HOOFDSTUK VII: PRAKTIJKONDERZOEK INLEIDING In dit praktijkonderzoek bespreken we achtereenvolgens de methode van ons onderzoek, de bevraagde thema‟s en de resultaten, en we formuleren enkele specifieke verpleegkundige zorgproblemen met daarbij horende suggesties. We beëindigen dit deel met het besluit van ons onderzoek. 1. Methode praktijkonderzoek Het onderzoek bestond uit een kwantitatieve studie door middel van een schriftelijke vragenlijst. We kozen voor deze onderzoeksvorm omdat ze de anonimiteit en de individuele vrijheid om te antwoorden waarborgt en ook toelaat om veel informatie in te winnen op korte tijd. We beperkten ons tot de beroepsgroep van de verpleegkundigen, vanwege de haalbaarheid van het onderzoek binnen het kader van deze eindproef. Daarnaast werken we zelf op een palliatieve eenheid en vanuit een zekere interesse, maar ook met het oog op een verdere implementatie van deze zorg op de eigen werkvloer, kozen we voor deze doelgroep. We namen contact op met de leidinggevenden van drie palliatieve eenheden: nl. palliatieve eenheid ZNA Campus Middelheim (Antwerpen), palliatieve eenheid A.Z. Jan Palfijn (Gent) en palliatieve eenheid “De Haven” (A.Z. Sint-Blasiuis, Zele), met de vraag tot deelname aan het onderzoek. Er werden over deze drie eenheden in totaal 35 vragenlijsten met een begeleidende brief (zie bijlagen nr. 1 en 2) verspreid. We brachten deze vragenlijsten persoonlijk naar de eenheden. De verpleegkundigen hadden ongeveer 14 dagen tijd om deze in te vullen. Daarna haalden we zelf de vragenlijsten terug op. Er zijn in totaal 31 ingevulde vragenlijsten terug bezorgd, wat betekent dat 88 % van de verpleegkundigen bereid waren tot deelname. Hieruit kunnen we afleiden dat er een grote respons en interesse was voor dit onderzoek. 2. Bevraagde thema’s In het praktijkonderzoek werden volgende thema‟s benaderd: [74] a. Thema‟s m.b.t. de globale spirituele dimensie - De invloed van persoonlijke kenmerken op het professioneel functioneren van de verpleegkundige in verband met de spirituele dimensie. Persoonlijke kenmerken zijn leeftijd, geslacht, werkervaring, opleiding en eigen beleving rond spiritualiteit. - Aandacht voor de spirituele dimensie op de eigen afdeling - Visie rond verhouding religie en spiritualiteit - Mogelijkheden tot het bewuster omgaan met de spirituele dimensie op de werkvloer b. Thema‟s m.b.t. het (h)erkennen van spiritueel lijden - Visie rond de holistische benadering van patiënten. We willen nagaan of de verpleegkundige het (h)erkennen van spirituele pijn even belangrijk vindt als het (h)erkennen van lichamelijke, psychische en sociale noden. - Belevingen rond de aandacht in de dagelijkse praktijk bij het (h)erkennen van spirituele pijn en mogelijke belemmerende factoren - Visie rond indicatoren die kunnen leiden tot spirituele pijn - Het registreren van spirituele elementen - Kennis rond het ars-moriendimodel van Carlo Leget - Vaardigheden van de verpleegkundige opdat patiënten hun spirituele noden zouden kunnen uiten 3. Resultaten We bekijken eerst de vragen rond persoonlijke kenmerken, vervolgens de meer algemene vragen. a. Vragen betreffende persoonlijke kenmerken i. Leeftijd Analyse van de 31 ingevulde vragenlijsten geeft de volgende resultaten weer m.b.t. de leeftijd van de verpleegkundigen, die op een palliatieve eenheid werken: - leeftijd 21 – 25 jaar: 0 % leeftijdsgroep 26 jaar – 30 jaar: 10 % [75] - leeftijd 31 jaar – 35 jaar: 0 % leeftijdsgroep 36 jaar – 40 jaar: 16 % leeftijdsgroep 41 jaar – 45 jaar: 10 % leeftijdsgroep 46 jaar – 50 jaar: 16 % leeftijdsgroep ouder dan 50 jaar: 48 % leeftijd 60 