Antwoorden Inhaalcursus Grammatica voor leerlingen die van 1havo/vwo overgaan naar 2vwo Nieuw Nederlands 4e editie Willem Steenbergen Inhoud: Zinsdelen §1 naamwoordelijk gezegde p.2 §2 voorzetselvoorwerp p.6 §3 delen van zinsdelen 1: bijvoeglijke bepaling, bijstelling p.9 §4 delen van zinsdelen 2: ondergeschikte bijwoordelijke bepaling p.13 Woordsoorten §5 zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord, hulpwerkwoord p.18 §6 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord p.20 §7 wederkerend, wederkerig voornaamwoord en onbepaald voornaamwoord p.22 §8 telwoord, bijwoord p.24 © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 1 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v ZINSDELEN 1 Naamwoordelijk gezegde 1 Om te beginnen: zinsdelen A 1 Elias / wordt / waarschijnlijk / een snelle sprinter. 2 Op school / bleek / Joanna / erg lastig. 3 Door die glittertjes / lijkt / die jurk / nog duurder. 4 Sneeuwwitje en Roodkapje / zijn / al jaren / bekende sprookjesfiguren. 5 Blijft / Jeroen / nog steeds / de beste Nederlandse schaker? B 1 ow = Elias; (hij) wordt een snelle sprinter. 2 ow = Joanna; (zij) bleek erg lastig. 3 ow = die jurk; (hij) lijkt nog duurder. 4 ow = Sneeuwwitje en Roodkapje; (zij) zijn bekende sprookjesfiguren. 5 ow = Jeroen; (hij) blijft de beste Nederlandse schaker. 2 Het naamwoordelijk gezegde zoeken 1 Wat wordt Elias? ng = wordt [een snelle sprinter] 2 Wat bleek Joanna? ng = bleek [erg lastig] 3 Wat lijkt die jurk? ng = lijkt [nog duurder] 4 Wat zijn Sneeuwwitje en Roodkapje? ng = zijn [bekende sprookjesfiguren] 5 Wat blijft Jeroen? ng = blijft [de beste Nederlandse schaker] 3 Onderwerp en naamwoordelijk gezegde A 1 pv = waren ow = De meeste supporters ng = waren [ontevreden] 2 pv = bleken ow = veel spoorwegovergangen ng = bleken [onveilig] 3 pv = Wordt ow = jullie nieuwe huis ng = Wordt [mooi] 4 pv = lijken ow = Veel conflicten in de wereld ng = lijken [uitzichtloos] 5 pv = komt ow = Dat verhaal van jou ng = komt [erg onwaarschijnlijk] voor 6 pv = leek ow = dat nieuwe meisje ng = leek [erg aardig] 7 pv = wordt ow = Marita © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 2 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v ng = wordt [dierenverzorgster] 8 pv = is ow = onze docent Nederlands ng = is [een pietje-precies] 9 pv = bleken ow = De gevluchte terroristen ng = bleken [onvindbaar] 10 pv = zijn ow = die schoenen ng = zijn [veel te groot] B 4 mv = mij 5 mv = ons 10 mv = jou 4 Naamwoordelijk gezegde met meerdere werkwoorden 1 pv = zou ow = ik ng = zou [een beroemd muzikant] willen worden 2 pv = zal ow = Zo’n verhaal ng = zal [nogal leugenachtig] voorkomen 3 pv = schijnt ow = Halfvolle melk ng = schijnt [ongezond] te zijn 4 pv = Zou ow = die Theo ng = zou [zo’n praatjesmaker] blijven 5 pv = probeer ow = ik ng = probeer [zo voorzichtig mogelijk] te zijn 6 pv = dunkt ow = Die Karel ng = dunkt [een steeds grotere opschepper] te worden 7 pv = kan ow = verliefdheid ng = kan [erg inspirerend] zijn 8 pv = Moet ow = die kletskous ng = Moet [onze klassenvertegenwoordiger] worden 9 pv = wil ow = Sjors ng = wil [slimmer dan zijn klasgenoten] lijken © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 3 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 10 pv = heet ow = Meneer Wienk van wiskunde ng = heet [een aardige leraar] te zijn 5 Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde? 1 pv = leek ow = de tanker wg = leek te stranden 2 pv = Zou ow = het wiskundeproefwerk ng = Zou [erg moeilijk] worden 3 pv = zijn ow = De kerstkaarten wg = zijn bezorgd 4 pv = was ow = De laatste topprestatie van Rintje ng = was [zeer opvallend] 5 pv = zal ow = gymnastiek ng = zal [het fijnste vak] blijven 6 pv = worden ow = deze brieven wg = worden verstuurd 7 pv = Is ow = het kerstkruiswoordraadsel ng = Is [te moeilijk] gebleken 8 pv = werden ow = de vierdaagselopers ng = werden [behoorlijk moe] 9 pv = waren ow = veel werknemers ng = waren [afwezig] 10 pv = blijven ow = mijn nichtjes uit Maastricht wg = blijven logeren 7 Alle zinsdelen 1 pv = blijken ow = Goedkope artikelen ng = blijken [kapot] te zijn bwb = in het algemeen bwb = sneller 2 pv = is © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 4 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v ow = de nieuwe cd van Katie Melua wg = is uitgekomen bwb = Wanneer 3 pv = is ow = Bohemian Rhapsody ng = is [aanvoerder van de top 2000] geweest bwb = van 1999 tot 2004 4 pv = zijn ow = veel jongeren wg = zijn aan het sporten bwb = Tegenwoordig bwb = regelmatig bwb = in fitnesscentra 5 pv = is ow = de meeste computerapparatuur ng = is [veel goedkoper] geworden bwb = De afgelopen jaren © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 5 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 2 Voorzetselvoorwerp 1 Om te beginnen: zinsdelen A Bijvoorbeeld: 1 Natuurlijk hopen docenten op goede prestaties van hun leerlingen. 2 In, Na, Tijdens de oorlog was er in Nederland veel armoede. 3 Ik wacht op mijn klasgenoten in, bij, voor, achter het clubhuis. 4 De jongelui genoten van de heerlijke smaak van de Italiaanse ijsjes. 5 De buurtbewoners stoorden zich aan het lawaai van de bouwvakkers. 6 Het zomerhuisje stond op een open plek in het bos onder, bij, achter hoge kastanjebomen. 7 Tegen de zomer verlangt iedereen naar een fijne vakantie aan zee. 8 Het cadeau voor Jeremy ligt in zijn slaapkamer op, in, onder, naast de kast. B 1, 4, 5, 7 2 Voorzetselvoorwerp A 1 Waarom houd jij eigenlijk niet van spruitjes? 2 Tegenwoordig gelooft niemand meer in de terugkeer van koning Arthur. 3 Ik had eigenlijk niet gerekend op een overwinning. 4 In de zomer verlangt zij altijd al naar sneeuw en ijs. 5 De meeste mensen vertrouwen op de eerlijkheid van anderen. 6 Kirsten wachtte bij de bushalte op de aankomst van haar vriendin. 7 Wie zorgt bij jullie altijd voor het avondeten? 8 Onze directeur streeft met zijn docententeam naar goede examenresultaten. B 1 vv = van spruitjes 2 vv = in de terugkeer van koning Arthur 3 vv = op een overwinning 4 vv = naar sneeuw en ijs 5 vv = op de eerlijkheid van anderen 6 vv = op de aankomst van haar vriendin 7 vv = voor het avondeten 8 vv = naar goede examenresultaten C 1 vv = op de eerlijkheid van de minister 2 vv = van slagroom 3 vv = aan de juistheid van ons antwoord 4 vv = op je inzet 5 vv = aan de kroning van Beatrix 6 vv = voor de veiligheid van de president 7 vv = op contante betaling D 1 Waarom houd jij er eigenlijk niet van (om) spruitjes te eten? 2 Tegenwoordig gelooft niemand er meer in dat koning Arthur terugkeert. 3 Ik had er eigenlijk niet op gerekend dat we zouden (over)winnen. 4 In de zomer verlangt zij er altijd al naar dat er sneeuw en ijs komt. 5 De meeste mensen vertrouwen erop dat de anderen eerlijk zijn. 6 Kirsten wachtte er bij de bushalte op dat haar vriendin aankwam. 7 Wie zorgt er bij jullie altijd voor dat het avondeten gekookt wordt? 8 Onze directeur streeft er met zijn docententeam naar dat de examenresultaten goed zijn. © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 6 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 3 Zelf zinnen maken A Bijvoorbeeld: 1 Die jongen (ow) / zorgt (pv) / al vele jaren (bwb) / voor het voer van zijn konijnen (vv). 2 Over een week (bwb) / zal (pv) / ik (ow) / die cd’s (lv) / aan je (mv) / teruggeven (rest wg). 3 Zou (pv) / de dirigent (ow) / werkelijk (bwb) / op onze komst (vv) / rekenen (rest wg)? 4 Wanneer (bwb) / gaf (pv =wg) / jij (ow) / je vriendin (mv) / voor het laatst (bwb) / een cadeautje (lv)? 5 Alle ouders van de brugklasleerlingen (mv) / heeft (pv) / de directeur (ow) / deze excuusbrief (lv) / indertijd (bwb) / toegestuurd (rest wg). 4 Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling? 1 Op het Binnenhof = bwb; tegen de verzwaring van hun studie = vv 2 Op haar kamer = bwb; in een oude legerkist = bwb 3 op dit moment = bwb; over het grote aantal inbraken = vv 4 Tot diep in de nacht = bwb; in de kantine van de camping = bwb 5 In dit gezin = bwb; bij spelletjes = bwb; voor de oudere broers en zussen = vv 6 in dit bedrijf = bwb; tegen de leiding = vv 7 Voor aardrijkskunde = bwb; in klimaatverandering = vv 8 op donderdag = bwb; naar het weekeinde = vv 9 Met vereende krachten = bwb; onder het puin uit = bwb 10 Vanwege verzachtende omstandigheden = bwb; van strafvervolging = vv 5 Alle zinsdelen Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng), lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mv), voorzetselvoorwerp (vv) en bijwoordelijke bepaling(en) (bwb). 