeld. Echter
wordt alles (kind/ ouders/ situatie) per individu bekeken en worden hier samen met de
betrokkenen oplossingen voor gezocht.
1.4 Behandeling
Als men besluit een behandeling te gaan volgen bij Heideheuvel verblijft het kind gedurende
deze behandeling in een behandelgroep. Overdag gaat het kind naar school, de eerste acht weken
op het terrein van Heideheuvel, daarna in Hilversum. Elke dag na schooltijd wordt er gesport en
is er tijd voor andere vormen van therapie. Gedurende de eerste vier weken blijven de kinderen
en jongeren in het weekend op Heideheuvel, hierna gaan zij in het weekend naar huis. In de
weekenden en specifieker gedurende de laatste twee à drie maanden van de behandeling wordt er
10
in de thuissituatie geoefend wat op Heideheuvel geleerd is. De duur van de behandeling wordt
individueel bepaald, maar omdat een aanzienlijke gewichtsdaling nagestreefd wordt, is dit over
het algemeen zes tot negen maanden.
Het behandelprogramma bestaat uit drie peilers :
• Voedingsrichtlijnen: caloriebeperkte gezonde voeding en een gezond en regelmatig
eetpatroon.
• Beweging: conditie- en krachtopbouw, plezier krijgen in bewegen en bewegingsactivering.
• Gedragsverandering: ten aanzien van eten en leefstijl, het omgaan met moeilijke situaties,
emoties etc.
De behandeling op Heideheuvel bestaat uit vier fases. Achtereenvolgens zullen we deze kort
bespreken.
Om dit te illustreren stellen we het gezin voor als een ‘zwaarbeladen trein’.3 Een trein die
vanwege het gewicht haast niet meer vooruit kan en tot stilstand dreigt te komen. Om verder te
komen heeft dit gezin hulp nodig. Heideheuvel begint hiermee met afladen en uitpakken.
Vervolgens leveren ze nieuwe bagage, die het gezin kan inladen tot ze zelf weer in staat zijn om
de trein te laten rijden. Heideheuvel blijft na de behandeling nog een tijd meekijken of de trein
daadwerkelijk goed blijft rijden.
1.4.1 De taxatiefase
Deze fase bestaat uit het afladen en uitpakken van de trein. Bekeken wordt waardoor de trein zo
zwaar beladen is. Ook wordt gekeken hoe sterk de locomotief is, die de trein weer in beweging
moet krijgen. In deze fase is Heideheuvel de baas, zij reguleren het aanbod van voeding en
beweging.
In deze periode wordt het eetgedrag in kaart gebracht en worden de fysieke belastbaarheid van
het kind en de veranderbaarheid van gedrag van kind en ouders/ gezin beoordeeld. Diagnostiek
en aanzet van behandeling van eventuele emotionele problematiek vindt in deze periode plaats.
De voeding wordt aangepast en er wordt op regelmatige tijdstippen gegeten. Tijdens deze fase
verblijft het kind ook in de weekenden op Heideheuvel en volgt er ook onderwijs. Dagelijks
wordt aan sport gedaan, aangepast aan de fysieke mogelijkheden van het kind, zo mogelijk in
groepsverband, zo nodig individueel. Eens per week krijgt het kind oefentherapie. Tevens wordt
ook een educatief programma gevolgd door kind en ouders. Er is wekelijks contact met de
diëtiste (ook voor ouders). Wekelijks wordt er gewogen en wordt het kind gezien door de
kinderarts. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: gewichtsverloop, de eventuele aanwezige
co-morbiditeit en de motivatie van het kind. In de laatste helft van deze fase die acht weken duurt
gaat het kind in de weekenden 1 à 2 dagen naar huis. Het kind krijgt hierbij therapieopdrachten
betreffende eten en bewegen voor zowel zichzelf als ouders mee naar huis. Na deze periode
wordt een oordeel geformuleerd over de motivatie en de ‘workabillity’ en met name over de
veranderbaarheid van gedrag bij zowel kind als ouders. Tevens zal in deze fase een goed beeld
worden verkregen van het eetgedrag en gewichtverloop in deze periode, de
3
Bron: Velde van de B., Bosch M., De klinische behandeling van kinderen met Obesitas op Heideheuvel,
samenvatting van de introductie voor ouders en kinderen tijdens de pré-opnamedag.
11
bewegingsmogelijkheden en de psychosociale ontwikkeling van het kind. Tenslotte zal er enig
zicht komen op eventuele protectieve en/ of belemmerende factoren voor de behandeling. Op
basis van al deze verkregen gegevens zal worden gekeken of verdere behandeling zinvol kan
zijn.4
1.4.2 Verdere behandelfase
Deze fase bestaat uit het inladen van nieuwe bagage in de trein. Men gaat kijken wat er nodig is
om op een andere manier weer op reis te kunnen gaan. Wat moet er anders en hoe moet dit
gerealiseerd worden? Er wordt geleerd hoe ouders en kind zelf weer eigen baas kunnen worden.
Dit door het aanleren van vaardigheden en oefenen in de weekenden in de praktijk
Bij kinderen met Obesitas blijken multidisciplinaire behandelprogramma's, zoals in Heideheuvel
wordt aangeboden waarbij medische supervisie, energiebeperking, voedingseducatie,
lichamelijke activiteitsbevordering en gedragstherapie worden gecombineerd en waarbij het
gehele gezin wordt betrokken, de beste behandelresultaten te geven. Gedurende de verdere
behandeling in Heideheuvel, die 12 weken duurt, blijven kind en ouders wekelijks begeleid door
de diëtiste. Psychologische begeleiding vindt op individuele indicatie plaats, orthopedagogische
begeleiding wordt in de leefgroepen gegeven. Het educatieve programma dat startte in de
taxatiefase, wordt voortgezet. Dagelijks wordt aan sport gedaan en daarnaast krijgt het kind
oefentherapie. Kindergeneeskundig onderzoek vindt eens in de twee weken plaats. De kinderen
bezoeken een bij hun leeftijd en niveau passende school in Hilversum. Tijdens de weekenden
thuis wordt het nieuwe gedrag in de gezinssituatie geoefend aan de hand van thuisopdrachten
voor kind en ouders/ gezin. Bij terugkomst op Heideheuvel worden deze opdrachten weer
geëvalueerd. Ook de behandeling wordt eens per zes weken geëvalueerd in een teamoverleg.
1.4.3 Afronding
Tijdens deze fase gaan kind en ouders oefenen eigen baas te zijn. In deze fase moet de trein weer
gaan rijden.
In deze fase die ongeveer zes weken duurt gaat het vooral om het toepassen van de gekregen
bagage in de thuissituatie. Dit door middel van oefenen, proberen, registreren, rapporteren,
oplossen en opnieuw proberen. Men gaat zich met kind en ouders oriënteren op het thuis verder
gaan zonder Heideheuvel en gaat in op het leren accepteren van het eindresultaat, de chroniciteit.
4
Bron: Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel.
12
1.4.4 Nazorg
In deze fase zijn kind en ouders weer zelf de baas. De trein is weer zelf op weg en zal moeten
blijven rijden. Het gezin zal het weer helemaal zelf moeten gaat doen, maar zal vast nog tegen
wat problemen aanlopen.
Na de behandeling wordt het gezin nog gevolgd door Heideheuvel. Op de zogenaamde
terugkomdagen zal het geleerde nog eens worden opgefrist, bijgeschoold en herhaald.
We hopen door dit hoofdstuk een duidelijker beeld te hebben geschetst van de instelling
waarvoor wij ons extern project doen. In het volgende hoofdstuk zullen wij dieper ingaan op de
problematiek van de opgenomen kinderen, namelijk Obesitas.
13
HOOFDSTUK 2
Onderzoeksmethoden
In de onderzoeksfase is door ons het theoretisch en methodisch fundament gelegd voor het
verdere project. Wij hebben in deze fase verschillende aspecten uit de beroepspraktijk
onderzocht, die wij relevant achten voor de beantwoording van onze onderzoeksvraag. In dit
hoofdstuk zullen wij beschrijven op welke twee typen onderzoeken wij ons hebben gericht,
tevens geven we aan van welke onderzoeksmethoden wij gebruik hebben gemaakt en hoe wij hier
onze eigen interpretatie aan hebben gegeven.
2.1
Typen onderzoek
Voordat wij met elkaar startten met het onderzoek, hebben we allereerst vastgelegd op welk type
onderzoek wij ons tijdens het project zouden gaan richten. Daar er op Heideheuvel reeds sprake
was van een oudercursus 2 en wij deze slechts moeten standaardiseren en er daarbij al een
heleboel informatie te verkrijgen was over deze vorm van (ouder-)psycho-educatie, waren wij
van mening dat er sprake zou moeten zijn van een “ontwikkelingsonderzoek”. Een
ontwikkelingsonderzoek moet namelijk leiden tot nieuwe of betere werkwijzen, instrumenten en
methodieken. Soms betreft het een bestaande situatie die moet worden herzien, moet worden
herontworpen dan wel worden verbeterd. Dikwijls gaat het om het maken van een geheel nieuw
onderwerp.5 Dit vonden wij in grote lijnen een duidelijke weergave van ons onderzoek. Echter
zitten er in ons onderzoek ook aspecten van een “behoefteonderzoek”. Wij achten het namelijk
voor de objectiviteit met betrekking tot de oudercursus van belang, wanneer wij ook de behoeften
en ervaringen van de ouders zelf in ons onderzoek zouden betrekken. Daarentegen spelen niet
alleen de ouders een rol bij het zoeken naar behoeften, ook Heideheuvel heeft hierin een
belangrijke positie. De instelling heeft immers al veel informatie en ideeën over hoe een
oudercursus 2 eruit zou moeten komen te zien.
2.2
Onderzoeksmethoden
Om een duidelijk beeld te krijgen over wat er reeds bekent is over (ouder-)psycho-educatie, de
tweede oudercursus op Heideheuvel en wat er leeft onder zowel de ouders als de begeleiders,
hebben we in ons onderzoek gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksmethoden:
•
Bestudering literatuur
•
Bestudering documentatie van Heideheuvel
•
Interviews/ gesprekken
•
Enquêtes
•
Participerende observatie
In de volgende paragrafen zullen wij aangeven op welke manier wij deze verschillende methoden
in de praktijk hebben gebruikt.
2.2.1 Bestudering literatuur
Alvorens wij het daadwerkelijke onderzoek startten, hebben wij ons in de oriëntatiefase door
middel van literatuuronderzoek verdiept in het onderwerp. Verschillende boeken en artikelen
werden bestudeerd, maar ook het internet is veelvuldig geraadpleegd. Om het project
“meerwaarde” te geven en op die manier Heideheuvel nieuwe impulsen aan te kunnen bieden,
5
Bron: Migchelbrink, F., Praktijkgerichtonderzoek in zorg en welzijn.
14
hebben wij ons tijdens het literatuuronderzoek nog extra verdiept in twee specifieke thema’s; allochtone ouders/ opvoeding en -puberkinderen. Deze twee thema’s zijn na gesprekken met
medewerkers van Heideheuvel voor hen belangrijk gebleken. Zij gaven aan dat informatie die
tijdens de oudercursus aan hen overgebracht werd, voor allochtone ouders soms moeilijk tot niet
te begrijpen is vanwege de slechte taalbeheersing. Het extra onderzoek dat wij naar de omgang
van ouders met hun puberkind hebben gedaan, is voortgekomen uit het feit dat in de oudercursus
vaak blijkt dat ouders met een puberkind, meer moeite hebben met het “op een andere/ nieuwe
manier omgaan met hun kind”, dan ouders van kinderen in een andere leeftijdsfase. Wij zijn van
mening dat wij door op deze twee gebieden iets extra’s aan ons project toe te voegen, wij
Heideheuvel meerwaarde geven aan iets wat ze al hebben. Op deze manier dragen wij iets
“nieuws/ extra’s” aan, waar Heideheuvel mee verder kan, zodat ook zij zich ontwikkelen.
Tijdens het gehele literatuuronderzoek heeft het boek “Kwalitatief Onderzoek” van Baarda
(2000) als ondersteuning gediend.
2.2.2 Bestudering documentatie van Heideheuvel
Voor onze tweede onderzoeksmethode waren wij aangewezen op documentatie verzameld door
en opgeslagen bij Heideheuvel. Al voordat wij met Heideheuvel ons eerste oriënterende gesprek
hadden, werd ons door mw.B.v.d.Velde verschillende documentatie toegezonden die betrekking
had op zowel Obesitas als de oudercursus. Door deze met elkaar te bekijken en te analyseren,
vormden wij ons een beeld over de ziekte Obesitas en de bestaande oudercursus. Op deze manier
werd ons direct duidelijk wat er reeds op papier stond en wat er juist nog miste. Tijdens het eerste
gesprek werd ons door de verschillende medewerkers de mogelijkheid geboden de archiefkasten
eens in te duiken, om het beeld dat wij nu over Obesitas en de oudercursus hadden, middels
bestaande opgeslagen documentatie te gaan verbreden. Enkele uren lang, hebben wij met elkaar
naar voor ons relevante documentatie gezocht. De zorgvuldigheid waarmee deze documentatie
door Heideheuvel was opgeslagen, heeft ons geholpen in het op bruikbaarheid kunnen ordenen
hiervan.
2.2.3 Interviews/ gesprekken
Het afnemen van interviews en het hebben van gesprekken, zijn de derde onderzoeksmethode
waarvan wij gebruik hebben gemaakt. Wij hebben gedurende de onderzoeksfase met de volgende
personen een interview of een gesprek gehad;
•
de ouderbegeleidster
•
de psycholoog
•
verschillende opgenomen kinderen.
Bij alledrie deze gesprekken hebben wij gebruik gemaakt van het “halfgestructureerde
interview”. Het halfgestructureerde interview lijkt, meer dan een gestructureerd interview vooral
op een gewoon gesprek met iemand. Het is een niet of weinig gestandaardiseerde vorm van de
vraagmethode. Je moet hierbij in staat zijn; goed te luisteren, een gesprek te onderhouden en de
‘juiste’ vragen te stellen. Meestal maak je hierbij, op grond van de onderzoeksvraag, van tevoren
een lijst met gespreksonderwerpen of topics die tijdens het gesprek aan de orde moeten komen.
Daarnaast kunnen er tijdens het interview ook spontaan onderwerpen ter sprake komen die van
belang zijn voor het onderzoek. In een halfgestructureerd interview liggen de vragen en
antwoorden niet van tevoren vast, de onderwerpen echter wel.6
6
Bron: Baarda, Basisboek Kwalitatief onderzoek.
15
Wij hebben voor het gestructureerde interview gekozen, daar wij zoveel mogelijk informatie van
de geïnterviewde wilden ontvangen en dan zo min mogelijk suggestief. Wij zijn van mening door
op deze manier te interviewen, wij de geïnterviewde zo min mogelijk woorden in de mond
hebben gelegd en tevens door hebben kunnen vragen op datgene de geïnterviewde aangeeft van
belang te vinden.
2.2.3.1 Opzet gesprek ouderbegeleidster
Het doel van het allereerste oriënterende gesprek met de ouderbegeleidster, was onder andere een
wederzijdse kennismaking tussen de studenten en de opdrachtgever. Tevens wilden wij als
projectgroep door middel van het gesprek meer zicht krijgen op de opdracht die de instelling voor
ogen had, zodat er een duidelijke probleemstelling geformuleerd kon worden.
De volgende vragen met de daarbij horende topics hadden wij vooraf met elkaar opgesteld.
1.
Wat is de precieze doelgroep waar wij ons tijdens dit project op moeten richten?
Topics hierbij:
• Leeftijdscriteria
• Combinatie van de groep met andere stoornissen
2.
Kunt u ons zo uitgebreid mogelijk vertellen over de bestaande oudercursus?
Topics hierbij:
• Waarom een oudercursus
• Onder wie heerst er behoefte (ouders of juist de cursusbegeleiders)
• Wie en welk belang
• Resultaten/ ervaringen van de eerste oudercursus
• Is er reeds een ervaringsonderzoek gedaan
• Wanneer kunnen ouders starten met oudercursus 2
• Hoe is de onderlinge coördinatie en samenwerking georganiseerd
• Team van begeleiders
• Waar wordt de cursus gegeven
• Groepsgewijs of individueel
• Wat is de precieze doelgroep van de oudercursus
3.
Wat is de precieze opdracht?
Topics hierbij:
• Veranderen van leefstijl
• Welke opvoedingsproblemen
• Wat is de “juiste” opvoeding
• Verschillende culturen, achtergronden en stijlen
• Waarom is de opdracht uitbesteed
2.2.3.2 Opzet gesprek psycholoog
Het doel van het gesprek met de psycholoog, was meer inzicht te krijgen in de oudercursus. Wij
wilden tijdens dit gesprek daarom ingaan op de thema’s die aan bod komen tijdens de cursus, de
vorm waarin de cursus gegeven wordt, de taken van de psycholoog in deze cursus, de ervaringen
en effecten van de cursus en vragen naar eventuele ideeën over het standaardiseren van de
16
oudercursus. Deze onderwerpen hebben we door middel van de volgende vragen met de daarbij
horende topics aan de orde laten komen.
1.
In welke vorm wordt de oudercursus op dit moment gegeven?
Topics hierbij:
• Welk effect heeft deze vorm
• Begeleiderteam
• Opdrachten
• Verschillende culturen, achtergronden en stijlen
2.
Wat is jouw precieze rol tijdens de oudercursus?
Topics hierbij:
• Taken
• Eigen ervaring
• Opvallende aspecten
• Mee- en/of tegenvallende aspecten
3.
Wat doet u als psycholoog precies met de opgenomen kinderen?
Topics hierbij:
• Educatiefjes
• Vorm van de bijeenkomst
• Reacties van de kinderen
• Koppeling tussen educatiefjes en oudercursus
2.2.3.3 Opzet gesprek opgenomen kinderen
Het doel van het gesprek met de kinderen die zijn opgenomen op Heideheuvel, was meer zicht
krijgen in de gedachten en ideeën van de kinderen met betrekking tot de hoofdvraag van het
gesprek: “Wat moeten jullie ouders leren, weten en kunnen om jullie zo goed mogelijk in de
thuissituatie te helpen en ondersteunen bij hetgeen jullie leren op Heideheuvel?” Middels de
volgende vragen en topics hebben we getracht hierop een antwoord van hen te krijgen.
1.
Weten jullie wat je ouders leren op Heideheuvel?
Topics hierbij:
•
Voeding
•
Bewegen
•
Educatiefjes
•
Obesitas
•
Aanpak
•
Boodschappen doen
2.
Wat vinden jullie belangrijk dat je ouders moeten leren en weten, om jullie thuis beter
te kunnen helpen bij de dingen die jullie leren op Heideheuvel?
Topics hierbij:
•
Voeding
•
Bewegen
17
•
•
Educatiefjes
Obesitas
3.
Zijn jullie tevreden over hoe jullie ouders je opvoeden?
Topics hierbij:
•
Ondersteuning
•
Stimuleren
•
Motiveren
•
Helpen
4.
Op welke manier wil je thuis door je ouders geholpen worden?
Topics hierbij:
• Qua aanpak (negeren, regels, streng…)
• Voeding
• Bewegen
5.
Doe je ogen eens dicht en stel je de ideale ouders voor.
2.2.4 Enquêtes
Onze vierde onderzoeksmethode was het afnemen van enquêtes onder de ouders van opgenomen,
of reeds ontslagen kinderen. Daar wij het voor de objectiviteit van ons onderzoek van belang
achtte dat ook de menig van de aan de oudercursus deelnemende ouders gehoord werd, hebben
wij gebruik gemaakt van deze vorm van interviewen. Een voordeel van het gebruiken van de
enquête als onderzoeksmethode, is het grote aantal betrokkenen dat je met één opgesteld
interview kan bereiken. Wij hadden met elkaar het namelijk nooit kunnen verwezenlijken om alle
15 ouderparen persoonlijk te gaan interviewen. Vanwege de privacyregeling was dit vanuit
Heideheuvel gezien, echter ook geen mogelijkheid. Een ander voordeel van het afnemen van
éénzelfde enquête, was dat wij de uitkomsten hiervan goed met elkaar konden vergelijken. Het
nadeel ervan is echter, dat we van tevoren niet wisten hoeveel reacties we teruggestuurd zouden
krijgen. Een ander nadeel van een enquête is "reactiviteit". Reactiviteit wil zeggen dat mensen
zich anders gaan gedragen en andere antwoorden op vragen geven als ze weten dat ze in een
onderzoek worden betrokken. Dat kan uiteraard nadelige gevolgen hebben. 7
De enquête hebben wij opgesteld in de vorm van een gedeeltelijk gestructureerd interview. Bij
een gedeeltelijk gestructureerd interview maak je gebruik van een vragenlijst die voornamelijk
bestaat uit gesloten vragen met een vaste formulering. Daarnaast bevat de vragenlijst ook een
aantal open vragen.3
2.2.5 Participerende observatie
Tijdens het oriënterende gesprek dat wij aan de start van het onderzoek hebben gevoerd met de
ouderbegeleidster, werd al snel duidelijk dat het nuttig en zinvol zou zijn wanneer door ons
gegevens verzameld zouden worden, door het bijwonen en gelijk observeren van verschillende
bijeenkomsten. Deze dataverzamelingsmethode wordt participerende observatie genoemd. Door
7
Bron: Baarda, Basisboek Kwalitatief onderzoek.
