Botschaft vom 15

advertisement
De Oogst van de Eeuwige Liefde
Getuigenissen uit de Bron der Verlossing
De laatste Smekingen en Verzuchtingen
van het Goddelijk Paaslam
zoals geopenbaard aan
Myriam van Nazareth
Deel 2
Opgedragen aan Jezus Christus, de Goddelijke Graankorrel,
en aan Maria, de Kelk van het Kostbaar Bloed
14.07.2010
Inhoud
3.2.6 De Doornenkroning ..................................................................... 3
3.2.7 De Veroordeling .......................................................................... 4
3.2.8 De Kruisweg ................................................................................ 7
3.2.9 Golgotha ................................................................................... 16
Slotbeschouwing ................................................................................ 36
2
TOTUS TUUS, MARIA!
3.2.6 De Doornenkroning
Soldaten vlechten voor Jezus een kroon van doornen, die zij Hem op het
hoofd drukken. Met deze kroning wil Gods Voorzienigheid aantonen hoe
de zelfverheffing, de hoogmoed en de trots een ziel verwonden. De ziel
verheft zichzelf door deze gesteldheden boven haar medemensen,
beschouwt zich als het ware als koning, doch wordt door deze
gesteldheden opengereten als door scherpe doornen. Deze
gesteldheden prikken op vele plaatsen in de ziel, en veroorzaken in haar
vele wonden, waaruit zij als het ware gaat bloeden (dit wil zeggen:
waardoor zij haar Goddelijke levenskracht verliest).
De beulen hangen Jezus nu een purperen mantel om. Purper is de kleur
van de rouw. Hier wordt aangetoond dat God rouwt om elke ziel die
zichzelf verheft, of hoogmoed of trots koestert.
Jezus, die op een blok is neergeduwd en daar als een hoopje ellende zit
te rillen van koorts, versuft en tezelfdertijd als opengescheurd van de
pijn, druipend van het bloed, met de purperen mantel om de schouders
en de kroon van doornen op het hoofd, krijgt nu ook een rietstok in de
hand. Voor wereldse ogen zonder liefde blijkt dit een bespottelijk beeld te
zijn. Alsof hier niet een levend wezen met gevoelens zit, doch een
levenloos “iets”, wordt op de doornenkroon geslagen, waardoor
bepaalde doornen zelfs in het voorhoofd binnendringen, en worden
Jezus de meest hartverscheurende bespottingen naar het hoofd
geslingerd. Gods Voorzienigheid stelt in deze bespotting de menselijke
dwaasheid aan de kaak. De dwaasheid van de mens, die meent dat hij
de waardigheid bezit om zich boven alles en iedereen te verheffen, wordt
hier getoond zoals zij werkelijk is: bespottelijk. Elke mens is zwak, en
leeft slechts doordat God hem levenskracht schenkt. Daarom zijn
zelfverheffing, hoogmoed en trots pure dwaasheid. Elke wijsheid in de
ziel maakt dergelijke gesteldheden onmogelijk.
Zoals in elke fase van de Passie stelt Jezus hier in werkelijkheid de
zondige mensenziel tegenwoordig. Alles wat Hem tijdens de Passie
overkomt, is door Gods Voorzienigheid zo “ontworpen”, dat het laat zien
wat de ziel zichzelf door de zonde aandoet. Zo wordt duidelijk dat de
Passie niet mag worden beschouwd als een menselijk verhaal van
menselijke gebeurtenissen, doch als een buitengewoon rijk
geïllustreerde les vanwege Gods Voorzienigheid aan de mensenzielen.
In de Passie van Christus worden onthuld:
- de ware aard van de zonde
- de wijze waarop de ziel haar eigen leven kan (en moet) leren zien als
een reproductie van het Lijden van Jezus
3
- de wijze waarop de ziel haar leven vorm kan geven om te worden tot
een kruisiging van al haar eigen gesteldheden die haar beletten om de
Verlossing in zich te voltooien en de heiligheid te bereiken.
Zo wordt de Passie van Christus tot de grootste les in de ware
levenskunst, in de Wetenschap van het Goddelijk Leven. Zij is oneindig
veel méér dan het droevige verhaal van de lijdende God-Mens. Precies
daarom is het zeer oppervlakkig, de Smarten van Maria te beschouwen
als de hartenpijn van een moeder die haar zoon ziet lijden en sterven.
Maria’s Smarten zijn het geheel van het spirituele lijden van de volkomen
heilige ziel om de zonden der mensheid, die het Lijden van de
Mensgeworden God noodzakelijk hebben gemaakt, en die uiteindelijk
zelfs uitmonden in de moord op God Zelf. De mensheid zou doorheen de
hele heilsgeschiedenis Christus blijven geselen, met doornen kronen en
kruisigen. De godsmoord zal pas ophouden in het uur waarin Gods Rijk
op aarde kan worden gevestigd. In wezen geselt en doodt de ziel
zichzelf, door de zonde. De Passie van Christus is daarom in wezen het
droevige verhaal van de zondige mensenziel, ontworpen door Gods
Voorzienigheid en Wijsheid en uitgebeeld door de God-Mens, opdat
zowel het ontwerp als de uitbeelding getekend zouden zijn door de
Goddelijke volmaaktheid.
Tijdens de doornenkroning vloeit bloed uit vele plaatsen van Jezus’
schedel en voorhoofd. In Zijn Hart lees ik:
“Vader, laat de ziel die zichzelf groot waant, begrijpen dat hoogmoed het
Goddelijk Leven uit de ziel laat wegstromen”.
3.2.7 De Veroordeling
Op zeker ogenblik worden de beulen hun spel moe. Jezus wordt bij
Pilatus gebracht. Deze bekijkt Hem, gaat met Hem naar buiten, waar de
joden verzameld zijn, en spreekt de woorden: “Ecce homo” (= ziedaar de
Mens). In deel 19 van de Stormschriften heb ik ooit de diepe betekenis
van deze uitspraak mogen toelichten:
Jezus ziet er verschrikkelijk gehavend uit, alsof aan Zijn Lichaam geen
gave plek meer is, vol met korsten van stollend bloed, vol wonden die
ontsteken. God toont de mensheid hier het beeld van wat de zonde met
de ziel doet, en spreekt als het ware doorheen de mond van de
Romeinse landvoogd: “Ziedaar de ziel, zoals de zonde haar maakt:
totaal misvormd, ontstoken, ziek, bloedend”. In feite is de uitspraak van
Pilatus tweeledig, want wij kunnen haar ook begrijpen als “Ziedaar de
Mens, God die Zich aan de mens gelijk maakt om Zich als
Vertegenwoordiger van de zielen door de eindeloze zondigheid van het
menselijk wezen te laten verminken”.
4
Pilatus hoopt dat de bloeddorstigheid van de joodse overheden nu
verzadigd zal zijn. Integendeel eisen deze nu echter de kruisiging, op
beschuldiging van godslastering. De Messias, in hun ogen echter een
ketter en godslasteraar, wordt pas ongevaarlijk wanneer Hij dood is.
Pilatus is een Romein. Dit betekent dat hij niet in één God gelooft, doch
in diverse goden, en dat zijn geloof meer bijgeloof is dan een systeem
dat op de ene Waarheid berust. Omdat hij in Jezus iets ongewoons en
mysterieus heeft herkend, waarvoor hij geen verklaring vindt, maakt de
beschuldiging van godslastering in hem een diepe vrees wakker. Om
meer zekerheid te krijgen over de rechtvaardigheid van een eventuele
vrijlating of een verdere veroordeling, stelt hij daarom Jezus de vraag:
“Waar zijt Gij vandaan?”. Met deze vraag tracht Pilatus een reden te
vinden om de joden van hun verlangen af te brengen, want hij hoopt de
zaak tot een louter spirituele aangelegenheid te maken, en Rome
spreekt geen terdoodveroordeling uit op grond van spirituele zaken.
Jezus antwoordt echter niet. Hij doet dit weloverwogen. Jezus weet dat
Pilatus de echte Waarheid over Zijn herkomst en over de aard van Zijn
Wezen niet in zijn Romeinse wijze van denken kan inbouwen, en dat hij
dus de verkeerde conclusies kan trekken. Hoe meer kennis een ziel over
de Waarheid verwerft, des te groter wordt haar verantwoordelijkheid om
spiritueel te groeien. Daarom weet Jezus dat een volledige verklaring
aan Pilatus deze laatste tot eeuwige verdoeming zou brengen, daar hij –
mede op grond van zijn aard en zijn wereldbeeld – niet in staat zal zijn
om zich deze nieuwe kennis tot nut te maken.
Pilatus tracht Hem echter tot een verklaring aan te sporen door de
woorden: “Gij spreekt niet tegen mij? Weet Gij dan niet dat ik de macht
heb om U vrij te laten, maar ook de macht heb om U te kruisigen?”. Nog
steeds geeft Jezus geen antwoord op de Hem gestelde vraag. Hij zegt
nu: “Gij zoudt volstrekt geen macht over Mij hebben, als U die niet van
boven gegeven was. Daarom is de zonde van hem die Mij aan U heeft
overgeleverd, groter”. Jezus, die hart en ziel van Pilatus doorgrondt,
weet dat deze laatste onder druk handelt, en Hem het liefste zou
vrijlaten. De ware zonde berust voor Jezus echter bij de joodse
hogepriesters en hun volgelingen, die in hun hart Zijn dood willen.
Wanneer Jezus ter dood wordt veroordeeld, kan dit slechts door Pilatus
gebeuren, omdat alleen de Romeinse bezetter een terdoodveroordeling
kan uitspreken, maar de ware schuldigen in Gods ogen, zijn diegenen,
die Jezus werkelijk dood willen (Pilatus wil dit uit zichzelf niet).
Pilatus drukt nu nogmaals zijn voornemen uit, Jezus te willen vrijlaten.
De joodse overheden nemen nu hun toevlucht tot het ultieme wapen.
Omdat Pilatus geen oren heeft gehad naar spirituele beschuldigingen
(godslastering), trachten zij hem nu bang te maken met wereldse
argumenten. Zij geven nu Pilatus te denken met de woorden: “Als gij die
5
man vrijlaat, zijt gij geen vriend van de keizer. Wie zich voor koning
uitgeeft, komt in verzet tegen de keizer”. Zij zeggen dit omdat Jezus nog
vóór de geseling had gezegd dat Hij koning was en daartoe in de wereld
was gekomen. Pilatus vreest nu dat hij, indien hij Jezus werkelijk vrijlaat,
ervan beschuldigd zal worden, de veiligheid van Rome onvoldoende te
hebben beschermd. Inderdaad, een Romeinse landvoogd die in een
bezet gebied de opstanding van een koning zou toelaten, zou hierdoor
het gezag van de keizer van Rome in dit gebied helpen ondermijnen.
Uiteindelijk geeft Pilatus dus uit menselijk opzicht toe aan de druk, en
stelt het volk voor de keuze, wie ter gelegenheid van het paasfeest moet
worden vrijgelaten: Jezus of Barabas. Deze laatste was een misdadiger
en een rebel tegen de Romeinse bezetting. Het volk wordt door de
joodse overheid zodanig bespeeld, dat de meerderheid kiest voor de
vrijlating van Barabas. Pilatus aanvaardt, spreekt het doodsvonnis over
Jezus uit, en rechtvaardigt zijn beslissing als een politieke veroordeling:
Jezus, de “koning der joden”, als een bedreiging voor Rome.
Het feit dat een grote meerderheid van het volk de vrijlating van Barabas
en de kruisiging van Jezus verlangt, staat symbool voor de keuze van
ontelbare zielen voor het leven in ondeugd en geconcentreerd op het
wereldse (Barabas geldt hier als symbool voor wereldse bevrijding,
namelijk uit de Romeinse bezetting, zonder interesse voor bevrijding van
de ziel). Dit gebeuren symboliseert dus het feit dat de grote meerderheid
van de zielen van alle tijden zal blijven kiezen voor de wereld boven het
Hemelse, en Christus zal blijven verloochenen en Hem uit het leven zal
willen bannen. Dit besef bedroefde Jezus immens toen Hij het volk
hoorde schreeuwen om de vrijlating van Barabas. De dwalende ziel wil
Gods Werken en Woorden kruisigen.
Voor Jezus opent zich hier het visioen van de gouden poort naar de
Verlossing die nu voorgoed opengaat. Dit visioen haalt in Hem alle
uitersten aan emoties naar boven: diepe verrukking over de spoedige
voltooiing van Zijn Missie, en tezelfdertijd verscheurende droefheid over
de bevestiging van Zijn besef dat de meerderheid der zielen in staat is
om God te kruisigen, en te kiezen voor de wereld boven de noden van
het zielsleven. In Zijn visioen herhalen zich heel kort de beelden die Hij
de vorige avond reeds in de Hof van Gethsemani heeft geschouwd, over
de ontelbare miljoenen zielen die Hem doorheen alle eeuwen nog zullen
verloochenen, verraden, veroordelen, geselen en kruisigen.
Jezus offert Zijn veroordeling aan de Vader met de woorden:
“O Vader, Ik bied U Mijn Hart, vervuld van het verlangen dat elke ziel die
nog op de wereld komen zal, op grond van dit ogenblik de kracht en de
wil moge vinden om de wereld in zich te veroordelen, haar kruis op te
nemen in Liefde voor Ons en voor de hele schepping, en het offer van
6
haar hele leven te verenigen met Mijn laatste reisgezel, met dewelke Ik
spoedig de eeuwigdurende Bruiloft zal sluiten”.
Jezus’ reisgezel is het Kruis, dat voor alle eeuwen met Hem verbonden
zal blijven. Deze verzuchting stijgt uit het Hart van Jezus ten Hemel,
terwijl Hij de bijtende pijnen van de geseling en de doornenkroon in Zijn
Hart samenbalt en intens verlangt naar de bekroning van de Offerande
der Eeuwige Liefde, waartoe Hij in de wereld is gekomen. Het is de
volmaakte Liefde, die hier in Jezus de geringe kracht die Hem nog rest,
zodanig concentreert, dat het mij toeschijnt alsof slechts de intense
zielsverrukking Zijn Lichaam het nodige leven inblaast om de laatste fase
van Zijn Passie voor de mensheid aan te vatten.
3.2.8 De Kruisweg
Op de binnenplaats van de Romeinse burcht wordt Jezus bij het Kruis
gebracht. Ik zie hoe Hij ernaast op de knieën valt, het teder omklemt, en
weent. Zijn Hart brandt, en de Eeuwige Liefde laat mij de volgende
verzuchting uit dit vurige Hart aflezen:
“O Vader, voor de bruiloft met dit Kruis ben Ik in de wereld gezonden. Zo
heeft Uw Wijsheid het beschikt, dat Uw Zoon de bruiloft zou sluiten met
het Kruis dat de Verlossing zal bezegelen, doch dat de vruchten uit deze
bruiloft slechts geboren kunnen worden in het hart van elke afzonderlijke
ziel, door haar eigen omhelzing met het kruis van haar leven. O Kruis,
hoezeer heb Ik u lief. De Eeuwige Gelukzaligheid zult gij brengen aan
velen, want door Mijn bruiloft met u zullen de verwoestende uitwerkingen
van de erfzonde uitgeveegd worden uit elke ziel die u in Mijn navolging
zal liefhebben op de kruisweg die haar eigen leven zal zijn. Aan u
gehecht, zal Ik sterven in het Vlees, opdat alle zielen die u beminnen,
mogen sterven aan de behoeften en begeerten van het vlees, en opdat
hun heiligheid moge leven”.
Op dit ogenblik verlangt de Verlosser vurig dat de opneming van Zijn
Kruis elke ziel bereid zou maken om elke dag opnieuw het kruis van haar
lasten op te nemen, het te omhelzen uit Liefde tot Jezus, en het aan
Maria op te dragen tot uitboeting van de zonden der wereld. Maria
bevindt Zich niet in de onmiddellijke nabijheid van Jezus, doch is in het
Hart op de meest intense wijze met Hem verbonden. Het behoort tot de
vurigste verlangens van de Verlosser dat de mensenzielen van alle
eeuwen in zich de genade tot vrucht zouden brengen, deze
verbondenheid tussen Zijn Hart en dat van Maria te erkennen en in de
onvolprezen verlossende macht ervan te geloven.
Van het grootste belang is de vaststelling dat Jezus in Zijn verzuchting
tijdens Zijn kennismaking met het Kruis onmiskenbaar laat blijken dat
Zijn Verlossingswerk slechts de bruiloft is, doch dat de ware vrucht (als
7
het ware het kind) uit die bruiloft in elke ziel afzonderlijk geboren zal
moeten worden, met actieve medewerking van de ziel. Wanneer wij
daarbij rekening houden met het feit dat Jezus doorheen de hele Passie
in Zijn Hart op de Eeuwige Vader en op Zijn Moeder gericht was, hoeft
het ons niet te verbazen dat Hij in Zijn Hart elk element van Zijn Lijden
met de Smart van Maria verbond. Reeds vóór de Passie had Hij Zijn
intentie te kennen gegeven, dat Hij Maria aan de zielen zou geven. Hij
zou dit doen met als enige bedoeling, de voltooiing van Zijn
Verlossingswerk in elke ziel mogelijk te maken.
Wij mogen nooit uit het oog verliezen dat God in al Zijn handelen
(Werken) en in al Zijn Plannen slechts één doel nastreeft: het Eeuwig
Heil van alle zielen. Precies dit was de bedoeling van de Passie, van de
vormgeving ervan, en van alles wat de vruchtbaarheid ervan doorheen
de eeuwen zou verhogen. Om deze vruchtbaarheid te verhogen, werd
Maria toen reeds bij Goddelijke Beschikking voorzien als de
Medeverlosseres, die in elke ziel de ontvankelijkheid voor het zaad uit de
Werken van de Christus zou verhogen. De God van Liefde heeft niets
aan het toeval overgelaten. Het zaad was voorbereid, de voorbereiding
van de akkers was door de Goddelijke Zaaier begonnen en zou door de
Heilige Geest bij voorkeur via Maria worden bekroond, en de Zaaier
stond nu op het punt om de inzaaiing te voltooien.
De Kruisweg begint, en Jezus wankelt onder het enorme gewicht van het
Kruis, dat Hij de eerste ogenblikken nauwelijks in een positie kan
brengen die het mogelijk zou maken om er niet spoedig alle greep op te
verliezen. Ik zie en voel hoe vreselijk erg Hij gehinderd wordt door het
feit dat op Zijn bovenrug tot en met de rechter schouder vrijwel geen
centimeter zonder opengerukt vlees is te vinden. De geseling heeft
ontelbare wonden achtergelaten, die nu rauw, scherp bijtend en
ontstoken aanvoelen.
De wankeling van Jezus bij het opnemen van het Kruis staat symbool
voor de enorme zondenlast van de mensheid van alle eeuwen –
bedenken wij bovendien hoe uitgeput Jezus op dat ogenblik reeds is.
Terwijl Hij het Kruis draagt, krijgt Hij nog geregeld slagen. Jezus bidt in
de beslotenheid van Zijn Hart:
“O Vader, moge dit alles de kracht bekomen voor de zielen die, terwijl zij
de overtredingen van Uw Wet uitboeten, hierbij gehinderd zullen worden
door de slagen die duistere krachten hen zullen toebrengen door
vervolging en tegenkantingen van allerlei soort. Moge het ook de
wankelmoedigen helpen om zonder aarzeling te kiezen voor het ware
Licht, want slechts de schijnlichten der wereld kunnen de ziel zo
verblinden dat zij wankelt”.
Wankelend onder het Kruis zie ik Jezus in de overwegend smalle stegen
van Jeruzalem. Het beeld doet denken aan het feit dat de beproevingen
8
van het leven mensenzielen vaak heel moeilijk vallen, zodat hun
levensweg hen eng en beklemmend toeschijnt, en de zon (= Gods Licht)
hen op vele plaatsen van hun weg nauwelijks lijkt te bereiken. Zoals
Jezus langs beide zijden van de weg door velen beschimpt en gehinderd
wordt, voelt ook elke ziel zich door vele beproevingen (kruisen) van het
leven beklemd en gehinderd, zodat zij wel eens het gevoel krijgt dat zij
onder de kruisen bezwijkt.
Dat is wat nu in de Kruisweg van Jezus tot uitdrukking komt. De
Verlosser offert voortdurend de zwakheden van de zielen van alle tijden,
en de kruisen die verloochend zullen worden omdat zielen de strijd voor
hun Heil niet langer zullen willen voeren. Jezus valt, en toont hier hoe
vele zielen vallen onder hun hoogmoed, en hierdoor eigenlijk letterlijk
hun contact met het wereldse (de grond, de aarde) opnieuw intenser
maken. Jezus bidt de Eeuwige Vader dat de zielen van goede wil de
kracht zouden krijgen om niet te wankelen onder de beproevingen, om
zich bewust te worden van hun fouten en nalatigheden, die het hen op
aarde zo moeilijk maken om de weg naar het Heil te voltooien, en om
spoedig opnieuw op te staan, zoals Hij hier doet.
Jezus staat wankelend op, en zet Zijn verschrikkelijk zware tocht verder.
Elke seconde lijkt een eeuwigheid te duren, omdat Zijn krachten met elke
meter verder afnemen. Menselijk gesproken, is Hij op dit ogenblik in
Lichaam en Hart uitgeblust. De ervaring van de val, waarbij het Kruis
overigens zo hard op Zijn bovenrug terecht is gekomen dat Hij de eerste
minuten nauwelijks lijkt te kunnen ademen, heeft Hem in alle hevigheid
herinnerd aan de vreselijke zwakheid van de mensenziel.
Even verder ziet Jezus Zijn Moeder langs de weg, de enige ziel die Hem
op dit ogenblik waarlijk op de been kan houden. Op Jezus komt Zij,
ondanks het feit dat Haar wondermooie Gelaat door Smart is getekend,
over als een visioen uit het Paradijs: Jezus ziet dwars doorheen de ziel,
en wordt daarom in verrukking gebracht door de schittering van Maria’s
heiligheid, die nooit door de erfzonde noch door enige misstap is bevlekt.
Maria staat niet rechtop, Zij zit geknield, want bij het naderen van Jezus
heeft Zij Zich op de knieën laten glijden, onhoorbaar wenend, als in
aanbidding voor de Eeuwige Liefde, die hier schittert in de volheid van
haar vuur. Achter Haar zie ik apostel Johannes, met de handen in elkaar
gestrengeld tegen de borst en met een ontsteld gelaat.
Bij het zien van Maria krijgt Jezus als het ware een injectie van
levenskracht. Het is alsof Zijn laatste krachten zich in Hem samenballen.
Hij drukt in mijn hart, dat de gevoelens die nu door Hem heen gaan,
symbool staan voor de wedergeboorte die elke ziel uit het contact met
Maria kan halen. Hij ziet in Haar de aanblik van de volmaakte Verlossing
en Heiliging, als een stuk Hemel in deze poel van verderf en zonde.
Jeruzalem lijkt vandaag inderdaad uitermate vijandig, al zie ik eveneens
9
waarlijk bedroefde en zelfs bijna wanhopige gezichten. Ik mag hier een
beeld aanschouwen dat uitdrukking geeft aan de toestand zoals hij
steeds zal blijven: Jezus en Zijn Leer als Tekenen van tegenspraak, met
een minderheid van vrienden en een meerderheid van vijanden,
onverschilligen en niet-begrijpenden.