50 40 30 leeftijd 20 10 0 21-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 + 50 jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar Grafiek 3: Leeftijd in percentage Het is opmerkelijk dat 48 % van de verpleegkundigen ouder is dan 50 jaar en dat niemand de jongste leeftijdsgroep van 21-25 jaar vertegenwoordigt. Blijkbaar kiezen pas afgestudeerde verpleegkundigen niet onmiddellijk voor deze setting. We kunnen ons afvragen of levenservaring een factor is die mede bepalend is voor de keuze van dit werkveld. Drie respondenten (R) vallen onder de leeftijd van 26-30 jaar. Zij blijken het toch „geheel eens‟ (2 R) of „eens‟ (1 R) te zijn met de stelling “Het herkennen en erkennen van spirituele pijn bij palliatieve patiënten vind ik, als verpleegkundige, even belangrijk als het herkennen en erkennen van lichamelijke, psychische en sociale noden.” Daarnaast vinden ze alle drie dat ze in de dagelijkse praktijk voldoende aandacht kunnen besteden aan het herkennen en erkennen van spirituele pijn bij patiënten en beschouwen ze zichzelf „helemaal‟ of „eerder‟ als mensen die begaan zijn met spiritualiteit. Gezien het geringe aantal jonge deelnemers aan het onderzoek kunnen we hieruit niet concluderen dat leeftijd een minder bepalende factor zou zijn bij het (h)erkennen van puur spirituele noden. Wel merken we dat de antwoorden van de drie jonge respondenten (10 %) afwijken van wat de literatuur vermeldt rond het belang van een hogere leeftijd om „spiritueel gevoelig‟ te zijn. [76] ii. Geslacht In de literatuur vonden we hierover geen gegevens. Toch leek het ons een interessant element om nader te bekijken in ons onderzoek. Van de ondervraagden zijn 77 % vrouwen en 23 % mannen. De mannelijke verpleegkundigen zijn duidelijk in de minderheid. We vroegen ons af of er een opmerkelijk verschil was tussen de geslachten. We keken meer specifiek naar hun antwoorden op volgende vragen: - Zou u zichzelf als spiritueel omschrijven? Vindt u, als verpleegkundige, het herkennen en erkennen van spirituele pijn even belangrijk als het herkennen en erkennen van lichamelijke, psychische en sociale noden? We bekeken de enquêtes van de zeven mannelijke deelnemers en onderzochten de vermelde elementen. Hieruit blijkt dat slechts één mannelijke respondent zichzelf beschouwt als „eerder niet spiritueel‟ terwijl de overige zes zich „eerder wel‟ of „helemaal‟ als spiritueel aanzien. De zeven respondenten kunnen zich voltallig vinden in de stelling dat het (h)erkennen van spirituele pijn even belangrijk is als het (h)erkennen van lichamelijke en psycho-sociale noden op de werkvloer. Van de 24 vrouwelijke respondenten ziet twee derden (67 %) zichzelf als „eerder wel spiritueel‟, 25 % zegt helemaal spiritueel te zijn, 8 % eerder niet. Alle vrouwelijke respondenten kunnen zich, net als de mannen, voltallig vinden in de stelling dat het (h)erkennen van spirituele pijn even belangrijk is als het (h)erkennen van lichamelijke en psycho-sociale noden op de werkvloer. Al bij al zijn er in verband met deze vragen weinig of geen opmerkelijke verschillen vast te stellen tussen mannen en vrouwen. verdeling man/vrouw 90 80 70 60 50 mannen 40 vrouwen 30 20 10 0 mannen vrouwen Grafiek 4: Verdeling man/vrouw [77] Zou u zichzelf als spiritueel omschrijven? 80 70 60 50 40 man 30 vrouw 20 10 0 helemaal niet eerder niet eerder wel helemaal wel Grafiek 5: Verdeling man/vrouw als antwoord op de vraag: “Zou u zichzelf als spiritueel omschrijven?” Vindt u het (h)erkennen van spirituele pijn even belangrijk als het (h)erkennen van andere noden? 