18
te kijken, te luisteren en documenten te verzamelen tijdens het bijwonen van de oudercursus
“bewegen”, een educatiefje en de pré-opnamedag voor nieuwe gezinnen, hebben wij
verschillende bruikbare informatie weten te verzamelen.
2.3
Verwerking gegevens
Na het afronden van de onderzoeksfase kunnen wij zeggen dat wij van mening zijn, door gebruik
te hebben gemaakt van alle bovengenoemde onderzoeksmethoden, over een heleboel uitlopende
informatie betreffende de ziekte Obesitas en de bestaande oudercursus te beschikken. Al deze
resultaten zijn door ons verzameld, geanalyseerd en weergegeven in de volgende 8 hoofdstukken,
waarna wij in de conclusie aanbevelingen omtrent deze verworven inzichten zullen doen.
19
HOOFDSTUK 3
Obesitas
3.1 Inleiding
Obesitas wordt momenteel erkend als een echte ziekte, grotendeels te vermijden door een
aangepaste levenswijze, voornamelijk op het vlak van de voeding. Obesitas kan zowel oorzaak
als gevolg zijn van talrijke niet-besmettelijke ziekten en aandoeningen. Indien de hedendaagse
lifestyle niet verandert, zal een niet onbelangrijk en geleidelijk toenemend deel van de bevolking
lijden aan de medische gevolgen van Obesitas. Deze ziekte wordt momenteel beschouwd als een
van de grootste problemen op het vlak van de gezondheidszorg.
Obesitas bij kinderen is de laatste jaren erg toegenomen. Voor het kind is overgewicht vervelend.
Het is moeilijk om kleren te kopen en sporten gaat moeilijker. Maar het kind wordt er vooral op
aangekeken. Soms nagewezen, uitgescholden of gepest. Tevens het bij het sporten als laatste
gekozen worden is al heel erg kwetsend.
Overgewicht bij kinderen is vrij ernstig, want als dikke kinderen dikke volwassenen worden, dan
is een weg terug behoorlijk moeilijk.8
Binnen de kinderafdeling van Heideheuvel worden kinderen en jongeren in de leeftijd tot en met
18 jaar behandeld die ernstig overgewicht (Obesitas) hebben. De behandeling is klinisch en heeft
gewichtsafname als doel.9
In dit hoofdstuk willen we in dit hoofdstuk meer inzicht geven in de chronische ziekte Obesitas.
3.2 Wat is Obesitas?
Obesitas, ook wel andipositas of vetzucht genoemd, is vorm van overgewicht die de gezondheid
in gevaar kan brengen.
Het lichaamsgewicht wordt bepaald door de opname van energie via de voeding enerzijds en het
verbruik van energie door het lichaam anderzijds. Als het energieaanbod groter is dan het
energieverbruik, dan wordt het teveel aan energie opgeslagen onder de vorm van vetten in het
vetweefsel. De opslag van energie is fundamenteel voor de overleving als het voedsel schaars
wordt, maar als dit eerder regel dan uitzondering wordt, ontstaat Obesitas.
Obesitas is het punt waarboven de toegenomen vetopslag gepaard gaat met duidelijk verhoogde
gezondheidsrisico's.10
Bij kinderen blijkt vooral het kwalitatieve aspect van voeding in plaats van het kwantitatieve
aspect een rol te spelen.
8
Bron : www.Healthbyfood.com
Bron : Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel.
10
Bron : Braet, C., Dikke kinderen; praktijkboek voor deskundigen.
9
20
3.3 Oorzaken van Obesitas
Obesitas is een complexe, soms erfelijke ziekte; het milieu, de cultuur en de familiale gewoonten
spelen echter de determinerende rol. Obesitas is het gevolg van verschillende factoren. Een
persoon eet bijvoorbeeld meer dan noodzakelijk is en het lichaam kan gebruiken (onaangepaste
voeding). Er kan sprake zijn van een tekort aan fysieke activiteit (zittend leven, onvoldoende of
onaangepaste beweging). Andere oorzaken kunnen de genetische voorbeschiktheid (erfelijkheid
en constitutie) zijn, inwendige oorzaken (endocriene abnormaliteiten) en de medische conditie
(gebruik van medicaties, zoals slaapmidden, tranquillizers en antidepressiva). Personen met
Obesitas luisteren vaak niet naar het eigen lichaam. Ze negeren vaak de signalen die het lichaam
hen geeft.11
3.4 Gevolgen van Obesitas 12
Zwaarlijvigheid bevordert het ontstaan van heel wat ernstige ziekten:
• Hoge bloeddruk.
• Diabetes.
• Arteriosclerose = aantasting en vernauwing van de bloedvaten.
• Ziekten van de kransslagaders (zoals hartinfarct).
• Galblaas: bij mensen met overgewicht vermindert de mobiliteit van de galblaas.
• Ademhalingsstoornissen.
• Ziekten van de luchtwegen zoals astma en chronisch bronchitis.
• Trombose (onder andere van hersenbloedvaten).
• Kanker.
• Aderspat.
• Artrose van gewrichten, voornamelijk van knieën en heupen.
Naast medische gevolgen zijn er ook sociaal emotionele gevolgen. Hierbij kan gedacht worden
aan:
• Onzekerheid (geen zelfvertrouwen).
• Laag zelfbeeld.
• Veelvuldig gepest worden.
• Weinig vriendjes.
• Moeite met het leggen van contacten.
• Geen motivatie om af te vallen.
• Depressiviteit.
3.5 Erfelijkheid
Het blijkt dat overgewicht voor 40-50% erfelijk is; het overige deel wordt bepaald door de
omgeving. Erfelijke factoren zijn genen die je van je ouders hebt gekregen. Genen bepalen vele
eigenschappen, zoals de haarkleur en de kleur van de ogen. Ook hebben ze invloed op de eetlust,
de stofwisseling en op het aantal vetcellen. Omgevingsfactoren zijn alle niet-erfelijke factoren
zoals opvoeding en (eet)gewoontes. Ze hebben net als genen invloed op de vorming van de
meeste eigenschappen.
11
12
Bron : www.dikke_mensen.nl
Bron : www.alimentationinfo.org
21
Om overgewicht te ontwikkelen moeten beide factoren aanwezig zijn.
Tot nu toe weet men nog niet precies waarom de één zwaarder is dan de ander. Genen en
omgeving spelen een rol, maar het is niet echt duidelijk op welke manier dit gebeurt. Er zijn
namelijk een aantal onduidelijkheden en moeilijkheden. Zo is er niet een gen dat beslist of
mensen te zwaar worden; er zijn wel honderden genen die elk in meer of mindere mate bijdragen
aan het ontstaan van overgewicht. De erfelijke aanleg van overgewicht en Obesitas is nogal
divers. Er zijn verschillende genencombinaties die tot de ontwikkeling van zwaarlijvigheid
kunnen leiden. Dit gegeven laat zien dat overgewicht en Obesitas op meerdere manieren kunnen
ontstaan. Het is sowieso moeilijk om de werking van genen te achterhalen.
Naast dit alles kunnen ook verschillende omgevingsfactoren bijdragen aan een hoger
lichaamsgewicht dan normaal en bovendien zijn deze factoren in staat om de werking van
sommige genen te beïnvloeden.13
3.6 Behandeling14
Met gewichtsafname als doel staan er drie aspecten centraal: voedingsmodulatie, lifestyle en
selfcare. Deze aspecten sluiten aan bij de drie peilers die door Heideheuvel centraal zijn gesteld:
voeding, beweging en gedragsverandering bij kind en ouders.15
3.6.1 Voedingsmodulatie
Een probleem is de lange termijn visie, namelijk het gewicht behouden. “Kunstmatige” diëten
mislukken meestal omdat de patiënt ze niet kan volhouden, omdat ze te eenzijdig en dus
ongezond zijn en omdat ze niet in te passen zijn in een normale sociale context.
Belangrijk is het gebruiken van je gezonde verstand. Eet enkel bij honger, het is belangrijk om
onderscheid te leren maken tussen honger en zin. Mijd suikers, deze misleiden het lichaam en
veroorzaken een vals hongergevoel waardoor men teveel eet. Eet dus zo weinig mogelijk zoet.
Drink geen frisdrank, en geen tot weinig koffie of alcohol.
Er bestaan een aantal natuurlijke producten die een invloed hebben op de suiker en de
vetstofwisseling. Sommige verminderen de vetopname uit de darm, anderen hebben een
eetlustremmend effect en verminderen de drang naar zoet en er zijn producenten de
vetverbranding activeren.
3.6.2 Lifestyle
De voornaamste oorzaak van overgewicht is het niet respecteren van het signaal van de “honger
thermostaat”. Leer je lichaam kennen. Eet enkel wanneer je lichaam er echt behoefte aan heeft.
Leer luisteren naar de signalen die je lichaam je geeft. Leer ook het onderscheid herkennen tussen
'honger' en 'zin'. Het is daarom belangrijk voedingsfouten te herstellen en te onderzoeken wat,
wanneer, hoe en hoe snel gegeten wordt.
Probeer op een opvoedkundige wijze en met voldoende uitleg de maaltijden bijsturen (in rustige
omgeving en op regelmatige uren eten, traag kauwen en veel water drinken), de
13
Bron : www.Erfelijkheid.nl
Bron : www.biodynamio.be
15
Bron : Heideheuvel, Handboek kinderen & adolescenten.
14
22
familiegewoontes bijsturen (vb. niet gezamenlijk voor TV de maaltijd nuttigen) en de
lichaamsbeweging motiveren (zwemmen en fietsen stimuleren).
Een belangrijk punt hierbij is gedragsverandering te aan zien van eten. Er moet een cognitieve
restructurering plaats gaan vinden en een reële beeldvorming betreffende afvallen worden
gecreëerd. Het zelfbeeld moet worden bijgesteld, er moeten worden geleerd om te gaan met
Obesitas al chronische ziekte. Interpersoonlijke relaties moeten worden verbeterd.
3.6.3 Selfcare
Het is belangrijk om conditie op te bouwen en de inspanningstolerantie te verhogen. Er wordt
gelet op houding, ontlasting van gewrichten, revalidatie, bewegingsactivering en plezier krijgen
in beweging. Er wordt gewerkt aan cognitieve herstructurering, motivatie tot beweging en het
vergoten van de inspanning.
Een passief lichaam heeft neiging om te verzwaren. Een actief lichaam heeft neiging om zijn
ideale gewicht te behouden. Het gaat bij het bewegen dan ook niet zozeer om de tijdsduur
(kwantiteit) maar om de manier waarop (de kwaliteit).
Sport en beweging zijn belangrijk om een gezond lichaamsgewicht te bereiken of te handhaven.
Calorieën worden verbrand en het spierweefsel ontwikkelt zich.
3.6.4 Wat moet je vooral NIET doen?
•
•
•
•
Speciale diëten volgen:
Hoewel ze op korte termijn vaak spectaculaire resultaten opleveren zijn ze op lange termijn
waardeloos. Ze leiden tot het geruchte 'jojo effect'. Dit proces is bijzonder frustrerend en
veroorzaakt het gevoel voortdurend te falen.
Vermageringscocktails gebruiken:
Dit zijn medicaties waarin een combinatie van geneesmiddelen zit die inwerken op de nieren,
de schildklier, het zenuwstelsel en de darmen. Deze cocktails zijn uitermate schadelijk voor
de gezondheid.
Fatalistisch denken dat er niets aan te doen is:
Zelfs mensen die door erfelijkheid meer neiging hebben tot zwaarlijvigheid kunnen, via
consequent aangehouden aandacht voor voeding en life style, een normaal lichaamsgewicht
handhaven.
Onrealistische verwachtingen koesteren:
Indien je erfelijk bepaalde neiging tot zwaarlijvigheid hebt, houd dan je verwachtingen
realistisch. Er bestaat niet zoiets als een 'ideaal gewicht'.
3.7 Tips en adviezen16
Als ouder heb je de mogelijkheid om de ontwikkeling van overgewicht bij kinderen enigszins in
de hand te houden. Ouders zijn dus niet in staat om het toekomstige figuur van hun eenmaal
geboren baby te moduleren. Daarbij kan de eet- en beweegcultuur van de naaste omgeving (zoals
school, vriendjes en vriendinnetjes) invloed hebben op het eetgedrag en het activiteitenpatroon
van het kind. Laten we stellen dat ouders met een juiste levenswijze een steentje bij kunnen
16
Bron : www.gezondheid.be
23
dragen aan de ontwikkeling van een gezond lichaamsgewicht voor nu en voor de latere
volwassene.
Hoe kunnen ouders het best letten op hoe ze het eet- en activiteitenpatroon van kinderen op een
juiste manier kunnen beïnvloeden?
• Niet te veel televisie kijken
Kinderen kijken de laatste tijd (jaren) steeds meer televisie. Uit onderzoek blijkt dat het
gewicht hoger is naar mate kinderen langer voor de televisie zitten. Dit is overigens niet zo
verwonderlijk. De activiteit kost weinig inspanning. Daarbij is er voldoende gelegenheid voor
tussendoortjes. Een quiz of een film gaat dan ook vaak gepaard met een handje chips, een
stukje chocola of met het leeg eten van een zak drop.
Let daarom als ouder op de duur van het televisie kijken. Af en toe een programma is prima,
maar middagen voor de “buis” wordt wel erg veel.
• Meer sport en beweging.
Net als bij volwassenen is ook voor kinderen sport en beweging een belangrijk onderdeel om
een gezond lichaamsgewicht te bereiken of te handhaven. Calorieën worden verbrand en het
spierweefsel ontwikkelt zich. Daarbij kunnen kinderen ambitie kweken voor een bepaalde
sport. Andere kinderen zullen sportactiviteiten zien als iets wat bij het leven hoort. Ofwel, ze
zullen later meer behoefte hebben om af en toe “de benen uit het lijf te lopen.” Natuurlijk zijn
volwassen ook goed in staat om ambities en gewoonten aan te leren, maar...jong geleerd, is
oud gedaan!
• Minder snoepen en snacks
Als kinderen gewend zijn om niet te snoepen, dan zullen ze het ook niet missen. Kinderen
zijn over het algemeen gek op zoetigheid en snoep. Het verminderen van snoepgedrag kan
daarom best heel lastig zijn. Maar het is wel belangrijk. Snoepen (en ook snacken) zijn
dikmakende gewoonten en zeker geen behoeften, want het lichaam kan makkelijk zonder
calorierijke tussendoortjes. Als kinderen gewend zijn om niet te snoepen, dan zullen ze het
ook niet missen. En verwennen kan altijd! Maar dan met een knuffel, extra aandacht of met
een gezondere traktatie.
• Altijd ontbijten
Een goed ontbijt is voor kinderen – net als voor volwassenen – zeer belangrijk. Uit onderzoek
is gebleken dat kinderen zwaarder zijn als ze hun eerste maaltijd overslaan.
Sommige kinderen willen niet ontbijten. Misschien eten ze ‘s avonds te veel.
Geef in dat geval geen tussendoortjes (ook geen gezonde) een geruime tijd voor het slapen
gaan. Let ook op toetjes. Vla en pudding zijn erg vullend. Yoghurt met eventueel een
vruchtensiroop of met een klein beetje vla is een beter alternatief.
Kinderen die niet gewend zijn om te ontbijten, kunnen aanvankelijk tegenstribbelen. Leer in
deze situatie een ontbijtgewoonte beetje bij beetje aan door het geven van steeds grotere
porties totdat de juiste hoeveelheid is bereikt. Overigens, de concentratie vermindert als
kinderen niet ontbijten, want ze hebben honger en te weinig energie. Hierdoor dalen hun
schoolprestaties.
• Let goed op het gewicht
Het advies bij kinderen met overgewicht is: probeer het gewicht zoveel mogelijk te
handhaven, zodat ze uit hun extra kilo’s groeien.17
17
Bron : www.opdieet.nl
24
Obesitas wordt momenteel beschouwd als een van de grootste problemen op het vlak van de
gezondheidszorg. Ook onder kinderen is deze chronische ziekte de afgelopen jaren flink
toegenomen. De oorzaak bestaat uit verschillende factoren, maar de hedendaagse lifestyle heeft
wel een erg grote invloed. Vooral voor kinderen die al op jonge leeftijd te maken hebben met een
ernstige vorm van overgewicht (Obesitas) is er vaak geen weg meer terug op oudere leeftijd (jong
geleerd is oud gedaan.). Wij zien dat Obesitas voor een groot deel onder controle is te houden
door een goede voedingsmodulatie, beweging en zelf care (gedragsverandering). Veel van de
door ons gevonden en uitgewerkte informatie sluit aan bij de visie die Heideheuvel heeft ten
aanzien van Obesitas en de behandeling die wordt geboden.
25
HOOFDSTUK 4
Ontwikkelingsfases
In de analyse- of onderzoeksfase zijn wij op zoek gegaan naar aspecten van de beroepspraktijk
die naar onze mening belangrijk zijn voor het project.18 De verschillende ontwikkelingsfases
waar kinderen zich in bevinden is naar onze mening een erg belangrijk aspect.
Binnen de kinderafdeling van Heideheuvel te Hilversum worden kinderen en jongeren behandeld
die ernstig overgewicht (Obesitas) hebben. De Obesitas behandeling op Heideheuvel is bedoelt
voor kinderen en jongeren tot en met 18 jaar. De behandeling heeft gewichtsafname ten doel. Om
dit te bereiken staan drie peilers centraal: voeding, beweging en gedragsverandering bij kind en
ouders.19 Kinderen en jongeren die worden behandelt op Heideheuvel kunnen zich in zeer veel
verschillende ontwikkelingsfases bevinden. Bij een behandeling maar ook bij het werken met
ouders dient men rekening te houden met deze fases. Een kind van acht vertoont bijvoorbeeld
heel ander gedrag dan een kind van vijftien. Ouders kunnen op deze manier ook in de
thuissituatie tegen heel verschillende problemen aanlopen. Kennis van de verschillende
ontwikkelingsfases is dus erg belangrijk wil men een oudercursus kunnen geven en in ons geval
kunnen beschrijven.
Achtereenvolgens zullen in dit hoofdstuk beknopt de verschillende ontwikkelingsfases aan de
orde komen.20
4.1 Fasen in de persoonlijkheidsontwikkeling
Persoonlijkheidsontwikkeling verloopt niet continu, maar in fases, die kwalitatief en kwantitatief
van elkaar verschillen. De fases hebben een vaste volgorde en komen (ongeveer) op een vaste
leeftijd tot ontplooiing. Tussen de fases is er een korte periode van onevenwichtigheid, een
emotionele periode. Deze periode kan gekenmerkt worden door wisselende stemmingen zonder
duidelijke redenen. Kinderen kunnen dan erg druk en beweeglijk zijn, hebben meer conflicten,
presteren minder, hebben meer persoonlijke en gezondheidsproblemen. De emotionele perioden
zijn;
•
•
•
•
•
•
De eerste levensmaanden;
De koppigheidsperiode (tegen 3 jaar);
De kleine pubertijd (rond 6 jaar);
De kletsperiode (8 tot 9 jaar);
De pubertijd (11 tot 13 jaar);
De adolescentie (15 tot 17 jaar).
De fases moeten positief worden verwerkt voor een adequate persoonlijkheidsontwikkeling, zo
niet dan heeft dit negatieve gevolgen voor de verdere ontwikkeling. De
persoonlijkheidontwikkeling is een wisseling van fases en emotionele periodes en kan
voorgesteld worden als een steeds terug kerende golfbeweging.
18
Bron: Hogeschool van Amsterdam, De externe opdracht, projecthandleiding 2002/2003.
Bron: Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel.
20
Bron: Angenent, H., Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling, H2 Persoonlijkheidsontwikkeling/
ontwikkelingsfases, uit reader ‘Jeugd en perspectief ’.
