INLEIDING In het vierde jaar Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) is het de bedoeling dat studenten een opdracht van een instelling vanuit het werkveld uitvoeren/ onderzoeken. Onze externe projectopdracht is afkomstig van astmacentrum Heideheuvel. Ons onderzoek is gericht op de klinische behandelgroep binnen deze instelling voor kinderen van 3 tot en met18 ONDERZOEKSVERSLAG jaar met Obesitas. Binnen de opdracht ontwerpen wij voor deze instelling een oudercursus 2. EXTERN PROJECT Het product dat hier voor u ligt is het projectcontract. Dit is het eerste beslisdocument van dit project. Hierin wordt de opzet van het project beschreven, de gemaakte afspraken en is de projectplanning weergegeven. Dit projectcontact zal door de instelling en projectleden worden ondertekend. Dit contract is als volgt opgebouwd; In het eerste hoofdstuk gaan wij in op het probleem. De vraag of het probleem van de opdrachtgever en de formulering van de projectopdracht zullen hierbij aan de orde komen. In het tweede hoofdstuk zullen wij een voorlopige omschrijving van het eindproduct geven. Vervolgens zal het plan van aanpak, waarin de verschillende fase van het project, de activiteiten en beoogde resultaten per fase worden beschreven in hoofdstuk 3. Verder komt in hoofdstuk 4 de uitwerking van het plan van aanpak voor de komende fase (analyse- en onderzoeksfase) aan de orde, dit heeft het karakter van een onderzoeksplan. In hoofdstuk 5 beschrijven wij de afspraken over de projectbeheersing (tijd, organisatie, kwaliteit, informatie, geld, faciliteiten en de samenwerking tussen studenten, docenten en instelling). De namen, adressen, telefoonnummers, e-mail adressen etc. van de contactpersoon, docent en groepsleden vormen hoofdstuk 6. De ondertekening van het contact zal te vinden zijn onder hoofdstuk 7. Tenslotte is als bijlage het leerdoelen document toegevoegd. Wij hopen met dit contract een duidelijk beeld te hebben gegeven van de opzet, planning en afspraken binnen deze externe opdracht. PROJECTGROEP SPH4/06 ONDERZOEKSVERSLAG Extern project ‘Heideheuvel’ Auteurs en studenten nr. : Opleiding Contactpersoon opleiding Instelling Contactpersoon instelling Plaats van uitgave Jaar van uitgave Uitgevende organisatie Groepsnummer Kwartaal Studiejaar Datum van voltooiing Studieonderdeel : : : : : : : : : : : : 2 T. Bijloo (143898) N. Bos (155106) M. Falkmann (152002) J. Jansen (155223) R. Lastdrager(145735) Hogeschool van Amsterdam, SPH L. van Noord Astmacentrum Heideheuvel B. van de Velde Amsterdam 2003 Projectgroep SPH4/6 S4/06 3 2002/2003 27-02-2003 Extern project VOORWOORD ‘Met het invoeren van het onderwijsconcept ‘leren leren’ hebben de sociaal – agogische opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam de mogelijkheden voor samenwerking met de beroepspraktijk vergroot’.1 Vanuit het ‘leren leren’ principe is het externe project ontstaan. Het externe project, is een project dat wordt uitgevoerd in een zorginstelling. Een opdrachtgever formuleert voor de Hogeschool van Amsterdam (HvA) een vraag uit de beroepspraktijk en 4e jaars studenten buigen zich over deze opdracht en werken deze uit. Wij zijn vijf Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) studenten van de HvA en werken aan een opdracht van Astmacentrum Heideheuvel. In de onderzoeksfase, waarin wij ons de afgelopen drie maanden hebben bevonden, hebben wij aspecten onderzocht die relevant zijn voor dit project. De resultaten hiervan zijn door ons vastgelegd, onderbouwd en verantwoord in het onderzoeksverslag dat u nu voor u heeft. De eerste fase van dit externe project bestond vooral uit het oriënteren op het probleem, de opdracht, de instelling en de theoretische informatie. Dit om een zo helder mogelijk beeld te ontwikkelen en een theoretisch/ methodisch fundament te creëren op welke basis we onze opdrachtgever kunnen adviseren. Deze fase was een drukke fase waarin het soms lastig was om bij elkaar te komen, afspraken in combinatie met schooltaken te realiseren en relevante bijeenkomsten van Heideheuvel bij te wonen. Echter is deze fase wel een vruchtbare en leerzame periode geweest waarin we veel informatie hebben vergaard en we als groep steeds beter zijn gaan samenwerken. Helaas is momenteel het contact met onze opdrachtgever wegens allerlei organisatorische omstandigheden niet wat wij optimaal achten, maar ook hier vinden wij als groep zeker onze weg in. Bij dezen willen wij nog een aantal mensen bedanken die ons tijdens deze fase allen op hun eigen wijze hebben bijgestaan. Allereerst Mw. L. van Noord, onze projectbegeleidster vanuit de Hogeschool van Amsterdam. Zij heeft ons gestuurd bij het schrijven van dit verslag. Tevens willen wij een aantal medewerkers van Heideheuvel bedanken, dit zijn mensen die de tijd hebben genomen om ons van informatie te voorzien, op welke wijze dan ook, Dhr. J. Meijs, Mw. B. van de Velde, Mw. M. Bosch, Mw. E.Kochheim. Misschien wel de twee meest belangrijke groepen die wij willen bedanken, zijn de ouders die ons de enquête hebben teruggestuurd en de kinderen die ons hun medewerking hebben verleend aan ons interview. Zonder hen was ons onderzoek zeker niet compleet geweest. Tessa Bijloo, Nathalie Bos, Mireille Falkmann, Jessica Jansen en Roos Lastdrager. 1 Bron: Hogeschool van Amsterdam, De externe opdracht, projecthandleiding 2002 / 2003. 3 INHOUDSOPGAVE INLEIDING 7 HOOFDSTUK 1 HEIDEHEUVEL 1.1 Wat is Heideheuvel? 1.2 Doelstelling 1.3 Visie en methodiek 1.4 Behandeling 1.4.1 De taxatiefase 1.4.2 Verdere behandelfase 1.4.3 Afronding 1.4.4 Nazorg 10 10 10 10 10 10 11 12 12 13 HOOFDSTUK 2 ONDERZOEKSMETHODEN 2.1 Typen onderzoek 2.2 Onderzoeksmethoden 2.2.1 Bestudering literatuur 2.2.2 Bestudering documentatie Heideheuvel 2.2.3 Interview/ gesprekken 2.2.3.1 Opzet gesprek ouderbegeleider 2.2.3.2 Opzet gesprek psycholoog 2.2.3.3 Opzet gesprek opgenomen kinderen 2.2.4 Enquêtes 2.2.5 Participerende observatie 2.3 Verwerking gegevens 14 14 14 14 15 15 16 16 17 18 18 19 HOOFDSTUK 3 OBESITAS 3.1 Inleiding 3.2 Wat is Obesitas? 3.3 Oorzaken van Obesitas 3.4 Gevolgen van Obesitas 3.5 Erfelijkheid 3.6 Behandeling 3.6.1 Voedingsmodulatie 3.6.2 Lifestyle 3.6.3 Selfcare 3.6.4 Wat moet je vooral NIET doen? 3.7 Tips en adviezen 20 20 20 20 21 21 21 22 22 22 23 23 23 4 HOOFDSTUK 4 ONTWIKKELINGSFASES 4.1 Fasen in de persoonlijkheidsontwikkeling 4.1.1 De babytijd (0 tot 1 jaar) 4.1.2 De peutertijd (1 tot 3 jaar) 4.1.3 De kleutertijd (3 tot 6 jaar) 4.1.4 De kindertijd (6 tot 12 jaar) 4.1.5 De jongerentijd (12 tot 18 jaar) 4.1.6 De jongvolwassenentijd (18 tot 25 jaar) 26 26 26 27 27 27 27 28 29 HOOFDSTUK 5 PUBERS 5.1 Pubers 5.2 De puberteit; een aparte fase 5.2.1 Lichamelijke veranderingen 5.2.2 Ontluikende seksualiteit 5.2.3 Verandering in denken 5.2.4 Wie ben ik ? 5.3 Opvoeden, maar ook loslaten 5.4 Verschillende opvoedingsstijlen 5.5 Pubers en eten 5.6 Het gaat over 30 30 30 30 31 31 31 31 32 32 33 33 HOOFDSTUK 6 OPVOEDING IN VERSCHILLENDE CULTUREN 6.1 Cultuurverschillen 6.2 De Nederlandse opvoeding 6.3 De sharia en islamitische opvoeding 6.4 Surinaamse kinderen 6.5 Disfunctionele opvoeding 34 34 34 35 36 37 38 HOOFDSTUK 7 OUDERCURSUSSEN 7.1 Opvoedingsstijlen 7.2 Opvoedingsproblemen 7.2.1 Ik word gek van dat kind! 7.3 Opvoedingsondersteuning 7.3.1 Doel opvoedingsondersteuning 7.3.2 Vormen van opvoedingsondersteuning 7.4 Vergelijkingsonderzoek oudercursussen 7.4.1 Overeenkomsten 7.4.2 Verschillen 7.4.3 Conclusie 39 39 39 40 40 41 41 41 42 42 42 43 5 HOOFDSTUK 8 THEMA’S OUDERCURSUS 8.1 Het probleemoplossend denken 8.2 Psycho-educatie 8.3 Obesitas is een chronische aandoening 45 45 45 46 47 HOOFDSTUK 9 ENQUETES 9.1 Waarom enquêtes? 9.2 Resultaten 9.3 Grafieken 9.4 Conclusie 48 48 48 49 51 52 HOOFDSTUK 10 GESPREKKEN EN BELANGRIJKE DAGEN OP HEIDEHEUVEL 10.1 Gesprek ouderbegeleidster en orthopedagoog 10.2 Oudercursus bewegen 10.3 Gesprek psycholoog 10.4 Halfgestructureerd interview met kinderen van het Hoefijzer 10.5 Pré-opnamedag 10.6 Aanwezigheid bij ‘educatiefjes twee’ 10.7 Oudercursus twee 53 53 53 54 55 56 58 58 59 CONCLUDERENDE ANALYSE ONDERZOEKSRESULTATEN 60 BRONVERMELDING 62 BIJLAGE 1 : ENQUETES 63 6 INLEIDING Wie kent het niet, de kinderen van nu, liever languit op de bank niks doen, dan lekker naar buiten om actief bezig te zijn. Hagelslagdoosjes en pakken koek verstopt onder het bed, hamburgers in plaats van het brood dat van huis is meegenomen, de hele dag voor de televisie of achter de computer het liefst gepaard met een grote zak chips, snoep en veel frisdrank, met de bus naar school in plaats van met de fiets. In de hedendaagse lifestyle zijn het niet alleen de kinderen die liever lui zijn dan moe, ook de ouders dragen hier een steentje aan bij. Ouders die hun kinderen overal naar toebrengen met de auto en als zoethouder voor onderweg een koekje geven (de zogenaamde achterbank generatie). Met als gevolg een sterke toename van kinderen die last hebben van overgewicht; Obesitas. Binnen de kinderafdeling van Heideheuvel worden kinderen en jongeren in de leeftijd tot en met 18 jaar behandeld die ernstig overgewicht hebben. De behandeling is klinisch, heeft gewichtsafname als doel en is gericht op zowel de kinderen als de ouders (door middel van oudercursussen).2 Binnen Heideheuvel doet zich echter een probleem voor met betrekking tot de tweede oudercursus. Deze is namelijk niet overdraagbaar, aangezien er niks concreets op papier staat. Hierdoor is ook de kwaliteit van de cursus moeilijk toetsbaar. Doordat de oudercursus niet beschreven staat, is het op dit moment onmogelijk ouders na afloop van de bijeenkomst het besprokene mee te geven, zodat zij dit thuis nog eens door kunnen lezen. Wanneer ouders de informatie thuis nog eens kunnen doorlezen, zou deze beter geïntegreerd worden en kunnen begeleiders in een volgende bijeenkomst hier nog eens op terugkomen. De opdracht die wij kregen vanuit Heideheuvel, werd als volgt geformuleerd; Het ontwerpen (op basis van reeds bestaande en nog te ontwikkelen middelen) van een oudercursus (2) voor kinderen met zeer ernstig overgewicht (Obesitas) die in het centrum zijn opgenomen. De cursus 2 zal aan moeten sluiten bij een cursus 1 die over voeding, eten, koken en bewegen gaat. In cursus 2 moet het accent liggen op het veranderen van leefstijl, omgaan met problemen op het gebied van opvoedingssituaties met als basis de praktijk van alledag. Aansluitend hierop volgt de afrondingsfase waarbij kind en gezin thuis het geleerde heel praktisch gaan oefenen. Na het analyseren van de opdracht en het problemen dat zich voordoet op de klinische afdeling Obesitas van Heideheuvel, is ons onderzoek gebaseerd op de volgende centrale vraag: “Op welke wijze kunnen wij de bestaande en nog te verkrijgen informatie standaardiseren (op papier zetten) tot een concreet geformuleerde oudercursus 2?” 2 Bron : Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel. 7 De volgende deelvragen zijn een leidraad geweest voor ons onderzoek: Is er behoefte onder ouders aan een oudercursus 2 en welke behoefte is er? (Als • projectgroep zijn wij geïnteresseerd in de behoefte die er onder ouders leeft, wij realiseren ons echter dat dit binnen Heideheuvel geen discussiepunt is, daar deelname aan een oudercursus verplicht is.) • Wat vinden de kinderen belangrijk rond hetgeen de ouders moeten weten met betrekking tot Obesitas en opvoeding/ leefstijl? Welke informatie is er al met betrekking tot oudercursus 2? Hierbij zullen wij in het • vizier houden hoe psycho-educatie binnen andere werkvelden is georganiseerd (reeds bestaande oudercursussen). Welke informatie kunnen wij vinden aan de hand van literatuuronderzoek/media die • relevant is voor ons onderzoek en hoe gebruiken we dit/ passen we dit toe? Het onderzoeksverslag dat voor u ligt is geen vereiste van Heideheuvel. Ze willen het liefst dat wij de opdracht uitvoeren zoals deze door hen is geformuleerd om zo spoedig mogelijk het eindproduct te realiseren. Dit denken zij te bewerkstelligen door ons een beeld te geven van de huidige stand van zaken door middel van gespreksvoering met ouderbegeleiders en psycholoog, aanwezigheid bij belangrijke bijeenkomsten, materiaal verzameling en in nauw overleg met ouderbegeleider en psycholoog. Het belang van verder onderzoek en de resultaten die wij hebben verkregen worden onderschat en gezien als niet van belang bij het resultaat. Wij als SPH’ers willen echter een meerwaarde toevoegen aan ons onderzoek, hetgeen van belang kan zijn voor Heideheuvel. Wij hebben dan ook geprobeerd effectief onderzoek te doen, naar hetgeen ons van belang lijkt voor het standaardiseren van de oudercursus en de aspecten die hier een belangrijke rol bijspelen. In dit verslag willen wij meer duidelijkheid geven over de instelling waarbinnen wij ons onderzoek uitvoeren, hetgeen wij hebben onderzocht en de resultaten die wij hierdoor hebben verkregen. De door ons uitgewerkte resultaten hebben bijgedragen tot het schrijven van de conclusie met betrekking tot onze onderzoeksvraag en het geven van aanbevelingen aan Heideheuvel met betrekking tot de oudercursus. Ter verduidelijking geven wij een beschrijving van de opzet van ons verslag en wat er in elk hoofdstuk te vinden is. Het verslag bestaat uit drie delen. Deel één is gericht op de achtergrondinformatie die meer duidelijkheid moet geven over de instelling. Deel twee is gericht op het onderzoek dat wij hebben gedaan en daarop volgend kunt u in deel 3 de conclusie en aanbevelingen die wij geven met betrekking tot de oudercursus. In hoofdstuk 1 schetsen wij een beeld van Heideheuvel, door het beschrijven van de instelling, de doelstelling, de visie, methodiek en de behandeling die wordt gegeven. Dit is gebeurd aan de hand van documentatie die in de instelling aanwezig was. De verantwoording van de door ons gekozen onderzoeksmethoden wordt weergegeven in hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk wordt duidelijk welke onderzoeksmethoden wij hebben gebruikt, hoe hier gebruik van is gemaakt en waarom we hiervoor hebben gekozen. Wij hebben hierbij gebruik gemaakt van literatuur die gericht was op onderzoeksmethoden. Obesitas, de chronische aandoening die de kinderen hebben en waarvoor ze in Heideheuvel zijn opgenomen, beschrijven wij in hoofdstuk 3. Deze informatie hebben wij voornamelijk gehaald 8 van internet, maar ook is er gebruik gemaakt van literatuur die in de instelling aanwezig was. Wij hopen meer duidelijkheid te geven in wat de aandoening inhoudt en wat de oorzaken en gevolgen zijn. Daarop aansluitend gaan wij in hoofdstuk 4 in op de verschillende ontwikkelingsfases die een kind in zijn/haar leven doorloopt met in hoofdstuk 5 een stuk over pubers. Bij het schrijven van deze hoofdstukken is gebruik gemaakt van literatuur van de voorgaande jaren aan de SPH en het internet. Deze hoofdstukken zijn van belang als het gaat om de benadering en aanpak van kinderen en aspecten die te maken hebben met de opvoeding. Hoofdstuk 6 zal gaan over opvoeding in verschillende culturen. Wij gaan hierbij in op de Surinaamse, Islamitische, Nederlandse cultuur. Voor het vinden van deze informatie is vooral gebruik gemaakt van literatuur. Informatie over oudercursussen en een vergelijking tussen drie verschillende oudercursussen is te vinden in hoofdstuk 7 met daaropvolgend in hoofdstuk 8 een theoretische onderbouwing van probleemoplossend denken en psycho-educatie. Hierbij is gebruik gemaakt van documentatie die te vinden was in de instelling en de oudercursussen die worden gehanteerd in de Argonaut en het Paedologisch Instituut. De resultaten van de door ons opgestuurde enquêtes, worden in hoofdstuk 9 door middel van een samenvatting weergegeven. Hoofdstuk 10 zal een beschrijving geven van alle gesprekken die wij tijdens onze onderzoeksfase hebben gevoerd en belangrijke bijeenkomsten die wij op Heideheuvel hebben bijgewoond zoals; het gesprek met de kinderen van het Hoefijzer en de psycholoog, de aanwezigheid bij de préopnamedag, de oudercursus bewegen en educatiefjes. Ter afsluiting van dit verslag geven wij een conclusie en aanbevelingen weer die wij uit ons onderzoek hebben getrokken. Gebruikte literatuur is te vinden in de toegevoegde bronnenlijst en in de bijlagen zijn kopieën te vinden van de door ouders teruggestuurde enquêtes. We hopen met dit verslag een duidelijk beeld te geven van onze onderzoeksfase. 9 HOOFDSTUK 1 Heideheuvel Omdat Heideheuvel de opdrachtgever van dit extern project is, zijn we onze onderzoeksfase begonnen met ons te verdiepen in deze instelling. Wat is Heideheuvel, op welke manier wordt er gewerkt en vanuit welke visie etc. Van belang is namelijk, willen we de opdracht van deze instelling (het standaardiseren en op papier beschrijven van een reeds bestaande oudercursus) goed vorm kunnen geven, we wel het nodige moeten weten over deze instelling. Vandaar dit inleidende hoofdstuk dat hier een goed beeld van geeft. 1.1 Wat is Heideheuvel? Heideheuvel is een Astmacentrum gelegen in Hilversum. Binnen de kinderafdeling van Heideheuvel worden kinderen en jongeren tot en met 18 jaar behandeld die ernstig overgewicht (Obesitas) hebben. De behandeling is klinisch, het kind wordt dus opgenomen op Heideheuvel. De behandeling heeft gewichtsafname als doel. Om dit te bereiken staan drie peilers centraal : voeding, beweging, en gedragsverandering bij kind en ouders. Dit alles gebeurt onder begeleiding van een multidisciplinair team: kinderarts, diëtiste, bewegingsdocent, oefentherapeut, psycholoog, maatschappelijk werkende en groepsopvoeder. 1.2 Doelstelling De doelstelling van het Obesitas programma binnen Heideheuvel is anders eten en anders/ meer bewegen om zo een gewichtsdaling te realiseren. Het gaat dus om een gedragverandering. Dit is een proces dat tijd kost. Kinderen moeten leren eigen verantwoordelijkheid te nemen voor hun lichaam en hun gezondheid en om leren gaan met Obesitas als chronische aandoening. Om dit te kunnen realiseren is een behandeling ontwikkeld die bestaat uit drie fases, deze zullen in de paragraaf 1.4 aan de orde komen. 1.3 Visie en methodiek Binnen Heideheuvel werkt en denkt men systeemgericht. Men gaat er van uit dat niet alleen het kind een probleem heeft, maar ook het gezin waaruit het kind komt. Om dit probleem aan te pakken moet niet alleen het kind worden behandeld, maar zal er thuis ook het één en ander moeten veranderen. Van ouders wordt daarom gedurende de opname deelname aan een aantal activiteiten verlangd, zoals thema bijeenkomsten, evaluatiebesprekingen en gesprekken met onder meer ouderbegeleider en diëtiste. Ook zullen ouders een bijdrage moeten leveren aan de uitvoering van de weekendopdrachten die het kind mee naar huis krijgt na verloop van tijd. Binnen Heideheuvel is er een standaard behandelaanbod voor kind en ouders ontwikkeld. Echter wordt alles (kind/ ouders/ situatie) per individu bekeken en worden hier samen met de betrokkenen oplossingen voor gezocht. 1.4 Behandeling Als men besluit een behandeling te gaan volgen bij Heideheuvel verblijft het kind gedurende deze behandeling in een behandelgroep. Overdag gaat het kind naar school, de eerste acht weken op het terrein van Heideheuvel, daarna in Hilversum. Elke dag na schooltijd wordt er gesport en is er tijd voor andere vormen van therapie. Gedurende de eerste vier weken blijven de kinderen en jongeren in het weekend op Heideheuvel, hierna gaan zij in het weekend naar huis. In de weekenden en specifieker gedurende de laatste twee à drie maanden van de behandeling wordt er 10 in de thuissituatie geoefend wat op Heideheuvel geleerd is. De duur van de behandeling wordt individueel bepaald, maar omdat een aanzienlijke gewichtsdaling nagestreefd wordt, is dit over het algemeen zes tot negen maanden. Het behandelprogramma bestaat uit drie peilers : • Voedingsrichtlijnen: caloriebeperkte gezonde voeding en een gezond en regelmatig eetpatroon. • Beweging: conditie- en krachtopbouw, plezier krijgen in bewegen en bewegingsactivering. • Gedragsverandering: ten aanzien van eten en leefstijl, het omgaan met moeilijke situaties, emoties etc. De behandeling op Heideheuvel bestaat uit vier fases. Achtereenvolgens zullen we deze kort bespreken. Om dit te illustreren stellen we het gezin voor als een ‘zwaarbeladen trein’.3 Een trein die vanwege het gewicht haast niet meer vooruit kan en tot stilstand dreigt te komen. Om verder te komen heeft dit gezin hulp nodig. Heideheuvel begint hiermee met afladen en uitpakken. Vervolgens leveren ze nieuwe bagage, die het gezin kan inladen tot ze zelf weer in staat zijn om de trein te laten rijden. Heideheuvel blijft na de behandeling nog een tijd meekijken of de trein daadwerkelijk goed blijft rijden. 