Jezus’ Hart, dat niet heeft opgehouden, in mysterievolle beelden tot de
Eeuwige Vader en tot Zijn Moeder te spreken, spreekt nu in de stilte de
volgende duidelijke woorden:
“O Vader, druk dit beeld in Mij, opdat het Mij moge bemoedigen in de
kwellingen die nog komen. Zie de volmaakt Zondeloze, die al Mijn pijnen
en kwellingen heeft meebeleefd tot in Haar allerreinste vlees. O
Verrukking duizend maal groter dan alle engelen die Gij hebt gemaakt. O
Teken van Hoop, dat Mijn Werken in de zielen naar hun voltooiing zal
leiden. Nog kent de wereld Haar niet, en door velen zal Zij ook nooit
aanvaard worden voor wat Zij werkelijk is. Ondersteun Haar in deze
kwelling der kwellingen”.
Maria omhelst Haar Zoon op een buitengewoon eerbiedige en zachte
wijze. Gedurende enkele ogenblikken kruisen Hun heilige blikken elkaar.
Voor Jezus lijkt het alsof Hij opnieuw de Hemel aanschouwt, want
Maria’s ogen zijn de spiegels van het Onbevlekte Paradijs van
zondeloosheid en volmaakte Liefde – de volkomen in ere herstelde
mensenziel. Jezus, wiens blik totnogtoe in het oneindige leek te staren,
lijkt plots nieuw leven te ontvangen. Nochtans voel ik hoe Jezus’ Hart bij
de aanblik van Maria als het ware openscheurt onder de invloed van
twee geweldige, aan elkaar tegengestelde krachten: enerzijds de nieuwe
moed die Hij ontvangt doordat Haar volmaakte Liefde Zich als een
wollen mantel om Zijn Hart hult, en anderzijds het besef van de
hartverscheurende Smart die Zij nu ondergaat. Maria is hier waarlijk de
Medeverlosseres, die met de Verlosser gedurende enkele ogenblikken
de diepste gevoelens van pijn over de zonde en de zwakheid der zielen
uitwisselen van oog tot oog, van Hart tot Hart, van ziel tot ziel. Het
intense gezamenlijke Lijden, dat zich totnogtoe in het verborgene van de
lichamelijke scheiding had voltrokken, wordt hier bezegeld door het
oogcontact, waarin de mystieke en de menselijke zijde ervan één
worden.
Voor Jezus is het nu ten volle alsof Maria mee Zijn Kruis draagt, want
God heeft het zo beschikt dat Zij in deze korte ontmoeting zowel een golf
van Goddelijke kracht zal ontvangen, alsook Zelf tot in het diepste van
Haar wezen het Lijden van Jezus zal meedragen. Uit Haar mond komt
nauwelijks een klank, uit Haar Hart schreeuwt echter de pijn om de
Smart die God sedert de zondeval elke dag ontelbare malen is
aangedaan, en waarvan Zij de tekenen vóór Zich ziet en voelt in de
gesteldheid van Haar Goddelijke Zoon.
10
In deze weinige ogenblikken is heilsgeschiedenis geschreven.
Ik werd reeds eerder aangegrepen door de aanblik van de
onverschilligheid bij vele zielen langs de weg waarop Jezus bloedend
verder strompelt. Hoewel deze minuten de grootste uit de
heilsgeschiedenis vormen, gaan velen gewoon door met hun leven alsof
er niets aan de hand is. Zo ook Simon van Cyrene, die via een klein
zijwegje aan de weg komt, waarop Jezus nadert. Omdat Simon er uitziet
als een sterke man, wordt hij er door Romeinse bewakers toe
uitgenodigd om Jezus, die Zich nauwelijks op de been kan houden, te
helpen bij het dragen van Zijn Kruis. Simon weigert, terwijl hij Jezus
aankijkt met een blik waaruit af te lezen lijkt, dat hij “met een
veroordeelde liever niets te maken heeft”. Jezus kijkt hem een ogenblik
aan, met lijdende doch brandende ogen, en in Simon lijkt iets te
“klikken”. Hij grijpt het Kruis vast, dat echter door Jezus geen ogenblik
wordt losgelaten, zodat Jezus ononderbroken de “Kruisdragende” blijft.
De Goddelijke Beschikking ten aanzien van de Verlossing zou het
eenvoudig niet hebben toegestaan dat Simon zelfs maar één ogenblik
het Kruis in zijn eentje zou hebben gedragen, want de Verlosser moest
de Kelk ledigen tot de laatste druppel.
Welk machtig symbool wordt hier afgetekend: Het vergt een
zelfoverwinning, en vaak ook enige dwang vanwege de
omstandigheden, om een ziel ertoe te overhalen om de eigen belangen
terzijde te schuiven en een andere ziel bij te staan in een beproeving die
in feite het eigen leven niet aanbelangt. Het zal echter het grote
tweeledige symbool voor het leven als christen worden:
- de ziel die de medemens helpt om diens kruisen (beproevingen) te
helpen dragen, zodat deze medemens zelf beter in staat is om zijn
eigen levensopdracht in dienst van Gods Heilsplan te vervullen, en
- de ziel die Jezus in de medemens helpt om Zijn Kruis te dragen, want
de Verlosser heeft bruiloft gesloten met het Kruis tot het einde der
tijden, en is aanwezig in elke kruisdragende ziel.
Naarmate de tocht verder gaat, vindt in Simons hart een geleidelijke
ommekeer plaats. Hij brengt hier tot uitdrukking, dat bekering, inzicht en
een van harte aangeboden naastenliefde vaak tijd nodig hebben om zich
in een hart zodanig te ontwikkelen, dat de gevoelens en gedachten zich
van het wereldse beginnen te verwijderen om de situatie steeds méér
vanuit Gods ogen te leren bekijken, tot Heil van de eigen ziel en voor het
welbevinden van diegene, die men helpt. De aanvankelijke waarneming
van Simon ten aanzien van Jezus verandert steeds méér van “een
veroordeelde met wie ik liever niets te maken heb” naar “een arme
lijdende ziel, die net zo goed ikzelf kon zijn geweest”. Hoewel Jezus en
Simon geen woord spreken, lijkt tussen hen een onuitgesproken eenheid
te groeien, een soort lotsverbondenheid.
11
God brengt hier tot uitdrukking wat kan gebeuren in elke ziel die begrijpt
dat zij op haar levensweg in werkelijkheid bezig is, een kruis te dragen
samen met Jezus: Gods Wet heeft tussen de Verlosser en elke ziel een
lotsverbondenheid beschikt, die zal duren tot het einde der tijden. De ziel
die waarlijk bereid is, haar beproevingen in Liefde en zonder protest te
dragen als bijdragen tot Gods Heilsplan, kan de Tegenwoordigheid van
Jezus in haar kruisen leren ontdekken, en kan een immense kracht
oogsten uit het besef dat zij in waarheid bezig is, samen met Jezus aan
eenzelfde opdracht te werken. Dit bewustzijn kan het levendigste worden
voor de ziel die zich totaal aan Maria toewijdt, omdat de
Medeverlosseres in deze ziel de verbondenheid met Christus
tegenwoordig zal stellen.
Hier wordt gesymboliseerd hoe tussen een ziel en God een eenheid kan
groeien doordat de ziel haar waarneming steeds méér laat leiden door
het hart en datgene wat Gods Geest daarin uitwerkt, in plaats van door
louter wereldse waarneming en gericht-zijn op eigen belang. Hoewel
Simon aanvankelijk naar huis wilde, lijkt hij er spoedig van overtuigd dat
hij in dit uur nergens méér thuis hoort dan hier, als stille gezel van deze
Lijdende, die ondanks Zijn verminkingen op hem indruk maakt. Simon
verkondigt hier zonder woorden Gods verlangen dat de ziel haar
verantwoordelijkheid zou nemen voor het kruis van haar leven, dat door
de zondelast van de hele mensheid in de wereld is gekomen, in plaats
van deze verantwoordelijkheid op de schouders van de Barmhartige God
te laten: Gods Barmhartigheid zal voor alle tijden een gedeelte van de
zondelast dragen, doordat Zij zonden vergeeft, voor dewelke hierdoor
vanwege mensenzielen niet meer dezelfde uitboeting moet worden
gedragen. Inderdaad: Alle zonden drukken als een last op de mensheid
als geheel, en elke zonde kan slechts op één van de beide volgende
wijzen van de mensheid worden weggenomen:
- ofwel doordat zij op één of andere wijze door mensenzielen wordt
goedgemaakt (uitboeting, offers, gebeden, Heilige Mis, aanbidding,
verheerlijking, diep doorleefde toewijding...). Deze inspanningen
kunnen worden aangevuld met de opofferingen vanwege zielen in het
vagevuur. Dit alles samen staat gelijk met het dragen van het kruis der
zonden door geschapen zielen in nog niet verheerlijkte toestand;
- ofwel doordat Gods Barmhartigheid haar wegbrandt in het vuur van de
Goddelijke Liefde, op grond van een rechtstreekse tegemoetkoming
van God of via de tussenkomst van Maria, die bestemd is als de Brug
tussen God en de zielen.
De grote les van de tussenkomst van Simon van Cyrene ligt uiteraard
hierin, dat de mensenziel steeds bereid zou zijn om het kruis van haar
medeschepselen te helpen dragen, zoals een voorbijganger die door
Gods Voorzienigheid op het juiste ogenblik op de juiste plaats wordt
12
gebracht om daar zichzelf terzijde te schuiven terwille van Jezus, die in
het medeschepsel Zijn Kruis verder draagt. De ziel kan vaak eenvoudig
Simon van Cyrene voor de ander zijn door voor diens verlichting en
vergeving (voor de andere ziel, die steeds in zekere zin “een
veroordeelde” is indien zij haar misstappen niet zou berouwen) te
bidden.
Gods Voorzienigheid bereidt een nieuw lichtpunt voor Jezus en een
nieuwe les voor de zielen die na Hem zullen komen: Veronica wringt zich
doorheen het gedrum de weg op, zinkt op de rechterknie en biedt Jezus
twee dingen aan: In de ene hand draagt zij een beker wijn, in de andere
een doek. Jezus negeert de wijn, hoewel Hij er heel zachtjes voor dankt,
doch grijpt met één hand naar het doek, en drukt dit in één beweging
tegen Zijn Gelaat. Een prachtig beeld: Hoewel Jezus Zich volkomen
uitgedroogd voelt, verloochent Hij deze hoge nood van Zijn Lichaam, om
de mensenzielen een nieuw erfstuk van Zijn Liefde na te laten: Hij laat
de afdruk van Zijn Gelaat op het doek na, en geeft het daarna aan de
vrouw terug.
God leert hier de zielen Zijn verlangen, dat zij elkaar in de ziel zouden
schoonwissen (het gelaat is hier te beschouwen als spiegel van de ziel),
en hierdoor Gods evenbeeld in de ziel zouden helpen herstellen. Dit is
wat gebeurt wanneer een ziel de eer en de naam van een andere ziel
herstelt (haar waardigheid in de ogen van haar medeschepselen
herstelt), nadat deze door het slijk van roddel en laster zijn besmeurd.
Jezus toont hier, hoe Hij Zichzelf, de aanblik van de Eeuwige Liefde, in
de ziel afdrukt wanneer deze zichzelf verloochent om Hem in haar
medeschepselen Zijn waardigheid terug te geven, en Hem daarbij nog
de wijn van haar eigen bloed (haar lijden en beproevingen, dus haar
leven) wil aanbieden. Jezus neemt de beker wijn niet aan. Zo ook neemt
Hij wel de offerande van alle beproevingen aan (Hij dankt voor de
bereidheid, Hem deze offergave te schenken), de beproevingen zelf
echter, moet de ziel nog steeds zelf dragen, doch op mystieke wijze
vloeien deze door de band van het geloof in het Lijden van Jezus over.
De ideale brug voor deze overvloeiing is de toewijding van alle
beproevingen aan Maria, die voor altijd één van Hart met Jezus is.
De lichamelijke zwakheid van Jezus begint een zware tol te eisen.
Opnieuw valt Hij ter aarde neer, waarbij het Kruis zo hard tegen Zijn
Lichaam slaat, dat Hij alweer nieuwe kneuzingen oploopt, en een aantal
wonden op Zijn rug opnieuw beginnen te bloeden. Ook uit de wonden
van de doornenkroon vloeit opnieuw meer bloed. Deze val van Jezus
symboliseert de vele beloften die de ziel aan God doet, en die zij in haar
zwakheid breekt. Het is de wankelmoedigheid, de wispelturigheid, die
hier ter aarde stort. God wijst hierdoor tevens op het feit dat
wankelmoedigheid een teken van gebondenheid, gehechtheid aan het
wereldse is (zij wordt in de val “naar de aarde toe getrokken”). Elke
13
ontrouw aan Jezus en aan het Hart van Maria, aan wie de ziel zich
toewijdt, is als een val, als een terugkeer naar de heerschappij van
wereldse belangen.
Jezus heeft nog méér moeite om overeind te komen dan na de eerste
val. Het is louter de wil om eerherstel te brengen voor alle ontrouw aan
God en aan de naleving van elk heilig verbond (Mariatoewijding,
huwelijk, priesterschap, enzovoort), voor alle wankelmoedigheid in het
volgen van Gods richtlijnen, die Hem de kracht geven om Zijn Kruisweg
te vervolgen. Uit Jezus’ Hart welt de smeking op, dat de zielen van alle
tijden de kracht mogen vinden om op hun levensweg niet te vallen onder
de lasten van allerlei wereldse invloeden, en om elk verbond met God te
heiligen door een vaste wil om alle beproevingen (kruisen) te trotseren.
Jezus wankelt nu onder het verpletterend bewustzijn van de honderden
miljoenen huwelijken die op aarde zullen worden gebroken, de ontelbare
priesters en kloosterlingen die hun geloften niet zullen nakomen of deze
op zeker ogenblik totaal zullen beëindigen, de ontelbare zielen die zich
ooit aan Maria zullen toewijden doch deze toewijding niet echt zullen
beleven.
Spoedig hoort Jezus naast Zich de jammerklacht van vrouwen, duidelijk
behorend tot de meer welgestelde klasse, die uiting willen geven aan het
feit dat zij zijn veroordeling afkeuren en dat zij het een schande achten,
dat deze heilige Profeet, deze Weldoener van Israël, nu als een
voorwerp van schande ter kruisiging wordt geleid. Jezus echter, houdt
enkele ogenblikken halt, en zegt: “Dochters van Jeruzalem, weent niet
over Mij, doch veeleer over uzelf en over uw kinderen”. Jezus wijst er
hier op, dat het dan wel een uiting van Liefde jegens Hem mag zijn,
droefheid te voelen over Zijn veroordeling, die vanzelfsprekend vanuit
een menselijk standpunt volkomen onterecht was, doch dat de ziel niet
datgene moet bekijken, wat zij aan de oppervlakte opmerkt, doch veeleer
dieper moet leren zien: Waarom is Jezus, de Verlosser, hier
veroordeeld? Vanwege de zonden van alle generaties. God leert hier de
zielen, nooit uit het oog te verliezen dat Jezus om geen andere reden het
Kruis heeft gedragen, dan vanwege de zonden van mensenzielen in alle
tijden.
Op de flanken van de helling die Golgotha heet (“schedelplaats”, omdat
het de plaats is waar de ter dood veroordeelden terecht staan), welt uit
het Hart van Jezus een intense smeking op, dat Hij niet daar, doch aan
het Kruis zou sterven, want Hij heeft het gevoel dat alle leven uit Hem
wegtrekt. De uitputting lijkt compleet. Hij stort opnieuw in elkaar, en lijkt
nu langer te blijven liggen dan de vorige malen wanneer Hij onder het
Kruis is bezweken. In de herhaalde val wijst God op de gehechtheden,
het steeds terugkeren van de zielen naar de dingen die hen in het
wereldse vasthouden. Ik zie hoe Jezus tijdens het overeind komen, dat
14
nu uitermate moeizaam verloopt, naar de top van Golgotha staart met
een blik die, voor wereldse ogen, volkomen verstard en levenloos lijkt. In
werkelijkheid brengt Jezus hier de uiterste vergeestelijking tot
uitdrukking, in een blik die slechts één ding ziet: de plaats waar Hij de
Verlossing van velen zal voltooien, de plaats waar de bruiloft met het
Kruis der Verlossing definitief wordt bekroond.
Jezus vertrouwt mij toe wat zich hier in het volkomen onzichtbare
werkelijk heeft afgespeeld: Enkele ogenblikken lang heeft het (wereldse,
lichamelijke) leven Hem verlaten, zodat alles wat Hij nog in Zich draagt,
zich op het niveau van Zijn ziel samenbalt, als een teken van volkomen
overgang van werelds leven naar vergeestelijking en volkomen Goddelijk
Leven. Welk machtig symbool: De bekroning van de Verlossing wordt
voorafgegaan door de totale vergeestelijking. Zo moet het in elke ziel
gebeuren. De beproevingen op onze levensweg moeten onze
belangstelling, ons denken en ons voelen steeds verder van het
lichamelijke wegleiden. Jezus’ Hart is nu zo totaal op de Godheid en het
Goddelijk Heilsplan gericht, dat het in een gebed lijkt te veranderen:
“Vader, door de naderende voltrekking van Mijn bruiloft met het Kruis,
geef dat alle zielen die Mij oprecht willen navolgen, ook de bruiloft met
hun kruis mogen voltrekken in de opoffering van hun wereldse behoeften
en in een totale bekering naar het leven in dienst van Onze Werken, tot
het Eeuwig Heil van velen”.
Terwijl Jezus enkele ogenblikken wezenloos naar de top van Golgotha
staart, wordt mij het vuur van Zijn verlangen getoond. Hij leeft waarlijk in
een andere wereld, in de enige werkelijkheid die waarde heeft voor alle
zielen: de Hemelse, alsof Hij “bezeten” is door de drang om Gods
Heilsplan te ontsluiten voor alle eeuwen. Het is deze golf van Liefde en
van hoop, en de verbeten wil om zielen te redden, die Hem overeind
halen. Hij leeft werkelijk uitsluitend voor de voltrekking van de bruiloft
met het Kruis, en voor de ontsluiting van de Hemel voor velen.
In feite wordt de Kruisweg afgesloten door deze derde val, die wellicht de
grootste levensles voor de zielen in zich bergt: De ziel kan (en zal)
tijdens haar levensreis meermaals vallen. Een val hoeft niet het einde te
betekenen, doch een nieuw begin. Een val schenkt de gevallene de
gelegenheid, zijn schreden helemaal opnieuw te organiseren. Daartoe
moet hij echter eerst opstaan. Wie blijft liggen, sluit bruiloft met de aarde,
het wereldse, het vergankelijke dat geen Heil kan brengen. Wie overeind
komt, geeft hierdoor blijk van de wil om verder op zijn doel af te gaan. In
haar hart heeft deze ziel haar doel eigenlijk reeds bereikt, en indien zij
toch bezwijkt, zal God haar opdracht niettemin als volbracht
beschouwen, want in haar hart was zij vast besloten om de kroon op het
werk te zetten.
15
De ware verdienste van de levensweg is deze: dat de ziel haar opdracht
niet opgeeft. Zij is geroepen om een bepaalde opdracht te voltooien, en
zal tijdens de uitvoering ervan hoogstwaarschijnlijk meermaals ten val
komen. Het is echter de wil om haar te voltooien, die door God als
gerechtigheid wordt aangerekend, niet het uiteindelijke resultaat. Slechts
Jezus moest het beoogde resultaat restloos boeken, omdat Hij de
Verlosser was en dit voor alle eeuwen zal blijven. Van de mensenziel
verwacht God slechts een onverdroten inspanning om na elke val op te
staan, als akte van Liefde, van geloof en van hoop. De ziel die na een
val opstaat en met goede moed opnieuw begint, geeft jegens God blijk
van haar aanvaarding van al Zijn beschikkingen voor haar leven, en van
de overtuiging dat God deze val heeft toegelaten omdat deze haar
zielenheil zal bevorderen indien zij deze met Liefde, hoop en vertrouwen
benadert. Dit alles heeft God de zielen willen leren in het herhaalde
vallen van Jezus onder het Kruis. Zo leert God de zielen tevens, dat de
ware verdienste van de ziel niet alleen wordt verzameld in de uren van
vooruitgang, doch ook in de uren van schijnbare stilstand, in de wijze
waarop zij met de tegenslagen omgaat, in haar denken en voelen terwijl
al het andere in haar onbeweeglijk lijkt.
Jezus nadert nu, schijnbaar méér dood dan levend, de plaats van Zijn
werkelijke terechtstelling: de berg der zonden, de feesttafel der
Verlossing voor alle zielen die Hem door de inrichting van hun eigen
leven zullen volgen.
3.2.9 Golgotha
De top van Golgotha lijkt mij een gewelfd plateau met een harde,
grotendeels versteende bodem. Wanneer Jezus de top bereikt, schijnt
de zon, maar er staat ook veel wind.
Jezus wordt van Zijn kleren ontdaan, zodat nog slechts een doek Hem
onderaan de romp bekleedt. God toont de zielen hier dat niet het
stoffelijk omhulsel van de ziel van belang is. De ziel gaat als ziel de
bruiloft met God en de verheerlijking tegemoet, het lichaam wordt
afgelegd. Het enige belangrijke is dus, dat de mens werkt aan de
voeding van zijn ziel. De ziel gaat de heerlijkheid binnen met haar
innerlijke waarden, totaal los van haar stoffelijke eigenschappen (het
lichaam en alle wereldse gehechtheden). De kleding is hier dus symbool
voor datgene wat de ziel, het ware wezen van de mens, verbergt achter
de uiterlijke schijn, en wat de ziel ook in hoge of minder hoge mate
ontoegankelijk kan maken voor Gods Licht. De ziel moet tijdens haar
aardse leven een punt kunnen bereiken waarop zij alles wat haar aan
het wereldse bindt, van zich afschudt. Pas daarna kan het offer van haar
leven zijn bekroning ervaren (de “dood van het wereldse, van de
16
oppervlakkigheden, van de gehechtheden, op het kruis van het leven”)
om de top van de verheerlijking te bereiken.
De ziel staat hier dus als het ware op de top van haar leven (de top van
Golgotha), boven dewelke de Hemel zich weldra zal openen. Wanneer
Jezus van Zijn kleren wordt beroofd, laat de ziel die Hem wil navolgen,
zich van alle uiterlijke schijn beroven om onbekleed voor God te
verschijnen zoals zij werkelijk is, met al haar zwakheden, maar ook als
het ware opdat zichtbaar moge zijn vanuit welke innerlijke gesteldheid
haar offer wordt gebracht. Bij Zijn ontkleding verzucht Jezus in het
diepste van Zijn Hart:
“O Vader, mogen de zielen van alle tijden zichzelf leren zien zoals zij
werkelijk zijn. Mogen zij niet verblind blijven voor zichzelf. Mogen zij uit
eigen vrije wil de offerande van de kruisweg van hun leven op aarde
bekronen door de overgave van alles waarachter zij steeds hun ware
wezen hebben verborgen. O Vader, U en Ik doorgronden de diepten van
harten en zielen, doch zalig zij die zich uit eigen vrije wil aan Ons
vertonen zoals zij werkelijk zijn, met al hun zwakheden. Slechts zij zullen
het Licht van de zon boven hun Golgotha in zich opnemen en Mijn
Werken in hen tot bloei zien komen. In hen zal de Graankorrel tot Brood
van Eeuwig Leven worden. O moge de wind van de Heilige Geest hun
onbeklede wezen omhullen, opdat zij in hart, geest en lichaam gezuiverd
mogen worden”.