19
26
4.1.1 De babytijd (0 tot 1 jaar)
De eerste periode (gedurende twee maanden) is er een emotionele periode door het
geboortetrauma. De baby is een egocentrisch wezen en ondervindt alles subjectief. Het
psychische leven draait om driftbevrediging. Oriëntatie op de omgeving vindt plaats na twee
maanden. Dit begint met herkenning van de moeder door middel van oogcontact en lachen. Na
vier maanden gaat de baby reageren op mensen, gebaren en gezichtsuitdrukkingen en na zes
maanden is gedifferentieerd sociaal contact mogelijk. Voor een goede
persoonlijkheidsontwikkeling is het gevoel van vertrouwen erg belangrijk. Dit is elementair
vertrouwen door middel van liefde, zorg en geborgenheid.
4.1.2 De peutertijd (1 tot 3 jaar)
Tijdens deze fase vindt een snelle ontwikkeling plaats, er is een verhoogde motoriek en een snelle
spraakontwikkeling. Aan het einde van deze fase ontdekken kinderen geslachtsverschillen en
gaan ze zich hierna gedragen. De ouders staan in deze periode centraal. Kinderen gaan hun eigen
wil testen. Er ontstaat een tegenstelling tussen autonomie (de eigen wil) en afhankelijkheid (wat
anderen verlangen). Dit is ook te zien bij de zindelijkheidstraining. Tenslotte ontdekt het kind dat
het een eigen persoonlijkheid heeft.
Ouders moeten het kind in deze fase de nodige zelfstandigheid geven zodat het de eigen wil en
persoonlijkheid kan ontwikkelen. Verder moeten ze het kind duidelijke grenzen bieden zodat het
kind zichzelf leert beheersen.
In deze fase doorlopen kinderen de koppigheidsperiode. Kinderen drijven dan vaak hun zin door
en kunnen als ze deze niet krijgen heftig reageren of zelfs agressief worden. De beste
pedagogische aanpak hierbij is het proberen te vermijden van conflicten, door kinderen
bijvoorbeeld af te leiden.
4.1.3 De kleutertijd (3 tot 6 jaar)
Het gezin is in deze periode de interpersoonlijke relatie, de eerste individuatie ontstaat en
kinderen ontdekken verder wat voor persoonlijkheid ze hebben. Ze hebben een objectieve
houding en gaan meer observeren en exploreren. De kinderen ontplooien en leren
verantwoordelijkheden te dragen in deze fase. Fantasie en werkelijkheid worden nog al eens door
elkaar gehaald. De normen en waarden van ouders worden tot een innerlijke gedragscode
geïnternaliseerd. Verder leren kinderen hun geslachtsrol door middel van imitatie en gaan ze
doelgericht handelen.
Ouders moeten kinderen in deze periode stimuleren een aanmoedigen. Hierdoor leren kinderen
eigen doelen te stellen en initiatief te nemen. Gebeurt dit niet dan dooft het initiatief en in
ernstige gevallen ontstaan schuldgevoelens en een repressief geweten.
De emotionele periode aan het einde van deze fase wordt de kleine pubertijd genoemd. Er is een
mix van tegenstrijdige gevoelden zoals liefde en haat. Kinderen willen zelf graag op de eerste
plaats staan, zijn bazig, koppig en opschepperig. De schuld ligt altijd bij een ander. De
gedragingen lopen parallel aan de lichamelijke veranderingen (zoals snelle groei).
4.1.4 De kindertijd (6 tot 12 jaar)
De kindertijd bestaan uit de vroege en de late kindertijd. Tussen deze twee bevindt zich een
emotionele periode, namelijk de kletsperiode. In de vroege kindertijd zijn kinderen over het
algemeen vrij rustig. Ze gedragen zich als een eenling en trekken zich meer terug, tegelijkertijd
concurreren ze wel met vriendjes. Kinderen gaan objectief denken en vinden regels belangrijk.
27
De kletsperiode is een onrustige tijd met een verhoogde emotionaliteit en activiteit. Meisjes
praten erg veel en jongens zijn motorisch veel onrustiger. Kinderen zijn in deze periode erg
kritisch (ook ten opzichte van zichzelf) en ontwikkelen zelfgevoel. Leeftijdsgenoten en uiterlijk
zijn erg belangrijk, wat ten koste kan gaan van interpersoonlijke relatie, bijvoorbeeld met ouders.
Doordat kinderen zich in deze periode wat minder goed kunnen concentreren kunnen de
prestaties op school iets terugvallen. In de late kindertijd zijn kinderen erg prestatiegericht en
leergierig. Kinderen zijn in harmonie met zichzelf. Ze zijn serieus en tillen niet licht aan dingen.
Zo streven ze naar goede relaties met anderen en passen ze zich gemakkelijk aan. Verder krijgen
ze oog voor algemene gedragsregels en normen. Goed is wat de omgeving als zodanig
bestempeld.
4.1.5 De jongerentijd (12 tot 18 jaar)
In deze fase gaan jongeren bewust nadenken over zichzelf, hun functioneren in het eigen milieu,
hun plaats in de maatschappij en hun relatie tot de wereld. De verworvenheden uit eerdere
ontwikkelingsfases worden opnieuw gewogen en er worden definitieve keuzes gemaakt. De
jongerentijd wordt ingeleid door de emotionele periode; de pubertijd. Veranderingen in het
hormonale huishouden zijn erg ingrijpend. De identiteit en het zelfbeeld hangen sterk samen met
het uiterlijk. Jongeren zijn juist nu erg onzeker en kwetsbaar. Seksualiteit is erg belangrijk bij het
vormen van hun eigen identiteit en hier wordt dan ook veel mee geëxperimenteerd. De pubertijd
is een leeftijd van psychische ongeordendheid, jongeren hebben in deze periode een overmaat aan
energie (opgewondenheid, ongeduld, impulsiviteit, luidruchtigheid). Ze houden zich niet aan de
regels en dit botst met de ‘geordende wereld’, sociale conflicten zijn hierdoor onvermijdelijk.
Jongens en meisjes gaan in deze periode sterk van elkaar verschillen en trekken vrijwel
gescheiden op. Meisjes zijn meer in zichzelf gekeerd, eenkennig en seksueel schuw en jongens
zijn meer zelfstandig, lawaaierig, en uiten sterk de seksualiteit. Kenmerkend aan deze fase is de
identiteitsontwikkeling (sterven naar eigenheid, invullen van de eigen persoonlijkheid). Jongeren
proberen zich te gedragen als individuele persoonlijkheden die onafhankelijk in het leven staan,
hun eigen keuzen maken en zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen beslissingen. De
identiteitsontwikkeling is noodzakelijk voor de voorbereiding op de psychologische rijpheid en
de sociale zelfstandigheid van de volwassenheid. Verder ontwikkelen ze idealen en een
toekomstbeeld, eigen verantwoordelijkheid vinden ze erg belangrijk. Jongeren willen als individu
worden gezien en zijn uit op status en prestige. Leeftijdsgenoten en vrienden worden erg
belangrijk. Ook treed er een heroriëntatie op waarbij ze zich kritisch opstellen ten opzichte van
hun eigen milieu en de maatschappij. Jongeren zijn weinig bereid tot compromissen. Ze
oriënteren zich op de werelden en stellen zich tegelijkertijd kritisch op. Dit leidt tot een
ambivalente (tegenstrijdige waarden) instelling ten opzichte van de volwassenheid en afzetten
tegen deze volwassen wereld. Aan het einde van de jongerentijd treed weer een emotionele
periode op; de adolescentie, deze is evenals de pubertijd een onrustige en onevenwichtige tijd.
Jongeren zijn erg prikkelbaar en de sociale aanpassingen en prestige worden minder. Er vindt een
tweede individualisatie plaats, jongeren worden zich in de pubertijd namelijk bewust een eigen
identiteit te hebben, welke in de adolescentie pas goed wordt ingevuld. Jongeren maken zich in
deze periode los van hun sociale milieu. In de adolescentie vinden veranderingen plaats op
geestelijk gebied. Ze hebben veel kritiek en ontwikkelen nieuwe ideeën. De oorzaak van
inconsistente (gebrek aan samenhang) is dat ze oude waarden en normen achter zich laten. Dit
terwijl het consistent (duurzame) normenstelsel zich pas ontwikkelt aan het einde van de
adolescentie. Pas dan kunnen jongeren zedelijke verantwoording dragen. De psychologische
verklaring voor de tegenstelling van behoefte aan originaliteit en behoefte aan het schikken naar
28
de heersende opvattingen (conformisme) zit in dat conformisme zekerheid geeft en een positief
zelfbeeld. Dit geeft jongeren de durf naar originaliteit. Al met al is de jongerentijd een labiele
levensfase. Een tijd van snelle ontwikkelingen op biologisch, cognitief, emotioneel, sociaal en
moreel gebied.
4.1.6 De jongvolwassenentijd (18 tot 25 jaar)
In deze fase leert men definitief zijn of haar plaats te vinden in het persoonlijke en
maatschappelijke leven. Men leert omgaan met verantwoordelijkheden, kritiek en zelfkritiek en
de basis voor een maatschappelijke carrière wordt gelegd. In deze fase blijkt of de sociale
aanpassing is gelukt.
Overigen fases zoals de volwassenheid, de late volwassenheid en de ouderdom zullen wij niet
beschrijven omdat deze niet van toepassing zijn op de doelgroep waar mee gewerkt wordt op
Heideheuvel. Als we kijken naar de verschillende fases zien we dat de jongerentijd een turbulente
en lastige periode is. Ook voor ouders kan het omgaan met hun kind in deze periode extra lastig
zijn. We hebben ervoor gekozen om extra aandacht te besteden aan het onderwerp ‘pubers’ dat in
het volgende hoofdstuk aan de orde zal komen.
29
HOOFDSTUK 5
Pubers
In gesprekken met medewerkers van Heideheuvel, is naar voren gekomen dat ouders met op
Heideheuvel opgenomen kinderen in de puberleeftijd, de meeste moeite hebben met het thuis op
de juiste wijze omgaan met hun kind, het ondersteunen bij het integreren van de aangeleerde
vaardigheden en het vasthouden van de veranderde leefstijl. Kinderen doen van alles, maar niet
datgene wat ouders van hen vragen en/ of verwachten. Daar een groot deel van de te behandelen
kinderen zich in de puberleeftijd bevindt, achtten wij het van belang deze ontwikkelingsfase
verder uit te diepen, om vervolgens weer te kunnen geven waar Heideheuvel, maar ook de ouders
van deze kinderen tegenaan lopen en in de opvoeding op zouden kunnen letten.
5.1 Pubers
Kinderen in de leeftijd van 11 tot 18 jaar worden ook wel “pubers”genoemd, in deze tijd
veranderen kinderen in veel opzichten. Ze zijn in de puberteit, iedereen heeft daar een ander
beeld bij. De slungelige zoon die struikelt over zijn eigen benen, de dochter die de deur achter
zich dicht knalt en naar haar moeder roept dat ze een vreselijk ouderwetse tut is of het groepje
luidruchtige jongeren waar je misschien maar liever met een boog omheen loopt.
Sommige ouders zien er als een berg tegenop, hun kind is bijna in de puberteit. Bij het woord
“puberteit” wordt vaak meteen gedacht aan de problemen en moeilijkheden die ouders kunnen
tegenkomen. Het kan er inderdaad soms heftig aan toe gaan, maar pubers kunnen net zo goed
heel gezellig zijn in huis. Jongeren hebben er zelf vaak een hekel aan om puber genoemd te
worden. Net of ze niet serieus genomen worden, of ze een soort verschijnsel zijn en geen eigen
persoonlijkheid hebben.
Ouders van pubers krijgen vaak het advies zoveel mogelijk te blijven praten met hun kind en te
laten zien dat ze betrokken zijn. Maar dat is nu juist het probleem, veel pubers willen helemaal
niet praten. Ze vinden alles gezeur en willen met rust gelaten worden. Als ze niet uitgaan of op
school zitten, hangen ze thuis suf op de bank of zitten eenzaam op hun kamer met hun muziek.
Het gezin lijdt eronder: met niets of niemand lijken ze meer rekening te willen houden. De wereld
draait om henzelf21. Voor ouders is de pubertijd van hun kind, de tijd dat zij moeten leren afstand
te nemen, zonder hun betrokkenheid te verliezen, dat is voor ouders het moeilijkste wat er is22.
5.2 De puberteit: een aparte fase
Het woord puberteit stamt af van het Latijnse pubes (=schaamhaar) en pubertas: de tijd dat het
kind zich ontwikkelt tot een volwassene.23 De puberteit gaat over de ontwikkeling van een kind
tussen de elf en achttien jaar. De duur van deze fase kan echter per cultuur verschillen. Vaak
wordt gedacht dat het een soort van overgang is tussen kindertijd en volwassenheid. Daarmee
bedoelt men dat een puber noch het één, noch het ander is. Steeds duidelijker wordt echter dat de
puberteit een periode is met eigen kenmerken en een speciale plaats inneemt in het leven van
ouder en kind. In deze periode zijn allerlei veranderingen aan de orde, op lichamelijk,
verstandelijk, emotioneel en sociaal gebied. Die gebieden kunnen zich min of meer los van elkaar
21
Bron: www.ouders.nl
Blokland, G., www.ouders.nl
23
Bron: Akkerman, M., Wat nou… pubers?
22
30
ontwikkelen, maar elkaar ook versterken. Hoe het bij een puber gaat veranderen, valt niet te
voorspellen, ieder kind doet dit op zijn eigen tempo.
5.2.1 Lichamelijke veranderingen
In de puberteit zie je vaak een echte groeispurt. Ze vallen over hun eigen benen en kunnen vaak
nauwelijks stilzitten, behalve voor de tv. In feite moet een puber steeds weer het evenwicht zien
te vinden in zijn veranderende lichaam, dat kost energie. Daarom komt uitslapen, veel eten en
sloom op de bank hangen op deze leeftijd veel voor. Een puber groeit niet alleen in de lengte. In
de breedte komen er meer spieren en op bepaalde plaatsen ook meer vet. Dit is voor een puber
vaak ongemakkelijk en kan gevoelens van onzekerheid met zich meebrengen.
5.2.2 Ontluikende seksualiteit
Met die lichamelijke veranderingen worden jongens en meisjes zich ook bewust van hun eigen
seksualiteit. Voor een puber kan het heel ongemakkelijk zijn om zijn lijf te zien groeien. In de
puberteit worden alle pubers zich bewust van seksuele gevoelens en verlangens. Ze raken hevig
geïnteresseerd in leeftijdgenoten van de andere, of juist van dezelfde sekse.
5.2.3 Verandering in denken
Kinderen vanaf een jaar of elf ontwikkelen een andere manier van denken, waardoor het mogelijk
is om meer verbanden te leggen. Daar pubers nu na kunnen denken over dingen die zij niet “echt”
zien, gaan ze in anderen bepaalde eigenschappen ontdekken. Ze vinden ouders ineens
consequent, of eerlijk, of ouderwets. Docenten zijn inspirerend, of hopeloos of kinderachtig.
Klasgenoten zijn een watje, een nerd of een slet. Niks spreekt meer vanzelf en over alles moet
gediscussieerd worden. Pubers krijgen er dus een nieuwe manier van denken bij, waardoor ze in
staat zijn tot meer inzicht en overzicht. Toch doet zich in het dagelijks leven zich daarentegen iets
eigenaardigs voor. Er lijkt iets mis te zijn met wat ze moeten onthouden en met hun begrip van
tijd. Alles moet ze honderd keer gezegd worden, de meest simpele dingen worden vergeten,
kortom hun geheugen lijkt wel een vergiet. Een puber heeft tijdens deze periode wel iets anders
aan zijn hoofd, verliefdheid, eigen aantrekkelijkheid, de omgang met leeftijdgenoten etc. zijn
onderwerpen waarmee een puber zich bezighoudt, daar vallen afwassen en vuilnisbakken legen
tegen weg.
5.2.4 Wie ben ik?
Over pubers wordt vaak gezegd dat ze hun eigen identiteit moeten ontwikkelen. Op zoek gaan
naar een nieuw beeld over zichzelf. Een puber ontwikkelt allerlei ideeën over zichzelf tijdens
ervaringen die hij opdoet. Hij leert ook over zichzelf door dingen die tegen hem gezegd worden
en de oordelen die hij krijgt. Een puber ontwikkelt ook een beeld van zichzelf door de dingen die
hij meemaakt in verschillende situaties. Voor zowel de ouders als de puber is het makkelijk als
hij wordt gezien als een persoon die meerdere kanten heeft, in plaats van iemand die overal
hetzelfde moet zijn. Voor de persoonlijke ontwikkeling van een puber is het belangrijk dat hij
positieve ervaringen opdoet en naast eventuele tegenslag ook succes ervaart bij de dingen die hij
onderneemt. Door er vanuit te gaan dat een puber opgroeit tot iemand die mogelijkheden heeft en
nieuwe dingen kan leren, wordt zijn ontwikkeling meer recht gedaan.
Door al deze veranderingen in zijn lichaam, zijn verstand en zijn gevoelens krijgt een puber heel
wat te verduren. De vorming over zichzelf en zijn plaats in de wereld is een enorm karwei en
levenservaring die hem daarbij van pas zou komen, heeft een puber nog nauwelijks tot zijn
31
beschikking. Het is dan ook een logisch gevolg dat pubers op zoek gaan naar steun. Pubers
denken echter (terecht) dat ze aan de onvoorwaardelijke steun van ouders niet genoeg hebben.
Een puber staat open voor vernieuwing van zichzelf en ouders zijn gewoonlijk geen voorlopers
als het om vernieuwing gaat. Pubers zoeken daarom liever hun heil bij andere pubers.
5.3 Opvoeden, maar ook loslaten
De puberteit houdt voor ouders in, hun kind los te moeten gaan laten. Om los te kunnen laten
moet je als ouders je kind vertrouwen geven. Ze vertrouwen in het feit dat ze voldoende
vaardigheden en inzicht hebben om zich in bepaalde onverwachte situaties zelf te kunnen redden.
Loslaten kan heel moeilijk zijn, je moet echter als ouder beseffen dat je je kind nou eenmaal niet
tegen alles kunt beschermen. Loslaten heeft echter ook zijn prettige kanten. Langzamerhand
zullen ouders gaan beseffen dat zij niet meer voor alles verantwoordelijk zijn, ook de puber zelf
is verantwoordelijk, vooral als het om zijn eigen gedrag gaat. Loslaten heeft nog een ander
voordeel; een puber als ouders vertrouwen geven, betekent ook hem aanmoedigen zijn eigen
oplossingen te vinden. Dit slaat bij de meeste pubers enorm aan en heeft meteen gevolgen voor
de verstandhouding. De puber zal zich meer gerespecteerd voelen door de waardering van zijn
ouders voor zijn persoon, dat hij zijn best zal doen om tot een goed resultaat te komen.
Mochten ouders denken dat de twijfels en problemen waar ze tegenaan lopen uniek zijn, is het
wellicht verstandig eens om zich heen te kijken. Soms helpt het om steun te zoeken bij andere
ouders. Praten met ouders die hetzelfde meemaken, luisteren naar hun ervaringen en ontdekken
waarom je als ouders moeite hebt met het gedrag van je kind, kan ouders helpen een voor hen
respectabele weg te vinden in het dilemma opvoeden en loslaten.
5.4 Verschillende opvoedingsstijlen
Iedere ouder heeft zijn eigen manier van opvoeden. In de praktijk blijken er grofweg drie
verschillende manieren van opvoeding te bestaan:
•
De `je doet wat ik zeg´ stijl;
•
De `er zijn grenzen´stijl en;
•
De `alles mag´ stijl.
Hoe ouders in de praktijk opvoeden, wordt bepaald door wat zij meenemen uit hun eigen
opvoeding, door de ideeën die zij daar later over gevormd hebben en door de aanleg van hun
kind. Ouders vinden het voor zichzelf vaak prettig zich te houden aan een bepaalde manier van
opvoeden, maar voor hun puber kan het soms nodig zijn hiervan af te wijken.
Wederzijds respect is een belangrijk aspect in de opvoeding. Er zijn echter meer dingen die
ouders kunnen inzetten om thuis de prettige sfeer te behouden. Zo werkt het beter om te letten op
wat goed gaat in plaats van op de foute dingen en dit is juist wat ouders vaak geneigd zijn te
doen. Ouders realiseren zich vaak niet dat je op die manier eigenlijk precies de verkeerde kant
opwerkt. Pubers krijgen zo heel wat negatief commentaar over zich heen en vaak veel minder
positieve opmerkingen. Complimentjes zijn vaak een echt tovermiddel. Het gedrag dat graag
gezien wordt, wordt ermee bevorderd.