1.4.1 De taxatiefase Deze fase bestaat uit het afladen en uitpakken van de trein. Bekeken wordt waardoor de trein zo zwaar beladen is. Ook wordt gekeken hoe sterk de locomotief is, die de trein weer in beweging moet krijgen. In deze fase is Heideheuvel de baas, zij reguleren het aanbod van voeding en beweging. In deze periode wordt het eetgedrag in kaart gebracht en worden de fysieke belastbaarheid van het kind en de veranderbaarheid van gedrag van kind en ouders/ gezin beoordeeld. Diagnostiek en aanzet van behandeling van eventuele emotionele problematiek vindt in deze periode plaats. De voeding wordt aangepast en er wordt op regelmatige tijdstippen gegeten. Tijdens deze fase verblijft het kind ook in de weekenden op Heideheuvel en volgt er ook onderwijs. Dagelijks wordt aan sport gedaan, aangepast aan de fysieke mogelijkheden van het kind, zo mogelijk in groepsverband, zo nodig individueel. Eens per week krijgt het kind oefentherapie. Tevens wordt ook een educatief programma gevolgd door kind en ouders. Er is wekelijks contact met de diëtiste (ook voor ouders). Wekelijks wordt er gewogen en wordt het kind gezien door de kinderarts. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: gewichtsverloop, de eventuele aanwezige co-morbiditeit en de motivatie van het kind. In de laatste helft van deze fase die acht weken duurt gaat het kind in de weekenden 1 à 2 dagen naar huis. Het kind krijgt hierbij therapieopdrachten betreffende eten en bewegen voor zowel zichzelf als ouders mee naar huis. Na deze periode wordt een oordeel geformuleerd over de motivatie en de ‘workabillity’ en met name over de veranderbaarheid van gedrag bij zowel kind als ouders. Tevens zal in deze fase een goed beeld worden verkregen van het eetgedrag en gewichtverloop in deze periode, de 3 Bron: Velde van de B., Bosch M., De klinische behandeling van kinderen met Obesitas op Heideheuvel, samenvatting van de introductie voor ouders en kinderen tijdens de pré-opnamedag. 11 bewegingsmogelijkheden en de psychosociale ontwikkeling van het kind. Tenslotte zal er enig zicht komen op eventuele protectieve en/ of belemmerende factoren voor de behandeling. Op basis van al deze verkregen gegevens zal worden gekeken of verdere behandeling zinvol kan zijn.4 1.4.2 Verdere behandelfase Deze fase bestaat uit het inladen van nieuwe bagage in de trein. Men gaat kijken wat er nodig is om op een andere manier weer op reis te kunnen gaan. Wat moet er anders en hoe moet dit gerealiseerd worden? Er wordt geleerd hoe ouders en kind zelf weer eigen baas kunnen worden. Dit door het aanleren van vaardigheden en oefenen in de weekenden in de praktijk Bij kinderen met Obesitas blijken multidisciplinaire behandelprogramma's, zoals in Heideheuvel wordt aangeboden waarbij medische supervisie, energiebeperking, voedingseducatie, lichamelijke activiteitsbevordering en gedragstherapie worden gecombineerd en waarbij het gehele gezin wordt betrokken, de beste behandelresultaten te geven. Gedurende de verdere behandeling in Heideheuvel, die 12 weken duurt, blijven kind en ouders wekelijks begeleid door de diëtiste. Psychologische begeleiding vindt op individuele indicatie plaats, orthopedagogische begeleiding wordt in de leefgroepen gegeven. Het educatieve programma dat startte in de taxatiefase, wordt voortgezet. Dagelijks wordt aan sport gedaan en daarnaast krijgt het kind oefentherapie. Kindergeneeskundig onderzoek vindt eens in de twee weken plaats. De kinderen bezoeken een bij hun leeftijd en niveau passende school in Hilversum. Tijdens de weekenden thuis wordt het nieuwe gedrag in de gezinssituatie geoefend aan de hand van thuisopdrachten voor kind en ouders/ gezin. Bij terugkomst op Heideheuvel worden deze opdrachten weer geëvalueerd. Ook de behandeling wordt eens per zes weken geëvalueerd in een teamoverleg. 1.4.3 Afronding Tijdens deze fase gaan kind en ouders oefenen eigen baas te zijn. In deze fase moet de trein weer gaan rijden. In deze fase die ongeveer zes weken duurt gaat het vooral om het toepassen van de gekregen bagage in de thuissituatie. Dit door middel van oefenen, proberen, registreren, rapporteren, oplossen en opnieuw proberen. Men gaat zich met kind en ouders oriënteren op het thuis verder gaan zonder Heideheuvel en gaat in op het leren accepteren van het eindresultaat, de chroniciteit. 4 Bron: Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel. 12 1.4.4 Nazorg In deze fase zijn kind en ouders weer zelf de baas. De trein is weer zelf op weg en zal moeten blijven rijden. Het gezin zal het weer helemaal zelf moeten gaat doen, maar zal vast nog tegen wat problemen aanlopen. Na de behandeling wordt het gezin nog gevolgd door Heideheuvel. Op de zogenaamde terugkomdagen zal het geleerde nog eens worden opgefrist, bijgeschoold en herhaald. We hopen door dit hoofdstuk een duidelijker beeld te hebben geschetst van de instelling waarvoor wij ons extern project doen. In het volgende hoofdstuk zullen wij dieper ingaan op de problematiek van de opgenomen kinderen, namelijk Obesitas. 13 HOOFDSTUK 2 Onderzoeksmethoden In de onderzoeksfase is door ons het theoretisch en methodisch fundament gelegd voor het verdere project. Wij hebben in deze fase verschillende aspecten uit de beroepspraktijk onderzocht, die wij relevant achten voor de beantwoording van onze onderzoeksvraag. In dit hoofdstuk zullen wij beschrijven op welke twee typen onderzoeken wij ons hebben gericht, tevens geven we aan van welke onderzoeksmethoden wij gebruik hebben gemaakt en hoe wij hier onze eigen interpretatie aan hebben gegeven. 2.1 Typen onderzoek Voordat wij met elkaar startten met het onderzoek, hebben we allereerst vastgelegd op welk type onderzoek wij ons tijdens het project zouden gaan richten. Daar er op Heideheuvel reeds sprake was van een oudercursus 2 en wij deze slechts moeten standaardiseren en er daarbij al een heleboel informatie te verkrijgen was over deze vorm van (ouder-)psycho-educatie, waren wij van mening dat er sprake zou moeten zijn van een “ontwikkelingsonderzoek”. Een ontwikkelingsonderzoek moet namelijk leiden tot nieuwe of betere werkwijzen, instrumenten en methodieken. Soms betreft het een bestaande situatie die moet worden herzien, moet worden herontworpen dan wel worden verbeterd. Dikwijls gaat het om het maken van een geheel nieuw onderwerp.5 Dit vonden wij in grote lijnen een duidelijke weergave van ons onderzoek. Echter zitten er in ons onderzoek ook aspecten van een “behoefteonderzoek”. Wij achten het namelijk voor de objectiviteit met betrekking tot de oudercursus van belang, wanneer wij ook de behoeften en ervaringen van de ouders zelf in ons onderzoek zouden betrekken. Daarentegen spelen niet alleen de ouders een rol bij het zoeken naar behoeften, ook Heideheuvel heeft hierin een belangrijke positie. De instelling heeft immers al veel informatie en ideeën over hoe een oudercursus 2 eruit zou moeten komen te zien. 2.2 Onderzoeksmethoden Om een duidelijk beeld te krijgen over wat er reeds bekent is over (ouder-)psycho-educatie, de tweede oudercursus op Heideheuvel en wat er leeft onder zowel de ouders als de begeleiders, hebben we in ons onderzoek gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksmethoden: • Bestudering literatuur • Bestudering documentatie van Heideheuvel • Interviews/ gesprekken • Enquêtes • Participerende observatie In de volgende paragrafen zullen wij aangeven op welke manier wij deze verschillende methoden in de praktijk hebben gebruikt. 2.2.1 Bestudering literatuur Alvorens wij het daadwerkelijke onderzoek startten, hebben wij ons in de oriëntatiefase door middel van literatuuronderzoek verdiept in het onderwerp. Verschillende boeken en artikelen werden bestudeerd, maar ook het internet is veelvuldig geraadpleegd. Om het project “meerwaarde” te geven en op die manier Heideheuvel nieuwe impulsen aan te kunnen bieden, 5 Bron: Migchelbrink, F., Praktijkgerichtonderzoek in zorg en welzijn. 14 hebben wij ons tijdens het literatuuronderzoek nog extra verdiept in twee specifieke thema’s; allochtone ouders/ opvoeding en -puberkinderen. Deze twee thema’s zijn na gesprekken met medewerkers van Heideheuvel voor hen belangrijk gebleken. Zij gaven aan dat informatie die tijdens de oudercursus aan hen overgebracht werd, voor allochtone ouders soms moeilijk tot niet te begrijpen is vanwege de slechte taalbeheersing. Het extra onderzoek dat wij naar de omgang van ouders met hun puberkind hebben gedaan, is voortgekomen uit het feit dat in de oudercursus vaak blijkt dat ouders met een puberkind, meer moeite hebben met het “op een andere/ nieuwe manier omgaan met hun kind”, dan ouders van kinderen in een andere leeftijdsfase. Wij zijn van mening dat wij door op deze twee gebieden iets extra’s aan ons project toe te voegen, wij Heideheuvel meerwaarde geven aan iets wat ze al hebben. Op deze manier dragen wij iets “nieuws/ extra’s” aan, waar Heideheuvel mee verder kan, zodat ook zij zich ontwikkelen. Tijdens het gehele literatuuronderzoek heeft het boek “Kwalitatief Onderzoek” van Baarda (2000) als ondersteuning gediend. 2.2.2 Bestudering documentatie van Heideheuvel Voor onze tweede onderzoeksmethode waren wij aangewezen op documentatie verzameld door en opgeslagen bij Heideheuvel. Al voordat wij met Heideheuvel ons eerste oriënterende gesprek hadden, werd ons door mw.B.v.d.Velde verschillende documentatie toegezonden die betrekking had op zowel Obesitas als de oudercursus. Door deze met elkaar te bekijken en te analyseren, vormden wij ons een beeld over de ziekte Obesitas en de bestaande oudercursus. Op deze manier werd ons direct duidelijk wat er reeds op papier stond en wat er juist nog miste. Tijdens het eerste gesprek werd ons door de verschillende medewerkers de mogelijkheid geboden de archiefkasten eens in te duiken, om het beeld dat wij nu over Obesitas en de oudercursus hadden, middels bestaande opgeslagen documentatie te gaan verbreden. Enkele uren lang, hebben wij met elkaar naar voor ons relevante documentatie gezocht. De zorgvuldigheid waarmee deze documentatie door Heideheuvel was opgeslagen, heeft ons geholpen in het op bruikbaarheid kunnen ordenen hiervan. 2.2.3 Interviews/ gesprekken Het afnemen van interviews en het hebben van gesprekken, zijn de derde onderzoeksmethode waarvan wij gebruik hebben gemaakt. Wij hebben gedurende de onderzoeksfase met de volgende personen een interview of een gesprek gehad; • de ouderbegeleidster • de psycholoog • verschillende opgenomen kinderen. Bij alledrie deze gesprekken hebben wij gebruik gemaakt van het “halfgestructureerde interview”. Het halfgestructureerde interview lijkt, meer dan een gestructureerd interview vooral op een gewoon gesprek met iemand. Het is een niet of weinig gestandaardiseerde vorm van de vraagmethode. Je moet hierbij in staat zijn; goed te luisteren, een gesprek te onderhouden en de ‘juiste’ vragen te stellen. Meestal maak je hierbij, op grond van de onderzoeksvraag, van tevoren een lijst met gespreksonderwerpen of topics die tijdens het gesprek aan de orde moeten komen. Daarnaast kunnen er tijdens het interview ook spontaan onderwerpen ter sprake komen die van belang zijn voor het onderzoek. In een halfgestructureerd interview liggen de vragen en antwoorden niet van tevoren vast, de onderwerpen echter wel.6 6 Bron: Baarda, Basisboek Kwalitatief onderzoek. 15 Wij hebben voor het gestructureerde interview gekozen, daar wij zoveel mogelijk informatie van de geïnterviewde wilden ontvangen en dan zo min mogelijk suggestief. Wij zijn van mening door op deze manier te interviewen, wij de geïnterviewde zo min mogelijk woorden in de mond hebben gelegd en tevens door hebben kunnen vragen op datgene de geïnterviewde aangeeft van belang te vinden. 2.2.3.1 Opzet gesprek ouderbegeleidster Het doel van het allereerste oriënterende gesprek met de ouderbegeleidster, was onder andere een wederzijdse kennismaking tussen de studenten en de opdrachtgever. Tevens wilden wij als projectgroep door middel van het gesprek meer zicht krijgen op de opdracht die de instelling voor ogen had, zodat er een duidelijke probleemstelling geformuleerd kon worden. De volgende vragen met de daarbij horende topics hadden wij vooraf met elkaar opgesteld. 1. Wat is de precieze doelgroep waar wij ons tijdens dit project op moeten richten? Topics hierbij: • Leeftijdscriteria • Combinatie van de groep met andere stoornissen 2. Kunt u ons zo uitgebreid mogelijk vertellen over de bestaande oudercursus? Topics hierbij: • Waarom een oudercursus • Onder wie heerst er behoefte (ouders of juist de cursusbegeleiders) • Wie en welk belang • Resultaten/ ervaringen van de eerste oudercursus • Is er reeds een ervaringsonderzoek gedaan • Wanneer kunnen ouders starten met oudercursus 2 • Hoe is de onderlinge coördinatie en samenwerking georganiseerd • Team van begeleiders • Waar wordt de cursus gegeven • Groepsgewijs of individueel • Wat is de precieze doelgroep van de oudercursus 3. Wat is de precieze opdracht? Topics hierbij: • Veranderen van leefstijl • Welke opvoedingsproblemen • Wat is de “juiste” opvoeding • Verschillende culturen, achtergronden en stijlen • Waarom is de opdracht uitbesteed 2.2.3.2 Opzet gesprek psycholoog Het doel van het gesprek met de psycholoog, was meer inzicht te krijgen in de oudercursus. Wij wilden tijdens dit gesprek daarom ingaan op de thema’s die aan bod komen tijdens de cursus, de vorm waarin de cursus gegeven wordt, de taken van de psycholoog in deze cursus, de ervaringen en effecten van de cursus en vragen naar eventuele ideeën over het standaardiseren van de 16 oudercursus. Deze onderwerpen hebben we door middel van de volgende vragen met de daarbij horende topics aan de orde laten komen. 1. In welke vorm wordt de oudercursus op dit moment gegeven? Topics hierbij: • Welk effect heeft deze vorm • Begeleiderteam • Opdrachten • Verschillende culturen, achtergronden en stijlen 2. Wat is jouw precieze rol tijdens de oudercursus? Topics hierbij: • Taken • Eigen ervaring • Opvallende aspecten • Mee- en/of tegenvallende aspecten 3. Wat doet u als psycholoog precies met de opgenomen kinderen? Topics hierbij: • Educatiefjes • Vorm van de bijeenkomst • Reacties van de kinderen • Koppeling tussen educatiefjes en oudercursus 2.2.3.3 Opzet gesprek opgenomen kinderen Het doel van het gesprek met de kinderen die zijn opgenomen op Heideheuvel, was meer zicht krijgen in de gedachten en ideeën van de kinderen met betrekking tot de hoofdvraag van het gesprek: “Wat moeten jullie ouders leren, weten en kunnen om jullie zo goed mogelijk in de thuissituatie te helpen en ondersteunen bij hetgeen jullie leren op Heideheuvel?” Middels de volgende vragen en topics hebben we getracht hierop een antwoord van hen te krijgen. 1. Weten jullie wat je ouders leren op Heideheuvel? Topics hierbij: • Voeding • Bewegen • Educatiefjes • Obesitas • Aanpak • Boodschappen doen 2. Wat vinden jullie belangrijk dat je ouders moeten leren en weten, om jullie thuis beter te kunnen helpen bij de dingen die jullie leren op Heideheuvel? Topics hierbij: • Voeding • Bewegen 17 • • Educatiefjes Obesitas 3. Zijn jullie tevreden over hoe jullie ouders je opvoeden? Topics hierbij: • Ondersteuning • Stimuleren • Motiveren • Helpen 4. Op welke manier wil je thuis door je ouders geholpen worden? Topics hierbij: • Qua aanpak (negeren, regels, streng…) • Voeding • Bewegen 5. Doe je ogen eens dicht en stel je de ideale ouders voor. 2.2.4 Enquêtes Onze vierde onderzoeksmethode was het afnemen van enquêtes onder de ouders van opgenomen, of reeds ontslagen kinderen. Daar wij het voor de objectiviteit van ons onderzoek van belang achtte dat ook de menig van de aan de oudercursus deelnemende ouders gehoord werd, hebben wij gebruik gemaakt van deze vorm van interviewen. Een voordeel van het gebruiken van de enquête als onderzoeksmethode, is het grote aantal betrokkenen dat je met één opgesteld interview kan bereiken. Wij hadden met elkaar het namelijk nooit kunnen verwezenlijken om alle 15 ouderparen persoonlijk te gaan interviewen. Vanwege de privacyregeling was dit vanuit Heideheuvel gezien, echter ook geen mogelijkheid. Een ander voordeel van het afnemen van éénzelfde enquête, was dat wij de uitkomsten hiervan goed met elkaar konden vergelijken. Het nadeel ervan is echter, dat we van tevoren niet wisten hoeveel reacties we teruggestuurd zouden krijgen. Een ander nadeel van een enquête is "reactiviteit". Reactiviteit wil zeggen dat mensen zich anders gaan gedragen en andere antwoorden op vragen geven als ze weten dat ze in een onderzoek worden betrokken. Dat kan uiteraard nadelige gevolgen hebben. 7 De enquête hebben wij opgesteld in de vorm van een gedeeltelijk gestructureerd interview. Bij een gedeeltelijk gestructureerd interview maak je gebruik van een vragenlijst die voornamelijk bestaat uit gesloten vragen met een vaste formulering. Daarnaast bevat de vragenlijst ook een aantal open vragen.3 2.2.5 Participerende observatie Tijdens het oriënterende gesprek dat wij aan de start van het onderzoek hebben gevoerd met de ouderbegeleidster, werd al snel duidelijk dat het nuttig en zinvol zou zijn wanneer door ons gegevens verzameld zouden worden, door het bijwonen en gelijk observeren van verschillende bijeenkomsten. Deze dataverzamelingsmethode wordt participerende observatie genoemd. Door 7 Bron: Baarda, Basisboek Kwalitatief onderzoek. 18 te kijken, te luisteren en documenten te verzamelen tijdens het bijwonen van de oudercursus “bewegen”, een educatiefje en de pré-opnamedag voor nieuwe gezinnen, hebben wij verschillende bruikbare informatie weten te verzamelen. 2.3 Verwerking gegevens Na het afronden van de onderzoeksfase kunnen wij zeggen dat wij van mening zijn, door gebruik te hebben gemaakt van alle bovengenoemde onderzoeksmethoden, over een heleboel uitlopende informatie betreffende de ziekte Obesitas en de bestaande oudercursus te beschikken. Al deze resultaten zijn door ons verzameld, geanalyseerd en weergegeven in de volgende 8 hoofdstukken, waarna wij in de conclusie aanbevelingen omtrent deze verworven inzichten zullen doen. 19 HOOFDSTUK 3 Obesitas 3.1 Inleiding Obesitas wordt momenteel erkend als een echte ziekte, grotendeels te vermijden door een aangepaste levenswijze, voornamelijk op het vlak van de voeding. Obesitas kan zowel oorzaak als gevolg zijn van talrijke niet-besmettelijke ziekten en aandoeningen. Indien de hedendaagse lifestyle niet verandert, zal een niet onbelangrijk en geleidelijk toenemend deel van de bevolking lijden aan de medische gevolgen van Obesitas. Deze ziekte wordt momenteel beschouwd als een van de grootste problemen op het vlak van de gezondheidszorg. Obesitas bij kinderen is de laatste jaren erg toegenomen. Voor het kind is overgewicht vervelend. Het is moeilijk om kleren te kopen en sporten gaat moeilijker. Maar het kind wordt er vooral op aangekeken. Soms nagewezen, uitgescholden of gepest. Tevens het bij het sporten als laatste gekozen worden is al heel erg kwetsend. Overgewicht bij kinderen is vrij ernstig, want als dikke kinderen dikke volwassenen worden, dan is een weg terug behoorlijk moeilijk.8 Binnen de kinderafdeling van Heideheuvel worden kinderen en jongeren in de leeftijd tot en met 18 jaar behandeld die ernstig overgewicht (Obesitas) hebben. De behandeling is klinisch en heeft gewichtsafname als doel.9 In dit hoofdstuk willen we in dit hoofdstuk meer inzicht geven in de chronische ziekte Obesitas. 3.2 Wat is Obesitas? Obesitas, ook wel andipositas of vetzucht genoemd, is vorm van overgewicht die de gezondheid in gevaar kan brengen. Het lichaamsgewicht wordt bepaald door de opname van energie via de voeding enerzijds en het verbruik van energie door het lichaam anderzijds. Als het energieaanbod groter is dan het energieverbruik, dan wordt het teveel aan energie opgeslagen onder de vorm van vetten in het vetweefsel. De opslag van energie is fundamenteel voor de overleving als het voedsel schaars wordt, maar als dit eerder regel dan uitzondering wordt, ontstaat Obesitas. Obesitas is het punt waarboven de toegenomen vetopslag gepaard gaat met duidelijk verhoogde gezondheidsrisico's.10 Bij kinderen blijkt vooral het kwalitatieve aspect van voeding in plaats van het kwantitatieve aspect een rol te spelen. 8 Bron : www.Healthbyfood.com Bron : Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel. 10 Bron : Braet, C., Dikke kinderen; praktijkboek voor deskundigen. 9 20 3.3 Oorzaken van Obesitas Obesitas is een complexe, soms erfelijke ziekte; het milieu, de cultuur en de familiale gewoonten spelen echter de determinerende rol. Obesitas is het gevolg van verschillende factoren. Een persoon eet bijvoorbeeld meer dan noodzakelijk is en het lichaam kan gebruiken (onaangepaste voeding). Er kan sprake zijn van een tekort aan fysieke activiteit (zittend leven, onvoldoende of onaangepaste beweging). Andere oorzaken kunnen de genetische voorbeschiktheid (erfelijkheid en constitutie) zijn, inwendige oorzaken (endocriene abnormaliteiten) en de medische conditie (gebruik van medicaties, zoals slaapmidden, tranquillizers en antidepressiva). Personen met Obesitas luisteren vaak niet naar het eigen lichaam. Ze negeren vaak de signalen die het lichaam hen geeft.11 3.4 Gevolgen van Obesitas 12 Zwaarlijvigheid bevordert het ontstaan van heel wat ernstige ziekten: • Hoge bloeddruk. • Diabetes. • Arteriosclerose = aantasting en vernauwing van de bloedvaten. • Ziekten van de kransslagaders (zoals hartinfarct). • Galblaas: bij mensen met overgewicht vermindert de mobiliteit van de galblaas. • Ademhalingsstoornissen. • Ziekten van de luchtwegen zoals astma en chronisch bronchitis. • Trombose (onder andere van hersenbloedvaten). • Kanker. • Aderspat. • Artrose van gewrichten, voornamelijk van knieën en heupen. Naast medische gevolgen zijn er ook sociaal emotionele gevolgen. Hierbij kan gedacht worden aan: • Onzekerheid (geen zelfvertrouwen). • Laag zelfbeeld. • Veelvuldig gepest worden. • Weinig vriendjes. • Moeite met het leggen van contacten. • Geen motivatie om af te vallen. • Depressiviteit. 