De Oogst van de Eeuwige Liefde Getuigenissen uit de Bron der Verlossing De laatste Smekingen en Verzuchtingen van het Goddelijk Paaslam zoals geopenbaard aan Myriam van Nazareth Deel 2 Opgedragen aan Jezus Christus, de Goddelijke Graankorrel, en aan Maria, de Kelk van het Kostbaar Bloed 14.07.2010 Inhoud 3.2.6 De Doornenkroning ..................................................................... 3 3.2.7 De Veroordeling .......................................................................... 4 3.2.8 De Kruisweg ................................................................................ 7 3.2.9 Golgotha ................................................................................... 16 Slotbeschouwing ................................................................................ 36 2 TOTUS TUUS, MARIA! 3.2.6 De Doornenkroning Soldaten vlechten voor Jezus een kroon van doornen, die zij Hem op het hoofd drukken. Met deze kroning wil Gods Voorzienigheid aantonen hoe de zelfverheffing, de hoogmoed en de trots een ziel verwonden. De ziel verheft zichzelf door deze gesteldheden boven haar medemensen, beschouwt zich als het ware als koning, doch wordt door deze gesteldheden opengereten als door scherpe doornen. Deze gesteldheden prikken op vele plaatsen in de ziel, en veroorzaken in haar vele wonden, waaruit zij als het ware gaat bloeden (dit wil zeggen: waardoor zij haar Goddelijke levenskracht verliest). De beulen hangen Jezus nu een purperen mantel om. Purper is de kleur van de rouw. Hier wordt aangetoond dat God rouwt om elke ziel die zichzelf verheft, of hoogmoed of trots koestert. Jezus, die op een blok is neergeduwd en daar als een hoopje ellende zit te rillen van koorts, versuft en tezelfdertijd als opengescheurd van de pijn, druipend van het bloed, met de purperen mantel om de schouders en de kroon van doornen op het hoofd, krijgt nu ook een rietstok in de hand. Voor wereldse ogen zonder liefde blijkt dit een bespottelijk beeld te zijn. Alsof hier niet een levend wezen met gevoelens zit, doch een levenloos “iets”, wordt op de doornenkroon geslagen, waardoor bepaalde doornen zelfs in het voorhoofd binnendringen, en worden Jezus de meest hartverscheurende bespottingen naar het hoofd geslingerd. Gods Voorzienigheid stelt in deze bespotting de menselijke dwaasheid aan de kaak. De dwaasheid van de mens, die meent dat hij de waardigheid bezit om zich boven alles en iedereen te verheffen, wordt hier getoond zoals zij werkelijk is: bespottelijk. Elke mens is zwak, en leeft slechts doordat God hem levenskracht schenkt. Daarom zijn zelfverheffing, hoogmoed en trots pure dwaasheid. Elke wijsheid in de ziel maakt dergelijke gesteldheden onmogelijk. Zoals in elke fase van de Passie stelt Jezus hier in werkelijkheid de zondige mensenziel tegenwoordig. Alles wat Hem tijdens de Passie overkomt, is door Gods Voorzienigheid zo “ontworpen”, dat het laat zien wat de ziel zichzelf door de zonde aandoet. Zo wordt duidelijk dat de Passie niet mag worden beschouwd als een menselijk verhaal van menselijke gebeurtenissen, doch als een buitengewoon rijk geïllustreerde les vanwege Gods Voorzienigheid aan de mensenzielen. In de Passie van Christus worden onthuld: - de ware aard van de zonde - de wijze waarop de ziel haar eigen leven kan (en moet) leren zien als een reproductie van het Lijden van Jezus 3 - de wijze waarop de ziel haar leven vorm kan geven om te worden tot een kruisiging van al haar eigen gesteldheden die haar beletten om de Verlossing in zich te voltooien en de heiligheid te bereiken. Zo wordt de Passie van Christus tot de grootste les in de ware levenskunst, in de Wetenschap van het Goddelijk Leven. Zij is oneindig veel méér dan het droevige verhaal van de lijdende God-Mens. Precies daarom is het zeer oppervlakkig, de Smarten van Maria te beschouwen als de hartenpijn van een moeder die haar zoon ziet lijden en sterven. Maria’s Smarten zijn het geheel van het spirituele lijden van de volkomen heilige ziel om de zonden der mensheid, die het Lijden van de Mensgeworden God noodzakelijk hebben gemaakt, en die uiteindelijk zelfs uitmonden in de moord op God Zelf. De mensheid zou doorheen de hele heilsgeschiedenis Christus blijven geselen, met doornen kronen en kruisigen. De godsmoord zal pas ophouden in het uur waarin Gods Rijk op aarde kan worden gevestigd. In wezen geselt en doodt de ziel zichzelf, door de zonde. De Passie van Christus is daarom in wezen het droevige verhaal van de zondige mensenziel, ontworpen door Gods Voorzienigheid en Wijsheid en uitgebeeld door de God-Mens, opdat zowel het ontwerp als de uitbeelding getekend zouden zijn door de Goddelijke volmaaktheid. Tijdens de doornenkroning vloeit bloed uit vele plaatsen van Jezus’ schedel en voorhoofd. In Zijn Hart lees ik: “Vader, laat de ziel die zichzelf groot waant, begrijpen dat hoogmoed het Goddelijk Leven uit de ziel laat wegstromen”. 3.2.7 De Veroordeling Op zeker ogenblik worden de beulen hun spel moe. Jezus wordt bij Pilatus gebracht. Deze bekijkt Hem, gaat met Hem naar buiten, waar de joden verzameld zijn, en spreekt de woorden: “Ecce homo” (= ziedaar de Mens). In deel 19 van de Stormschriften heb ik ooit de diepe betekenis van deze uitspraak mogen toelichten: Jezus ziet er verschrikkelijk gehavend uit, alsof aan Zijn Lichaam geen gave plek meer is, vol met korsten van stollend bloed, vol wonden die ontsteken. God toont de mensheid hier het beeld van wat de zonde met de ziel doet, en spreekt als het ware doorheen de mond van de Romeinse landvoogd: “Ziedaar de ziel, zoals de zonde haar maakt: totaal misvormd, ontstoken, ziek, bloedend”. In feite is de uitspraak van Pilatus tweeledig, want wij kunnen haar ook begrijpen als “Ziedaar de Mens, God die Zich aan de mens gelijk maakt om Zich als Vertegenwoordiger van de zielen door de eindeloze zondigheid van het menselijk wezen te laten verminken”. 4 Pilatus hoopt dat de bloeddorstigheid van de joodse overheden nu verzadigd zal zijn. Integendeel eisen deze nu echter de kruisiging, op beschuldiging van godslastering. De Messias, in hun ogen echter een ketter en godslasteraar, wordt pas ongevaarlijk wanneer Hij dood is. Pilatus is een Romein. Dit betekent dat hij niet in één God gelooft, doch in diverse goden, en dat zijn geloof meer bijgeloof is dan een systeem dat op de ene Waarheid berust. Omdat hij in Jezus iets ongewoons en mysterieus heeft herkend, waarvoor hij geen verklaring vindt, maakt de beschuldiging van godslastering in hem een diepe vrees wakker. Om meer zekerheid te krijgen over de rechtvaardigheid van een eventuele vrijlating of een verdere veroordeling, stelt hij daarom Jezus de vraag: “Waar zijt Gij vandaan?”. Met deze vraag tracht Pilatus een reden te vinden om de joden van hun verlangen af te brengen, want hij hoopt de zaak tot een louter spirituele aangelegenheid te maken, en Rome spreekt geen terdoodveroordeling uit op grond van spirituele zaken. Jezus antwoordt echter niet. Hij doet dit weloverwogen. Jezus weet dat Pilatus de echte Waarheid over Zijn herkomst en over de aard van Zijn Wezen niet in zijn Romeinse wijze van denken kan inbouwen, en dat hij dus de verkeerde conclusies kan trekken. Hoe meer kennis een ziel over de Waarheid verwerft, des te groter wordt haar verantwoordelijkheid om spiritueel te groeien. Daarom weet Jezus dat een volledige verklaring aan Pilatus deze laatste tot eeuwige verdoeming zou brengen, daar hij – mede op grond van zijn aard en zijn wereldbeeld – niet in staat zal zijn om zich deze nieuwe kennis tot nut te maken. Pilatus tracht Hem echter tot een verklaring aan te sporen door de woorden: “Gij spreekt niet tegen mij? Weet Gij dan niet dat ik de macht heb om U vrij te laten, maar ook de macht heb om U te kruisigen?”. Nog steeds geeft Jezus geen antwoord op de Hem gestelde vraag. Hij zegt nu: “Gij zoudt volstrekt geen macht over Mij hebben, als U die niet van boven gegeven was. Daarom is de zonde van hem die Mij aan U heeft overgeleverd, groter”. Jezus, die hart en ziel van Pilatus doorgrondt, weet dat deze laatste onder druk handelt, en Hem het liefste zou vrijlaten. De ware zonde berust voor Jezus echter bij de joodse hogepriesters en hun volgelingen, die in hun hart Zijn dood willen. Wanneer Jezus ter dood wordt veroordeeld, kan dit slechts door Pilatus gebeuren, omdat alleen de Romeinse bezetter een terdoodveroordeling kan uitspreken, maar de ware schuldigen in Gods ogen, zijn diegenen, die Jezus werkelijk dood willen (Pilatus wil dit uit zichzelf niet). Pilatus drukt nu nogmaals zijn voornemen uit, Jezus te willen vrijlaten. De joodse overheden nemen nu hun toevlucht tot het ultieme wapen. Omdat Pilatus geen oren heeft gehad naar spirituele beschuldigingen (godslastering), trachten zij hem nu bang te maken met wereldse argumenten. Zij geven nu Pilatus te denken met de woorden: “Als gij die 5 man vrijlaat, zijt gij geen vriend van de keizer. Wie zich voor koning uitgeeft, komt in verzet tegen de keizer”. Zij zeggen dit omdat Jezus nog vóór de geseling had gezegd dat Hij koning was en daartoe in de wereld was gekomen. Pilatus vreest nu dat hij, indien hij Jezus werkelijk vrijlaat, ervan beschuldigd zal worden, de veiligheid van Rome onvoldoende te hebben beschermd. Inderdaad, een Romeinse landvoogd die in een bezet gebied de opstanding van een koning zou toelaten, zou hierdoor het gezag van de keizer van Rome in dit gebied helpen ondermijnen. Uiteindelijk geeft Pilatus dus uit menselijk opzicht toe aan de druk, en stelt het volk voor de keuze, wie ter gelegenheid van het paasfeest moet worden vrijgelaten: Jezus of Barabas. Deze laatste was een misdadiger en een rebel tegen de Romeinse bezetting. Het volk wordt door de joodse overheid zodanig bespeeld, dat de meerderheid kiest voor de vrijlating van Barabas. Pilatus aanvaardt, spreekt het doodsvonnis over Jezus uit, en rechtvaardigt zijn beslissing als een politieke veroordeling: Jezus, de “koning der joden”, als een bedreiging voor Rome. Het feit dat een grote meerderheid van het volk de vrijlating van Barabas en de kruisiging van Jezus verlangt, staat symbool voor de keuze van ontelbare zielen voor het leven in ondeugd en geconcentreerd op het wereldse (Barabas geldt hier als symbool voor wereldse bevrijding, namelijk uit de Romeinse bezetting, zonder interesse voor bevrijding van de ziel). Dit gebeuren symboliseert dus het feit dat de grote meerderheid van de zielen van alle tijden zal blijven kiezen voor de wereld boven het Hemelse, en Christus zal blijven verloochenen en Hem uit het leven zal willen bannen. Dit besef bedroefde Jezus immens toen Hij het volk hoorde schreeuwen om de vrijlating van Barabas. De dwalende ziel wil Gods Werken en Woorden kruisigen. Voor Jezus opent zich hier het visioen van de gouden poort naar de Verlossing die nu voorgoed opengaat. Dit visioen haalt in Hem alle uitersten aan emoties naar boven: diepe verrukking over de spoedige voltooiing van Zijn Missie, en tezelfdertijd verscheurende droefheid over de bevestiging van Zijn besef dat de meerderheid der zielen in staat is om God te kruisigen, en te kiezen voor de wereld boven de noden van het zielsleven. In Zijn visioen herhalen zich heel kort de beelden die Hij de vorige avond reeds in de Hof van Gethsemani heeft geschouwd, over de ontelbare miljoenen zielen die Hem doorheen alle eeuwen nog zullen verloochenen, verraden, veroordelen, geselen en kruisigen. Jezus offert Zijn veroordeling aan de Vader met de woorden: “O Vader, Ik bied U Mijn Hart, vervuld van het verlangen dat elke ziel die nog op de wereld komen zal, op grond van dit ogenblik de kracht en de wil moge vinden om de wereld in zich te veroordelen, haar kruis op te nemen in Liefde voor Ons en voor de hele schepping, en het offer van 6 haar hele leven te verenigen met Mijn laatste reisgezel, met dewelke Ik spoedig de eeuwigdurende Bruiloft zal sluiten”. Jezus’ reisgezel is het Kruis, dat voor alle eeuwen met Hem verbonden zal blijven. Deze verzuchting stijgt uit het Hart van Jezus ten Hemel, terwijl Hij de bijtende pijnen van de geseling en de doornenkroon in Zijn Hart samenbalt en intens verlangt naar de bekroning van de Offerande der Eeuwige Liefde, waartoe Hij in de wereld is gekomen. Het is de volmaakte Liefde, die hier in Jezus de geringe kracht die Hem nog rest, zodanig concentreert, dat het mij toeschijnt alsof slechts de intense zielsverrukking Zijn Lichaam het nodige leven inblaast om de laatste fase van Zijn Passie voor de mensheid aan te vatten. 