1 pv = kan ow = een alpinist wg = kan vertrouwen vv = op zulk beschadigd materiaal bwb = In de bergen bwb = niet 2 pv = beslist ow = De gemeenteraad wg = beslist vv = over de besteding van het belastinggeld bwb = binnenkort 3 pv = wachtte ow = Henriëtte wg = wachtte vv = op haar vioolleraar bwb = Bij de ingang van de muziekschool bwb = urenlang 4 pv = zouden ow = de oude dames van Bertolli wg = zouden maken lv = die spaghettisauzen bwb = Hoe © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 7 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 5 pv = zien ow = veel leerlingen wg = zien op vv = tegen repetitieweken bwb = In het begin bwb = vreselijk 6 pv = heb ow = je wg = heb toevertrouwd lv = ons geheim mv = aan een journalist van Privé bwb = Waarom 7 pv = slapen ow = de ijsberen wg = slapen bwb = Op de Noordpool bwb = ’s zomers bwb = in kleine sneeuwkuilen 8 pv = kunnen ow = Wij wg = kunnen instaan vv = voor de veiligheid van uw eigendommen bwb = niet © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 8 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 3 Zinsdeelstukken (1) 1 Om te beginnen: zinsdelen A 1 Die mosselen / smaken / lekker. 2 Karina / heeft / het ziekenhuis / bezocht. 3 Het ministerie / heeft / de vestingstad / een kunstwerk / geschonken. B 4 pv = groeit ow = Dit bekende, internationale bedrijf wg = groeit bwb = supersnel 5 pv = schijnt ow = De Italiaan op de hoek ng = schijnt [een prima eetgelegenheid] te zijn 6 pv = wil ow = De kok van dit restaurant wg = wil serveren lv = een smakelijk toetje mv = zijn nieuwe klanten 2 Zinsdeelstukken A 1 bijv.bep = mooie → mosselen bijv.bep = grote → mosselen bijv.bep = van vishandel Ras → mosselen 2 bijv.bep = uit klas 1B → Karina bijv.bep = in Groningen → ziekenhuis 3 bijv.bep = van Defensie → ministerie bijv.bep = oudste → vestingstad bijv.bep = mooi → kunstwerk B 4 pv = groeit ow = Dit bekende, internationale bedrijf uit Oss wg = groeit bwb = supersnel 5 pv = schijnt ow = De Italiaan op de hoek ng = schijnt [een prima eetgelegenheid] te zijn 6 pv = wil ow = De kok van dit restaurant wg = wil serveren lv = een smakelijk toetje mv = zijn nieuwe klanten © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 9 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v C 4 bijv.bep = bekende → bedrijf; bijv.bep = internationale → bedrijf bijv.bep = uit Oss → bedrijf 5 bijv.bep = op de hoek → Italiaan bijv.bep = prima → eetgelegenheid 6 bijv.bep = van dit restaurant → kok bijv.bep = smakelijk → toetje bijv.bep = nieuwe → klanten 3 De bijvoeglijke bepaling A Verdeling in zinsdelen 1 De populaire artiest / loopt / altijd / met een grote, zwarte hond. 2 Op zolder / vond / ik / gisteravond / de fotoboeken uit mijn kindertijd. 3 Mijn kleine zus / speelt / dagelijks / met de oude lappenpop van Jannita. 4 Wat voor brood / heeft / de bakker van hiernaast / vandaag / in de reclame? 5 Veel eersteklassers / vinden / Kappen / een heel mooi boek. 6 De zojuist aangekomen postpakketten / werden / door ijverige postbodes / gesorteerd. B Kernen van de zinsdelen 1 De populaire artiest / loopt / altijd / met een grote, zwarte hond. 2 Op zolder / vond / ik / gisteravond / de fotoboeken uit mijn kindertijd. 3 Mijn kleine zus / speelt / dagelijks / met de oude lappenpop van Jannita. 4 Wat voor brood / heeft / de bakker van hiernaast / vandaag / in de reclame? 