3.5 Erfelijkheid Het blijkt dat overgewicht voor 40-50% erfelijk is; het overige deel wordt bepaald door de omgeving. Erfelijke factoren zijn genen die je van je ouders hebt gekregen. Genen bepalen vele eigenschappen, zoals de haarkleur en de kleur van de ogen. Ook hebben ze invloed op de eetlust, de stofwisseling en op het aantal vetcellen. Omgevingsfactoren zijn alle niet-erfelijke factoren zoals opvoeding en (eet)gewoontes. Ze hebben net als genen invloed op de vorming van de meeste eigenschappen. 11 12 Bron : www.dikke_mensen.nl Bron : www.alimentationinfo.org 21 Om overgewicht te ontwikkelen moeten beide factoren aanwezig zijn. Tot nu toe weet men nog niet precies waarom de één zwaarder is dan de ander. Genen en omgeving spelen een rol, maar het is niet echt duidelijk op welke manier dit gebeurt. Er zijn namelijk een aantal onduidelijkheden en moeilijkheden. Zo is er niet een gen dat beslist of mensen te zwaar worden; er zijn wel honderden genen die elk in meer of mindere mate bijdragen aan het ontstaan van overgewicht. De erfelijke aanleg van overgewicht en Obesitas is nogal divers. Er zijn verschillende genencombinaties die tot de ontwikkeling van zwaarlijvigheid kunnen leiden. Dit gegeven laat zien dat overgewicht en Obesitas op meerdere manieren kunnen ontstaan. Het is sowieso moeilijk om de werking van genen te achterhalen. Naast dit alles kunnen ook verschillende omgevingsfactoren bijdragen aan een hoger lichaamsgewicht dan normaal en bovendien zijn deze factoren in staat om de werking van sommige genen te beïnvloeden.13 3.6 Behandeling14 Met gewichtsafname als doel staan er drie aspecten centraal: voedingsmodulatie, lifestyle en selfcare. Deze aspecten sluiten aan bij de drie peilers die door Heideheuvel centraal zijn gesteld: voeding, beweging en gedragsverandering bij kind en ouders.15 3.6.1 Voedingsmodulatie Een probleem is de lange termijn visie, namelijk het gewicht behouden. “Kunstmatige” diëten mislukken meestal omdat de patiënt ze niet kan volhouden, omdat ze te eenzijdig en dus ongezond zijn en omdat ze niet in te passen zijn in een normale sociale context. Belangrijk is het gebruiken van je gezonde verstand. Eet enkel bij honger, het is belangrijk om onderscheid te leren maken tussen honger en zin. Mijd suikers, deze misleiden het lichaam en veroorzaken een vals hongergevoel waardoor men teveel eet. Eet dus zo weinig mogelijk zoet. Drink geen frisdrank, en geen tot weinig koffie of alcohol. Er bestaan een aantal natuurlijke producten die een invloed hebben op de suiker en de vetstofwisseling. Sommige verminderen de vetopname uit de darm, anderen hebben een eetlustremmend effect en verminderen de drang naar zoet en er zijn producenten de vetverbranding activeren. 3.6.2 Lifestyle De voornaamste oorzaak van overgewicht is het niet respecteren van het signaal van de “honger thermostaat”. Leer je lichaam kennen. Eet enkel wanneer je lichaam er echt behoefte aan heeft. Leer luisteren naar de signalen die je lichaam je geeft. Leer ook het onderscheid herkennen tussen 'honger' en 'zin'. Het is daarom belangrijk voedingsfouten te herstellen en te onderzoeken wat, wanneer, hoe en hoe snel gegeten wordt. Probeer op een opvoedkundige wijze en met voldoende uitleg de maaltijden bijsturen (in rustige omgeving en op regelmatige uren eten, traag kauwen en veel water drinken), de 13 Bron : www.Erfelijkheid.nl Bron : www.biodynamio.be 15 Bron : Heideheuvel, Handboek kinderen & adolescenten. 14 22 familiegewoontes bijsturen (vb. niet gezamenlijk voor TV de maaltijd nuttigen) en de lichaamsbeweging motiveren (zwemmen en fietsen stimuleren). Een belangrijk punt hierbij is gedragsverandering te aan zien van eten. Er moet een cognitieve restructurering plaats gaan vinden en een reële beeldvorming betreffende afvallen worden gecreëerd. Het zelfbeeld moet worden bijgesteld, er moeten worden geleerd om te gaan met Obesitas al chronische ziekte. Interpersoonlijke relaties moeten worden verbeterd. 3.6.3 Selfcare Het is belangrijk om conditie op te bouwen en de inspanningstolerantie te verhogen. Er wordt gelet op houding, ontlasting van gewrichten, revalidatie, bewegingsactivering en plezier krijgen in beweging. Er wordt gewerkt aan cognitieve herstructurering, motivatie tot beweging en het vergoten van de inspanning. Een passief lichaam heeft neiging om te verzwaren. Een actief lichaam heeft neiging om zijn ideale gewicht te behouden. Het gaat bij het bewegen dan ook niet zozeer om de tijdsduur (kwantiteit) maar om de manier waarop (de kwaliteit). Sport en beweging zijn belangrijk om een gezond lichaamsgewicht te bereiken of te handhaven. Calorieën worden verbrand en het spierweefsel ontwikkelt zich. 3.6.4 Wat moet je vooral NIET doen? • • • • Speciale diëten volgen: Hoewel ze op korte termijn vaak spectaculaire resultaten opleveren zijn ze op lange termijn waardeloos. Ze leiden tot het geruchte 'jojo effect'. Dit proces is bijzonder frustrerend en veroorzaakt het gevoel voortdurend te falen. Vermageringscocktails gebruiken: Dit zijn medicaties waarin een combinatie van geneesmiddelen zit die inwerken op de nieren, de schildklier, het zenuwstelsel en de darmen. Deze cocktails zijn uitermate schadelijk voor de gezondheid. Fatalistisch denken dat er niets aan te doen is: Zelfs mensen die door erfelijkheid meer neiging hebben tot zwaarlijvigheid kunnen, via consequent aangehouden aandacht voor voeding en life style, een normaal lichaamsgewicht handhaven. Onrealistische verwachtingen koesteren: Indien je erfelijk bepaalde neiging tot zwaarlijvigheid hebt, houd dan je verwachtingen realistisch. Er bestaat niet zoiets als een 'ideaal gewicht'. 3.7 Tips en adviezen16 Als ouder heb je de mogelijkheid om de ontwikkeling van overgewicht bij kinderen enigszins in de hand te houden. Ouders zijn dus niet in staat om het toekomstige figuur van hun eenmaal geboren baby te moduleren. Daarbij kan de eet- en beweegcultuur van de naaste omgeving (zoals school, vriendjes en vriendinnetjes) invloed hebben op het eetgedrag en het activiteitenpatroon van het kind. Laten we stellen dat ouders met een juiste levenswijze een steentje bij kunnen 16 Bron : www.gezondheid.be 23 dragen aan de ontwikkeling van een gezond lichaamsgewicht voor nu en voor de latere volwassene. Hoe kunnen ouders het best letten op hoe ze het eet- en activiteitenpatroon van kinderen op een juiste manier kunnen beïnvloeden? • Niet te veel televisie kijken Kinderen kijken de laatste tijd (jaren) steeds meer televisie. Uit onderzoek blijkt dat het gewicht hoger is naar mate kinderen langer voor de televisie zitten. Dit is overigens niet zo verwonderlijk. De activiteit kost weinig inspanning. Daarbij is er voldoende gelegenheid voor tussendoortjes. Een quiz of een film gaat dan ook vaak gepaard met een handje chips, een stukje chocola of met het leeg eten van een zak drop. Let daarom als ouder op de duur van het televisie kijken. Af en toe een programma is prima, maar middagen voor de “buis” wordt wel erg veel. • Meer sport en beweging. Net als bij volwassenen is ook voor kinderen sport en beweging een belangrijk onderdeel om een gezond lichaamsgewicht te bereiken of te handhaven. Calorieën worden verbrand en het spierweefsel ontwikkelt zich. Daarbij kunnen kinderen ambitie kweken voor een bepaalde sport. Andere kinderen zullen sportactiviteiten zien als iets wat bij het leven hoort. Ofwel, ze zullen later meer behoefte hebben om af en toe “de benen uit het lijf te lopen.” Natuurlijk zijn volwassen ook goed in staat om ambities en gewoonten aan te leren, maar...jong geleerd, is oud gedaan! • Minder snoepen en snacks Als kinderen gewend zijn om niet te snoepen, dan zullen ze het ook niet missen. Kinderen zijn over het algemeen gek op zoetigheid en snoep. Het verminderen van snoepgedrag kan daarom best heel lastig zijn. Maar het is wel belangrijk. Snoepen (en ook snacken) zijn dikmakende gewoonten en zeker geen behoeften, want het lichaam kan makkelijk zonder calorierijke tussendoortjes. Als kinderen gewend zijn om niet te snoepen, dan zullen ze het ook niet missen. En verwennen kan altijd! Maar dan met een knuffel, extra aandacht of met een gezondere traktatie. • Altijd ontbijten Een goed ontbijt is voor kinderen – net als voor volwassenen – zeer belangrijk. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen zwaarder zijn als ze hun eerste maaltijd overslaan. Sommige kinderen willen niet ontbijten. Misschien eten ze ‘s avonds te veel. Geef in dat geval geen tussendoortjes (ook geen gezonde) een geruime tijd voor het slapen gaan. Let ook op toetjes. Vla en pudding zijn erg vullend. Yoghurt met eventueel een vruchtensiroop of met een klein beetje vla is een beter alternatief. Kinderen die niet gewend zijn om te ontbijten, kunnen aanvankelijk tegenstribbelen. Leer in deze situatie een ontbijtgewoonte beetje bij beetje aan door het geven van steeds grotere porties totdat de juiste hoeveelheid is bereikt. Overigens, de concentratie vermindert als kinderen niet ontbijten, want ze hebben honger en te weinig energie. Hierdoor dalen hun schoolprestaties. • Let goed op het gewicht Het advies bij kinderen met overgewicht is: probeer het gewicht zoveel mogelijk te handhaven, zodat ze uit hun extra kilo’s groeien.17 17 Bron : www.opdieet.nl 24 Obesitas wordt momenteel beschouwd als een van de grootste problemen op het vlak van de gezondheidszorg. Ook onder kinderen is deze chronische ziekte de afgelopen jaren flink toegenomen. De oorzaak bestaat uit verschillende factoren, maar de hedendaagse lifestyle heeft wel een erg grote invloed. Vooral voor kinderen die al op jonge leeftijd te maken hebben met een ernstige vorm van overgewicht (Obesitas) is er vaak geen weg meer terug op oudere leeftijd (jong geleerd is oud gedaan.). Wij zien dat Obesitas voor een groot deel onder controle is te houden door een goede voedingsmodulatie, beweging en zelf care (gedragsverandering). Veel van de door ons gevonden en uitgewerkte informatie sluit aan bij de visie die Heideheuvel heeft ten aanzien van Obesitas en de behandeling die wordt geboden. 25 HOOFDSTUK 4 Ontwikkelingsfases In de analyse- of onderzoeksfase zijn wij op zoek gegaan naar aspecten van de beroepspraktijk die naar onze mening belangrijk zijn voor het project.18 De verschillende ontwikkelingsfases waar kinderen zich in bevinden is naar onze mening een erg belangrijk aspect. Binnen de kinderafdeling van Heideheuvel te Hilversum worden kinderen en jongeren behandeld die ernstig overgewicht (Obesitas) hebben. De Obesitas behandeling op Heideheuvel is bedoelt voor kinderen en jongeren tot en met 18 jaar. De behandeling heeft gewichtsafname ten doel. Om dit te bereiken staan drie peilers centraal: voeding, beweging en gedragsverandering bij kind en ouders.19 Kinderen en jongeren die worden behandelt op Heideheuvel kunnen zich in zeer veel verschillende ontwikkelingsfases bevinden. Bij een behandeling maar ook bij het werken met ouders dient men rekening te houden met deze fases. Een kind van acht vertoont bijvoorbeeld heel ander gedrag dan een kind van vijftien. Ouders kunnen op deze manier ook in de thuissituatie tegen heel verschillende problemen aanlopen. Kennis van de verschillende ontwikkelingsfases is dus erg belangrijk wil men een oudercursus kunnen geven en in ons geval kunnen beschrijven. Achtereenvolgens zullen in dit hoofdstuk beknopt de verschillende ontwikkelingsfases aan de orde komen.20 4.1 Fasen in de persoonlijkheidsontwikkeling Persoonlijkheidsontwikkeling verloopt niet continu, maar in fases, die kwalitatief en kwantitatief van elkaar verschillen. De fases hebben een vaste volgorde en komen (ongeveer) op een vaste leeftijd tot ontplooiing. Tussen de fases is er een korte periode van onevenwichtigheid, een emotionele periode. Deze periode kan gekenmerkt worden door wisselende stemmingen zonder duidelijke redenen. Kinderen kunnen dan erg druk en beweeglijk zijn, hebben meer conflicten, presteren minder, hebben meer persoonlijke en gezondheidsproblemen. De emotionele perioden zijn; • • • • • • De eerste levensmaanden; De koppigheidsperiode (tegen 3 jaar); De kleine pubertijd (rond 6 jaar); De kletsperiode (8 tot 9 jaar); De pubertijd (11 tot 13 jaar); De adolescentie (15 tot 17 jaar). De fases moeten positief worden verwerkt voor een adequate persoonlijkheidsontwikkeling, zo niet dan heeft dit negatieve gevolgen voor de verdere ontwikkeling. De persoonlijkheidontwikkeling is een wisseling van fases en emotionele periodes en kan voorgesteld worden als een steeds terug kerende golfbeweging. 18 Bron: Hogeschool van Amsterdam, De externe opdracht, projecthandleiding 2002/2003. Bron: Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel. 20 Bron: Angenent, H., Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling, H2 Persoonlijkheidsontwikkeling/ ontwikkelingsfases, uit reader ‘Jeugd en perspectief ’. 19 26 4.1.1 De babytijd (0 tot 1 jaar) De eerste periode (gedurende twee maanden) is er een emotionele periode door het geboortetrauma. De baby is een egocentrisch wezen en ondervindt alles subjectief. Het psychische leven draait om driftbevrediging. Oriëntatie op de omgeving vindt plaats na twee maanden. Dit begint met herkenning van de moeder door middel van oogcontact en lachen. Na vier maanden gaat de baby reageren op mensen, gebaren en gezichtsuitdrukkingen en na zes maanden is gedifferentieerd sociaal contact mogelijk. Voor een goede persoonlijkheidsontwikkeling is het gevoel van vertrouwen erg belangrijk. Dit is elementair vertrouwen door middel van liefde, zorg en geborgenheid. 4.1.2 De peutertijd (1 tot 3 jaar) Tijdens deze fase vindt een snelle ontwikkeling plaats, er is een verhoogde motoriek en een snelle spraakontwikkeling. Aan het einde van deze fase ontdekken kinderen geslachtsverschillen en gaan ze zich hierna gedragen. De ouders staan in deze periode centraal. Kinderen gaan hun eigen wil testen. Er ontstaat een tegenstelling tussen autonomie (de eigen wil) en afhankelijkheid (wat anderen verlangen). Dit is ook te zien bij de zindelijkheidstraining. Tenslotte ontdekt het kind dat het een eigen persoonlijkheid heeft. Ouders moeten het kind in deze fase de nodige zelfstandigheid geven zodat het de eigen wil en persoonlijkheid kan ontwikkelen. Verder moeten ze het kind duidelijke grenzen bieden zodat het kind zichzelf leert beheersen. In deze fase doorlopen kinderen de koppigheidsperiode. Kinderen drijven dan vaak hun zin door en kunnen als ze deze niet krijgen heftig reageren of zelfs agressief worden. De beste pedagogische aanpak hierbij is het proberen te vermijden van conflicten, door kinderen bijvoorbeeld af te leiden. 4.1.3 De kleutertijd (3 tot 6 jaar) Het gezin is in deze periode de interpersoonlijke relatie, de eerste individuatie ontstaat en kinderen ontdekken verder wat voor persoonlijkheid ze hebben. Ze hebben een objectieve houding en gaan meer observeren en exploreren. De kinderen ontplooien en leren verantwoordelijkheden te dragen in deze fase. Fantasie en werkelijkheid worden nog al eens door elkaar gehaald. De normen en waarden van ouders worden tot een innerlijke gedragscode geïnternaliseerd. Verder leren kinderen hun geslachtsrol door middel van imitatie en gaan ze doelgericht handelen. Ouders moeten kinderen in deze periode stimuleren een aanmoedigen. Hierdoor leren kinderen eigen doelen te stellen en initiatief te nemen. Gebeurt dit niet dan dooft het initiatief en in ernstige gevallen ontstaan schuldgevoelens en een repressief geweten. De emotionele periode aan het einde van deze fase wordt de kleine pubertijd genoemd. Er is een mix van tegenstrijdige gevoelden zoals liefde en haat. Kinderen willen zelf graag op de eerste plaats staan, zijn bazig, koppig en opschepperig. De schuld ligt altijd bij een ander. De gedragingen lopen parallel aan de lichamelijke veranderingen (zoals snelle groei). 4.1.4 De kindertijd (6 tot 12 jaar) De kindertijd bestaan uit de vroege en de late kindertijd. Tussen deze twee bevindt zich een emotionele periode, namelijk de kletsperiode. In de vroege kindertijd zijn kinderen over het algemeen vrij rustig. Ze gedragen zich als een eenling en trekken zich meer terug, tegelijkertijd concurreren ze wel met vriendjes. Kinderen gaan objectief denken en vinden regels belangrijk. 27 De kletsperiode is een onrustige tijd met een verhoogde emotionaliteit en activiteit. Meisjes praten erg veel en jongens zijn motorisch veel onrustiger. Kinderen zijn in deze periode erg kritisch (ook ten opzichte van zichzelf) en ontwikkelen zelfgevoel. Leeftijdsgenoten en uiterlijk zijn erg belangrijk, wat ten koste kan gaan van interpersoonlijke relatie, bijvoorbeeld met ouders. Doordat kinderen zich in deze periode wat minder goed kunnen concentreren kunnen de prestaties op school iets terugvallen. In de late kindertijd zijn kinderen erg prestatiegericht en leergierig. Kinderen zijn in harmonie met zichzelf. Ze zijn serieus en tillen niet licht aan dingen. Zo streven ze naar goede relaties met anderen en passen ze zich gemakkelijk aan. Verder krijgen ze oog voor algemene gedragsregels en normen. Goed is wat de omgeving als zodanig bestempeld. 4.1.5 De jongerentijd (12 tot 18 jaar) In deze fase gaan jongeren bewust nadenken over zichzelf, hun functioneren in het eigen milieu, hun plaats in de maatschappij en hun relatie tot de wereld. De verworvenheden uit eerdere ontwikkelingsfases worden opnieuw gewogen en er worden definitieve keuzes gemaakt. De jongerentijd wordt ingeleid door de emotionele periode; de pubertijd. Veranderingen in het hormonale huishouden zijn erg ingrijpend. De identiteit en het zelfbeeld hangen sterk samen met het uiterlijk. Jongeren zijn juist nu erg onzeker en kwetsbaar. Seksualiteit is erg belangrijk bij het vormen van hun eigen identiteit en hier wordt dan ook veel mee geëxperimenteerd. De pubertijd is een leeftijd van psychische ongeordendheid, jongeren hebben in deze periode een overmaat aan energie (opgewondenheid, ongeduld, impulsiviteit, luidruchtigheid). Ze houden zich niet aan de regels en dit botst met de ‘geordende wereld’, sociale conflicten zijn hierdoor onvermijdelijk. Jongens en meisjes gaan in deze periode sterk van elkaar verschillen en trekken vrijwel gescheiden op. Meisjes zijn meer in zichzelf gekeerd, eenkennig en seksueel schuw en jongens zijn meer zelfstandig, lawaaierig, en uiten sterk de seksualiteit. Kenmerkend aan deze fase is de identiteitsontwikkeling (sterven naar eigenheid, invullen van de eigen persoonlijkheid). Jongeren proberen zich te gedragen als individuele persoonlijkheden die onafhankelijk in het leven staan, hun eigen keuzen maken en zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen beslissingen. De identiteitsontwikkeling is noodzakelijk voor de voorbereiding op de psychologische rijpheid en de sociale zelfstandigheid van de volwassenheid. Verder ontwikkelen ze idealen en een toekomstbeeld, eigen verantwoordelijkheid vinden ze erg belangrijk. Jongeren willen als individu worden gezien en zijn uit op status en prestige. Leeftijdsgenoten en vrienden worden erg belangrijk. Ook treed er een heroriëntatie op waarbij ze zich kritisch opstellen ten opzichte van hun eigen milieu en de maatschappij. Jongeren zijn weinig bereid tot compromissen. Ze oriënteren zich op de werelden en stellen zich tegelijkertijd kritisch op. Dit leidt tot een ambivalente (tegenstrijdige waarden) instelling ten opzichte van de volwassenheid en afzetten tegen deze volwassen wereld. Aan het einde van de jongerentijd treed weer een emotionele periode op; de adolescentie, deze is evenals de pubertijd een onrustige en onevenwichtige tijd. Jongeren zijn erg prikkelbaar en de sociale aanpassingen en prestige worden minder. Er vindt een tweede individualisatie plaats, jongeren worden zich in de pubertijd namelijk bewust een eigen identiteit te hebben, welke in de adolescentie pas goed wordt ingevuld. Jongeren maken zich in deze periode los van hun sociale milieu. In de adolescentie vinden veranderingen plaats op geestelijk gebied. Ze hebben veel kritiek en ontwikkelen nieuwe ideeën. De oorzaak van inconsistente (gebrek aan samenhang) is dat ze oude waarden en normen achter zich laten. Dit terwijl het consistent (duurzame) normenstelsel zich pas ontwikkelt aan het einde van de adolescentie. Pas dan kunnen jongeren zedelijke verantwoording dragen. De psychologische verklaring voor de tegenstelling van behoefte aan originaliteit en behoefte aan het schikken naar 28 de heersende opvattingen (conformisme) zit in dat conformisme zekerheid geeft en een positief zelfbeeld. Dit geeft jongeren de durf naar originaliteit. Al met al is de jongerentijd een labiele levensfase. Een tijd van snelle ontwikkelingen op biologisch, cognitief, emotioneel, sociaal en moreel gebied. 