3.2.8 De Kruisweg Op de binnenplaats van de Romeinse burcht wordt Jezus bij het Kruis gebracht. Ik zie hoe Hij ernaast op de knieën valt, het teder omklemt, en weent. Zijn Hart brandt, en de Eeuwige Liefde laat mij de volgende verzuchting uit dit vurige Hart aflezen: “O Vader, voor de bruiloft met dit Kruis ben Ik in de wereld gezonden. Zo heeft Uw Wijsheid het beschikt, dat Uw Zoon de bruiloft zou sluiten met het Kruis dat de Verlossing zal bezegelen, doch dat de vruchten uit deze bruiloft slechts geboren kunnen worden in het hart van elke afzonderlijke ziel, door haar eigen omhelzing met het kruis van haar leven. O Kruis, hoezeer heb Ik u lief. De Eeuwige Gelukzaligheid zult gij brengen aan velen, want door Mijn bruiloft met u zullen de verwoestende uitwerkingen van de erfzonde uitgeveegd worden uit elke ziel die u in Mijn navolging zal liefhebben op de kruisweg die haar eigen leven zal zijn. Aan u gehecht, zal Ik sterven in het Vlees, opdat alle zielen die u beminnen, mogen sterven aan de behoeften en begeerten van het vlees, en opdat hun heiligheid moge leven”. Op dit ogenblik verlangt de Verlosser vurig dat de opneming van Zijn Kruis elke ziel bereid zou maken om elke dag opnieuw het kruis van haar lasten op te nemen, het te omhelzen uit Liefde tot Jezus, en het aan Maria op te dragen tot uitboeting van de zonden der wereld. Maria bevindt Zich niet in de onmiddellijke nabijheid van Jezus, doch is in het Hart op de meest intense wijze met Hem verbonden. Het behoort tot de vurigste verlangens van de Verlosser dat de mensenzielen van alle eeuwen in zich de genade tot vrucht zouden brengen, deze verbondenheid tussen Zijn Hart en dat van Maria te erkennen en in de onvolprezen verlossende macht ervan te geloven. Van het grootste belang is de vaststelling dat Jezus in Zijn verzuchting tijdens Zijn kennismaking met het Kruis onmiskenbaar laat blijken dat Zijn Verlossingswerk slechts de bruiloft is, doch dat de ware vrucht (als 7 het ware het kind) uit die bruiloft in elke ziel afzonderlijk geboren zal moeten worden, met actieve medewerking van de ziel. Wanneer wij daarbij rekening houden met het feit dat Jezus doorheen de hele Passie in Zijn Hart op de Eeuwige Vader en op Zijn Moeder gericht was, hoeft het ons niet te verbazen dat Hij in Zijn Hart elk element van Zijn Lijden met de Smart van Maria verbond. Reeds vóór de Passie had Hij Zijn intentie te kennen gegeven, dat Hij Maria aan de zielen zou geven. Hij zou dit doen met als enige bedoeling, de voltooiing van Zijn Verlossingswerk in elke ziel mogelijk te maken. Wij mogen nooit uit het oog verliezen dat God in al Zijn handelen (Werken) en in al Zijn Plannen slechts één doel nastreeft: het Eeuwig Heil van alle zielen. Precies dit was de bedoeling van de Passie, van de vormgeving ervan, en van alles wat de vruchtbaarheid ervan doorheen de eeuwen zou verhogen. Om deze vruchtbaarheid te verhogen, werd Maria toen reeds bij Goddelijke Beschikking voorzien als de Medeverlosseres, die in elke ziel de ontvankelijkheid voor het zaad uit de Werken van de Christus zou verhogen. De God van Liefde heeft niets aan het toeval overgelaten. Het zaad was voorbereid, de voorbereiding van de akkers was door de Goddelijke Zaaier begonnen en zou door de Heilige Geest bij voorkeur via Maria worden bekroond, en de Zaaier stond nu op het punt om de inzaaiing te voltooien. De Kruisweg begint, en Jezus wankelt onder het enorme gewicht van het Kruis, dat Hij de eerste ogenblikken nauwelijks in een positie kan brengen die het mogelijk zou maken om er niet spoedig alle greep op te verliezen. Ik zie en voel hoe vreselijk erg Hij gehinderd wordt door het feit dat op Zijn bovenrug tot en met de rechter schouder vrijwel geen centimeter zonder opengerukt vlees is te vinden. De geseling heeft ontelbare wonden achtergelaten, die nu rauw, scherp bijtend en ontstoken aanvoelen. De wankeling van Jezus bij het opnemen van het Kruis staat symbool voor de enorme zondenlast van de mensheid van alle eeuwen – bedenken wij bovendien hoe uitgeput Jezus op dat ogenblik reeds is. Terwijl Hij het Kruis draagt, krijgt Hij nog geregeld slagen. Jezus bidt in de beslotenheid van Zijn Hart: “O Vader, moge dit alles de kracht bekomen voor de zielen die, terwijl zij de overtredingen van Uw Wet uitboeten, hierbij gehinderd zullen worden door de slagen die duistere krachten hen zullen toebrengen door vervolging en tegenkantingen van allerlei soort. Moge het ook de wankelmoedigen helpen om zonder aarzeling te kiezen voor het ware Licht, want slechts de schijnlichten der wereld kunnen de ziel zo verblinden dat zij wankelt”. Wankelend onder het Kruis zie ik Jezus in de overwegend smalle stegen van Jeruzalem. Het beeld doet denken aan het feit dat de beproevingen 8 van het leven mensenzielen vaak heel moeilijk vallen, zodat hun levensweg hen eng en beklemmend toeschijnt, en de zon (= Gods Licht) hen op vele plaatsen van hun weg nauwelijks lijkt te bereiken. Zoals Jezus langs beide zijden van de weg door velen beschimpt en gehinderd wordt, voelt ook elke ziel zich door vele beproevingen (kruisen) van het leven beklemd en gehinderd, zodat zij wel eens het gevoel krijgt dat zij onder de kruisen bezwijkt. Dat is wat nu in de Kruisweg van Jezus tot uitdrukking komt. De Verlosser offert voortdurend de zwakheden van de zielen van alle tijden, en de kruisen die verloochend zullen worden omdat zielen de strijd voor hun Heil niet langer zullen willen voeren. Jezus valt, en toont hier hoe vele zielen vallen onder hun hoogmoed, en hierdoor eigenlijk letterlijk hun contact met het wereldse (de grond, de aarde) opnieuw intenser maken. Jezus bidt de Eeuwige Vader dat de zielen van goede wil de kracht zouden krijgen om niet te wankelen onder de beproevingen, om zich bewust te worden van hun fouten en nalatigheden, die het hen op aarde zo moeilijk maken om de weg naar het Heil te voltooien, en om spoedig opnieuw op te staan, zoals Hij hier doet. Jezus staat wankelend op, en zet Zijn verschrikkelijk zware tocht verder. Elke seconde lijkt een eeuwigheid te duren, omdat Zijn krachten met elke meter verder afnemen. Menselijk gesproken, is Hij op dit ogenblik in Lichaam en Hart uitgeblust. De ervaring van de val, waarbij het Kruis overigens zo hard op Zijn bovenrug terecht is gekomen dat Hij de eerste minuten nauwelijks lijkt te kunnen ademen, heeft Hem in alle hevigheid herinnerd aan de vreselijke zwakheid van de mensenziel. Even verder ziet Jezus Zijn Moeder langs de weg, de enige ziel die Hem op dit ogenblik waarlijk op de been kan houden. Op Jezus komt Zij, ondanks het feit dat Haar wondermooie Gelaat door Smart is getekend, over als een visioen uit het Paradijs: Jezus ziet dwars doorheen de ziel, en wordt daarom in verrukking gebracht door de schittering van Maria’s heiligheid, die nooit door de erfzonde noch door enige misstap is bevlekt. Maria staat niet rechtop, Zij zit geknield, want bij het naderen van Jezus heeft Zij Zich op de knieën laten glijden, onhoorbaar wenend, als in aanbidding voor de Eeuwige Liefde, die hier schittert in de volheid van haar vuur. Achter Haar zie ik apostel Johannes, met de handen in elkaar gestrengeld tegen de borst en met een ontsteld gelaat. Bij het zien van Maria krijgt Jezus als het ware een injectie van levenskracht. Het is alsof Zijn laatste krachten zich in Hem samenballen. Hij drukt in mijn hart, dat de gevoelens die nu door Hem heen gaan, symbool staan voor de wedergeboorte die elke ziel uit het contact met Maria kan halen. Hij ziet in Haar de aanblik van de volmaakte Verlossing en Heiliging, als een stuk Hemel in deze poel van verderf en zonde. Jeruzalem lijkt vandaag inderdaad uitermate vijandig, al zie ik eveneens 9 waarlijk bedroefde en zelfs bijna wanhopige gezichten. Ik mag hier een beeld aanschouwen dat uitdrukking geeft aan de toestand zoals hij steeds zal blijven: Jezus en Zijn Leer als Tekenen van tegenspraak, met een minderheid van vrienden en een meerderheid van vijanden, onverschilligen en niet-begrijpenden. Jezus’ Hart, dat niet heeft opgehouden, in mysterievolle beelden tot de Eeuwige Vader en tot Zijn Moeder te spreken, spreekt nu in de stilte de volgende duidelijke woorden: “O Vader, druk dit beeld in Mij, opdat het Mij moge bemoedigen in de kwellingen die nog komen. Zie de volmaakt Zondeloze, die al Mijn pijnen en kwellingen heeft meebeleefd tot in Haar allerreinste vlees. O Verrukking duizend maal groter dan alle engelen die Gij hebt gemaakt. O Teken van Hoop, dat Mijn Werken in de zielen naar hun voltooiing zal leiden. Nog kent de wereld Haar niet, en door velen zal Zij ook nooit aanvaard worden voor wat Zij werkelijk is. Ondersteun Haar in deze kwelling der kwellingen”. Maria omhelst Haar Zoon op een buitengewoon eerbiedige en zachte wijze. Gedurende enkele ogenblikken kruisen Hun heilige blikken elkaar. Voor Jezus lijkt het alsof Hij opnieuw de Hemel aanschouwt, want Maria’s ogen zijn de spiegels van het Onbevlekte Paradijs van zondeloosheid en volmaakte Liefde – de volkomen in ere herstelde mensenziel. Jezus, wiens blik totnogtoe in het oneindige leek te staren, lijkt plots nieuw leven te ontvangen. Nochtans voel ik hoe Jezus’ Hart bij de aanblik van Maria als het ware openscheurt onder de invloed van twee geweldige, aan elkaar tegengestelde krachten: enerzijds de nieuwe moed die Hij ontvangt doordat Haar volmaakte Liefde Zich als een wollen mantel om Zijn Hart hult, en anderzijds het besef van de hartverscheurende Smart die Zij nu ondergaat. Maria is hier waarlijk de Medeverlosseres, die met de Verlosser gedurende enkele ogenblikken de diepste gevoelens van pijn over de zonde en de zwakheid der zielen uitwisselen van oog tot oog, van Hart tot Hart, van ziel tot ziel. Het intense gezamenlijke Lijden, dat zich totnogtoe in het verborgene van de lichamelijke scheiding had voltrokken, wordt hier bezegeld door het oogcontact, waarin de mystieke en de menselijke zijde ervan één worden. Voor Jezus is het nu ten volle alsof Maria mee Zijn Kruis draagt, want God heeft het zo beschikt dat Zij in deze korte ontmoeting zowel een golf van Goddelijke kracht zal ontvangen, alsook Zelf tot in het diepste van Haar wezen het Lijden van Jezus zal meedragen. Uit Haar mond komt nauwelijks een klank, uit Haar Hart schreeuwt echter de pijn om de Smart die God sedert de zondeval elke dag ontelbare malen is aangedaan, en waarvan Zij de tekenen vóór Zich ziet en voelt in de gesteldheid van Haar Goddelijke Zoon. 10 In deze weinige ogenblikken is heilsgeschiedenis geschreven. Ik werd reeds eerder aangegrepen door de aanblik van de onverschilligheid bij vele zielen langs de weg waarop Jezus bloedend verder strompelt. Hoewel