80 70 60 50 40 man 30 vrouw 20 10 0 geheel oneens oneens niet eens of oneens eens geheel eens Grafiek 6: Verdeling man/vrouw als antwoord op de vraag: “Vindt u, als verpleegkundige, het herkennen en erkennen van spirituele pijn even belangrijk als het herkennen en erkennen van lichamelijke, psychische en sociale noden?” [78] iii. Algemene werkervaring Gezien het overgrote deel van de respondenten wat ouder is, heeft dit als gevolg dat onze doelgroep ook beschikt over een ruimere algemene werkervaring. Hier volgen de resultaten: - 0 tot 5 jaar: 13 % 6 tot 10 jaar: 0 % 11 tot 15 jaar: 13 % 16 tot 20 jaar: 13 % 21 tot 25 jaar: 13 % 26 tot 30 jaar: 22 % meer dan 30 jaar: 26 % algemene werkervaring 30 25 20 15 algemene werkervaring 10 5 0 0-5 jaar 6-10 11-15 16-20 21-25 26-30 + 30 jaar jaar jaar jaar jaar jaar Grafiek 7: Algemene werkervaring in percentage iv. Specifieke palliatieve werkervaring Het merendeel van de respondenten heeft al enige jaren ervaring op een palliatieve eenheid. Dit zal ons inziens ook invloed hebben op de onderzoeksresultaten. Hier volgen de cijfers: - 0 tot 1 jaar : 19 % 2 jaar tot 5 jaar : 26 % 6 jaar tot 10 jaar : 29 % 11 jaar: 26 % [79] palliatieve werkervaring 35 30 25 20 15 palliatieve werkervaring 10 5 0 0-1 jaar 2-5 jaar 6-10 jaar 11 jaar Grafiek 8: Palliatieve werkervaring in percentage v. Aandacht voor de spirituele dimensie in de basisopleiding verpleegkunde Een grote groep (74 %) van de verpleegkundigen vindt dat er in de basisopleiding tot verpleging geen aandacht was voor de spirituele dimensie. Een kleinere groep (26 %) vindt van wel. vi. Bijscholing (minstens 1 dag of meer) inzake spirituele zorg in de palliatieve sector Meer dan de helft (68 %) van de onderzoekspopulatie heeft reeds bijscholingen gevolgd op het vlak van spirituele zorg in de palliatieve sector. Dit toont dat er ruimte en groeiende interesse bestaat bij Vlaamse palliatief verpleegkundigen voor kennisverruiming inzake deze dimensie. vii. (H)erkennen van de spirituele dimensie bij zichzelf Hier merken we dat bijna alle verpleegkundigen de spirituele dimensie bij zichzelf herkennen en erkennen als onderdeel van hun eigen menselijk bestaan. Eén respondent (R 1) antwoordt op de vraag of hij/zij het eens is met de stelling “ik herken en erken de spirituele dimensie bij mezelf als onderdeel van mijn eigen menselijk bestaan” met „niet oneens/niet eens‟ en beschouwt zichzelf „als eerder niet‟ spiritueel. We stelden ons de vraag of dit persoonlijk kenmerk invloed had op het (h)erkennen van de spirituele dimensie op de werkvloer. Deze respondent blijkt het wel „eens‟ te zijn dat het (h)erkennen van spirituele pijn bij palliatieve patiënten even belangrijk is als het (h)erkennen van lichamelijke, psychische en sociale noden. In de dagelijkse praktijk kan hij/zij voldoende aandacht geven [80] aan het (h)erkennen van spirituele pijn bij patiënten en duidt hij/zij alle indicatoren aan die kunnen wijzen op een diepere pijn in de praktijk. Ondanks de geringere spirituele instelling bij zichzelf, blijkt dat deze respondent toch aandacht heeft voor deze dimensie in het verpleegconcept binnen het professioneel kader. Literatuurgegevens wezen evenwel op het tegenovergestelde. Het algemeen resultaat van deze vraag is: - geheel oneens: 0 % oneens: 0 % niet oneens/niet eens: 3 % eens: 68 % geheel eens: 29 % (h)erkennen van spirituele dimensie bij zichzelf 80 70 60 50 40 30 20 10 0 (h)erkennen van spirituele dimensie bij zichzelf Grafiek 9: (H)erkennen van spirituele dimensie bij zichzelf in percentage viii. Omschrijving van zichzelf als „spiritueel‟ 90 % van de respondenten beschouwt zichzelf als „spiritueel‟. Dit is