handout-jjm-delen-hun

advertisement
Deel je leven met….Micha, Joël en Jona
november 2016
Opzet Bijbelstudie
1. welkom/ opening (5 min)
2. Inleiding over de ‘kleine profeten’ (15 min)
3. Introductie 1: Jona (5 min)
4. Tekstblad Jona 3 met bespreking in groepjes over de vraag: Heeft God humor?
(30-45 min)
5. Afronding (10 min)
Bij 1: welkom/opening
Over Jona zijn heel veel liederen gemaakt, vooral over hoe Jona niet luistert naar God.
Zoals deze ‘klassieker’ van Elly en Rikkert:
https://www.youtube.com/watch?v=_lXXXzY2t3w
Welk beeld heb je na dit liedje van Jona gekregen.?
Schrijf in 60 seconden (timer zetten) zoveel mogelijk steekwoorden op een flap?
Bij 2: Inleiding over de ‘kleine profeten’ (Bron: Nederlands Bijbelgenootschap)
In de stad van God (De Civitate Dei, XVIII, 29) noemde kerkvader Augustus van Hippo
(4e/5e eeuw) voor het eerst een verzameling profetische geschriften die in het Oude
Testament bij elkaar staan en door Joden gewoonlijk De twaalf (Aramees: Tree Asar)
worden genoemd: Kleine profeten. Het had natuurlijk niets met hun lengte te maken,
maar wel met de omvang van hun profetische geschriften in de Bijbel. Deze 12 boeken
zijn veel kleiner dan hun grote profetenbroers Ezechiël, Jesaja en Jeremia.
Vanavond maken we kennis met 3 van de kleintjes uit de familie van kleine Godsmannen.
De totale familie bestaat uit Hosea, Amos, Joël, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk,
Zefanja, Haggai, Zacharia en Maleachi.
In onze bijbel zijn dit aparte boeken, maar in de Joodse Bijbel was dit een boekrol, die ook
wel dodekapropheton (de Twaalf profeten) werd genoemd. Deze 12, of zoals wij ze zijn
gaan noemen "kleine profeten" zijn in het algemeen bij de gelovigen misschien wel de
minst gelezen en daardoor ook de onbekendste bijbelboeken. Toch geven zij ons bij
aandachtige lezing en bestudering een schat van gegevens over het verval van de
mensheid en in het bijzonder zoals het zichtbaar werd door het volk van Israë l. Niet
alleen van de tien stammen (Israël), maar ook van de twee stammen (Juda).
We vinden in de "kleine profeten", behalve van de vreselijke toestand, die in beide rijken
onder het volk als geheel gevonden werd, ook een schildering van het herhaalde beroep
dat God doet op het geweten van zijn volk, om zich weer tot God te bekeren. Niets was
God te veel om dit doel te bereiken. Hij zond daartoe tal van profeten, die het volk
waarschuwden. Het resultaat van al deze bemoeiingen van God met zijn volk was vrijwel
nihil. Mogelijk hebben enkelen geluisterd, maar als geheel genomen bleef het volk
volharden in het dienen van de afgoden, in hun zondige praktijken, erger soms dan die
van heidense volken. Ondanks deze verharding van het volk, zien we toch dat God
vasthield aan de eenmaal gegeven beloften.
Belangrijkste zonden waren de afgodendienst, de grote kloof tussen arm en rijk, waarbij
vooral weduwen, wezen en zieken slecht af waren, koningen die zich over de rug van het
volk verrijkten en losbandigheid. Elk van de 12 profeten zijn actief in hun eigen tijd en
eigen omgeving. Vanavond kijken we naar 3 profeten in het bijzonder, te weten Micha,
Jona en Joël.
Joël
1
Dit is het 2e boek van de profetenrol. In Joël wordt aan de hand van een enorme
sprinkhanenplaag geschetst hoe vreselijk de dag van de Heer zal zijn. Maar als het volk
oprecht berouw toont, zal God het toch te hulp komen. Sommige wetenschappers menen
dat het boek geen eenheid is, maar uit meerdere delen bestaat die later tot één geheel
gemaakt zijn. Toch kan Joël goed als een eenheid worden gelezen.
Het centrale thema van Joël is de dag van de Heer. Die dag brengt oordeel en verwoesting,
maar ook verlossing en overvloed voor wie tot inkeer komt. Het boek wil de lezers
oproepen tot boete en inkeer.
Het boek Joël bevat verschillende profetische tekstsoorten, zoals de oproep tot weeklagen
en boetedoen, en de belofte van zegen en herstel. De profeet en God zijn wisselend aan
het woord. De toon is indringend en emotioneel. De stijl van het boek is poëtisch, met veel
beelden en stijlfiguren. Op scharnierpunten van de tekst zijn stukken ‘gewone leestekst’
te vinden.