4.1.6 De jongvolwassenentijd (18 tot 25 jaar) In deze fase leert men definitief zijn of haar plaats te vinden in het persoonlijke en maatschappelijke leven. Men leert omgaan met verantwoordelijkheden, kritiek en zelfkritiek en de basis voor een maatschappelijke carrière wordt gelegd. In deze fase blijkt of de sociale aanpassing is gelukt. Overigen fases zoals de volwassenheid, de late volwassenheid en de ouderdom zullen wij niet beschrijven omdat deze niet van toepassing zijn op de doelgroep waar mee gewerkt wordt op Heideheuvel. Als we kijken naar de verschillende fases zien we dat de jongerentijd een turbulente en lastige periode is. Ook voor ouders kan het omgaan met hun kind in deze periode extra lastig zijn. We hebben ervoor gekozen om extra aandacht te besteden aan het onderwerp ‘pubers’ dat in het volgende hoofdstuk aan de orde zal komen. 29 HOOFDSTUK 5 Pubers In gesprekken met medewerkers van Heideheuvel, is naar voren gekomen dat ouders met op Heideheuvel opgenomen kinderen in de puberleeftijd, de meeste moeite hebben met het thuis op de juiste wijze omgaan met hun kind, het ondersteunen bij het integreren van de aangeleerde vaardigheden en het vasthouden van de veranderde leefstijl. Kinderen doen van alles, maar niet datgene wat ouders van hen vragen en/ of verwachten. Daar een groot deel van de te behandelen kinderen zich in de puberleeftijd bevindt, achtten wij het van belang deze ontwikkelingsfase verder uit te diepen, om vervolgens weer te kunnen geven waar Heideheuvel, maar ook de ouders van deze kinderen tegenaan lopen en in de opvoeding op zouden kunnen letten. 5.1 Pubers Kinderen in de leeftijd van 11 tot 18 jaar worden ook wel “pubers”genoemd, in deze tijd veranderen kinderen in veel opzichten. Ze zijn in de puberteit, iedereen heeft daar een ander beeld bij. De slungelige zoon die struikelt over zijn eigen benen, de dochter die de deur achter zich dicht knalt en naar haar moeder roept dat ze een vreselijk ouderwetse tut is of het groepje luidruchtige jongeren waar je misschien maar liever met een boog omheen loopt. Sommige ouders zien er als een berg tegenop, hun kind is bijna in de puberteit. Bij het woord “puberteit” wordt vaak meteen gedacht aan de problemen en moeilijkheden die ouders kunnen tegenkomen. Het kan er inderdaad soms heftig aan toe gaan, maar pubers kunnen net zo goed heel gezellig zijn in huis. Jongeren hebben er zelf vaak een hekel aan om puber genoemd te worden. Net of ze niet serieus genomen worden, of ze een soort verschijnsel zijn en geen eigen persoonlijkheid hebben. Ouders van pubers krijgen vaak het advies zoveel mogelijk te blijven praten met hun kind en te laten zien dat ze betrokken zijn. Maar dat is nu juist het probleem, veel pubers willen helemaal niet praten. Ze vinden alles gezeur en willen met rust gelaten worden. Als ze niet uitgaan of op school zitten, hangen ze thuis suf op de bank of zitten eenzaam op hun kamer met hun muziek. Het gezin lijdt eronder: met niets of niemand lijken ze meer rekening te willen houden. De wereld draait om henzelf21. Voor ouders is de pubertijd van hun kind, de tijd dat zij moeten leren afstand te nemen, zonder hun betrokkenheid te verliezen, dat is voor ouders het moeilijkste wat er is22. 5.2 De puberteit: een aparte fase Het woord puberteit stamt af van het Latijnse pubes (=schaamhaar) en pubertas: de tijd dat het kind zich ontwikkelt tot een volwassene.23 De puberteit gaat over de ontwikkeling van een kind tussen de elf en achttien jaar. De duur van deze fase kan echter per cultuur verschillen. Vaak wordt gedacht dat het een soort van overgang is tussen kindertijd en volwassenheid. Daarmee bedoelt men dat een puber noch het één, noch het ander is. Steeds duidelijker wordt echter dat de puberteit een periode is met eigen kenmerken en een speciale plaats inneemt in het leven van ouder en kind. In deze periode zijn allerlei veranderingen aan de orde, op lichamelijk, verstandelijk, emotioneel en sociaal gebied. Die gebieden kunnen zich min of meer los van elkaar 21 Bron: www.ouders.nl Blokland, G., www.ouders.nl 23 Bron: Akkerman, M., Wat nou… pubers? 22 30 ontwikkelen, maar elkaar ook versterken. Hoe het bij een puber gaat veranderen, valt niet te voorspellen, ieder kind doet dit op zijn eigen tempo. 5.2.1 Lichamelijke veranderingen In de puberteit zie je vaak een echte groeispurt. Ze vallen over hun eigen benen en kunnen vaak nauwelijks stilzitten, behalve voor de tv. In feite moet een puber steeds weer het evenwicht zien te vinden in zijn veranderende lichaam, dat kost energie. Daarom komt uitslapen, veel eten en sloom op de bank hangen op deze leeftijd veel voor. Een puber groeit niet alleen in de lengte. In de breedte komen er meer spieren en op bepaalde plaatsen ook meer vet. Dit is voor een puber vaak ongemakkelijk en kan gevoelens van onzekerheid met zich meebrengen. 5.2.2 Ontluikende seksualiteit Met die lichamelijke veranderingen worden jongens en meisjes zich ook bewust van hun eigen seksualiteit. Voor een puber kan het heel ongemakkelijk zijn om zijn lijf te zien groeien. In de puberteit worden alle pubers zich bewust van seksuele gevoelens en verlangens. Ze raken hevig geïnteresseerd in leeftijdgenoten van de andere, of juist van dezelfde sekse. 5.2.3 Verandering in denken Kinderen vanaf een jaar of elf ontwikkelen een andere manier van denken, waardoor het mogelijk is om meer verbanden te leggen. Daar pubers nu na kunnen denken over dingen die zij niet “echt” zien, gaan ze in anderen bepaalde eigenschappen ontdekken. Ze vinden ouders ineens consequent, of eerlijk, of ouderwets. Docenten zijn inspirerend, of hopeloos of kinderachtig. Klasgenoten zijn een watje, een nerd of een slet. Niks spreekt meer vanzelf en over alles moet gediscussieerd worden. Pubers krijgen er dus een nieuwe manier van denken bij, waardoor ze in staat zijn tot meer inzicht en overzicht. Toch doet zich in het dagelijks leven zich daarentegen iets eigenaardigs voor. Er lijkt iets mis te zijn met wat ze moeten onthouden en met hun begrip van tijd. Alles moet ze honderd keer gezegd worden, de meest simpele dingen worden vergeten, kortom hun geheugen lijkt wel een vergiet. Een puber heeft tijdens deze periode wel iets anders aan zijn hoofd, verliefdheid, eigen aantrekkelijkheid, de omgang met leeftijdgenoten etc. zijn onderwerpen waarmee een puber zich bezighoudt, daar vallen afwassen en vuilnisbakken legen tegen weg. 5.2.4 Wie ben ik? Over pubers wordt vaak gezegd dat ze hun eigen identiteit moeten ontwikkelen. Op zoek gaan naar een nieuw beeld over zichzelf. Een puber ontwikkelt allerlei ideeën over zichzelf tijdens ervaringen die hij opdoet. Hij leert ook over zichzelf door dingen die tegen hem gezegd worden en de oordelen die hij krijgt. Een puber ontwikkelt ook een beeld van zichzelf door de dingen die hij meemaakt in verschillende situaties. Voor zowel de ouders als de puber is het makkelijk als hij wordt gezien als een persoon die meerdere kanten heeft, in plaats van iemand die overal hetzelfde moet zijn. Voor de persoonlijke ontwikkeling van een puber is het belangrijk dat hij positieve ervaringen opdoet en naast eventuele tegenslag ook succes ervaart bij de dingen die hij onderneemt. Door er vanuit te gaan dat een puber opgroeit tot iemand die mogelijkheden heeft en nieuwe dingen kan leren, wordt zijn ontwikkeling meer recht gedaan. Door al deze veranderingen in zijn lichaam, zijn verstand en zijn gevoelens krijgt een puber heel wat te verduren. De vorming over zichzelf en zijn plaats in de wereld is een enorm karwei en levenservaring die hem daarbij van pas zou komen, heeft een puber nog nauwelijks tot zijn 31 beschikking. Het is dan ook een logisch gevolg dat pubers op zoek gaan naar steun. Pubers denken echter (terecht) dat ze aan de onvoorwaardelijke steun van ouders niet genoeg hebben. Een puber staat open voor vernieuwing van zichzelf en ouders zijn gewoonlijk geen voorlopers als het om vernieuwing gaat. Pubers zoeken daarom liever hun heil bij andere pubers. 5.3 Opvoeden, maar ook loslaten De puberteit houdt voor ouders in, hun kind los te moeten gaan laten. Om los te kunnen laten moet je als ouders je kind vertrouwen geven. Ze vertrouwen in het feit dat ze voldoende vaardigheden en inzicht hebben om zich in bepaalde onverwachte situaties zelf te kunnen redden. Loslaten kan heel moeilijk zijn, je moet echter als ouder beseffen dat je je kind nou eenmaal niet tegen alles kunt beschermen. Loslaten heeft echter ook zijn prettige kanten. Langzamerhand zullen ouders gaan beseffen dat zij niet meer voor alles verantwoordelijk zijn, ook de puber zelf is verantwoordelijk, vooral als het om zijn eigen gedrag gaat. Loslaten heeft nog een ander voordeel; een puber als ouders vertrouwen geven, betekent ook hem aanmoedigen zijn eigen oplossingen te vinden. Dit slaat bij de meeste pubers enorm aan en heeft meteen gevolgen voor de verstandhouding. De puber zal zich meer gerespecteerd voelen door de waardering van zijn ouders voor zijn persoon, dat hij zijn best zal doen om tot een goed resultaat te komen. Mochten ouders denken dat de twijfels en problemen waar ze tegenaan lopen uniek zijn, is het wellicht verstandig eens om zich heen te kijken. Soms helpt het om steun te zoeken bij andere ouders. Praten met ouders die hetzelfde meemaken, luisteren naar hun ervaringen en ontdekken waarom je als ouders moeite hebt met het gedrag van je kind, kan ouders helpen een voor hen respectabele weg te vinden in het dilemma opvoeden en loslaten. 5.4 Verschillende opvoedingsstijlen Iedere ouder heeft zijn eigen manier van opvoeden. In de praktijk blijken er grofweg drie verschillende manieren van opvoeding te bestaan: • De `je doet wat ik zeg´ stijl; • De `er zijn grenzen´stijl en; • De `alles mag´ stijl. Hoe ouders in de praktijk opvoeden, wordt bepaald door wat zij meenemen uit hun eigen opvoeding, door de ideeën die zij daar later over gevormd hebben en door de aanleg van hun kind. Ouders vinden het voor zichzelf vaak prettig zich te houden aan een bepaalde manier van opvoeden, maar voor hun puber kan het soms nodig zijn hiervan af te wijken. Wederzijds respect is een belangrijk aspect in de opvoeding. Er zijn echter meer dingen die ouders kunnen inzetten om thuis de prettige sfeer te behouden. Zo werkt het beter om te letten op wat goed gaat in plaats van op de foute dingen en dit is juist wat ouders vaak geneigd zijn te doen. Ouders realiseren zich vaak niet dat je op die manier eigenlijk precies de verkeerde kant opwerkt. Pubers krijgen zo heel wat negatief commentaar over zich heen en vaak veel minder positieve opmerkingen. Complimentjes zijn vaak een echt tovermiddel. Het gedrag dat graag gezien wordt, wordt ermee bevorderd. 32 5.5 Pubers en eten Pubers kunnen echt geweldig snoepen. De voorraad thuis gaat er zeker aan, maar ook in een schoolkantine weten ze er wel raad mee. Wie veel snoept, krijgt steeds weer trek in zoetigheid, daardoor kan het gewone eetpatroon flink ontregeld raken. Door geen zoetigheid in huis te halen, kun je als ouders heel wat invloed hebben op wat een puber eet. Heeft een puber aanleg om dik te worden, dan is het verstandig om hem te begeleiden in zijn eetgedrag. Als een puber opgehouden is met groeien en dan nog dagelijks een zak chips eet, bestaat de kans dat hij dik gaat worden. Een melding als ´hier is ook nooit wat lekkers´ werkt als ouders op je gemoed. Je kunt je puber echter een heleboel ellende besparen door een gezonde manier van eten in huis te handhaven. 5.6 Het gaat over Iedere ouder heeft zo zijn eigen verwachtingen over de puberteit. Maar of het nu een roerige tijd gaat worden of juist niet, met een kind in de puberteit worden ouders uitgedaagd om na te denken over hun manier van leven. Ze worden geconfronteerd met de manier waarop ze opvoeden en met hun smaak en gewoontes op allerlei gebieden. Al wordt het soms vergeten, ook de fase van de puberteit gaat over. De meeste pubers groeien uit tot jonge volwassenen die gewoon weer gaan communiceren, hard werken en belangstelling hebben voor andere mensen. 33 HOOFDSTUK 6 Opvoeding in verschillende culturen Welke taal, welke regels, welke waarden en normen, welke begrippen door de opvoeding worden overgebracht op het kind, wordt grotendeels bepaald door de samenleving en de cultuur waarin het kind opgroeit. Echter ook verschillen binnen de samenleving en cultuur blijken een grote invloed te hebben op de wijze waarop de opvoeding plaatsvindt. De specifieke situatie en positie van het gezin in de samenleving heeft een grotere invloed op opvoeding dan doorgaans wordt aangenomen.24 Astma centrum Heideheuvel heeft te maken met kinderen uit deze verschillende culturen. Dit betekent dan ook dat de begeleiders te maken hebben met kinderen met verschillende opvoedingen die traditioneel staan in bepaalde culturen. Aangezien er veranderingen moeten optreden binnen de leefstijl van het gezin is het noodzakelijk om je te verdiepen in de verschillende culturen. Het gaat er met name om dat men iets van de gewoontes binnen de verschillende opvoeding komt te weten. Zo kan er rekening worden gehouden met de patronen binnen de gezinnen. Heideheuvel stelt dat er wel rekening gehouden wordt met de waarden en normen binnen gezinnen, maar dat er een aantal ‘regels’ zijn waar ieder gezin zich aan moet houden wil de behandeling kans van slagen hebben. Zo kan het een gewoonte zijn binnen een bepaald gezin, niet aan tafel te eten. Heideheuvel wil graag dat de gezinnen de gewoonte aannemen om toch aan tafel te gaan eten, omdat dit beter is voor het kind. Hieronder beschrijven wij een stuk wat in het algemeen over cultuurverschillen gaat en daarna een stuk over de Nederlandse opvoeding, de islamitische opvoeding en de Surinaamse opvoeding. 6.1 Cultuurverschillen Wat is cultuur eigenlijk? Cultuur is een collectief systeem van betekenissen en levensovertuigingen. Het geeft betekenis aan zaken en normen en waarden die een bepaalde functie in een specifieke omgeving vervullen. Binnen een arme, agrarische gemeenschap is men van elkaar afhankelijk. Daar gelden dus andere gebruiken en andere omgangsvormen dan in een welvarende stad, waar meer voorzieningen zijn en waar er veel onderlinge afhankelijkheid is. In Nederland is men niet afhankelijk van familie. Als je werkeloos wordt, ben je verzekerd. Als je oud wordt krijg je een AOW - uitkering. In het geval van een kind met Obesitas, zijn de kinderen wel afhankelijk van hun familie (gezin). Niet alleen het kind moet zijn / haar leefstijl veranderen, het hele gezin moet zich aanpassen, wil het beoogde resultaat (afvallen) behaald worden en beklijven. Cultuur is dus afhankelijk van de omgeving en verandert constant, dat betekent dat ook de cultuur van migranten en vluchtelingen, in interactie met de Nederlandse cultuur aan het veranderen is. Uit onderzoek blijkt dat dit bijvoorbeeld ook het geval is als het gaat om de visie op opvoeding van allochtone gezinnen (Wittenbrood & Keukenlamp, 2000). Er zijn geen wetmatigheden binnen een cultuur en er zijn grote individuele verschillen. Je kunt daarom moeilijk generaliserende uitspraken doen over iemand uit een bepaalde etnische groep. Dit zou kunnen leiden tot stereotyperingen als: “Een islamitisch meisje kijkt je uit respect niet aan”, of: “Een Somalische man zegt uit beleefdheid ‘ja’, als hij eigenlijk ‘nee’ bedoelt”. Het 24 Bron: Hermanns, Dr. J.M.A., Het sociale kapitaal van jonge kinderen. 34 vergroten van kennis over culturele achtergronden is alleen daarom van nut om oog te hebben voor mogelijke verschillen. Zoals eerder beschreven, is Heideheuvel zich bewust van de verschillende manieren van opvoeden en respecteert deze. Echter hebben zij een standaard behandeling en maken zij geen onderlinge verschillen. Heideheuvel kiest handelt vanuit wat het beste is voor hun kind, ouders moeten dit accepteren en de aangeleerde vaardigheden integreren in hun eigen cultuur. De cultuurverschillen spelen ook een belangrijke rol in de communicatie. Het taalgebruik en de non-verbale communicatie zijn sterk cultuurbepaald en daar zijn hulpverleners zich niet altijd van bewust. Hierdoor ontstaan al snel irritaties en misverstanden. Vaak zijn er ook taalproblemen, wanneer cliënten niet of slecht Nederlands spreken. Toch wordt over het algemeen door hulpverleners te weinig gebruik gemaakt van de tolkcentra, omdat ze het lastig vinden een tolk te regelen of om via een tolk te praten. Op Heideheuvel is dit ook een item, er wordt weinig tot geen gebruik gemaakt van tolken. Toch erkent Heideheuvel dat het makkelijker zou zijn als deze bij sommige gesprekken aanwezig zouden zijn. Heideheuvel zou ook graag zien dat de hand-out van oudercursus II in verschillende talen zou worden afgedrukt. Als je weinig met andere culturen in aanraking komt, besef je niet dat het ook anders kan. Sommige zaken lijken dan gewoon vanzelfsprekend en wat anders is, is dan niet normaal. Door een andere cultuur als minder waardevol te typeren, is het onmogelijk een brug te slaan tussen culturen. Dat is alleen mogelijk door respect voor en besef van overeenkomsten en dat kan door ervan uit te gaan dat culturen niet statisch zijn en dat er interactie tussen culturen mogelijk is. Dat betekent niet dat je je eigen normen, waarden en verschillen tussen culturen moet negeren, of dat je je eigen normen overboord moet gooien. Er zijn natuurlijk grenzen, maar het is belangrijk niet te snel te oordelen en eerst goed de achtergronden te begrijpen. “Ik zie wel verschillen, maar zij moeten zich maar aanpassen”, is culturele dominantie en heeft niets te maken met integratie.25 6.2 De Nederlandse opvoeding Tegenwoordig onderhandelen Nederlandse ouders veel met hun kinderen dit kan de nodige spanningen en onzekerheden met zich mee brengen. Bij ouders die onderling verschillend over opvoeden denken, verandert het traditionele beeld. Het opvoedingsgedrag van moeders lijkt langzamer te veranderen dan dat van vaders. Vier verschillende opvoedingsdoelen werden ouders voorgelegd: autonomie, conformisme, sociaal gevoel en prestatie. Autonomie en verantwoordelijkheid is verreweg het meest belangrijke doel dat ouders nastreven. Ook het zelfstandig oordelen scoort hoog. Minder belangrijke doelen hebben te maken met conformisme: gehoorzaamheid komt zelfs op de een na laatste plaats. Ook zijn Nederlandse ouders niet erg gericht op prestatie als opvoedingsdoel. Ze vinden het wel belangrijk dat de schoolresultaten van hun kinderen goed zijn, maar ijverig en ambitieus zijn is minder belangrijk. De Nederlandse ouders ondersteunen hun kinderen in hoge mate op een zeer autoritatieve en weinig autoritaire wijze. Dit heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de kinderen. Nederlandse ouders zijn warm naar hun kind toe, tonen genegenheid en zijn betrokken bij hun kinderen. Zij hebben oog voor de signalen die hun kinderen uitzenden en geven uitleg en informatie. Zij proberen hun kinderen waarden en normen bij te brengen en straffen hun kind 25 Bron: Ballaart, H., De noodzaak van interculturalisatie, uit SPH 49 (tijdschrift). 