deze minuten de grootste uit de heilsgeschiedenis vormen, gaan velen gewoon door met hun leven alsof er niets aan de hand is. Zo ook Simon van Cyrene, die via een klein zijwegje aan de weg komt, waarop Jezus nadert. Omdat Simon er uitziet als een sterke man, wordt hij er door Romeinse bewakers toe uitgenodigd om Jezus, die Zich nauwelijks op de been kan houden, te helpen bij het dragen van Zijn Kruis. Simon weigert, terwijl hij Jezus aankijkt met een blik waaruit af te lezen lijkt, dat hij “met een veroordeelde liever niets te maken heeft”. Jezus kijkt hem een ogenblik aan, met lijdende doch brandende ogen, en in Simon lijkt iets te “klikken”. Hij grijpt het Kruis vast, dat echter door Jezus geen ogenblik wordt losgelaten, zodat Jezus ononderbroken de “Kruisdragende” blijft. De Goddelijke Beschikking ten aanzien van de Verlossing zou het eenvoudig niet hebben toegestaan dat Simon zelfs maar één ogenblik het Kruis in zijn eentje zou hebben gedragen, want de Verlosser moest de Kelk ledigen tot de laatste druppel. Welk machtig symbool wordt hier afgetekend: Het vergt een zelfoverwinning, en vaak ook enige dwang vanwege de omstandigheden, om een ziel ertoe te overhalen om de eigen belangen terzijde te schuiven en een andere ziel bij te staan in een beproeving die in feite het eigen leven niet aanbelangt. Het zal echter het grote tweeledige symbool voor het leven als christen worden: - de ziel die de medemens helpt om diens kruisen (beproevingen) te helpen dragen, zodat deze medemens zelf beter in staat is om zijn eigen levensopdracht in dienst van Gods Heilsplan te vervullen, en - de ziel die Jezus in de medemens helpt om Zijn Kruis te dragen, want de Verlosser heeft bruiloft gesloten met het Kruis tot het einde der tijden, en is aanwezig in elke kruisdragende ziel. Naarmate de tocht verder gaat, vindt in Simons hart een geleidelijke ommekeer plaats. Hij brengt hier tot uitdrukking, dat bekering, inzicht en een van harte aangeboden naastenliefde vaak tijd nodig hebben om zich in een hart zodanig te ontwikkelen, dat de gevoelens en gedachten zich van het wereldse beginnen te verwijderen om de situatie steeds méér vanuit Gods ogen te leren bekijken, tot Heil van de eigen ziel en voor het welbevinden van diegene, die men helpt. De aanvankelijke waarneming van Simon ten aanzien van Jezus verandert steeds méér van “een veroordeelde met wie ik liever niets te maken heb” naar “een arme lijdende ziel, die net zo goed ikzelf kon zijn geweest”. Hoewel Jezus en Simon geen woord spreken, lijkt tussen hen een onuitgesproken eenheid te groeien, een soort lotsverbondenheid. 11 God brengt hier tot uitdrukking wat kan gebeuren in elke ziel die begrijpt dat zij op haar levensweg in werkelijkheid bezig is, een kruis te dragen samen met Jezus: Gods Wet heeft tussen de Verlosser en elke ziel een lotsverbondenheid beschikt, die zal duren tot het einde der tijden. De ziel die waarlijk bereid is, haar beproevingen in Liefde en zonder protest te dragen als bijdragen tot Gods Heilsplan, kan de Tegenwoordigheid van Jezus in haar kruisen leren ontdekken, en kan een immense kracht oogsten uit het besef dat zij in waarheid bezig is, samen met Jezus aan eenzelfde opdracht te werken. Dit bewustzijn kan het levendigste worden voor de ziel die zich totaal aan Maria toewijdt, omdat de Medeverlosseres in deze ziel de verbondenheid met Christus tegenwoordig zal stellen. Hier wordt gesymboliseerd hoe tussen een ziel en God een eenheid kan groeien doordat de ziel haar waarneming steeds méér laat leiden door het hart en datgene wat Gods Geest daarin uitwerkt, in plaats van door louter wereldse waarneming en gericht-zijn op eigen belang. Hoewel Simon aanvankelijk naar huis wilde, lijkt hij er spoedig van overtuigd dat hij in dit uur nergens méér thuis hoort dan hier, als stille gezel van deze Lijdende, die ondanks Zijn verminkingen op hem indruk maakt. Simon verkondigt hier zonder woorden Gods verlangen dat de ziel haar verantwoordelijkheid zou nemen voor het kruis van haar leven, dat door de zondelast van de hele mensheid in de wereld is gekomen, in plaats van deze verantwoordelijkheid op de schouders van de Barmhartige God te laten: Gods Barmhartigheid zal voor alle tijden een gedeelte van de zondelast dragen, doordat Zij zonden vergeeft, voor dewelke hierdoor vanwege mensenzielen niet meer dezelfde uitboeting moet worden gedragen. Inderdaad: Alle zonden drukken als een last op de mensheid als geheel, en elke zonde kan slechts op één van de beide volgende wijzen van de mensheid worden weggenomen: - ofwel doordat zij op één of andere wijze door mensenzielen wordt goedgemaakt (uitboeting, offers, gebeden, Heilige Mis, aanbidding, verheerlijking, diep doorleefde toewijding...). Deze inspanningen kunnen worden aangevuld met de opofferingen vanwege zielen in het vagevuur. Dit alles samen staat gelijk met het dragen van het kruis der zonden door geschapen zielen in nog niet verheerlijkte toestand; - ofwel doordat Gods Barmhartigheid haar wegbrandt in het vuur van de Goddelijke Liefde, op grond van een rechtstreekse tegemoetkoming van God of via de tussenkomst van Maria, die bestemd is als de Brug tussen God en de zielen. De grote les van de tussenkomst van Simon van Cyrene ligt uiteraard hierin, dat de mensenziel steeds bereid zou zijn om het kruis van haar medeschepselen te helpen dragen, zoals een voorbijganger die door Gods Voorzienigheid op het juiste ogenblik op de juiste plaats wordt 12 gebracht om daar zichzelf terzijde te schuiven terwille van Jezus, die in het medeschepsel Zijn Kruis verder draagt. De ziel kan vaak eenvoudig Simon van Cyrene voor de ander zijn door voor diens verlichting en vergeving (voor de andere ziel, die steeds in zekere zin “een veroordeelde” is indien zij haar misstappen niet zou berouwen) te bidden. Gods Voorzienigheid bereidt een nieuw lichtpunt voor Jezus en een nieuwe les voor de zielen die na Hem zullen komen: Veronica wringt zich doorheen het gedrum de weg op, zinkt op de rechterknie en biedt Jezus twee dingen aan: In de ene hand draagt zij een beker wijn, in de andere een doek. Jezus negeert de wijn, hoewel Hij er heel zachtjes voor dankt, doch grijpt met één hand naar het doek, en drukt dit in één beweging tegen Zijn Gelaat. Een prachtig beeld: Hoewel Jezus Zich volkomen uitgedroogd voelt, verloochent Hij deze hoge nood van Zijn Lichaam, om de mensenzielen een nieuw erfstuk van Zijn Liefde na te laten: Hij laat de afdruk van Zijn Gelaat op het doek na, en geeft het daarna aan de vrouw terug. God leert hier de zielen Zijn verlangen, dat zij elkaar in de ziel zouden schoonwissen (het gelaat is hier te beschouwen als spiegel van de ziel), en hierdoor Gods evenbeeld in de ziel zouden helpen herstellen. Dit is wat gebeurt wanneer een ziel de eer en de naam van een andere ziel herstelt (haar waardigheid in de ogen van haar medeschepselen herstelt), nadat deze door het slijk van roddel en laster zijn besmeurd. Jezus toont hier, hoe Hij Zichzelf, de aanblik van de Eeuwige Liefde, in de ziel afdrukt wanneer deze zichzelf verloochent om Hem in haar medeschepselen Zijn waardigheid terug te geven, en Hem daarbij nog de wijn van haar eigen bloed (haar lijden en beproevingen, dus haar leven) wil aanbieden. Jezus neemt de beker wijn niet aan. Zo ook neemt Hij wel de offerande van alle beproevingen aan (Hij dankt voor de bereidheid, Hem deze offergave te schenken), de beproevingen zelf echter, moet de ziel nog steeds zelf dragen, doch op mystieke wijze vloeien deze door de band van het geloof in het Lijden van Jezus over. De ideale brug voor deze overvloeiing is de toewijding van alle beproevingen aan Maria, die voor altijd één van Hart met Jezus is. De lichamelijke zwakheid van Jezus begint een zware tol te eisen. Opnieuw valt Hij ter aarde neer, waarbij het Kruis zo hard tegen Zijn Lichaam slaat, dat Hij alweer nieuwe kneuzingen oploopt, en een aantal wonden op Zijn rug opnieuw beginnen te bloeden. Ook uit de wonden van de doornenkroon vloeit opnieuw meer bloed. Deze val van Jezus symboliseert de vele beloften die de ziel aan God doet, en die zij in haar zwakheid breekt. Het is de wankelmoedigheid, de wispelturigheid, die hier ter aarde stort. God wijst hierdoor tevens op het feit dat wankelmoedigheid een teken van gebondenheid, gehechtheid aan het wereldse is (zij wordt in de val “naar de aarde toe getrokken”). Elke 13 ontrouw aan Jezus en aan het Hart van Maria, aan wie de ziel zich toewijdt, is als een val, als een terugkeer naar de heerschappij van wereldse belangen. Jezus heeft nog méér moeite om overeind te komen dan na de eerste val. Het is louter de wil om eerherstel te brengen voor alle ontrouw aan God en aan de naleving van elk heilig verbond (Mariatoewijding, huwelijk, priesterschap, enzovoort), voor alle wankelmoedigheid in het volgen van Gods richtlijnen, die Hem de kracht geven om Zijn Kruisweg te vervolgen. Uit Jezus’ Hart welt de smeking op, dat de zielen van alle tijden de kracht mogen vinden om op hun levensweg niet te vallen onder de lasten van allerlei wereldse invloeden, en om elk verbond met God te heiligen door een vaste wil om alle beproevingen (kruisen) te trotseren. Jezus wankelt nu onder het verpletterend bewustzijn van de honderden miljoenen huwelijken die op aarde zullen worden gebroken, de ontelbare priesters en kloosterlingen die hun geloften niet zullen nakomen of deze op zeker ogenblik totaal zullen beëindigen, de ontelbare zielen die zich ooit aan Maria zullen toewijden doch deze toewijding niet echt zullen beleven. Spoedig hoort Jezus naast Zich de jammerklacht van vrouwen, duidelijk behorend tot de meer welgestelde klasse, die uiting willen geven aan het feit dat zij zijn veroordeling afkeuren en dat zij het een schande achten, dat deze heilige Profeet, deze Weldoener van Israël, nu als een voorwerp van schande ter kruisiging wordt geleid. Jezus echter, houdt enkele ogenblikken halt, en zegt: “Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, doch veeleer over uzelf en over uw kinderen”. Jezus wijst er hier op, dat het dan wel een uiting van Liefde jegens Hem mag zijn, droefheid te voelen over Zijn veroordeling, die vanzelfsprekend vanuit een menselijk standpunt volkomen onterecht was, doch dat de ziel niet datgene moet bekijken, wat zij aan de oppervlakte opmerkt, doch veeleer dieper moet leren zien: Waarom is Jezus, de Verlosser, hier veroordeeld? Vanwege de zonden van alle generaties. God leert hier de zielen, nooit uit het oog te verliezen dat Jezus om geen andere reden het Kruis heeft gedragen, dan vanwege de zonden van mensenzielen in alle tijden. Op de flanken van de helling die Golgotha heet (“schedelplaats”, omdat het de plaats is waar de ter dood veroordeelden terecht staan), welt uit het Hart van Jezus een intense smeking op, dat Hij niet daar, doch aan het Kruis zou sterven, want Hij heeft het gevoel dat alle leven uit Hem wegtrekt. De uitputting lijkt compleet. Hij stort opnieuw in elkaar, en lijkt nu langer te blijven liggen dan de vorige malen wanneer Hij onder het Kruis is bezweken. In de herhaalde val wijst God op de gehechtheden, het steeds terugkeren van de zielen naar de dingen die hen in het wereldse vasthouden. Ik zie hoe Jezus tijdens het overeind komen, dat 14 nu uitermate moeizaam verloopt, naar de top van Golgotha staart met een blik die, voor wereldse ogen, volkomen verstard en levenloos lijkt. In werkelijkheid brengt Jezus hier de uiterste vergeestelijking tot uitdrukking, in een blik die slechts één ding ziet: de plaats waar Hij de Verlossing van velen zal voltooien, de