Joël staat in de Bijbel na Hosea en voor Amos. Dat is niet toevallig. Het boek Hosea maakt
concrete verwijten en eindigt met een oproep tot bekering (Hosea 14:2-4). Joël sluit
hierop aan door aandacht te besteden aan de ramp die Juda treft. En Joël (Joël 4:16)
eindigt waar Amos begint (Amos 1:2): met een uitspraak over Gods machtsvertoon vanaf
de Sion. Joël en Amos sluiten allebei af met de belofte van overvloed (Joël 4:18 en Amos
9:13). Waarschijnlijk zijn deze verbindingslijnen aangebracht door latere redacteuren
van de drie boeken. Zij gebruikten Joël om de boodschap van Hosea en Amos aan Israël
actueel te maken voor Juda. De Sion als heilige plaats staat daarbij centraal.
Sommige wetenschappers denken dat Joël optrad vóór de verovering van Jeruzalem (586
voor Christus). Maar het is waarschijnlijker dat hij na de Babylonische ballingschap
leefde. Het boek noemt bijvoorbeeld wel priesters en oudsten, maar geen koning of
ministers - die waren er kennelijk niet meer. En ook noemt de profeet (in Joël 4) onder de
vele volken wel het verre Griekenland, maar niet Assyrië en Babylonië. Die laatste volken
spelen dan ook geen rol meer na de zesde eeuw voor Christus. En ten slotte staan er
geloofsvoorstellingen in het boek die pas na de ballingschap ontstonden. Een voorbeeld
daarvan is de bron die in de tempel ontspringt (Joël 4:18).
Het boek valt in twee grote stukken uiteen namelijk:
1) Joël 1:2-2:17
Het eerste deel van het boek beschrijft de verwoesting van het land en de dreigende
nadering van de dag van de Heer.
2) Joël 2:18-4:21
Het tweede deel geeft de belofte van herstel van het land en uitstorting van Gods geest,
als het volk naar God terugkeert.
Jona
Het boek Jona is genoemd naar de hoofdpersoon, de profeet Jona. Anders dan andere
profetische boeken vertelt het boek Jona een verhaal óver een profeet. Het boek
behandelt de relatie tussen God en mensen. De God van Israël blijkt universeel, hij is
toegankelijk voor alle mensen.
Het verhaal vertelt ook over Gods compassie. God behoedt de inwoners van Nineve voor
een dreigende ondergang, omdat zij hun manier van leven veranderen. De
barmhartigheid van God betreft niet alleen mensen, maar ook de dieren in Nineve (Jona
4:11). Jona’s optreden staat daarmee in contrast, vooral in het laatste hoofdstuk. Hij kan
het niet verteren dat zijn God Nineve spaart. Jona krijgt opdracht van God om naar Nineve
te gaan, maar hij vlucht met een schip richting Tarsis. Als er een storm uitbreekt, wordt
Jona in zee gegooid om de storm te bedaren. Jona wordt opgeslokt door een vis, die hem
na drie dagen uitspuwt op het land. Jona gaat dan toch naar Nineve, waar hij aankondigt
2
dat de stad vernietigd zal worden. De inwoners krijgen echter berouw en God ziet af van
zijn plan. Jona is kwaad en teleurgesteld omdat de stad gespaard blijft. Het verhaal besluit
met een terechtwijzing door God in de vorm van een retorische vraag. Daarmee heeft de
lezer van de tekst het laatste woord.
Het boek Jona is grotendeels in proza. Eén hoofdstuk is poëtisch: een gebed in de vorm
van een psalm. De naam van Jona, de zoon van Amittai wordt vermeld in 2 Koningen
14:25. Deze tekst verwijst naar de tijd dat Jerobeam II regeerde over het noordelijke
koninkrijk Israël (achtste eeuw voor Christus). Maar de relatie tussen beide boeken is
onduidelijk. Waarschijnlijk is het boek pas veel later ontstaan, tussen de vijfde en derde
eeuw voor Christus. Een aanwijzing daarvoor is het boeteritueel waarbij mens én dier
vasten, een gebruik in het Perzische rijk. Ook het thema dat God universeel en voor
iedereen toegankelijk is, past bij deze periode. Het verhaal is goed gecomponeerd. Het
wordt eenvoudig en rechtlijnig verteld, maar het zit vol herhalingen en contrasten. De
stijl is eenvoudig, met levendige dialogen. Het taalgebruik in de psalm is wat verhevener.
Het vertoont grote overeenkomsten met diverse passages in de Psalmen, zoals de beelden
over ‘water’, ‘diepte’ en ‘dood’ (zie Psalm 69 en Psalm 88). Het boek Jona wordt in de
joodse liturgie gelezen op Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Een reden daarvoor is het
thema van omkeer en bekering, dat ook op deze feestdag centraal staat.