35 weinig. Zij verwachten dat de wijze waarop zij hun kinderen opvoeden, in deze samenleving en in deze tijd zal leiden tot evenwichtige kinderen op het gebied van gedrags- emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling.26 6.3 De sharia en islamitische opvoeding De meeste Marokkanen en Turken in Nederland zijn Islamieten. Ook onder Surinamers en Indonesiërs vinden we Islamieten. De verschillende islamitische "scholen" kennen hun eigen interpretaties van de Koran, het Heilige Boek. Er is een samenstel van bepalingen en leefregels, de "sharia" dat bekend staat als de islamitische religieuze "wet". Deze "wet" spoort niet altijd met het Nederlandse recht. Overigens verschilt het hieruit voortvloeiende voorgeschreven of afgekeurde gedrag en de invloed op het dagelijks leven per stroming, per gezin en per persoon. De man is boven de vrouw gesteld, hij is hoofd van de familie en heeft de plicht voor vrouw en kinderen te zorgen. Kinderen behoren tot de familie van de man, de vrouw kan nooit de voogdij krijgen, bij overlijden van de man gaat de voogdij naar zijn familie. Bij echtscheiding behoudt de vader zijn rechten ten aanzien van de kinderen. De vrouw kan de verzorging krijgen maar de man kan ze daaraan te allen tijde onttrekken. Opvoeders hebben een grote verantwoordelijkheid ten aanzien van het huwelijk van hun kinderen, dit kan leiden tot uithuwelijking. Hieruit volgt dat ten aanzien van meisjes en jongens verschillende verwachtingen bestaan, omdat voor het goed vervullen van de gezinsrollen verschillende eigenschappen nodig zijn. Voor beiden geldt dat zij worden aangemoedigd de plichten te vervullen die religie en gebruiken hun opleggen en ontmoedigd worden zich een subjectieve wereld te creëren die gebaseerd is op eigen percepties en behoeften. Het verschil tussen mannen en vrouwen vormt een belangrijke rechtvaardiging voor het verschil in vrijheden dat wordt toegekend. De vrome moslimman hoeft zich geen aards plezier te ontzeggen, waar het om gaat is dat hij zich weet te beheersen als zijn plichten tegenover God en de gemeenschap hem roepen. Aan de vrouw worden strengere eisen gesteld, omdat zij tot minder zelfbeheersing in staat wordt geacht. Dat begint al bij peuters. Moslims vermijden het te psychologiseren of te individualiseren, maar deze dubbele moraal is steeds aanwezig. Jongens en meisjes moeten leren rustig, gehoorzaam en beleefd te zijn, maar jongetjes kunnen naast boosheid ook rekenen op geamuseerdheid en trots bij druk en agressief gedrag. De jongens leren ook dat zij zich ten opzichte van hun vader onderdanig moeten gedragen, maar dat vrijmoedigheid ten opzichte van moeder niet bestraft wordt. De opvoeding is meer gericht op beschaven en conformeren dan op ontplooien. Opvoeden houdt vooral in het voorhouden van het goede voorbeeld, disciplineren en beschermen tegen kwade influisteringen van binnenuit en van buitenaf. Geboden en verboden overheersen, de individualiteit van het kind krijgt weinig accent en er wordt geen aparte kinderwereld gecreëerd. Overigens staat de menselijke ontwikkeling onder invloed van verschillende factoren. Aan de ene kant zijn zaken al voor de geboorte door God vastgelegd, zoals de fysieke ontwikkeling en de tijd van sterven, maar ook de hoogte van het inkomen en de mate van geluk. Het lot van mensen is dus wat dit betreft vooraf bepaald: zij kunnen er niets aan veranderen. In andere opzichten zijn mensen vrij hun eigen levenspad te kiezen: in de Koran wordt dikwijls gewezen op de verantwoordelijkheid die men heeft voor eigen daden. Sociale omgevingsfactoren interacteren met de eigen wil. De Koran raadt mensen aan 26 Bron: Keulen van A.. e.a., Van alles wat mee nemen, Opvoedingsstijlen in multicultureel Nederland. 36 alleen met diegenen om te gaan die gepast gedrag vertonen. Slechte vrienden en eigen hebzucht kunnen ertoe leiden dat men van het rechte pad afwijkt.27 6.4 Surinaamse kinderen In Suriname wonen verschillende bevolkingsgroepen. Er zijn veel Hindoestanen en veel Creolen naar Nederland geëmigreerd. Deze groepen hebben een visie op opvoeding die stoelt op hun historie. Hindoestanen zijn afkomstig uit India en werden na het afschaffen van de slavernij als contractarbeiders naar Suriname gehaald. Zij staan merendeels in de religieus - culturele traditie van het Hindoeïsme. Het Hindoeïsme is zeer tolerant waar het vormen en uitingen van religiositeit betreft. Een belangrijk onderdeel is het geloof in Karma, wedergeboorte in een situatie die bepaald wordt door de verdiensten in een vorig leven. Aan de ene kant uit zich dit in een voortdurend streven naar verbetering, aan de andere kant accepteert men sociale ongelijkheid en de ondergeschikte positie van vrouwen. In de opvoedingspraktijk zien we dat Hindoestaanse opvoeders hun kinderen graag zien leven volgens de sociaal - rituele gedragsnormen van de groep (waartoe ook uithuwelijking kan horen). Opvoeders streven voor hun kinderen naar een hoge positie. Het kastensysteem klinkt door in de voorkeur voor witte - boordenberoepen met autoriteit en de relatieve afkeer van beroepen in de landbouw en grof handwerk. Soms wordt er een grote nadruk gelegd op leren en studeren, zonder rekening te houden met persoonlijke beperkingen van een kind. Onvermogen wordt vaak gezien als onwil en wordt soms gestraft. Onder deze druk presteren de kinderen vaak boven hun niveau, ten koste van ontspanning en nachtrust. Creolen zijn afstammelingen van gevluchte of bevrijde negerslaven met vaak "gemengd" bloed. De familieband loopt via de moeder, ook nu nog is de vader soms onbekend omdat voor een Creoolse concubinaat en bezoekrelatie, soms opeenvolgend, even respectabel zijn als een huwelijk. Het huwelijk voor slaven bestond niet, als slaaf kon je je beter niet binden, iedereen liep de kans verkocht te worden. Soms heeft een vrouw er wel behoefte aan een man aan zich te binden. Ze zal dan geneigd zijn hem te verwennen. Voor de kinderen in zo'n Creools gezin zijn moeder, oma en tantes het belangrijkst. De jongens hebben geen vaderfiguur om zich mee te identificeren of zij horen na zijn vertrek vooral negatieve dingen over hun vader en soms imiteren zij het gedrag van moeders vriend. Warmte en affectie zijn vaak aanwezig, maar toekomstgerichtheid en structuur ontbreken nogal eens. Voor Antilliaanse kinderen geldt grotendeels hetzelfde (Afro - Caribische samenleving). Als moeders werken worden de kinderen vaak door oma grootgebracht. Als oma niet in Nederland is, is dat onmogelijk en stopt de moeder soms met werken om op de bijstand terug te vallen. Tevens mist zij dan haar moeder en verdere familie bij de opvoeding.28 Surinaamse ouders vinden de tolerante houding van Nederlandse ouders tegenover hun kinderen lastig. Sommige hebben wel waardering voor de kindvriendelijkheid, maar de meeste Surinaamse ouders vinden het moeilijk hun kinderen op te voeden in een omgeving waar een groot taboe op straffen rust. De manier van straffen en belonen hangt samen met de generatie van de moeders en het opleidingsniveau. Ten opzichte van vroeger is het fysieke straffen sterk afgenomen. De kinderen worden vaker beloond dan gestraft. Men geeft meestal geen cadeautjes voor het leveren van een 27 28 Bron: www.zorgnetwerk-flevoland.nl Bron: www.zorgnetwerk-flevoland.nl 37 prestaties, maar liever immateriële beloningen. Alleen in noodgevallen grijpen moeders naar de fysieks straf. Bij kinderen ouder dan twaalf jaar komt fysieke straf vrijwel niet meer voor maar straft men door kinderen bepaalde privileges te onthouden.29 6.5 Disfunctionele opvoeding Van een aantal opvoedkundige praktijken en opvoedingsstijlen is ongeveer bekend welk resultaat het oplevert. Uit wetenschappelijk onderzoek en praktijkervaring blijkt dat maatschappelijk succes, geestelijke gezondheid en welbevinden gedeeltelijk gerelateerd zijn aan de opvoeding. Er zijn zowel positieve als negatieve gevolgen bekend. Als men ervan uitgaat dat opvoeders in principe het beste willen voor hun kinderen, moeten opvoedingspraktijken met negatieve effecten in het algemeen worden uitgebannen. Ook als zij een onderdeel vormen van culturele, sociale of religieuze bagage van de opvoeders of een instelling. Als opvoeding zich richt op het latere functioneren als volwassene, dan moet de opvoeder een voorstelling hebben van de toekomstige rol van zijn kind in de maatschappij. Soms heeft een opvoeder een irreële inschatting van de mogelijkheden van zijn kind, een vertekend beeld van de maatschappij, of een rolconcept dat ethisch niet verantwoord is. Disfunctionele opvoeding kenmerkt zich door opvoedingspraktijken waarin geen rekening gehouden wordt met het kind, die niet geëigend zijn voor het beoogde doel, of waarmee een onethisch, immoreel, onzedelijk of onrechtmatig doel wordt nagestreefd. Het kan gaan om onderdelen en methoden (bijvoorbeeld het bedplassen proberen te stoppen met straf-, om het toepassen van in principe juiste methoden die echter niet zijn toegesneden op een speciaal kind, bijvoorbeeld: keuzevrijheid en verantwoordelijkheid verwachten van een angstig MLK-kind- of een algeheel verkeerde opvoedingsmethode, bijvoorbeeld: inconsequent zijn, geen grenzen stellen, belonen van ongewenst gedrag). De uitkomst van disfunctionele opvoeding is altijd ongewenst.30 29 30 Bron: Keulen van A., Van alles wat mee nemen, Opvoedingsstijlen in multicultureel Nederland. Bron: www.zorgnetwerk-flevoland.nl 38 HOOFDSTUK 7 Oudercursussen In dit hoofdstuk zijn een tweetal van onderzoeken opgenomen. Het eerste gedeelte is het literatuur onderzoek, hierin worden verschillende onderwerpen binnen het thema oudercursussen beschreven. Het tweede gedeelte (vanaf paragraaf 1.4) is het vergelijkingsonderzoek. Hiervoor hebben we drie soorten oudercursussen genomen en deze met elkaar vergeleken. Aangezien wij de oudercursus van Heideheuvel op papier moeten zetten leek het ons als projectgroep van belang, ons vooraf te verdiepen in (andere) oudercursussen. Het gezin waarbinnen een kind opgroeit (wordt opgevoed) is erg belangrijk om een tal van redenen. Een gezin heeft verschillende functies, deze zijn: • biologische functie (er wordt voor elkaar gezorgd wat betreft eten, verzorging bij ziekte en lichamelijke hygiëne); • pedagogische functie (er vindt opvoeding van kinderen plaats); • affectieve functie (gezinsleden ondersteunen elkaar bij problemen, geven elkaar aandacht en bespreken persoonlijke dingen); • religieuze functie (in een gezin worden godsdienstige zaken besproken, gevierd, beleefd); • morele functie (in een gezin leer je bepaalde waarden en normen) . In dit hoofdstuk gaan we met name in op de pedagogische functie van het gezin, omdat er verschillende redenen kunnen zijn dat ouders extra vaardigheden nodig hebben bij de opvoeding van hun kind. Ouders van kinderen met Obesitas hebben bijvoorbeeld extra vaardigheden nodig als het gaat om consequent zijn bij het geven van voeding aan hun kind. Als men deze vaardigheid niet aanleert, heeft de behandeling weinig kans van slagen. Juist voor deze kinderen is het enorm belangrijk dat ouders hen steunen en de kinderen het gevoel krijgen dat ze er niet alleen voorstaan. Het kan namelijk wel goed gaan tijdens de weken dat het kind op Heideheuvel verblijft, maar als de geleerde in de thuissituatie niet wordt door gevoerd, heeft de behandeling geen enkel effect gehad. De ouders moeten achter het kind staan en consequent met de aangepaste leefstijl omgaan wat betreft voeding / eetgewoontes / bewegen. 7.1 Opvoedingsstijlen Bewust en onbewust zijn ouders altijd bezig met het vormen en beïnvloeden van hun kinderen. Ook anderen in de omgeving leveren hieraan hun bijdrage. Mede bepalend voor het gezinsklimaat is de opvoedingsstijl, waarvan er hier vier worden onderkend: • • • • autoritatief : eisen stellend, controlerend; accepterend, responsief en kindgericht; autoritair : eisen stellend, controlerend; verwerpend, niet-responsief en oudergericht; permissief : geen eisen stellend, weinig controle; accepterend, responsief en kindgericht; verwaarlozend : geen eisen stellend, weinig controlerend; verwerpend, niet-responsief en oudergericht; 39 Uit onderzoek blijkt dat de autoritatieve (op natuurlijk gezag berustende) opvoedingsstijl het meest wenselijk is, die leidt "tot competente, onafhankelijke kinderen met een hoog gevoel van eigenwaarde en een hoog ontwikkeld gevoel voor sociale verantwoordelijkheid". Deze kinderen zullen ook gewaardeerde leerlingen zijn op elke school, maar zij zullen zelf de voorkeur geven aan een school met een zelfde opvoedingsstijl. Een school met een autoritatief klimaat zal ook voor kinderen uit gezinnen met één van de andere stijlen een goede omgeving zijn.31 7.2 Opvoedingsproblemen Soms vraag je je als ouders wel eens af hoe andere ouders de opvoeding aanpakken. Hebben zij ook dagen dat ze het helemaal niet meer zien zitten met hun kind? Hoe reageren andere ouders bijvoorbeeld als hun kind een grote mond geeft. Wat is nou beter: negeren of juist optreden? Als je er als ouders behoefte aan hebt ervaringen met andere ouders uit te wisselen, zijn oudercursussen een echte aanrader. Veel ouders aarzelen of een oudercursus wel echt iets voor hen is. Zij denken dat ze er niet heen kunnen als ze geen echte problemen hebben met hun kind. Ouders die over deze aarzelingen heen stappen zijn na afloop bijna altijd enthousiast. Het is vaak bevrijdend om met mensen te kunnen praten die hetzelfde doormaken en bovendien kunnen ouders ideeën opdoen die zij weer toe kunnen passen in hun eigen situatie. Er zijn verschillende soorten oudercursussen. Bijna altijd is het een combinatie van informatie, ervaringen uitwisselen en praktische oefeningen.32 7.2.1 Ik word gek van dat kind! Helaas bestaat er voor de opvoeding geen blauwdruk met garantie op succes. Maar er zijn wel een paar basistechnieken die het ouders en kinderen een stuk makkelijker kunnen maken. Kinderen kunnen het hun ouders knap moeilijk maken. En andersom kunnen ook vaders en moeders hun nageslacht behoorlijk in de weg zitten. Soms lopen de zaken zo uit de hand dat ouders er zelf niet meer uit komen. Ze zien hun kinderen alleen nog maar als vervelende, lastige 31 32 Bron: www.zorgnetwerk-flevoland.nl Bron: Akkerman, M., Wat nou….. puber? 40 etterbak en hebben geen oog meer voor zijn leuke kanten. Vooral bij kinderen met ernstige gedragsproblemen is dan het gevaar van een negatieve spiraal aanwezig. Ouders en kinderen kunnen hierdoor niet meer op een normale manier met elkaar omgaan. Een gemiddelde ouder hoeft niet de hele dag op te voeden. Ouders van kinderen met ernstige gedragsproblemen (ook ouders van kinderen met Obesitas) daarentegen moeten zeven dagen per week, 24 uur per dag opvoeden. Om hen te helpen heeft het Paedologisch Instituut (PI) in Duivendrecht een oudertraining ontwikkelt. Ouders leren hier zes basale opvoedingsvaardigheden in praktijk te brengen, te weten: leuke dingen zeggen, prijzen, belonen, apart zetten, zinvol straffen en instructies geven. Het zijn technieken die ook ouders van ‘gewone’ kinderen van pas kunnen komen.33 7.3 Opvoedingsondersteuning Opvoeden gaat soms niet vanzelf. Als je al in een vroeg stadium opvoedingsproblemen bespreekt, kan er gemakkelijker naar een oplossing worden gezocht. Door tijdig opvoedingsproblemen op te lossen hoeft er minder vaak beroep gedaan te worden op zwaardere vormen van hulpverlening. Ook kan gericht doorverwezen worden. Veel ouders tobben met allerlei vragen over de opvoeding en de ontwikkeling van hun kind. Soms hebben ze behoefte aan deskundige steun. Opvoeden gaat namelijk niet vanzelf. 7.3.1 Doel opvoedingsondersteuning Het doel van opvoedingsondersteuning is preventie: • het bevorderen van een goede relatie tussen ouders en kinderen, omdat dit één van de voorwaarden is voor een goede en gezonde ontwikkeling van de kinderen; • het voorkomen van ernstige opvoedingsproblemen, dit wil zeggen voorkomen dat de relatie tussen ouders en kinderen zodanig vastloopt dat er ernstige problemen ontstaan; • het voorkomen van gedragsproblemen bij kinderen en de problemen in het gezinsleven die daaruit zouden kunnen voortvloeien.34 De afdeling Pedagogische Preventie wil voorkomen dat opvoedingsvragen uitgroeien tot problemen die de ontwikkeling van kinderen belemmeren. Door middel van opvoedingsondersteuning richt de afdeling zich direct of indirect (via intermediairs) op opvoeders. Dit doet zij vraaggericht, zo kortdurend en laagdrempelig mogelijk, met oog op en respect voor de culturele diversiteit van opvoeders.35 7.3.2 Vormen van opvoedingsondersteuning Er zijn twee vormen van opvoedingsondersteuning namelijk: • Individuele ouders Het overgrote deel van de opvoedingsondersteuning vindt plaats ten behoeve van ouders van kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. Ouders melden zich aan bij het centraal aanmeldpunt op advies, via verwijzing of op eigen initiatief. 33 Bron: Elzinga, A., Opvoeding een opfriscursus, uit:J /M Vakblad voor ouder. Bron:www.het-antwoord.nl 35 Bron: www.jeugdzorg-nhn.nl 34 41 • Groepen Medewerkers van het Opvoedbureau verzorgen, in beperkte mate, op verzoek themabijeenkomsten over een opvoedkundig onderwerp. Voor deze ouderbijeenkomsten geldt dat er een groter aantal ouders ineens wordt bereikt en dat er een sterk preventieve werking van uit gaat.36 7.4 Vergelijkingsonderzoek oudercursussen We hebben ervoor gekozen om door middel van het vergelijken van verschillende oudercursussen, tot een aantal overeenkomsten en verschillen te komen en hier een advies aan te koppelen. We hebben hierbij gebruik gemaakt van de oudercursus die wordt gegeven bij de Argonaut en het Paedologisch Instituut (beide kinder- en jeugdpsychiatrische instellingen) tegenover de oudercursus van Heideheuvel. 7.4.1 Overeenkomsten • Alle drie de cursussen zijn gericht op opvoedingsvaardigheden. • De vorm waarin de bijeenkomsten wordt gegeven komt overeen. Alle drie de cursussen worden begonnen met het op hun gemak stellen van de ouders, vervolgens wordt er geëvalueerd hoe het oefenen met de vaardigheden is verlopen. Er wordt een thema uitgelegd en daarna wordt er geoefend. • Elke begeleider probeert zoveel mogelijk rekening te houden met het taalgebruik van de ouders. De cursus wordt zoveel mogelijk in korte en makkelijke zinnen gegeven. • De cursussen zijn gericht op ‘probleem’ – aanpak binnen het gezin. • De cursussen zijn systeemgericht. • Alle drie de cursussen worden gegeven vanuit een positieve benadering (competentiemodel). • De oudercursussen zijn alle drie niet gericht op een specifieke levensfase. • Er wordt bij alle drie de cursussen geen rekening gehouden met verschillende culturen. 7.4.2 Verschillen • Heideheuvel biedt een behandeling van 6 tot 9 maanden en in deze tijd worden bijeenkomsten georganiseerd met betrekking tot het thema rondom opvoedingsvaardigheden. De Argonaut biedt een behandeling van 6 maanden en hierin vinden 14 bijeenkomsten plaats. Het Paedologisch Instituut biedt een behandeling variërend van ongeveer 6 maanden tot maximaal 12 maanden, hierin worden tussen de 6 en 8 lessen aangeboden rondom dit thema. Daarna volgt nog een toegepaste cursus die zoveel bijeenkomsten bedraagt als nodig is en binnen de behandeling past. • De oudercursus van Heideheuvel is gericht op ouders van kinderen in de leeftijd: t/m 18 jaar. De oudercursus van de Argonaut is gericht op ouders van kinderen in de leeftijd: 8 t/m 12 jaar en bij het Paedologisch Instituut op ouders van kinderen in de leeftijd: 4 t/m 14 jaar. • Bij Heideheuvel wordt de oudercursus in groepsvorm gegeven (4 ouderparen), evenals bij de Argonaut (8 ouderparen). Echter wordt bij het Paedologisch Instituut de cursus in de aan één ouder(paar) aangeboden. Naar het voordeel om de cursus aan te bieden in groepsvorm is veel onderzoek gedaan. In het algemeen toont dit onderzoek aan dat het gelijktijdig helpen van meerdere ouders in een groep, gelijkwaardige effecten oplevert aan het helpen van 36 Bron: www.thuis-en-gezond.nl 42 • • • • • ouderparen apart, tegen een kleinere investering van tijd.37 Ouders merken tevens dat ze niet alleen zijn, ze horen verhalen van andere ouders. Het is goed om dingen te delen, ouders kunnen leren van elkaar. Een nadeel is echter dat ouders makkelijker niet komen opdagen. Een voordeel om bij de mensen thuis te komen is dat de vaardigheden gelijk worden geoefend in de leefomgeving. Het oefenen van de vaardigheden gebeurt direct met het kind. (Het kind zal dan ook bij de meeste bijeenkomsten aanwezig zijn). De ouderbegeleider kan dan gelijk aan de ouder aangeven wat er wel en wat er nog minder goed ging. De ouderbegeleider kan ook concrete adviezen geven. De begeleider wil bijvoorbeeld graag dat het hele gezin aan tafel eet, maar de begeleider ziet dat er geen eettafel staat. De begeleider adviseert de ouder om een tafel neer te zetten. De begeleider gaat ongeveer iedere week naar het gezin, ze kan dus zien of de ouders ook daadwerkelijk iets met de adviezen doen. De begeleider kan heel gericht op de problemen binnen dit gezin ingaan. De begeleider geeft voorbeelden die gericht zijn op de leeftijd van hun kind, rekening houdend met de culturele achtergronden van dit gezin. Een nadeel kan ook zijn dat ouders soms niet thuis zijn op het moment dat je voor de deur staat, ouders “vergeten” bijvoorbeeld de afspraak. Vaardigheden worden geoefend tijdens de bijeenkomsten bij alle drie de oudercursussen maar bij de cursus van het Paedologisch Instituut wordt er nog getoetst. Dit toetsen ziet er als volgt uit: er wordt tijdens een bezoek in de thuissituatie een opvoedingsvaardigheid aangeboden deze wordt op dat moment gedemonstreerd door de ouderbegeleider en vervolgens door de ouders geoefend. Ouders krijgen een week de tijd om de vaardigheid onder de knie te krijgen en deze tijdens de volgende les te demonstreren aan de ouderbegeleider. Als de ouders de geoefende vaardigheid nog niet voldoende beheersen besluit de ouderbegeleider dat de ouders nog een week gaan oefenen. Bij de Argonaut en Heideheuvel wordt er een kindercursus gegeven die gekoppeld is aan de oudercursus. Bij het Paedologisch Instituut wordt geen kindercursus gegeven. Bij het Paedologisch Instituut en Heideheuvel worden er aan de ouders huiswerkopdrachten meegegeven dit is niet het geval bij de Argonaut. Bij het Paedologisch Instituut wordt rekening gehouden met het feit dat sommige ouders fysieke straffen gebruiken, in de handleiding wordt beschreven hoe om te gaan met ouders die deze straffen gebruiken (alternatieven bieden). Bij het Paedologisch Instituut wordt de oudercursus in de thuissituatie aangeboden bij Heideheuvel en de Argonaut gebeurt dit op de instelling zelf. Het Paedologisch Instituut heeft hier bewust voor gekozen omdat de vaardigheden op deze manier makkelijker worden gegeneraliseerd. Er wordt namelijk vaak gewerkt met ouders die geen hoge intellect hebben en hierdoor net als hun kind moeite heeft met het generaliseren van vaardigheden. 