een belangrijk onderzoeksresultaat waaruit we kunnen afleiden dat palliatieve zorgverpleegkundigen bewust aandacht hebben voor en omgaan met deze dynamiek binnen hun eigen innerlijke leven. Twee respondenten beschouwen zichzelf als „eerder niet‟ spiritueel, maar zijn het wel „eens‟ met het (h)erkennen van de spirituele dimensie als deel van hun eigen menselijk bestaan. Verdere analyse geeft aan - zoals hierboven ook al beschreven - dat dit evenwel geen negatieve invloed heeft op het toekennen van een waarde aan de spirituele dimensie naast de andere dimensies en op het geven van aandacht aan mogelijke signalen van spirituele pijn in de dagelijkse praktijk. [81] Resultaten: - helemaal niet: 0 % eerder niet : 10 % eerder wel : 68 % helemaal wel : 22 % zichzelf als spiritueel omschrijven 80 70 60 50 40 30 20 10 0 zichzelf als spiritueel omschrijven helemaal eerder niet eerder wel niet helemaal wel Grafiek 10: Zichzelf als spiritueel omschrijven in percentage b. Algemene vragen i. Aandacht voor de spirituele dimensie op de eigen afdeling 3 % van de onderzoekspopulatie vindt dat de spirituele dimensie te weinig aan bod komt op de afdeling, veranderingen zijn noodzakelijk om deze zorg meer tot zijn recht te laten komen. Het grootste deel van de verpleegkundigen, nl. 65 % vindt dat de spirituele dimensie wel aan bod komt op zijn afdeling, maar dat deze dimensie zeker voor verbetering vatbaar is. 32 % van de ondervraagden vindt dat de spirituele dimensie wel voldoende aan bod komt op zijn afdeling. Er is niemand die aangeduid heeft dat de spirituele dimensie meer dan voldoende aan bod komt op zijn afdeling. [82] aandacht voor spirituele dimensie op de eigen afdeling 70 60 50 40 30 aandacht voor spirituele dimensie op de eigen afdeling 20 10 0 te weinig vatbaar voldoende meer dan voor voldoende verbetering Grafiek 11: Ervaring van aandacht voor spirituele dimensie in percentage ii. Aandacht van de verpleegkundige voor de holistische benadering van de patiënt De volgende antwoorden werden gegeven op de vraag: “Het herkennen en erkennen van spirituele pijn vind ik, als verpleegkundige, even belangrijk als het herkennen en erkennen van lichamelijke, psychische en sociale noden.” Niemand is het met deze stelling “geheel oneens”, “oneens” en “niet oneens/niet eens”. 50 % is het met deze stelling eens. 50 % is het met deze stelling geheel eens. Verpleegkundigen hechten dus duidelijk belang aan een holistische benadering van de patiënt in palliatieve zorg. Ze geven aan het (h)erkennen van spirituele pijn dezelfde waarde als aan het (h)erkennen van noden op een ander vlak. De spirituele dimensie zien zij niet ondergeschikt aan de andere dimensies. iii. Aandacht voor het (h)erkennen van spirituele pijn bij patiënten in de dagelijkse praktijk 77 % van de onderzoekspopulatie vindt dat men wel voldoende aandacht kan hebben voor het (h)erkennen van spirituele pijn bij palliatieve patiënten op de werkvloer. 23 % oordeelt dat men onvoldoende aandacht kan geven aan dit aspect van de spirituele zorg. Deze laatste groep beschouwt zichzelf wél als spiritueel begaan en hecht ook belang aan het [83] evenwaardig behandelen van de spirituele dimensie naast het lichamelijke en psycho-sociale aspect. Men wijt het onvoldoende aandacht kunnen geven vooral aan een tekort aan communicatieve vaardigheden bij zichzelf (56 %). Gebrek aan tijd (43 %) en een zekere vorm van schroom, onbehagen bij zichzelf om dit onderwerp nader te bekijken (43 %) scoren op de tweede plaats als belemmerende factoren. Gebrek aan kennis van het begrip en de betekenis van spiritualiteit (14 %), hoge werkdruk (14 %) en een tekort aan de presentie-attitude (14 %) komen ook aan bod. Niemand gaf een te sterke confrontatie met de eigen spirituele pijn als oorzaak aan (0 %). Twee respondenten vulden een persoonlijke, belemmerende factor in, nl. remmingen vanuit de patiënt zelf, en een zekere vorm van schroom om dit met de collega‟s te bespreken. aandacht voor het (h)erkennen van spirituele pijn bij patiënten 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 aandacht voor het (h)erkennen van spirituele pijn bij patiënten voldoende aandacht onvoldoende aandacht Grafiek 12: Ervaring van aandacht voor het (h)erkennen van spirituele pijn bij patiënten in percentage [84] Oorzaken van onvoldoende aandacht 60 50 40 30 20 10 Oorzaken van onvoldoende aandacht 0 Grafiek 13: Oorzaken van onvoldoende aandacht in percentage iv. Indicatoren die kunnen leiden tot spirituele pijn We vroegen ook aan de respondenten om een keuze te maken uit een aantal indicatoren die volgens hen kunnen leiden tot spirituele pijn.1 Bij de top-3 horen: niet kunnen loslaten, lijden aan wat nooit uitgesproken werd en angst voor de dood en het hiernamaals. Eén respondent vond de antwoordmogelijkheden te suggestief. In deze formule kon hij/zij geen keuze formuleren. 1 Overzicht van indicatoren op basis van het LUCAS-handelingsmodel van K. Cornette (2001) [85] Indicatoren van mogelijke spirituele pijn 120 100 80 60 40 akkoord 20 niet akkoord 0 geen mening Grafiek 14: Indicatoren van mogelijke spirituele pijn in percentage v. Verhouding spiritualiteit en religie De analyse geeft duidelijk weer dat 93 % van de verpleegkundigen spiritualiteit ruimer ziet dan religie. Voor hen is het niet noodzakelijk dat spiritualiteit uitgedrukt wordt in religie. 7 % staat neutraal tegenover deze vraag vi. Registratie van spirituele elementen Iets meer dan de helft (57 %) van de verpleegkundigen vindt dat er in het verpleegdossier voldoende ruimte is om spirituele noden van patiënten te vermelden. 71 % oordeelt dat registratie de mogelijkheid geeft om spirituele noden op een aangepaste manier op te volgen. 29 % vindt dat dit geen mogelijkheid geeft om spirituele noden op te volgen. 43 % van de deelnemers gaat er vanuit dat er in het verpleegdossier onvoldoende ruimte is voorzien om spirituele noden van een patiënt te vermelden. Daarvan vindt 84 % het belangrijk dat hieraan meer aandacht besteed wordt, 8 % vindt dit niet en 8 % heeft geen mening. [86] vii. Ars-moriendimodel van Carlo Leget Met deze vraag wilden we de kennis toetsen omtrent het registratiemodel van Carlo Leget om spirituele pijn in kaart te brengen. Het overgrote deel van de verpleegkundigen (63 %) kent dit model niet, 37 % heeft er enige notie van, niemand gebruikt het echter bij de verslaggeving op de werkvloer. viii. Mogelijkheden om bewuster om te gaan met de spirituele dimensie Opleidingen rond communicatie bij de verpleegkundige in de spirituele zorg (48 %) scoren het hoogst als faciliterende factor om bewuster om te gaan met de spirituele dimensie in de palliatieve zorg. Daarnaast vindt 39 % dat het invoeren van een specifiek evaluatie-instrument om spirituele noden te noteren en op te volgen de alertheid voor deze dimensie kan verhogen. 35 % vindt dat opleiding rond kennis en betekenis van spiritualiteit in de palliatieve zorg een meerwaarde kan bieden om bewuster om te gaan met deze dimensie in de praktijk. 29 % oordeelt dat groepsoefeningen om spiritualiteit nauwkeurig en duidelijk weer te geven in een verslag van belang kunnen zijn om de gevoeligheid te verhogen. 