Micha
Het boek is genoemd naar de profeet Micha uit Moreset. De stad Moreset lag 35 kilometer
ten zuidwesten van Jeruzalem. Volgens het opschrift in Micha 1:1 trad Micha op als
profeet in Jeruzalem tijdens het koningschap van Jotam, Achaz en Hizkia. Dat was tussen
750 en 700 voor Christus. In die periode werd Samaria, de hoofdstad van het noordelijke
rijk Israël veroverd door de Assyriërs. De Assyriërs dreigden ook het zuidelijke rijk Juda
en Jeruzalem te veroveren. De profeet Micha trad op tussen 725 en 710 voor Christus. De
woorden in Micha 6-7 zijn waarschijnlijk afkomstig van een profeet die optrad rond 740
voor Christus. Algemeen wordt verondersteld dat de profetieën een (korte) tijd
mondeling overgeleverd werden voordat ze werden opgeschreven. Waarschijnlijk is het
boek rond de Babylonische ballingschap door een redacteur tot één boek gemaakt.
Het is vrijwel onmogelijk om in het huidige boek Micha een overkoepelend thema aan te
wijzen. De belangrijkste thema’s zijn:
1) Een aanklacht tegen de maatschappelijke en religieuze elite van Jeruzalem en Juda
(Micha 2:1-11 en Micha 3:1-12). In de zevende en achtste eeuw voor Christus
kwam de nadruk steeds meer op de handel te liggen. Kleine boeren hadden
daaronder te lijden. Micha veroordeelt landeigenaren en machthebbers die de
armen onderdrukken.
2) De val van Jeruzalem, de verwoesting van de tempel en de Babylonische
ballingschap. Deze gebeurtenissen worden gezien als de rechtvaardige straf voor
de sociaaleconomische misdaden van het volk (Micha 1:8-16 en Micha 4:9-14).
3) De hoop op terugkeer uit de Babylonische ballingschap. Het beeld voor de
terugkeer naar Juda en Jeruzalem is dat de koning de ballingen uit alle
windrichtingen zal verzamelen (Micha 2:12-13 en Micha 4:6-7).
4) De relatie tussen Israël en andere volken. Israël zal volken die hen bedreigden,
vernietigen, maar goed zijn voor mensen die ook de Heer willen dienen (Micha
4:1-5 en Micha 5:6).
De boodschap van het boek in zijn geheel wordt samengevat in Micha 1:5-7: als Juda en
Jeruzalem niet luisteren, zullen ze net als Samaria (Israël) ten onder gaan.
Het boek Micha kan ingedeeld worden in drie hoofddelen:
 Micha 1 bevat oordeel tegen Samaria, Jeruzalem en zuiden van Juda;
 In Micha 2-5 gaat Micha in discussie met zijn tegenstanders;
3

Micha 6-7 zijn profetieën uit Noord-Israël.
Bij 3: Introductie 1: Wil de ware profeet opstaan?
a. Waar denk je aan bij een profeet? Welke informatie geeft de Bijbel hierover?
b. Stel je zou een profielschets voor een profeet moeten opstellen, wat komt erin te staan?
Wat zijn belangrijke eigenschappen om een profeet aan te kunnen herkennen? (Bijlage)
c. Wat zouden valkuilen van een profeet kunnen zijn (menselijk gesproken natuurlijk)?
d. Waaraan kun je valse profeten herkennen?
Bij 4: Jona 3 en 4 met bespreking in groepjes over de vraag: Heeft God humor?
1 Voor de tweede keer kreeg Jona een opdracht van de Heer. De Heer zei: 2 ‘Ga op reis
naar Nineve. Waarschuw de mensen in die grote stad. Vertel hun wat ik tegen je zeg.’
3 Nu deed Jona wel wat de Heer gezegd had. Hij ging op reis naar Nineve. Nineve was een
enorm grote stad: het duurde drie dagen om er helemaal doorheen te lopen.4 Jona liep
door een deel van de stad, en riep: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve helemaal
verwoest!’ 5 De inwoners van Nineve geloofden wat God gezegd had. Ze besloten te
vasten. En alle mensen trokken rouwkleren aan. Zo lieten ze zien dat ze spijt hadden van
hun slechte gedrag. 6 De koning van Nineve hoorde wat er in zijn stad gebeurde. Hij stond
op van zijn troon en trok zijn koninklijke kleren uit. Hij deed rouwkleren aan en ging in
het stof op de grond zitten. 7 Hij liet overal in de stad bekendmaken: ‘Hier volgt een
opdracht van de koning en zijn ministers: Niemand mag iets eten of drinken, ook de
dieren niet. 8 En iedereen moet rouwkleren dragen, ook de dieren. Bid allemaal tot God.