7.4.3 Conclusie • De vorm waarin de oudercursus op dit moment wordt gegeven op Heideheuvel, is de vorm waarin andere instellingen hem ook aanbieden. Uit het enquête – onderzoek is gebleken dat de ouders van kinderen met Obesitas op Heideheuvel, tevreden zijn met deze vorm. • Het taalgebruik is iets wat niet vaststaat, het is moeilijk te toetsen. Maar uit ervaringen en interviews kunnen wij concluderen dat iedere ouderbegeleider rekening houdt met het taalgebruik. Zoals in het hoofdstuk: opvoeding in verschillende culturen wordt genoemd, is 37 Bron: Cools, A., Kinder- en jeugdpsychotherapie. 43 • • • • • • • het erg belangrijk om hier rekening mee te houden, omdat anders de helft van de informatie verloren zou kunnen gaan. Daar de leefstijl van het kind de leefstijl van het gezin is, is het belangrijk om systeem gericht te werk te gaan. Niet alleen de leefstijl van het kind moet veranderen maar ook die van zijn ouders en broertjes / zusjes. Heideheuvel heeft dan ook als voorwaarden voor de behandeling dat het hele systeem meewerkt aan de behandeling. De oudercursus is gericht op de problemen die binnen gezinnen bestaan die te maken hebben met het opvoeden van een ‘bijzonder’ kind. Dit ‘bijzondere’ kind vraagt namelijk om een ‘bijzondere’ opvoeding. Om al deze problemen aan te pakken gebruikt Heideheuvel een positieve benadering (competentie gericht). Het is de overweging waard om na te gaan of ouders behoeften hebben aan een cursus in hun thuissituatie. In de thuissituatie kunnen hele praktische zaken worden aangepakt. Ook kan er geoefend en getoetst worden met het kind erbij. Het is effectief om ouders huiswerkopdracht mee te geven, ouders krijgen de kans om de vaardigheden te oefenen en kunnen bij de volgende bijeenkomst aangeven waar ze nog tegen aanlopen. De kindercursus (educatiefjes) loopt gelijk aan de thema’s bij de oudercursus, ouders en kind zijn tegelijk met dezelfde dingen bezig. Er zou meer rekening gehouden moeten worden met het taalprobleem die een aantal mensen met zich mee brengen. 44 HOOFDSTUK 8 Thema’s oudercursus In dit hoofdstuk zullen wij de achterliggende ideeën/theorieën van onderwerpen die aan de orde komen tijdens de oudercursus behandelen. Deze ideeën/theorieën zijn het probleemoplossend denken, de psycho-educatie en Obesitas is een chronische aandoening. 8.1 Het probleemoplossend denken Kinderen met Obesitas krijgen vaak te maken met moeilijke situaties. Wat doe je bijvoorbeeld als je alleen thuis bent en je hebt zin om te eten? Wat doe je op een verjaardagfeestje als je snoep krijgt aangeboden? Hoe moet je zakgeld besteden? Deze kinderen moeten coping- en probleemoplossende vaardigheden krijgen aangeleerd om met deze problemen om te kunnen gaan. Zo leert een kind moeilijke situatie te analyseren, verschillende oplossingen te bedenken en te evalueren. Dit neemt het best vorm aan wanneer er sprake is van een geleid ontdekkingsproces. De verschillende stappen van het probleemoplossend denken worden op Heideheuvel aangeboden in de vorm van ‘de vijf stappen om een probleem op te lossen’. Ouders en kinderen krijgen dit onderwerp behandeld in de cursussen die op Heideheuvel plaatsvinden. Dit ziet er als volgt uit: De 5 stappen om een probleem op te lossen: Wat is precies het probleem? Zelfobservatie: gevoelens (lichamelijk, emotioneel), gedachten. Bij dit punt gaat het om: wat voel je precies? Wat denk je precies? Wat zou je zelf allemaal kunnen doen? Richten van aandacht, beïnvloeden gedachten en gevoelens, communicatieve en sociale vaardigheden. Sommige problemen kun je oplossen, andere zul je moeten accepteren. Je kunt je dan toch prettiger voelen door: je gedachten bij te stellen, jezelf positief toe te spreken, je aandacht op iets anders te richten, afleiding te zoeken of er met iemand over praten. Van belang is dat geen enkele oplossing altijd goed is. Probeer zoveel mogelijk mogelijkheden te verzinnen want er zit vast iets bruikbaars bij. Welke oplossing lijkt je in deze situatie het meest geschikt? Van belang is dat je beoordeeld wat op dit moment het beste bij jou en het betreffende probleem past. Denk aan wat het je zal opleveren. Oefen deze oplossing en voer hem uit? Gedragexperimenten. Het oefenen is van groot belang dus dit niet overslaan en denk hierbij aan je eigen houding. Hoe ging het? Zelfbeoordeling, zelfwaardering. Ben je tevreden, maak jezelf dan een compliment! Nog niet tevreden dan kun je de stappen nog een keer doorlopen en misschien kom je op nieuwe ideeën. 45 Bovenstaande beschreven methodieken maken deel uit van een zogenaamde training in zelfcontrolevaardigheden.38 Het uiteindelijk doel van de behandeling is gewichtscontrole, als resultaat van een aangepaste leefstijl. Dit impliceert dat er na lang oefenen, goede gewoonten ontstaan en vooral: dat de kinderen in moeilijke situaties over de nodige zelfcontrolevaardigheden beschikken. Een goede gedragsverandering kan pas tot stand komen na veel oefenen. Eerst moeten nieuwe gedragingen worden aangeleerd. Voorbeelden zijn: traag eten, goed kauwen, niet lezen terwijl je eet, niet vooraf proeven en niet natafelen. Ook het proeven van onbekende voedselprodukten of experimenteren met nieuwe (gezonde) bereidingen kunnen hiertoe behoren. De obese kinderen worden verder ook aangemoedigd om nieuwe bewegingen aan te leren; bijvoorbeeld touwtje springen, buikspieroefeningen, een dansje aanleren of een andere sportactiviteit. Vervolgens wordt in een huiswerkopdracht gevraagd het aangeleerde verder te oefenen. Het uiteindelijke doel is dan ook een verandering in de leefstijl van ouders en kind. 8.2 Psycho-educatie Steeds opnieuw blijkt dat de kinderen heel weinig zicht hebben op het ontstaan van overgewicht en wat je beter wel en niet kunt doen. Met behulp van bijvoorbeeld een weegschaal kan men dit aan de kinderen visueel verduidelijken.39 Psycho-educatie omvat ook uitleg over de spijsvertering, over verpakkingen en over het verschil tussen vetten, koolhydraten en eiwitten. De kinderen worden aangemoedigd drie complete maaltijden te plannen en drie gezonde tussendoortjes. Daarbuiten wordt er niet gegeten. Ruilen is wel toegestaan. De beschreven voedingsvoorschriften zijn voor iedereen gezond en het zou dan ook wenselijk zijn als het hele gezin de richtlijnen zou volgen. Het blijft steeds de bedoeling dat het kind met de pot mee-eet. Psycho-educatie is ook nodig voor de mogelijkheden tot energieverbruik. Het is het beste om elke dag te oefenen, maar in het begin is deze doelstelling niet haalbaar. Het bewegen moet langzaam worden opgebouwd. Psycho-educatie omvat ook gedragtherapeutische behandelvormen. De meest gebruikte gedragstherapeutische behandelmethoden zijn mediatietherapie en de cognitieve gedragstherapie. In de oudertraining wordt het kind via de volwassenen in zijn omgeving behandeld. Er wordt gebruik gemaakt van operante procedures. De ouders krijgen onder andere informatie over het gedrag van hun kind en leren methoden om effectiever in te grijpen in diens gedrag.40 Een bijeenkomst die naast het geven van informatie ook een therapeutisch doel heeft is psychoeducatie. Met behulp van de psycho-educatie wordt geprobeerd de familieleden te leren hoe ze het beste met het gerdrag van hun kind kunnen omgaan. Twee belangrijke doelstellingen bij de psycho-educatie zijn; allereerst moeten de ouders ervan overtuigd worden dat zij niet schuldig zijn aan de psychiatrische stoornis van hun kind en ten tweede moet ouders worden aangeleerd hoe zij het beste met de stoornis van hun kind kunnen omgaan. Ouders worden door de hulpverlener dus niet meer gezien als de vijand, maar juist als mede-hulpverlener gezien. Psycho-educatie kent vier bestanddelen; een positeive houding ten op zichte van gezinnen, educatie, oplossen van specifieke problemen en medicatie.41 Op Heideheuvel zijn deze bestanddelen terug te vinden in de behandeling en methoden van werken. Wat betreft een 38 Bron: Hermeler, K., Psycho-educatie op de Driemaster. Bron: Braet, Prof. Dr. C., Dikke kinderen, praktijkboek voor deskundigen. 40 Bron: Barkley, R.A., Opstandige kinderen. 41 Bron: Rigter, J., Het Palet van de Psychologie 39 46 positieve houding ten opzichte van gezinnen is het van belang om gezinsleden te helpen zich minder schuldig te voelen, zonder daarbij de invloed van het gezin te ontkennen. Samen de problemen aanpakken en niet tegenover elkaar staan. Educatie, het geven van voorlichting komt duidelijk naar voren in de oudercursus van Heideheuvel. Ouders worden geholpen met het leren met hun kind om te gaan. Het aanpakken van specifieke problemen, bijvoorbeeld geef je als ouder een kind wel of geen lunchgeld mee naar school. Heideheuvel kan zelf hier advies in geven tijdens de oudercursus maar wat veel belangrijker is is dat ouders tijdens de cursus vragen aan elkaar kunnen stellen en elkaar helpen. De rol van medicatie is bij Obesitas minder van belang. 8.3 Obesitas is een chronische aandoening Het laatste deel van de oudercursus bestaat uit een voorbereiding van de ouders op de afrondingsfase, uitgaande van de stelling Obesitas is een chronische aandoening. Heideheuvel gaf ons aan dat sommige ouders bang zijn voor het moment dat het kind weer fulltime thuis is. Ze vrezen dat het op gewicht blijven van het kind niet zal lukken. Vanuit de instelling bestaat er een nazorgfase, wat inhoud dat men zelf weer op weg is, de trein moet blijven rijden. Er worden terugkomdagen aangeboden om het geleerde even op te frissen, bij te scholen en te herhalen. Het is van belang dat het duidelijk aan ouders en kind wordt dat Obesitas een chronische ziekte is, het letten op wat je eet en het veranderen van het oorspronkelijke eetgedrag en bewegen moet een leven lang volgehouden worden. Het blijft daarbij ook van groot belang dat ouders hun kind na een behandeling blijven steunen en motiveren om het vol te houden. 47 HOOFDSTUK 9 Enquêtes Om inzicht te krijgen in hoe de ouders denken over de oudercursus die wordt gegeven, wat zij belangrijk vinden, gemist hebben of anders willen zien, hebben wij gebruik gemaakt van door ons opgestelde enquêtes. Vanuit heideheuvel werd dit onderzoek niet noodzakelijk geacht, aangezien de oudercursus verplicht is en het dus niet zozeer van belang is wat de ouders vinden en willen. 9.1 Waarom enquêtes? In hoofdstuk 2 beschreven we al onze keus voor het houden van enquêtes bij ouders van kinderen die in behandeling zijn geweest bij Heideheuvel. Natuurlijk is vooraf nooit de hoeveelheid respons te voorspellen. Wij hebben precies 40% (zie figuur 1) van de weggestuurde enquêtes terug gestuurd gekregen. Een ander nadeel van een enquête is "reactiviteit". Reactiviteit wil zeggen dat mensen zich anders gaan gedragen en andere antwoorden op vragen geven als ze weten dat ze in een onderzoek worden betrokken. Dat kan uiteraard nadelige gevolgen hebben. 42 Legenda 60% 40% Staat voor het aantal enquêtes dat is teruggestuurd. Staat voor het aantal enquêtes dat niet is teruggestuurd. Figuur 1: overzicht van het aantal teruggekregen enquêtes. Uit de grafiek valt op te maken dat 40% van het aantal opgestuurde enquêtes ingevuld is teruggestuurd. Dat is dus 2/5 deel. Van de andere 60% hebben wij niks meer vernomen. Het is dus duidelijk dat de betrouwbaarheid van de resultaten van ons onderzoek niet gewaarborgd is. 42 Bron: Baarda, Basisboek Kwalitatief onderzoek. 48 9.2 Resultaten Zoals wij reeds beschreven, hebben wij van de 15 weggestuurde enquêtes er 6 teruggestuurd gekregen. Daar het teveel ruimte in beslag zou nemen als wij deze 6 enquêtes in zijn geheel uit zouden schrijven, hebben we ervoor gekozen elke keer de door ons gestelde vraag weer te geven, met daarna de hierop verkregen antwoorden, uitgewerkt in grafieken (zie figuur 2, 3 en 4) en waar dat mogelijk is een toelichting in verhaalvorm. 1. Hoe heeft u de oudercursus uit de behandelfase ervaren? 30% (1/2) beantwoorde deze vraag met voldoende, 33% (1/3) met matig en 17% (1/6) met onvoldoende. Eén persoon gaf aan, dat hij/zij in de verkeerde groep was ingedeeld. In plaats van de groep voor kinderen met Obesitas, was hij/zij geplaatst in de groep voor kinderen met astma. Uit de antwoorden kwam naar voren dat er soms veel informatie werd verteld. Het zou een goed punt zijn als de vertelde informatie op papier terug te vinden is. Er zou een betere koppeling gelegd moeten worden tussen theoretische kennis en praktische vaardigheden zoals het opstellen van een boodschappenlijstje, hoe om te gaan met een kind dat op school naar de overblijf gaat, ideeën om na schooltijd te doen en voor het maken van het avondeten. 2. Heeft u, de tijdens de oudercursus verkregen informatie, kunnen toepassen in de thuissituatie? 83% (5/6) beantwoorde deze vraag met ja en 17% (1/6) met nee. Er wordt hierbij weinig concrete uitleg gegeven. Ze geven over het algemeen het antwoord, soms wel (door veel te praten en met alternatieven om te kunnen gaan), soms met moeite en veel doorzettingsvermogen en soms niet. Het gaat vooral om minder snoepen, minder vet en meer bewegen. Aan de aspecten over de eetgewoontes hebben ze wel wat gehad, maar de problematiek over het gedrag van het kind in de thuissituatie, was niet voor een ieder herkenbaar. 3. Welke thema´s/onderwerpen uit de oudercursus, heeft u als zeer bruikbaar ervaren en waarom? Hier komen vooral de aspecten rond de eetgewoontes, het minder snoepen, minder vet en meer bewegen naar voren. Sommige ouders houden zelf ook niet van bewegen, en geven aan hier in de praktijk meer aan te moeten doen. Ook het belang van samenwerken en de zelfstandigheid van het kind stimuleren kwam duidelijk naar voren, bijvoorbeeld als het gaat om eten aan tafel. Wat als erg prettig is ervaren zijn de gesprekken met andere ouders. Zo werd bevestigd dat ze niet de enige zijn die deze problemen hebben. De quizjes met vragen over de voeding, zo konden ze op een goede manier toetsen of ze alles wisten. 4. Is er een thema/onderwerp, dat u tijdens de oudercursus heeft gemist, uitgebreider behandeld had willen zien of te veel aan de orde heeft zien komen? 17% (1/6) gaf aan een onderwerp gemist te hebben. Het ging hierbij om praktische aspecten met betrekking tot het stippendieet, voor zowel ouders als kind. Bijvoorbeeld een kookles. 33% (1/3) gaf aan een onderwerp uitgebreider behandeld te hebben willen zien, het ging hierbij vooral om het krijgen van extra steun thuis. 17% (1/6) gaf aan een onderwerp te veel aan de orde te hebben zien komen. Dit had betrekking op het moeilijke gedrag van de kinderen als ze thuis waren. 33% (1/3) was een non respons. 49 5. Loopt u tijdens behandeling tegen problemen in de thuissituatie aan? 50% (1/2) beantwoordde deze vraag met ja en 50% (1/2) beantwoorde deze vraag met nee. Vanuit de gegeven antwoorden werd duidelijk dat sommige kinderen het thuis zijn, zien als en feest en vrijheid. De ouders weten niet hoe het dieet in elkaar steekt en de kinderen maken de ouders van alles wijs. Het volhouden en het doorzetten van de behandeling was zwaar en de samenwerking tussen Heideheuvel en thuis werd niet altijd als prettig ervaren. 6. Loopt u na behandeling tegen problemen in de thuissituatie aan? 67% (2/3) beantwoordde deze vraag met ja en 33% (1/3) met nee. Er was een kind die de behandeling op Heideheuvel niet heeft afgemaakt en dat leverde naderhand nog wel eens wel problemen op. Het volhouden en het doorzetten van de behandeling was zwaar en de samenwerking tussen Heideheuvel en thuis werd niet altijd als prettig ervaren. Daardoor hadden sommige de neiging de moed weer op te geven. Er werd aangegeven dat thuis de regelmaat, die op Heideheuvel werd gehanteerd, mist. Ze willen graag snel en makkelijk eten en het is soms moeilijk te bepalen welke hoeveelheden je mag en kan gebruiken en hoe je het een en ander kan opzetten. Kookles voor beiden en/of een goed kookboekje was handig geweest. 7. Kwam het tijdstip waarop de oudercursus plaatsvond u geschikt uit? 67% (2/3) beantwoordde deze vraag met ja en 17% (1/6) met nee. 17% was een non respons Iemand vond het tijdstip waarop de oudercursus werd gegeven, moeilijk te combineren met werk. Het zou beter zijn de oudercursus later op de middag te laten plaatsvinden, zodat er niet te veel vrije uren opgenomen hoeven worden. 8. Hoe heeft u het groepsgewijs deelnemen aan de oudercursus ervaren? 67% (2/3) heeft het groepsgewijs deelnemen als voldoende ervaren, omdat ze de mogelijkheid hadden over alles te praten en er werd goed geluisterd. 17% (1/6) gaf aan dit matig te vinden, omdat de oudercursus soms wat oppervlakkig bleef en er waren niet altijd genoeg ouders en vaak dezelfde ouders die er wel waren. 17% was een non respons 9. Wat vond u van de opzet (de vorm) van de oudercursus? (Denk hierbij aan het krijgen van theorie, de koppeling naar de thuissituaties en het oefenen). 50% (1/2) beantwoordde deze vraag met een voldoende en 33% (1/3) met matig. 17% was een non respons Sommige ouders hebben tijdens de lange weg van behandeling hulp gekregen bij de dingen die ze verkeerd deden en hier veel van opgestoken. Daarnaast zijn er veel tips gegeven die van toepassing kunnen zijn. Toch was niet iedereen tevreden. Sommige vonden het niet praktisch genoeg en enigszins oppervlakkig en belerend en hadden wat meer steun gewild. Iemand gaf aan dat de behandeling best lager had mogen duren. Het volhouden en het doorzetten van de behandeling is/was zwaar. Het is een kwestie van doen en dat is soms moeilijk. 50 10. Hoe denkt u nu en in de toekomst om te gaan met de door u, tijdens de oudercursus, verkregen informatie? De ouders geven aan dat ze zo goed als mogelijk doorzetten en verder gaan. Ze benadrukken wel, dat het thuis heel anders is, dan intern op Heideheuvel. Ze moeten dus zorgvuldig te werk gaan en hun hoofd erbij houden. Ze proberen de verantwoordelijkheid bij het kind te leggen en haar/hem te laten inzien dat het voor hen van belang is. 9.3 Grafieken Aan de hand van 3 verschillende grafieken willen wij meer inzicht geven in de antwoorden die zijn gegeven. Dit doen wij aan de hand van door ons berekende percentages. De grafieken zijn ingedeeld aan de hand van de verschillende antwoord mogelijkheden. Aan de verticale as van de grafiek kunt u zien om welke vragen het gaat en aan de horizontale as kunt u de verschillende percentages zien. Naast de grafiek staat een legenda, waarin de verschillende antwoordmogelijkheden staan. Aan de hand van verschillende kleuren, passend bij de verschillende antwoordmogelijkheden, kunt u in de grafiek het percentage aflezen, van de antwoorden die bij de verschillende vragen zijn gegeven. Vragen De vragen 3 en 10, zijn open vragen en kunnen dus niet in de grafiek worden weergegeven. 9 Non respons 8 Onvoldoende Matig Voldoende 1 0 10 20 30 40 50 60 70 % Grafiek 2: Resultaten van de vragen die beantwoord betrekking hadden op hoe ouders verschillende aspecten hebben ervaren. 51 Vragen 7 6 Non respons Ja 5 Nee 2 0 20 40 60 80 100 % Vragen Grafiek 3: Resultaten van de vragen die bentwoord konden worden met ja of nee. Non respons Te veel aan de orde zien komen 4 Uitgebreider behandeld willen zien Iets gemist 0 10 20 30 40 % Grafiek 4: Resultaten van de vragen die betrekking hadden op de tevredenheid van de ouders en hetgeen waar ze nog tegenaan zijn gelopen. 9.4 Conclusie Over het algemeen, kijkend naar de grafieken, zijn de ouders tevreden over de inhoud en de vorm waarin de oudercursus wordt gegeven. Dit omdat er onderling contact is tussen de ouders en ze zo het gevoel hebben er niet alleen voor te staan, ze kunnen hun verhaal kwijt en er wordt naar ze geluisterd. Tijdens de behandeling van hun kind krijgen ze hulp, tips, adviezen en ondersteuning. Toch vinden veel ouders het moeilijk om de regelmaat en structuur die op Heideheuvel wordt gehanteerd, thuis toe te passen. Het is zwaar, vermoeiend en ze moet flink doorzetten. Dit leidt er wel eens toe, dat de ouders de moed opgeven. Ze geven aan dat de praktische aspecten missen, zoals hoe een boodschappenlijsten op te stellen, hoe in kopen te doen, wat te doen tijdens verjaardagen en feestdagen. Ze zouden het prettig vinden om meer informatie op papier te krijgen, zodat ze dat als naslagwerk thuis kunnen gebruiken, bijvoorbeeld over aspecten die te maken hebben met koken, voeding, verandering van eetgewoontes, hoeveelheden enz. 52 HOOFDSTUK 10 Gesprekken en belangrijke dagen op Heideheuvel In dit hoofdstuk zullen wij een beschrijving geven van alle gesprekken die wij tijdens onze onderzoeksfase hebben gehouden en belangrijke dagen die wij op Heideheuvel hebben bijgewoond. Achtereenvolgens zullen in dit hoofdstuk aan de orde komen; gesprek met ouderbegeleidster en orthopedagoog (10.1), oudercursus bewegen (10.2), ), gesprek met de psycholoog (10.3), gesprek met kinderen van het Hoefijzer (10.4), de pré-opnamedag (10.5) aanwezigheid bij ‘educatiefjes twee’ (10.6) en oudercursus twee (10.7). We hopen zo een beter beeld te geven van de voor ons belangrijke informatiebronnen. 