Jezus wordt, meer met gebaren dan met woorden, uitgenodigd om te
gaan liggen op het Kruis, dat nu plat op de grond ligt. Te oordelen naar
hun kleding, zijn de mannen, die de voorbereidingen op de executie
treffen, geen Romeinse soldaten doch burgers. Het lijken mij zelfs geen
Romeinse burgers te zijn. Nu en dan wisselen zij enkele woorden met
een Romeinse officier, voor het overige heb ik de indruk dat zij concrete
instructies hebben, die zij eerder mechanisch uitvoeren. Van de vele
details die mij in een aantal visioenen zijn getoond, vermeld ik slechts
deze, waarvan mij ook diepere spirituele achtergronden worden
verklaard.
Op de kop van het Kruis is een plaat vastgemaakt met het opschrift
“INRI”, letterwoord voor “Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum” (Jezus van
Nazareth, Koning der Joden). Het is Gods Voorzienigheid die de
Romeinse landvoogd Pilatus tot dit opschrift heeft geïnspireerd, want het
is God Zelf, die in dit letterwoord de boodschap heeft verborgen dat
Jezus voor eeuwig de Koning van het uitverkoren volk is, waarbij onder
“uitverkoren volk” hier moet worden verstaan: “het godsvolk”, alle zielen
van goede wil van alle tijden, dus alle zielen die bereid zijn om hun wil
één te maken met deze van God. Het zijn namelijk deze laatsten, die het
zaad van deze Verlossingswerken van de Christus in hun eigen ziel tot
17
bloei zullen brengen. Zij zijn het, die Christus als Koning zullen
erkennen.
Het beeld van Jezus, die met slechts één doek bekleed, aan het Kruis
wordt genageld, wekt het besef dat de ziel die waarlijk christen wil zijn,
ertoe geroepen is, zich zozeer van alles te ontdoen, dat zij als het ware
“zoals zij door God is gemaakt”, zonder enige “vermomming”, opnieuw
naar God terug moet keren nadat zij zich met haar reisgezel, het kruis,
heeft laten verenigen (met andere woorden: nadat zij het kruis der
beproevingen van harte heeft aanvaard). Zovele zielen verbergen zich
hun hele leven lang achter allerlei wereldse oppervlakkigheden (de
mening van anderen, de gedragslijn die door reclame en televisie wordt
“voorgeschreven”, de behoefte om zich zo voor te doen, dat men door
anderen geprezen wordt, enzovoort). In het uur waarin zij oog in oog met
hun Schepper staan, houden zij van dit alles echter niets over: Dan blijft
slechts datgene, wat zij werkelijk in hun hart dragen, en datgene wat zij
tijdens hun leven op aarde werkelijk voor Gods Heilsplan en voor de
heiliging van hun eigen ziel hebben gedaan, of juist niet hebben gedaan.
Vele zielen trachten hun ware gesteldheden te verbergen achter façades
van woorden, gedragingen en inhoudsloze uiterlijkheden. De ontkleding
van Jezus brengt ook hiervoor eerherstel. De ziel kan haar ware hart
misschien voor zichzelf en haar medeschepselen verbergen, maar nooit
voor God, en in het uur van haar levensoordeel kijkt God dwars
doorheen de “kleren” om de kern van de ziel te zien, die de echte
waarheid over de mens en zijn staat van genade of ongenade onthult.
Inderdaad, Jezus aanvaardt Zijn Kruis van harte. Uit Zijn mond komt
tijdens de aannageling geen enkel woord. De pijn in de handen en
voeten terwijl de spijkers er doorheen worden geslagen, is niet te
beschrijven. Bloedvaten scheuren open, pezen, zenuwen en spieren
scheuren. De vingers trekken zodanig samen dat het lijkt alsof elke hand
de spijker die er doorheen wordt geslagen, omklemt. Jezus verbijt de pijn
met alle kracht die Hij in Zich vindt. Hij weet dat Maria Zich niet ver van
de plaats van de aannageling vandaan bevindt, en dat de lucht op
Golgotha eerder ijl is. Dit verschijnsel geldt blijkbaar voor grote delen van
Israël, althans in de dagen van Jezus. Hierdoor draagt elk geluid er
verder dan dit in onze streken het geval is. Jezus wil niet dat Zijn Moeder
nog méér zou lijden door bijkomende tekenen (zichtbare indrukken en
hoorbare geluiden) van pijn bij Hem waar te nemen.
De ziel kan delen in de verdiensten van de aannageling van Jezus aan
het Kruis, door al het wereldse in zichzelf te laten kruisigen, er zich van
af te keren, en de kruisweg van al haar beproevingen uitdrukkelijk één te
laten worden met het Verlossingsoffer van Jezus. Telkens de ziel een
wereldse gehechtheid “aan het kruis slaat” opdat deze moge “sterven”,
gaat dit met pijn en lijden gepaard. Men zou het beeld van de kruisiging
kunnen hanteren, en het zo beschouwen, dat de kruisiging van een
18
gehechtheid of van een persoonlijke zwakheid of slechte gewoonte,
gepaard gaat met bloedverlies: Het “kost de ziel iets”. Dit bloeden, is
echter bedoeld als bron van zuivering voor de ziel, net zoals een wonde
gereinigd kan worden wanneer doorheen deze wonde bloed naar buiten
treedt.
Het Kruis met Jezus wordt opgeheven. God toont Zijn Zoon in de
voltrekking van het uiterste Offer van Liefde, boven alle hoofden
verheven als Teken voor datgene wat echt belangrijk is en waarnaar elke
ziel moet opkijken. Zoals God ten tijde van Mozes elke ziel die tijdens de
tocht van het godsvolk doorheen de woestijn, door een slang was
gebeten, genezing beloofde indien zij zou opkijken naar de bronzen
slang die Mozes maakte en op een paal tentoon stelde, zo geldt dit hier
nog des te méér: Elke ziel die door de slang (de duivel) is “gebeten” (op
de bekoring is ingegaan en heeft gezondigd), en die opkijkt naar Jezus,
verheven op het Kruis (= die gelooft in de Verlosser en in de Waarheid
van het Verlossingsmysterie, en aan de eigen Verlossing meewerkt),
wordt genezen van het gif van de zonde, en sterft niet (in de ziel).
De gekruisigde Verlosser beeldt hier letterlijk uit wie Hij is en wat Hij aan
het doen is: Hij is hier de Verbinding tussen Hemel en aarde, en alle
Verlossing stroomt uit de Hemel door de Gekruisigde heen naar de
aarde (= de zielen). Deze stroom wordt bovendien gesymboliseerd door
het Bloed van Jezus, dat uit Zijn Wonden naar beneden druipt en vloeit.
Aanschouwen wij de Wonden van Jezus. Geen enkel plekje aan Zijn
Lichaam is ongeschonden gebleven. God heeft daarmee een bedoeling:
Geen enkel aspect van het mens-zijn is vrij van de zonde. De meest
opvallende Wonden van Jezus hebben de volgende diepe betekenis:
De rechter schouder heeft een diepe, bloedende wonde, vanwege het
langdurige schuren van het zware Kruis op deze schouder tijdens de
Kruisweg, waarbij het Kruis veelvuldig van plaats verschoof en geregeld
vrij hard tegen de schouder en het sleutelbeen terug sloeg. God toont in
deze Wonde aan, hoe zwaar het gewicht van de zonden der mensheid
van alle tijden op de Verlosser drukt, en hoeveel Bloed (= Leven) het
Hem (en de zielen zelf) kost. De Schouderwonde van Jezus moest zo
diep worden omdat talloze zielen hun dagelijkse lasten niet in overgave
dragen, doch integendeel vaak God vervloeken door hun protest, hun
jammerklachten over hun lot, en/of hun neiging om jegens hun
medemens hun beproevingen te benadrukken, met de bedoeling
hiervoor ofwel beklaagd ofwel geprezen te worden.
De beide handen zijn doorboord door de spijkers waarmee Jezus aan
het Kruis is geslagen. Met de handen worden ontelbare zonden
bedreven, zodat de handen vaak instrumenten van angst voor de
medeschepselen worden. Hoezeer verlangt God ernaar, dat de handen
van de mens in alle omstandigheden instrumenten mogen zijn die zegen
19
en vreugde brengen (die liefkozen, die te eten en te drinken geven, die
genezende handelingen stellen, die lasten helpen dragen, die hulp en
verlichting brengen). Jezus heeft met Zijn handen genezingen gebracht,
gezegend, doden opgewekt, Leven en vreugde gebracht. Met de
Wonden van de handen brengt Jezus hier eerherstel en uitboeting voor
de ontelbare handelingen waarmee zielen in alle eeuwen geen Heil doch
lijden over hun medeschepselen brengen.
De beide voeten zijn eveneens doorboord door de spijkers waarmee
Jezus aan het Kruis is geslagen. Deze voeten hebben het Lichaam van
de Messias doorheen het land van Israël gebracht om overal de Blijde
Boodschap, nieuw Leven, en genezing en vreugde te verspreiden. Jezus
brengt met deze Wonden eerherstel en uitboeting voor de ontelbare
dwalingen van zielen (de dwaalwegen der wereld verwonden “de voeten
van de ziel”), en de ontelbare malen waarbij zielen dingen nalopen, die
hen geen stap dichter bij hun Heil brengen (die hen echter eerder de
kostbare tijd doen verliezen, die God hen dagelijks geeft om hun
spirituele ontwikkeling te bevorderen), of hen zelfs dichter bij hun verderf
brengen, en voor de gelegenheden waarbij zielen zich niet de moeite
getroosten om zich naar een lijdend medeschepsel te begeven om het
hulp, verlichting en vreugde te bieden.
Na de Dood van Jezus zal een Romeinse soldaat doorheen de Zijde van
Jezus Zijn Hart met een lans doorsteken. Deze Wonde draagt een
geweldige symbolische betekenis: De Eeuwige Liefde laat zich
doorsteken om zich tot de laatste druppel over de mensenzielen van alle
tijden te ontledigen. Het Bloed uit het Hart van Jezus is de drager van de
volheid van het Goddelijk Leven. Het water uit Zijn Hart is te
beschouwen als Goddelijk doopwater dat de zielen die Jezus waarlijk
willen volgen, onderdompelt in Zijn Liefde en hen totaal kan reinigen. De
Verlosser laat Zijn Hart openen tot eerherstel voor elk gebrek aan Liefde
onder de zielen. Elke zonde, elke misstap, elke dwaling, elke
tekortkoming, is een vrucht van een gebrek aan Liefde, dus van een
onvolkomenheid in het vermogen of de bereidheid van de ziel om Gods
Liefde door haar heen te laten stromen om haar volmaakte vruchten op
te leveren. God beschikt dat het Hart van de Christus na Zijn Dood
doorstoken wordt, om aan te tonen dat Hij niet alleen alles heeft
gegeven, doch zelfs wil bewijzen dat Zijn Liefde niets achterhoudt.
Aan het Lichaam van de Goddelijke Verlosser was geen vierkante
centimeter ongeschonden. Wanneer sprake is van “de vijf Wonden van
Jezus”, is deze uitdrukking derhalve even onzinnig als wanneer wordt
gesproken over “de zeven Smarten van Maria”, wanneer wij weten dat
Maria een leven heeft geleid waarin de Smarten, hartenpijnen, geestelijk
en zelfs lichamelijk lijden geen dag ontbraken en de meest
uiteenlopende vormen aannamen. Daarom nodigt de Meesteres van alle
zielen elke ziel ertoe uit, de ontelbare onbekende of nooit vermelde
20
Wonden van Jezus te beschouwen als akten van eerherstel en
uitboeting die Jezus heeft volbracht voor de ontelbare zielen die hun
eigen slechte gewoonten en onzuivere neigingen niet kennen, niet
herkennen, of niet willen kennen. Zo nodigt Zij elke ziel ertoe uit, Haar
eigen ontelbare onbekende of nooit vermelde Smarten te beschouwen
als akten van eerherstel die Zij heeft volbracht voor de ontelbare zielen
die niet zien door welke gewoonten, neigingen, handelingen of woorden
zij hun medeschepselen pijn en verdriet berokkenen.
Kort na de verheffing van het Kruis worden de kleren van Jezus onder de
soldaten verdeeld. De enige reden waarom zij belangstelling hebben
voor de kleren van Jezus, ligt in feite hierin, dat God ook hierdoor de
zielen van alle tijden een teken wil nalaten: De mens interesseert zich
méér voor uiterlijkheden dan voor datgene wat echt telt. Op enkele
meters afstand hangt de Goddelijke Messias te sterven voor hun
Verlossing, hun eeuwig Heil, doch zij hebben slechts belangstelling voor
wereldse voorwerpen. Dat is slechts mogelijk indien de Liefde niet meer
stroomt en het hart geen gevoelens meer koestert ten aanzien van het
medeschepsel noch ten aanzien van God. Als voorwerp met een sacrale
waarde beschouwen deze zielen de kleding van Jezus niet, want zij
hebben Hem niet als Zoon van God herkend en begrijpen niet wat zich
hier aan het voltrekken is. Bovendien drukken deze zielen hier uit,
hoezeer de mens steeds bezig is, te oordelen. De kleren drukken
immers de “buitenzijde” van de mens uit, datgene wat anderen van hem
zien. Wanneer zielen de kleren van een veroordeelde onder elkaar
verdelen, zijn zij in feite bezig, aan de diverse onderdelen een zekere
waarde te hechten: “Dit vind ik de moeite waard om te bezitten, het
andere minder...”. Het stoffelijke, datgene wat door de zintuigen
waargenomen kan worden, wat bezeten kan worden en voor geld of een
andere tegenprestatie verkocht kan worden, krijgt voor ontelbaren
voorrang boven de Liefde, boven het eeuwig Heil, en boven God Zelf.
De lijfrok echter, wordt niet verdeeld, hij wordt verloot. God stelt ook
hierin een teken: De lijfrok was het kledingstuk dat het nauwst met het
Goddelijk Lichaam van Jezus in contact was geweest. Het staat dus als
het ware symbool voor de verbinding tussen de Godheid en de
Mensheid van Jezus. Het feit dat dit kledingstuk niet verdeeld mocht
worden, is een teken naar de mensheid toe, dat God geen enkele
verdeeldheid onder de zielen wenst. Elke ziel die, op welke wijze dan
ook, verdeelt (de eenheid bedreigt), kan geen volgeling van Christus zijn.
Geleidelijk verandert de hemel boven Golgotha. De zon verbergt zich
meer en meer, en de wind wordt nadrukkelijker. De natuur lijkt te lijden.
Aan het Kruis balt Jezus letterlijk het lijden van de hele mensheid van
alle tijden samen om het voor elke ziel van goede wil tot volle
vruchtbaarheid en verdienste te kunnen brengen. Ziehier de diepe
betekenis van de Kruisiging, zoals deze mij wordt getoond en verklaard:
21
Jezus wil aan het Kruis de zielen verlossen door hen in de eerste plaats
te bevrijden uit hun gehechtheden aan het wereldse, uit de macht van
stoffelijke behoeften, uit de overheersing van de belevingen van de mens
door zijn wereldse belangen, en uit de neiging van de zielen om slechts
het zintuiglijk waarneembare te beleven als de ware realiteit van het
leven. Door de erfzonde draagt elke ziel de verplichting om haar bijdrage
te leveren tot het herstel van het evenwicht in de schepping, dat door de
erfzonde en alle daarop volgende zonden zwaar is verstoord. De waarde
van deze bijdrage wordt door God afgemeten volgens de mate waarin de
ziel de ware Liefde laat stromen. De stroming van de Liefde wordt
bepaald door overgave, zelfverloochening, toewijding en opgeofferde
beproevingen. Zo heeft God het in Zijn Wijsheid voorzien, en daarom
heeft Hij de mens de gelegenheid geboden om door lijden in lichaam en
ziel, in hart en geest, de effecten van de zonde tegen te gaan en/of
ongedaan te helpen maken. Hierdoor wordt de levensweg van de ziel op
aarde tot een kruisweg, die ontelbare verschillende vormen kan
aannemen. Om geen andere reden dan deze is Jezus Mens geworden,
om door Lijden dit herstelmechanisme voor alle eeuwen te heiligen en te
ontsluiten. De meeste zielen leven echter in te grote gehechtheid aan al
het zintuiglijk waarneembare, zodat de kruisen op hun levensweg
spoedig een eigen leven beginnen te leiden. In die gevallen (die
buitengewoon talrijk zijn) kunnen wij zeggen dat de ziel zichzelf kruisigt:
Zij spijkert zich aan haar beproevingen vast, ja zij spijkert zich aan al het
wereldse vast, zodat zij er ten volle de gevangene van wordt. Ook dit
wordt door de Gekruisigde tot uitdrukking gebracht. Inderdaad, de ziel
die zich aan al het wereldse laat kruisigen, is niet vruchtbaar voor Gods
Heilsplan, voltooit haar eigen Verlossing en heiliging niet, en wordt zeer
vatbaar voor alle zonde. Uiteindelijk is Jezus gekruisigd om de
vatbaarheid voor de zonde en de effecten van alle zonde teniet te doen
in de mate waarin de ziel deze vrucht van de Kruisiging van de Christus
in haar eigen leven wil laten rijpen. Wanneer deze wil aanwezig is, zal
het leven van de ziel zijn ware vruchtbaarheid bereiken, doordat de ziel
zich dan niet langer aan haar beproevingen laat kruisigen, doch de
beproevingen in zichzelf zal kruisigen: Zij zal hen overwinnen door de
Liefde, in de vorm van een rimpelloze overgave en toewijding.
Jezus is vastgenageld aan het Kruis, en heeft dus letterlijk een zeer
beperkte bewegingsvrijheid. Zijn positie symboliseert hoezeer de ziel in
de wereld de gevangene is van gehechtheden en gewoonten: Zij is in
vele opzichten als een gekruisigde, want:
- zij hangt vastgenageld aan het wereldse en aan haar eigen gewoonten,
gehechtheden, zwakheden en neigingen;
- door haar gehechtheden bezit de ziel nauwelijks bewegingsvrijheid
voor de werken waartoe zij werkelijk geroepen is (de roeping die God
haar heeft gegeven, de taak die zij op aarde moet volbrengen als haar
22
persoonlijke bijdrage tot het Heilsplan van God voor alle zielen van alle
tijden);
- de ziel wordt gekweld door de pijnen van de zonde en ondeugd die uit
haar gehechtheden voortvloeien. De gehechtheden zijn in feite de
spijkers waarmee de ziel zichzelf door de wereld laat kruisigen, terwijl
God van haar verwacht dat zij de wereld zou kruisigen (zoals hierboven
aangetoond);
- de ziel bloedt leeg aan het ware Goddelijk Leven, en wordt door haar
eigen gehechtheden met de eeuwige dood bedreigd;
- zoals Jezus Zich volkomen uitgedroogd voelt, krijgt ook de ziel meer en
meer dorst naar het water van het Leven omdat zij uitdroogt door de
koorts van niet ophoudende bekoringen;
- Jezus aan het Kruis lijdt onder een toenemende kortademigheid
doordat Hij leegbloedt en veel lichaamsvocht verliest, en Zijn Bloed
steeds minder zuurstof naar Zijn weefsels kan brengen. De ziel wordt
kortademig doordat het haar begint te ontbreken aan de zuurstof van
de Heilige Geest;
- Jezus aan het Kruis lijdt verschrikkelijke spierkrampen, doordat onder
andere vanwege Zijn strakke lichaamshouding de bloedsomloop in de
spieren zo goed als stilvalt. De ziel verkrampt door gebrek aan
innerlijke vrede omdat het wereldse haar van alle vrede van hart
berooft.;
-
De gekruisigde Jezus verkleumt vanwege de vertragende
bloedsomloop en het feit dat Hij grotendeels ontkleed op de top van
een heuvel in een steeds toenemende wind en een zich steeds méér
verbergende zon aan een kruis hangt. De ziel verkleumt doordat het
vuur van de ware Liefde in haar dooft wanneer zij slechts de belangen
van de wereld dient in plaats van deze van God, die de ware Liefde laat
stromen;
- De Gekruisigde lijdt aan stijgende koorts vanwege de infectie van Zijn
talloze Wonden, en vanwege Zijn toenemende uitdroging. De ziel die
de slaaf is van haar gehechtheden en gewoonten, is voortdurend ten
prooi aan de koorts van eindeloze reeksen van bekoringen.
Vanop het Kruis kan Jezus in de verte Jeruzalem (de zogenaamde
Godsstad) zien. Daar worden lammeren geslacht voor het joodse
paasfeest. Jezus Zelf is echter het ware Paaslam, dat aan het Kruis
hangt te sterven, als het ware geslacht door en voor de zonden van alle
zielen van alle tijden. God wil hier duidelijk maken dat Jeruzalem haar
heiligheid verloren heeft, en dat de kracht der ware Verlossing niet meer
in Jeruzalem (oord van verstarring en van niet-aanvaarding van de
Messias) te vinden is, doch louter en alleen in de Christus, bovenop de
“berg der zonden” (Golgotha). Niet het doden van lammeren brengt het
23
heil, doch slechts het doden van de zonde, van elke zondige neiging.
Slechts het Bloed van de Messias ontsluit de Eeuwige Gelukzaligheid
voor de mensheid, omdat slechts Zijn Bloed als Bloed van de God-Mens
drager is van alle zonden van alle tijden, die Hij in Zich heeft getrokken
om hen prijs te geven aan de Kruisiging. Wanneer dit Bloed, drager van
het volmaakte Goddelijke Leven, waarin alle zonden van alle tijden in
aanraking zijn gebracht met de Godheid, het Kruis der Verlossing
(symbool voor alle beproevingen van de mensheid van alle tijden) en de
aarde bevloeit, worden alle beproevingen, alle menselijk lijden, en de
aarde zelf, geheiligd, en wordt dit alles tot de akker voor de Oogst van de
Eeuwige Liefde, het Brood van Eeuwig Leven dat door God is bereid
voor de zielen van goede wil, die hun hele leven opdragen voor de
voltooiing van Zijn Rijk op aarde.
Jezus hangt gedurende drie eindeloze uren aan het Kruis. Vanaf Zijn
aannageling tot een ogenblik vóór Zijn Dood zal Hij zeven gezegende
Woorden spreken. God drukt in deze Woorden alles uit, waardoor elke
ziel in zichzelf de Verlossing kan voltooien. Laten wij deze Woorden
even bekijken:
1. “Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat zij doen”
Jezus spreekt deze Woorden terwijl Hij aan het Kruis wordt genageld. De
zondige mens nagelt zijn God aan het Kruis om er te sterven. De beulen
staan symbool voor de zondige mensheid, die in elke zonde Jezus
opnieuw geselt, met doornen kroont, met een zwaar kruis belast en Hem
in het Hart treft, zodat Hij, indien Hij niet God was, dagelijks ontelbare
malen zou sterven. Niettemin verwenst Jezus Zijn beulen niet, Hij vraagt
voor hen totale vergeving. God leert de zielen hier, dat Gods
Barmhartigheid onvoorstelbaar groot is, doch ook, dat God vergeeft mits
Hij er kan van uitgaan, dat de ziel werkelijk niet weet wat zij doet. Indien
de ziel weet dat zij aan het zondigen is, of dit kan weten, breekt zij
bewust en gewild Gods Wet.