plaats waar de bruiloft met het Kruis der Verlossing definitief wordt bekroond. Jezus vertrouwt mij toe wat zich hier in het volkomen onzichtbare werkelijk heeft afgespeeld: Enkele ogenblikken lang heeft het (wereldse, lichamelijke) leven Hem verlaten, zodat alles wat Hij nog in Zich draagt, zich op het niveau van Zijn ziel samenbalt, als een teken van volkomen overgang van werelds leven naar vergeestelijking en volkomen Goddelijk Leven. Welk machtig symbool: De bekroning van de Verlossing wordt voorafgegaan door de totale vergeestelijking. Zo moet het in elke ziel gebeuren. De beproevingen op onze levensweg moeten onze belangstelling, ons denken en ons voelen steeds verder van het lichamelijke wegleiden. Jezus’ Hart is nu zo totaal op de Godheid en het Goddelijk Heilsplan gericht, dat het in een gebed lijkt te veranderen: “Vader, door de naderende voltrekking van Mijn bruiloft met het Kruis, geef dat alle zielen die Mij oprecht willen navolgen, ook de bruiloft met hun kruis mogen voltrekken in de opoffering van hun wereldse behoeften en in een totale bekering naar het leven in dienst van Onze Werken, tot het Eeuwig Heil van velen”. Terwijl Jezus enkele ogenblikken wezenloos naar de top van Golgotha staart, wordt mij het vuur van Zijn verlangen getoond. Hij leeft waarlijk in een andere wereld, in de enige werkelijkheid die waarde heeft voor alle zielen: de Hemelse, alsof Hij “bezeten” is door de drang om Gods Heilsplan te ontsluiten voor alle eeuwen. Het is deze golf van Liefde en van hoop, en de verbeten wil om zielen te redden, die Hem overeind halen. Hij leeft werkelijk uitsluitend voor de voltrekking van de bruiloft met het Kruis, en voor de ontsluiting van de Hemel voor velen. In feite wordt de Kruisweg afgesloten door deze derde val, die wellicht de grootste levensles voor de zielen in zich bergt: De ziel kan (en zal) tijdens haar levensreis meermaals vallen. Een val hoeft niet het einde te betekenen, doch een nieuw begin. Een val schenkt de gevallene de gelegenheid, zijn schreden helemaal opnieuw te organiseren. Daartoe moet hij echter eerst opstaan. Wie blijft liggen, sluit bruiloft met de aarde, het wereldse, het vergankelijke dat geen Heil kan brengen. Wie overeind komt, geeft hierdoor blijk van de wil om verder op zijn doel af te gaan. In haar hart heeft deze ziel haar doel eigenlijk reeds bereikt, en indien zij toch bezwijkt, zal God haar opdracht niettemin als volbracht beschouwen, want in haar hart was zij vast besloten om de kroon op het werk te zetten. 15 De ware verdienste van de levensweg is deze: dat de ziel haar opdracht niet opgeeft. Zij is geroepen om een bepaalde opdracht te voltooien, en zal tijdens de uitvoering ervan hoogstwaarschijnlijk meermaals ten val komen. Het is echter de wil om haar te voltooien, die door God als gerechtigheid wordt aangerekend, niet het uiteindelijke resultaat. Slechts Jezus moest het beoogde resultaat restloos boeken, omdat Hij de Verlosser was en dit voor alle eeuwen zal blijven. Van de mensenziel verwacht God slechts een onverdroten inspanning om na elke val op te staan, als akte van Liefde, van geloof en van hoop. De ziel die na een val opstaat en met goede moed opnieuw begint, geeft jegens God blijk van haar aanvaarding van al Zijn beschikkingen voor haar leven, en van de overtuiging dat God deze val heeft toegelaten omdat deze haar zielenheil zal bevorderen indien zij deze met Liefde, hoop en vertrouwen benadert. Dit alles heeft God de zielen willen leren in het herhaalde vallen van Jezus onder het Kruis. Zo leert God de zielen tevens, dat de ware verdienste van de ziel niet alleen wordt verzameld in de uren van vooruitgang, doch ook in de uren van schijnbare stilstand, in de wijze waarop zij met de tegenslagen omgaat, in haar denken en voelen terwijl al het andere in haar onbeweeglijk lijkt. Jezus nadert nu, schijnbaar méér dood dan levend, de plaats van Zijn werkelijke terechtstelling: de berg der zonden, de feesttafel der Verlossing voor alle zielen die Hem door de inrichting van hun eigen leven zullen volgen. 3.2.9 Golgotha De top van Golgotha lijkt mij een gewelfd plateau met een harde, grotendeels versteende bodem. Wanneer Jezus de top bereikt, schijnt de zon, maar er staat ook veel wind. Jezus wordt van Zijn kleren ontdaan, zodat nog slechts een doek Hem onderaan de romp bekleedt. God toont de zielen hier dat niet het stoffelijk omhulsel van de ziel van belang is. De ziel gaat als ziel de bruiloft met God en de verheerlijking tegemoet, het lichaam wordt afgelegd. Het enige belangrijke is dus, dat de mens werkt aan de voeding van zijn ziel. De ziel gaat de heerlijkheid binnen met haar innerlijke waarden, totaal los van haar stoffelijke eigenschappen (het lichaam en alle wereldse gehechtheden). De kleding is hier dus symbool voor datgene wat de ziel, het ware wezen van de mens, verbergt achter de uiterlijke schijn, en wat de ziel ook in hoge of minder hoge mate ontoegankelijk kan maken voor Gods Licht. De ziel moet tijdens haar aardse leven een punt kunnen bereiken waarop zij alles wat haar aan het wereldse bindt, van zich afschudt. Pas daarna kan het offer van haar leven zijn bekroning ervaren (de “dood van het wereldse, van de 16 oppervlakkigheden, van de gehechtheden, op het kruis van het leven”) om de top van de verheerlijking te bereiken. De ziel staat hier dus als het ware op de top van haar leven (de top van Golgotha), boven dewelke de Hemel zich weldra zal openen. Wanneer Jezus van Zijn kleren wordt beroofd, laat de ziel die Hem wil navolgen, zich van alle uiterlijke schijn beroven om onbekleed voor God te verschijnen zoals zij werkelijk is, met al haar zwakheden, maar ook als het ware opdat zichtbaar moge zijn vanuit welke innerlijke gesteldheid haar offer wordt gebracht. Bij Zijn ontkleding verzucht Jezus in het diepste van Zijn Hart: “O Vader, mogen de zielen van alle tijden zichzelf leren zien zoals zij werkelijk zijn. Mogen zij niet verblind blijven voor zichzelf. Mogen zij uit eigen vrije wil de offerande van de kruisweg van hun leven op aarde bekronen door de overgave van alles waarachter zij steeds hun ware wezen hebben verborgen. O Vader, U en Ik doorgronden de diepten van harten en zielen, doch zalig zij die zich uit eigen vrije wil aan Ons vertonen zoals zij werkelijk zijn, met al hun zwakheden. Slechts zij zullen het Licht van de zon boven hun Golgotha in zich opnemen en Mijn Werken in hen tot bloei zien komen. In hen zal de Graankorrel tot Brood van Eeuwig Leven worden. O moge de wind van de Heilige Geest hun onbeklede wezen omhullen, opdat zij in hart, geest en lichaam gezuiverd mogen worden”. Jezus wordt, meer met gebaren dan met woorden, uitgenodigd om te gaan liggen op het Kruis, dat nu plat op de grond ligt. Te oordelen naar hun kleding, zijn de mannen, die de voorbereidingen op de executie treffen, geen Romeinse soldaten doch burgers. Het lijken mij zelfs geen Romeinse burgers te zijn. Nu en dan wisselen zij enkele woorden met een Romeinse officier, voor het overige heb ik de indruk dat zij concrete instructies hebben, die zij eerder mechanisch uitvoeren. Van de vele details die mij in een aantal visioenen zijn getoond, vermeld ik slechts deze, waarvan mij ook diepere spirituele achtergronden worden verklaard. Op de kop van het Kruis is een plaat vastgemaakt met het opschrift “INRI”, letterwoord voor “Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum” (Jezus van Nazareth, Koning der Joden). Het is Gods Voorzienigheid die de Romeinse landvoogd Pilatus tot dit opschrift heeft geïnspireerd, want het is God Zelf, die in dit letterwoord de boodschap heeft verborgen dat Jezus voor eeuwig de Koning van het uitverkoren volk is, waarbij onder “uitverkoren volk” hier moet worden verstaan: “het godsvolk”, alle zielen van goede wil van alle tijden, dus alle zielen die bereid zijn om hun wil één te maken met deze van God. Het zijn namelijk deze laatsten, die het zaad van deze Verlossingswerken van de Christus in hun eigen ziel tot 17 bloei zullen brengen. Zij zijn het, die Christus als Koning zullen erkennen. Het beeld van Jezus, die met slechts één doek bekleed, aan het Kruis wordt genageld, wekt het besef dat de ziel die waarlijk christen wil zijn, ertoe geroepen is, zich zozeer van alles te ontdoen, dat zij als het ware “zoals zij door God is gemaakt”, zonder enige “vermomming”, opnieuw naar God terug moet keren nadat zij zich met haar reisgezel, het kruis, heeft laten verenigen (met andere woorden: nadat zij het kruis der beproevingen van harte heeft aanvaard). Zovele zielen verbergen zich hun hele leven lang achter allerlei wereldse oppervlakkigheden (de mening van anderen, de gedragslijn die door reclame en televisie wordt “voorgeschreven”, de behoefte om zich zo voor te doen, dat men door anderen geprezen wordt, enzovoort). In het uur waarin zij oog in oog met hun Schepper staan, houden zij van dit alles echter niets over: Dan blijft slechts datgene, wat zij werkelijk in hun hart dragen, en datgene wat zij tijdens hun leven op aarde werkelijk voor Gods Heilsplan en voor de heiliging van hun eigen ziel hebben gedaan, of juist niet hebben gedaan. Vele zielen trachten hun ware gesteldheden te verbergen achter façades van woorden, gedragingen en inhoudsloze uiterlijkheden. De ontkleding van Jezus brengt ook hiervoor eerherstel. De ziel kan haar ware hart misschien voor zichzelf en haar medeschepselen verbergen, maar nooit voor God, en in het uur van haar levensoordeel kijkt God dwars doorheen de “kleren” om de kern van de ziel te zien, die de echte waarheid over de mens en zijn staat van genade of ongenade onthult. Inderdaad, Jezus aanvaardt Zijn Kruis van harte. Uit Zijn mond komt tijdens de aannageling geen enkel woord. De pijn in de handen en voeten terwijl de spijkers er doorheen worden geslagen, is niet te beschrijven. Bloedvaten scheuren open, pezen, zenuwen en spieren scheuren. De vingers trekken zodanig samen dat het lijkt alsof elke hand de spijker die er doorheen wordt geslagen, omklemt. Jezus verbijt de pijn met alle kracht die Hij in Zich vindt. Hij weet dat Maria Zich niet ver van de plaats van de aannageling vandaan bevindt, en dat de lucht op Golgotha eerder ijl is. Dit verschijnsel geldt blijkbaar voor grote delen van Israël, althans in de dagen van Jezus. Hierdoor draagt elk geluid er verder dan dit in onze streken het geval is. Jezus wil niet dat Zijn Moeder nog méér zou lijden door bijkomende tekenen (zichtbare indrukken en hoorbare geluiden) van pijn bij Hem waar te nemen. De ziel kan delen in de verdiensten van de aannageling van Jezus aan het Kruis, door al het wereldse in zichzelf te laten kruisigen, er zich van af te keren, en de kruisweg van al haar beproevingen uitdrukkelijk één te laten worden met het Verlossingsoffer van Jezus. Telkens de ziel een wereldse gehechtheid “aan het kruis slaat” opdat deze moge “sterven”, gaat dit met pijn en lijden gepaard. Men zou het beeld van de kruisiging kunnen hanteren, en het zo beschouwen, dat de kruisiging van een 18 gehechtheid of van een persoonlijke zwakheid of slechte gewoonte, gepaard gaat met bloedverlies: Het “kost de ziel iets”. Dit bloeden, is echter bedoeld als bron van zuivering voor de ziel, net zoals een wonde gereinigd kan worden wanneer doorheen deze wonde bloed naar buiten treedt. Het Kruis met Jezus wordt opgeheven. God toont Zijn Zoon in de voltrekking van het uiterste Offer van Liefde, boven alle hoofden verheven als Teken voor datgene wat echt belangrijk is en waarnaar elke ziel moet opkijken. Zoals God ten tijde van Mozes elke ziel die tijdens de tocht