32
5.5 Pubers en eten
Pubers kunnen echt geweldig snoepen. De voorraad thuis gaat er zeker aan, maar ook in een
schoolkantine weten ze er wel raad mee. Wie veel snoept, krijgt steeds weer trek in zoetigheid,
daardoor kan het gewone eetpatroon flink ontregeld raken. Door geen zoetigheid in huis te halen,
kun je als ouders heel wat invloed hebben op wat een puber eet. Heeft een puber aanleg om dik te
worden, dan is het verstandig om hem te begeleiden in zijn eetgedrag. Als een puber opgehouden
is met groeien en dan nog dagelijks een zak chips eet, bestaat de kans dat hij dik gaat worden.
Een melding als ´hier is ook nooit wat lekkers´ werkt als ouders op je gemoed. Je kunt je puber
echter een heleboel ellende besparen door een gezonde manier van eten in huis te handhaven.
5.6 Het gaat over
Iedere ouder heeft zo zijn eigen verwachtingen over de puberteit. Maar of het nu een roerige tijd
gaat worden of juist niet, met een kind in de puberteit worden ouders uitgedaagd om na te denken
over hun manier van leven. Ze worden geconfronteerd met de manier waarop ze opvoeden en met
hun smaak en gewoontes op allerlei gebieden.
Al wordt het soms vergeten, ook de fase van de puberteit gaat over. De meeste pubers groeien uit
tot jonge volwassenen die gewoon weer gaan communiceren, hard werken en belangstelling
hebben voor andere mensen.
33
HOOFDSTUK 6
Opvoeding in verschillende culturen
Welke taal, welke regels, welke waarden en normen, welke begrippen door de opvoeding worden
overgebracht op het kind, wordt grotendeels bepaald door de samenleving en de cultuur waarin
het kind opgroeit. Echter ook verschillen binnen de samenleving en cultuur blijken een grote
invloed te hebben op de wijze waarop de opvoeding plaatsvindt. De specifieke situatie en positie
van het gezin in de samenleving heeft een grotere invloed op opvoeding dan doorgaans wordt
aangenomen.24
Astma centrum Heideheuvel heeft te maken met kinderen uit deze verschillende culturen. Dit
betekent dan ook dat de begeleiders te maken hebben met kinderen met verschillende
opvoedingen die traditioneel staan in bepaalde culturen. Aangezien er veranderingen moeten
optreden binnen de leefstijl van het gezin is het noodzakelijk om je te verdiepen in de
verschillende culturen. Het gaat er met name om dat men iets van de gewoontes binnen de
verschillende opvoeding komt te weten. Zo kan er rekening worden gehouden met de patronen
binnen de gezinnen. Heideheuvel stelt dat er wel rekening gehouden wordt met de waarden en
normen binnen gezinnen, maar dat er een aantal ‘regels’ zijn waar ieder gezin zich aan moet
houden wil de behandeling kans van slagen hebben. Zo kan het een gewoonte zijn binnen een
bepaald gezin, niet aan tafel te eten. Heideheuvel wil graag dat de gezinnen de gewoonte
aannemen om toch aan tafel te gaan eten, omdat dit beter is voor het kind. Hieronder beschrijven
wij een stuk wat in het algemeen over cultuurverschillen gaat en daarna een stuk over de
Nederlandse opvoeding, de islamitische opvoeding en de Surinaamse opvoeding.
6.1 Cultuurverschillen
Wat is cultuur eigenlijk? Cultuur is een collectief systeem van betekenissen en
levensovertuigingen. Het geeft betekenis aan zaken en normen en waarden die een bepaalde
functie in een specifieke omgeving vervullen. Binnen een arme, agrarische gemeenschap is men
van elkaar afhankelijk. Daar gelden dus andere gebruiken en andere omgangsvormen dan in een
welvarende stad, waar meer voorzieningen zijn en waar er veel onderlinge afhankelijkheid is. In
Nederland is men niet afhankelijk van familie. Als je werkeloos wordt, ben je verzekerd. Als je
oud wordt krijg je een AOW - uitkering.
In het geval van een kind met Obesitas, zijn de kinderen wel afhankelijk van hun familie (gezin).
Niet alleen het kind moet zijn / haar leefstijl veranderen, het hele gezin moet zich aanpassen, wil
het beoogde resultaat (afvallen) behaald worden en beklijven.
Cultuur is dus afhankelijk van de omgeving en verandert constant, dat betekent dat ook de cultuur
van migranten en vluchtelingen, in interactie met de Nederlandse cultuur aan het veranderen is.
Uit onderzoek blijkt dat dit bijvoorbeeld ook het geval is als het gaat om de visie op opvoeding
van allochtone gezinnen (Wittenbrood & Keukenlamp, 2000).
Er zijn geen wetmatigheden binnen een cultuur en er zijn grote individuele verschillen. Je kunt
daarom moeilijk generaliserende uitspraken doen over iemand uit een bepaalde etnische groep.
Dit zou kunnen leiden tot stereotyperingen als: “Een islamitisch meisje kijkt je uit respect niet
aan”, of: “Een Somalische man zegt uit beleefdheid ‘ja’, als hij eigenlijk ‘nee’ bedoelt”. Het
24
Bron: Hermanns, Dr. J.M.A., Het sociale kapitaal van jonge kinderen.
34
vergroten van kennis over culturele achtergronden is alleen daarom van nut om oog te hebben
voor mogelijke verschillen.
Zoals eerder beschreven, is Heideheuvel zich bewust van de verschillende manieren van
opvoeden en respecteert deze. Echter hebben zij een standaard behandeling en maken zij geen
onderlinge verschillen. Heideheuvel kiest handelt vanuit wat het beste is voor hun kind, ouders
moeten dit accepteren en de aangeleerde vaardigheden integreren in hun eigen cultuur.
De cultuurverschillen spelen ook een belangrijke rol in de communicatie. Het taalgebruik en de
non-verbale communicatie zijn sterk cultuurbepaald en daar zijn hulpverleners zich niet altijd van
bewust. Hierdoor ontstaan al snel irritaties en misverstanden. Vaak zijn er ook taalproblemen,
wanneer cliënten niet of slecht Nederlands spreken. Toch wordt over het algemeen door
hulpverleners te weinig gebruik gemaakt van de tolkcentra, omdat ze het lastig vinden een tolk te
regelen of om via een tolk te praten.
Op Heideheuvel is dit ook een item, er wordt weinig tot geen gebruik gemaakt van tolken. Toch
erkent Heideheuvel dat het makkelijker zou zijn als deze bij sommige gesprekken aanwezig
zouden zijn. Heideheuvel zou ook graag zien dat de hand-out van oudercursus II in verschillende
talen zou worden afgedrukt.
Als je weinig met andere culturen in aanraking komt, besef je niet dat het ook anders kan.
Sommige zaken lijken dan gewoon vanzelfsprekend en wat anders is, is dan niet normaal. Door
een andere cultuur als minder waardevol te typeren, is het onmogelijk een brug te slaan tussen
culturen. Dat is alleen mogelijk door respect voor en besef van overeenkomsten en dat kan door
ervan uit te gaan dat culturen niet statisch zijn en dat er interactie tussen culturen mogelijk is. Dat
betekent niet dat je je eigen normen, waarden en verschillen tussen culturen moet negeren, of dat
je je eigen normen overboord moet gooien. Er zijn natuurlijk grenzen, maar het is belangrijk niet
te snel te oordelen en eerst goed de achtergronden te begrijpen. “Ik zie wel verschillen, maar zij
moeten zich maar aanpassen”, is culturele dominantie en heeft niets te maken met integratie.25
6.2 De Nederlandse opvoeding
Tegenwoordig onderhandelen Nederlandse ouders veel met hun kinderen dit kan de nodige
spanningen en onzekerheden met zich mee brengen. Bij ouders die onderling verschillend over
opvoeden denken, verandert het traditionele beeld. Het opvoedingsgedrag van moeders lijkt
langzamer te veranderen dan dat van vaders.
Vier verschillende opvoedingsdoelen werden ouders voorgelegd: autonomie, conformisme,
sociaal gevoel en prestatie. Autonomie en verantwoordelijkheid is verreweg het meest
belangrijke doel dat ouders nastreven. Ook het zelfstandig oordelen scoort hoog. Minder
belangrijke doelen hebben te maken met conformisme: gehoorzaamheid komt zelfs op de een na
laatste plaats. Ook zijn Nederlandse ouders niet erg gericht op prestatie als opvoedingsdoel. Ze
vinden het wel belangrijk dat de schoolresultaten van hun kinderen goed zijn, maar ijverig en
ambitieus zijn is minder belangrijk.
De Nederlandse ouders ondersteunen hun kinderen in hoge mate op een zeer autoritatieve en
weinig autoritaire wijze. Dit heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de kinderen.
Nederlandse ouders zijn warm naar hun kind toe, tonen genegenheid en zijn betrokken bij hun
kinderen. Zij hebben oog voor de signalen die hun kinderen uitzenden en geven uitleg en
informatie. Zij proberen hun kinderen waarden en normen bij te brengen en straffen hun kind
25
Bron: Ballaart, H., De noodzaak van interculturalisatie, uit SPH 49 (tijdschrift).
35
weinig. Zij verwachten dat de wijze waarop zij hun kinderen opvoeden, in deze samenleving en
in deze tijd zal leiden tot evenwichtige kinderen op het gebied van gedrags- emotionele en
persoonlijkheidsontwikkeling.26
6.3 De sharia en islamitische opvoeding
De meeste Marokkanen en Turken in Nederland zijn Islamieten. Ook onder Surinamers en
Indonesiërs vinden we Islamieten. De verschillende islamitische "scholen" kennen hun eigen
interpretaties van de Koran, het Heilige Boek. Er is een samenstel van bepalingen en leefregels,
de "sharia" dat bekend staat als de islamitische religieuze "wet". Deze "wet" spoort niet altijd met
het Nederlandse recht. Overigens verschilt het hieruit voortvloeiende voorgeschreven of
afgekeurde gedrag en de invloed op het dagelijks leven per stroming, per gezin en per persoon.
De man is boven de vrouw gesteld, hij is hoofd van de familie en heeft de plicht voor vrouw en
kinderen te zorgen. Kinderen behoren tot de familie van de man, de vrouw kan nooit de voogdij
krijgen, bij overlijden van de man gaat de voogdij naar zijn familie. Bij echtscheiding behoudt de
vader zijn rechten ten aanzien van de kinderen. De vrouw kan de verzorging krijgen maar de man
kan ze daaraan te allen tijde onttrekken.
Opvoeders hebben een grote verantwoordelijkheid ten aanzien van het huwelijk van hun
kinderen, dit kan leiden tot uithuwelijking. Hieruit volgt dat ten aanzien van meisjes en jongens
verschillende verwachtingen bestaan, omdat voor het goed vervullen van de gezinsrollen
verschillende eigenschappen nodig zijn. Voor beiden geldt dat zij worden aangemoedigd de
plichten te vervullen die religie en gebruiken hun opleggen en ontmoedigd worden zich een
subjectieve wereld te creëren die gebaseerd is op eigen percepties en behoeften.
Het verschil tussen mannen en vrouwen vormt een belangrijke rechtvaardiging voor het verschil
in vrijheden dat wordt toegekend. De vrome moslimman hoeft zich geen aards plezier te
ontzeggen, waar het om gaat is dat hij zich weet te beheersen als zijn plichten tegenover God en
de gemeenschap hem roepen. Aan de vrouw worden strengere eisen gesteld, omdat zij tot minder
zelfbeheersing in staat wordt geacht. Dat begint al bij peuters. Moslims vermijden het te
psychologiseren of te individualiseren, maar deze dubbele moraal is steeds aanwezig.
Jongens en meisjes moeten leren rustig, gehoorzaam en beleefd te zijn, maar jongetjes kunnen
naast boosheid ook rekenen op geamuseerdheid en trots bij druk en agressief gedrag. De jongens
leren ook dat zij zich ten opzichte van hun vader onderdanig moeten gedragen, maar dat
vrijmoedigheid ten opzichte van moeder niet bestraft wordt. De opvoeding is meer gericht op
beschaven en conformeren dan op ontplooien. Opvoeden houdt vooral in het voorhouden van het
goede voorbeeld, disciplineren en beschermen tegen kwade influisteringen van binnenuit en van
buitenaf. Geboden en verboden overheersen, de individualiteit van het kind krijgt weinig accent
en er wordt geen aparte kinderwereld gecreëerd. Overigens staat de menselijke ontwikkeling
onder invloed van verschillende factoren. Aan de ene kant zijn zaken al voor de geboorte door
God vastgelegd, zoals de fysieke ontwikkeling en de tijd van sterven, maar ook de hoogte van het
inkomen en de mate van geluk. Het lot van mensen is dus wat dit betreft vooraf bepaald: zij
kunnen er niets aan veranderen. In andere opzichten zijn mensen vrij hun eigen levenspad te
kiezen: in de Koran wordt dikwijls gewezen op de verantwoordelijkheid die men heeft voor eigen
daden. Sociale omgevingsfactoren interacteren met de eigen wil. De Koran raadt mensen aan
26
Bron: Keulen van A.. e.a., Van alles wat mee nemen, Opvoedingsstijlen in multicultureel Nederland.
36
alleen met diegenen om te gaan die gepast gedrag vertonen. Slechte vrienden en eigen hebzucht
kunnen ertoe leiden dat men van het rechte pad afwijkt.27
6.4 Surinaamse kinderen
In Suriname wonen verschillende bevolkingsgroepen. Er zijn veel Hindoestanen en veel Creolen
naar Nederland geëmigreerd. Deze groepen hebben een visie op opvoeding die stoelt op hun
historie.
Hindoestanen zijn afkomstig uit India en werden na het afschaffen van de slavernij als
contractarbeiders naar Suriname gehaald. Zij staan merendeels in de religieus - culturele traditie
van het Hindoeïsme. Het Hindoeïsme is zeer tolerant waar het vormen en uitingen van
religiositeit betreft. Een belangrijk onderdeel is het geloof in Karma, wedergeboorte in een
situatie die bepaald wordt door de verdiensten in een vorig leven. Aan de ene kant uit zich dit in
een voortdurend streven naar verbetering, aan de andere kant accepteert men sociale ongelijkheid
en de ondergeschikte positie van vrouwen.
In de opvoedingspraktijk zien we dat Hindoestaanse opvoeders hun kinderen graag zien leven
volgens de sociaal - rituele gedragsnormen van de groep (waartoe ook uithuwelijking kan horen).
Opvoeders streven voor hun kinderen naar een hoge positie. Het kastensysteem klinkt door in de
voorkeur voor witte - boordenberoepen met autoriteit en de relatieve afkeer van beroepen in de
landbouw en grof handwerk. Soms wordt er een grote nadruk gelegd op leren en studeren, zonder
rekening te houden met persoonlijke beperkingen van een kind. Onvermogen wordt vaak gezien
als onwil en wordt soms gestraft. Onder deze druk presteren de kinderen vaak boven hun niveau,
ten koste van ontspanning en nachtrust.
Creolen zijn afstammelingen van gevluchte of bevrijde negerslaven met vaak "gemengd" bloed.
De familieband loopt via de moeder, ook nu nog is de vader soms onbekend omdat voor een
Creoolse concubinaat en bezoekrelatie, soms opeenvolgend, even respectabel zijn als een
huwelijk. Het huwelijk voor slaven bestond niet, als slaaf kon je je beter niet binden, iedereen
liep de kans verkocht te worden. Soms heeft een vrouw er wel behoefte aan een man aan zich te
binden. Ze zal dan geneigd zijn hem te verwennen. Voor de kinderen in zo'n Creools gezin zijn
moeder, oma en tantes het belangrijkst. De jongens hebben geen vaderfiguur om zich mee te
identificeren of zij horen na zijn vertrek vooral negatieve dingen over hun vader en soms imiteren
zij het gedrag van moeders vriend. Warmte en affectie zijn vaak aanwezig, maar
toekomstgerichtheid en structuur ontbreken nogal eens. Voor Antilliaanse kinderen geldt
grotendeels hetzelfde (Afro - Caribische samenleving).
Als moeders werken worden de kinderen vaak door oma grootgebracht. Als oma niet in
Nederland is, is dat onmogelijk en stopt de moeder soms met werken om op de bijstand terug te
vallen. Tevens mist zij dan haar moeder en verdere familie bij de opvoeding.28
Surinaamse ouders vinden de tolerante houding van Nederlandse ouders tegenover hun kinderen
lastig. Sommige hebben wel waardering voor de kindvriendelijkheid, maar de meeste Surinaamse
ouders vinden het moeilijk hun kinderen op te voeden in een omgeving waar een groot taboe op
straffen rust.
De manier van straffen en belonen hangt samen met de generatie van de moeders en het
opleidingsniveau. Ten opzichte van vroeger is het fysieke straffen sterk afgenomen. De kinderen
worden vaker beloond dan gestraft. Men geeft meestal geen cadeautjes voor het leveren van een
27
28
Bron: www.zorgnetwerk-flevoland.nl
Bron: www.zorgnetwerk-flevoland.nl
37
prestaties, maar liever immateriële beloningen. Alleen in noodgevallen grijpen moeders naar de
fysieks straf. Bij kinderen ouder dan twaalf jaar komt fysieke straf vrijwel niet meer voor maar
straft men door kinderen bepaalde privileges te onthouden.29
6.5 Disfunctionele opvoeding
Van een aantal opvoedkundige praktijken en opvoedingsstijlen is ongeveer bekend welk resultaat
het oplevert. Uit wetenschappelijk onderzoek en praktijkervaring blijkt dat maatschappelijk
succes, geestelijke gezondheid en welbevinden gedeeltelijk gerelateerd zijn aan de opvoeding. Er
zijn zowel positieve als negatieve gevolgen bekend. Als men ervan uitgaat dat opvoeders in
principe het beste willen voor hun kinderen, moeten opvoedingspraktijken met negatieve effecten
in het algemeen worden uitgebannen. Ook als zij een onderdeel vormen van culturele, sociale of
religieuze bagage van de opvoeders of een instelling. Als opvoeding zich richt op het latere
functioneren als volwassene, dan moet de opvoeder een voorstelling hebben van de toekomstige
rol van zijn kind in de maatschappij. Soms heeft een opvoeder een irreële inschatting van de
mogelijkheden van zijn kind, een vertekend beeld van de maatschappij, of een rolconcept dat
ethisch niet verantwoord is.
Disfunctionele opvoeding kenmerkt zich door opvoedingspraktijken waarin geen rekening
gehouden wordt met het kind, die niet geëigend zijn voor het beoogde doel, of waarmee een
onethisch, immoreel, onzedelijk of onrechtmatig doel wordt nagestreefd. Het kan gaan om
onderdelen en methoden (bijvoorbeeld het bedplassen proberen te stoppen met straf-, om het
toepassen van in principe juiste methoden die echter niet zijn toegesneden op een speciaal kind,
bijvoorbeeld: keuzevrijheid en verantwoordelijkheid verwachten van een angstig MLK-kind- of
een algeheel verkeerde opvoedingsmethode, bijvoorbeeld: inconsequent zijn, geen grenzen
stellen, belonen van ongewenst gedrag). De uitkomst van disfunctionele opvoeding is altijd
ongewenst.30
29
30
Bron: Keulen van A., Van alles wat mee nemen, Opvoedingsstijlen in multicultureel Nederland.
Bron: www.zorgnetwerk-flevoland.nl
38
HOOFDSTUK 7
Oudercursussen
In dit hoofdstuk zijn een tweetal van onderzoeken opgenomen. Het eerste gedeelte is het
literatuur onderzoek, hierin worden verschillende onderwerpen binnen het thema oudercursussen
beschreven. Het tweede gedeelte (vanaf paragraaf 1.4) is het vergelijkingsonderzoek. Hiervoor
hebben we drie soorten oudercursussen genomen en deze met elkaar vergeleken.
Aangezien wij de oudercursus van Heideheuvel op papier moeten zetten leek het ons als
projectgroep van belang, ons vooraf te verdiepen in (andere) oudercursussen.
Het gezin waarbinnen een kind opgroeit (wordt opgevoed) is erg belangrijk om een tal van
redenen.
Een gezin heeft verschillende functies, deze zijn:
• biologische functie (er wordt voor elkaar gezorgd wat betreft eten, verzorging bij ziekte en
lichamelijke hygiëne);
• pedagogische functie (er vindt opvoeding van kinderen plaats);
• affectieve functie (gezinsleden ondersteunen elkaar bij problemen, geven elkaar aandacht en
bespreken persoonlijke dingen);
• religieuze functie (in een gezin worden godsdienstige zaken besproken, gevierd, beleefd);
• morele functie (in een gezin leer je bepaalde waarden en normen) .