5 Veel eersteklassers / vinden / Kappen / een heel mooi boek. 6 De zojuist aangekomen postpakketten / werden / door ijverige postbodes / gesorteerd. C Bijvoeglijke bepalingen 1 populaire → artiest; grote → hond; zwarte → hond 2 uit mijn kindertijd → fotoboeken 3 kleine → zus; oude → lappenpop; van Jannita → lappenpop 4 van hiernaast → bakker 5 Veel → eersteklassers; heel mooi → boek 6 zojuist aangekomen → postpakketten; ijverige → postbodes 4 De bijstelling A 1 Ferdinand, onze nieuwe kat = ow 2 naar Moonraker, een oude James Bond-film = bwb 3 Hubert van Dijk, onze docent wiskunde = ow 4 dit grappige brommertje, een klassieke Mobylette = nw.deel v.h. gezegde 5 in De Spiegel, het nieuwe theater in het centrum = bwb 6 op de Plurque, mijn zeilboot = vv B De bijstellingen: 1 onze nieuwe kat → Ferdinand 2 een oude James Bond-film → Moonraker 3 onze docent wiskunde → Hubert van Dijk 4 een klassieke Mobylette → dit grappige brommertje 5 het nieuwe theater in het centrum → De Spiegel 6 mijn zeilboot → de Plurque © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 10 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 5 Zinsdelen en zinsdeelstukken A 1 pv = ontmoet ow = je wg = ontmoet lv = vele enthousiaste watersporters uit Nederland bwb = Tijdens de Sneekweek, het grootste Friese zeilevenement 2 pv = is ow = Crossroads van Britney Spears ng = is [een zeer geslaagde jongerenfilm] bwb = volgens filmkenners 3 pv = is ow = De Stentor, het dagblad voor Zwolle wg = is genoemd bwb = naar een bekende, Griekse redenaar 4 pv = kreeg ow = Rome, de serie over het oude Rome wg = kreeg lv = erg veel waardering. bwb = In de krant bwb = van de recensent 5 De slotaflevering van Twee voor twaalf wordt aanstaande woensdag uitgezonden. pv = wordt ow = De slotaflevering van Twee voor twaalf ng = wordt uitgezonden bwb = aanstaande woensdag 6 pv = Heeft ow = Fred wg = heeft opgehaald lv = zijn nieuwste auto, een oude Citroën Snoek bwb = uit Frankrijk B 1 bijv.bep = vele → watersporters bijv.bep = enthousiaste → watersporters bijv.bep = uit Nederland bijst = het grootste Friese zeilevenement → de Sneekweek bijv.bep = grootste → zeilevenement bijv.bep = Friese → zeilevenement 2 bijv.bep = van Britney Spears → Crossroads bijv.bep = zeer geslaagde → jongerenfilm 3 bijst = het dagblad voor Zwolle → De Stentor bijv.bep = bekende → redenaar bijv.bep = Griekse → redenaar 4 bijst = de serie over het oude Rome → Rome bijv.bep = over het oude Rome → serie © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 11 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v bijv.bep = erg veel → waardering 5 bijv.b = van Twee voor twaalf → slotaflevering bijv.b = aanstaande → woensdag 6 bijst = een oude Citroën Snoek → zijn nieuwste auto bijv.bep = oude → Citroën bijv.bep = Snoek → Citroën (ook goed in plaats van deze twee bijv.bep’en: bijv.bep = oude → Citroën Snoek) bijv.bep = nieuwste → auto © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 12 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 4 Zinsdeelstukken (2) 1 Om te beginnen A 1 van Elise → pianospel prima → akoestiek van deze ruimte → akoestiek 2 van Engels → grammaticatoetsen van klas 1 → leerlingen 3 ontzettend aardige → man gruwelijke → misdrijf B De onderstreepte kernen zijn zelfstandige naamwoorden, de vet gedrukte kernen zijn dat niet // zijn bijvoeglijke naamwoorden. C 1 extra → mooi 2 behoorlijk → lastig 3 ontzettend → aardige 2 De ondergeschikte bijwoordelijke bepaling A 1 Die lerares / is / bijzonder vriendelijk / volgens de klas. 2 Vonden de atheneum-plussers / de excursie / erg interessant? 3 Naar mijn mening / zijn / deze basketbalschoenen / jou / te klein. 4 Over de jaarcijfers / was / de Philips-directeur / zeer ontevreden. 5 De marathonloopster / werd / volledig uitgeput / naar een ziekenhuis / gebracht. 6 Kwamen / de spelers / extra gemotiveerd / terug / uit het trainingskamp? 7 Vindt / jouw vriendin / die Harry Potter-films / al jaren / te gek? 8 Die bewering / is / mijns inziens / hoogst onwaarschijnlijk. 9 Zeer verstoord / keek / de bibliothecaresse / naar de kletskousen. 10 Deze Keniaan / loopt / onwaarschijnlijk snel / volgens de verslaggever. B 1 bijzonder → vriendelijk 2 erg → interessant 3 te → klein 4 zeer → ontevreden 5 volledig → uitgeput 6 extra → gemotiveerd 7 te → gek 8 hoogst → onwaarschijnlijk 9 Zeer → verstoord 10 onwaarschijnlijk → snel 3 Bijvoeglijke bepaling of ondergeschikte bijwoordelijke bepaling? 1 bijv.bep = wiskunde → proefwerk obwb = erg → ingewikkeld. 