De eerste zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Vergeef Uw
medezielen, opdat zij voor de Verlossing ontsloten kunnen worden, want
hun zondigheid houdt hen vast in de slavernij jegens de grote vijand van
God. Het is in Gods ogen zeer verdienstelijk wanneer een ziel, jegens
wie zwaar onrecht is bedreven, niettemin de balsem van Gods
Barmhartigheid afsmeekt voor de schuldige die haar heeft gekruisigd
door beproevingen. Wanneer een ziel haar medemens niet vergeeft,
wordt de schuld van die medemens jegens deze ziel als het ware in een
kluis opgesloten, zodat zij deze schuld blijft dragen en deze niet
toegankelijk is voor het Licht. De ziel die niet vergeeft, sluit ook zichzelf
op in diezelfde kluis, want zij houdt vast aan de schuld van haar
medemens (of aan de schuld waarvan zij meent dat haar medemens die
24
jegens haar heeft). Hierdoor snijdt ook deze ziel zichzelf af van het Licht
dat Verlossing brengt. Vergeving is de sleutel voor de Verlossing van alle
partijen die deel hebben aan een onenigheid.
2. “Vandaag nog zult gij met Mij in het Paradijs zijn”
Jezus is op Golgotha geflankeerd door twee misdadigers. De ene
vervloekt en lastert tot de dood toe, de andere vraagt aan Jezus dat Hij
aan hem zou denken wanneer Hij in het Paradijs aankomt. De diepe
betekenis hiervan is deze: Er zullen steeds twee zijden zijn, namelijk zij
die tot in de beproevingen God vervloeken, en zij die in de beproevingen
tot inkeer komen, hun schuld bekennen en om Gods erbarmen vragen.
God stelt hier het teken van Zijn totale vergeving aan deze laatsten,
omdat zij rouwmoedig zijn, hun geloof in Christus als de Verlosser
belijden en blijk geven van ware hoop. God toont hier de ziel eveneens
dat de hoop, het geloof en de Liefde nog in het stervensuur voor haar de
Hemel kunnen ontsluiten.
De tweede zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Erken de eigen
zondigheid en zwakheid, de eigen schulden jegens God (zowel de
schulden rechtstreeks jegens God als deze jegens de medeschepselen,
waardoor God eveneens wordt getroffen). Geef zelfs wanneer de
beproeving haar toppunt heeft bereikt (zoals bij de goede moordenaar,
kort vóór zijn dood) de hoop op de Eeuwige Gelukzaligheid niet op, en
geloof dat Jezus voor elke ziel het Paradijs kan ontsluiten, en dit ook zal
doen indien de ziel de wil opbrengt om in de Verlossing, en in Gods
Werken in het algemeen, te geloven. Vele zielen geven hun geloof in
God op omdat de veelheid van hun beproevingen hen laat menen dat
God niet bestaat, of dat Hij geen God van Liefde kan zijn. Deze zielen
hebben het Verlossingsmysterie niet begrepen, hebben niet begrepen
waartoe de mens op aarde is, en hebben niet begrepen dat God de ziel
geen grotere schat kan geven dan de beproeving. De beproevingen (de
kruisen van het leven), en niets anders, kopen de ziel vrij uit de
collectieve schuld van de hele mensheid en uit de individuele schuld van
haar
eigen
zonden,
misstappen,
fouten,
nalatigheden
en
onverschilligheden. De goede moordenaar is een teken van hoop voor
de ziel die een zondig leven heeft geleid, hierdoor bijna het ware Leven
(de toegang tot de Gelukzaligheid) verliest, doch niettemin het hart
voldoende weet te openen om God en Zijn Werken te herkennen, en
God te willen toebehoren (“denk aan mij, vanuit de Hemel – want ik zou
daar bij U willen zijn”).
25
3. “Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw Moeder”
Jezus ziet vanaf het Kruis hoe Maria, hoewel Zij waardig en uiterlijk
schijnbaar vredig naar Hem opziet, staat te sterven van smart, met
Johannes als enige van Zijn apostelen naast Haar. Johannes
vertegenwoordigt hierdoor:
- de weinige zielen die Jezus ook in de beproevingen, wanneer alles de
schijn wekt dat God stervende is, trouw blijven;
- de priesters die, ondanks de verpletterende druk vanuit de wereld
waardoor men zou kunnen menen dat God stervende is, hun ogen op de
Christus gevestigd houden, in geloof in de verlossende macht van de
Eucharistie, en aan de zijde van Maria. Johannes is hier de priester
zonder enige belangstelling voor de wereld, die blijft opkijken naar Jezus,
Maria in zijn hart sluit (“en de leerling nam Haar bij zich in huis”), en zijn
geloof niet laat ondermijnen door het menselijk opzicht (de velen die
achter hem staan te lasteren en hun vijandschap jegens Christus en de
Zijnen niet verbergen). Johannes wordt hierdoor voorbeeld voor de
traditionele priester, die slechts kijkt naar Christus en Zijn Werken, niet
naar de wereld en zijn belangen. Hij vlucht niet voor zijn roeping, ook niet
wanneer hij ertoe geroepen wordt, op de top van Golgotha aan de voet
van het Kruis te getuigen van zijn geloof in de Christus en zijn vuur voor
de Christus en Zijn Werken. Zijn leven is voor hem van geen waarde, het
krijgt slechts waarde door de nabijheid van de Christus.
Met dit derde Kruiswoord vertrouwt Jezus de hele mensheid, alle zielen,
aan Maria toe. Hij openbaart hier de uiteindelijke eeuwigdurende
opdracht van Maria: Moeder en Meesteres van alle zielen te zijn. Hij
vertrouwt ook omgekeerd Maria aan de zielen toe, opdat de zielen hun
zielengroei steeds door en met Haar zouden trachten te voltooien, en zij
zich helemaal aan Haar zouden toevertrouwen (totale toewijding! –
waarbij de ziel Maria “bij zich in huis neemt”, in de kern van haar wezen).
Jezus maakt mij deelachtig aan de verzuchting die op dit ogenblik uit Zijn
Hart naar de Eeuwige Vader toe opwelt:
“Vader, moge Zij, zoals Wij het voor alle tijden hebben beschikt, nu
Diegene zijn, die Mijn rol voor de zielen verder zal zetten. Moge Zij nu
voor alle tijden Mijn Werken in hen voltooien, in de mate waarin zij zich
vrijwillig aan Haar zullen geven. Moge Zij, die tot deze opdracht als
Medeverlosseres met Uw Christus is gezalfd, nu in deze hoedanigheid
worden verzegeld, en moge Zij het Heil van alle zielen van goede wil
ontsluiten op kracht van de sleutel der Verlossing, die Ik thans in hen
allen heb gelegd en waarover Zij, Mijn eeuwigdurende Moeder, de
Dochter van Uw welbehagen en Bruid van Onze Geest, alle macht zal
hebben, omdat de onfeilbare Wet van Onze Barmhartigheid dit voor alle
tijden zo heeft beschikt. Moge op grond van Mijn Offer met
eeuwigdurende geldigheid, en van Haar heilige volharding in deze
26
Smart, Haar vlekkeloze Hart het Licht van de Hoop en de Liefde wekken
in alle zielen die geloven dat Ik voor hen de sleutel tot de Eeuwige
Gelukzaligheid heb vrijgekocht, en dat Mijn Moeder door Ons is gekozen
als de gouden Wegwijzer naar de Poort waarop deze sleutel past”.
En de leerling nam Haar bij zich in huis... Geen woorden kunnen ooit
beschrijven, hoezeer Jezus in deze ogenblikken heeft verlangd dat alle
zielen Maria in zich (in het huis van hun ziel) zouden opnemen door
totale toewijding aan Maria, waarbij Zij in de ziel kan leven en heersen,
omdat Zij van God de macht en de Wijsheid heeft gekregen om elke ziel
naar de poort van het eeuwig Heil te leiden.
De derde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Wijd U volkomen
aan Maria toe, opdat Zij U moge kunnen begeleiden, beschermen,
zuiveren, heiligen, omvormen. In Haar verkondiging als de Meesteres
van alle zielen zal Maria twintig eeuwen na Golgotha verklaren dat God
Haar de macht heeft gegeven om zielen die zich totaal aan Haar
weggeven, te helpen voeren naar een staat van volkomen heiligheid
door “compensatie” van de effecten van de erfzonde in de ziel. Zo zal Zij
als Meesteres van alle zielen Haar oorspronkelijke roeping volbrengen,
die eruit bestaat dat Zij elke ziel, die bereid is om zich volkomen aan
Haar weg te geven, van binnen uit zal begeleiden naar de voltooiing van
de Verlossingswerken van Christus in zich, terwijl Zij de ziel in elk aspect
van haar wezen zal trachten om te vormen opdat deze ontvankelijk zou
worden voor de volheid van het Licht, of anders uitgedrukt: opdat haar
akker klaar moge zijn om het Goddelijk zaad van Verlossing in zich op te
nemen en te laten rijpen, als haar eigen bijdrage tot de oogst van de
Eeuwige Liefde.
4. “Ik heb dorst”
Ik heb er reeds op gewezen dat Jezus vanaf het Laatste Avondmaal
geen slok vloeistof meer tot Zich had genomen. Wegens het overvloedig
bloedverlies vanaf de Hof van Gethsemani (het bloedzweten!) via de
geseling, de doornenkroning en de Kruisweg tot en met de uren aan het
Kruis, en de overvloedige transpiratie vanaf het Laatste Avondmaal
(waar Hij in een koortsige transpiratie leek te baden), was Jezus’
Lichaam op het ogenblik waarop Hij aan het Kruis werd opgeheven,
reeds in heel verregaande mate uitgedroogd. Hij leed hierdoor een
intense dorst. De dorst van Jezus reikte echter oneindig veel verder dan
deze van het Lichaam: De Verlosser had dorst naar zielen, die Zijn
Verlossingswerken in zich tot bloei zouden laten komen.
Het Goddelijk Leven wordt door de Meesteres van alle zielen vaak
vergeleken met water voor de ziel, in vergelijking met de
levenschenkende, reinigende en verfrissende eigenschappen van water
voor het lichaam. Water kan een uitgeput lichaam een gevoel van
27
wedergeboorte geven. Voor het water van Goddelijk Leven geldt dit
letterlijk. Aan het Kruis verlangt Jezus er vurig naar, dat Zijn dorst
ontelbare zielen in alle tijden water van Goddelijk Leven zal bereiden, en
dat al Zijn vergoten Bloed als water van Goddelijk Leven de dorst van
vele zielen naar het ware Leven, de ware Liefde en het ware geluk voor
eeuwig zal lessen. Door Zijn verlangen naar vloeistof, trekt Jezus in
wezen op het spirituele vlak het water van Goddelijk Leven naar alle
zielen toe, die Hij in de Hof van Gethsemani op de meest intense wijze in
Zich heeft getrokken. Hierdoor opent Hij de stroom van dit “water” voor
alle zielen die doorheen alle eeuwen met Hem verenigd zullen willen zijn,
en laaft Hij tezelfdertijd Zichzelf met zielen.
In Jezus’ Hart welt het volgende gebed op:
“O Vader, ontsluit toch nu de Bronnen der Eeuwige Genade, die Ik thans
met al Mijn Bloed heb gevuld. Moge geen ziel meer dorst hebben, tenzij
naar de vervulling van Uw Wil, die het ware Leven geeft. O geef Mij
zielen, opdat Ik hen kan dopen in het water van Goddelijk Leven, dat
voor eeuwig zal stromen door de offerande van Mijn Bloed. De
Goddelijke Ruil, o Mijn Vader... Mijn Bloed voor hun Verlossing... Mijn
dorst voor hun lafenis”.
Er wordt Jezus nu een spons op de lippen gedrukt, die is gedrenkt in een
zure vloeistof, en die Hem (omdat Hij hoog aan het Kruis hangt) wordt
aangereikt door middel van een hyssopstengel. Het is opmerkelijk dat
hyssop een dubbele spirituele betekenis heeft: kleinheid (nederigheid) en
zuivering. Jezus wordt gering geacht (kleinheid), volbrengt Zijn
Goddelijke roeping in de allerdiepste nederigheid (de God-Mens
verloochent Zichzelf totaal voor de zielen), en doet dit voor de diepe
zuivering van de zielen. De vloeistof die Hem op de lippen wordt gedrukt,
is zo zuur, dat zij in Zijn verdroogde en gekloven lippen brandt en Hem
niet laaft, doch kwelt: Er wordt een hoge prijs betaald voor elke ziel die
de Christus zal volgen. Het water van Goddelijk Leven zal wel naar de
zielen stromen, doch zal in vele zielen slechts met de grootste moeite
worden opgenomen.
De vierde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: God verlangt van
elke ziel dat zij onophoudelijk dorst zou hebben naar de
verwezenlijking van Gods Heilsplan. De ziel die door deze dorst wordt
gedreven, stelt haar leven in dienst van Gods Werken, en leeft elk detail
van haar leven zodanig dat al haar daden, woorden, gedachten,
gevoelens en verlangens het water van Goddelijk Leven voor haar
medeschepselen helpen bereiden. De stroming van het water van
Goddelijk Leven, drager van de Goddelijke Liefde, wordt niet alleen
bepaald door de Wil van God, doch ook door het verlangen van de zielen
naar God en naar hun Verlossing. Dit verlangen zuigt als het ware het
water van Goddelijk Leven naar de ziel toe, zodat de stroming versnelt.
28
Hoe meer zielen een dergelijk verlangen koesteren, des te krachtiger
wordt de stroom van de Liefde doorheen de schepping en des te vlugger
kan Gods Heilsplan zijn voltooiing bereiken.
5. “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten”
Het Lichaam van de Christus is letterlijk bijna leeg gebloed: Het Bloed
der Verlossing, drager van het Water van Goddelijk Leven, wordt druppel
na druppel uit Zijn Lichaam geperst, en elke druppel bevat de volheid der
Goddelijke Verlossingskracht, omdat de Messias geen ogenblik ophoudt,
dit proces van Zijn lichamelijk sterven bewust te verbinden met Zijn
volmaakte Liefde en Zijn vaste Wil om dit alles te voltooien. Terwijl vele
mensenzielen hun leed draaglijker trachten te maken door het zo veel
mogelijk uit hun bewustzijn te verbannen, beleeft de lijdende Christus
Zijn lichamelijke en geestelijke gewaarwordingen juist zo bewust
mogelijk, opdat Hij Zich letterlijk in elke seconde van het Lijden totaal
moge kunnen ontledigen, en elke druppel van Zijn Bloed actief zou
worden geladen met Zijn Wil om te verlossen, en met Zijn Liefde, die het
ware Leven brengt.
Teneinde dit Lijden zijn maximale vruchtbaarheid binnen Gods Heilsplan
te verlenen, wordt in de God-Mens de Goddelijke natuur in deze uren
meer dan ooit verborgen, en leeft in Jezus de actieve Wil om “door en
door mens te zijn”. Hij stelt hier het ultieme bewijs voor de
onbegrensdheid en volmaaktheid van Zijn Liefde: Hij wil mens zijn om
deze beproeving der beproevingen honderd procent als mens te
doorstaan en te ervaren. Welk nut en welke waarde zou het Verlossende
Lijden hebben, indien het als God, vanuit een Goddelijke ervaring, zou
worden beleefd? De Goddelijke natuur kan zich immers boven alle lijden
verheffen, want God is Meester over alle gewaarwordingen.
Zo ervaart Jezus hier de gewaarwording, die vrijwel elke mensenziel in
bepaalde uren van het leven op aarde gedurende kortere of langere tijd
ervaart: de eenzaamheid, het gevoel van zelfs “door God verlaten te
zijn”. Terwijl Jezus deze woorden uitstoot, lijdt Hij intens onder het feit
dat vele zielen geen oog hebben voor de noden van hun
medeschepselen, zodat op aarde talloze schepselen zich zelfs door God
verlaten voelen. Telkens een ziel verzuimt, een andere ziel te troosten,
haar te helpen, bij haar te zijn in haar nood of in haar eenzaamheid,
verzuimt zij in werkelijkheid, in deze andere ziel het gevoel en het geloof
te wekken, dat God tegenwoordig is. Het maakt deel uit van de roeping
van elke ziel op aarde, God tegenwoordig te stellen jegens haar
medeschepselen. Op deze wijze moet elke ziel ertoe bijdragen, de
Tegenwoordigheid van God op aarde voelbaar te houden. Jezus heeft
Zijn kreet “Eloi, Eloi, lama sabakthani?” dus ook geslaakt tot eerherstel
en uitboeting voor elke ziel die een medeschepsel (mens of dier) het
29
gevoel geeft dat God niet bestaat, dat God het niet liefheeft, of dat er
geen Liefde bestaat.
Uit het Hart van Jezus wellen in stilte vol droefheid de woorden op:
“O Vader, hebben Wij de mensenziel niet voorzien als Onze
vertegenwoordigster naar elk schepsel toe? Waarom dan, zullen in Onze
schepping zovele schepselen het gevoel hebben dat Wij niet bestaan, of
dat Wij onverschillig zijn voor hun lot? O moge dit Lijden de zielen de
Liefde instorten, die hen in staat zal stellen en hen met de wil zal
vervullen, hun medeschepselen te laten voelen dat deze schepping door
de Liefde wordt bestuurd, en dat God geen enkel van Zijn schepselen
ooit verlaat. Mogen zij, in Mijn navolging, elk medeschepsel met de
vreugde van Onze Tegenwoordigheid vervullen, die door hen heen
doorheen de schepping zal stromen naarmate hun eigen geloof, hoop en
Liefde, en hun eigen wil om één met Ons te zijn, zullen groeien”.
De vijfde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Drink zo intens het
Licht van Christus in U op, dat U voor de hele schepping een spiegel
van God kunt zijn, zodat elk schepsel in Uw nabijheid de
Tegenwoordigheid van God kan ervaren door gevoelens van vrede,
vreugde, geborgenheid, moed, vertrouwen, hoop en Liefde.
6. “Het is volbracht”
De Christus is op de wereld gekomen om de voltooiing van Gods
Heilsplan voor te bereiden en mogelijk te maken, om de zielen de sleutel
te geven waardoor zij hun eigen kerker zullen kunnen openen, mits zij
bereid zijn om Jezus na te volgen in het concrete voorbeeld van Zijn
handelingen en innerlijke gesteldheden. Zijn hele Leven had Hij in dienst
van deze opdracht gesteld, geen ogenblik liet Hij verloren gaan om dit
Goddelijk zaad uit te strooien. De hele tijd van het Lijden was voor Hem
de ware bekroning, de voltrekking van de heilige bruiloft met het Kruis,
en door het Kruis, met de lijdende mensheid – lijdend in lichaam (door de
vele beproevingen van elk mensenleven) en ziel (door de slavernij
jegens de zonde, die de Eeuwige Gelukzaligheid onmogelijk maakt). De
Messias was in de wereld gezonden om de ketenen van deze slavernij te
breken, niet om de mensheid uit het lichamelijke lijden te bevrijden. Het
lichamelijke lijden zou voor alle mensenzielen van alle tijden het grote
middel tot ontsluiting van het zaad van het Verlossingswerk van Jezus
blijven.
Ware navolging van Christus betekent: Zo leven, dat alles waartoe de
ziel in de wereld is gezonden, volbracht kan worden. De ziel moet elk
ogenblik van haar leven op aarde op haar ware roeping gericht blijven,
opdat zij elke dag dichter bij de volbrenging van haar levenstaak kan
komen.
30
De zesde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Doorheen Jezus’
smachtende verzuchting “Het is volbracht” roept God elke ziel ertoe op,
dat zij zich over haar ware roeping, haar ware levenstaak, zou
bezinnen, en haar hele leven tot in de details zo zou inrichten dat zij
deze opdracht met een zo hoog mogelijke vruchtbaarheid kan
volbrengen. In de praktijk komt dit neer op een leven in volkomen dienst
aan God, voor een volkomen heiliging van de eigen ziel en een
maximale bijdrage tot de volbrenging van Gods grote Heilsplan voor alle
zielen van alle tijden. In deze Laatste Tijden leert God de zielen, dat de
gouden weg hiertoe deze is van de totale, onvoorwaardelijke en
eeuwigdurende toewijding aan Maria als de Meesteres van alle zielen, in
toepassing van Haar onderrichtingen in de Wetenschap van het
Goddelijk Leven. Er is geen vruchtbaarder weg naar een rijke oogst dan
deze.
Luisteren wij naar de verzuchting in het Hart van de Verlosser:
“O Vader, Mijn hele Leven als de Mensenzoon op deze aarde heb Ik
geleid in het volle bewustzijn dat Ik van U ben uitgegaan en dat Ik niet
naar U terug zou keren alvorens Ik alles zou hebben volbracht waartoe
Ik in de wereld was gezonden. Niets heb Ik achterwege gelaten om de
mensenzielen Mijn Liefde te bewijzen, deze Liefde in hen te zaaien, en
het zaad te begieten met de tranen van Mijn verlangen naar hun ware
geluk. Thans weet Ik dat het volbracht is, want Ik heb alles gegeven wat
Mijn Lichaam aan Goddelijk Leven in Zich had gekregen, en Mijn Hart
zal zich voor alle eeuwen over het zaad blijven uitstorten. Geen werk van
duisternis, of het zal ooit door Ons Licht ontmaskerd en ontkracht
worden. Geen ellende, of zij zal ooit opgenomen worden in de Eeuwige
Gelukzaligheid en Vrede, en in de Liefde waarin Ons Rijk op aarde
gedrenkt zal zijn. Het is volbracht voor alle tijden, en het zal volbracht
zijn in elke ziel, die met een oprecht hart zal verlangen om Ons toe te
behoren, en om van harte te kiezen voor het kruis in verloochening van
de verlokkingen en de dwaallichten der wereld”.
7. “In Uw handen beveel Ik Mijn Geest”
De laatste ogenblikken van Jezus’ Leven op aarde naderen. Hij heeft
alles gegeven wat Hij had. Op grond van Zijn Goddelijke natuur betekent
dit, dat Hij de mensheid letterlijk de volheid van Gods Gaven heeft
bereid. Er is niets groters dan de Verlossing, want zij opent voor de ziel
de Eeuwige Gelukzaligheid. Jezus geeft ook zichtbaar alles: Hij geeft
Zichzelf aan de mensheid. Zoals Hij de vorige avond Zijn
Tegenwoordigheid bij de zielen heeft vereeuwigd in de instelling van de
Eucharistie, zo bekrachtigt Hij nu dit Sacrament door het vergieten van
Zijn laatste druppel Bloed, en door Zijn Lichaam prijs te geven aan het
Kruis, dat symbool staat voor de beproevingen van elk mensenleven op
31
aarde, voor de enige en Eeuwige Waarheid van God, voor de
Verlossing, en voor de dood van de zonde.
De laatste ogenblikken van Jezus aan het Kruis symboliseren derhalve
de volheid van de overgave van God aan Zijn mensenzielen, de volheid
van Zijn Liefde, en de belofte van de volmaakte en restloze overgang
van het sterfelijk mens-zijn in de vereniging met God: De lijdende mens
kan precies doorheen de kruisen van zijn levensweg één worden met
God en met de volheid van de ervaring van de ware, vlekkeloze Liefde.