10.1 Gesprek met ouderbegeleidster en orthopedagoog Dit is het eerste gesprek met de instelling. Het is een oriëntatie gesprek voor ons. De kliniek voor Obesitas is ontstaan omdat het astma cliëntenaantal terugliep. De kinderen hebben een zeer ernstig overgewicht van gemiddeld over de 100 kilo. De kinderen hebben vaak ook meerdere klachten bijvoorbeeld rugproblemen, luchtproblemen. De kinderen hebben vaak aanleg om dik te worden. Mw. van der Velde wil eerst uitleg geven over het behandeltraject omdat deze niet snel inzichtelijk is en wat meer uitleg geven over de praktijk. Heideheuvel is een 3e lijns voorziening. Een kind wordt aangemeld door een specialist. Als het kind in aanmerking komt voor een behandeling dan wordt de aanmelding besproken in de staf. Dan volgt er een huisbezoek door de ouderbegeleider. Dit huisbezoek is belangrijk omdat ouders anders in de praktijk kunnen zijn, dan zij vertellen. Dan volgt er een pré-opnamedag. Er worden er vier kinderen tegelijk opgenomen. Dit gebeurt via de wachtlijst, deze is onwillekeurig. De ouders van deze kinderen starten met de oudercursus. Er volgt nog een huisbezoek en dan beslissen de ouders zelf of ze een opname willen. Het is van belang dat de ouders zelf het besluit nemen want er moet iets veranderen in de thuissituatie. Na het tekenen van een contract wordt het kind binnen een maand opgenomen. De eerste fase duurt 8 weken (de taxatiefase), hierna volgt de behandelfase. De behandeling duurt niet voor ieder kind even lang. Het wordt per individu bekeken Er wordt al met oudercursus 2 gewerkt en het is aan ons om deze te standaardiseren (op papier te zetten). De oudercursus mag speels zijn om bijvoorbeeld moeilijke thema’s uit te leggen. De oudercursus 2 moet meer gaan over het veranderen van de leefstijl bijvoorbeeld 3 keer per dag eten. In de cursus moet duidelijk worden hoe je dit als ouder kan vormgeven. Er moeten niet te hoge eisen worden gesteld aan de ouders. De oudercursus is verplicht. Als men niet meewerkt wordt er herhaaldelijk gewaarschuwd, maar wanneer ouders weigeren om te komen en het welzijn van het kind echt in gevaar kan komen wordt er melding gedaan bij de kinderbescherming. Het moet een zeer algemene oudercursus zijn. De kliniek is afhankelijk van het aanbod. Het is niet mogelijk om op leeftijd te selecteren. Vanuit de oudercursus kwam mw. Van de Velde tot de conclusie dat het voor ouders met kinderen rond de puberleeftijd lastig kan zijn om met hun kinderen om te gaan. Het thema angst zou ook aan bod moeten komen in oudercursus 2, ouders zij vaak bang dat als het kind weer thuiskomt het dan opnieuw fout gaat. De cursus moet met kleine stapjes geschieden. De ouders zijn soms ook cultuurgebonden wat het realiseren van bijvoorbeeld drie per dag aan tafel eten soms lastig maakt. Het is daarbij van belang dat men aan het gezin duidelijk probeert te maken dat zij met z’n allen een probleem hebben en niet alleen het kind (men werkt vanuit het systeem). 53 Wat betreft de oorzaken van Obesitas spelen ook belangrijke maatschappelijke problemen een rol bijvoorbeeld gevaarlijke wijken waardoor kinderen niet naar buiten kunnen, veel meer computer en tv kijken in plaats van naar buiten gaan, ouders doen alles met de auto (weinig beweging). Heideheuvel organiseert na een behandeling terugkomdagen, hier zijn ouders van verschillende groepen aanwezig. Er is ook een gezinsdag op deze dag kan het hele gezin komen kijken op de kliniek. Op deze dagen kan het geleerde weer even worden opgefrist. 10.2 Oudercursus bewegen Tijdens onze onderzoeksfase zijn wij aanwezig geweest bij een oudercursus welke ging over bewegen en gegeven werd door de bewegingstherapeut en de oefentherapeut. Allereerst werd aan de ouders verteld waar de beide therapeuten met hun kinderen mee bezig zijn op het moment op Heideheuvel. Tevens werd verteld hoe dit er in de volgende fases uit zal komen te zien. Ook de oefentherapie en de bewegingstherapie zijn evenals de behandeling ingedeeld in drie fases. In de eerste fase, ‘wij zijn de baas’, wordt de nadruk gelegd op het kennis maken met nieuwe bewegingsactiviteiten en kennis maken met de bewegingsregels Er wordt de kinderen geleerd dat het effectiever is langere tijd achter elkaar te bewegen in plaats van vijf minuten extreem intensief en ze leren hun grenzen en het uitbreiden van hun grenzen op het gebied van bewegen. In de tweede fase, ‘je leert de baas worden’, wordt gewerkt aan het verbeteren van de lichamelijke fitheid en worden bewegingsmogelijkheden uitgebreid. In de laatste fase, ‘jij bent de baas’, wordt gewerkt aan een verzelfstandiging met betrekking tot bewegen bij de kinderen.43 Deze fases worden stap voor stap met de ouders besproken en de belangrijke punten worden opgeschreven op een schoolbord. Tijdens de oudercursus wordt vooral de nadruk gelegd op het voorkomen van blessures. Wanneer blessures ontstaan is rust namelijk het enige medicijn en dit is wat men op Heideheuvel wil voorkomen. Vandaar dat men het bewegen rustig aan opbouwt. Ook wordt de nadruk gelegd op een langere tijd achter elkaar bewegen, omdat je dan pas vet gaat verbranden. Om dit te illustreren wordt er met ouders een oefening gedaan die hun kinderen ook op Heideheuvel krijgen. Ouders worden gestimuleerd om mee te doen, echter wordt men hierin wel vrij gelaten. De oefening is vooral gericht op het volhouden ervan gedurende een langere tijd, ongeacht welk tempo. Vervolgens wordt door middel van een andere oefening gestimuleerd deze grens voor jezelf iets te verleggen. Aan het einde van de bijeenkomst wordt aangegeven wat men verwacht van de ouders thuis met betrekking tot bewegen bij hun kind in de thuissituatie. Punten zoals; samen bewegen met hun kind, niet overvragen van het kind met betrekking tot bewegen, geven van positieve feedback aan het kind als het beweegt, afremmen van het kind als het te enthousiast is met bewegen (voorkomen van blessures!), thuis in de weekenden ook bewegen en goede ademende kleding tijdens het bewegen komen aan de orde. De gehele oudercursus is er sprake van erg veel structuur en duidelijkheid. Men geeft duidelijk aan hoelang de bijeenkomst zal gaan duren, wat er aan de orde komt, wie dit vertelt en in welke volgorde. Verder wordt er veel gebruik gemaakt van praktijkvoorbeelden uit de lessen van de 43 Bron: Jansen, M. e.a., Oudercursus: bewegen/ oefentherapie bij Obesitas. 54 kinderen, wat een helder beeld geeft van hetgeen is besproken. Steeds worden ouders na elk stuk theorie in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen en aan het einde is er ruimte voor het plaatsen van enkele opmerkingen. Na afloop krijgen de ouders een soort hand-out mee naar huis waarin staat beschreven wat er tijdens de oudercursus is besproken. 10.3 Gesprek psycholoog Tijdens onze onderzoeksfase hebben wij een gesprek gehouden met psycholoog Mw. M. Bosch van Heideheuvel die tevens nauw verbonden is aan de oudercursus en met de kinderen de ‘educatiefjes’ doet. Om te beginnen hebben we aandacht besteed aan de inhoud van de oudercursus. De oudercursus bestaat uit 3 delen (5 bijeenkomsten). Deel 1 bestaat uit 1 bijeenkomst van 1 ½ uur en wordt geleidt door de psycholoog en maatschappelijk werkster. Deze bijeenkomst is gericht op het oplossen van problemen aan de hand van het stappenplan. Centraal staat de oorzaak van het probleem. Deel 2 bestaat uit 2 bijeenkomsten. De 1ste bijeenkomst is gericht op bewegen en wordt geleidt door de bewegingstherapeut. De 2de bijeenkomst wordt geleidt door de psycholoog en maatschappelijk werkster.Centraal staan praktische problemen (het niet willen buitenspelen, over/ondervoeding) en het aanbieden van verschillende oplossingen op verschillende niveaus. Deel 3 bestaat uit 2 bijeenkomsten. De 1ste bijeenkomst wordt geleidt door de diëtiste en is gericht op het stippenprogramma. De 2de bijeenkomst wordt geleidt door de psycholoog en de maatschappelijk werkster. De volgende stelling staat hierin centraal: “Obesitas is een chronische aandoening d.w.z. dat jij je hele leven rekening moet houden met het sneller dikker worden dan anderen.” De oudercursus is nog nooit goed gedraaid, dit vanwege ziekte of afwezigheid van de begeleiders. Wel zijn de ouders erg enthousiast over de oudercursus. De oudercursus wordt in een groep gegeven vanwege tijdsbesteding, om de sfeer onder de ouders doelgericht te houden en onderlinge contacten creëren. Het valt Mw. M. Bosch op dat de ouders naar elkaar toe erg open zijn. Ze vertellen elkaar de meest vreselijke dingen. Sommige ouders zijn moeilijk te motiveren om naar de oudercursus te komen en verzinnen elke keer een ander excuus voor hun afwezigheid. Aanwezigheid bij de oudercursus is verplicht, maar dit is dus niet altijd te bewerkstelligen. Dit is voor de werkers erg frustrerend. Als mogelijkheid hebben ze nu een soort regeling opgesteld voor de ouders. Als ouders op vrijdag een oudercursus hebben, is het mogelijk dat zij hun kind diezelfde dag meenemen, in plaats van het kind de dag er naar (zaterdag) op te halen. Dit betekent dat sommige kinderen vrijdagochtend al weg gaan. Dit kost de instelling een verpleegdag, is daarom een hele dure oplossing en niet de meest correcte. Mw. M. Bosch ziet dat niet alleen voor allochtonen ouders, de informatie soms moeilijk te begrijpen is, dit vanwege een slechte taalbeheersing, maar ook voor Nederlandse ouders zijn dingen soms heel moeilijk te begrijpen. Je moet er van uit gaan dat de ouders vaak minder begrijpen dan je denkt. Het is dus belangrijk om alles zo simpel mogelijk te doen. Als wij vertellen dat wij ons in ons onderzoek willen gaan richten op pubers, vanwege het soms moeilijke gedrag dat ze vertonen en de moeilijkheid die ouders hierbij ondervinden en het 55 interculturele werken, een interculturele benadering en verschillende opvoedingsstijlen, verteld ze ons dat ze denkt dat dit weinig zin heeft en verder niet zal bijdragen aan het resultaat van ons onderzoek. Het is volgens haar bijna niet mogelijk om onderzoek te doen naar verschillende opvoedingsstijlen. Er zijn verschillende culturen, deze verschillen onderling ook nog van elkaar. Het is van belang helder te formuleren wat er van de ouders wordt verwacht. Verder heeft het niet veel zin om je er in te verdiepen. Het lijkt dus niet echt nodig. Het is belangrijker om alles zo standaard mogelijk te houden. Beter is een kernachtige basis, dan alles gespecialiseerd op culturele achtergronden en dergelijke. Mw. M. Bosch gaf aan het belangrijk te vinden dat wij ons richten op pubers, maar of het uiteindelijk veel zin en belang zou hebben bij het resultaat van ons onderzoek…, daar was ze ook niet van overtuigd. Tijdens ons gesprek kwamen er een paar belangrijke ideeën naar voren. Zo zouden we ons moeten verdiepen in verschillende oudercursussen, daar een vergelijking uit kunnen opmaken en conclusies kunnen trekken. De oudercursus, gegeven voor kinderen met astma bleek hiervoor niet geschikt. Een ander idee was om tijdens de oudercursus een rollenspel te spelen voor zowel ouders als kinderen, aangepast aan verschillende culturen, leeftijden en ontwikkelingsfasen. In de taxatiefase krijgen de ouders na deelname aan de oudercursus informatie mee. Het is voor Mw. M. Bosch niet duidelijk hoe dit is vormgegeven. Ze gelooft niet in het meegeven van losse blaadjes, die gaan stuk, verdwijnen en niemand die er wat mee doet. Ze vindt echter wel dat er iets op papier moet komen, het liefst in 1 geheel, zoals bijvoorbeeld een oudermap. Ze wil dat wij naast het ontwikkelen van een draaiboek, ook nadenken over de vorm waarin alle informatie (vanaf de 1ste pré-opnamedag tot aan het einde van de behandeling) voor ouders weergegeven kan worden, bijvoorbeeld de vorm, de kleur, plaatjes en visualisatie. Belangrijk is om de uit de oudercursus verkregen informatie te vertalen (bijvoorbeeld in Turks, Marokkaans of Surinaams), zodat de informatie voor iedereen begrijpbaar is en er zo aandacht besteed wordt aan intercultureel werken. 10.2.1 Conclusie gesprek Concluderend uit Mw. M. Bosch haar denkwijze is het van belang om ons te verdienen in de oudercursus en te kijken wat als meerwaarde aan de ouders geboden kan worden. Aangezien de oudercursus verplicht is, moeten er niet veel aandacht besteed worden aan wat ouders willen en vinden. Alles moet zo concreet en standaard mogelijk gehouden worden. Ons verdiepen in een interculturele aanpak en de gedachtegang van pubers betrekken bij hetgeen hun ouders zouden moeten leren kost veel tijd en draagt waarschijnlijk weinig bij tot ons onderzoeksresultaat. 10.4 Halfgestructureerd interview met kinderen van het Hoefijzer Het halfgestructureerde interview met enkele kinderen van het Hoefijzer was een onderdeel van onze onderzoeksfase. Het doel van dit gesprek was het zicht krijgen in de gedachten en ideeën van kinderen met betrekking tot de hoofdvraag van het interview; “Wat moeten jullie ouders weten en kunnen, om jullie zo goed mogelijk in de thuissituatie te kunnen helpen en ondersteunen, bij hetgeen dat jullie leren op Heideheuvel?” We hebben ervoor gekozen om enkele kinderen van het Hoefijzer te interviewen omdat de kinderen die op deze groep verblijven rond de puberleeftijd zijn. Daar het voor ouders van pubers met Obesitas vaak lastiger is om het geleerde tijdens de behandeling op Heideheuvel thuis toe te passen, was dit voor ons een 56 belangrijke doelgroep om extra onderzoek naar te doen. Zoals we al eerder beschreven in hoofdstuk 5, zetten de meeste pubers zich af tegen regels, structuur en eigenlijk alles wat hun ouders van hen vragen. Ons interview vond plaats op een middag na schooltijd in de huiskamer van het Hoefijzer. We hebben aan de hand van een aantal vooraf gemaakte beginvragen een gesprek gehad met drie meiden. We geven hieronder een samenvatting weer van de highlights van ons interview, dit zullen we per vraag uitwerken. Aan ons gesprek hebben de volgende drie meiden deelgenomen. Br. van 15 jaar oud en zij is 3,5 maand in behandeling op Heideheuvel. Br. woont in Haarlem en heeft één zus van 24 jaar oud. Ch. van 15 jaar oud is 4 maanden in behandeling op Heideheuvel. Ci. komt uit Almere en heeft een broertje van acht jaar, haar ouders zijn gescheiden. Ch. van 14 jaar oud en 6 maanden in behandeling op Heideheuvel, zij gaat over twee weken met ontslag. Ch. komt uit Barneveld en heeft een zus van 29 en een broer van 21 jaar oud. Ze wordt opgevoed door haar moeder. 1. Weten jullie wat je ouders leren op Heideheuvel? Volgens ons was het voor de kinderen duidelijk wat hun ouders leren op Heideheuvel. Opvallend was dat allen als eerst spraken over gezonde voeding en bewegen. Ook werd het omgaan met Obesitas genoemd. De kinderen gaven aan met hun ouders te spreken over wat de ouders hebben gedaan tijdens de oudercursussen. 2. Wat vinden jullie belangrijk dat je ouders moeten leren en weten, om jullie thuis beter te kunnen helpen bij de dingen die jullie leren op Heideheuvel? Kinderen gaven aan dat ouders rekening moeten houden met welke boodschappen ze in huis halen. Ouders zouden moeten leren minder vet te koken. Verder was het ook van belang dat de ouder meegaat sporten/ bewegen. Dit werkt als een extra stimulans, echter geven zij allen aan ook alleen te bewegen. 3. Zij jullie tevreden over hoe jullie ouders je opvoeden? De kinderen gaven aan erg tevreden te zijn over de manier waarop zij thuis worden opgevoed. Ze gaven aan dat de familie hun erg steunt bij het afvallen en het volhouden hiervan. Zo snoept het broertje van meisje Ci. niet in haar bijzijn, maar doet dit op zijn kamer. Ook betrekken ouders de rest van de familie bij de veranderingen in leefstijl. Bij Ci. frituurt haar oma tegenwoordig niet meer patat maar bereidt dit in de oven. 4. Op welke manier willen jullie thuis door je ouders geholpen worden? Qua voeding willen de kinderen graag zien dat hun ouders niet vet koken. Ouders zouden moeten proberen hun kind vrij te laten in de keuzes die zij maken met betrekking tot eten. Echter vinden de kinderen het wel van belang dat hun ouders ze helpen herinneren aan het feit dat sommige dingen ongezond zijn. Ch. gaf aan dat de ouder wel strenger mocht worden als het gaat om niet verstandig eten. Zo gaf zij aan nog wel eens een extra koekje te nemen, omdat zei op dat moment honger had. Haar moeder laat haar zo vrij, dat ze er vanuit gaat dat zij zelf wel weet wat zij op dit moment wel en niet kan eten. Het meisje zag liever dat haar moeder haar er op zou wijzen dat dit eigenlijk niet verstandig is. 57 5.Hoe zien volgens jullie de ideale ouders eruit? De kinderen zeiden allemaal volmondig dat zij hun ouders zoals ze nu zijn als de ideale ouders zien. We hebben maar drie kinderen geïnterviewd en realiseren ons dat we hieruit geen allesomvattende conclusies kunnen trekken. Wel merkten we dat jongeren zelf vaak al een goed beeld hebben van wat zij wel of juist niet nodig hebben, of hen helpt. Dit verschilt per kind en wij denken dat hierover met de jongeren gepraat zou kunnen worden op Heideheuvel. Opvallend was het belang en de waarde die deze jongeren toeschreven aan gezonde voeding en de bereiding hiervan. Tenslotte viel ons op dat twee van de drie meiden nakomelingen zijn in het gezin. Daar alle meiden aangaven gezonde voeding en gezonde bereiding van het voedsel erg belangrijk te vinden, zien wij het van belang dat hier in de oudercursussen meer aandacht aan wordt besteed. Hierbij denken wij aan kookles die gegeven wordt aan ouders en kind. Boodschappen doen zal hierbij ook een aandachtspunt moeten zijn. 10.5 Pré-opnamedag In het kader van ons onderzoek hebben wij diverse relevante aspecten onderzocht, die betrekking hebben op de oudercursus voor ouders van kinderen met Obesitas. Eén van deze aspecten was het bijwonen van de pré-opnamedag. Deze dag wordt georganiseerd door Heideheuvel en is bedoeld voor de vier ouderparen met hun kind, die op dat moment nog één belangrijke beslissing (het wel of niet akkoord gaan met de behandeling) verwijderd zijn van een opname op Heideheuvel. Donderdag 9 januari, 10.45 uur. Nathalie en Mireille zijn aanwezig bij een pré-opnamedag. Zenuwachtige ouders met hun kind, zitten om een tafel te wachten op wat komen gaat. J.Meijs, B. v/d Velde en M. Bosch verzorgen deze ochtend. Allereerst worden wij aan de ouders voorgesteld en wordt hen verteld wat onze rol is en wat wij betekenen voor Heideheuvel. Vervolgens stellen alle ouders en kinderen zich aan elkaar voor. Dit is gelijk al een emotioneel moment voor enkele ouders, de kinderen lijken er echter wat minder moeite mee te hebben. Berni vervolgt de bijeenkomst met het nogmaals verduidelijken en uitleggen van de behandeling. Nogmaals, daar zij reeds bij alle vier de gezinnen op huisbezoek is geweest om intakegesprekken met hen te voeren en hen te voorzien van informatie betreffende de behandeling op Heideheuvel. Door ons als projectgroep wordt er deze ochtend weinig tot geen nieuwe informatie verstrekt. Het verhaal van de trein, dat als simplificatie voor de behandeling wordt gebruikt, was ons al bekend. Tijdens het gesprek met de psycholoog (M. Bosch) wilden wij onze aandacht richten op een aantal punten. Wij wilden weten wat Manja van ons, als psycholoog verwachten, wat haar ideeën zijn, hoe ze bepaalde dingen ziet en hoe zij het product ziet dat wij moeten realiseren. In dit verslag hopen wij hier meer inzicht in te geven. 10.6 Aanwezigheid bij ‘educatiefjes twee’ Mw. Bosch (psycholoog) geeft de cursus aan vier kinderen / jongeren tegelijk. De cursus bedraagt een aantal bijeenkomsten van ieder één uur. De eerste bijeenkomst gaat over gevoelens en de tweede over gedachtes. Tijdens onze onderzoeksfase zijn wij aanwezig geweest bij de bijeenkomst over gedachtes. 