In dit hoofdstuk gaan we met name in op de pedagogische functie van het gezin, omdat er
verschillende redenen kunnen zijn dat ouders extra vaardigheden nodig hebben bij de opvoeding
van hun kind. Ouders van kinderen met Obesitas hebben bijvoorbeeld extra vaardigheden nodig
als het gaat om consequent zijn bij het geven van voeding aan hun kind. Als men deze
vaardigheid niet aanleert, heeft de behandeling weinig kans van slagen. Juist voor deze kinderen
is het enorm belangrijk dat ouders hen steunen en de kinderen het gevoel krijgen dat ze er niet
alleen voorstaan. Het kan namelijk wel goed gaan tijdens de weken dat het kind op Heideheuvel
verblijft, maar als de geleerde in de thuissituatie niet wordt door gevoerd, heeft de behandeling
geen enkel effect gehad. De ouders moeten achter het kind staan en consequent met de
aangepaste leefstijl omgaan wat betreft voeding / eetgewoontes / bewegen.
7.1 Opvoedingsstijlen
Bewust en onbewust zijn ouders altijd bezig met het vormen en beïnvloeden van hun kinderen.
Ook anderen in de omgeving leveren hieraan hun bijdrage.
Mede bepalend voor het gezinsklimaat is de opvoedingsstijl, waarvan er hier vier worden
onderkend:
•
•
•
•
autoritatief : eisen stellend, controlerend;
accepterend, responsief en kindgericht;
autoritair : eisen stellend, controlerend;
verwerpend, niet-responsief en oudergericht;
permissief : geen eisen stellend, weinig controle;
accepterend, responsief en kindgericht;
verwaarlozend : geen eisen stellend, weinig controlerend;
verwerpend, niet-responsief en oudergericht;
39
Uit onderzoek blijkt dat de autoritatieve (op natuurlijk gezag berustende) opvoedingsstijl het
meest wenselijk is, die leidt "tot competente, onafhankelijke kinderen met een hoog gevoel van
eigenwaarde en een hoog ontwikkeld gevoel voor sociale verantwoordelijkheid".
Deze kinderen zullen ook gewaardeerde leerlingen zijn op elke school, maar zij zullen zelf de
voorkeur geven aan een school met een zelfde opvoedingsstijl. Een school met een autoritatief
klimaat zal ook voor kinderen uit gezinnen met één van de andere stijlen een goede omgeving
zijn.31
7.2 Opvoedingsproblemen
Soms vraag je je als ouders wel eens af hoe andere ouders de opvoeding aanpakken. Hebben zij
ook dagen dat ze het helemaal niet meer zien zitten met hun kind? Hoe reageren andere ouders
bijvoorbeeld als hun kind een grote mond geeft. Wat is nou beter: negeren of juist optreden? Als
je er als ouders behoefte aan hebt ervaringen met andere ouders uit te wisselen, zijn
oudercursussen een echte aanrader. Veel ouders aarzelen of een oudercursus wel echt iets voor
hen is. Zij denken dat ze er niet heen kunnen als ze geen echte problemen hebben met hun kind.
Ouders die over deze aarzelingen heen stappen zijn na afloop bijna altijd enthousiast. Het is vaak
bevrijdend om met mensen te kunnen praten die hetzelfde doormaken en bovendien kunnen
ouders ideeën opdoen die zij weer toe kunnen passen in hun eigen situatie. Er zijn verschillende
soorten oudercursussen. Bijna altijd is het een combinatie van informatie, ervaringen uitwisselen
en praktische oefeningen.32
7.2.1 Ik word gek van dat kind!
Helaas bestaat er voor de opvoeding geen blauwdruk met garantie op succes. Maar er zijn wel
een paar basistechnieken die het ouders en kinderen een stuk makkelijker kunnen maken.
Kinderen kunnen het hun ouders knap moeilijk maken. En andersom kunnen ook vaders en
moeders hun nageslacht behoorlijk in de weg zitten. Soms lopen de zaken zo uit de hand dat
ouders er zelf niet meer uit komen. Ze zien hun kinderen alleen nog maar als vervelende, lastige
31
32
Bron: www.zorgnetwerk-flevoland.nl
Bron: Akkerman, M., Wat nou….. puber?
40
etterbak en hebben geen oog meer voor zijn leuke kanten. Vooral bij kinderen met ernstige
gedragsproblemen is dan het gevaar van een negatieve spiraal aanwezig. Ouders en kinderen
kunnen hierdoor niet meer op een normale manier met elkaar omgaan.
Een gemiddelde ouder hoeft niet de hele dag op te voeden. Ouders van kinderen met ernstige
gedragsproblemen (ook ouders van kinderen met Obesitas) daarentegen moeten zeven dagen per
week, 24 uur per dag opvoeden. Om hen te helpen heeft het Paedologisch Instituut (PI) in
Duivendrecht een oudertraining ontwikkelt. Ouders leren hier zes basale
opvoedingsvaardigheden in praktijk te brengen, te weten: leuke dingen zeggen, prijzen, belonen,
apart zetten, zinvol straffen en instructies geven. Het zijn technieken die ook ouders van
‘gewone’ kinderen van pas kunnen komen.33
7.3 Opvoedingsondersteuning
Opvoeden gaat soms niet vanzelf. Als je al in een vroeg stadium opvoedingsproblemen bespreekt,
kan er gemakkelijker naar een oplossing worden gezocht. Door tijdig opvoedingsproblemen op te
lossen hoeft er minder vaak beroep gedaan te worden op zwaardere vormen van hulpverlening.
Ook kan gericht doorverwezen worden.
Veel ouders tobben met allerlei vragen over de opvoeding en de ontwikkeling van hun kind.
Soms hebben ze behoefte aan deskundige steun. Opvoeden gaat namelijk niet vanzelf.
7.3.1 Doel opvoedingsondersteuning
Het doel van opvoedingsondersteuning is preventie:
• het bevorderen van een goede relatie tussen ouders en kinderen, omdat dit één van de
voorwaarden is voor een goede en gezonde ontwikkeling van de kinderen;
• het voorkomen van ernstige opvoedingsproblemen, dit wil zeggen voorkomen dat de relatie
tussen ouders en kinderen zodanig vastloopt dat er ernstige problemen ontstaan;
• het voorkomen van gedragsproblemen bij kinderen en de problemen in het gezinsleven die
daaruit zouden kunnen voortvloeien.34
De afdeling Pedagogische Preventie wil voorkomen dat opvoedingsvragen uitgroeien tot
problemen die de ontwikkeling van kinderen belemmeren. Door middel van
opvoedingsondersteuning richt de afdeling zich direct of indirect (via intermediairs) op
opvoeders. Dit doet zij vraaggericht, zo kortdurend en laagdrempelig mogelijk, met oog op en
respect voor de culturele diversiteit van opvoeders.35
7.3.2 Vormen van opvoedingsondersteuning
Er zijn twee vormen van opvoedingsondersteuning namelijk:
• Individuele ouders
Het overgrote deel van de opvoedingsondersteuning vindt plaats ten behoeve van ouders van
kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. Ouders melden zich aan bij het centraal aanmeldpunt
op advies, via verwijzing of op eigen initiatief.
33
Bron: Elzinga, A., Opvoeding een opfriscursus, uit:J /M Vakblad voor ouder.
Bron:www.het-antwoord.nl
35
Bron: www.jeugdzorg-nhn.nl
34
41
•
Groepen
Medewerkers van het Opvoedbureau verzorgen, in beperkte mate, op verzoek
themabijeenkomsten over een opvoedkundig onderwerp. Voor deze ouderbijeenkomsten geldt
dat er een groter aantal ouders ineens wordt bereikt en dat er een sterk preventieve werking
van uit gaat.36
7.4 Vergelijkingsonderzoek oudercursussen
We hebben ervoor gekozen om door middel van het vergelijken van verschillende
oudercursussen, tot een aantal overeenkomsten en verschillen te komen en hier een advies aan te
koppelen. We hebben hierbij gebruik gemaakt van de oudercursus die wordt gegeven bij de
Argonaut en het Paedologisch Instituut (beide kinder- en jeugdpsychiatrische instellingen)
tegenover de oudercursus van Heideheuvel.
7.4.1 Overeenkomsten
• Alle drie de cursussen zijn gericht op opvoedingsvaardigheden.
• De vorm waarin de bijeenkomsten wordt gegeven komt overeen. Alle drie de cursussen
worden begonnen met het op hun gemak stellen van de ouders, vervolgens wordt er
geëvalueerd hoe het oefenen met de vaardigheden is verlopen. Er wordt een thema uitgelegd
en daarna wordt er geoefend.
• Elke begeleider probeert zoveel mogelijk rekening te houden met het taalgebruik van de
ouders. De cursus wordt zoveel mogelijk in korte en makkelijke zinnen gegeven.
• De cursussen zijn gericht op ‘probleem’ – aanpak binnen het gezin.
• De cursussen zijn systeemgericht.
• Alle drie de cursussen worden gegeven vanuit een positieve benadering (competentiemodel).
• De oudercursussen zijn alle drie niet gericht op een specifieke levensfase.
• Er wordt bij alle drie de cursussen geen rekening gehouden met verschillende culturen.
7.4.2 Verschillen
• Heideheuvel biedt een behandeling van 6 tot 9 maanden en in deze tijd worden
bijeenkomsten georganiseerd met betrekking tot het thema rondom opvoedingsvaardigheden.
De Argonaut biedt een behandeling van 6 maanden en hierin vinden 14 bijeenkomsten plaats.
Het Paedologisch Instituut biedt een behandeling variërend van ongeveer 6 maanden tot
maximaal 12 maanden, hierin worden tussen de 6 en 8 lessen aangeboden rondom dit thema.
Daarna volgt nog een toegepaste cursus die zoveel bijeenkomsten bedraagt als nodig is en
binnen de behandeling past.
• De oudercursus van Heideheuvel is gericht op ouders van kinderen in de leeftijd: t/m 18 jaar.
De oudercursus van de Argonaut is gericht op ouders van kinderen in de leeftijd: 8 t/m 12 jaar
en bij het Paedologisch Instituut op ouders van kinderen in de leeftijd: 4 t/m 14 jaar.
• Bij Heideheuvel wordt de oudercursus in groepsvorm gegeven (4 ouderparen), evenals bij de
Argonaut (8 ouderparen). Echter wordt bij het Paedologisch Instituut de cursus in de aan één
ouder(paar) aangeboden. Naar het voordeel om de cursus aan te bieden in groepsvorm is veel
onderzoek gedaan. In het algemeen toont dit onderzoek aan dat het gelijktijdig helpen van
meerdere ouders in een groep, gelijkwaardige effecten oplevert aan het helpen van
36
Bron: www.thuis-en-gezond.nl
42
•
•
•
•
•
ouderparen apart, tegen een kleinere investering van tijd.37 Ouders merken tevens dat ze niet
alleen zijn, ze horen verhalen van andere ouders. Het is goed om dingen te delen, ouders
kunnen leren van elkaar. Een nadeel is echter dat ouders makkelijker niet komen opdagen.
Een voordeel om bij de mensen thuis te komen is dat de vaardigheden gelijk worden geoefend
in de leefomgeving. Het oefenen van de vaardigheden gebeurt direct met het kind. (Het kind
zal dan ook bij de meeste bijeenkomsten aanwezig zijn). De ouderbegeleider kan dan gelijk
aan de ouder aangeven wat er wel en wat er nog minder goed ging. De ouderbegeleider kan
ook concrete adviezen geven. De begeleider wil bijvoorbeeld graag dat het hele gezin aan
tafel eet, maar de begeleider ziet dat er geen eettafel staat. De begeleider adviseert de ouder
om een tafel neer te zetten. De begeleider gaat ongeveer iedere week naar het gezin, ze kan
dus zien of de ouders ook daadwerkelijk iets met de adviezen doen. De begeleider kan heel
gericht op de problemen binnen dit gezin ingaan. De begeleider geeft voorbeelden die gericht
zijn op de leeftijd van hun kind, rekening houdend met de culturele achtergronden van dit
gezin. Een nadeel kan ook zijn dat ouders soms niet thuis zijn op het moment dat je voor de
deur staat, ouders “vergeten” bijvoorbeeld de afspraak.
Vaardigheden worden geoefend tijdens de bijeenkomsten bij alle drie de oudercursussen maar
bij de cursus van het Paedologisch Instituut wordt er nog getoetst. Dit toetsen ziet er als volgt
uit: er wordt tijdens een bezoek in de thuissituatie een opvoedingsvaardigheid aangeboden
deze wordt op dat moment gedemonstreerd door de ouderbegeleider en vervolgens door de
ouders geoefend. Ouders krijgen een week de tijd om de vaardigheid onder de knie te krijgen
en deze tijdens de volgende les te demonstreren aan de ouderbegeleider. Als de ouders de
geoefende vaardigheid nog niet voldoende beheersen besluit de ouderbegeleider dat de ouders
nog een week gaan oefenen.
Bij de Argonaut en Heideheuvel wordt er een kindercursus gegeven die gekoppeld is aan de
oudercursus. Bij het Paedologisch Instituut wordt geen kindercursus gegeven.
Bij het Paedologisch Instituut en Heideheuvel worden er aan de ouders huiswerkopdrachten
meegegeven dit is niet het geval bij de Argonaut.
Bij het Paedologisch Instituut wordt rekening gehouden met het feit dat sommige ouders
fysieke straffen gebruiken, in de handleiding wordt beschreven hoe om te gaan met ouders die
deze straffen gebruiken (alternatieven bieden).
Bij het Paedologisch Instituut wordt de oudercursus in de thuissituatie aangeboden bij
Heideheuvel en de Argonaut gebeurt dit op de instelling zelf. Het Paedologisch Instituut heeft
hier bewust voor gekozen omdat de vaardigheden op deze manier makkelijker worden
gegeneraliseerd. Er wordt namelijk vaak gewerkt met ouders die geen hoge intellect hebben
en hierdoor net als hun kind moeite heeft met het generaliseren van vaardigheden.
7.4.3 Conclusie
• De vorm waarin de oudercursus op dit moment wordt gegeven op Heideheuvel, is de vorm
waarin andere instellingen hem ook aanbieden. Uit het enquête – onderzoek is gebleken dat
de ouders van kinderen met Obesitas op Heideheuvel, tevreden zijn met deze vorm.
• Het taalgebruik is iets wat niet vaststaat, het is moeilijk te toetsen. Maar uit ervaringen en
interviews kunnen wij concluderen dat iedere ouderbegeleider rekening houdt met het
taalgebruik. Zoals in het hoofdstuk: opvoeding in verschillende culturen wordt genoemd, is
37
Bron: Cools, A., Kinder- en jeugdpsychotherapie.
43
•
•
•
•
•
•
•
het erg belangrijk om hier rekening mee te houden, omdat anders de helft van de informatie
verloren zou kunnen gaan.
Daar de leefstijl van het kind de leefstijl van het gezin is, is het belangrijk om systeem gericht
te werk te gaan. Niet alleen de leefstijl van het kind moet veranderen maar ook die van zijn
ouders en broertjes / zusjes. Heideheuvel heeft dan ook als voorwaarden voor de behandeling
dat het hele systeem meewerkt aan de behandeling.
De oudercursus is gericht op de problemen die binnen gezinnen bestaan die te maken hebben
met het opvoeden van een ‘bijzonder’ kind. Dit ‘bijzondere’ kind vraagt namelijk om een
‘bijzondere’ opvoeding.
Om al deze problemen aan te pakken gebruikt Heideheuvel een positieve benadering
(competentie gericht).
Het is de overweging waard om na te gaan of ouders behoeften hebben aan een cursus in hun
thuissituatie. In de thuissituatie kunnen hele praktische zaken worden aangepakt. Ook kan er
geoefend en getoetst worden met het kind erbij.
Het is effectief om ouders huiswerkopdracht mee te geven, ouders krijgen de kans om de
vaardigheden te oefenen en kunnen bij de volgende bijeenkomst aangeven waar ze nog tegen
aanlopen.
De kindercursus (educatiefjes) loopt gelijk aan de thema’s bij de oudercursus, ouders en kind
zijn tegelijk met dezelfde dingen bezig.
Er zou meer rekening gehouden moeten worden met het taalprobleem die een aantal mensen
met zich mee brengen.
44
HOOFDSTUK 8
Thema’s oudercursus
In dit hoofdstuk zullen wij de achterliggende ideeën/theorieën van onderwerpen die aan de orde
komen tijdens de oudercursus behandelen. Deze ideeën/theorieën zijn het probleemoplossend
denken, de psycho-educatie en Obesitas is een chronische aandoening.
8.1 Het probleemoplossend denken
Kinderen met Obesitas krijgen vaak te maken met moeilijke situaties. Wat doe je bijvoorbeeld als
je alleen thuis bent en je hebt zin om te eten? Wat doe je op een verjaardagfeestje als je snoep
krijgt aangeboden? Hoe moet je zakgeld besteden? Deze kinderen moeten coping- en
probleemoplossende vaardigheden krijgen aangeleerd om met deze problemen om te kunnen
gaan. Zo leert een kind moeilijke situatie te analyseren, verschillende oplossingen te bedenken en
te evalueren. Dit neemt het best vorm aan wanneer er sprake is van een geleid ontdekkingsproces.
De verschillende stappen van het probleemoplossend denken worden op Heideheuvel
aangeboden in de vorm van ‘de vijf stappen om een probleem op te lossen’. Ouders en kinderen
krijgen dit onderwerp behandeld in de cursussen die op Heideheuvel plaatsvinden.
Dit ziet er als volgt uit:
De 5 stappen om een probleem op te lossen:
Wat is precies het probleem?
Zelfobservatie: gevoelens (lichamelijk, emotioneel), gedachten.
Bij dit punt gaat het om: wat voel je precies? Wat denk je precies?
Wat zou je zelf allemaal kunnen doen?
Richten van aandacht, beïnvloeden gedachten en gevoelens, communicatieve en sociale
vaardigheden.
Sommige problemen kun je oplossen, andere zul je moeten accepteren. Je kunt je dan toch
prettiger voelen door: je gedachten bij te stellen, jezelf positief toe te spreken, je aandacht op iets
anders te richten, afleiding te zoeken of er met iemand over praten. Van belang is dat geen enkele
oplossing altijd goed is. Probeer zoveel mogelijk mogelijkheden te verzinnen want er zit vast iets
bruikbaars bij.
Welke oplossing lijkt je in deze situatie het meest geschikt?
Van belang is dat je beoordeeld wat op dit moment het beste bij jou en het betreffende probleem
past. Denk aan wat het je zal opleveren.
Oefen deze oplossing en voer hem uit?
Gedragexperimenten.
Het oefenen is van groot belang dus dit niet overslaan en denk hierbij aan je eigen houding.
Hoe ging het?
Zelfbeoordeling, zelfwaardering.
Ben je tevreden, maak jezelf dan een compliment! Nog niet tevreden dan kun je de stappen nog
een keer doorlopen en misschien kom je op nieuwe ideeën.
45
Bovenstaande beschreven methodieken maken deel uit van een zogenaamde training in
zelfcontrolevaardigheden.38 Het uiteindelijk doel van de behandeling is gewichtscontrole, als
resultaat van een aangepaste leefstijl. Dit impliceert dat er na lang oefenen, goede gewoonten
ontstaan en vooral: dat de kinderen in moeilijke situaties over de nodige
zelfcontrolevaardigheden beschikken.
Een goede gedragsverandering kan pas tot stand komen na veel oefenen. Eerst moeten nieuwe
gedragingen worden aangeleerd. Voorbeelden zijn: traag eten, goed kauwen, niet lezen terwijl je
eet, niet vooraf proeven en niet natafelen. Ook het proeven van onbekende voedselprodukten of
experimenteren met nieuwe (gezonde) bereidingen kunnen hiertoe behoren. De obese kinderen
worden verder ook aangemoedigd om nieuwe bewegingen aan te leren; bijvoorbeeld touwtje
springen, buikspieroefeningen, een dansje aanleren of een andere sportactiviteit. Vervolgens
wordt in een huiswerkopdracht gevraagd het aangeleerde verder te oefenen. Het uiteindelijke doel
is dan ook een verandering in de leefstijl van ouders en kind.
8.2 Psycho-educatie
Steeds opnieuw blijkt dat de kinderen heel weinig zicht hebben op het ontstaan van overgewicht
en wat je beter wel en niet kunt doen. Met behulp van bijvoorbeeld een weegschaal kan men dit
aan de kinderen visueel verduidelijken.39 Psycho-educatie omvat ook uitleg over de
spijsvertering, over verpakkingen en over het verschil tussen vetten, koolhydraten en eiwitten. De
kinderen worden aangemoedigd drie complete maaltijden te plannen en drie gezonde
tussendoortjes. Daarbuiten wordt er niet gegeten. Ruilen is wel toegestaan. De beschreven
voedingsvoorschriften zijn voor iedereen gezond en het zou dan ook wenselijk zijn als het hele
gezin de richtlijnen zou volgen. Het blijft steeds de bedoeling dat het kind met de pot mee-eet.