In het bewustzijn dat Hij alles heeft volbracht, leert Jezus de zielen nu
het enige wat elk leven op aarde zijn ware zin geeft: de totale overgave
aan God. In Zijn woorden “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest”
toont Jezus dat de waarde van het mensenleven met al zijn
beproevingen wordt ontsloten door de toewijding van de ziel en van de
hele voorbije levensweg, die zij in zich heeft opgenomen, aan God. God
zal deze leerstelling in deze Laatste Tijden via Maria laten herhalen in
Haar onderrichtingen over de Mariatoewijding als gouden weg naar God.
In de totale toewijding aan Maria als Meesteres van alle zielen geeft de
ziel gevolg aan de oproep van Jezus tot toewijding aan Maria en tot
overgave van de ziel aan God. De lijdende Verlosser Zelf bekrachtigt in
Zijn woorden, uitgesproken tijdens de bereiding van de Verlossing, dat
de waarde van een mensenleven wordt bekroond wanneer de ziel zich
met heel haar wezen en haar hele levensweg totaal aan Maria, en via
Haar aan God geeft. Alleen zo kan ook de ziel aan het einde van haar
leven op aarde zeggen: “Het is volbracht” en “in Uw handen beveel ik
mijn geest = alles wat ik ben, wat ik heb, en elk detail van het voorbije
leven, dat ik helemaal voor U heb geleefd”.
De zevende zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Het leven van de
ziel op aarde verkrijgt zijn ware vruchtbaarheid slechts wanneer dit
leven aan God wordt opgedragen. De zielen die de lessen vanwege
de Meesteres van alle zielen in acht nemen, weten dat er geen betere
weg bestaat om dit te doen, dan de totale toewijding van hun hele leven
en van hun hele wezen aan Maria, die deze allesomvattende offerande
zal bekrachtigen en aanvullen met Haar oneindige Liefde, en het geheel
van dit dubbele offer aan God overdraagt. De offerande van de ziel aan
God maakt haar leven vruchtbaar, maar wanneer Maria de ziel in Gods
handen legt, draagt deze offerande bovendien nog de geur van Maria’s
heiligheid, en Haar handtekening. Gods Barmhartigheid wordt op geen
enkele wijze zo krachtig gewekt dan door de offerande van een
mensenleven en een ziel die onder Maria’s heerschappij zijn gesteld,
want Maria is het symbool voor de volkomen overwinning op de
duisternis en voor de volmaakte Liefde tot God.
32
Zo leren wij uit de zeven Kruiswoorden van de Verlosser de lessen, die
voor de zielen zouden kunnen dienen als richtlijnen op hun weg naar de
ontsluiting van de schat der Verlossing in zichzelf:
1. Schenk totale en onvoorwaardelijke vergeving aan hen die jegens U
misdoen.
2. Erken Uw eigen zwakheid, zondigheid en schuld jegens God, wees
rouwmoedig, geloof in Christus als de Verlosser, en koester een
oprechte hoop op de uiteindelijke Verlossing.
3. Wijd U totaal en onvoorwaardelijk aan Maria toe.
4. Verlang onophoudelijk naar de voltooiing van Gods Heilsplan.
5. Wees in alle omstandigheden jegens al Uw medeschepselen een
spiegel van God, en maak Zijn Tegenwoordigheid voor hen voelbaar.
6. Bezin U over Uw ware roeping en levenstaak, en tracht deze met de
hoogste vruchtbaarheid te verwezenlijken.
7. Gedenk Uw hele leven lang, maar vooral in Uw stervensuur, dat U
God toebehoort, en dat U naar Hem terugkeert door Hem Uw
verlangen daartoe te kennen te geven.
Jezus sterft aan het Kruis. De mens sterft ook vastgehecht aan het kruis
van zijn leven, want de beproeving van het aardse leven duurt voort tot
in het stervensuur. Het grote verschil is dit: Jezus heeft de weg naar Zijn
stervensuur bezaaid met een ononderbroken rij van zaadjes van
heiligheid en Liefde. De ziel leeft vaak zo oppervlakkig, dat ook haar
beproevingen niet bewust van de Hemelse saus van de Liefde zijn
doortrokken. Elke beproeving, die niet werkelijk bewust met Liefde wordt
bekleed en niet aan God (bij voorkeur via Maria) wordt toegewijd, blijft
onvolkomen, omdat zij niet met God in verbinding wordt gebracht en
hierdoor dus menselijk blijft. Het is weliswaar de menselijke natuur die
lijdt, maar het is de bekleding van de vruchten van dit menselijk lijden
met het Goddelijke kleed van Liefde en toewijding, die alle lijden voor
God ten volle bruikbaar en nuttig maakt.
Het stervensuur van Jezus is getekend door een buitengewoon machtige
mystieke symboliek, waarvan een aantal tekenen zichtbaar zijn, doch de
meeste aan de ogen der zielen worden onttrokken:
- De hele streek rond Jeruzalem schudt in een aardbeving, alsof God wil
aantonen dat de hel in beroering is doordat de effecten van het
Verlossingswerk zich voor het eerst in alle hevigheid uitstorten in de
regionen der duisternis.
- Ondanks het uur van de dag (drie uur in de namiddag) is de hemel
donker, alsof God wil aantonen dat de zonden, die nu als het ware uit
de mensheid worden getrokken, nu aan Hemel zijn toevertrouwd en als
33
een ondoordringbaar wolkendek tijdelijk Gods Licht van de aarde
wegnemen. God lijkt hier de boodschap zichtbaar te maken, dat dit de
wijze is, waarop Hij de niet-verloste mensheid heeft gezien.
- Er barst een onweer los boven de Godsstad, alsof God wil aantonen
dat de atmosfeer der zondigheid zich nu totaal ontlaadt om nieuwe
vruchtbaarheid, nieuwe zuurstof en stromen van genadenregens over
de zielen van alle tijden te laten neerkomen.
- In de tempel van Jeruzalem scheurt het voorhangsel, alsof God wil
aantonen dat het oude heiligdom heeft afgedaan en dus niet langer aan
het oog der zielen onttrokken hoeft te blijven, en dat het ware
Allerheiligste, de ware Tempel en de ware Hogepriester nu verenigd
zijn in de Christus, het ware Paaslam, wiens Bloed de enige ware
Verlossing brengt.
- In de allerlaatste ogenblikken van Zijn Leven voel ik in het Lichaam van
de Verlosser een combinatie van de volgende verschijnselen:
* ademstilstand doordat Zijn Lichaam volkomen leeggebloed is. Deze
ademstilstand wil de verstikking van de ziel door de zonde aantonen,
daar de zonde verhindert dat de ziel de zuurstof van de Heilige Geest in
zich opneemt;
* totale verkramping van alle spieren, die plots overgaat in complete
gevoelloosheid. Deze toestand wijst op de verstarring van de ziel die
steeds weer zondigt, en de plotse overgang naar een gevoelloosheid ten
aanzien van het zondigen: De ziel wordt steeds onverschilliger tegenover
het zondigen, en verliest alle gevoel voor het Hart van God, dat intens
lijdt onder elke misstap;
* sterke hartritmestoornissen, en uiteindelijk hartstilstand, door het
enorme bloedverlies en tenslotte het ontbreken van alle bloed. Hierin
wordt aangetoond hoe het hart (het gevoelscentrum en de “motor” van
het leven) onder invloed van de zonde steeds verder afsterft: De zonde
wordt begaan door een tekort in de Liefde, en laat de Liefde steeds méér
uit de ziel wegvloeien, zodat de ziel letterlijk begint te sterven.
Het Hart van de God-Mens klopt niet meer. Zijn menselijk Leven is
voorbij, en geldt nu als onderpand voor de bekrachtiging van het Nieuw
Verbond: Elke ziel, die bereid is, in Jezus Christus en Zijn
Verlossingswerken te geloven, en deze Werken in zichzelf te voltooien
door Christus volkomen na te volgen in het voorbeeld van Zijn Leven en
in de liefdevolle opoffering van alle beproevingen, ontsluit voortaan
zichzelf voor de ware heiliging en de Eeuwige Gelukzaligheid.
Het stervensuur van Christus is drie uur in de namiddag. Het lijkt wel
alsof God ook de joden naar het ware Paaslam wil verwijzen: Het was bij
de joden gebruikelijk dat de paaslammeren (de lammeren die werden
geofferd voor het joodse Pesach-feest) om drie uur in de namiddag
34
werden geslacht. Ook het enige ware Paaslam, Jezus Christus, werd
dus om drie uur “geslacht”, als om aan te tonen hoe waar het Woord van
Christus is, waarin Hij zegt dat Hij niet is gekomen om de Wet op te
heffen, doch om de vervulling te brengen. In Zijn Lijden en Dood brengt
Hij deze vervulling, en God bepaalt zelfs dat het uur van de voltooiing
identiek zal zijn aan het uur zoals dit in de oorspronkelijke Wet was
vastgesteld, opdat de zielen mogen zien dat zij vanaf dit uur niet meer
achterom mogen kijken, doch dat met Jezus Christus een nieuw tijdperk
is begonnen, het tijdperk van de voleinding, het Nieuw en Altijddurend
Verbond. De parallel gaat nog verder:
Hoewel het gebruikelijk is, dat van gekruisigden de beenderen worden
gebroken, gebeurt dit bij de Christus niet. Ondanks de ontelbare
verminkingen, die dit Goddelijk Lichaam heeft ondergaan, wil God niet,
dat Zijn botten gebroken worden, en dit om drie redenen:
- ook bij het Pesach-lam, dat om drie uur wordt geslacht, mochten de
botten niet gebroken worden. De Christus (het enige ware Paaslam),
die de vervulling komt brengen, mag hierop geen uitzondering zijn;
- het breken van de beenderen zou gelijkstaan met een verbreking van
de eenheid binnen dit Lichaam, dat voor God ook symbool staat voor
de verbinding tussen God en de zielen, voor de onverbrekelijkheid van
de Goddelijke Belofte van het delgen van de schuld der mensheid. In
dit Lichaam mag niets “gescheiden” worden;
- het merg van beenderen is de bedding waar bloedlichaampjes worden
gemaakt. Het Bloed van Christus is de drager van het Goddelijk Leven
en van de Verlossing. Het breken van de beenderen zou symbool staan
voor het verbreken van deze Bron van Goddelijk Leven en Verlossing.
De dood is geen einde: In het kader van Gods eeuwigdurende Heilsplan
is zij het begin van het ware Leven. Voor de Dood van Jezus Christus
geldt dit in de diepste zin van het woord. De Dood van de God-Mens is
de definitieve opening van het Tijdperk van de ware Hoop, de
ontgrendeling van de Hemelpoort. De Graankorrel wordt aan de aarde (=
de akker van elke ziel van goede wil) toevertrouwd, om er de Oogst van
de Eeuwige Liefde voor te bereiden, waaruit Gods Barmhartigheid voor
alle eeuwen het Brood van Goddelijk Leven zal scheppen.
35
Slotbeschouwing
De Oogst van de Eeuwige Liefde als Bron van Goddelijk Leven
Belangrijke Onderrichting
Eén van de grote lessen van de Passie is deze: God laat niets aan het
toeval over. Achter elk detail gaat Zijn Wijsheid schuil. Gedurende
achttien uren beleefde Jezus inwendig het volledige gamma van de
werken der duisternis. Vanwege de Meesteres van alle zielen moet ik er
overigens op wijzen dat er een parallel bestaat tussen de duur van de
Passie van Jezus (achttien uren) enerzijds, en het aantal dagen
gedurende dewelke Haar Myriam doorheen een innerlijk getuigenis van
de Passie werd geleid: Drie maal mocht ik intens met de lijdende Jezus
verbonden zijn gedurende telkens achttien dagen. Inderdaad, God
spreekt heel veel in beelden en symbolen.
Wat is de grote les, die de zielen uit de Oogst van de Eeuwige Liefde
moeten trekken? Dit boek wil de zielen hoofdzakelijk de beide volgende
lessen in het hart leggen:
1. Dat ware navolging van Christus de ziel naar de vruchtbaarheid
leidt die God van haar verlangt
Het is precies die navolging van Christus, die Maria als Meesteres van
alle zielen onderricht in het kader van de Wetenschap van het Goddelijk
Leven, die Zij door Haar Myriam laat verkondigen. De Oogst van de
Eeuwige Liefde wil de zielen leren, hoe Jezus Zijn beproevingen heeft
gedragen in Hart en ziel, dus hoe zij zelf het ook moeten doen om de
opdracht te vervullen, waartoe zij in de wereld zijn gezonden. In dit
geschrift wil de Hemel aantonen hoezeer God de zielen doorheen de
Passie van Jezus Christus heeft willen leren, hoe zij hun dagelijks leven
(dat in wezen op de meest uiteenlopende beproevingen is opgebouwd)
gestalte kunnen geven om hun leven zo vruchtbaar mogelijk te maken,
of anders uitgedrukt: hoe zij de Verlossingswerken van Jezus Christus in
zichzelf tot voltooiing kunnen brengen om de beide doelstellingen,
waartoe elke ziel in deze wereld is gezonden, waar te maken:
- de eigen heiliging;
- een zo groot mogelijke bijdrage te leveren tot de voltooiing van Gods
Heilsplan voor de hele mensheid.
2. Dat elke ziel elk werk van duisternis van zijn uitwerkingen kan
beroven.
Dit is wat Jezus de zielen heeft voorgedaan door hen in elk element van
Zijn Passie welbepaalde zonden en ondeugden van de mensheid voor
ogen te houden en deze door die betreffende fase van Zijn Lijden te
ontsluiten voor uitboeting. Let op de woordkeuze: “te ontsluiten voor
uitboeting”. Inderdaad, Jezus heeft door Zijn Passie de weg vrijgemaakt,
36
die echter in elke ziel afzonderlijk ten einde toe moet worden bewandeld.
Jezus heeft de sleutel tot de Verlossing omgedraaid. Elke ziel moet voor
zichzelf door een deugdzaam en vruchtbaar leven de ontgrendelde deur
helemaal openen. Indien de ziel geen eigen inspanningen levert, blijft
Jezus’ Verlossingswerk voor haar vruchteloos. Dit zal zo dadelijk nog
duidelijker blijken.
Wanneer een ziel een ondeugd of zonde bewust en gewild in verbinding
brengt met een bepaald element van het Lijden van Jezus, brengt zij
hierdoor eerherstel voor de verwonding die door de betreffende zonde of
ondeugd aan Gods Hart is aangedaan. Hierdoor wordt het werk van
duisternis (de bekoring) die aan de basis lag van het bedrijven van die
zonde of ondeugd, geheel of gedeeltelijk van zijn uitwerkingen beroofd.
Indien zoveel mogelijk zielen dit dagelijks zouden toepassen, zou de
satan van een zeer groot gedeelte van zijn macht worden beroofd, en
zou de grondvesting van Gods Rijk op aarde zeer bespoedigd worden.
De vragen waarvoor elke ziel zich bij de studie van dit geschrift geplaatst
ziet, zijn deze:
-
Hoe help ik Jezus’ Kruis dragen, tot voltooiing van het
Verlossingsmysterie in mijzelf, zowel als in het geheel van alle zielen
van alle tijden?
- Hoe benut ik alle elementen van lijden, die Jezus voor mij heeft
ontsloten en geheiligd, voor de voltooiing van mijn eigen Verlossing?
- Hoe benut ik alle elementen van de Passie van Jezus om de oogst van
mijn eigen ziel zo groot mogelijk te maken als bijdrage tot de
verwezenlijking van Gods Heilsplan, dat op het Verlossingsmysterie is
gefundeerd, en dat moet leiden tot de definitieve grondvesting van
Gods Rijk op aarde, waarvan Jezus als God-Mens op aarde de
fundamenten heeft gebouwd?
Jezus heeft de diverse elementen van Zijn Lijden doorstaan om de
kruisen en beproevingen van de mensenzielen te heiligen, opdat deze
kruisen en beproevingen de kracht zouden krijgen om de Verlossing van
de individuele zielen te voltooien. God beschouwt Zijn Werken steeds
pas ten volle als afgerond wanneer deze in individuele zielen worden
toegepast door navolging, en worden bekrachtigd door de verbinding van
de vrije wil van zielen met de Goddelijke Wil van dewelke deze Werken
zijn uitgegaan. Daarom wordt het Verlossingsmysterie slechts waarlijk
vervuld in de mate waarin:
1. zielen hun eigen beproevingen en kruisen met het Lijden van Jezus
verbinden. Door eigen beproevingen en kruisen één te maken met
overeenkomstige elementen uit het Lijden van Jezus, worden de
Verlossingwerken van Jezus rechtstreeks voortgezet en het Goddelijk
Heilsplan voltooid;
37
2. zielen eerherstel brengen voor de diverse punten van het Lijden van
Jezus, en voor de zonden waarvoor Jezus in de diverse elementen
van Zijn Passie uitboeting heeft gebracht. Elke zonde draagt in zich op
één of andere wijze een belediging aan Gods Liefde. Door hiervoor
eerherstel te brengen, helpt de ziel Gods Heilsplan voltooien, want elk
eerherstel verhoogt de staat van genade van de mensheid als geheel.
Elk punt uit het Lijden van Jezus omvat in feite twee componenten:
1. het Lijden op zich;
2. bepaalde ondeugden en zonden, die door dit punt van Lijden tot uiting
worden gebracht en/of die erin vervlochten zitten. Dit is zo, omdat
Jezus alle werken van duisternis van de hele mensheid van alle tijden
op volmaakte wijze in Zich had getrokken om in Zijn lichamelijk,
geestelijk, emotioneel en spiritueel Lijden hun uitboeting te ontsluiten.
Opdat de Oogst van de Eeuwige Liefde in de zielen zo rijk mogelijk
moge worden, wil ik nu wijzen op een aantal punten van Lijden uit de
laatste weken van het Leven van Jezus Christus, en op de
aanbevelingen van de Meesteres van alle zielen om deze geschenken
van Jezus om te zetten in een vruchtbaar leven voor onze zielen. Om de
zielen in staat te stellen, de diepere zin van de Passie van Jezus beter te
doorgronden, en ook hun eigen kruisen tot een veel groter nut te maken,
zullen wij nu de zin van beproevingen en kruisen beschouwen vanuit
twee uitgangspunten:
1. Vanuit elementen van de Passie van Jezus, waarbij wij ons de vraag
stellen: Welke zonden, ondeugden en werken van duisternis zijn hier
door Jezus uitgeboet? In elk ogenblik van het Lijden schouwde Jezus
inwendig visioenen die met bepaalde zonden, ondeugden en werken
van duisternis verband hielden. Deze onophoudelijke beelden hebben
de ervaring van het Lijden voor de Verlosser in zeer hoge mate
verzwaard. Dit toont aan dat de Passie niet louter en alleen een zaak
van lichamelijk Lijden was, doch ook een buitengewoon diepgaande
spirituele ervaring. In een aantal punten wordt in deze beschouwing
het lichamelijk en geestelijk Lijden van Jezus in verband gebracht met
menselijke zonden, ondeugden en werken van duisternis;
2. Vanuit het leven van de zielen: Uitgaande van een aantal
beproevingen en kruisen die vele zielen op hun levensweg vinden,
wordt beschouwd, hoe deze, samen met inspanningen tot eerherstel,
in verbinding kunnen worden gebracht met elementen uit de Passie
van Jezus, met als leidende vraag: Hoe kan ik zelf tot de ontsluiting
van de Verlossing bijdragen?
38
Welke zonden, ondeugden en werken van duisternis heeft Jezus in
de verschillende onderdelen van Zijn Passie voor uitboeting
ontsloten?
Jezus is loodzwaar vermoeid, en voelt Zich doorlopend
gebroken en uitgeblust
Het is Jezus’ roeping als God-Mens, alle zonden en ondeugden van alle
zielen van alle tijden in Zich te trekken om deze uit te boeten en de
verlossende kracht te ontsluiten, die de uitwerkingen van deze zonden
teniet moet doen. Het gewicht van alle zonden en ondeugden van alle
tijden drukt als een verschrikkelijke ballast op Zijn ziel. Dit komt in Zijn
Lichaam tot uiting als een loodzware vermoeidheid, die de hele duur van
Zijn Openbaar Leven lang op Hem drukt, doch steeds intenser wordt
naarmate de dagen van de Passie dichterbij komen. Jezus ontledigt Zich
van al Zijn krachten, opdat de zielen in Gods Barmhartigheid gehuld
zouden worden en nieuw Leven zouden krijgen. Hierdoor nadert Hij nog
vóór de Passie de grens van de algehele uitputting.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
alle zonden, alle ondeugden en alle werken van duisternis van alle tijden
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- eigen vermoeidheid
- elke aandoening die in hoge mate gekenmerkt wordt door
vermoeidheid, bijvoorbeeld chronisch vermoeidheidssyndroom
- elke situatie waarin ik het gevoel krijg dat het leven loodzwaar op mij
drukt, en alles mij te veel wordt
Jezus voelt Zich zoals zwaar vergiftigd
Alle zonden en ondeugden van de hele mensheid van alle tijden werken
zich in de ziel van Jezus uit zoals een zware vergiftiging die Hem ook in
het Lichaam tot een gevoel van algemene ziekte brengt. Dit gevoel zal
intenser worden naarmate de uren van de Passie naderen. De zielen zijn
spiritueel zwaar vergiftigd. Jezus krijgt de last hiervan te dragen tot in
Zijn Lichaam, het uitboetingsinstrument voor onze Verlossing.
Opvallend zijn de geregeld terugkerende pijnen en ongemakken ter
hoogte van lever en milt, en gevoelens van onwel-zijn, dit alles als
symbolen voor de zware vergiftiging, de onverteerbaarheid van de zonde
voor de ziel. Verder lijdt Jezus geregeld onder buikkrampen als symbool
voor de uitboeting van alle wereldse invloeden op de zielen.