van het godsvolk doorheen de woestijn, door een slang was gebeten, genezing beloofde indien zij zou opkijken naar de bronzen slang die Mozes maakte en op een paal tentoon stelde, zo geldt dit hier nog des te méér: Elke ziel die door de slang (de duivel) is “gebeten” (op de bekoring is ingegaan en heeft gezondigd), en die opkijkt naar Jezus, verheven op het Kruis (= die gelooft in de Verlosser en in de Waarheid van het Verlossingsmysterie, en aan de eigen Verlossing meewerkt), wordt genezen van het gif van de zonde, en sterft niet (in de ziel). De gekruisigde Verlosser beeldt hier letterlijk uit wie Hij is en wat Hij aan het doen is: Hij is hier de Verbinding tussen Hemel en aarde, en alle Verlossing stroomt uit de Hemel door de Gekruisigde heen naar de aarde (= de zielen). Deze stroom wordt bovendien gesymboliseerd door het Bloed van Jezus, dat uit Zijn Wonden naar beneden druipt en vloeit. Aanschouwen wij de Wonden van Jezus. Geen enkel plekje aan Zijn Lichaam is ongeschonden gebleven. God heeft daarmee een bedoeling: Geen enkel aspect van het mens-zijn is vrij van de zonde. De meest opvallende Wonden van Jezus hebben de volgende diepe betekenis: De rechter schouder heeft een diepe, bloedende wonde, vanwege het langdurige schuren van het zware Kruis op deze schouder tijdens de Kruisweg, waarbij het Kruis veelvuldig van plaats verschoof en geregeld vrij hard tegen de schouder en het sleutelbeen terug sloeg. God toont in deze Wonde aan, hoe zwaar het gewicht van de zonden der mensheid van alle tijden op de Verlosser drukt, en hoeveel Bloed (= Leven) het Hem (en de zielen zelf) kost. De Schouderwonde van Jezus moest zo diep worden omdat talloze zielen hun dagelijkse lasten niet in overgave dragen, doch integendeel vaak God vervloeken door hun protest, hun jammerklachten over hun lot, en/of hun neiging om jegens hun medemens hun beproevingen te benadrukken, met de bedoeling hiervoor ofwel beklaagd ofwel geprezen te worden. De beide handen zijn doorboord door de spijkers waarmee Jezus aan het Kruis is geslagen. Met de handen worden ontelbare zonden bedreven, zodat de handen vaak instrumenten van angst voor de medeschepselen worden. Hoezeer verlangt God ernaar, dat de handen van de mens in alle omstandigheden instrumenten mogen zijn die zegen 19 en vreugde brengen (die liefkozen, die te eten en te drinken geven, die genezende handelingen stellen, die lasten helpen dragen, die hulp en verlichting brengen). Jezus heeft met Zijn handen genezingen gebracht, gezegend, doden opgewekt, Leven en vreugde gebracht. Met de Wonden van de handen brengt Jezus hier eerherstel en uitboeting voor de ontelbare handelingen waarmee zielen in alle eeuwen geen Heil doch lijden over hun medeschepselen brengen. De beide voeten zijn eveneens doorboord door de spijkers waarmee Jezus aan het Kruis is geslagen. Deze voeten hebben het Lichaam van de Messias doorheen het land van Israël gebracht om overal de Blijde Boodschap, nieuw Leven, en genezing en vreugde te verspreiden. Jezus brengt met deze Wonden eerherstel en uitboeting voor de ontelbare dwalingen van zielen (de dwaalwegen der wereld verwonden “de voeten van de ziel”), en de ontelbare malen waarbij zielen dingen nalopen, die hen geen stap dichter bij hun Heil brengen (die hen echter eerder de kostbare tijd doen verliezen, die God hen dagelijks geeft om hun spirituele ontwikkeling te bevorderen), of hen zelfs dichter bij hun verderf brengen, en voor de gelegenheden waarbij zielen zich niet de moeite getroosten om zich naar een lijdend medeschepsel te begeven om het hulp, verlichting en vreugde te bieden. Na de Dood van Jezus zal een Romeinse soldaat doorheen de Zijde van Jezus Zijn Hart met een lans doorsteken. Deze Wonde draagt een geweldige symbolische betekenis: De Eeuwige Liefde laat zich doorsteken om zich tot de laatste druppel over de mensenzielen van alle tijden te ontledigen. Het Bloed uit het Hart van Jezus is de drager van de volheid van het Goddelijk Leven. Het water uit Zijn Hart is te beschouwen als Goddelijk doopwater dat de zielen die Jezus waarlijk willen volgen, onderdompelt in Zijn Liefde en hen totaal kan reinigen. De Verlosser laat Zijn Hart openen tot eerherstel voor elk gebrek aan Liefde onder de zielen. Elke zonde, elke misstap, elke dwaling, elke tekortkoming, is een vrucht van een gebrek aan Liefde, dus van een onvolkomenheid in het vermogen of de bereidheid van de ziel om Gods Liefde door haar heen te laten stromen om haar volmaakte vruchten op te leveren. God beschikt dat het Hart van de Christus na Zijn Dood doorstoken wordt, om aan te tonen dat Hij niet alleen alles heeft gegeven, doch zelfs wil bewijzen dat Zijn Liefde niets achterhoudt. Aan het Lichaam van de Goddelijke Verlosser was geen vierkante centimeter ongeschonden. Wanneer sprake is van “de vijf Wonden van Jezus”, is deze uitdrukking derhalve even onzinnig als wanneer wordt gesproken over “de zeven Smarten van Maria”, wanneer wij weten dat Maria een leven heeft geleid waarin de Smarten, hartenpijnen, geestelijk en zelfs lichamelijk lijden geen dag ontbraken en de meest uiteenlopende vormen aannamen. Daarom nodigt de Meesteres van alle zielen elke ziel ertoe uit, de ontelbare onbekende of nooit vermelde 20 Wonden van Jezus te beschouwen als akten van eerherstel en uitboeting die Jezus heeft volbracht voor de ontelbare zielen die hun eigen slechte gewoonten en onzuivere neigingen niet kennen, niet herkennen, of niet willen kennen. Zo nodigt Zij elke ziel ertoe uit, Haar eigen ontelbare onbekende of nooit vermelde Smarten te beschouwen als akten van eerherstel die Zij heeft volbracht voor de ontelbare zielen die niet zien door welke gewoonten, neigingen, handelingen of woorden zij hun medeschepselen pijn en verdriet berokkenen. Kort na de verheffing van het Kruis worden de kleren van Jezus onder de soldaten verdeeld. De enige reden waarom zij belangstelling hebben voor de kleren van Jezus, ligt in feite hierin, dat God ook hierdoor de zielen van alle tijden een teken wil nalaten: De mens interesseert zich méér voor uiterlijkheden dan voor datgene wat echt telt. Op enkele meters afstand hangt de Goddelijke Messias te sterven voor hun Verlossing, hun eeuwig Heil, doch zij hebben slechts belangstelling voor wereldse voorwerpen. Dat is slechts mogelijk indien de Liefde niet meer stroomt en het hart geen gevoelens meer koestert ten aanzien van het medeschepsel noch ten aanzien van God. Als voorwerp met een sacrale waarde beschouwen deze zielen de kleding van Jezus niet, want zij hebben Hem niet als Zoon van God herkend en begrijpen niet wat zich hier aan het voltrekken is. Bovendien drukken deze zielen hier uit, hoezeer de mens steeds bezig is, te oordelen. De kleren drukken immers de “buitenzijde” van de mens uit, datgene wat anderen van hem zien. Wanneer zielen de kleren van een veroordeelde onder elkaar verdelen, zijn zij in feite bezig, aan de diverse onderdelen een zekere waarde te hechten: “Dit vind ik de moeite waard om te bezitten, het andere minder...”. Het stoffelijke, datgene wat door de zintuigen waargenomen kan worden, wat bezeten kan worden en voor geld of een andere tegenprestatie verkocht kan worden, krijgt voor ontelbaren voorrang boven de Liefde, boven het eeuwig Heil, en boven God Zelf. De lijfrok echter, wordt niet verdeeld, hij wordt verloot. God stelt ook hierin een teken: De lijfrok was het kledingstuk dat het nauwst met het Goddelijk Lichaam van Jezus in contact was geweest. Het staat dus als het ware symbool voor de verbinding tussen de Godheid en de Mensheid van Jezus. Het feit dat dit kledingstuk niet verdeeld mocht worden, is een teken naar de mensheid toe, dat God geen enkele verdeeldheid onder de zielen wenst. Elke ziel die, op welke wijze dan ook, verdeelt (de eenheid bedreigt), kan geen volgeling van Christus zijn. Geleidelijk verandert de hemel boven Golgotha. De zon verbergt zich meer en meer, en de wind wordt nadrukkelijker. De natuur lijkt te lijden. Aan het Kruis balt Jezus letterlijk het lijden van de hele mensheid van alle tijden samen om het voor elke ziel van goede wil tot volle vruchtbaarheid en verdienste te kunnen brengen. Ziehier de diepe betekenis van de Kruisiging, zoals deze mij wordt getoond en verklaard: 21 Jezus wil aan het Kruis de zielen verlossen door hen in de eerste plaats te bevrijden uit hun gehechtheden aan het wereldse, uit de macht van stoffelijke behoeften, uit de overheersing van de belevingen van de mens door zijn wereldse belangen, en uit de neiging van de zielen om slechts het zintuiglijk waarneembare te beleven als de ware realiteit van het leven. Door de erfzonde draagt elke ziel de verplichting om haar bijdrage te leveren tot het herstel van het evenwicht in de schepping, dat door de erfzonde en alle daarop volgende zonden zwaar is verstoord. De waarde van deze bijdrage wordt door God afgemeten volgens de mate waarin de ziel de ware Liefde laat stromen. De stroming van de Liefde wordt bepaald door overgave, zelfverloochening, toewijding en opgeofferde beproevingen. Zo heeft God het in Zijn Wijsheid voorzien, en daarom heeft Hij de mens de gelegenheid geboden om door lijden in lichaam en ziel, in hart en geest, de effecten van de zonde tegen te gaan en/of ongedaan te helpen maken. Hierdoor wordt de levensweg van de ziel op aarde tot een kruisweg, die ontelbare verschillende vormen kan aannemen. Om geen andere reden dan deze is Jezus Mens geworden, om door Lijden dit herstelmechanisme voor alle eeuwen te heiligen en te ontsluiten. De meeste zielen leven echter in te grote gehechtheid aan al het zintuiglijk waarneembare, zodat de kruisen op hun levensweg spoedig een eigen leven beginnen te leiden. In die gevallen (die buitengewoon talrijk zijn) kunnen wij zeggen dat de ziel zichzelf kruisigt: Zij spijkert zich aan haar beproevingen vast, ja zij spijkert zich aan al het wereldse vast, zodat zij er ten volle de gevangene van wordt. Ook dit wordt door de Gekruisigde tot uitdrukking gebracht. Inderdaad, de ziel die zich aan al het wereldse laat kruisigen, is niet vruchtbaar voor Gods Heilsplan, voltooit haar eigen Verlossing en heiliging niet, en wordt zeer vatbaar voor alle zonde. Uiteindelijk is Jezus gekruisigd om de vatbaarheid voor de zonde en de effecten van alle zonde teniet te doen in de mate waarin de ziel deze vrucht van de Kruisiging van de Christus in haar eigen leven wil laten rijpen. Wanneer deze wil aanwezig is, zal het leven van de ziel zijn ware vruchtbaarheid bereiken, doordat de ziel zich dan niet langer aan haar beproevingen laat kruisigen, doch de beproevingen in zichzelf zal kruisigen: Zij zal hen overwinnen door de Liefde, in de vorm van een rimpelloze overgave en toewijding. Jezus is vastgenageld aan het Kruis, en heeft dus letterlijk een zeer beperkte bewegingsvrijheid. Zijn positie symboliseert hoezeer de ziel in de wereld de gevangene is van gehechtheden en gewoonten: Zij is in vele opzichten als een gekruisigde, want: - zij hangt vastgenageld aan het wereldse en aan haar eigen gewoonten, gehechtheden, zwakheden en neigingen; - door haar gehechtheden bezit de ziel nauwelijks bewegingsvrijheid voor de werken waartoe zij werkelijk geroepen is (de roeping die God haar heeft gegeven, de taak die zij op aarde moet volbrengen als haar 22 persoonlijke bijdrage tot het Heilsplan van God voor alle zielen van alle tijden); - de ziel wordt gekweld door de pijnen van de zonde en ondeugd die uit haar gehechtheden voortvloeien. De gehechtheden zijn in feite de spijkers waarmee de ziel zichzelf door de wereld laat kruisigen, terwijl God van