2 bijv.bep = in het buitenland → vakantie obwb = ernstig → ziek 3 bijv.bep = zwaar bewaakte → topcrimineel obwb = zwaar → bewaakte © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 13 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 4 bijv.bep = van Zwolle → burgemeester obwb = zeer → binnenkort 5 bijv.bep = van Assen → nacht obwb = tamelijk → rustig 6 bijv.bep = vanmorgen gearriveerde → voedselpakketten obwb = vanmorgen → gearriveerde 7 bijv.bep = aan de avondvierdaagse → deelnemers obwb = luid → zingend 8 bijv.bep = ontvoerde → journalist obwb = buitengewoon → correct 4 En nu helemaal zelf A 1 pv = is ow = Volleybal ng = is [een heel leuke, zeer beweeglijke sport] 2 pv = is ow = de activiteit ng = is [bijzonder populair] bwb = Op campings bwb = tegenwoordig 3 pv = kan ow = Het spel wg = kan gespeeld worden bwb = op een vrij klein oppervlak 4 pv = bedacht ow = William Morgan wg = bedacht lv = volleybal bwb = in 1895 bwb = in Amerika 5 pv = zien ow = we wg = zien lv = nieuwe, erg aantrekkelijke varianten bwb = Tegenwoordig bwb = ook 6 pv = is ow = beachvolleybal ng = is [Heel bekend] bwb = inmiddels 7 pv = spelen ow = tweetallen wg = spelen © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 14 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v bwb = Bij dit typische zomerspelletje bwb = op het strand bwb = tegen elkaar 8 pv = kunnen ow = De schaars geklede lichamen van de topatleten wg = kunnen bewonderd worden bwb = regelmatig bwb = op televisie 9 pv = is ow = Beachvolleybal ng = is [een Olympische sport] geworden bwb = In 1996 B 1 bijv.bep = heel leuke → sport bijv.bep = zeer beweeglijke → sport obwb = heel → leuke obwb = zeer → beweeglijke 2 obwb = bijzonder → populair 3 bijv.bep = vrij klein → oppervlak obwb = vrij → klein 4 -5 bijv.bep = nieuwe → varianten bijv.bep = erg aantrekkelijke → varianten obwb = erg → aantrekkelijke 6 obwb = Heel → bekend 7 bijv.bep = typische → zomerspelletje 8 bijv.bep = schaars geklede → lichamen bijv.bep = van de topatleten → lichamen obwb = schaars → geklede 9 bijv.bep = Olympische → sport 5 Slotopdracht zinsdelen: zinsdelen en zinsdeelstukken A 1 Volgens deze ontzettend vriendelijke verkoopster / staat / die jurk van D&G / jou / onwijs gaaf. pv = staat ow = die jurk van D&G wg = staat mv = jou bwb = Volgens deze ontzettend vriendelijke verkoopster bwb = onwijs gaaf 2 Vind / jij / de excursies naar het Alphense Archeon, dat themapark over de oude geschiedenis, / erg leerzaam? pv = Vind ow = jij © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 15 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v wg = Vind lv = de excursies naar het Alphense Archeon, dat themapark over de oude geschiedenis bwb = erg leerzaam 3 De gisteren waargenomen ufo’s / bleken / uiteindelijk / Thaise ballonnen / te zijn. pv = bleken ow = De gisteren waargenomen ufo’s ng = bleken [Thaise ballonnen] te zijn bwb = uiteindelijk 4 Na de kettingbotsing op de snelweg / werden / de slachtoffers / zwaar gewond / naar ziekenhuizen in de omgeving / gebracht. pv = werden ow = de slachtoffers wg = werden gebracht bwb = Na de kettingbotsing op de snelweg bwb = zwaar gewond bwb = naar ziekenhuizen in de omgeving 5 Volgens Kroll en De Hond, twee bekende weerkundigen van het KNMI, / was / de winter van 2006 / extreem zacht. pv = was ow = de winter van 2006 ng = was [extreem zacht] bwb = Volgens Kroll en De Hond, twee bekende weerkundigen van het KNMI 6 In de Rotterdamse Europoort, de belangrijkste haven van Europa, / worden / vaak / drugs uit Zuid-Amerika / onderschept. pv = worden ow = drugs uit Zuid-Amerika wg = worden onderschept bwb = vaak bwb = In de Rotterdamse Europoort, de belangrijkste haven van Europa B 1 bijv.bep = van D&G → die jurk bijv.bep = ontzettend vriendelijke → verkoopster obwb = onwijs → gaaf 2 bijv.bep = naar het Alphense Archeon → excursies bijst = dat themapark over de oude geschiedenis → het Alphense Archeon bijv.bep = over de oude geschiedenis → themapark bijv.bep = oude → geschiedenis obwb = erg → leerzaam 3 bijv.bep = gisteren waargenomen → ufo’s obwb = gisteren → waargenomen bijv.bep = Thaise → ballonnen 4 bijv.bep = op de snelweg → kettingbotsing obwb = zwaar → gewond bijv.bep = in de omgeving → ziekenhuizen 5 bijv.bep = van 2006 → winter obwb = extreem → zacht © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 16 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v bijst = twee bekende weerkundigen van het KNMI → Kroll en De Hond bijv.bep = twee → weerkundigen bijv.bep = bekende → weerkundigen bijv.bep = van het KNMI → weerkundigen 6 bijv.bep = uit Zuid-Amerika → drugs bijst = de belangrijkste haven van Europa → de Rotterdamse Europoort bijv.bep = Rotterdamse → Europoort bijv.bep = belangrijkste → haven bijv.bep = van Europa → haven © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 17 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 5 Zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord 1 Om te beginnen 1 wg = wandel 2 wg = heb gewandeld 3 wg = Zou gewandeld hebben 4 ng = blijft [leraar Nederlands] 5 ng = Kan [leraar Nederlands] blijven 6 ng = kan [leraar Nederlands] willen blijven 7 ng = zou [leraar Nederlands] kunnen willen blijven 2 Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord? 1 speelt = zww 2 wil = hww; spelen = zww 3 Kan = hww; gespeeld = zww; hebben = hww 4 zou = hww; hebben = hww; kunnen = hww; spelen = zww 5 lag = hww; snurken = zww 6 hebben = hww; verscheurd = zww 7 zullen = hww; moeten = hww; verdedigen = zww 8 gaat = hww; bouwen = zww 3 Koppelwerkwoord of hulpwerkwoord? 1 wordt = kww 2 moet = hww; zijn = kww 3 konden = hww; worden = kww 4 Zouden = hww; blijken = kww 5 blijft = kww 6 lijken = kww 7 kunnen = hww; voorkomen = kww 8 zullen = hww; blijven = kww 4 De ‘koppelwerkwoorden’ als hulpwerkwoord A 1 blijken = hww 2 lijken = hww 3 zijn = kww 4 schijnt = hww; worden = hww 5 blijven = kww 6 blijven = hww 7 werden = hww 8 geworden = kww; zijn = hww B 1 kunnen = hww; inleveren = zww 2 arriveren = zww 3 moet = hww 4 afgebroken = zww 5 wil = hww 6 mogen = hww; dineren = zww 7 teruggestuurd = zww 8 kan = hww C 1 Volgens mij was (hww) uw bericht om tien uur nog niet aangekomen. 2 Op dit meertje wordt (hww) regelmatig gesurft en gezeild door watersporters. © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 18 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 3 De toestand van de minister-president lijkt (hww) stabiel te zijn. 5 De ‘koppelwerkwoorden’ als zelfstandig werkwoord A 1 voorkomen = zww 2 blijven = kww 3 is = zww 4 voorkomen = kww 5 gebleven = zww 6 zijn = kww 7 schijnen = zww 8 bleek = kww B 1 Zijn jullie hier eigenlijk al lang? Of: Vandaag ben ik niet op school. 2 Op het plein schijnen de lichtjes van de kerstboom over de winkelende mensen. 3 Blijf je nog even hier bij mij? Of: Ik wil mijn hele leven in Nederland blijven. 6 Zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord of hulpwerkwoord? 1 Kunnen = hww; geïnstalleerd = zww; worden = hww 2 kunnen = hww; schijnen = zww 3 blijken = hww; worden = kww 4 zal = hww; blijven = kww 5 ben = hww; gaan = hww; meedoen = zww 6 wil = hww; blijven = zww 7 zou = hww; blijken = hww; zijn = kww 8 Zijn = hww; blijven = hww; kamperen = zww © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 19 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 6 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 1 Om te beginnen Commissaris Rex is beroemd. Hij (1) is namelijk een bekende politiehond. Zijn (2) baasje en hij (3) komen elke week op de televisie. Zijn (4) fans willen geen enkele aflevering missen. Ze zien hem (5) vaak als een soort vriend, bijna menselijk. Maar zijn (6) drollen stinken net zo hard als die van andere honden. 2 Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden invullen A Arnold naderde het dorp. Het (1) zag er vredig uit in de voorjaarszon. Arnold moest nu goed uitkijken. In de verte zag hij (2) iemand lopen. Arnold kneep zijn (3) ogen een beetje dicht. Ja hoor, nu zag hij (4) het: daar liep Loes. Onder haar (5) arm droeg ze (6) een groot, bruin pakket. Het (7) had de vorm van een geweer. Zou Loes soms een wapen vervoeren? Haar (8) vader zat immers in het verzet. Plotseling zag Arnold de NSB’er Heins fietsen. Hij (9) kwam vanuit een zijstraat en Loes kon hem (10) niet zien. Heins en zijn vrienden stonden bekend om hun (11) nieuwsgierigheid. En daar kwam Loes aan. Die verrader zou haar (12) natuurlijk lastige vragen stellen. Hoe moest ze (13) zich daar ooit uitkletsen? Arnold moest iets doen om zijn (14) vriendin te beschermen. In zijn jaszak voelde hij zijn (15) padvindersfluitje. Hij (16) zette het (17) aan zijn (18) lippen en blies zo hard hij kon. B 1 Naar de schooldisco trok Jurjen zijn (bez.vnw) witte spijkerbroek aan. 2 Als kapster bedacht ze (pers.vnw) steeds mooiere kapsels voor haar (bez.vnw) klanten. 