Psycho-educatie is ook nodig voor de mogelijkheden tot energieverbruik. Het is het beste om elke
dag te oefenen, maar in het begin is deze doelstelling niet haalbaar. Het bewegen moet langzaam
worden opgebouwd.
Psycho-educatie omvat ook gedragtherapeutische behandelvormen. De meest gebruikte
gedragstherapeutische behandelmethoden zijn mediatietherapie en de cognitieve gedragstherapie.
In de oudertraining wordt het kind via de volwassenen in zijn omgeving behandeld. Er wordt
gebruik gemaakt van operante procedures. De ouders krijgen onder andere informatie over het
gedrag van hun kind en leren methoden om effectiever in te grijpen in diens gedrag.40
Een bijeenkomst die naast het geven van informatie ook een therapeutisch doel heeft is psychoeducatie. Met behulp van de psycho-educatie wordt geprobeerd de familieleden te leren hoe ze
het beste met het gerdrag van hun kind kunnen omgaan. Twee belangrijke doelstellingen bij de
psycho-educatie zijn; allereerst moeten de ouders ervan overtuigd worden dat zij niet schuldig
zijn aan de psychiatrische stoornis van hun kind en ten tweede moet ouders worden aangeleerd
hoe zij het beste met de stoornis van hun kind kunnen omgaan. Ouders worden door de
hulpverlener dus niet meer gezien als de vijand, maar juist als mede-hulpverlener gezien.
Psycho-educatie kent vier bestanddelen; een positeive houding ten op zichte van gezinnen,
educatie, oplossen van specifieke problemen en medicatie.41 Op Heideheuvel zijn deze
bestanddelen terug te vinden in de behandeling en methoden van werken. Wat betreft een
38
Bron: Hermeler, K., Psycho-educatie op de Driemaster.
Bron: Braet, Prof. Dr. C., Dikke kinderen, praktijkboek voor deskundigen.
40
Bron: Barkley, R.A., Opstandige kinderen.
41
Bron: Rigter, J., Het Palet van de Psychologie
39
46
positieve houding ten opzichte van gezinnen is het van belang om gezinsleden te helpen zich
minder schuldig te voelen, zonder daarbij de invloed van het gezin te ontkennen. Samen de
problemen aanpakken en niet tegenover elkaar staan. Educatie, het geven van voorlichting komt
duidelijk naar voren in de oudercursus van Heideheuvel. Ouders worden geholpen met het leren
met hun kind om te gaan. Het aanpakken van specifieke problemen, bijvoorbeeld geef je als
ouder een kind wel of geen lunchgeld mee naar school. Heideheuvel kan zelf hier advies in geven
tijdens de oudercursus maar wat veel belangrijker is is dat ouders tijdens de cursus vragen aan
elkaar kunnen stellen en elkaar helpen. De rol van medicatie is bij Obesitas minder van belang.
8.3 Obesitas is een chronische aandoening
Het laatste deel van de oudercursus bestaat uit een voorbereiding van de ouders op de
afrondingsfase, uitgaande van de stelling Obesitas is een chronische aandoening.
Heideheuvel gaf ons aan dat sommige ouders bang zijn voor het moment dat het kind weer
fulltime thuis is. Ze vrezen dat het op gewicht blijven van het kind niet zal lukken.
Vanuit de instelling bestaat er een nazorgfase, wat inhoud dat men zelf weer op weg is, de trein
moet blijven rijden. Er worden terugkomdagen aangeboden om het geleerde even op te frissen,
bij te scholen en te herhalen.
Het is van belang dat het duidelijk aan ouders en kind wordt dat Obesitas een chronische ziekte
is, het letten op wat je eet en het veranderen van het oorspronkelijke eetgedrag en bewegen moet
een leven lang volgehouden worden. Het blijft daarbij ook van groot belang dat ouders hun kind
na een behandeling blijven steunen en motiveren om het vol te houden.
47
HOOFDSTUK 9
Enquêtes
Om inzicht te krijgen in hoe de ouders denken over de oudercursus die wordt gegeven, wat zij
belangrijk vinden, gemist hebben of anders willen zien, hebben wij gebruik gemaakt van door
ons opgestelde enquêtes. Vanuit heideheuvel werd dit onderzoek niet noodzakelijk geacht,
aangezien de oudercursus verplicht is en het dus niet zozeer van belang is wat de ouders vinden
en willen.
9.1 Waarom enquêtes?
In hoofdstuk 2 beschreven we al onze keus voor het houden van enquêtes bij ouders van kinderen
die in behandeling zijn geweest bij Heideheuvel. Natuurlijk is vooraf nooit de hoeveelheid
respons te voorspellen. Wij hebben precies 40% (zie figuur 1) van de weggestuurde enquêtes
terug gestuurd gekregen. Een ander nadeel van een enquête is "reactiviteit". Reactiviteit wil
zeggen dat mensen zich anders gaan gedragen en andere antwoorden op vragen geven als ze
weten dat ze in een onderzoek worden betrokken. Dat kan uiteraard nadelige gevolgen hebben. 42
Legenda
60%
40%
Staat voor het
aantal enquêtes
dat is
teruggestuurd.
Staat voor het
aantal enquêtes
dat niet is
teruggestuurd.
Figuur 1: overzicht van het aantal teruggekregen enquêtes.
Uit de grafiek valt op te maken dat 40% van het aantal opgestuurde enquêtes ingevuld is
teruggestuurd. Dat is dus 2/5 deel. Van de andere 60% hebben wij niks meer vernomen.
Het is dus duidelijk dat de betrouwbaarheid van de resultaten van ons onderzoek niet
gewaarborgd is.
42
Bron: Baarda, Basisboek Kwalitatief onderzoek.
48
9.2 Resultaten
Zoals wij reeds beschreven, hebben wij van de 15 weggestuurde enquêtes er 6 teruggestuurd
gekregen. Daar het teveel ruimte in beslag zou nemen als wij deze 6 enquêtes in zijn geheel uit
zouden schrijven, hebben we ervoor gekozen elke keer de door ons gestelde vraag weer te geven,
met daarna de hierop verkregen antwoorden, uitgewerkt in grafieken (zie figuur 2, 3 en 4) en
waar dat mogelijk is een toelichting in verhaalvorm.
1. Hoe heeft u de oudercursus uit de behandelfase ervaren?
30% (1/2) beantwoorde deze vraag met voldoende, 33% (1/3) met matig en 17% (1/6) met
onvoldoende.
Eén persoon gaf aan, dat hij/zij in de verkeerde groep was ingedeeld. In plaats van de groep voor
kinderen met Obesitas, was hij/zij geplaatst in de groep voor kinderen met astma. Uit de
antwoorden kwam naar voren dat er soms veel informatie werd verteld. Het zou een goed punt
zijn als de vertelde informatie op papier terug te vinden is. Er zou een betere koppeling gelegd
moeten worden tussen theoretische kennis en praktische vaardigheden zoals het opstellen van een
boodschappenlijstje, hoe om te gaan met een kind dat op school naar de overblijf gaat, ideeën om
na schooltijd te doen en voor het maken van het avondeten.
2. Heeft u, de tijdens de oudercursus verkregen informatie, kunnen toepassen in de thuissituatie?
83% (5/6) beantwoorde deze vraag met ja en 17% (1/6) met nee.
Er wordt hierbij weinig concrete uitleg gegeven. Ze geven over het algemeen het antwoord, soms
wel (door veel te praten en met alternatieven om te kunnen gaan), soms met moeite en veel
doorzettingsvermogen en soms niet. Het gaat vooral om minder snoepen, minder vet en meer
bewegen. Aan de aspecten over de eetgewoontes hebben ze wel wat gehad, maar de problematiek
over het gedrag van het kind in de thuissituatie, was niet voor een ieder herkenbaar.
3. Welke thema´s/onderwerpen uit de oudercursus, heeft u als zeer bruikbaar ervaren en waarom?
Hier komen vooral de aspecten rond de eetgewoontes, het minder snoepen, minder vet en meer
bewegen naar voren. Sommige ouders houden zelf ook niet van bewegen, en geven aan hier in de
praktijk meer aan te moeten doen. Ook het belang van samenwerken en de zelfstandigheid van
het kind stimuleren kwam duidelijk naar voren, bijvoorbeeld als het gaat om eten aan tafel.
Wat als erg prettig is ervaren zijn de gesprekken met andere ouders. Zo werd bevestigd dat ze
niet de enige zijn die deze problemen hebben. De quizjes met vragen over de voeding, zo konden
ze op een goede manier toetsen of ze alles wisten.
4. Is er een thema/onderwerp, dat u tijdens de oudercursus heeft gemist, uitgebreider behandeld
had willen zien of te veel aan de orde heeft zien komen?
17% (1/6) gaf aan een onderwerp gemist te hebben. Het ging hierbij om praktische aspecten met
betrekking tot het stippendieet, voor zowel ouders als kind. Bijvoorbeeld een kookles.
33% (1/3) gaf aan een onderwerp uitgebreider behandeld te hebben willen zien, het ging hierbij
vooral om het krijgen van extra steun thuis.
17% (1/6) gaf aan een onderwerp te veel aan de orde te hebben zien komen. Dit had betrekking
op het moeilijke gedrag van de kinderen als ze thuis waren.
33% (1/3) was een non respons.
49
5. Loopt u tijdens behandeling tegen problemen in de thuissituatie aan?
50% (1/2) beantwoordde deze vraag met ja en 50% (1/2) beantwoorde deze vraag met nee.
Vanuit de gegeven antwoorden werd duidelijk dat sommige kinderen het thuis zijn, zien als en
feest en vrijheid. De ouders weten niet hoe het dieet in elkaar steekt en de kinderen maken de
ouders van alles wijs. Het volhouden en het doorzetten van de behandeling was zwaar en de
samenwerking tussen Heideheuvel en thuis werd niet altijd als prettig ervaren.
6. Loopt u na behandeling tegen problemen in de thuissituatie aan?
67% (2/3) beantwoordde deze vraag met ja en 33% (1/3) met nee.
Er was een kind die de behandeling op Heideheuvel niet heeft afgemaakt en dat leverde
naderhand nog wel eens wel problemen op. Het volhouden en het doorzetten van de behandeling
was zwaar en de samenwerking tussen Heideheuvel en thuis werd niet altijd als prettig ervaren.
Daardoor hadden sommige de neiging de moed weer op te geven.
Er werd aangegeven dat thuis de regelmaat, die op Heideheuvel werd gehanteerd, mist. Ze willen
graag snel en makkelijk eten en het is soms moeilijk te bepalen welke hoeveelheden je mag en
kan gebruiken en hoe je het een en ander kan opzetten. Kookles voor beiden en/of een goed
kookboekje was handig geweest.
7. Kwam het tijdstip waarop de oudercursus plaatsvond u geschikt uit?
67% (2/3) beantwoordde deze vraag met ja en 17% (1/6) met nee. 17% was een non respons
Iemand vond het tijdstip waarop de oudercursus werd gegeven, moeilijk te combineren met werk.
Het zou beter zijn de oudercursus later op de middag te laten plaatsvinden, zodat er niet te veel
vrije uren opgenomen hoeven worden.
8. Hoe heeft u het groepsgewijs deelnemen aan de oudercursus ervaren?
67% (2/3) heeft het groepsgewijs deelnemen als voldoende ervaren, omdat ze de mogelijkheid
hadden over alles te praten en er werd goed geluisterd.
17% (1/6) gaf aan dit matig te vinden, omdat de oudercursus soms wat oppervlakkig bleef en er
waren niet altijd genoeg ouders en vaak dezelfde ouders die er wel waren.
17% was een non respons
9. Wat vond u van de opzet (de vorm) van de oudercursus?
(Denk hierbij aan het krijgen van theorie, de koppeling naar de thuissituaties en het oefenen).
50% (1/2) beantwoordde deze vraag met een voldoende en 33% (1/3) met matig.
17% was een non respons
Sommige ouders hebben tijdens de lange weg van behandeling hulp gekregen bij de dingen die ze
verkeerd deden en hier veel van opgestoken. Daarnaast zijn er veel tips gegeven die van
toepassing kunnen zijn. Toch was niet iedereen tevreden. Sommige vonden het niet praktisch
genoeg en enigszins oppervlakkig en belerend en hadden wat meer steun gewild. Iemand gaf aan
dat de behandeling best lager had mogen duren. Het volhouden en het doorzetten van de
behandeling is/was zwaar. Het is een kwestie van doen en dat is soms moeilijk.
50
10. Hoe denkt u nu en in de toekomst om te gaan met de door u, tijdens de oudercursus,
verkregen informatie?
De ouders geven aan dat ze zo goed als mogelijk doorzetten en verder gaan. Ze benadrukken wel,
dat het thuis heel anders is, dan intern op Heideheuvel. Ze moeten dus zorgvuldig te werk gaan en
hun hoofd erbij houden. Ze proberen de verantwoordelijkheid bij het kind te leggen en haar/hem
te laten inzien dat het voor hen van belang is.
9.3 Grafieken
Aan de hand van 3 verschillende grafieken willen wij meer inzicht geven in de antwoorden die
zijn gegeven. Dit doen wij aan de hand van door ons berekende percentages. De grafieken zijn
ingedeeld aan de hand van de verschillende antwoord mogelijkheden.
Aan de verticale as van de grafiek kunt u zien om welke vragen het gaat en aan de horizontale as
kunt u de verschillende percentages zien. Naast de grafiek staat een legenda, waarin de
verschillende antwoordmogelijkheden staan.
Aan de hand van verschillende kleuren, passend bij de verschillende antwoordmogelijkheden,
kunt u in de grafiek het percentage aflezen, van de antwoorden die bij de verschillende vragen
zijn gegeven.
Vragen
De vragen 3 en 10, zijn open vragen en kunnen dus niet in de grafiek worden weergegeven.
9
Non respons
8
Onvoldoende
Matig
Voldoende
1
0
10
20
30
40
50
60
70 %
Grafiek 2: Resultaten van de vragen die beantwoord betrekking hadden op hoe ouders verschillende
aspecten hebben ervaren.
51
Vragen
7
6
Non respons
Ja
5
Nee
2
0
20
40
60
80
100
%
Vragen
Grafiek 3: Resultaten van de vragen die bentwoord konden worden met ja of nee.
Non respons
Te veel aan de orde zien komen
4
Uitgebreider behandeld willen
zien
Iets gemist
0
10
20
30
40
%
Grafiek 4: Resultaten van de vragen die betrekking hadden op de tevredenheid van de ouders en
hetgeen waar ze nog tegenaan zijn gelopen.
9.4 Conclusie
Over het algemeen, kijkend naar de grafieken, zijn de ouders tevreden over de inhoud en de vorm
waarin de oudercursus wordt gegeven. Dit omdat er onderling contact is tussen de ouders en ze
zo het gevoel hebben er niet alleen voor te staan, ze kunnen hun verhaal kwijt en er wordt naar ze
geluisterd. Tijdens de behandeling van hun kind krijgen ze hulp, tips, adviezen en ondersteuning.
Toch vinden veel ouders het moeilijk om de regelmaat en structuur die op Heideheuvel wordt
gehanteerd, thuis toe te passen. Het is zwaar, vermoeiend en ze moet flink doorzetten. Dit leidt er
wel eens toe, dat de ouders de moed opgeven. Ze geven aan dat de praktische aspecten missen,
zoals hoe een boodschappenlijsten op te stellen, hoe in kopen te doen, wat te doen tijdens
verjaardagen en feestdagen. Ze zouden het prettig vinden om meer informatie op papier te
krijgen, zodat ze dat als naslagwerk thuis kunnen gebruiken, bijvoorbeeld over aspecten die te
maken hebben met koken, voeding, verandering van eetgewoontes, hoeveelheden enz.
52
HOOFDSTUK 10
Gesprekken en belangrijke dagen op Heideheuvel
In dit hoofdstuk zullen wij een beschrijving geven van alle gesprekken die wij tijdens onze
onderzoeksfase hebben gehouden en belangrijke dagen die wij op Heideheuvel hebben
bijgewoond. Achtereenvolgens zullen in dit hoofdstuk aan de orde komen; gesprek met
ouderbegeleidster en orthopedagoog (10.1), oudercursus bewegen (10.2), ), gesprek met de
psycholoog (10.3), gesprek met kinderen van het Hoefijzer (10.4), de pré-opnamedag (10.5)
aanwezigheid bij ‘educatiefjes twee’ (10.6) en oudercursus twee (10.7). We hopen zo een beter
beeld te geven van de voor ons belangrijke informatiebronnen.
10.1 Gesprek met ouderbegeleidster en orthopedagoog
Dit is het eerste gesprek met de instelling. Het is een oriëntatie gesprek voor ons.
De kliniek voor Obesitas is ontstaan omdat het astma cliëntenaantal terugliep. De kinderen
hebben een zeer ernstig overgewicht van gemiddeld over de 100 kilo. De kinderen hebben vaak
ook meerdere klachten bijvoorbeeld rugproblemen, luchtproblemen. De kinderen hebben vaak
aanleg om dik te worden.
Mw. van der Velde wil eerst uitleg geven over het behandeltraject omdat deze niet snel
inzichtelijk is en wat meer uitleg geven over de praktijk. Heideheuvel is een 3e lijns voorziening.
Een kind wordt aangemeld door een specialist. Als het kind in aanmerking komt voor een
behandeling dan wordt de aanmelding besproken in de staf. Dan volgt er een huisbezoek door de
ouderbegeleider. Dit huisbezoek is belangrijk omdat ouders anders in de praktijk kunnen zijn, dan
zij vertellen. Dan volgt er een pré-opnamedag. Er worden er vier kinderen tegelijk opgenomen.
Dit gebeurt via de wachtlijst, deze is onwillekeurig. De ouders van deze kinderen starten met de
oudercursus. Er volgt nog een huisbezoek en dan beslissen de ouders zelf of ze een opname
willen. Het is van belang dat de ouders zelf het besluit nemen want er moet iets veranderen in de
thuissituatie. Na het tekenen van een contract wordt het kind binnen een maand opgenomen. De
eerste fase duurt 8 weken (de taxatiefase), hierna volgt de behandelfase. De behandeling duurt
niet voor ieder kind even lang. Het wordt per individu bekeken
Er wordt al met oudercursus 2 gewerkt en het is aan ons om deze te standaardiseren (op papier te
zetten). De oudercursus mag speels zijn om bijvoorbeeld moeilijke thema’s uit te leggen. De
oudercursus 2 moet meer gaan over het veranderen van de leefstijl bijvoorbeeld 3 keer per dag
eten. In de cursus moet duidelijk worden hoe je dit als ouder kan vormgeven. Er moeten niet te
hoge eisen worden gesteld aan de ouders. De oudercursus is verplicht. Als men niet meewerkt
wordt er herhaaldelijk gewaarschuwd, maar wanneer ouders weigeren om te komen en het
welzijn van het kind echt in gevaar kan komen wordt er melding gedaan bij de
kinderbescherming. Het moet een zeer algemene oudercursus zijn. De kliniek is afhankelijk van
het aanbod. Het is niet mogelijk om op leeftijd te selecteren.
Vanuit de oudercursus kwam mw. Van de Velde tot de conclusie dat het voor ouders met
kinderen rond de puberleeftijd lastig kan zijn om met hun kinderen om te gaan. Het thema angst
zou ook aan bod moeten komen in oudercursus 2, ouders zij vaak bang dat als het kind weer
thuiskomt het dan opnieuw fout gaat. De cursus moet met kleine stapjes geschieden. De ouders
zijn soms ook cultuurgebonden wat het realiseren van bijvoorbeeld drie per dag aan tafel eten
soms lastig maakt. Het is daarbij van belang dat men aan het gezin duidelijk probeert te maken
dat zij met z’n allen een probleem hebben en niet alleen het kind (men werkt vanuit het systeem).
53
Wat betreft de oorzaken van Obesitas spelen ook belangrijke maatschappelijke problemen een rol
bijvoorbeeld gevaarlijke wijken waardoor kinderen niet naar buiten kunnen, veel meer computer
en tv kijken in plaats van naar buiten gaan, ouders doen alles met de auto (weinig beweging).
Heideheuvel organiseert na een behandeling terugkomdagen, hier zijn ouders van verschillende
groepen aanwezig. Er is ook een gezinsdag op deze dag kan het hele gezin komen kijken op de
kliniek. Op deze dagen kan het geleerde weer even worden opgefrist.
10.2 Oudercursus bewegen
Tijdens onze onderzoeksfase zijn wij aanwezig geweest bij een oudercursus welke ging over
bewegen en gegeven werd door de bewegingstherapeut en de oefentherapeut.