39
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- de vergiftiging van zielen door alle invloeden van duisternis
- elke situatie waarbij een mens een medeschepsel letterlijk in het
lichaam, of in geest en ziel, vergiftigt
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- elke ziekte en situatie waarbij het lichaam als vergiftigd voelt, onder
andere vele lever-, nier- en darmstoornissen, en gevolgen van zware
medicijnen
- alle allergieën en overgevoeligheidsreacties
- elke situatie van voedselvergiftiging
- elke situatie waardoor ik mij in ziel en hart besmeurd en als vergiftigd
voel
Jezus is ten prooi aan verspreide pijnen doorheen Zijn Lichaam
Reeds ver vóór de eigenlijke Passie wordt het hele Lichaam van Jezus
geteisterd door pijnen. Het Lichaam van de God-Mens maakt zich klaar
om van binnenuit “leeggeperst” te worden. Jezus vervult ten volle de
voorspelling van de profeet Jesaja, die, verwijzend naar de Messias, zei
dat Hij onze pijnen en ziekten op Zich zou nemen. De Messias heeft dit
gedaan, in de ziel en in het Lichaam.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke situatie waarbij mensen een medeschepsel moedwillig zullen
pijnigen
- elke situatie waarbij een mens pijn zal lijden, en niet in staat zal zijn om
deze in aanvaarding te dragen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door opoffering van alle pijnen, en van ziekten en aandoeningen die
met verspreide pijnen gepaard gaan, in het bijzonder artritis, reuma,
kanker, fibromyalgie, enzovoort
- door eerherstel te brengen voor alle situaties waarin zielen een
medeschepsel pijnigen, en door hierbij diegene die pijnigt, via Maria toe
te wijden aan de Lijdende Christus voor een volkomen reiniging van
hart
40
Het lijkt alsof Jezus inwendig opbrandt
Vaak gloeit Hij als in koorts, alsof Hij al het materiële en alle
lichamelijkheid, bronnen van de meeste zonden en ondeugden,
prijsgeeft aan het Vuur van de volmaakte Liefde. Niettemin is Zijn
Lichaam daarbij geregeld ten prooi aan huiveringen, doordat Zijn ziel de
kilte voelt, die van de zielen uitgaat. In de inwendige koorts van Jezus
brengt God tot uitdrukking dat het uiteindelijk de Liefde is, die de
Verlossing tot stand brengt.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- alle kilheid en koudhartigheid van zielen
- de koorts van alle bekoringen waaraan zielen ten prooi vallen
- elke situatie waarin zielen door toedoen van andere zielen morele
koude zullen ervaren
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- elke aandoening die met koorts gepaard gaat
- elke onverdraagzaamheid tegenover warmte
- “opvliegers”
- elk gevoel van koude
- elke situatie waarin ik koel behandeld word
- de koorts van elke bekoring
Jezus slaapt nauwelijks
Jezus laat geen tijd verloren gaan, en verlicht op symbolische wijze de
duisternis der zielen met de Liefde van Zijn nachtelijke gebeden en
offers. Jezus zoekt tijdens de nacht heel vaak de rust en stilte van het
contact met God terwijl de wereld arm is aan indrukken. Hij wil hier
tevens de zielen tonen dat Gods Licht ook waakt wanneer het duister
wordt op de levensweg. Het langdurige slaapgebrek van Jezus draagt bij
tot Zijn uitputting.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk element van duisternis
- het nachtleven, waarin zovele zonden bedreven worden
- de vele handelingen waardoor mensen hun medeschepselen van
nachtrust beroven
- het feit dat in ontelbare zielen de duisternis in woord en gedachten, in
doen en laten, in denken en voelen, nooit tot rust komt
41
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- slapeloosheid, hetzij chronisch hetzij “toevallig”
- elke inspanning om van slaap- of kalmeermiddelen te ontwennen
- elke situatie van spirituele onwaakzaamheid, elk “inslapen” van het
geweten
- elk gebrek aan stilte in mijn leven
- elk onvermogen om tot rust te komen of om af te stappen van een
stresserend leven
Jezus leeft in verregaande onthechting
Zijn hele Leven lang onthecht de God-Mens Zich van alle bezittingen,
vast Hij veelvuldig, getroost Hij Zich talloze ontberingen, aanvaardt Hij in
volle innerlijke vrede alle beproevingen en lijden, zodat Hij in
werkelijkheid reeds vóór de Passie een volmaakte zelfofferande in
volkomen Liefde heeft gebracht.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- de talloze uitingen van genotzucht
- alle gehechtheden
- alle uitingen van materialisme
- alle onvermogen van zielen om zich dingen of ervaringen te ontzeggen
- alle honger in de wereld
- alle armoede in de wereld
- de vele zonden en werken van duisternis waardoor zielen andere zielen
tot armoede zullen brengen, bijvoorbeeld door uitbuiting, sociale en
economische
ongerechtigheid,
kolonialisme,
oorlogen
met
economische motieven
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- elke vasteninspanning, elke ontzegging van voedsel of van iets
waarnaar ik in feite verlang
- elk gevoel van honger
- alle armoede of elke vorm van gebrek
- elke inspanning om een medeschepsel voedsel of drank te verschaffen
- elke financiële of materiële tegenslag, elk verlies aan bezit
42
Jezus lijdt intens onder het gebrek aan Liefde van zielen jegens
hun medeschepselen en jegens God
Zijn hele Leven lang gaat de Verlosser gebukt onder verpletterende
pijnen wegens het gebrek aan Liefde, dat uiteindelijk aan de basis ligt
van alle zonde en ondeugd.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- de ontelbare uitingen van liefdeloosheid in de wereld
- elk gebrek aan Liefde tot God
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door mij in te spannen om naar al mijn medeschepselen toe zoveel
mogelijk handelingen van Liefde te stellen, woorden van Liefde te
spreken, gedachten en gevoelens van Liefde te koesteren, Liefde te
verspreiden in mijn hele aanwezigheid en voorkomen
- door elke liefdeloze handeling of liefdeloos woord, waarvan ik ooit het
slachtoffer ben geweest, en elke liefdeloze handeling of liefdeloos
woord, waarvan ik in mijn omgeving getuige word, via de Moeder van
Smarten op te dragen aan de Lijdende Jezus
Het verblijf in de Hof van Gethsemani op de avond van Witte
Donderdag
De hele episode van Jezus in de Hof van Gethsemani is getekend door
een verschrikkelijk Lijden in Zijn ziel, waarin zich alle zonden en
ondeugden en alle werken van duisternis van alle tijden hebben
verzameld om door het volmaakte Lijden (gedragen door de Goddelijke
Liefde) te worden ontsloten. Jezus schouwt hier verschrikkelijke
visioenen over de zondigheid van de mensheid, en alle gevolgen van de
erfzonde. Hij biedt hier de Eeuwige Vader de voortdurende strijd van alle
zielen tegen alle bekoringen aan. Het is in de Hof van Gethsemani dat
Jezus op absoluut volmaakte en allesomvattende wijze alle werken van
duisternis van de hele mensheid in verleden, heden en toekomst in Zich
trekt voor volkomen ontsluiting van de uitboeting ervan gedurende de
ongeveer achttien daarop volgende uren.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- ontelbare negatieve ontwikkelingen binnen de wereld en de Kerk, die
Hij zopas heeft gesticht
- het modernisme, dat in latere eeuwen Zijn pas ingestelde Kerk meer en
meer van Zijn Hart en van de volheid der genade zal verwijderen
- alle heiligschennissen
43
- elk gebrek aan godsvrucht, elk leven waarin God weinig of geen plaats
zal krijgen
- alle zwakheden en tekortkomingen, die alle zielen vatbaar maken voor
bekoringen in ontelbare vormen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- alle vormen van innerlijke strijd, en de betrachting van de ware vrede
van hart in elke innerlijke strijd op mijn levensweg
- voortdurende strijd tegen alle bekoringen en voor spirituele groei
- aanhoudend gebed en totale toewijding aan Maria met de intentie,
onder Haar leiding de Verlossing en heiliging in mijzelf te voltooien
- al mijn hartenpijn over vele dingen: de zonden der wereld, negatieve
ontwikkelingen in wereld en Kerk, mijn eigen zwakheden, beperkingen,
zonden, tekortkomingen, pijnlijke herinneringen
- inspanningen van eerherstel voor de talloze zonden en werken van
duisternis, die door zielen nooit worden gebiecht
- inspanningen van eerherstel voor alle heiligschennissen en uitingen
van modernisme, bijvoorbeeld door bewuste keuze voor geknielde
Tongcommunie
- regelmatig ontvangen van het Sacrament van de Biecht
- bereidheid om offers te brengen voor de bekering van medemensen
Beschouwen wij even enkele mijlpalen tijdens het verblijf van Jezus in de
Hof van Gethsemani:
Jezus verzucht: “Mijn ziel is bedroefd tot de dood toe”
Jezus wordt zwaar bedroefd en beklemd in het overweldigend besef van
de omvang en de ernst van alle zonden, die Hij nu door een Goddelijk
Mysterie in hun volle omvang inwendig schouwt op de wijze zoals de
Rechtvaardige God deze ziet. Hij valt daarbij ten prooi aan een gevoel
alsof Zijn ziel onder deze verschrikkelijke ervaring zou sterven. In deze
ervaring draagt Hij in werkelijkheid het voor Hem zo beangstigende en
verpletterende besef dat ontelbare zielen daadwerkelijk in hun zonden
zullen sterven, en balt alle Smart van Zijn Hart samen in het vuur van
Zijn volmaakte Liefde, opdat zoveel mogelijk stervende zielen de genade
van nieuw Leven zouden aanvaarden en uit hun zonden zouden opstaan
voor een nieuw en deugdzaam leven.
44
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- de veelvuldige neiging van zielen om zich over te geven aan allerlei
vormen van depressie, zwaarmoedigheid en droefgeestigheid
- elke uiting van knorrigheid, elk gebrek aan blijmoedigheid
- elke gesteldheid van hart waardoor zielen zichzelf onwerkzaam laten
maken voor Gods Werken
- elk gebrek aan weerstand van zielen tegen inspiraties die niet uit de
Bron van het ware Licht stammen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door iemands zorgen te delen, hem bij te staan in zijn zielennood
- door een droefgeestige medemens nieuwe vreugde, moed, hoop,
innerlijke vrede en rust te schenken
- door elke inspanning om een zonnetje voor elk medeschepsel te zijn,
en mijn medeschepselen niet tot slachtoffer van mijn eigen kruisen te
laten worden
- door elke inspanning om een bekoring te overwinnen en zonden te
vermijden
Jezus verzucht: “Vader, moge deze Kelk aan Mij voorbijgaan”
Jezus wordt gedurende enkele ogenblikken verpletterd onder het besef
van Zijn lot. Alle zonden, ondeugden en duistere werken van alle zielen
van alle tijden dienen zich nu voor Zijn innerlijke blik aan als de Kelk van
het Heil, die gevuld is met een walgelijk bittere vloeistof als vrucht van de
duisternis. Hij doorschouwt de onmetelijke diepte van het Lijden in
Lichaam en ziel, waartoe Hij geroepen is, en wordt verpletterd onder het
besef dat dit niettemin voor zeer velen vruchteloos zal zijn. De bitterheid
overweldigt Hem zodanig, dat Zijn ziel gedurende enkele ogenblikken
door een intense walging wordt gewurgd. Gedurende deze ervaring voelt
Jezus misselijkheid tot in het Lichaam.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- alle twijfel die bij zielen zal rijzen ten aanzien van Gods Werken, Zijn
Liefde, en hun toekomst
- elk spoor van ongeloof, elke moedeloosheid, elk gebrek aan
vertrouwen in Gods Voorzienigheid
- elke situatie waarin mensenzielen de strijd voor hun Heil of voor de
verwezenlijking van hun levensopdracht zullen opgeven
- elke zelfmoord
45
- elke situatie waarbij een ziel zich verzet tegen iets dat plots onverwacht
op haar pad komt
- elke situatie waarin zielen opzien tegen een nieuwe taak die zij op hun
levensweg vinden, en die hen aanvankelijk als eerder onaangenaam
overkomt
- vele vormen van innerlijke strijd in zielen
- elke weigering van zielen om beproevingen of hun lot te aanvaarden en
er voor Gods Heilsplan het beste van te maken
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- mijn voortdurende strijd tegen alle twijfel, elk spoor van ongeloof, elke
moedeloosheid, elk gebrek aan vertrouwen in de Goddelijke
Voorzienigheid
- elk gevoel van misselijkheid of walging, zowel lichamelijk als in de ziel
- spijsverteringsstoornissen, maagpijn, maagzweren (ook als uiting van
spirituele indigestie)
- elke inspanning om mijn lot en mijn dagelijkse kruisen als een
geschenk van Gods Barmhartigheid en Liefde te beschouwen
- mijn berouw over, en goedmaking van, elk ogenblik van mijn leven
waarop ik aan twijfel ten aanzien van Gods Liefde en Zijn Werken ten
gunste van de hele schepping, en ten gunste van mijn eigen leven, heb
toegegeven
- alle situaties van mijn leven waarbij ik mijn eigen zin heb gedaan of
slechts mijn eigen behoeften heb bevredigd, in plaats van de
christelijke deugden te volgen (onder andere de zelfverloochening,
offerbereidheid, en naastenliefde in al haar vormen)
Jezus verzucht: “Niet Mijn Wil geschiede, Vader, maar de Uwe”
Jezus heeft gewankeld om aan te tonen dat niet de Godheid in Hem,
doch de Mens in Hem, de zielen moet verlossen. Zijn menselijke
component stelt nu het grote voorbeeld van volmaakte overgave en
zelfverloochening in het besef van Zijn roeping, Zijn levensopdracht als
de Verlosser. Jezus geeft Zich totaal aan Gods Wil over, en verzamelt in
Zich de kracht van de vlekkeloze Liefde om niet over de zondige zielen
te walgen, doch hen lief te hebben tot in de Dood. Jezus maakt voor de
zielen de genade van kracht tot zelfoverwinning ten gunste van de
medeschepselen vrij.
46
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk protest van zielen tegen hun lot en tegen de beschikkingen van
Gods Voorzienigheid in hun leven
- elk verkeerd gebruik van de menselijke wil, dit wil zeggen: elk gebruik
ervan in afwijking van Gods Wet en Zijn Plannen, met duistere
doelstellingen voor ogen
- elk gebrek aan plichtsbewustzijn
- elke situatie waarin zielen hun leven slechts voor zichzelf leiden,
zonder rekening te houden met Gods geboden, met Zijn Wet van
Liefde, met Zijn Werken en Plannen, en met hun medeschepselen en
hun noden
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door elk zoeken naar mijn eigen ware roeping en naar Gods Wil in mijn
eigen leven
- door toewijding van de zielen die niet Gods Wil zoeken, en die hun vrije
wil verkeerd gebruiken, dit wil zeggen: die hem niet gebruiken om
handelingen te stellen die Gods Werken bevorderen
- door mij niet te laten ontmoedigen door zielen voor wie mijn gebeden
en offers nutteloos en onwerkzaam lijken
- door elke uiting van zelfverloochening voor het Heil van zielen
Jezus begint Bloed te zweten
Onder invloed van de buitengewoon intense emotionele stress
waaronder Jezus in de aanschouwing van de duisternis van alle eeuwen
wordt verpletterd, begint Jezus Bloed te zweten. Zijn Lichaam geeft hier
uitdrukking aan het verlies aan Goddelijk Leven in de zielen: Het
Goddelijk Bloed is Drager van het Goddelijk Leven, en wordt hier uit het
Lichaam van de Verlosser geperst. Ziel en Lichaam van Jezus staan hier
onder een verpletterende druk vanwege het innerlijk visioen dat Hij
schouwt, waarin Hem wordt getoond hoeveel zielen verloren gaan
doordat zij het Goddelijk Leven uit zich verstoten.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke handeling of elke gesteldheid waardoor zielen het ware Leven uit
zich zullen laten wegvloeien
- elke situatie waarin zielen kiezen voor de duisternis en zich afwenden
van het Licht
47
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door toewijding en goedmaking van elke situatie in mijn leven, waarin ik
in woord of daad, in nalatigheden, in gedachten of verlangens, werken
van duisternis heb gedaan of deze van andere zielen heb bevorderd
Jezus vindt Zijn leerlingen slapend
Jezus wordt tot in de kern van Zijn ziel gewurgd door de ervaring van de
duisternis, die Hij in al haar lelijkheid, in al haar verwoestende kracht en
in al haar omvang in Zich en om Zich heen waarneemt. Omdat Hem
bekend is, dat elke ziel de Verlossing, die Hij zal ontsluiten, in zichzelf
zal moeten waarmaken door haar eigen inspanningen met deze van de
Christus te verbinden, wordt Hij door een immense droefheid bevangen
wanneer Hij vaststelt dat de apostelen in de Hof in slaap zijn gevallen, in
plaats van Hem in het gebed te ondersteunen. Jezus schouwt hierbij het
visioen van het slapende geweten bij ontelbare zielen.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk gebrek aan waakzaamheid van zielen ten aanzien van de bekoring
en van de werken van duisternis in hun omgeving en in zichzelf
- elke situatie waarin zielen hun geweten in slaap laten wiegen
- elke situatie waarin zielen niet op andere zielen kunnen rekenen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door opoffering van mijn eigen eenzaamheid
- door een eenzame gezelschap te houden, of bijvoorbeeld samen met
iemand te waken, die niet kan slapen
- door goedmaking van elke handeling die ik ondoordacht heb gesteld,
en die iemand schade heeft berokkend in lichaam, ziel of levensloop
- door goedmaking van elke situatie waarin een medemens niet op mij
heeft kunnen rekenen in zijn nood
De kus van het verraad
Jezus schouwt de uitwerkingen van alle denken en voelen dat door
wereldse invloeden wordt verontreinigd, en dat de ziel van God en van
haar behoeften aan eeuwig Heil wegtrekt. De belichaming van deze
uitwerkingen betreedt nu de Hof van Gethsemani in de gestalte van
Judas Iskarioth. Judas heeft Jezus pas voor geld verraden aan hen die
Hem vervolgen. Het Hart van Jezus wordt verscheurd door een visioen
van de velen die Hem dagelijks zullen verraden door schijnbaar – voor
het oog der mensen – Liefde te hanteren, doch in werkelijkheid werken
van duisternis te doen. Judas had drie jaar lang het geschenk van Jezus’
48
Tegenwoordigheid genoten, en toont zich nu ondankbaar voor dit
godsgeschenk door te kiezen voor het geld in plaats van voor de Liefde
van en voor God.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke uiting van corruptie
- elke vorm van verraad en verklikking
- elke uiting van valsheid
- alle ondankbaarheid
- alle gebrek aan openheid en ontvankelijkheid van zielen ten aanzien
van de Goddelijke genaden
- elke situatie waarin zielen de voorrang geven aan geld boven God en
Zijn Werken
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door eerherstel te brengen voor alle ondankbaarheid
- door opoffering van de pijn over ondankbaarheid die ik zelf ervaar
- door opoffering van elke situatie waarin ik mij verraden heb gevoeld
- door offers en gebeden voor elke situatie waarin mensen verraden
worden, of in het verleden verraden zijn
- door offers te brengen voor zielen die zich niet blijken te kunnen
openstellen voor Gods genaden
De gevangenneming van Jezus
Judas heeft toegegeven aan de bekoring om de Messias te kussen en
hierdoor een werk van duisternis te stellen onder het uiterlijke teken van
de Liefde. De duisternis raakt hier het Licht aan, en begint haar pogingen
om het Licht uit te schakelen nadat zij het drie jaar lang heeft vervolgd.
Het Hart van Jezus scheurt verder open in de vaststelling van de vlucht
van Zijn apostelen. De apostelen slaan namelijk op de vlucht uit angst
voor hun eigen toekomst, omdat zij nog onvoldoende doordrongen zijn
van het bovenaardse karakter van het gebeuren, van het feit dat alles
hier gebeurt omdat het zo moet gebeuren voor het Eeuwig Heil van alle
zielen, en dat zij daarin een rol te vervullen hebben, die oneindig
belangrijker is dan hun drang tot zelfbehoud.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- alle gebrek aan geloof in de onfeilbaarheid van Gods Werken
- elke situatie waarin zielen de tekenen van Gods Voorzienigheid niet
zien
49
- elke keuze van zielen voor hun zelfbehoud, waarbij zij eventueel hun
medemens in de steek laten
- alle volharding van zielen in de zonde, ondanks alle Licht dat deze
zielen in hun leven ontvangen
- verslaving aan al het wereldse
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door offers te brengen voor:
- zielen die vastzitten in materialisme, en die lijken te leven voor het geld
- zielen die niet loskomen uit werelds denken, voelen en verlangen, en
die blind lijken voor Gods tussenkomsten in hun leven
- door in mijzelf elke neiging tot materialisme te bestrijden, in eenheid
met Maria
- door elke inspanning om de Werken van Gods Voorzienigheid in mijn
leven te herkennen, en er gevolg aan te geven
Jezus wordt voor de hogepriesters gebracht
De hogepriesters vertegenwoordigen de wet en de rechtspraak van het
joodse volk. Voor hen is Jezus een opruier, een heiligschenner, een
godslasteraar, een revolutionair die de joodse wet en godsdienst komt
veranderen en Zichzelf daarbij tot Zoon van God verheft. Zij kunnen niet
aannemen dat Hij de lang verwachte Messias is. Omdat zij zichzelf als
de behoeders van het joodse volk beschouwen, moeten zij tot iedere
prijs Jezus uitschakelen. Tijdens Zijn langdurige zwijgzaamheid bij de
hogepriesters schouwt Jezus visioenen van alle aspecten van duisternis
waarmee Hij hier wordt geconfronteerd. Voor Jezus is deze passage het
grote symbool voor elke antichristelijke ontwikkeling en elk antichristelijk
denken en handelen in de geschiedenis van de mensheid.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- het onvermogen van zielen om objectieve oordelen te vellen
- vooringenomenheid van zielen
- leugens
- dwaling, en verblinding van zielen voor Gods enige Waarheid en voor
hun eigen zielsgesteldheid en eigen fouten en zwakheden
- elk misbruik van gezagsposities (hooggeplaatste personen die hun
verantwoordelijkheden verkeerd gebruiken)
- alle situaties waarin zielen de dood van andere zielen zullen wensen
- alle vormen van vervolging
50
- alle onbegrip
- elke vorm van tegenwerking omwille van geloofszaken
- alle onenigheid (het Sanhedrin – het hooggerechtshof – is hier in twist
over Jezus)
- alle belastering en elke leugen die over een persoon, zijn werken en
zijn levenshouding wordt verspreid
- euthanasie, abortus en anticonceptie (de joden wilden tot iedere prijs
het ware Leven – de Christus – doden)
- elk negatief en onterecht oordeel dat over een medemens wordt geveld
- alle onrechtvaardigheid in en buiten rechtbanken
- alle verstarring, alle onvermogen om ten goede te veranderen
- arglistigheid, elke situatie waarin op listige wijze valstrikken voor
mensen worden gespannen
- alle situaties waarin de Waarheid “aangepast” wordt bij de eigen noden,
teneinde de eigen verkeerde voornemens te kunnen rechtvaardigen
- bewuste misleiding van de medemens (de hogepriesters wilden
absoluut alle joden laten geloven dat Jezus een valse profeet was)
- elk politiek regime dat op willekeur gebaseerd zal zijn
- alle nijd, afgunst en jaloersheid (onder de joodse overheden heerste
veel afgunst vanwege de populariteit van Jezus in bepaalde lagen van
de bevolking)
- elke uiting van onoprechtheid, heimelijk gedrag, achterbaksheid,
listigheid
- elke vorm van ongeduld (Jezus stelt tijdens deze schijnverhoren een
grote akte van geduld)
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door eerherstel te brengen voor euthanasie en abortus
- door het opdragen van mijn pijn over elk negatief en zelfs onterecht
oordeel dat door medemensen over mij wordt geveld
- door offers voor de ontelbare leugens in de wereld
- door eerherstel voor alle onrechtvaardige rechtspraak en alle
vervolging in de wereld
- door offers voor alle antichristelijke bewegingen en ontwikkelingen in de
wereld
- door zelf alle onrechtvaardigheid, achterbaksheid en onoprechtheid in
mijn eigen gedrag te vermijden
51
De verloochening door Petrus
Petrus heeft Jezus verzekerd dat hij voor Hem zijn leven zou geven. De
Verlosser heeft hem er echter voor gewaarschuwd dat hij Hem spoedig
zal verloochenen. Zo gebeurt het. Petrus bevindt zich tijdens de
verhoren van Jezus door de hogepriesters, buiten het paleis, in de hoop,
daar nieuws over het lot van Jezus te vernemen. Uit vrees voor zijn
eigen veiligheid beweert hij tot drie maal toe, dat hij niet bij Jezus hoort
en Hem niet kent.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- de situaties waarin zielen zich zullen schamen om toe te geven dat zij
christenen zijn
- de situaties waarin zielen, die van herkomst of opvoeding christen zijn,
naar andere godsdiensten zullen overlopen, en hierdoor de enige ware
Bron van Gods Waarheid zullen verloochenen
- het aanhangen – in het bijzonder vanwege zielen die van oorsprong
christen zijn – van esoterische systemen, allerlei vormen van bijgeloof
en van filosofische systemen die de enige Waarheid verloochenen voor
schijnwaarheden en dwalingen
- alle zelfoverschatting, het volledig vertrouwen op eigen kracht (zonder
God om bijstand te vragen)
- elk verzuim om te bidden voor het overwinnen van eigen zwakheden
- elk onvermogen om een goed voornemen ten uitvoer te brengen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door dagelijks gebed voor de overwinning van eigen zwakheden
- door afstand te nemen van alle esoterisch denken, van alles wat mij
van Gods enige Waarheid kan wegleiden
- door mij er niet over te schamen dat ik christen ben
- door in alle omstandigheden vast te houden aan het roomskatholicisme
Pilatus veroordeelt Jezus tot de geseling
Pilatus vindt geen schuld in Jezus, doch zwicht voor de druk van de
joodse overheid, die deze “godslasteraar” absoluut uit de weg wil ruimen,
en durft Jezus niet zonder meer vrij te laten. Hij laat Hem geselen, in de
hoop dat dit de gemoederen van de vijandige elementen zal bedaren.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke situatie waarin aan onschuldige zielen een straf wordt opgelegd
omdat andere zielen belang hebben bij deze bestraffing
52
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door goedmaking van situaties waarin ik iemand heb benadeeld door
toe te geven aan de druk van een derde
Het lichaam van Jezus wordt langdurig gegeseld
Niet alleen wordt Jezus volkomen onterecht tot een geseling
veroordeeld, bovendien overschrijdt deze geseling om onverklaarbare
redenen vele malen het wettelijk toegelaten maximum. Deze hele tijd
lang schouwt Jezus innerlijk visioenen van ontelbare soorten zonden,
ondeugden en werken van duisternis, die alle verband houden met de
lichamelijke natuur van de mens. In de langdurigheid en de intensiteit
van de geseling wil Gods Voorzienigheid de mensheid van alle tijden
aantonen hoe verschrikkelijk zwaar en omvangrijk de last van de zonden
en duistere werken weegt, die rechtstreeks verband houden met een
verkeerd gebruik van, of een verkeerde aandacht voor, het lichaam.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- alle uitingen van ijdelheid
- elke overdreven aandacht voor het lichamelijke
- elk misbruik van lichamelijke kenmerken voor erotische doeleinden
- elk nastreven van lichamelijk genot en verwenning
-
elke uiting van zedeloosheid,
pornografie, onkuisheid, prostitutie
ontucht,
ontaarde
seksualiteit,
- elke onmatigheid in eten en drank
- elke zucht naar genot in verslavingen (alcohol, drugs, roken, eten,
snoepen...)