haar verwacht dat zij de wereld zou kruisigen (zoals hierboven aangetoond); - de ziel bloedt leeg aan het ware Goddelijk Leven, en wordt door haar eigen gehechtheden met de eeuwige dood bedreigd; - zoals Jezus Zich volkomen uitgedroogd voelt, krijgt ook de ziel meer en meer dorst naar het water van het Leven omdat zij uitdroogt door de koorts van niet ophoudende bekoringen; - Jezus aan het Kruis lijdt onder een toenemende kortademigheid doordat Hij leegbloedt en veel lichaamsvocht verliest, en Zijn Bloed steeds minder zuurstof naar Zijn weefsels kan brengen. De ziel wordt kortademig doordat het haar begint te ontbreken aan de zuurstof van de Heilige Geest; - Jezus aan het Kruis lijdt verschrikkelijke spierkrampen, doordat onder andere vanwege Zijn strakke lichaamshouding de bloedsomloop in de spieren zo goed als stilvalt. De ziel verkrampt door gebrek aan innerlijke vrede omdat het wereldse haar van alle vrede van hart berooft.; - De gekruisigde Jezus verkleumt vanwege de vertragende bloedsomloop en het feit dat Hij grotendeels ontkleed op de top van een heuvel in een steeds toenemende wind en een zich steeds méér verbergende zon aan een kruis hangt. De ziel verkleumt doordat het vuur van de ware Liefde in haar dooft wanneer zij slechts de belangen van de wereld dient in plaats van deze van God, die de ware Liefde laat stromen; - De Gekruisigde lijdt aan stijgende koorts vanwege de infectie van Zijn talloze Wonden, en vanwege Zijn toenemende uitdroging. De ziel die de slaaf is van haar gehechtheden en gewoonten, is voortdurend ten prooi aan de koorts van eindeloze reeksen van bekoringen. Vanop het Kruis kan Jezus in de verte Jeruzalem (de zogenaamde Godsstad) zien. Daar worden lammeren geslacht voor het joodse paasfeest. Jezus Zelf is echter het ware Paaslam, dat aan het Kruis hangt te sterven, als het ware geslacht door en voor de zonden van alle zielen van alle tijden. God wil hier duidelijk maken dat Jeruzalem haar heiligheid verloren heeft, en dat de kracht der ware Verlossing niet meer in Jeruzalem (oord van verstarring en van niet-aanvaarding van de Messias) te vinden is, doch louter en alleen in de Christus, bovenop de “berg der zonden” (Golgotha). Niet het doden van lammeren brengt het 23 heil, doch slechts het doden van de zonde, van elke zondige neiging. Slechts het Bloed van de Messias ontsluit de Eeuwige Gelukzaligheid voor de mensheid, omdat slechts Zijn Bloed als Bloed van de God-Mens drager is van alle zonden van alle tijden, die Hij in Zich heeft getrokken om hen prijs te geven aan de Kruisiging. Wanneer dit Bloed, drager van het volmaakte Goddelijke Leven, waarin alle zonden van alle tijden in aanraking zijn gebracht met de Godheid, het Kruis der Verlossing (symbool voor alle beproevingen van de mensheid van alle tijden) en de aarde bevloeit, worden alle beproevingen, alle menselijk lijden, en de aarde zelf, geheiligd, en wordt dit alles tot de akker voor de Oogst van de Eeuwige Liefde, het Brood van Eeuwig Leven dat door God is bereid voor de zielen van goede wil, die hun hele leven opdragen voor de voltooiing van Zijn Rijk op aarde. Jezus hangt gedurende drie eindeloze uren aan het Kruis. Vanaf Zijn aannageling tot een ogenblik vóór Zijn Dood zal Hij zeven gezegende Woorden spreken. God drukt in deze Woorden alles uit, waardoor elke ziel in zichzelf de Verlossing kan voltooien. Laten wij deze Woorden even bekijken: 1. “Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat zij doen” Jezus spreekt deze Woorden terwijl Hij aan het Kruis wordt genageld. De zondige mens nagelt zijn God aan het Kruis om er te sterven. De beulen staan symbool voor de zondige mensheid, die in elke zonde Jezus opnieuw geselt, met doornen kroont, met een zwaar kruis belast en Hem in het Hart treft, zodat Hij, indien Hij niet God was, dagelijks ontelbare malen zou sterven. Niettemin verwenst Jezus Zijn beulen niet, Hij vraagt voor hen totale vergeving. God leert de zielen hier, dat Gods Barmhartigheid onvoorstelbaar groot is, doch ook, dat God vergeeft mits Hij er kan van uitgaan, dat de ziel werkelijk niet weet wat zij doet. Indien de ziel weet dat zij aan het zondigen is, of dit kan weten, breekt zij bewust en gewild Gods Wet. De eerste zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Vergeef Uw medezielen, opdat zij voor de Verlossing ontsloten kunnen worden, want hun zondigheid houdt hen vast in de slavernij jegens de grote vijand van God. Het is in Gods ogen zeer verdienstelijk wanneer een ziel, jegens wie zwaar onrecht is bedreven, niettemin de balsem van Gods Barmhartigheid afsmeekt voor de schuldige die haar heeft gekruisigd door beproevingen. Wanneer een ziel haar medemens niet vergeeft, wordt de schuld van die medemens jegens deze ziel als het ware in een kluis opgesloten, zodat zij deze schuld blijft dragen en deze niet toegankelijk is voor het Licht. De ziel die niet vergeeft, sluit ook zichzelf op in diezelfde kluis, want zij houdt vast aan de schuld van haar medemens (of aan de schuld waarvan zij meent dat haar medemens die 24 jegens haar heeft). Hierdoor snijdt ook deze ziel zichzelf af van het Licht dat Verlossing brengt. Vergeving is de sleutel voor de Verlossing van alle partijen die deel hebben aan een onenigheid. 2. “Vandaag nog zult gij met Mij in het Paradijs zijn” Jezus is op Golgotha geflankeerd door twee misdadigers. De ene vervloekt en lastert tot de dood toe, de andere vraagt aan Jezus dat Hij aan hem zou denken wanneer Hij in het Paradijs aankomt. De diepe betekenis hiervan is deze: Er zullen steeds twee zijden zijn, namelijk zij die tot in de beproevingen God vervloeken, en zij die in de beproevingen tot inkeer komen, hun schuld bekennen en om Gods erbarmen vragen. God stelt hier het teken van Zijn totale vergeving aan deze laatsten, omdat zij rouwmoedig zijn, hun geloof in Christus als de Verlosser belijden en blijk geven van ware hoop. God toont hier de ziel eveneens dat de hoop, het geloof en de Liefde nog in het stervensuur voor haar de Hemel kunnen ontsluiten. De tweede zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Erken de eigen zondigheid en zwakheid, de eigen schulden jegens God (zowel de schulden rechtstreeks jegens God als deze jegens de medeschepselen, waardoor God eveneens wordt getroffen). Geef zelfs wanneer de beproeving haar toppunt heeft bereikt (zoals bij de goede moordenaar, kort vóór zijn dood) de hoop op de Eeuwige Gelukzaligheid niet op, en geloof dat Jezus voor elke ziel het Paradijs kan ontsluiten, en dit ook zal doen indien de ziel de wil opbrengt om in de Verlossing, en in Gods Werken in het algemeen, te geloven. Vele zielen geven hun geloof in God op omdat de veelheid van hun beproevingen hen laat menen dat God niet bestaat, of dat Hij geen God van Liefde kan zijn. Deze zielen hebben het Verlossingsmysterie niet begrepen, hebben niet begrepen waartoe de mens op aarde is, en hebben niet begrepen dat God de ziel geen grotere schat kan geven dan de beproeving. De beproevingen (de kruisen van het leven), en niets anders, kopen de ziel vrij uit de collectieve schuld van de hele mensheid en uit de individuele schuld van haar eigen zonden, misstappen, fouten, nalatigheden en onverschilligheden. De goede moordenaar is een teken van hoop voor de ziel die een zondig leven heeft geleid, hierdoor bijna het ware Leven (de toegang tot de Gelukzaligheid) verliest, doch niettemin het hart voldoende weet te openen om God en Zijn Werken te herkennen, en God te willen toebehoren (“denk aan mij, vanuit de Hemel – want ik zou daar bij U willen zijn”). 25 3. “Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw Moeder” Jezus ziet vanaf het Kruis hoe Maria, hoewel Zij waardig en uiterlijk schijnbaar vredig naar Hem opziet, staat te sterven van smart, met Johannes als enige van Zijn apostelen naast Haar. Johannes vertegenwoordigt hierdoor: - de weinige zielen die Jezus ook in de beproevingen, wanneer alles de schijn wekt dat God stervende is, trouw blijven; - de priesters die, ondanks de verpletterende druk vanuit de wereld waardoor men zou kunnen menen dat God stervende is, hun ogen op de Christus gevestigd houden, in geloof in de verlossende macht van de Eucharistie, en aan de zijde van Maria. Johannes is hier de priester zonder enige belangstelling voor de wereld, die blijft opkijken naar Jezus, Maria in zijn hart sluit (“en de leerling nam Haar bij zich in huis”), en zijn geloof niet laat ondermijnen door het menselijk opzicht (de velen die achter hem staan te lasteren en hun vijandschap jegens Christus en de Zijnen niet verbergen). Johannes wordt hierdoor voorbeeld voor de traditionele priester, die slechts kijkt naar Christus en Zijn Werken, niet naar de wereld en zijn belangen. Hij vlucht niet voor zijn roeping, ook niet wanneer hij ertoe geroepen wordt, op de top van Golgotha aan de voet van het Kruis te getuigen van zijn geloof in de Christus en zijn vuur voor de Christus en Zijn Werken. Zijn leven is voor hem van geen waarde, het krijgt slechts waarde door de nabijheid van de Christus. Met dit derde Kruiswoord vertrouwt Jezus de hele mensheid, alle zielen, aan Maria toe. Hij openbaart hier de uiteindelijke eeuwigdurende opdracht van Maria: Moeder en Meesteres van alle zielen te zijn. Hij vertrouwt ook omgekeerd Maria aan de zielen toe, opdat de zielen hun zielengroei steeds door en met Haar zouden trachten te voltooien, en zij zich helemaal aan Haar zouden toevertrouwen (totale toewijding! – waarbij de ziel Maria “bij zich in huis neemt”, in de kern van haar wezen). Jezus maakt mij deelachtig aan de verzuchting die op dit ogenblik uit Zijn Hart naar de Eeuwige Vader toe opwelt: “Vader, moge Zij, zoals Wij het voor alle tijden hebben beschikt, nu Diegene zijn, die Mijn rol voor de zielen verder zal zetten. Moge Zij nu voor alle tijden Mijn Werken in hen voltooien, in de mate waarin zij zich vrijwillig aan Haar zullen geven. Moge Zij, die tot deze opdracht als Medeverlosseres met Uw Christus is gezalfd, nu in deze hoedanigheid worden verzegeld, en moge Zij het Heil van alle zielen van goede wil ontsluiten op kracht van de sleutel der Verlossing, die Ik thans in hen allen heb gelegd en waarover Zij, Mijn eeuwigdurende Moeder, de Dochter van Uw welbehagen en Bruid van Onze Geest, alle macht zal hebben, omdat de onfeilbare Wet van Onze Barmhartigheid dit voor alle tijden zo heeft beschikt. Moge op grond van Mijn Offer met eeuwigdurende geldigheid, en van Haar heilige volharding in deze 26 Smart, Haar vlekkeloze Hart het Licht van de Hoop en de Liefde wekken in alle zielen die geloven dat Ik voor hen de sleutel tot de Eeuwige Gelukzaligheid heb vrijgekocht, en dat Mijn Moeder door Ons is gekozen als de gouden Wegwijzer naar de Poort waarop deze sleutel past”. En de leerling nam Haar bij zich in huis... Geen woorden kunnen ooit beschrijven, hoezeer Jezus in deze ogenblikken heeft verlangd dat alle zielen Maria in zich (in het huis van hun ziel) zouden opnemen door totale toewijding aan Maria, waarbij Zij in de ziel kan leven en heersen, omdat Zij van God de macht en de Wijsheid heeft gekregen om elke ziel naar de poort van het eeuwig Heil te leiden. De derde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Wijd U volkomen aan Maria toe, opdat Zij U moge kunnen begeleiden, beschermen, zuiveren, heiligen, omvormen. In Haar verkondiging als de Meesteres van alle zielen zal Maria twintig eeuwen na Golgotha verklaren dat God Haar de macht heeft gegeven om zielen die zich totaal aan Haar weggeven, te helpen voeren naar een staat van volkomen heiligheid door “compensatie” van de effecten van de erfzonde in de ziel. Zo zal Zij als Meesteres van alle zielen Haar oorspronkelijke roeping volbrengen, die eruit bestaat dat Zij elke ziel, die bereid is om zich volkomen aan Haar weg te geven, van binnen uit zal begeleiden naar de voltooiing van de Verlossingswerken van Christus in zich, terwijl Zij de ziel in elk aspect van haar wezen zal trachten om te vormen opdat deze ontvankelijk zou worden voor de volheid van het Licht, of anders uitgedrukt: opdat haar akker klaar moge zijn om het Goddelijk zaad van Verlossing in zich op te nemen en te laten rijpen, als haar eigen bijdrage tot de oogst van de Eeuwige Liefde. 