3 Het bestuur van de club heeft zijn (bez.vnw) beslissing vanmiddag bekendgemaakt. 4 Ondanks de klappen van haar (bez.vnw) baas verzette de ezelin geen stap. 5 Het bedrijf gaf toe dat het (pers.vnw) een deel van zijn (bez.vnw) werknemers moest ontslaan. 6 Bernd vond de poster van de Suzuki mooi en dus vroeg hij (pers.vnw) die voor zijn (bez.vnw) verjaardag. 7 Louis van Gaal dacht lang na over zijn (bez.vnw) antwoord, maar hij (pers.vnw) had het (pers.vnw) toch fout. 8 Ankie van Grunsven gaf haar (bez.vnw) paard een injectie, toen ze (pers.vnw) zag dat het (pers.vnw) geblesseerd was. 1 3 Lastige voornaamwoorden A Bijvoorbeeld: 1 Jullie (ow) kunnen ons vast wel even helpen. 2 Ik heb jullie (lv) vanmiddag in de stad gezien. 3 De quizmaster zal jullie (mv) de prijs overhandigen. 4 Welke aannemer heeft jullie (bez.vnw) huis eigenlijk gebouwd? B 1 Ik vertelde je (pers.vnw) dat haar (bez.vnw) zusje mijn oude cd-speler heeft gekocht. 2 Willen zij hun (bez.vnw) sporterrein aan jullie (bez.vnw) vereniging verkopen? 3 Jij gaat je (bez.vnw) Barbies dus helemaal voor niks aan ons (pers.vnw) geven! 4 Welke kapster heeft al die gekleurde kraaltjes bij haar (pers.vnw) in haar (bez.vnw) haar gevlochten? 5 Waar zou je (pers.vnw) liever wonen, op ons (bez.vnw) schip of op dat van jullie (pers.vnw)? 6 Hij wil hun (pers.vnw) al die geheimen van hen vast niet verraden. 7 Zeg ventje, waarom pak jij ons (pers.vnw) telkens ons (bez.vnw) tafeltennisballetje af? © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 20 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 8 Ellen en haar (bez.vnw) zus vertelden mij dat hun (bez.vnw) vader met die van jullie (pers.vnw) op vakantie gaat, maar ik heb hun (pers.vnw) gezegd dat ik het niet geloof. C 1 Ik = pers.vnw; mijn = bez.vnw 2 zij = pers.vnw 3 Jij = pers.vnw 4– 5– 6 Hij = pers.vnw; hen = pers.vnw 7 jij = pers.vnw 8 mij = pers.vnw; ik (2x) = pers.vnw; het = pers.vnw © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 21 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 7 Wederkerend, wederkerig en onbepaald voornaamwoord 1 Om te beginnen 1 Volgens mij schaam jij je een beetje voor je domme opmerking. 2 Vanwege de stromende regen haastten we ons onder de paraplu naar de bushalte. 3 De woedende supporters leefden zich uit op de stoeltjes en de hekken in het stadion. 4 Kunnen jullie je voorstellen dat iemand zoiets gemeens doet? 5 Ik scheer me al jaren en ik was me meestal met koud water en een washandje. 2 Wederkerend voornaamwoord 1 Natasja, realiseer jij je (wed.vnw) wel dat je met die opmerkingen problemen kunt krijgen. 2 In de vakantie hebben we ons (wed.vnw) prima vermaakt in ons huisje bij Green Parks. 3 Waarom vertelde je me niet dat je je over de kop hebt gewerkt? 4 Ernst bezeerde zich (wed.vnw) bij het zagen, doordat jij je zaag niet geslepen had. 5 De politie berichtte ons dat jij je (wed.vnw) schuldig hebt gemaakt aan diefstal. 6 Ik herinner me (wed.vnw) nog wel dat Tony zich (wed.vnw) als kind altijd ontzettend vies maakte. 7 Hebben jullie deze keer je best gedaan of hebben jullie je (wed.vnw) weer veroorloofd te luieren? 8 Volgend week gaan we ons (wed.vnw) verloven in ons lievelingsplaatsje: Ermelo. 3 Persoonlijk, bezittelijk, wederkerend of wederkerig? 1 We (pers.vnw) werken ons (wed.vnw) in het zweet om jouw (bez.vnw) kamer in één dag te schilderen. 2 Zou hij (pers.vnw) zich (wed.vnw) wel eens hebben afgevraagd wat hij (pers.vnw) ons (pers.vnw) aandoet met zijn (bez.vnw) opmerkingen? 3 Jullie (pers.vnw) moesten je (wed.vnw) schamen omdat jullie (pers.vnw) je (wed.vnw) tegen ons (pers.vnw) zo onfatsoenlijk gedragen hebben. 