- elke vorm van regelloosheid (overschrijding van wettelijk toegestane
limieten)
- alle mishandeling van medeschepselen
- alle ongeremde agressie tegen medeschepselen
- elke uiting van sadisme
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door aanvaarding en opoffering van al mijn lichamelijk lijden,
ongemakken en beproevingen
- door het brengen van offers voor alle situaties waarin schepselen
gepijnigd worden
- door mijn bestreving van lichamelijke genietingen steeds sterker te
matigen
53
- door te ontwennen van elke vorm van verslaving
- door offers te brengen voor de bestrijding van alle ijdelheid, erotiek,
lichamelijke genotzucht, zedeloosheid, ongebreidelde seksualiteit
- door het brengen van offers en eerherstel voor alle leeg vermaak,
feesten en feestmaaltijden, alles wat op de bevrediging van lichamelijke
behoeften is gericht
Jezus wordt met een kroon van doornen gekroond
Na de geseling wordt Jezus, die op dat ogenblik méér dood dan levend
lijkt, op een blok neergezet, met een purperen mantel bekleed, een
rietstok in de hand gegeven, en met een kroon van doornen gekroond.
Hij wordt bespot en op de doornenkroon geslagen. God laat zien
hoezeer de ziel – het hoogste niveau van het menselijk wezen (hier
uitgedrukt door het hoofd) wordt verwond door de hoogmoed, die zovele
zielen in zijn greep houdt.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke vorm van hoogmoed, trots, zelfverheffing, verwaandheid, zichzelf
belangrijk achten
- elke situatie waarin een ziel zich boven een andere ziel stelt en deze
met minachting, misprijzen, beledigend, vernederend of neerbuigend
behandelt
- elke bespotting van een medeschepsel
- elke vorm van lichtzinnigheid, van gebrek aan ernst
- elke uiting van misprijzen voor een medemens
- elke uiting van gevoelloosheid en gebrek aan inleving ten aanzien van
een medeschepsel
- elk kwetsend woord of elke situatie die beoogt, medeschepselen te
kwetsen
- elke geestelijke kwelling, medemensen het leven zuur maken
- elke situatie waarin de mensheid zichzelf God waant, en onder andere
door wetenschap en technologie “voor God zal spelen”
- elk politiek regime en elke organisatie waarin mensen systematisch
vernederd en van hun waardigheid beroofd worden
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- al mijn vernederingen
- alle gebeurtenissen of woorden die mij ooit hebben gekwetst
54
- alle geestelijk martelaarschap dat ik ooit heb ondergaan
door goedmaking van elke situatie waarin ik:
- hoogmoedig of zelfvoldaan ben geweest
- mij boven mijn medemens heb gesteld
- medeschepselen geestelijk leed of hartenpijn heb aangedaan
De terdoodveroordeling bij Pilatus
Ondanks het feit dat Jezus in het Lichaam reeds vrijwel onherkenbaar
verminkt is, eisen de joodse overheden met alle mogelijke
overtuigingskracht Zijn Dood. De Belichaming van Gods enige Waarheid
moet sterven, omdat de Waarheid een bedreiging vormt voor de vele
waarden waaraan de gevestigde overheden willen vasthouden. Pilatus
laat het volk de keuze om Jezus al dan niet vrij te laten. Ontelbaren laten
zich tegen Hem ophitsen. Pilatus vreest voor zijn geloofwaardigheid in
Rome indien hij aan de eis van het volk niet zou toegeven, en hij
veroordeelt Jezus tot de Kruisdood.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke situatie waarin zielen uit de weg geruimd worden omdat zij een
bedreiging vormen voor een gevestigd politiek, sociaal of economisch
regime
- elke situatie waarin zielen kiezen voor de wereld en tegen datgene, wat
van God komt (zoals de keuze ten gunste van Barabas en ten nadele
van Jezus)
- alle opruiing en ophitsing van zielen tegen andere zielen
- elke situatie waarin zielen zich door anderen laten meeslepen tegen
Gods Waarheid
- elke situatie waarin zielen tegen andere zielen worden opgezet
- elke situatie waarin een ziel onder valse voorwendselen wordt
veroordeeld
- menselijk opzicht
- alle antichristelijke maatregelen
- elk besluit om God uit het leven en uit de samenleving te verbannen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door goedmaking en eerherstel te brengen voor:
- elke situatie waarin ik ten prooi ben aan menselijk opzicht, en
bijvoorbeeld kies voor datgene waarvoor anderen kiezen, ook al weet ik
55
dat God iets beters van zielen verwacht, en dit uit vrees voor wat
mensen van mij zullen denken of over mij zullen zeggen
- elke situatie waarin ikzelf of anderen kiezen, of hebben gekozen, voor
wereldse belangen in plaats van voor de verwezenlijking van Gods
Plannen en Werken
- elke situatie waarin ik mensen tegen elkaar heb opgezet of opgehitst
door ervoor te zorgen dat God in mijn leven een centrale plaats in alles
krijgt, bijvoorbeeld door totale en diep doorleefde toewijding aan de
Allerheiligste Maagd Maria, de Meesteres van alle zielen krachtens
Goddelijk Besluit
Jezus omhelst innig het Kruis
Wanneer Jezus bij het Kruis wordt gebracht, dat Hij op de schouders
naar Golgotha zal moeten dragen, werkt zich in Hem een gesteldheid uit,
die de uitboeting zal ontsluiten van één van de grootste hindernissen
voor het Heil van zielen: het gebrek aan aanvaarding. Jezus aanvaardt
niet alleen zonder morren Zijn veroordeling, Hij omhelst bovendien in de
vurigste Liefde het instrument waarop Hij zal sterven: een akte van
absoluut volmaakte aanvaarding van de beproevingen en van het lot.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke ontevredenheid van zielen over hun lot of hun levensloop
- elk protest tegen beproevingen en lijden
- elk afwijzen van het kruis op de levensweg
- elk verlangen van zieken dat op hen euthanasie moge worden
toegepast (= definitieve afwijzing van het kruis)
- elke situatie waarin zielen absoluut meteen van een ongemak verlost
willen worden, vandaar ook – bijvoorbeeld – overmatig gebruik van
pijnstillende middelen of medicijnen in het algemeen
- elk gebrek aan onbaatzuchtigheid (Jezus omhelst het Kruis niet omdat
het Hem, maar wel omdat het de zielen nut zal brengen)
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- alle ontwikkelingen op mijn levensweg, het geheel van mijn levenslot,
alle beschikkingen van Gods Voorzienigheid op mijn levensweg, die als
geheel kan worden beschouwd als de “kruisweg” van mijn ziel
door volledige aanvaarding van al mijn beproevingen, in Liefde tot God,
tot Maria en tot alle schepselen, en dagelijks gebed om een sterk
vermogen tot aanvaarding te ontwikkelen
56
door goedmaking van alle situaties waarin ik op het verloop van mijn
leven heb geprotesteerd
De hele Kruisweg
Nadat Jezus het Kruis heeft omhelsd, gaat Hij ermee op weg naar
Golgotha. De hele Kruisweg staat symbool voor de levensweg van elke
ziel, het lot, het geheel van de Werken van Gods Voorzienigheid voor
een ziel op haar levensweg. Langsheen de weg drummen talloze zielen
samen. Jezus ziet en hoort de meest uiteenlopende reacties, van
onbegrip over Zijn veroordeling tot opluchting en zelfs vreugde erover,
van medeleven tot onverholen vijandigheid, van rouwklachten tot
beschimpingen en verwijten. Het godsvolk is in opschudding. Velen gaan
echter ook gewoon door met hun leven alsof er niets aan de hand is.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- alle onverschilligheid over het lot van een medeschepsel
- elk gebrek aan geestdrift, vuur of belangstelling voor Gods Werken
- elke situatie waarin zielen totaal met zichzelf bezig zijn, en hierdoor niet
geraakt worden door datgene wat buiten hen met schepselen gebeurt
- elke uiting van opdringerigheid
- elke uiting van leedvermaak over het droevige lot van een medemens
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door offers te brengen tot goedmaking voor elk ogenblik waarin ik
onverschillig ben geweest ten aanzien van het lot van mijn medemens,
of ten aanzien van Gods Werken, of waarop ik mij over het droevige lot
van een medemens heb verheugd
- door regelmatig het Lijden van Jezus te gedenken, onder andere via de
Heilige Mis, en door Hem te danken voor Zijn Kruisweg, waardoor Hij
de vruchtbaarheid van mijn eigen dagelijkse kruisweg heeft ontsloten
Bij het begin van de Kruisweg wankelt Jezus onder Zijn last
Wanneer Jezus het Kruis op Zijn schouder laadt, is Hij reeds
buitengewoon verzwakt door de reeds lang aanhoudende uitputting en
de geseling. Niet alleen Zijn lichamelijke uitputting, de vele wonden, en
het immense gewicht van het zware Kruishout zijn verantwoordelijk voor
Zijn wankeling: God brengt hier eveneens de enorme last van alle
zonden van alle tijden tot uitdrukking, want de Kruisweg is de weg van
het dragen van het Kruis van alle zonden naar de berg waarop deze
zonden als het ware met de Verlosser één gemaakt zullen worden om “in
Hem ter dood te worden gebracht”.
57
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- de totale zondelast van alle tijden
- alle wankelmoedigheid, aarzeling en twijfel ten aanzien van de keuze
voor God en ten aanzien van de aanvaarding van het eigen lot en van
de weg die door Gods Voorzienigheid voor de ziel is beschikt
-
elk gebrek aan doorzettingsvermogen ten aanzien van de
levensopdracht, elke neiging van zielen om in de beproeving bij de
pakken te blijven zitten
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door offers te brengen tot goedmaking van mijn ogenblikken van twijfel,
van onzekerheid, van onstandvastigheid in het geloof, van gebrek aan
strijdlust voor het goede
- door dagelijks gebed om kracht om alle beproevingen en kruisen van
de dag te kunnen dragen, en deze dan in Liefde te dragen als
eerbetoon aan de kruisdragende Jezus en de Moeder van Smarten
Eerste val van Jezus onder het Kruis
Jezus kan de last van het Kruis der zonden niet ononderbroken torsen.
Meermaals zal Hij onder de last ter aarde neervallen, niet alleen wegens
lichamelijke uitputting: God wil de zielen absoluut duidelijk maken hoe
zwaar het Werk van Verlossing van zielen uit hun verschrikkelijke
zondigheid wel is, en hoe zwaar de zonden op de Verlosser drukken. De
zielen vallen voortdurend onder de meest uiteenlopende vormen van
zonde, ondeugd en werken van duisternis, en keren daarbij als het ware
steeds opnieuw naar de aarde (het wereldse) terug.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke situatie waarin een ziel ten val komt onder de druk van bekoringen
- elk gebrek aan bewustwording of elk geval van “niet willen zien” van
eigen fouten en nalatigheden, en van alles wat de ziel van het Heil
weghoudt
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door offers tot goedmaking van:
- mijn eigen momenten van verblinding en deze van de mensheid als
geheel
- alle situaties in mijn leven waarin ik voor bekoringen ben gevallen
- elke neiging om toe te geven aan de “aantrekkingskracht” van wereldse
zaken
58
Ontmoeting tussen Jezus en Maria op de Kruisweg
Jezus wordt tezelfdertijd verrukt en diep bedroefd wanneer Hij Zijn
Moeder naast de weg opmerkt. In Hem voltrekken zich intense pijnen
over Haar Smart, die door weinigen begrepen zal worden, en verrukking
over Haar volmaakte vervulling van de opdracht van medeverlossing,
waartoe Zij voor alle tijden is geroepen. Jezus ervaart intens de parallel
tussen Maria’s Aanwezigheid op Zijn Kruisweg, en Haar Aanwezigheid
op de kruisweg van alle zielen die Haar zullen willen opmerken, met
andere woorden: in wier leven Maria een belangrijke rol zal kunnen
vervullen. Jezus lijdt intens onder het besef dat vele zielen de ware rol
waartoe Maria voor alle tijden door Gods Wijsheid voor hun Verlossing
en heiliging is geroepen, niet zullen begrijpen en niet zullen willen
erkennen.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke versmading, vanwege zielen, van de grote ondersteunende en
krachtgevende rol waartoe Maria is geroepen tijdens de beproevingen
van een ziel op haar levensweg
- de onwil van vele zielen om Maria als Medeverlosseres te aanvaarden
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
Door mij totaal en onvoorwaardelijk aan Maria toe te wijden, en aan
Maria alle zielen op te dragen, die onverschillig, negatief of vijandig
staan tegenover Mariatoewijding.
Simon van Cyrene
De krachten van Jezus blijven afnemen. Gods Voorzienigheid toont nu
de zielen dat Zijn Plan van Verlossing voorziet, dat de mens voor zijn
Verlossing met zijn God moet meewerken. Jezus draagt voor alle
eeuwen het Kruis der wereld, doch elke ziel moet dit in haar eigen leven
aanvullen. Dit is het teken dat Hij stelt via Simon van Cyrene, die door de
begeleiders van Jezus wordt aangeduid om de Veroordeelde te helpen
bij het dragen van Zijn Kruis. De houding van Simon verandert tijdens
het contact met Jezus zo duidelijk, dat hij het hele proces van de
Verlossing van een ziel tot uitdrukking lijkt te brengen: Hij evolueert van
onwil tot medewerking met de Verlosser naar versmelting met Zijn Hart –
een mooi voorbeeld, alsook een prachtig beeld van hoop, dat ons door
God wordt geschonken.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk gebrek aan naastenliefde, elke weigering van hulp aan een
medeschepsel, elke nalatigheid om een medeschepsel te helpen, of
moreel te ondersteunen, bij het dragen van het kruis
59
- elk gebrek aan besef dat God in elk schepsel woont
- elke nalatigheid van zielen om hun bijdrage tot de heiliging van de hele
mensheid te leveren
- elk onvermogen van zielen om hun eigen schuld, hun eigen aandeel in
het kruis der wereld, te erkennen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door opoffering van:
- al mijn hulp aan mijn medemens, zodat deze beter in staat is om zijn
levensopdracht te vervullen
- al mijn gebeden en offers voor verlichting en bekering van mijn
medemens
- elke situatie waarin ik iemands lot help dragen, bijvoorbeeld door
iemand daadwerkelijk te ondersteunen wanneer deze om medische
redenen bepaalde voedingsmiddelen niet mag eten, zich bepaalde
dingen moet ontzeggen, enzovoort
door regelmatig gebed voor alle zielen, dat zij inzicht in eigen
verantwoordelijkheden voor Gods Werken en Plannen mogen
verwerven.
Tussenkomst van Veronica
Jezus ontvangt een volgende lichtpunt wanneer Veronica zich op Zijn
Kruisweg aandient met een doek en een kruikje wijn. Jezus wijst de wijn
liefdevol af, omdat Hij Zijn Lijden niet wil verlichten. Op het doek drukt Hij
met één handgebaar Zijn Gelaat af, tot nalatenschap aan de zielen: De
kruisdragende Verlosser drukt Zijn Aanschijn in werkelijkheid in de
harten. Deze handelingen zijn opnieuw dragers van Goddelijke lessen:
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke situatie waarin zielen gelasterd worden, over zielen geroddeld
wordt, kwaad wordt verteld, zielen met woorden besmeurd worden,
verdachtmakingen over zielen worden geuit
- elk gebrek aan offerbereidheid (Jezus wijst hier zelfs de wijn af, terwijl
Hij uitdroogt van de dorst)
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door:
- het gelaat van mijn medemens schoon te wissen (ertoe bij te dragen
dat anderen geen negatief beeld over hem krijgen, en te beletten dat hij
gelasterd wordt of geen slechte naam krijgt, en een belasterde ziel in
ere te helpen herstellen)
60
- niet mee te doen aan roddel over mijn medemens
- mijn best te doen om niets dan positieve dingen over mijn medemens
te zeggen
- te zorgen dat mijn medemens niet gehoond wordt (bijvoorbeeld:
iemands kleding helpen ordenen zonder dat anderen dit kunnen
merken)
- een medeschepsel zijn waardigheid terug te schenken
Tweede val van Jezus onder het Kruis
Jezus valt niet zomaar een tweede maal. God schenkt een les in het
vallen van Jezus, maar ook een les in de herhaling ervan. Bij Zijn tweede
val onder het Kruis schouwt Jezus beelden, die Zijn Hart doen lijden
onder de wispelturigheid van de menselijke natuur (elke ziel valt tijdens
haar leven op aarde meermaals, onder invloed van de menselijke
zwakheden).
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke situatie waarin beloften niet nagekomen worden
- elke contractbreuk
- elke wankelmoedigheid en besluiteloosheid
- het breken van verbonden (huwelijk, priesterschap, breken van
kloostergeloften en uittreding uit kloosterleven, toewijding aan Maria)
- elke vorm van ontrouw, overspel
- het breken van een eed
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door eerherstellende offers te brengen voor elke vaste afspraak, elk
verbond, elke gelofte, die ik niet ben nagekomen
- door elke ziel die een gelofte of verbond heeft gebroken of wil breken,
onder Maria’s hoede te stellen
- door elke inspanning om ervoor te zorgen dat mijn medeschepsel in
alle omstandigheden op mij kan rekenen, en weet wat het aan mij heeft
Ontmoeting met de vrouwen van Jeruzalem
Jezus merkt langsheen de Kruisweg een groepje vrouwen, die Zijn
veroordeling bewenen. Medelijden met de Lijdende lijkt een
lovenswaardige ingesteldheid. Niettemin wijst Jezus erop, dat medelijden
ook heel oppervlakkig, heel werelds kan zijn. Wie over Jezus weent als
over “een beklagenswaardige lijdende mens”, heeft niet begrepen wat
61
hier werkelijk aan de hand is. Jezus wijst erop, dat de zielen niet
eenvoudig naar datgene moeten kijken, wat zij voor hun ogen van vlees
zien, doch naar datgene, wat erachter zit, naar de diepe oorzaak, reden
en bedoeling van elk gebeuren.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk onvermogen van zielen om dieper te kijken dan de uiterlijke schijn
- elk oppervlakkig oordeel over situaties of mensen
- elk onvermogen om de effecten van de zonde te herkennen, of om het
verband tussen de zonde en haar gevolgen te herkennen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door dagelijks gebed opdat ik:
- moge leren, van alles méér te zien en te begrijpen dan louter de
oppervlakkige, zichtbare aspecten, en dus te beseffen dat alles veel
diepere gronden heeft dan de wereldse schijn laat vermoeden
- in staat moge zijn, de situatie van mensen niet volgens de uiterlijke
schijn te beoordelen
- het verband moge leren zien tussen situaties of gebeurtenissen
enerzijds, en spirituele oorzaken die aan de basis ervan liggen
anderzijds (een voorbeeld: natuurrampen als gevolgen van
onevenwichten in de schepping door de zonde en door duistere werken
van zielen)
Derde val van Jezus onder het Kruis
In de derde val van Jezus onder het Kruis vestigt God de aandacht op de
neiging van de menselijke natuur om steeds opnieuw naar het wereldse
terug te keren alsof daarin alle Heil vervat zou zijn. Daarom is ook het
moment van het opstaan van Jezus hier zo belangrijk: Hij staat op om
het laatste stukje weg naar de bekroning van Zijn opdracht te
volbrengen, en wijst hiermee op de noodzaak voor de ziel om zich van
de aantrekkingskracht van het wereldse los te maken om de vlucht naar
haar verheerlijking te kunnen volbrengen.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke hardnekkige gehechtheid, elke vaste gewoonte waarvan de ziel
niet kan loskomen
- onvermogen om los te komen van de wereld en zijn valstrikken en
verleidingen
- het steeds opnieuw naar de verlokkingen der wereld terugkeren en er
steeds weer naar verlangen
62
- elke neiging om vast te houden aan het eigen verleden, en er steeds
opnieuw naar terug te keren
- elke neiging tot ontmoediging door veelvuldig vallen of door een
veelheid aan beproevingen, elk onvermogen om te herbeginnen
- het niet leren uit fouten
- elk gevoel dat het “op een zonde minder of meer niet meer aankomt”
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door offers tot goedmaking voor alle situaties van mijn leven, waarin ik
heb toegegeven aan wereldse verleidingen
- door zo weinig mogelijk stil te staan bij de details van mijn verleden
- door ernaar te streven, na elke terugval in het wereldse, opnieuw te
beginnen voor een leven dat meer vruchten brengt voor Gods Werken
- door volhardende inspanningen en gebed om los te komen uit
hardnekkige gewoonten en gehechtheden
De Schouderwonde
Het Kruis van Jezus bestaat uit twee zware balken uit stevig hout. Het
geheel vormt een heel zwaar gewicht, dat doorheen de smalle stegen
van Jeruzalem over een grotendeels hobbelig wegdek, en ten dele
stijgend, naar de top van de heuvel van Golgotha moet worden
gedragen. Vanwege het stappen en de hobbelige en stijgende weg, slaat
het gewicht van het Kruis voortdurend tegen Zijn schouder, en schaaft
deze zo intens, dat een diepe wonde ontstaat. In werkelijkheid is het het
gewicht van de zonde, dat Jezus zwaar verwondt.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- alle protest van zielen over hun beproevingen of over de loop van hun
leven, elke opstandigheid tegen het dagelijks kruis, elke jammerklacht
over beproevingen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door elke inspanning om geen enkele klacht te uiten over mijn
beproevingen, of niet tegen mijn dagelijks kruis te protesteren.