4. “Ik heb dorst” Ik heb er reeds op gewezen dat Jezus vanaf het Laatste Avondmaal geen slok vloeistof meer tot Zich had genomen. Wegens het overvloedig bloedverlies vanaf de Hof van Gethsemani (het bloedzweten!) via de geseling, de doornenkroning en de Kruisweg tot en met de uren aan het Kruis, en de overvloedige transpiratie vanaf het Laatste Avondmaal (waar Hij in een koortsige transpiratie leek te baden), was Jezus’ Lichaam op het ogenblik waarop Hij aan het Kruis werd opgeheven, reeds in heel verregaande mate uitgedroogd. Hij leed hierdoor een intense dorst. De dorst van Jezus reikte echter oneindig veel verder dan deze van het Lichaam: De Verlosser had dorst naar zielen, die Zijn Verlossingswerken in zich tot bloei zouden laten komen. Het Goddelijk Leven wordt door de Meesteres van alle zielen vaak vergeleken met water voor de ziel, in vergelijking met de levenschenkende, reinigende en verfrissende eigenschappen van water voor het lichaam. Water kan een uitgeput lichaam een gevoel van 27 wedergeboorte geven. Voor het water van Goddelijk Leven geldt dit letterlijk. Aan het Kruis verlangt Jezus er vurig naar, dat Zijn dorst ontelbare zielen in alle tijden water van Goddelijk Leven zal bereiden, en dat al Zijn vergoten Bloed als water van Goddelijk Leven de dorst van vele zielen naar het ware Leven, de ware Liefde en het ware geluk voor eeuwig zal lessen. Door Zijn verlangen naar vloeistof, trekt Jezus in wezen op het spirituele vlak het water van Goddelijk Leven naar alle zielen toe, die Hij in de Hof van Gethsemani op de meest intense wijze in Zich heeft getrokken. Hierdoor opent Hij de stroom van dit “water” voor alle zielen die doorheen alle eeuwen met Hem verenigd zullen willen zijn, en laaft Hij tezelfdertijd Zichzelf met zielen. In Jezus’ Hart welt het volgende gebed op: “O Vader, ontsluit toch nu de Bronnen der Eeuwige Genade, die Ik thans met al Mijn Bloed heb gevuld. Moge geen ziel meer dorst hebben, tenzij naar de vervulling van Uw Wil, die het ware Leven geeft. O geef Mij zielen, opdat Ik hen kan dopen in het water van Goddelijk Leven, dat voor eeuwig zal stromen door de offerande van Mijn Bloed. De Goddelijke Ruil, o Mijn Vader... Mijn Bloed voor hun Verlossing... Mijn dorst voor hun lafenis”. Er wordt Jezus nu een spons op de lippen gedrukt, die is gedrenkt in een zure vloeistof, en die Hem (omdat Hij hoog aan het Kruis hangt) wordt aangereikt door middel van een hyssopstengel. Het is opmerkelijk dat hyssop een dubbele spirituele betekenis heeft: kleinheid (nederigheid) en zuivering. Jezus wordt gering geacht (kleinheid), volbrengt Zijn Goddelijke roeping in de allerdiepste nederigheid (de God-Mens verloochent Zichzelf totaal voor de zielen), en doet dit voor de diepe zuivering van de zielen. De vloeistof die Hem op de lippen wordt gedrukt, is zo zuur, dat zij in Zijn verdroogde en gekloven lippen brandt en Hem niet laaft, doch kwelt: Er wordt een hoge prijs betaald voor elke ziel die de Christus zal volgen. Het water van Goddelijk Leven zal wel naar de zielen stromen, doch zal in vele zielen slechts met de grootste moeite worden opgenomen. De vierde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: God verlangt van elke ziel dat zij onophoudelijk dorst zou hebben naar de verwezenlijking van Gods Heilsplan. De ziel die door deze dorst wordt gedreven, stelt haar leven in dienst van Gods Werken, en leeft elk detail van haar leven zodanig dat al haar daden, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens het water van Goddelijk Leven voor haar medeschepselen helpen bereiden. De stroming van het water van Goddelijk Leven, drager van de Goddelijke Liefde, wordt niet alleen bepaald door de Wil van God, doch ook door het verlangen van de zielen naar God en naar hun Verlossing. Dit verlangen zuigt als het ware het water van Goddelijk Leven naar de ziel toe, zodat de stroming versnelt. 28 Hoe meer zielen een dergelijk verlangen koesteren, des te krachtiger wordt de stroom van de Liefde doorheen de schepping en des te vlugger kan Gods Heilsplan zijn voltooiing bereiken. 5. “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten” Het Lichaam van de Christus is letterlijk bijna leeg gebloed: Het Bloed der Verlossing, drager van het Water van Goddelijk Leven, wordt druppel na druppel uit Zijn Lichaam geperst, en elke druppel bevat de volheid der Goddelijke Verlossingskracht, omdat de Messias geen ogenblik ophoudt, dit proces van Zijn lichamelijk sterven bewust te verbinden met Zijn volmaakte Liefde en Zijn vaste Wil om dit alles te voltooien. Terwijl vele mensenzielen hun leed draaglijker trachten te maken door het zo veel mogelijk uit hun bewustzijn te verbannen, beleeft de lijdende Christus Zijn lichamelijke en geestelijke gewaarwordingen juist zo bewust mogelijk, opdat Hij Zich letterlijk in elke seconde van het Lijden totaal moge kunnen ontledigen, en elke druppel van Zijn Bloed actief zou worden geladen met Zijn Wil om te verlossen, en met Zijn Liefde, die het ware Leven brengt. Teneinde dit Lijden zijn maximale vruchtbaarheid binnen Gods Heilsplan te verlenen, wordt in de God-Mens de Goddelijke natuur in deze uren meer dan ooit verborgen, en leeft in Jezus de actieve Wil om “door en door mens te zijn”. Hij stelt hier het ultieme bewijs voor de onbegrensdheid en volmaaktheid van Zijn Liefde: Hij wil mens zijn om deze beproeving der beproevingen honderd procent als mens te doorstaan en te ervaren. Welk nut en welke waarde zou het Verlossende Lijden hebben, indien het als God, vanuit een Goddelijke ervaring, zou worden beleefd? De Goddelijke natuur kan zich immers boven alle lijden verheffen, want God is Meester over alle gewaarwordingen. Zo ervaart Jezus hier de gewaarwording, die vrijwel elke mensenziel in bepaalde uren van het leven op aarde gedurende kortere of langere tijd ervaart: de eenzaamheid, het gevoel van zelfs “door God verlaten te zijn”. Terwijl Jezus deze woorden uitstoot, lijdt Hij intens onder het feit dat vele zielen geen oog hebben voor de noden van hun medeschepselen, zodat op aarde talloze schepselen zich zelfs door God verlaten voelen. Telkens een ziel verzuimt, een andere ziel te troosten, haar te helpen, bij haar te zijn in haar nood of in haar eenzaamheid, verzuimt zij in werkelijkheid, in deze andere ziel het gevoel en het geloof te wekken, dat God tegenwoordig is. Het maakt deel uit van de roeping van elke ziel op aarde, God tegenwoordig te stellen jegens haar medeschepselen. Op deze wijze moet elke ziel ertoe bijdragen, de Tegenwoordigheid van God op aarde voelbaar te houden. Jezus heeft Zijn kreet “Eloi, Eloi, lama sabakthani?” dus ook geslaakt tot eerherstel en uitboeting voor elke ziel die een medeschepsel (mens of dier) het 29 gevoel geeft dat God niet bestaat, dat God het niet liefheeft, of dat er geen Liefde bestaat. Uit het Hart van Jezus wellen in stilte vol droefheid de woorden op: “O Vader, hebben Wij de mensenziel niet voorzien als Onze vertegenwoordigster naar elk schepsel toe? Waarom dan, zullen in Onze schepping zovele schepselen het gevoel hebben dat Wij niet bestaan, of dat Wij onverschillig zijn voor hun lot? O moge dit Lijden de zielen de Liefde instorten, die hen in staat zal stellen en hen met de wil zal vervullen, hun medeschepselen te laten voelen dat deze schepping door de Liefde wordt bestuurd, en dat God geen enkel van Zijn schepselen ooit verlaat. Mogen zij, in Mijn navolging, elk medeschepsel met de vreugde van Onze Tegenwoordigheid vervullen, die door hen heen doorheen de schepping zal stromen naarmate hun eigen geloof, hoop en Liefde, en hun eigen wil om één met Ons te zijn, zullen groeien”. De vijfde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Drink zo intens het Licht van Christus in U op, dat U voor de hele schepping een spiegel van God kunt zijn, zodat elk schepsel in Uw nabijheid de Tegenwoordigheid van God kan ervaren door gevoelens van vrede, vreugde, geborgenheid, moed, vertrouwen, hoop en Liefde. 6. “Het is volbracht” De Christus is op de wereld gekomen om de voltooiing van Gods Heilsplan voor te bereiden en mogelijk te maken, om de zielen de sleutel te geven waardoor zij hun eigen kerker zullen kunnen openen, mits zij bereid zijn om Jezus na te volgen in het concrete voorbeeld van Zijn handelingen en innerlijke gesteldheden. Zijn hele Leven had Hij in dienst van deze opdracht gesteld, geen ogenblik liet Hij verloren gaan om dit Goddelijk zaad uit te strooien. De hele tijd van het Lijden was voor Hem de ware bekroning, de voltrekking van de heilige bruiloft met het Kruis, en door het Kruis, met de lijdende mensheid – lijdend in lichaam (door de vele beproevingen van elk mensenleven) en ziel (door de slavernij jegens de zonde, die de Eeuwige Gelukzaligheid onmogelijk maakt). De Messias was in de wereld gezonden om de ketenen van deze slavernij te breken, niet om de mensheid uit het lichamelijke lijden te bevrijden. Het lichamelijke lijden zou voor alle mensenzielen van alle tijden het grote middel tot ontsluiting van het zaad van het Verlossingswerk van Jezus blijven. Ware navolging van Christus betekent: Zo leven, dat alles waartoe de ziel in de wereld is gezonden, volbracht kan worden. De ziel moet elk ogenblik van haar leven op aarde op haar ware roeping gericht blijven, opdat zij elke dag dichter bij de volbrenging van haar levenstaak kan komen. 30 De zesde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Doorheen Jezus’ smachtende verzuchting “Het is volbracht” roept God elke ziel ertoe op, dat zij zich over haar ware roeping, haar ware levenstaak, zou bezinnen, en haar hele leven tot in de details zo zou inrichten dat zij deze opdracht met een zo hoog mogelijke vruchtbaarheid kan volbrengen. In de praktijk komt dit neer op een leven in volkomen dienst aan God, voor een volkomen heiliging van de eigen ziel en een maximale bijdrage tot de volbrenging van Gods grote Heilsplan voor alle zielen van alle tijden. In deze Laatste Tijden leert God de zielen, dat de gouden weg hiertoe deze is van de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Maria als de Meesteres van alle zielen, in toepassing van Haar onderrichtingen in de Wetenschap van het Goddelijk Leven. Er is geen vruchtbaarder weg naar een rijke oogst dan deze. Luisteren wij naar de verzuchting in het Hart van de Verlosser: “O Vader, Mijn hele Leven als de Mensenzoon op deze aarde heb Ik geleid in het volle bewustzijn dat Ik van U ben uitgegaan en dat Ik niet naar U terug zou keren alvorens Ik alles zou hebben volbracht waartoe Ik in de wereld was gezonden. Niets heb Ik achterwege gelaten om de mensenzielen Mijn Liefde te bewijzen, deze Liefde in hen te zaaien, en het zaad te begieten met de tranen van Mijn verlangen naar hun ware geluk. Thans weet Ik dat het volbracht is, want Ik heb alles gegeven wat Mijn Lichaam aan Goddelijk Leven in Zich had gekregen, en Mijn Hart zal zich voor alle eeuwen over het zaad blijven uitstorten. Geen werk van duisternis, of het zal ooit door Ons Licht ontmaskerd en ontkracht worden. Geen ellende, of zij zal ooit opgenomen worden in de Eeuwige Gelukzaligheid en Vrede, en in de Liefde waarin Ons Rijk op aarde gedrenkt zal zijn. Het is volbracht voor alle tijden, en het zal volbracht zijn in elke ziel, die met een oprecht hart zal verlangen om Ons toe te behoren, en om van harte te kiezen voor het kruis in verloochening van de verlokkingen en de dwaallichten der wereld”. 