3 % weet geen manier om zijn/haar gevoeligheid voor deze dimensie te verhogen. Naast de op de vragenlijst vermelde factoren konden de respondenten zelf nog factoren invullen. Eén respondent vermeldt hier dat zij/hij bewuster zou omgaan met deze dimensie als er meer over zingeving met collega‟s zou gepraat worden. Er leeft hier bij deze respondent een reële behoefte om het thema spiritualiteit meer te kunnen delen met teamleden. Twee deelnemers kruisten geen standaardmogelijkheden aan en stellen naar ons gevoel het element training en opleiding in vraag om de alertheid te verhogen voor dit aspect in de praktijk. Zij formuleren de volgende opmerkingen: - “Ik meen dat omgaan met spiritualiteit individueel is en eigen aan elke verschillende zorgverlener zelf.” Wij vermoeden dat met deze opmerking vooral bedoeld wordt dat men blijvend respect moet hebben voor het unieke, individuele karakter van spiritualiteit, ook in het professionele leven van de zorgverlener. - “Vanuit eigen spiritualiteit omgaan met de spirituele dimensie van anderen, is een levensaspect, dat je leert door te leven en bewust om te gaan met het leven.” Deze respondent wil wellicht aantonen dat het omgaan met deze dimensie in relatie tot anderen een levensaspect is, voor ieder van ons, en dat we dit enkel leren door te leven en bewust om te gaan met het leven. [87] mogelijkheden om bewuster om te gaan met de spirituele dimensie in de palliatieve zorg 60 50 40 30 20 mogelijkheden om bewuster om te gaan met de spirituele dimensie in de palliatieve zorg 10 0 Grafiek 15: Mogelijkheden om bewuster om te gaan met spirituele dimensie in percentage ix. Vaardigheden van de verpleegkundige opdat patiënten hun spirituele noden kunnen bespreken Drie verpleegkundigen hadden bij alle vaardigheden een cijfer geplaatst, wat niet de bedoeling was van de vraag. Deze gegevens werden niet verwerkt. Uit analyse blijkt dat 71 % van de ondervraagden „er-zijn, echt als mens totaal aanwezig zijn‟ in de top 5 van de meest belangrijke vaardigheden plaatsen. Deze vaardigheid scoort het hoogst. Op de tweede plaats (68 %) komt een intuïtief weten en timing bij interventies kunnen [88] inschatten. Luisterbereidheid (57 %), inlevingsvermogen (50 %) en respect tonen (43 %) vervolledigen de top 5. Eén respondent vindt dat alle vaardigheden deel uitmaken van de beroepsbekwaamheid van de professionele hulpverlener en formuleert om die reden geen top 5. Een andere respondent duidt wel een top 5 aan, maar vermeldt tevens dat alle vaardigheden belangrijk zijn bij dit aspect van de zorg. Naast de op de vragenlijst vermelde vaardigheden konden de respondenten zelf nog vaardigheden invullen Eén respondent noteert hier „het gebruik van humor waar het kan en past‟, en plaatst dat meteen ook in zijn/haar top 5. vaardigheden 80 70 60 50 40 30 20 10 vaardigheden 0 Grafiek 16: Vaardigheden van de verpleegkundige opdat patiënten hun spirituele noden kunnen bespreken, uitgedrukt in percentage. Deze resultaten geven duidelijke overeenkomsten met de literatuur. Wat hier opvalt, is dat verpleegkundigen de vaardigheid „intuïtief weten en timing bij interventies kunnen inschatten‟ ook belangrijk vinden in de top 5 van de meest belangrijke vaardigheden opdat patiënten hun spirituele noden kunnen bespreken. Het staat zelfs op de tweede plaats en krijgt een hogere score dan luisteren. We verwijzen hier naar de bespreking in het theoretisch deel (hoofdstuk 6, p. 57 e.v.) van het Engelstalig artikel “ Creating a spiritual Tapestry: Nurses‟ Experiences of delivering spiritual Care to Patients in an Irish Hospice” (Baley, Moran, [89] Graham, 2009). Daar bleek namelijk ook 68 % van de ondervraagden deze vaardigheid als belangrijk te beschouwen. 