Allereerst werd aan de ouders verteld waar de beide therapeuten met hun kinderen mee bezig zijn
op het moment op Heideheuvel. Tevens werd verteld hoe dit er in de volgende fases uit zal
komen te zien. Ook de oefentherapie en de bewegingstherapie zijn evenals de behandeling
ingedeeld in drie fases.
In de eerste fase, ‘wij zijn de baas’, wordt de nadruk gelegd op het kennis maken met nieuwe
bewegingsactiviteiten en kennis maken met de bewegingsregels Er wordt de kinderen geleerd dat
het effectiever is langere tijd achter elkaar te bewegen in plaats van vijf minuten extreem
intensief en ze leren hun grenzen en het uitbreiden van hun grenzen op het gebied van bewegen.
In de tweede fase, ‘je leert de baas worden’, wordt gewerkt aan het verbeteren van de
lichamelijke fitheid en worden bewegingsmogelijkheden uitgebreid. In de laatste fase, ‘jij bent de
baas’, wordt gewerkt aan een verzelfstandiging met betrekking tot bewegen bij de kinderen.43
Deze fases worden stap voor stap met de ouders besproken en de belangrijke punten worden
opgeschreven op een schoolbord.
Tijdens de oudercursus wordt vooral de nadruk gelegd op het voorkomen van blessures. Wanneer
blessures ontstaan is rust namelijk het enige medicijn en dit is wat men op Heideheuvel wil
voorkomen. Vandaar dat men het bewegen rustig aan opbouwt. Ook wordt de nadruk gelegd op
een langere tijd achter elkaar bewegen, omdat je dan pas vet gaat verbranden. Om dit te
illustreren wordt er met ouders een oefening gedaan die hun kinderen ook op Heideheuvel
krijgen. Ouders worden gestimuleerd om mee te doen, echter wordt men hierin wel vrij gelaten.
De oefening is vooral gericht op het volhouden ervan gedurende een langere tijd, ongeacht welk
tempo. Vervolgens wordt door middel van een andere oefening gestimuleerd deze grens voor
jezelf iets te verleggen.
Aan het einde van de bijeenkomst wordt aangegeven wat men verwacht van de ouders thuis met
betrekking tot bewegen bij hun kind in de thuissituatie. Punten zoals; samen bewegen met hun
kind, niet overvragen van het kind met betrekking tot bewegen, geven van positieve feedback aan
het kind als het beweegt, afremmen van het kind als het te enthousiast is met bewegen
(voorkomen van blessures!), thuis in de weekenden ook bewegen en goede ademende kleding
tijdens het bewegen komen aan de orde.
De gehele oudercursus is er sprake van erg veel structuur en duidelijkheid. Men geeft duidelijk
aan hoelang de bijeenkomst zal gaan duren, wat er aan de orde komt, wie dit vertelt en in welke
volgorde. Verder wordt er veel gebruik gemaakt van praktijkvoorbeelden uit de lessen van de
43
Bron: Jansen, M. e.a., Oudercursus: bewegen/ oefentherapie bij Obesitas.
54
kinderen, wat een helder beeld geeft van hetgeen is besproken. Steeds worden ouders na elk stuk
theorie in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen en aan het einde is er ruimte voor het
plaatsen van enkele opmerkingen. Na afloop krijgen de ouders een soort hand-out mee naar huis
waarin staat beschreven wat er tijdens de oudercursus is besproken.
10.3 Gesprek psycholoog
Tijdens onze onderzoeksfase hebben wij een gesprek gehouden met psycholoog Mw. M. Bosch
van Heideheuvel die tevens nauw verbonden is aan de oudercursus en met de kinderen de
‘educatiefjes’ doet.
Om te beginnen hebben we aandacht besteed aan de inhoud van de oudercursus.
De oudercursus bestaat uit 3 delen (5 bijeenkomsten).
Deel 1 bestaat uit 1 bijeenkomst van 1 ½ uur en wordt geleidt door de psycholoog en
maatschappelijk werkster. Deze bijeenkomst is gericht op het oplossen van problemen aan de
hand van het stappenplan. Centraal staat de oorzaak van het probleem.
Deel 2 bestaat uit 2 bijeenkomsten. De 1ste bijeenkomst is gericht op bewegen en wordt geleidt
door de bewegingstherapeut. De 2de bijeenkomst wordt geleidt door de psycholoog en
maatschappelijk werkster.Centraal staan praktische problemen (het niet willen buitenspelen,
over/ondervoeding) en het aanbieden van verschillende oplossingen op verschillende niveaus.
Deel 3 bestaat uit 2 bijeenkomsten. De 1ste bijeenkomst wordt geleidt door de diëtiste en is
gericht op het stippenprogramma. De 2de bijeenkomst wordt geleidt door de psycholoog en de
maatschappelijk werkster. De volgende stelling staat hierin centraal: “Obesitas is een chronische
aandoening d.w.z. dat jij je hele leven rekening moet houden met het sneller dikker worden dan
anderen.”
De oudercursus is nog nooit goed gedraaid, dit vanwege ziekte of afwezigheid van de
begeleiders. Wel zijn de ouders erg enthousiast over de oudercursus. De oudercursus wordt in een
groep gegeven vanwege tijdsbesteding, om de sfeer onder de ouders doelgericht te houden en
onderlinge contacten creëren. Het valt Mw. M. Bosch op dat de ouders naar elkaar toe erg open
zijn. Ze vertellen elkaar de meest vreselijke dingen. Sommige ouders zijn moeilijk te motiveren
om naar de oudercursus te komen en verzinnen elke keer een ander excuus voor hun afwezigheid.
Aanwezigheid bij de oudercursus is verplicht, maar dit is dus niet altijd te bewerkstelligen. Dit is
voor de werkers erg frustrerend. Als mogelijkheid hebben ze nu een soort regeling opgesteld voor
de ouders. Als ouders op vrijdag een oudercursus hebben, is het mogelijk dat zij hun kind
diezelfde dag meenemen, in plaats van het kind de dag er naar (zaterdag) op te halen. Dit
betekent dat sommige kinderen vrijdagochtend al weg gaan. Dit kost de instelling een
verpleegdag, is daarom een hele dure oplossing en niet de meest correcte.
Mw. M. Bosch ziet dat niet alleen voor allochtonen ouders, de informatie soms moeilijk te
begrijpen is, dit vanwege een slechte taalbeheersing, maar ook voor Nederlandse ouders zijn
dingen soms heel moeilijk te begrijpen. Je moet er van uit gaan dat de ouders vaak minder
begrijpen dan je denkt. Het is dus belangrijk om alles zo simpel mogelijk te doen.
Als wij vertellen dat wij ons in ons onderzoek willen gaan richten op pubers, vanwege het soms
moeilijke gedrag dat ze vertonen en de moeilijkheid die ouders hierbij ondervinden en het
55
interculturele werken, een interculturele benadering en verschillende opvoedingsstijlen, verteld ze
ons dat ze denkt dat dit weinig zin heeft en verder niet zal bijdragen aan het resultaat van ons
onderzoek. Het is volgens haar bijna niet mogelijk om onderzoek te doen naar verschillende
opvoedingsstijlen. Er zijn verschillende culturen, deze verschillen onderling ook nog van elkaar.
Het is van belang helder te formuleren wat er van de ouders wordt verwacht. Verder heeft het niet
veel zin om je er in te verdiepen. Het lijkt dus niet echt nodig. Het is belangrijker om alles zo
standaard mogelijk te houden. Beter is een kernachtige basis, dan alles gespecialiseerd op
culturele achtergronden en dergelijke.
Mw. M. Bosch gaf aan het belangrijk te vinden dat wij ons richten op pubers, maar of het
uiteindelijk veel zin en belang zou hebben bij het resultaat van ons onderzoek…, daar was ze ook
niet van overtuigd.
Tijdens ons gesprek kwamen er een paar belangrijke ideeën naar voren. Zo zouden we ons
moeten verdiepen in verschillende oudercursussen, daar een vergelijking uit kunnen opmaken en
conclusies kunnen trekken. De oudercursus, gegeven voor kinderen met astma bleek hiervoor niet
geschikt.
Een ander idee was om tijdens de oudercursus een rollenspel te spelen voor zowel ouders als
kinderen, aangepast aan verschillende culturen, leeftijden en ontwikkelingsfasen.
In de taxatiefase krijgen de ouders na deelname aan de oudercursus informatie mee. Het is voor
Mw. M. Bosch niet duidelijk hoe dit is vormgegeven. Ze gelooft niet in het meegeven van losse
blaadjes, die gaan stuk, verdwijnen en niemand die er wat mee doet.
Ze vindt echter wel dat er iets op papier moet komen, het liefst in 1 geheel, zoals bijvoorbeeld
een oudermap. Ze wil dat wij naast het ontwikkelen van een draaiboek, ook nadenken over de
vorm waarin alle informatie (vanaf de 1ste pré-opnamedag tot aan het einde van de behandeling)
voor ouders weergegeven kan worden, bijvoorbeeld de vorm, de kleur, plaatjes en visualisatie.
Belangrijk is om de uit de oudercursus verkregen informatie te vertalen (bijvoorbeeld in Turks,
Marokkaans of Surinaams), zodat de informatie voor iedereen begrijpbaar is en er zo aandacht
besteed wordt aan intercultureel werken.
10.2.1 Conclusie gesprek
Concluderend uit Mw. M. Bosch haar denkwijze is het van belang om ons te verdienen in de
oudercursus en te kijken wat als meerwaarde aan de ouders geboden kan worden. Aangezien de
oudercursus verplicht is, moeten er niet veel aandacht besteed worden aan wat ouders willen en
vinden. Alles moet zo concreet en standaard mogelijk gehouden worden. Ons verdiepen in een
interculturele aanpak en de gedachtegang van pubers betrekken bij hetgeen hun ouders zouden
moeten leren kost veel tijd en draagt waarschijnlijk weinig bij tot ons onderzoeksresultaat.
10.4 Halfgestructureerd interview met kinderen van het Hoefijzer
Het halfgestructureerde interview met enkele kinderen van het Hoefijzer was een onderdeel van
onze onderzoeksfase. Het doel van dit gesprek was het zicht krijgen in de gedachten en ideeën
van kinderen met betrekking tot de hoofdvraag van het interview; “Wat moeten jullie ouders
weten en kunnen, om jullie zo goed mogelijk in de thuissituatie te kunnen helpen en
ondersteunen, bij hetgeen dat jullie leren op Heideheuvel?” We hebben ervoor gekozen om
enkele kinderen van het Hoefijzer te interviewen omdat de kinderen die op deze groep verblijven
rond de puberleeftijd zijn. Daar het voor ouders van pubers met Obesitas vaak lastiger is om het
geleerde tijdens de behandeling op Heideheuvel thuis toe te passen, was dit voor ons een
56
belangrijke doelgroep om extra onderzoek naar te doen. Zoals we al eerder beschreven in
hoofdstuk 5, zetten de meeste pubers zich af tegen regels, structuur en eigenlijk alles wat hun
ouders van hen vragen.
Ons interview vond plaats op een middag na schooltijd in de huiskamer van het Hoefijzer. We
hebben aan de hand van een aantal vooraf gemaakte beginvragen een gesprek gehad met drie
meiden. We geven hieronder een samenvatting weer van de highlights van ons interview, dit
zullen we per vraag uitwerken.
Aan ons gesprek hebben de volgende drie meiden deelgenomen. Br. van 15 jaar oud en zij is 3,5
maand in behandeling op Heideheuvel. Br. woont in Haarlem en heeft één zus van 24 jaar oud.
Ch. van 15 jaar oud is 4 maanden in behandeling op Heideheuvel. Ci. komt uit Almere en heeft
een broertje van acht jaar, haar ouders zijn gescheiden. Ch. van 14 jaar oud en 6 maanden in
behandeling op Heideheuvel, zij gaat over twee weken met ontslag. Ch. komt uit Barneveld en
heeft een zus van 29 en een broer van 21 jaar oud. Ze wordt opgevoed door haar moeder.
1. Weten jullie wat je ouders leren op Heideheuvel?
Volgens ons was het voor de kinderen duidelijk wat hun ouders leren op Heideheuvel. Opvallend
was dat allen als eerst spraken over gezonde voeding en bewegen. Ook werd het omgaan met
Obesitas genoemd. De kinderen gaven aan met hun ouders te spreken over wat de ouders hebben
gedaan tijdens de oudercursussen.
2. Wat vinden jullie belangrijk dat je ouders moeten leren en weten, om jullie thuis beter te
kunnen helpen bij de dingen die jullie leren op Heideheuvel?
Kinderen gaven aan dat ouders rekening moeten houden met welke boodschappen ze in huis
halen. Ouders zouden moeten leren minder vet te koken. Verder was het ook van belang dat de
ouder meegaat sporten/ bewegen. Dit werkt als een extra stimulans, echter geven zij allen aan ook
alleen te bewegen.
3. Zij jullie tevreden over hoe jullie ouders je opvoeden?
De kinderen gaven aan erg tevreden te zijn over de manier waarop zij thuis worden opgevoed. Ze
gaven aan dat de familie hun erg steunt bij het afvallen en het volhouden hiervan. Zo snoept het
broertje van meisje Ci. niet in haar bijzijn, maar doet dit op zijn kamer. Ook betrekken ouders de
rest van de familie bij de veranderingen in leefstijl. Bij Ci. frituurt haar oma tegenwoordig niet
meer patat maar bereidt dit in de oven.
4. Op welke manier willen jullie thuis door je ouders geholpen worden?
Qua voeding willen de kinderen graag zien dat hun ouders niet vet koken. Ouders zouden moeten
proberen hun kind vrij te laten in de keuzes die zij maken met betrekking tot eten. Echter vinden
de kinderen het wel van belang dat hun ouders ze helpen herinneren aan het feit dat sommige
dingen ongezond zijn. Ch. gaf aan dat de ouder wel strenger mocht worden als het gaat om niet
verstandig eten. Zo gaf zij aan nog wel eens een extra koekje te nemen, omdat zei op dat moment
honger had. Haar moeder laat haar zo vrij, dat ze er vanuit gaat dat zij zelf wel weet wat zij op dit
moment wel en niet kan eten. Het meisje zag liever dat haar moeder haar er op zou wijzen dat dit
eigenlijk niet verstandig is.
57
5.Hoe zien volgens jullie de ideale ouders eruit?
De kinderen zeiden allemaal volmondig dat zij hun ouders zoals ze nu zijn als de ideale ouders
zien.
We hebben maar drie kinderen geïnterviewd en realiseren ons dat we hieruit geen
allesomvattende conclusies kunnen trekken. Wel merkten we dat jongeren zelf vaak al een goed
beeld hebben van wat zij wel of juist niet nodig hebben, of hen helpt. Dit verschilt per kind en wij
denken dat hierover met de jongeren gepraat zou kunnen worden op Heideheuvel. Opvallend was
het belang en de waarde die deze jongeren toeschreven aan gezonde voeding en de bereiding
hiervan. Tenslotte viel ons op dat twee van de drie meiden nakomelingen zijn in het gezin.
Daar alle meiden aangaven gezonde voeding en gezonde bereiding van het voedsel erg belangrijk
te vinden, zien wij het van belang dat hier in de oudercursussen meer aandacht aan wordt besteed.
Hierbij denken wij aan kookles die gegeven wordt aan ouders en kind. Boodschappen doen zal
hierbij ook een aandachtspunt moeten zijn.
10.5 Pré-opnamedag
In het kader van ons onderzoek hebben wij diverse relevante aspecten onderzocht, die betrekking
hebben op de oudercursus voor ouders van kinderen met Obesitas. Eén van deze aspecten was het
bijwonen van de pré-opnamedag. Deze dag wordt georganiseerd door Heideheuvel en is bedoeld
voor de vier ouderparen met hun kind, die op dat moment nog één belangrijke beslissing (het wel
of niet akkoord gaan met de behandeling) verwijderd zijn van een opname op Heideheuvel.
Donderdag 9 januari, 10.45 uur. Nathalie en Mireille zijn aanwezig bij een pré-opnamedag.
Zenuwachtige ouders met hun kind, zitten om een tafel te wachten op wat komen gaat. J.Meijs,
B. v/d Velde en M. Bosch verzorgen deze ochtend. Allereerst worden wij aan de ouders
voorgesteld en wordt hen verteld wat onze rol is en wat wij betekenen voor Heideheuvel.
Vervolgens stellen alle ouders en kinderen zich aan elkaar voor. Dit is gelijk al een emotioneel
moment voor enkele ouders, de kinderen lijken er echter wat minder moeite mee te hebben.
Berni vervolgt de bijeenkomst met het nogmaals verduidelijken en uitleggen van de behandeling.
Nogmaals, daar zij reeds bij alle vier de gezinnen op huisbezoek is geweest om intakegesprekken
met hen te voeren en hen te voorzien van informatie betreffende de behandeling op Heideheuvel.
Door ons als projectgroep wordt er deze ochtend weinig tot geen nieuwe informatie verstrekt. Het
verhaal van de trein, dat als simplificatie voor de behandeling wordt gebruikt, was ons al bekend.
Tijdens het gesprek met de psycholoog (M. Bosch) wilden wij onze aandacht richten op een
aantal punten. Wij wilden weten wat Manja van ons, als psycholoog verwachten, wat haar ideeën
zijn, hoe ze bepaalde dingen ziet en hoe zij het product ziet dat wij moeten realiseren. In dit
verslag hopen wij hier meer inzicht in te geven.
10.6 Aanwezigheid bij ‘educatiefjes twee’
Mw. Bosch (psycholoog) geeft de cursus aan vier kinderen / jongeren tegelijk. De cursus
bedraagt een aantal bijeenkomsten van ieder één uur. De eerste bijeenkomst gaat over gevoelens
en de tweede over gedachtes. Tijdens onze onderzoeksfase zijn wij aanwezig geweest bij de
bijeenkomst over gedachtes.
58
In deze bijeenkomst staat centraal dat elke gebeurtenis een gedachte bij je oproept en een reactie
oproept waar een bepaald gevoel bij komt kijken. Schematisch kunnen we dit weergeven als;
G(ebeurtenis) + G(edachte) = G(edrag) + G(gevoel)
De kinderen bespreken eerst een oefening met behulp van een strip. De strip gaat over een jongen
die op een verjaardag komt. De ene keer neemt hij wel een stukje taart en denkt het is maar een
klein stukje, dat kan vast geen kwaad. De andere keer neemt hij geen stuk taart, omdat hij weet
dat het niet goed voor hem is. De taart blijft hetzelfde, maar wat veranderd is de gedachte. Het is
belangrijk “wat” je denkt en dat je in staat bent om die gedachte te veranderen.
Een andere oefening was: ga op een terrasje in de stad zitten en kijk of alle jongens een slank
meisje hebben. De meisjes denken namelijk dat alle jongens op slanke meisjes vallen. Gekeken
moet worden of deze gedachtes waar zijn of niet.
Belangrijk is dat automatische gedachtes opgespoord en onderzocht moeten worden. Pas wanneer
de kinderen deze gedachtes (h)erkennen kunnen ze deze gaan veranderen. Ze kunnen dan pas
andere gedachtes bedenken.
De meiden doen tijdens deze bijeenkomst een aantal opdrachten. Zo moeten ze een negatieve
gedachte opschrijven die tijdens een sombere bui naar boven kan komen. Tevens moeten zij een
positieve gedachte beschrijven, waar zij op dat moment beter aan kunnen denken dan aan de
negatieve gedachte.
De kinderen krijgen na de bijeenkomst huiswerkopdrachten mee. In de huiswerkopdracht voor
deze keer moeten ze feitelijke gebeurtenissen beschrijven en hierbij hun positieve en negatieve
gedachtes opschrijven. Tevens moeten ze een activiteit beschrijven, die zij lastig vinden om te
doen, bijvoorbeeld in het weekend twee liter water weg drinken. Ze moeten hierbij beschrijven
wat hier lastig aan is, welke gedachtes en gevoelens ze hierbij hebben. Het doel van deze
opdracht is dat wanneer ze hun eigen gedachten kunnen opsporen, ze hun eigen gedachten ook
kunnen veranderen en het hier bijkomende probleem kunnen oplossen.
10.7 Oudercursus twee
Graag hadden wij tijdens onze onderzoeksfase aanwezig willen zijn bij enkele bijeenkomsten van
oudercursus 2. Dit was wegens organisatorische omstandigheden helaas niet haalbaar. Wel willen
wij proberen alsnog aanwezig te zijn bij deze bijeenkomsten en onze observaties mee te nemen in
de realisatie van ons eindproduct.