58 In deze bijeenkomst staat centraal dat elke gebeurtenis een gedachte bij je oproept en een reactie oproept waar een bepaald gevoel bij komt kijken. Schematisch kunnen we dit weergeven als; G(ebeurtenis) + G(edachte) = G(edrag) + G(gevoel) De kinderen bespreken eerst een oefening met behulp van een strip. De strip gaat over een jongen die op een verjaardag komt. De ene keer neemt hij wel een stukje taart en denkt het is maar een klein stukje, dat kan vast geen kwaad. De andere keer neemt hij geen stuk taart, omdat hij weet dat het niet goed voor hem is. De taart blijft hetzelfde, maar wat veranderd is de gedachte. Het is belangrijk “wat” je denkt en dat je in staat bent om die gedachte te veranderen. Een andere oefening was: ga op een terrasje in de stad zitten en kijk of alle jongens een slank meisje hebben. De meisjes denken namelijk dat alle jongens op slanke meisjes vallen. Gekeken moet worden of deze gedachtes waar zijn of niet. Belangrijk is dat automatische gedachtes opgespoord en onderzocht moeten worden. Pas wanneer de kinderen deze gedachtes (h)erkennen kunnen ze deze gaan veranderen. Ze kunnen dan pas andere gedachtes bedenken. De meiden doen tijdens deze bijeenkomst een aantal opdrachten. Zo moeten ze een negatieve gedachte opschrijven die tijdens een sombere bui naar boven kan komen. Tevens moeten zij een positieve gedachte beschrijven, waar zij op dat moment beter aan kunnen denken dan aan de negatieve gedachte. De kinderen krijgen na de bijeenkomst huiswerkopdrachten mee. In de huiswerkopdracht voor deze keer moeten ze feitelijke gebeurtenissen beschrijven en hierbij hun positieve en negatieve gedachtes opschrijven. Tevens moeten ze een activiteit beschrijven, die zij lastig vinden om te doen, bijvoorbeeld in het weekend twee liter water weg drinken. Ze moeten hierbij beschrijven wat hier lastig aan is, welke gedachtes en gevoelens ze hierbij hebben. Het doel van deze opdracht is dat wanneer ze hun eigen gedachten kunnen opsporen, ze hun eigen gedachten ook kunnen veranderen en het hier bijkomende probleem kunnen oplossen. 10.7 Oudercursus twee Graag hadden wij tijdens onze onderzoeksfase aanwezig willen zijn bij enkele bijeenkomsten van oudercursus 2. Dit was wegens organisatorische omstandigheden helaas niet haalbaar. Wel willen wij proberen alsnog aanwezig te zijn bij deze bijeenkomsten en onze observaties mee te nemen in de realisatie van ons eindproduct. 59 CONCLUDERENDE ANALYSE ONDERZOEKSRESULTATEN Na een drie maanden durende onderzoeksfase, waarin wij veel informatie hebben verworven zijn wij nu toegekomen aan het formuleren van onze concluderende analyse van de verkregen gegevens. We zijn erachter dat Obesitas momenteel wordt beschouwd als een van de grootste problemen op het vlak van de gezondheidszorg. De oorzaak hiervan bestaat uit verschillende factoren, maar de hedendaagse lifestyle heeft wel een erg grote invloed. Vooral voor kinderen die al op jonge leeftijd te maken hebben met een ernstige vorm van overgewicht (Obesitas) is er vaak geen weg meer terug op oudere leeftijd. Wij zijn van mening dat Obesitas voor een groot deel onder controle is te houden door een goede voedingsmodulatie, beweging en selfcare. Binnen de behandeling van Heideheuvel staan deze drie aspecten centraal, deze komen tot uiting in zowel de educatiefjes als de oudercursus. Kinderen en jongeren die worden behandeld op Heideheuvel kunnen zich in zeer veel verschillende ontwikkelingsfases bevinden. Bij een behandeling maar ook bij het werken met ouders dient men rekening te houden met deze fases. Op dit moment richt de oudercursus zich niet op specifieke leeftijdsfases, maar houdt zich bezig met het overbrengen van algemene opvoedingsvaardigheden. Wil men vraaggericht gaan werken, zijn wij van mening dat er in de oudercursus meer aandacht zou moeten worden besteed aan de verschillende problemen waar ouders tegenaan lopen in deze fases. Dit zou gerealiseerd kunnen worden door per leeftijdscategorie de ouders de voor hun relevante theorie en opdrachten mee te geven. Tevens zou men tijdens de bijeenkomst opdrachten moeten laten uitvoeren die aansluiten bij de ontwikkelingsfase waarin hun kind zich op dat moment bevindt. Tijdens ons onderzoek is naar voren gekomen dat ouders met op Heideheuvel opgenomen kinderen in de puberleeftijd, de meeste moeite hebben met het thuis op de juiste wijze omgaan met hun kind, het ondersteunen bij het integreren van de aangeleerde vaardigheden en het vasthouden van de veranderde leefstijl. Om hier verandering in aan te brengen zijn wij het erover eens dat men meer aandacht moet besteden aan deze specifieke ontwikkelingsfase binnen de oudercursus. Daarentegen zouden de pubers zelf meer betrokken kunnen worden bij de oudercursus. In de gesprekken die wij met hen hebben gevoerd, hebben wij gemerkt dat zijzelf een heel duidelijk beeld hebben van de manier waarop zij door hun ouders geholpen, ondersteunt en gestuurd willen worden. Concreet zien wij dit als volgt voor ons; de opdrachten moeten meer gericht worden op het samen ondernemen van verschillende activiteiten. Ouders zouden opdrachten mee naar huis moeten krijgen, die zij samen met hun kind uitvoeren en die gericht zijn op het uitspreken van de wederzijdse verwachtingen met betrekking tot de opvoeding. Een ander idee dat wij hierover hebben is het (voor)bereiden van een maaltijd door ouder en kind. Alle aspecten die hierbij komen kijken zoals het uitzoeken van een recept, het doen van boodschappen, bereiden van deze maaltijd en het nabespreken van de oefening zullen ouders en kind samen moeten uitvoeren. Verschillen binnen de samenleving en de cultuur blijken van grote invloed te zijn op de wijze waarop de opvoeding plaatsvindt. Wij hebben gemerkt dat er op Heideheuvel weinig aandacht wordt besteed aan het intercultureel werken. 60 Wij verstaan hieronder dat het aanbod dat wordt geboden, wordt aangesloten op elke individuele cliënt (vraaggericht werken) ook al heeft deze een andere culturele achtergrond. Heideheuvel houdt wel rekening met de waarden en normen die binnen gezinnen heersen, echter vinden zij dat het gezin zich moet aanpassen aan het aanbod dat Heideheuvel doet. Wij zouden graag willen zien dat Heideheuvel meer vraaggericht gaat werken. Hierbij denken wij aan de opdrachten uit de oudercursus beter aan te laten sluiten bij de verschillende culturele achtergronden. Tevens moet de te behandelen stof begrijpelijker gemaakt worden voor de niet of gebrekkig Nederlands sprekende deelnemers. Het ideaalbeeld zou zijn dat er tijdens de cursus voor deze ouders een tolk aanwezig zou zijn, we realiseren ons echter dat dit qua tijd, geld en praktische omstandigheden niet haalbaar is. Dit zou wel gerealiseerd kunnen worden door de behandelde stof te vertalen in de eigen taal en ouders dit mee te geven naar huis. Een andere optie is de stof voor de volgende bijeenkomst al eerder mee naar huis te geven. Het lijkt ons tevens relevant om tijdens de bijeenkomst gebruik te gaan maken van pictogrammen betreffende hetgeen dat behandeld gaat worden. Wil de oudercursus op Heideheuvel in de toekomst optimaal en effectief vormgegeven worden, zien wij het van belang dat zij de volgende punten in overweging nemen. • Om de kwaliteit van de oudercursus te kunnen waarborgen, is het van belang dat de cursus regelmatig wordt geëvalueerd. Dit kan worden bewerkstelligt door na elke bijeenkomst de ouders en begeleiders een nog door ons te ontwikkelen evaluatieformulier in te laten vullen. • Om de vaardigheden beter te laten integreren zouden er oefenmomenten in de thuissituatie gecreëerd moeten worden, in aanwezigheid van de begeleiders van Heideheuvel. • Na elke bijeenkomst moeten ouders een hand-out meekrijgen, met daarin beknopt benoemt de informatie uit de bijeenkomst, om de integratie van de behandelde stof te bewerkstelligen. Deze hand-outs moet door hen in de door ons te ontwikkelen oudermap, welke is uitgedeeld aan het begin van behandeling, worden geplaatst. Om deze informatie verder te visualiseren denken wij eraan de ouders het thema van de week mee te geven in de vorm van een geplastificeerde kaart die zij als geheugensteuntje op een plek in huis kunnen hangen waar zij er dagelijks mee geconfronteerd worden. Aan de hand van bovengenoemde aanbevelingen zullen wij ons nu gaan richten op het schrijven en ontwikkelen van ons eindproduct. 61 BRONVERMELDING Tijdens onze onderzoeksfase en bij het schrijven van dit onderzoeksverslag hebben wij gebruik gemaakt van de volgende bronnen: • Akkerman, M., Wat nou… pubers? • Angenent, H., Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling, H2 Persoonlijkheidsontwikkeling/ ontwikkelingsfases, Reader ‘Jeugd en perspectief ’, Hogeschool van Amsterdam, 1999. • Baarda, Basisboek Kwalitatief onderzoek. • Ballaart, H., De noodzaak van interculturalisatie, uit SPH 49 (tijdschrift) december 2002. • Barkley, R.A., Opstandige kinderen. • Braet, C., Dikke kinderen; praktijkboek voor deskundigen, uitgeverij ACCO, te België, 1ste druk 1995 • Cools, A., Kinder- en jeugdpsychotherapie. • Elzinga, A., Opvoeding een opfriscursus, uit:J /M Vakblad voor ouder. • Hermanns, Dr. J.M.A., Het sociale kapitaal van jonge kinderen, november 1995, Uitgeverij SWP Utrecht. • Hermeler, K., Psycho-educatie op de Driemaster. • Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel. • Heideheuvel, Handboek kinderen & adolescenten, December 1999. • Heideheuvel, Klinische behandeling van kinderen en jongeren met Obesitas op Heideheuvel. Informatie voor ouders en kind, Hilversum. • Hogeschool van Amsterdam, De externe opdracht, projecthandleiding 2002/2003, Amsterdam, 2002. • Jansen, M. e.a., Oudercursus: bewegen/ oefentherapie bij Obesitas. • Keulen van A. e.a., Van alles wat mee nemen, opvoedingsstijlen in multicultureel Nederland, Bussum 2002. • Migchelbrink, F., Praktijkgerichtonderzoek in zorg en welzijn. • Velde van de B., Bosch M., De klinische behandeling van kinderen met Obesitas op Heideheuvel, samenvatting van de introductie voor ouders en kinderen tijdens de préopnamedag. We hebben tijdens ons onderzoek gebruik gemaakt van de volgende internet sites; • www.alimentationinfo.org • www.biodynamio.be • www.dikke_mensen.nl • www.erfelijkheid.nl • www.gezondheid.be • www.Healthbyfood.com • www.het-antwoord.nl • www.jeugdzorg-nhn.nl • www.opdieet.nl • www.ouders.nl, Stukken geschreven door Pardoen, J., Blokland, G. • www.thuis-en-gezond.nl • www.zorgnetwerk-flevoland.nl 62 BIJLAGE 1 : Enquêtes In hoofdstuk acht is een samenvatting gegeven over de door ons gehouden enquêtes bij ouders van oud Heideheuvel kinderen. Aan deze bijlage zijn de teruggestuurde enquêtes toegevoegd. 63 Afgelopen maanden hebben wij als projectgroep van de Hogeschool van Amsterdam, studierichting Sociaal Pedagogische Hulpverlening gewerkt aan een externe projectopdracht geformuleerd door astmacentrum Heideheuvel. Deze opdracht luidde als volgt: “Ontwerp op basis van reeds bestaande en nog te ontwikkelen middelen een oudercursus twee voor kinderen met zeer ernstig overgewicht die in het centrum zijn opgenomen. De cursus twee zal aan moeten sluiten bij een cursus één die over voeding, eten, koken en bewegen gaat. In cursus twee moet het accent liggen op het veranderen van leefstijl en omgaan met problemen op het gebied van opvoedingssituaties met als basis de praktijk van alledag.” Uit deze opdracht hebben wij de volgende centrale vraag geformuleerd. Deze diende als leidraad tijdens ons onderzoek: “Op welke wijze kunnen wij de bestaande en nog te verkrijgen informatie standaardiseren tot een concreet geformuleerde oudercursus twee?” Met deze door Heideheuvel geformuleerde opdracht en onze centrale vraag zijn we afgelopen vijf maanden intensief gaan werken om tot een goed eindproduct te komen. Op basis van het door ons geschreven onderzoeksverslag en de hierbij horende concluderende analyse, willen wij Heideheuvel adviseren op welke wijze zij verder zouden kunnen gaan met de oudercursus. Inhoud oudercursus Daar vanuit Heideheuvel de opdracht werd geformuleerd de reeds bestaande middelen te ordenen en standaardiseren in de vorm van een oudercursus, hebben wij ons in de uitwerking van het eindproduct hiertoe beperkt. Hierin komt onze professionaliteit als beginnend beroepsbeoefenaars niet tot uiting. In ons onderzoeksverslag hebben wij als beginnend SPH-ers echter geprobeerd een meerwaarde aan deze opdracht te geven. Dit hebben wij gerealiseerd door ons tijdens de onderzoeksfase te richten op specifieke aspecten die binnen de oudercursus van belang zijn. De volgende aspecten zagen wij voor deze cursus van belang: verschillende leeftijdsfases, -ontwikkelingsfases van een kind, -hoe om te gaan met kinderen in de puberteit en -intercultureel werken. Wanneer jullie na het gebruiken van de door ons ontworpen oudercursus toch tot de conclusie komen dat jullie alsnog gebruik willen maken van bovengenoemde meerwaarde, zullen wij aangeven op welke manier deze aspecten geïntegreerd zouden kunnen worden. Kinderen en jongeren die worden behandeld op Heideheuvel, kunnen zich in verschillende leeftijdsfases bevinden. Om hier in de oudercursus aandacht aan te besteden, kunnen er meer leeftijdscategorie-gebonden opdrachten ontworpen worden en zou er aan ouders meer specifieke theorie kunnen worden aangeboden. Daar er tijdens ons onderzoek is gebleken dat ouders met op Heideheuvel opgenomen kinderen in de puberleeftijd, de meeste moeite hebben met het thuis op de juiste wijze omgaan met hun kind. In de oudercursus lijkt het ons daarom van belang dat er specifiek aandacht wordt besteed aan dit onderwerp. Dit denken wij te bereiken door bijeenkomsten te organiseren waarbij zowel ouders als het kind aanwezig zijn. (bijvoorbeeld een 64 gezamenlijke kookles). Om te bevorderen dat ouders en kind praten over hoe het kind ondersteunt en gestimuleerd wil worden door de ouders, denken wij dat het verstandig is opdrachten mee naar huis te geven die gericht zijn op het uitspreken van de wederzijdse verwachtingen met betrekking tot de opvoeding. Daarbij zouden opdrachten ontworpen kunnen worden die gericht zijn op het gezamenlijk ondernemen van activiteiten (bijvoorbeeld het doen van boodschappen voor het gezamenlijk koken). Wij hebben gemerkt dat er binnen de oudercursus weinig rekening wordt gehouden met verschillende culturen. Om hier een verandering in aan te brengen denken wij aan het vertalen van de hand-out en de thuisopdrachten. Wanneer wij deze informatie wel in de Nederlandse taal meegeven, lijkt het ons verstandig dit voorafgaand aan de betreffende bijeenkomst mee naar huis te geven, zodat zij door hun naaste omgeving geholpen kunnen worden bij het doornemen van de tekst. Ter ondersteuning en verduidelijking van de bijeenkomsten, lijkt het ons relevant pictogrammen te gebruiken betreffende hetgeen dat behandeld gaat worden. Om de vaardigheden beter te laten integreren, zouden er wat ons betreft oefenmomenten in de thuissituatie gecreëerd moeten worden. Deze in aanwezigheid van de begeleiders van Heideheuvel. Hand-out Ter bevordering van de integratie van de in de oudercursus besproken informatie, hebben wij deze samengevat. Deze kan na elke bijeenkomst aan ouders uitgedeeld worden in de vorm van een hand-out. Ouders kunnen deze toevoegen aan hun oudermap. Geheugensteuntje Naast de hand-out hebben wij ter bevordering van de integratie van de in de oudercursus besproken informatie, een geheugensteuntje ontwikkelt voor ouders en kind. Dit geheugensteuntje hebben wij ontworpen in de vorm van een kaartje dat op koelkast of prikbord kan worden gehangen. Het kaartje visualiseert elke bijeenkomst op Heideheuvel doordat elk thema concreet wordt weergegeven. Door gebruik te maken van het geheugensteuntje worden ouders en kind dagelijks geconfronteerd met het belangrijke hoofdthema van de bijeenkomst. Deze kaartjes kunnen daarom een belangrijke bijdrage leveren aan het in stand houden van de gewenste leefstijl wat weer zijn invloed heeft op het instandhouden van het gewenste gewicht. Oudermap Om de intergratie van de verkregen informatie, aan de hand van de verschillende bijeenkomsten te bevorderen, hebben wij ervoor gekozen een oudermap te ontwikkelen. In deze oudermap kunnen ouders alle tijdens de behandeling verkregen informatie verzamelen. Naar ons idee is dit een meer effectievere manier van informatie verzamelen dan het meegeven van losse velletjes papier, die snel scheuren en verdwijnen. De oudermap moet dus overzichtelijk zijn, alle verkregen informatie moet er in passen en de map moet herkenbaar zijn. Het moet een aantrekkelijke map zijn, die tijdens de behandeling en na ontslag gebruikt wordt om eventuele belangrijke informatie in terug te vinden. Wij hebben gekozen voor een vrolijke, kleurrijke map. Dit omdat de map dan aanspreekt en opvallend is. De kleur geel is een vrolijke, maar toch ook neutrale kleur. Op de voorkant van de map hebben wij ervoor gekozen om het logo van Heideheuvel duidelijk zichtbaar te maken, 65 eveneens aan de zijkant van de map. Wij noemen de map ‘de oudermap’, aangezien de map bedoeld is voor alle informatie uit de oudercursussen voor ouders. Symbolisch tijdens de behandeling op heideheuvel is het treintje, wat staat voor het uitpakken van de bagage die ouders en kinderen meenemen, het selecteren van de bagage en het aanvullen hiervan, om de trein weer soepel te laten rijden. Eerst met behulp van Heideheuvel, daarna alleen. Dit treintje komt terug op zowel de voorkant als de achterkant van de oudermap, ter decoratie en visualisatie. Hierdoor wordt duidelijk dat dit de map is die hoort bij de oudercursussen op Heideheuvel. Om de indeling zo overzichtelijk mogelijk te maken, hebben we ervoor gekozen om gebruik te maken van vrolijk gekleurde tapbladen. Via deze bladen wordt de verkregen informatie gescheiden. Zo is er voor elk soort informatie (bijeenkomst) een tapblad. Elk tapblad heeft een label waarop staat welke informatie erachter geplaatst kan worden. Wij hopen dat op een goede manier gebruik gemaakt gaat worden van de oudermap en dat ouders inzien dat de verkregen informatie niet voor één keer is, maar er op verschillende momenten bij gepakt kan worden. De ouders hebben nu ook de mogelijkheid om de oudermap steeds mee te nemen naar de bijeenkomsten om bepaalde informatie of opdrachten snel bij de hand te hebben. Evaluatieformulieren Om de kwaliteit van de oudercursussen te toetsen, is het belangrijk na elke bijeenkomst een evaluatie te houden. Dit niet alleen onder de ouders, maar ook onder de medewerkers die de verschillende bijeenkomsten leiden. Met die gedachte hebben wij drie verschillende evaluatieformulieren ontwikkeld. Eén evaluatieformulier voor de ouders, waarop zij kunnen aangeven hoe ze de bijeenkomst hebben ervaren, wat viel mee, wat viel tegen, wat hebben ze gemist of juist teveel aan de orde zien komen. Tijdens een bijeenkomst zijn er vier verschillende ouderparen aanwezig. Aangezien elk gezinslid een andere kijk op dingen heeft, is het de bedoeling om elke ouder die aanwezig is, een formulier te laten invullen. Daarnaast is er een evaluatieformulier voor de medewerkers. Elke begeleider van een bijeenkomst vult zo´n formulier in. Aan de hand van dat formulier moet duidelijk worden hoe deze persoon de bijeenkomst vond gaan, hoe verliep de begeleiding, pikte de ouders dingen snel op, was het te makkelijk of juist te moeilijk, wat kan anders enz. Zo blijven de oudercursussen en de begeleiding die wordt gegeven een continu proces van ontwikkeling, waarin gelet wordt op de kwaliteit. Om het overzicht te behouden en zo efficiënt mogelijk om te gaan met de verkregen gegevens uit de verschillende evaluatieformulieren, hebben wij een derde evaluatieformulier ontwikkeld. Dit formulier geeft een totaal overzicht weer, van alle evaluatieformulieren. Het is de bedoeling na elke bijeenkomst de gegevens van de formulieren te ordenen en deze te verwerken in één evaluatieformulier. Zo voorkom je stapels papieren, die onoverzichtelijk bij elkaar worden gelegd en waarin de verkregen informatie niet duidelijk is geordend. Zo bestaat de kans, dat er niks met deze informatie wordt gedaan en de kwaliteit op een oneffectieve manier wordt getoetst. De evaluatieformulieren zijn opgesteld aan de hand van gesloten antwoordmogelijkheden, gekoppeld aan een open antwoordmogelijkheid (toelichting). Door middel van gesloten antwoordmogelijkheden is de kwaliteit beter toetsbaar, door dit te koppelen aan een toelichting word er meer duidelijkheid gegeven over hetgeen dat wordt bedoeld. Op deze manier worden de antwoorden concreter. 66 Het evaluatieformulier voor de ouders bestaat uit 16 vragen, onderverdeeld in 5 categorieën, namelijk: de inhoud, de vorm, de begeleiding, praktische zaken en zijn totaliteit. Het evaluatieformulier voor de medewerkers bestaat uit 16 vragen, onderverdeeld in 6 categorieën, namelijk: de inhoud, de vorm, de groep, de begeleiding, praktische zaken en zijn totaliteit. Om de kwaliteit van de door ons ontworpen oudercursussen te waarborgen, adviseren wij Heideheuvel gebruik te maken van deze evaluatieformulieren. Door het uitvoeren van de door Heideheuvel geformuleerde opdracht, hopen wij een bijdrage te leveren aan het standaardiseren en overdraagbaar maken van de oudercursus. Tevens hebben wij geprobeerd een meerwaarde te geven door een advies te schrijven. Wij hopen hiermee bij te dragen aan een verbetering van de behandeling voor kinderen met Obesitas en hun ouders. 67