4. Verpleegkundige zorgproblemen met mogelijke aanbevelingen We blijven even stil staan bij opmerkelijke resultaten waaruit we een bezorgdheid distilleren en ook enkele aanbevelingen formuleren: - Bijna drie vierden (74 %) van de verpleegkundigen ervaart dat er in de basisopleiding tot verpleging geen aandacht was voor de spirituele dimensie, 26 % vindt van wel. Meer dan de helft (68 %) van de onderzoekspopulatie heeft reeds bijscholingen (minstens 1 dag of meer) gevolgd op het vlak van spirituele zorg in de palliatieve sector. Dit wijst erop dat er een behoefte leeft bij de Vlaamse palliatieve zorgverpleegkundigen om zich meer te vervolmaken in dit deelaspect van de patiëntenzorg. De meeste verpleegkundigen ervaren dat het onderwijs in de basisopleiding tot verpleging niet inspeelt op deze zorg. Holistische zorg voor de patiënt wordt nochtans wel gepromoot in de basisopleiding tot verpleging. Beleidsverantwoordelijken i.v.m. onderwijs zouden zich moeten bezinnen op welke manier ze de spirituele zorgdimensie meer concreet aan bod kunnen laten komen in die basisopleiding. Het opstellen van een aantal basiscompetenties rond de spirituele dimensie voor studenten kan een hulpmiddel zijn om het onderwijs nader te bekijken en de methodiek eventueel bij te sturen. - 43 % van de deelnemers gaat er vanuit dat in het verpleegdossier onvoldoende ruimte is voorzien om spirituele noden van een patiënt te vermelden. Van hen vindt 84 % het belangrijk dat hiervoor meer aandacht komt, 8 % vindt dit niet en 8 % heeft geen mening. 39 % oordeelt dat het invoeren van een specifiek evaluatie-instrument om spirituele noden te noteren en op te volgen de alertheid voor deze dimensie kan verhogen. Dit staat op tweede plaats als factor die de gevoeligheid voor de spirituele dimensie kan verhogen. Deze cijfers laten ons inzien dat het invoeren van een specifiek evaluatie-instrument (bijv. het ars-moriendimodel van Carlo Leget) in het verpleegdossier werkelijk te overwegen is. Enerzijds vindt ongeveer iets minder dan de helft van de onderzoekspopulatie dat er tekorten zijn bij de huidige registratie van spirituele noden in het verpleegdossier. 84 % van deze groep vindt dat hiervoor meer aandacht moet komen. Anderzijds leeft bij 39 % van de ondervraagden het uitgesproken idee dat het invoeren van een specifiek evaluatie-instrument de alertheid voor deze dimensie in de praktijk zou kunnen verhogen en aldus de spirituele zorg zelf meer tot zijn recht laten komen. - 23 % oordeelt dat men onvoldoende aandacht kan geven aan het (h)erkennen van spirituele pijn bij patiënten op de werkvloer. Deze laatste groep beschouwt zichzelf wel als spiritueel begaan en hecht ook belang aan het evenwaardig behandelen van de [90] spirituele dimensie naast het lichamelijke en psycho-sociale aspect in de praktijk. Men wijt het onvoldoende aandacht kunnen geven vooral aan een tekort aan communicatieve vaardigheden bij zichzelf (56 %). Deze belemmerende factor scoort het hoogst. Daarnaast scoren opleidingen rond communicatie bij de verpleegkundige in de spirituele zorg (48 %) het hoogst als faciliterende factor om bewuster om te gaan met de spirituele dimensie in de palliatieve zorg. Na analyse van deze twee cijfers menen we terecht aanbevelingen te kunnen doen naar leidinggevenden en andere beleidsinstanties van de palliatieve zorg toe om meer aandacht te hebben voor specifieke opleidingsprogramma‟s rond communicatie in de spirituele zorg voor verpleegkundigen. Dit kan alleen maar bijdragen tot de verdere uitbouw van een kwaliteitsvolle palliatieve totaalzorg. [91]