59
CONCLUDERENDE ANALYSE ONDERZOEKSRESULTATEN
Na een drie maanden durende onderzoeksfase, waarin wij veel informatie hebben verworven zijn
wij nu toegekomen aan het formuleren van onze concluderende analyse van de verkregen
gegevens. We zijn erachter dat Obesitas momenteel wordt beschouwd als een van de grootste
problemen op het vlak van de gezondheidszorg. De oorzaak hiervan bestaat uit verschillende
factoren, maar de hedendaagse lifestyle heeft wel een erg grote invloed. Vooral voor kinderen die
al op jonge leeftijd te maken hebben met een ernstige vorm van overgewicht (Obesitas) is er vaak
geen weg meer terug op oudere leeftijd. Wij zijn van mening dat Obesitas voor een groot deel
onder controle is te houden door een goede voedingsmodulatie, beweging en selfcare. Binnen de
behandeling van Heideheuvel staan deze drie aspecten centraal, deze komen tot uiting in zowel
de educatiefjes als de oudercursus.
Kinderen en jongeren die worden behandeld op Heideheuvel kunnen zich in zeer veel
verschillende ontwikkelingsfases bevinden. Bij een behandeling maar ook bij het werken met
ouders dient men rekening te houden met deze fases. Op dit moment richt de oudercursus zich
niet op specifieke leeftijdsfases, maar houdt zich bezig met het overbrengen van algemene
opvoedingsvaardigheden. Wil men vraaggericht gaan werken, zijn wij van mening dat er in de
oudercursus meer aandacht zou moeten worden besteed aan de verschillende problemen waar
ouders tegenaan lopen in deze fases. Dit zou gerealiseerd kunnen worden door per
leeftijdscategorie de ouders de voor hun relevante theorie en opdrachten mee te geven. Tevens
zou men tijdens de bijeenkomst opdrachten moeten laten uitvoeren die aansluiten bij de
ontwikkelingsfase waarin hun kind zich op dat moment bevindt.
Tijdens ons onderzoek is naar voren gekomen dat ouders met op Heideheuvel opgenomen
kinderen in de puberleeftijd, de meeste moeite hebben met het thuis op de juiste wijze omgaan
met hun kind, het ondersteunen bij het integreren van de aangeleerde vaardigheden en het
vasthouden van de veranderde leefstijl. Om hier verandering in aan te brengen zijn wij het erover
eens dat men meer aandacht moet besteden aan deze specifieke ontwikkelingsfase binnen de
oudercursus. Daarentegen zouden de pubers zelf meer betrokken kunnen worden bij de
oudercursus. In de gesprekken die wij met hen hebben gevoerd, hebben wij gemerkt dat zijzelf
een heel duidelijk beeld hebben van de manier waarop zij door hun ouders geholpen, ondersteunt
en gestuurd willen worden. Concreet zien wij dit als volgt voor ons; de opdrachten moeten meer
gericht worden op het samen ondernemen van verschillende activiteiten. Ouders zouden
opdrachten mee naar huis moeten krijgen, die zij samen met hun kind uitvoeren en die gericht
zijn op het uitspreken van de wederzijdse verwachtingen met betrekking tot de opvoeding. Een
ander idee dat wij hierover hebben is het (voor)bereiden van een maaltijd door ouder en kind.
Alle aspecten die hierbij komen kijken zoals het uitzoeken van een recept, het doen van
boodschappen, bereiden van deze maaltijd en het nabespreken van de oefening zullen ouders en
kind samen moeten uitvoeren.
Verschillen binnen de samenleving en de cultuur blijken van grote invloed te zijn op de wijze
waarop de opvoeding plaatsvindt. Wij hebben gemerkt dat er op Heideheuvel weinig aandacht
wordt besteed aan het intercultureel werken.
60
Wij verstaan hieronder dat het aanbod dat wordt geboden, wordt aangesloten op elke individuele
cliënt (vraaggericht werken) ook al heeft deze een andere culturele achtergrond. Heideheuvel
houdt wel rekening met de waarden en normen die binnen gezinnen heersen, echter vinden zij dat
het gezin zich moet aanpassen aan het aanbod dat Heideheuvel doet. Wij zouden graag willen
zien dat Heideheuvel meer vraaggericht gaat werken. Hierbij denken wij aan de opdrachten uit
de oudercursus beter aan te laten sluiten bij de verschillende culturele achtergronden. Tevens
moet de te behandelen stof begrijpelijker gemaakt worden voor de niet of gebrekkig Nederlands
sprekende deelnemers. Het ideaalbeeld zou zijn dat er tijdens de cursus voor deze ouders een tolk
aanwezig zou zijn, we realiseren ons echter dat dit qua tijd, geld en praktische omstandigheden
niet haalbaar is. Dit zou wel gerealiseerd kunnen worden door de behandelde stof te vertalen in
de eigen taal en ouders dit mee te geven naar huis. Een andere optie is de stof voor de volgende
bijeenkomst al eerder mee naar huis te geven. Het lijkt ons tevens relevant om tijdens de
bijeenkomst gebruik te gaan maken van pictogrammen betreffende hetgeen dat behandeld gaat
worden.
Wil de oudercursus op Heideheuvel in de toekomst optimaal en effectief vormgegeven worden,
zien wij het van belang dat zij de volgende punten in overweging nemen.
• Om de kwaliteit van de oudercursus te kunnen waarborgen, is het van belang dat de cursus
regelmatig wordt geëvalueerd. Dit kan worden bewerkstelligt door na elke bijeenkomst de
ouders en begeleiders een nog door ons te ontwikkelen evaluatieformulier in te laten vullen.
• Om de vaardigheden beter te laten integreren zouden er oefenmomenten in de thuissituatie
gecreëerd moeten worden, in aanwezigheid van de begeleiders van Heideheuvel.
• Na elke bijeenkomst moeten ouders een hand-out meekrijgen, met daarin beknopt benoemt de
informatie uit de bijeenkomst, om de integratie van de behandelde stof te bewerkstelligen.
Deze hand-outs moet door hen in de door ons te ontwikkelen oudermap, welke is uitgedeeld
aan het begin van behandeling, worden geplaatst. Om deze informatie verder te visualiseren
denken wij eraan de ouders het thema van de week mee te geven in de vorm van een
geplastificeerde kaart die zij als geheugensteuntje op een plek in huis kunnen hangen waar zij
er dagelijks mee geconfronteerd worden.
Aan de hand van bovengenoemde aanbevelingen zullen wij ons nu gaan richten op het schrijven
en ontwikkelen van ons eindproduct.
61
BRONVERMELDING
Tijdens onze onderzoeksfase en bij het schrijven van dit onderzoeksverslag hebben wij gebruik
gemaakt van de volgende bronnen:
• Akkerman, M., Wat nou… pubers?
• Angenent, H., Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling, H2 Persoonlijkheidsontwikkeling/
ontwikkelingsfases, Reader ‘Jeugd en perspectief ’, Hogeschool van Amsterdam, 1999.
• Baarda, Basisboek Kwalitatief onderzoek.
• Ballaart, H., De noodzaak van interculturalisatie, uit SPH 49 (tijdschrift) december 2002.
• Barkley, R.A., Opstandige kinderen.
• Braet, C., Dikke kinderen; praktijkboek voor deskundigen, uitgeverij ACCO, te België, 1ste
druk 1995
• Cools, A., Kinder- en jeugdpsychotherapie.
• Elzinga, A., Opvoeding een opfriscursus, uit:J /M Vakblad voor ouder.
• Hermanns, Dr. J.M.A., Het sociale kapitaal van jonge kinderen, november 1995, Uitgeverij
SWP Utrecht.
• Hermeler, K., Psycho-educatie op de Driemaster.
• Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel.
• Heideheuvel, Handboek kinderen & adolescenten, December 1999.
• Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel.
Informatie voor ouders en kind, Hilversum.
• Hogeschool van Amsterdam, De externe opdracht, projecthandleiding 2002/2003,
Amsterdam, 2002.
• Jansen, M. e.a., Oudercursus: bewegen/ oefentherapie bij Obesitas.
• Keulen van A. e.a., Van alles wat mee nemen, opvoedingsstijlen in multicultureel Nederland,
Bussum 2002.
• Migchelbrink, F., Praktijkgerichtonderzoek in zorg en welzijn.
• Velde van de B., Bosch M., De klinische behandeling van kinderen met Obesitas op
Heideheuvel, samenvatting van de introductie voor ouders en kinderen tijdens de préopnamedag.
We hebben tijdens ons onderzoek gebruik gemaakt van de volgende internet sites;
• www.alimentationinfo.org
• www.biodynamio.be
• www.dikke_mensen.nl
• www.erfelijkheid.nl
• www.gezondheid.be
• www.Healthbyfood.com
• www.het-antwoord.nl
• www.jeugdzorg-nhn.nl
• www.opdieet.nl
• www.ouders.nl, Stukken geschreven door Pardoen, J., Blokland, G.
• www.thuis-en-gezond.nl
• www.zorgnetwerk-flevoland.nl
62
BIJLAGE 1 :
Enquêtes
In hoofdstuk acht is een samenvatting gegeven over de door ons gehouden enquêtes bij ouders
van oud Heideheuvel kinderen. Aan deze bijlage zijn de teruggestuurde enquêtes toegevoegd.
63
Afgelopen maanden hebben wij als projectgroep van de Hogeschool van Amsterdam,
studierichting Sociaal Pedagogische Hulpverlening gewerkt aan een externe projectopdracht
geformuleerd door astmacentrum Heideheuvel. Deze opdracht luidde als volgt:
“Ontwerp op basis van reeds bestaande en nog te ontwikkelen middelen een oudercursus twee
voor kinderen met zeer ernstig overgewicht die in het centrum zijn opgenomen. De cursus twee
zal aan moeten sluiten bij een cursus één die over voeding, eten, koken en bewegen gaat. In
cursus twee moet het accent liggen op het veranderen van leefstijl en omgaan met problemen op
het gebied van opvoedingssituaties met als basis de praktijk van alledag.”
Uit deze opdracht hebben wij de volgende centrale vraag geformuleerd. Deze diende als leidraad
tijdens ons onderzoek:
“Op welke wijze kunnen wij de bestaande en nog te verkrijgen informatie standaardiseren tot een
concreet geformuleerde oudercursus twee?”
Met deze door Heideheuvel geformuleerde opdracht en onze centrale vraag zijn we afgelopen vijf
maanden intensief gaan werken om tot een goed eindproduct te komen. Op basis van het door ons
geschreven onderzoeksverslag en de hierbij horende concluderende analyse, willen wij
Heideheuvel adviseren op welke wijze zij verder zouden kunnen gaan met de oudercursus.
Inhoud oudercursus
Daar vanuit Heideheuvel de opdracht werd geformuleerd de reeds bestaande middelen te ordenen
en standaardiseren in de vorm van een oudercursus, hebben wij ons in de uitwerking van het
eindproduct hiertoe beperkt. Hierin komt onze professionaliteit als beginnend beroepsbeoefenaars
niet tot uiting. In ons onderzoeksverslag hebben wij als beginnend
SPH-ers echter geprobeerd een meerwaarde aan deze opdracht te geven. Dit hebben wij
gerealiseerd door ons tijdens de onderzoeksfase te richten op specifieke aspecten die binnen de
oudercursus van belang zijn. De volgende aspecten zagen wij voor deze cursus van belang: verschillende leeftijdsfases, -ontwikkelingsfases van een kind, -hoe om te gaan met kinderen in
de puberteit en -intercultureel werken. Wanneer jullie na het gebruiken van de door ons
ontworpen oudercursus toch tot de conclusie komen dat jullie alsnog gebruik willen maken van
bovengenoemde meerwaarde, zullen wij aangeven op welke manier deze aspecten geïntegreerd
zouden kunnen worden.
Kinderen en jongeren die worden behandeld op Heideheuvel, kunnen zich in verschillende
leeftijdsfases bevinden. Om hier in de oudercursus aandacht aan te besteden, kunnen er meer
leeftijdscategorie-gebonden opdrachten ontworpen worden en zou er aan ouders meer specifieke
theorie kunnen worden aangeboden. Daar er tijdens ons onderzoek is gebleken dat ouders met op
Heideheuvel opgenomen kinderen in de puberleeftijd, de meeste moeite hebben met het thuis op
de juiste wijze omgaan met hun kind. In de oudercursus lijkt het ons daarom van belang dat er
specifiek aandacht wordt besteed aan dit onderwerp. Dit denken wij te bereiken door
bijeenkomsten te organiseren waarbij zowel ouders als het kind aanwezig zijn. (bijvoorbeeld een
64
gezamenlijke kookles). Om te bevorderen dat ouders en kind praten over hoe het kind
ondersteunt en gestimuleerd wil worden door de ouders, denken wij dat het verstandig is
opdrachten mee naar huis te geven die gericht zijn op het uitspreken van de wederzijdse
verwachtingen met betrekking tot de opvoeding. Daarbij zouden opdrachten ontworpen kunnen
worden die gericht zijn op het gezamenlijk ondernemen van activiteiten (bijvoorbeeld het doen
van boodschappen voor het gezamenlijk koken).
Wij hebben gemerkt dat er binnen de oudercursus weinig rekening wordt gehouden met
verschillende culturen. Om hier een verandering in aan te brengen denken wij aan het vertalen
van de hand-out en de thuisopdrachten. Wanneer wij deze informatie wel in de Nederlandse taal
meegeven, lijkt het ons verstandig dit voorafgaand aan de betreffende bijeenkomst mee naar huis
te geven, zodat zij door hun naaste omgeving geholpen kunnen worden bij het doornemen van de
tekst. Ter ondersteuning en verduidelijking van de bijeenkomsten, lijkt het ons relevant
pictogrammen te gebruiken betreffende hetgeen dat behandeld gaat worden.
Om de vaardigheden beter te laten integreren, zouden er wat ons betreft oefenmomenten in de
thuissituatie gecreëerd moeten worden. Deze in aanwezigheid van de begeleiders van
Heideheuvel.
Hand-out
Ter bevordering van de integratie van de in de oudercursus besproken informatie, hebben wij
deze samengevat. Deze kan na elke bijeenkomst aan ouders uitgedeeld worden in de vorm van
een hand-out. Ouders kunnen deze toevoegen aan hun oudermap.
Geheugensteuntje
Naast de hand-out hebben wij ter bevordering van de integratie van de in de oudercursus
besproken informatie, een geheugensteuntje ontwikkelt voor ouders en kind. Dit
geheugensteuntje hebben wij ontworpen in de vorm van een kaartje dat op koelkast of prikbord
kan worden gehangen. Het kaartje visualiseert elke bijeenkomst op Heideheuvel doordat elk
thema concreet wordt weergegeven. Door gebruik te maken van het geheugensteuntje worden
ouders en kind dagelijks geconfronteerd met het belangrijke hoofdthema van de bijeenkomst.
Deze kaartjes kunnen daarom een belangrijke bijdrage leveren aan het in stand houden van de
gewenste leefstijl wat weer zijn invloed heeft op het instandhouden van het gewenste gewicht.
Oudermap
Om de intergratie van de verkregen informatie, aan de hand van de verschillende bijeenkomsten
te bevorderen, hebben wij ervoor gekozen een oudermap te ontwikkelen. In deze oudermap
kunnen ouders alle tijdens de behandeling verkregen informatie verzamelen. Naar ons idee is dit
een meer effectievere manier van informatie verzamelen dan het meegeven van losse velletjes
papier, die snel scheuren en verdwijnen. De oudermap moet dus overzichtelijk zijn, alle
verkregen informatie moet er in passen en de map moet herkenbaar zijn. Het moet een
aantrekkelijke map zijn, die tijdens de behandeling en na ontslag gebruikt wordt om eventuele
belangrijke informatie in terug te vinden.
Wij hebben gekozen voor een vrolijke, kleurrijke map. Dit omdat de map dan aanspreekt en
opvallend is. De kleur geel is een vrolijke, maar toch ook neutrale kleur. Op de voorkant van de
map hebben wij ervoor gekozen om het logo van Heideheuvel duidelijk zichtbaar te maken,
65
eveneens aan de zijkant van de map. Wij noemen de map ‘de oudermap’, aangezien de map
bedoeld is voor alle informatie uit de oudercursussen voor ouders. Symbolisch tijdens de
behandeling op heideheuvel is het treintje, wat staat voor het uitpakken van de bagage die ouders
en kinderen meenemen, het selecteren van de bagage en het aanvullen hiervan, om de trein weer
soepel te laten rijden. Eerst met behulp van Heideheuvel, daarna alleen. Dit treintje komt terug op
zowel de voorkant als de achterkant van de oudermap, ter decoratie en visualisatie. Hierdoor
wordt duidelijk dat dit de map is die hoort bij de oudercursussen op Heideheuvel.
Om de indeling zo overzichtelijk mogelijk te maken, hebben we ervoor gekozen om gebruik te
maken van vrolijk gekleurde tapbladen. Via deze bladen wordt de verkregen informatie
gescheiden. Zo is er voor elk soort informatie (bijeenkomst) een tapblad. Elk tapblad heeft een
label waarop staat welke informatie erachter geplaatst kan worden.
Wij hopen dat op een goede manier gebruik gemaakt gaat worden van de oudermap en dat ouders
inzien dat de verkregen informatie niet voor één keer is, maar er op verschillende momenten bij
gepakt kan worden. De ouders hebben nu ook de mogelijkheid om de oudermap steeds mee te
nemen naar de bijeenkomsten om bepaalde informatie of opdrachten snel bij de hand te hebben.
Evaluatieformulieren
Om de kwaliteit van de oudercursussen te toetsen, is het belangrijk na elke bijeenkomst een
evaluatie te houden. Dit niet alleen onder de ouders, maar ook onder de medewerkers die de
verschillende bijeenkomsten leiden. Met die gedachte hebben wij drie verschillende
evaluatieformulieren ontwikkeld. Eén evaluatieformulier voor de ouders, waarop zij kunnen
aangeven hoe ze de bijeenkomst hebben ervaren, wat viel mee, wat viel tegen, wat hebben ze
gemist of juist teveel aan de orde zien komen. Tijdens een bijeenkomst zijn er vier verschillende
ouderparen aanwezig. Aangezien elk gezinslid een andere kijk op dingen heeft, is het de
bedoeling om elke ouder die aanwezig is, een formulier te laten invullen.
Daarnaast is er een evaluatieformulier voor de medewerkers. Elke begeleider van een
bijeenkomst vult zo´n formulier in. Aan de hand van dat formulier moet duidelijk worden hoe
deze persoon de bijeenkomst vond gaan, hoe verliep de begeleiding, pikte de ouders dingen snel
op, was het te makkelijk of juist te moeilijk, wat kan anders enz. Zo blijven de oudercursussen en
de begeleiding die wordt gegeven een continu proces van ontwikkeling, waarin gelet wordt op de
kwaliteit. Om het overzicht te behouden en zo efficiënt mogelijk om te gaan met de verkregen
gegevens uit de verschillende evaluatieformulieren, hebben wij een derde evaluatieformulier
ontwikkeld. Dit formulier geeft een totaal overzicht weer, van alle evaluatieformulieren. Het is de
bedoeling na elke bijeenkomst de gegevens van de formulieren te ordenen en deze te verwerken
in één evaluatieformulier. Zo voorkom je stapels papieren, die onoverzichtelijk bij elkaar worden
gelegd en waarin de verkregen informatie niet duidelijk is geordend. Zo bestaat de kans, dat er
niks met deze informatie wordt gedaan en de kwaliteit op een oneffectieve manier wordt getoetst.
De evaluatieformulieren zijn opgesteld aan de hand van gesloten antwoordmogelijkheden,
gekoppeld aan een open antwoordmogelijkheid (toelichting). Door middel van gesloten
antwoordmogelijkheden is de kwaliteit beter toetsbaar, door dit te koppelen aan een toelichting
word er meer duidelijkheid gegeven over hetgeen dat wordt bedoeld. Op deze manier worden de
antwoorden concreter.
66
Het evaluatieformulier voor de ouders bestaat uit 16 vragen, onderverdeeld in 5 categorieën,
namelijk: de inhoud, de vorm, de begeleiding, praktische zaken en zijn totaliteit.
Het evaluatieformulier voor de medewerkers bestaat uit 16 vragen, onderverdeeld in 6
categorieën, namelijk: de inhoud, de vorm, de groep, de begeleiding, praktische zaken en zijn
totaliteit.
Om de kwaliteit van de door ons ontworpen oudercursussen te waarborgen, adviseren wij
Heideheuvel gebruik te maken van deze evaluatieformulieren.
Door het uitvoeren van de door Heideheuvel geformuleerde opdracht, hopen wij een bijdrage te
leveren aan het standaardiseren en overdraagbaar maken van de oudercursus. Tevens hebben wij
geprobeerd een meerwaarde te geven door een advies te schrijven. Wij hopen hiermee bij te
dragen aan een verbetering van de behandeling voor kinderen met Obesitas en hun ouders.
67
Download