En laat niemand meer geweld gebruiken of andere slechte dingen doen. 9 Misschien zal
God dan zijn plan veranderen. Misschien zal hij medelijden met ons krijgen en niet meer
kwaad op ons zijn. Misschien zullen we dan niet sterven.’ 10 God zag wat de inwoners van
Nineve deden. Hij zag dat ze een eind maakten aan hun slechte gedrag. En hij kreeg
medelijden en veranderde zijn plan. Hij had gedreigd de stad te verwoesten, maar hij
deed het niet.
1 Jona was daar helemaal niet tevreden over. Hij werd heel kwaad op de Heer. 2 Hij bad:
‘Heer, u wilde die stad helemaal niet verwoesten! Dat dacht ik al toen ik nog thuis was.
Daarom wilde ik ook niet naar Nineve gaan. Want ik wist dat u een goede God bent. U
bent vol liefde en geduld. U bent trouw, en u houdt er niet van om mensen te straffen. 3
Laat mij nu maar sterven, Heer. Want als het zo moet gaan, ben ik liever dood dan levend.’
4 De Heer zei tegen Jona: ‘Heb jij echt een goede reden om zo kwaad te zijn?’
5 Toen Jona de stad uit liep, zocht hij bij de Oostpoort een plek om te zitten. Daar maakte
hij een hut. Hij ging in de schaduw van de hut zitten. Want hij wilde zien wat er nu met de
stad zou gebeuren. 6 Toen zorgde de Heer ervoor dat er een plant begon te groeien. De
plant groeide helemaal boven Jona uit, zodat hij in de schaduw kon zitten. Zo wilde de
Heer een eind maken aan Jona’s boosheid. Jona was heel blij met de plant. 7 Maar de
volgende ochtend stuurde God een worm. De worm begon van de plant te eten, en de
plant ging dood. 8 En toen de zon opkwam, zorgde God er ook nog voor dat er een hete
woestijnwind ging waaien. De zon brandde op Jona’s hoofd. Hij hield het niet meer uit en
zei: ‘Laat mij maar sterven. Ik ben liever dood dan levend.’
9 God zei tegen Jona: ‘Heb jij echt een goede reden om kwaad te zijn over de dood van de
plant?’ En Jona zei: ‘Ik heb een heel goede reden om kwaad te zijn. Ik ben woedend!’
10 Toen zei de Heer: ‘Jij wilde niet dat die ene plant doodging. Die plant groeide vanzelf,
daar hoefde jij niets voor te doen. Hij groeide in één nacht, en in één nacht ging hij dood.
Maar jij wilde dat die plant bleef leven! 11 Begrijp je dan niet dat ik wilde dat de mensen
in Nineve zouden blijven leven? In die stad wonen meer dan 120.000 mensen. Ze weten
4
niet wat goed is en wat slecht is. En in Nineve zijn ook nog heel veel dieren. Ik wilde niet
dat al die mensen en dieren zouden sterven.’
Gespreksvragen: Gods omgang met Jona (humor van God: rollen omgedraaid)
1) Op welke plaatsen in deze teksten zie je humorvolle zaken (vanuit God) terug?
2) Humor in een verhaal heeft meestal tot doel om op ontspannen wijze een lastiger
probleem onder de aandacht te brengen. Over welk thema gaat het hier in dit
verhaal? Praat met elkaar eens door over de mogelijke richtingen van het
antwoord.
3) Het laatste vers 11 van hoofdstuk 4 is een open vraag aan Jona en daarmee aan
ons: Begrijp je dan niet dat ik wilde dat de mensen in Nineve zouden blijven leven?
a) Waarom zou Jona dat van God niet willen of kunnen begrijpen?
b) Welke redenen zou jij geven dat de mensen in Nineve niet in leven mogen
blijven?
c) Welk beeld heb je nu van Jona? (denk nog met elkaar aan het beeld van het
liedje)
4) Probeer eens met elkaar voorbeelden van hedendaagse Jona’s te vinden? Aan
welke personen of groepen denk je dan in deze tijd?
5) Voor als je het vanavond alleen over Jona hebt:
in hoofdstuk 3 pleegt Jona minimale inspanning (ochtendje de stad in lopen om
omkering te reopen) en God geeft er maximal resultaat (hele miljoenenstad
inclusief al haar vee bekeert zich tot God) aan. Heeft dit je verrast? Hoe denk je zelf
over de verhouding tussen wat wij doen en wat God doet?
Bij 6:
Bij 7: Afronding
Wat vind je voor jezelf het belangrijkste om te onthouden van deze ontmoeting met Jona?
- goed om de belangrijkste punten kort samen te vatten.
- goed om met elkaar een lied te zingen of tekst te lezen
- goed om tijd te nemen voor gebed met én voor elkaar
5
Download