Lesbrief De staat van Nederland Uitwerking Opdracht 1 a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Er wordt vaak in de media gerapporteerd over de crisis. Ik merk in winkels dat er minder omzet is. Er staan veel huizen bij mij in de buurt te koop en er worden er niet veel verkocht. b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik merk zelf niet dat de economie verbetert, maar ik hoor wel dat het dieptepunt achter de rug is. c Eigen antwoord d Eigen antwoord Opdracht 2 a De regering beschrijft in de Troonrede wat ze wil bereiken in het komend jaar en hoe ze dat gaat doen: welke wetsvoorstellen en beleidsplannen er komen. b De Staten-Generaal, de Eerste en Tweede Kamer c Voor alle Nederlanders d Een informerende tekst Opdracht 3 a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: faillissementen, mondiale crisis, perspectief, structurele aard, schuldenlast, vermogenspositie, groeivermogen. b Ja, die woorden zijn noodzakelijk: ze behoren tot het politieke jargon. c In alinea I staan alleen feiten. d voorzichtige signalen (r. 6); perspectief op herstel (r. 7); basis voor het creëren van banen en herstel van vertrouwen (r. 12); noodzakelijke hervormingen (r. 13); voor iedereen dragelijk (r. 17) e de crisis in de wereld is bijna voorbij ↔ de Nederlandse economie heeft nog problemen f Uit alinea I tot en met III kun je opmaken dat er veranderingen nodig zijn om de problemen uit alinea I en II op te lossen. g De regering stelt voor iedereen dragelijke maatregelen voor om de economische crisis te bestrijden. Opdracht 4 a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, want het beleid raakt alle mensen in Nederland en vanaf 14 jaar ben je je hiervan bewust en ben je best in staat om er een standpunt over te hebben. b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Nee, te veel moeilijke woorden, te lang en te saai. c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Nee, want wat de gevolgen van een beleidsmaatregel zijn, kun je vooraf niet met zekerheid weten. Opdracht 5 a De Volkskrant is de bron. b Een informatieve tekst c Een nieuwsbericht Actuele opdracht leesvaardigheid Talent_De staat van Nederland_3hv_uitwerkingen Opdracht 6 a absurd: idioot, te gek voor woorden relativiteit: wat op ene plek armoede is, is op de andere plek rijkdom; het begrip is betrekkelijk minimaal consumptieniveau: de voorbeelden die erbij staan (een dagelijkse gezonde maaltijd, een nieuwe winterjas enz.) geven aan dat het gaat om de uitgaven die iedereen op zijn minst moet kunnen doen criterium: de uitleg die erbij staat (hoe groot het inkomen is) geeft aan dat dat het punt is op basis waarvan beslist wordt wie er van de Voedselbank gebruik mag maken b Ja, dat is een feit. Tussen 2010 en 2011 kwamen er 100.000 gezinnen bij, een stijging van ongeveer 20 procent. c Schaamte om in het openbaar te verschijnen d De hoeveelheid geld die iemand vrij te besteden heeft e Niet kunnen meedoen en in een sociaal isolement raken f De criteria uit opdracht 6c en e zijn subjectief; het criterium uit 6d is objectief. g Eigen antwoord h Ze liggen in elkaars verlengde: als je vrij besteedbaar inkomen erg laag is, kun je niet meedoen met andere mensen, schaam je je voor je eigen situatie en raak je in een sociaal isolement. i Het woord dragelijk (r. 17 uit tekst 1) geeft aan dat het om financiën gaat. Het criterium uit opdracht 6b. Opdracht 7 a Ja, bijna 9 procent van de gezinnen is arm. b Dat is niet makkelijk. Over het objectieve criterium, het vrij besteedbare inkomen, kun je van mening verschillen: wat de een veel vindt, vindt de ander weinig. c Nee, de tekst gaat niet over iets actueels, want het probleem is er al een aantal jaar. De opbouw is ook niet die van een nieuwsbericht. De tekst begint ook niet met een plaatsnaam. Opdracht 8 a Het is een interview. b Tekst 1 gaat over de financiële crisis. Tekst 2 gaat over wie er vooral door de crisis getroffen wordt en tekst 3 geeft een voorbeeld van de mensen die getroffen worden. Opdracht 9 a René en Mea Tigchelaar b Ze zijn arm, gelovig en trots op hun zuinigheid. c Hij is zijn hele leven ziek. d Tigchelaar is gehandicapt en hij krijgt vanaf ongeveer 18 of 21 tot nu -hij is nu 52- een uitkering. e Het is een citaat van één van de Tigchelaars. f Voor de hamster is 2,50 euro per week beschikbaar. Op deze kostenpost kan bezuinigd worden. Actuele opdracht leesvaardigheid Talent_De staat van Nederland_3hv_uitwerkingen Opdracht 10 a Dan zijn ze niet arm: ze schamen zich niet, ze zijn juist trots dat ze het met hun zuinigheid redden. b Dit geldt niet voor hen: op hun verjaardag komt bezoek, bij hun fietstocht konden ze terecht bij familie en vrienden. c Dat is niet vast te stellen op basis van het gegeven dat ze per maand een uitkering van 1.153,19 euro krijgen. Je weet niet wat hun vaste lasten zijn. Het is wel waarschijnlijk dat ze van de Voedselbank gebruik kunnen maken. Het is de vraag of ze dat zouden willen en ook of er een Voedselbank bij hen in de buurt is. d Via een tekst als tekst 3 krijg je een gedetailleerd en indringend beeld van wat het betekent om tot de categorie arm huishouden te behoren. e Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Nee, de tekst geeft indirect ook een mening: het is mensonwaardig dat je zo moet leven (betogende tekst) of de tekst zet je aan tot actie (activerende tekst). Opdracht 11 a Eigen antwoord, waarschijnlijk tekst 3. b Eigen antwoord, waarschijnlijk tekst 3 of 2. c Tekst 2 d Het beleid dat tot de groei van arme huishoudens leidt is het onderwerp van tekst 1. Opdracht 12 Eigen antwoorden Opdracht 13 a Eigen antwoord b Eigen antwoord c Eigen antwoord d Eigen antwoord Actuele opdracht leesvaardigheid Talent_De staat van Nederland_3hv_uitwerkingen