Ontkleding van Jezus op Golgotha
Wanneer Jezus de top van Golgotha heeft bereikt, worden Hem Zijn
kleren ontnomen teneinde Hem onbekleed aan het Kruis te kunnen
slaan. In Jezus ontrollen zich opnieuw beelden, die de sleutel op een
welbepaald vlak van onze Verlossing moeten omdraaien.
63
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke neiging van zielen om zich anders te tonen dan zij werkelijk zijn,
om van zichzelf een beeld op te hangen dat niet met de waarheid
overeenstemt
- elk onvermogen van zielen om zichzelf te zien zoals zij werkelijk zijn,
zonder zelfverblinding
- de neiging om zich te verbergen achter de mening van anderen, achter
de “normen en waarden” van de samenleving, achter façades van
woorden en gedragingen, achter kleding en sieraden, enzovoort
- alle situaties van zedeloosheid, of ongeremdheid om zich naakt te
vertonen
- elk gebrek aan eerbied
- elke situatie van diefstal, van onrechtmatige toe-eigening van
bezittingen
- elke vorm en uiting van egoïsme
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door offers te brengen voor de velen die zich anders voordoen dan zij
zijn, en ook zelf te zijn wie ik werkelijk ben
- door mij steeds méér van het kleed van wereldse gewoonten en
gehechtheden te ontdoen
- door steeds een zedig en fatsoenlijk voorkomen te betrachten
- door offers tot goedmaking van diefstallen
- door offers te brengen voor elke situatie waarbij zielen “doen alsof”
- door dagelijks gebed om zelfkennis en om genezing van alle blindheid
voor mijzelf
- door elke inspanning om in alle situaties van het leven oprecht te zijn
- door respect voor al mijn medeschepselen te betrachten
Kruisiging van Jezus
Bij Zijn Kruisiging verlangt Jezus vurig dat vele zielen de genade zullen
aanvaarden om hun wereldse gehechtheden, gewoonten en zondige
neigingen te kruisigen om tot een ware wedergeboorte te mogen komen.
Alle werelds denken, voelen en verlangen moet uit de mens wegvloeien
zoals het Bloed uit de Gekruisigde.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk onvermogen van zielen om werelds denken, voelen en verlangen uit
zichzelf te bannen
64
- elk gebrek aan zelfbeheersing (Jezus verbijt Zijn intense pijnen) en aan
ingetogenheid
- elk gebrek aan verdraagzaamheid
- elk gebrek aan zachtmoedigheid, elke uiting van opvliegendheid of
irritatie
- alle tactloosheid (Jezus wil Maria’s gevoelens sparen, terwijl de beulen
zonder enig gevoel tewerk gaan)
- elke handeling, elk woord, elke ingesteldheid en elke situatie waardoor
zielen God in zichzelf, in een medeschepsel of in de samenleving
trachten te doden
- elke gevoelloosheid ten aanzien van de zonde (zoals uitgedrukt door
de toenemende gevoelloosheid van het stervende Lichaam van de
Gekruisigde kort vόόr Zijn Dood)
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door alle gehechtheden, slechte gewoonten en elke neiging tot
zondigen in mij te kruisigen en vervolmaking in alle deugden te
betrachten
- door mijn armoede, financiële tegenslagen en het verlies van materiële
voorwerpen en bezittingen te aanvaarden
- door vrijwillig afstand te doen van dingen waaraan ik gehecht ben, en
hen zonder aarzeling weg te schenken
- door op te houden met in het verleden te leven
- door dagelijks gebed om een nieuw mens te kunnen worden (een
wedergeboorte te verwezenlijken door vergeestelijking van al mijn
gevoelens, gedachten en verlangens)
- door de betrachting van zachtmoedigheid, verdraagzaamheid en
zelfbeheersing in al mijn beproevingen en lijden
- door de betrachting, steeds zo te leven, dat ik mijn medeschepselen
aan Gods Tegenwoordigheid en Liefde herinner
- door heel waakzaam te blijven voor elke bekoring, elke uiting van
duisternis in mijn hart, mijn geest en mijn omgeving
- door voortdurend rekening te houden met de gevoelens van mijn
medeschepselen
De aannageling van Jezus’ handen
Wanneer de spijkers doorheen de handen van Jezus worden gedreven,
lijdt Hij onbeschrijflijke pijnen. De handen die niets dan zegen en
Hemelse gaven hebben geschonken, worden letterlijk doorboord: Van de
65
satan uit, is dit een symbolische vernietiging van Gods geschenken, van
God uit, is het echter een symbolische kruisiging van vele categorieën
van werken der duisternis.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- alle handelingen die geen Heil en zegen brengen, niet vruchtbaar zijn
voor Gods Plan, doch werken van duisternis volbrengen
- alle hebzucht, de behoefte van zielen om te krijgen, eerder dan te
geven
- alle gierigheid
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door afstand te doen van de behoefte om te krijgen, alle hebzucht, elke
trek van gierigheid
- door elke inspanning om geen handelingen meer te stellen die niet
vruchtbaar zijn voor Gods Plannen (door al mijn handelingen aan Maria
toe te wijden, hen te stellen voor de bevordering van Gods Plannen, en
zo al mijn handelingen tot werken voor God te maken)
- door elke inspanning om voor al mijn medeschepselen zegen te
brengen door alles wat ik doe
De aannageling van Jezus’ voeten
Wanneer ook de voeten van Jezus aan het Kruis worden vastgenageld,
lijkt de satan op symbolische wijze de rondreis van de Messias onder de
zielen te willen beëindigen. God echter, ontsluit in deze kwelling van Zijn
God-Mens precies de genade om geen andere wegen meer te gaan dan
deze van het Licht.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke neiging van zielen om dingen na te lopen, die hen geen stap
dichter bij hun Heil brengen, doch hen tijd doen verliezen of zelfs
schade aan hun zielsontwikkeling aanrichten; het nalopen van
schijnlichten
- elke dwaling
- elke situatie waarin zielen nalaten om naar een lijdend medeschepsel
toe te gaan om hulp, verlichting en vreugde te brengen
- elke terugkeer op de wegen van wereldse gewoonten
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door afstand te doen van de oude paden van vaste gewoonten en
gedrags- en denkpatronen die menselijk en werelds zijn, en die mijn
66
ziel niet naar het Licht voeren, en door mij te laten vasthechten aan de
ene Weg naar het Licht (de Weg van Gods enige Waarheid)
- door naar noodlijdende medeschepselen toe te gaan (hetzij letterlijk,
hetzij via offers en gebeden voor hen)
- door goedmakende offers voor de situaties waarin ik nutteloze dingen
heb nagelopen, of dwaalwegen ben gegaan
Jezus aan het Kruis
Aan het Kruis ondergaat Jezus de ononderbroken kwelling van het
letterlijk leegbloeden. Hij wil er de zielen op wijzen, dat talloze zielen alle
Goddelijk Leven (gesymboliseerd door het Bloed van Christus) uit zich
laten wegvloeien door hun ontelbare gehechtheden aan allerlei
elementen die eigen zijn aan het wereldse leven. Let op de fijne nuance:
Bij de aannageling aan het Kruis wil Jezus de zielen erop wijzen dat zij
hun wereldse bindingen en gewoonten uit zich moeten laten wegvloeien
zoals Zijn Bloed bij de aannageling wegvloeit; terwijl Hij aan het Kruis
hangt, wil Hij ons wijzen op het wegvloeien van Zijn Bloed als het verlies
van Goddelijk Leven uit de zielen.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke gewoonte, elk gedrag, elke ingesteldheid en elke situatie waardoor
de ziel geleidelijk sterft (het ware Leven verliest)
- elke situatie waardoor een ziel de gevangene wordt van bepaalde
ontwikkelingen op haar levensweg (vaste patronen die haar
spontaneïteit breken)
- elk onvermogen van zielen om een verslaving te breken (roken, drugs,
alcohol, snoepen, langdurig gebruik van bepaalde schadelijke
medicijnen,...)
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door offers te brengen tot goedmaking van alles waardoor ik de
levenskracht van mijn ziel heb verminderd
- door mijn hele leven en mijn hele wezen aan Maria toe te wijden tot
volledige zuivering van mijn ziel
- door offers en gebed voor bevrijding uit alles wat mijn ziel aan een kruis
vasthecht en tot gevangene maakt
- door het betrachten van soepelheid, opdat ik niet de gevangene van
vaste patronen zou blijven, doch op elk ogenblik precies datgene kan
doen wat God en Maria van mij willen
67
Jezus verzucht: “Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat
zij doen”
Jezus stelt een akte van volmaakte zelfverloochening door voor Zijn
beulen vergiffenis te vragen voor de handelingen waardoor zij Hem de
vreselijkste kwelling bezorgen.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke verwensing of vervloeking jegens zielen
- elk gebrek aan vergevingsgezindheid
- elk gebrek aan barmhartigheid
- alle wrok, haatdragendheid en wraakzucht
- elk ondoordacht handelen dat een medeschepsel pijn of nadeel kan
berokkenen
- elke weigering om een onenigheid of ruzie bij te leggen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door mij ten minste in het hart voorgoed te verzoenen met alle zielen
met wie ik onenigheid heb (gehad), en afstand te doen van alle
haatdragendheid, wrok, slechte gevoelens over medemensen
- door betrachting van mildheid jegens ieder, die ooit tegen mij heeft
misdaan
Jezus verzucht: “Vandaag nog zult gij met Mij in het Paradijs
zijn”
Alweer stelt Jezus een schijnbaar onmogelijke handeling in een extreme
situatie, en laat Hij hierdoor blijken hoe ver Gods Liefde gaat. Hij schenkt
totale Verlossing aan een ziel van dewelke men zou verwachten dat zij
vervloekt zou worden, omdat zij haar leven in staat van zonde (misdaad)
heeft afgesloten: de goede moordenaar, die eveneens is gekruisigd.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk gebrek aan berouw over begane zonden en fouten, en over de
eigen bijdrage tot werken van duisternis
- elk gebrek aan boetvaardigheid
- elk gebrek aan ware hoop, elk gevoel dat “alles voorbij is” en er geen
uitweg meer is
- elk gebrek aan gebed om Gods Barmhartigheid of om vergeving door
God of door de medemens
- elk onvermogen van zielen om hun schuld toe te geven
- elk gebrek aan geloof in de Verlossing
68
- het opgeven van het geloof omdat de ziel meent dat zij toch niet meer
gered kan worden (bijvoorbeeld omdat zij veel en zwaar gezondigd
heeft)
- elk gebrek aan geloof in Gods Liefde
- elk gebrek aan verlangen naar God en naar het Eeuwig Leven in de
Hemel
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door regelmatige Biecht, mede tot eerherstel voor zielen die nooit
berouw tonen en zonder berouw sterven
- door de ontwikkeling van oprechte hoop en geloof in Gods
Barmhartigheid
- door gebed om de genade van een bevrijdende Biecht voor elke ziel in
haar stervensuur
- door oprechte erkenning van mijn eigen schulden jegens God
- door oprecht naar de Eeuwige Gelukzaligheid te verlangen, en elke
inspanning om deze waardig te worden
Jezus verzucht: “Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw
Moeder”
In deze weinige woorden, die Hij tot Zijn Moeder en tot de apostel
Johannes spreekt, vat Jezus op enigszins raadselachtige, versluierde
wijze de buitengewone relatie samen, die God voor alle verdere eeuwen
tussen de Moeder Gods en de zielen heeft voorzien. Voor wereldse oren
weerklinkt hier de wens, dat de Moeder van de stervende Messias
voortaan aan een ander wordt toevertrouwd, opdat deze voor elkaar
zouden zorgen. In Gods Hart leeft hierbij echter oneindig veel méér. De
Kerk van Christus wordt hier onder de hoede van Maria gesteld, en
Maria en de zielen worden letterlijk aan elkaar gegeven in een nieuwe
relatie die de volle bloei van het Heil en de Verlossing in de zielen
beoogt. Uit deze nalatenschap zal twintig eeuwen later de openbaring
van Maria als de Meesteres van alle zielen voortvloeien. Het is
opmerkelijk, hoe God hier bovendien aantoont, dat de grote erfenis van
de innige eenheid met Maria slechts ten deel valt aan de zielen die
bereid zijn om naar de top van Golgotha te gaan (= de kruisweg van het
leven ten volle te aanvaarden, en te volharden in de navolging van
Christus). Voor Jezus is dit een ogenblik van vreugde, doch ook van
immense pijnen:
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke moeilijkheid van zielen om God trouw te blijven in een
samenleving waarin God dood lijkt
69
- elke verloochening van de beleving van het ware geloof
- elke val van priesters in de verlokkingen van de wereld ten nadele van
een leven waarin het Hemelse centraal moet staan
- elke neiging van zielen om zichzelf te zoeken in plaats van het
Hemelse
- elk gebrek aan belangstelling of geloof van zielen om zich aan Maria
toe te wijden
- elk gebrek aan geloof van zielen in de grootheid en de buitengewone
rol van Maria binnen Gods Heilsplan
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door offers en gebed opdat alle priesters de ingesteldheid van apostel
Johannes mogen erven: op het toppunt van elke beproeving met de
ogen op de Gekruisigde gevestigd, en in innige verbondenheid met
Maria
- door mijn totale zelfofferande aan Maria, en door elk detail van mijn
dagelijks leven met Maria te delen
- door offers en gebed opdat zoveel mogelijk zielen deze nalatenschap
zouden eren door zich totaal aan Maria toe te wijden
Jezus verzucht: “Ik heb dorst”
Wanneer Jezus deze woorden uit Zijn uitgedroogde Lichaam stoot,
begrijpt, behalve Maria, geen ziel dat Hij in werkelijk uitdrukking geeft
aan Zijn verlangen naar zielen. In deze laatste fase van Zijn Passie is het
voor de Christus een verschrikkelijke kwelling, te beseffen dat dit Lijden
zelfs voor ontelbare zielen vergeefs zal blijven. Voor Hem is elke
geredde ziel zoals een waterdruppel. Wanneer men bedenkt, hoe
uitgedroogd dit vrijwel totaal leeggebloede Lichaam is, begrijpt men beter
welke waarde voor Hem elke geredde ziel heeft: een druppel van Leven
voor Zijn ziel.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke ziel die zich laat uitdrogen (onvruchtbaar en dor laat worden) door
het water van Goddelijk Leven prijs te geven aan het vuur van elke
bekoring
- elke ziel die niet zal zoeken naar de Bron van de Waarheid
- elke onverschilligheid van zielen voor de Verlossing van zichzelf en
andere zielen, voor de verwezenlijking van Gods Heilsplan en voor de
grondvesting van Gods Rijk op aarde
- elke ziel die zich niet openstelt voor het water van Goddelijk Leven
- elke ziel die zich niet in dienst van Gods Werken stelt
70
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door letterlijk een medeschepsel te drinken geven
- door zelf wat te wachten alvorens te drinken wanneer ik dorst heb
- door offers voor inzicht en bekering van zielen die hun leven niet tot nut
maken voor God
Jezus verzucht: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij
verlaten”
De avond voordien heeft Jezus in de Hof van Gethsemani aangetoond
hoe de ziel die zich hulpeloos voelt, zo spoedig mogelijk moet kiezen
voor de dienst aan Gods Werken, en uit deze beslissing nieuwe kracht
zal ontvangen. Ook in deze laatste ogenblikken aan het Kruis, die
gekenmerkt zijn door de ervaring van de diepste ellende van het menszijn, zoekt Hij Zich met God te verbinden, en wordt daarbij overrompeld
door de ervaring van vele zielen, die zich door God verlaten voelen
doordat zij Gods Tegenwoordigheid niet meer zullen vinden.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elke situatie waarin een schepsel zich door God verlaten voelt doordat
medeschepselen God niet meer in zich dragen of Hem niet meer
uitstralen
- alle lijden door de ervaring van eenzaamheid
- elk verzuim van zielen om hun medeschepselen te troosten, te helpen,
bij hen te zijn in hun nood of eenzaamheid
- elk gedrag of elk woord waardoor een ziel haar medeschepselen het
gevoel geeft dat God niet bestaat, of dat de Liefde niet bestaat, of dat
God hen niet liefheeft
- elke situatie waarin zielen geen vrede, vreugde, troost, bemoediging,
hoop, geborgenheid of Liefde om zich heen verspreiden
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door zoveel oprechte Liefde, Licht en zachtheid uit te stralen, dat mijn
medeschepselen in mijn nabijheid voelen dat God bij hen is, dat God
niemand in de steek laat, en dat God waarlijk Liefde is
- door opoffering van mijn pijn over het onvermogen om vaker de Heilige
Communie te ontvangen (gebrek aan Heilige Communie beschouwd
als “door God verlaten zijn”)
- door opoffering van elk gevoel van eenzaamheid, en door in dergelijke
uren met mijn hart bij de gekruisigde Jezus en de Moeder van Smarten
te zijn
71
- door troost, bemoediging en vreugde te schenken aan schepselen die
alleen zijn
Jezus verzucht: “Het is volbracht”
Deze woorden kan elke ziel in haar stervensuur uitspreken indien zij
werkelijk datgene heeft volbracht, waartoe zij in de wereld is gekomen.
Jezus verzucht deze woorden op het ogenblik waarop Hij in een innerlijk
visioen schouwt dat de sleutel op elk van de deurtjes naar de Verlossing
der zielen is omgedraaid. Zijn Lijden is zo volmaakt, dat voor elk werk
van duisternis dat in welke eeuw dan ook, door welke ziel dan ook, is
bedreven of nog zal worden bedreven, de uitboeting nu ontsloten is.
Over weinige ogenblikken zal het laatste spoor van Leven het Lichaam
van de Christus verlaten, opdat voor vele zielen nieuw en eeuwig Leven
beschikbaar zou worden.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk leven dat voor Gods Heilsplan verloren gaat doordat de ziel nooit
naar haar ware roeping heeft gezocht, en haar ware levensopdracht
derhalve nooit heeft vervuld; elk leven dat wordt verspild aan louter
wereldse bezigheden, zonder gebed, zonder toegewijde beproevingen
of offers, zonder God te zoeken
- elk leven dat niet wordt geleid in ware navolging van Jezus en zonder
naleving van de lessen, die de Hemel geeft tot voltooiing van de
Verlossing van de ziel
- elk leven dat is opgebouwd en georganiseerd rond wereldse elementen
in plaats van rond de behoeften van de ziel, zodat de ziel niet kan
bloeien en niet vruchtbaar kan zijn voor Gods Werken
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
- door offers en gebed voor de vele zielen die hun leven vergooien aan
louter wereldse bezigheden
- door offers te brengen tot goedmaking voor de uren die ikzelf in mijn
leven heb verspild door activiteiten die niet rechtstreeks van nut zijn
voor mijn eigen ziel, voor andere zielen, en voor Gods Werken
- door veelvuldig gebed om mijn ware roeping binnen Gods Heilsplan te
leren kennen
Jezus verzucht: “In Uw handen beveel Ik Mijn Geest”
Wanneer de ziel zich heeft leeggeperst in de dienst aan Gods Werken,
ligt de bekroning van deze totale zelfgave in de overgave van de ziel –
de ware wezenskern die verlost en geheiligd moet worden – aan de Bron
en Bestemming van alles: God. Dit is wat Jezus in Zijn laatste
72
verzuchting aantoont. Het moet ook de uiteindelijke betrachting, de
laatste activiteit van elke mensenziel zijn, alvorens zij naar haar
Schepper terugkeert.
Jezus ontsluit hier de uitboeting van:
- elk gebrek aan besef of erkenning, bij zielen, van het feit dat elke ziel in
werkelijkheid louter en alleen voor God leeft, en dat elk leven slechts
waarde krijgt wanneer het totaal aan God wordt overgedragen
Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen?
door mijn leven en mijn hele wezen nu reeds volkomen ten dienste van
de Meesteres van alle zielen te stellen, de volmaakte Brug naar het Hart
van God, die in mijn stervensuur mijn ziel aan God zal overdragen,
bekleed met Haar heiligende en vrijsprekende Liefde.
Nu gebeurt nog het volgende, dat strikt genomen niet meer tot het Lijden
van Christus behoort, omdat het Lichaam van de God-Mens op dat
ogenblik reeds het aardse leven heeft verlaten: Jezus’ Hart wordt met
een lans doorstoken.
Hierbij vloeien de allerlaatste druppels Bloed en water uit het Goddelijk
Hart: symbool voor de totale, restloze zelfgave van de God-Mens voor
alle zielen. Deze volmaakte zelfgave zal het symbool worden voor de
absoluut grenzeloze Goddelijke Barmhartigheid, die het grote
kenmerk zal zijn voor het Eeuwigdurend Nieuw Verbond.
Zoals mij wordt getoond en toegelicht, zal tijdens de doorsteking van het
Allerheiligste Hart, ook Maria, de Moeder van Smarten, gedurende
één seconde een hartstilstand ondergaan, zodat ook Zij op
symbolische wijze even het aardse leven verlaat. Zo heeft de Eeuwige
Liefde het gewild, opdat voor alle eeuwigheid moge vaststaan, en moge
worden erkend, dat Maria in de volheid de Medeverlosseres met
Jezus is.
Hoe kan ik mijzelf met deze gebeurtenis verenigen?
- door méér en méér alle liefde voor wereldse dingen, behoeften en
verlangens op te geven
- door mij te laten leeglopen van wereldse ballast en invloeden, en van
alle trekken die niet met God en Zijn Plannen en Werken verenigbaar
zijn
De Oogst van de Eeuwige Liefde zou nooit tot Brood van Eeuwig Leven
voor de zielen kunnen worden, indien Jezus niet was verrezen. Opdat dit
Brood de ziel waarlijk zou voeden, wordt nu van haar verwacht dat zij
haar leven en al haar inspanningen zo intens mogelijk met de lessen van
de Passie verenigt, en daarbij zoekt naar de volle vruchtbaarheid van
deugdzaamheid, berouw, Biecht, goedmaking, eerherstel, offers,
73
toewijding, en waardige ontvangst van de Heilige Communie. Moge
Maria, de Hemelse Tuinierster, de Oogst in ieder van ons duizendvoudig
verrijken.
Uw Myriam
74
© Copyright 2008: Deze heilige boodschappen zijn een vrije publicatie.
Daarom werd door Myriam van Nazareth toegestaan, kopieën te maken
onder voorwaarde dat de tekst op geen enkele manier wordt veranderd
en alleen mag doorgeven worden zonder financieel gewin.
Apostolat
Postfach 50 15 59
D-50975 Köln
e-mail: [email protected]
© Copyright 2008: "Myriam van Nazareth"
Verdere teksten:
www.myriam-van-nazareth.net
75
76
Download