4 Je (pers.vnw) weet toch wel dat wij (pers.vnw) al jaren gek op elkaar (wedig.vnw) zijn! 5 Ik (pers.vnw) heb me (wed.vnw) vergist bij de berekening van de kosten van je (bez.vnw) verbouwing. 6 Wanneer hebben zij (pers.vnw) en haar (bez.vnw) vriend elkaar (wedig.vnw) het jawoord gegeven? 7 Waarom sloof je (pers.vnw) je (wed.vnw) zo uit voor een meisje dat je (bez.vnw) liefde niet waard is? 8 Ze (pers.vnw) hebben elkander (wedig.vnw) beloofd hun (bez.vnw) hele leven lief en leed te delen. 4 Onbepaald voornaamwoord A 2 Niemand = onbep.vnw; iets = onbep.vnw 4 men = onbep.vnw 5 wat = onbep.vnw 7 het = onbep.vnw 9 je (1) = onbep.vnw; je (3) = onbep.vnw 10 het = onbep.vnw; iedereen = onbep.vnw B 1 mij (2x) = pers.vnw 5 u = oers.vnw 6 ik = pers.vnw; jullie = bez.vnw 7 Ze = pers.vnw 9 ons = bez.vnw; je (2) = bez.vnw C © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 22 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 1 Die = aanw.vnw; dergelijke = aanw.vnw 2 dat = annw.vnw 3 zo’n = aanw.vnw; deze = aanw.vnw 4 Wat = vr.vnw; zulke = aanw.vnw 5 deze = aanw.vnw 6 Dergelijke = aanw.vnw 7 die = aanw.vnw 8 welke = vr.vnw; dat = aanw.vnw; die = aanw.vnw 5 Het woordje ‘het’ 1 Het (blw) ingestorte schuurtje kon niet meer opgebouwd worden en daarom hebben we het (pers.vnw) maar afgebroken. 2 Op het (blw) IJsselmeer kan het (onbep.vnw) gevaarlijk stormen. 3 Mevrouw Jansen vond het (pers.vnw) jammer dat ze het (onbep.vnw) niet best had bij haar tweede man. 4 Voordat Gerda het (blw) nieuwe vriendje van Dorothee had ingepikt, konden de meisjes het (onbep.vnw) goed met elkaar vinden. 5 Het (pers.vnw) is niet zo waarschijnlijk dat het (onbep.vnw) morgen mooi weer wordt. 6 Als het (onbep.vnw) vriest, hebben veel mensen het (onbep.vnw) buiten koud. 7 Heb je het (onbep.vnw) wel leuk in de brugklas, of vind je het (blw) schoolgebouw niet gezellig? 8 Gaat het (blw) kwaaltje eigenlijk snel over, dokter, of blijf ik het (pers.vnw) jaren houden? © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 23 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 8 Telwoord en bijwoord 1 Om te beginnen hoeveelheid 1 zeven 2 vijf 3 enkele 4 twee derde; weinig 5 enige rangorde derde; vierde laatste honderdste eerste 2 Telwoorden zoeken 1 derde = bep.rangtelw; eerste = bep.rangtelw 2 hoeveelste = onbep.rangtelw; laatste = onbep.rangtelw 3 enkele = onbep.hoofdtelw; twee = bep.hoofdtelw 4 Veel = onbep.hoofdtelw; weinig = onbep.hoofdtelw 5 één = bep.hoofdtelw; zoveelste = onbep.rangtelw 6 wat = onbep.hoofdtelw; middelste = onbep.rangtelw 7 Sommige = onbep.hoofdtelw; driekwart = bep.hoofdtelw 3 Bijwoorden zoeken 1 ongetwijfeld; binnenkort 2 lang; bijzonder 3 zwaar 4 Wanneer; hier 5 vanavond; zeer 6 zojuist; direct 7 heel 8 Waar; inderhaast; morgen 4 Herhaling voornaamwoorden A Voornaamwoorden: 1 Wie = vr.vnw; die = aanw.vnw; mij = pers.vnw 2 je = bez.vnw; iemand = onbep.vnw; je = pers.vnw 3 wat voor = vr.vnw; dit = aanw.vnw 4 we = pers.vnw 5 Mijn = bez.vnw; ik = pers.vnw; ons = wed.vnw 6 welke = vr.vnw; ze = pers.vnw; elkaar = wedig.vnw 7 wie = vr.vnw; ons = pers.vnw; zulke = aanw.vnw 8 Dergelijke = aanw.vnw; mijn = bez.vnw B Bijwoorden: 1 wel 2 momenteel 3 zo 4 altijd 5 enorm 6 indertijd 7 eigenlijk 8 uiterst 5 Slotopdracht woordsoorten: Saul, David en Jonathan 1 de = blw; vorige = bn 2 Beide = bep.hoofdtelw; eerste = bep.rangtelw; bijbelse = bn 3 die = aanw.vnw; wordt = hww; het = blw; bedreigd = zww © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 24 Nieuw Nederlands 4e editie Antwoorden Inhaalcursus Grammatica 1 hv – 2 v 4 zijn = kww 5 deze = aanw.vnw; verscheidene = onbep.hoofdtelw 6 Zo = bw; voor = vz; ernstig = bw; zieke = bn; koning = zn 7 ander = bn 8 om = vz; hij = pers.vnw 9 tweede = bep.rangtelw; enkele = onbep.hoofdtelw 10 Iedereen = onbep.vnw; een = olw; zijn = bez.vnw 11 een = bep.hoofdtelw; beschrijft = zww; laatste = onbep.rangtelw; tegen = vz 12 Tijdens = vz; dit = aanw.vnw; dood = zn 13 met = vz; Daarna = bw; wordt = kww 14 Vermoedelijk = bw; dat = aanw.vnw; nooit = bw 15 gelukkig = bw; jullie = pers.vnw © Noordhoff Uitgevers bv, 2008 25