7. “In Uw handen beveel Ik Mijn Geest” De laatste ogenblikken van Jezus’ Leven op aarde naderen. Hij heeft alles gegeven wat Hij had. Op grond van Zijn Goddelijke natuur betekent dit, dat Hij de mensheid letterlijk de volheid van Gods Gaven heeft bereid. Er is niets groters dan de Verlossing, want zij opent voor de ziel de Eeuwige Gelukzaligheid. Jezus geeft ook zichtbaar alles: Hij geeft Zichzelf aan de mensheid. Zoals Hij de vorige avond Zijn Tegenwoordigheid bij de zielen heeft vereeuwigd in de instelling van de Eucharistie, zo bekrachtigt Hij nu dit Sacrament door het vergieten van Zijn laatste druppel Bloed, en door Zijn Lichaam prijs te geven aan het Kruis, dat symbool staat voor de beproevingen van elk mensenleven op 31 aarde, voor de enige en Eeuwige Waarheid van God, voor de Verlossing, en voor de dood van de zonde. De laatste ogenblikken van Jezus aan het Kruis symboliseren derhalve de volheid van de overgave van God aan Zijn mensenzielen, de volheid van Zijn Liefde, en de belofte van de volmaakte en restloze overgang van het sterfelijk mens-zijn in de vereniging met God: De lijdende mens kan precies doorheen de kruisen van zijn levensweg één worden met God en met de volheid van de ervaring van de ware, vlekkeloze Liefde. In het bewustzijn dat Hij alles heeft volbracht, leert Jezus de zielen nu het enige wat elk leven op aarde zijn ware zin geeft: de totale overgave aan God. In Zijn woorden “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest” toont Jezus dat de waarde van het mensenleven met al zijn beproevingen wordt ontsloten door de toewijding van de ziel en van de hele voorbije levensweg, die zij in zich heeft opgenomen, aan God. God zal deze leerstelling in deze Laatste Tijden via Maria laten herhalen in Haar onderrichtingen over de Mariatoewijding als gouden weg naar God. In de totale toewijding aan Maria als Meesteres van alle zielen geeft de ziel gevolg aan de oproep van Jezus tot toewijding aan Maria en tot overgave van de ziel aan God. De lijdende Verlosser Zelf bekrachtigt in Zijn woorden, uitgesproken tijdens de bereiding van de Verlossing, dat de waarde van een mensenleven wordt bekroond wanneer de ziel zich met heel haar wezen en haar hele levensweg totaal aan Maria, en via Haar aan God geeft. Alleen zo kan ook de ziel aan het einde van haar leven op aarde zeggen: “Het is volbracht” en “in Uw handen beveel ik mijn geest = alles wat ik ben, wat ik heb, en elk detail van het voorbije leven, dat ik helemaal voor U heb geleefd”. De zevende zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Het leven van de ziel op aarde verkrijgt zijn ware vruchtbaarheid slechts wanneer dit leven aan God wordt opgedragen. De zielen die de lessen vanwege de Meesteres van alle zielen in acht nemen, weten dat er geen betere weg bestaat om dit te doen, dan de totale toewijding van hun hele leven en van hun hele wezen aan Maria, die deze allesomvattende offerande zal bekrachtigen en aanvullen met Haar oneindige Liefde, en het geheel van dit dubbele offer aan God overdraagt. De offerande van de ziel aan God maakt haar leven vruchtbaar, maar wanneer Maria de ziel in Gods handen legt, draagt deze offerande bovendien nog de geur van Maria’s heiligheid, en Haar handtekening. Gods Barmhartigheid wordt op geen enkele wijze zo krachtig gewekt dan door de offerande van een mensenleven en een ziel die onder Maria’s heerschappij zijn gesteld, want Maria is het symbool voor de volkomen overwinning op de duisternis en voor de volmaakte Liefde tot God. 32 Zo leren wij uit de zeven Kruiswoorden van de Verlosser de lessen, die voor de zielen zouden kunnen dienen als richtlijnen op hun weg naar de ontsluiting van de schat der Verlossing in zichzelf: 1. Schenk totale en onvoorwaardelijke vergeving aan hen die jegens U misdoen. 2. Erken Uw eigen zwakheid, zondigheid en schuld jegens God, wees rouwmoedig, geloof in Christus als de Verlosser, en koester een oprechte hoop op de uiteindelijke Verlossing. 3. Wijd U totaal en onvoorwaardelijk aan Maria toe. 4. Verlang onophoudelijk naar de voltooiing van Gods Heilsplan. 5. Wees in alle omstandigheden jegens al Uw medeschepselen een spiegel van God, en maak Zijn Tegenwoordigheid voor hen voelbaar. 6. Bezin U over Uw ware roeping en levenstaak, en tracht deze met de hoogste vruchtbaarheid te verwezenlijken. 7. Gedenk Uw hele leven lang, maar vooral in Uw stervensuur, dat U God toebehoort, en dat U naar Hem terugkeert door Hem Uw verlangen daartoe te kennen te geven. Jezus sterft aan het Kruis. De mens sterft ook vastgehecht aan het kruis van zijn leven, want de beproeving van het aardse leven duurt voort tot in het stervensuur. Het grote verschil is dit: Jezus heeft de weg naar Zijn stervensuur bezaaid met een ononderbroken rij van zaadjes van heiligheid en Liefde. De ziel leeft vaak zo oppervlakkig, dat ook haar beproevingen niet bewust van de Hemelse saus van de Liefde zijn doortrokken. Elke beproeving, die niet werkelijk bewust met Liefde wordt bekleed en niet aan God (bij voorkeur via Maria) wordt toegewijd, blijft onvolkomen, omdat zij niet met God in verbinding wordt gebracht en hierdoor dus menselijk blijft. Het is weliswaar de menselijke natuur die lijdt, maar het is de bekleding van de vruchten van dit menselijk lijden met het Goddelijke kleed van Liefde en toewijding, die alle lijden voor God ten volle bruikbaar en nuttig maakt. Het stervensuur van Jezus is getekend door een buitengewoon machtige mystieke symboliek, waarvan een aantal tekenen zichtbaar zijn, doch de meeste aan de ogen der zielen worden onttrokken: - De hele streek rond Jeruzalem schudt in een aardbeving, alsof God wil aantonen dat de hel in beroering is doordat de effecten van het Verlossingswerk zich voor het eerst in alle hevigheid uitstorten in de regionen der duisternis. - Ondanks het uur van de dag (drie uur in de namiddag) is de hemel donker, alsof God wil aantonen dat de zonden, die nu als het ware uit de mensheid worden getrokken, nu aan Hemel zijn toevertrouwd en als 33 een ondoordringbaar wolkendek tijdelijk Gods Licht van de aarde wegnemen. God lijkt hier de boodschap zichtbaar te maken, dat dit de wijze is, waarop Hij de niet-verloste mensheid heeft gezien. - Er barst een onweer los boven de Godsstad, alsof God wil aantonen dat de atmosfeer der zondigheid zich nu totaal ontlaadt om nieuwe vruchtbaarheid, nieuwe zuurstof en stromen van genadenregens over de zielen van alle tijden te laten neerkomen. - In de tempel van Jeruzalem scheurt het voorhangsel, alsof God wil aantonen dat het oude heiligdom heeft afgedaan en dus niet langer aan het oog der zielen onttrokken hoeft te blijven, en dat het ware Allerheiligste, de ware Tempel en de ware Hogepriester nu verenigd zijn in de Christus, het ware Paaslam, wiens Bloed de enige ware Verlossing brengt. - In de allerlaatste ogenblikken van Zijn Leven voel ik in het Lichaam van de Verlosser een combinatie van de volgende verschijnselen: * ademstilstand doordat Zijn Lichaam volkomen leeggebloed is. Deze ademstilstand wil de verstikking van de ziel door de zonde aantonen, daar de zonde verhindert dat de ziel de zuurstof van de Heilige Geest in zich opneemt; * totale verkramping van alle spieren, die plots overgaat in complete gevoelloosheid. Deze toestand wijst op de verstarring van de ziel die steeds weer zondigt, en de plotse overgang naar een gevoelloosheid ten aanzien van het zondigen: De ziel wordt steeds onverschilliger tegenover het zondigen, en verliest alle gevoel voor het Hart van God, dat intens lijdt onder elke misstap; * sterke hartritmestoornissen, en uiteindelijk hartstilstand, door het enorme bloedverlies en tenslotte het ontbreken van alle bloed. Hierin wordt aangetoond hoe het hart (het gevoelscentrum en de “motor” van het leven) onder invloed van de zonde steeds verder afsterft: De zonde wordt begaan door een tekort in de Liefde, en laat de Liefde steeds méér uit de ziel wegvloeien, zodat de ziel letterlijk begint te sterven. Het Hart van de God-Mens klopt niet meer. Zijn menselijk Leven is voorbij, en geldt nu als onderpand voor de bekrachtiging van het Nieuw Verbond: Elke ziel, die bereid is, in Jezus Christus en Zijn Verlossingswerken te geloven, en deze Werken in zichzelf te voltooien door Christus volkomen na te volgen in het voorbeeld van Zijn Leven en in de liefdevolle opoffering van alle beproevingen, ontsluit voortaan zichzelf voor de ware heiliging en de Eeuwige Gelukzaligheid. Het stervensuur van Christus is drie uur in de namiddag. Het lijkt wel alsof God ook de joden naar het ware Paaslam wil verwijzen: Het was bij de joden gebruikelijk dat de paaslammeren (de lammeren die werden geofferd voor het joodse Pesach-feest) om drie uur in de namiddag 34 werden geslacht. Ook het enige ware Paaslam, Jezus Christus, werd dus om drie uur “geslacht”, als om aan te tonen hoe waar het Woord van Christus is, waarin Hij zegt dat Hij niet is gekomen om de Wet op te heffen, doch om de vervulling te brengen. In Zijn Lijden en Dood brengt Hij deze vervulling, en God bepaalt zelfs dat het uur van de voltooiing identiek zal zijn aan het uur zoals dit in de oorspronkelijke Wet was vastgesteld, opdat de zielen mogen zien dat zij vanaf dit uur niet meer achterom mogen kijken, doch dat met Jezus Christus een nieuw tijdperk is begonnen, het tijdperk van de voleinding, het Nieuw en Altijddurend Verbond. De parallel gaat nog verder: Hoewel het gebruikelijk is, dat van gekruisigden de beenderen worden gebroken, gebeurt dit bij de Christus niet. Ondanks de ontelbare verminkingen, die dit Goddelijk Lichaam heeft ondergaan, wil God niet, dat Zijn botten gebroken worden, en dit om drie redenen: - ook bij het Pesach-lam, dat om drie uur wordt geslacht, mochten de botten niet gebroken worden. De Christus (het enige ware Paaslam), die de vervulling komt brengen, mag hierop geen uitzondering zijn; - het breken van de beenderen zou gelijkstaan met een verbreking van de eenheid binnen dit Lichaam, dat voor God ook symbool staat voor de verbinding tussen God en de zielen, voor de onverbrekelijkheid van de Goddelijke Belofte van het delgen van de schuld der mensheid. In dit Lichaam mag niets “gescheiden” worden; - het merg van beenderen is de bedding waar bloedlichaampjes worden gemaakt. Het Bloed van Christus is de drager van het Goddelijk Leven en van de Verlossing. Het breken van de beenderen zou symbool staan voor het verbreken van deze Bron van Goddelijk Leven en Verlossing. De dood is geen einde: In het kader van Gods eeuwigdurende Heilsplan is zij het begin van het ware Leven. Voor de Dood van Jezus Christus geldt dit in de diepste zin van het woord. De Dood van de God-Mens is de definitieve opening van het Tijdperk van de ware Hoop, de ontgrendeling van de Hemelpoort. De Graankorrel wordt aan de aarde (= de akker van elke ziel van goede wil) toevertrouwd, om er de Oogst van de Eeuwige Liefde voor te bereiden, waaruit Gods Barmhartigheid voor alle eeuwen het Brood van Goddelijk Leven zal scheppen. 35 Slotbeschouwing De Oogst van de Eeuwige Liefde als Bron van Goddelijk Leven Belangrijke Onderrichting Eén van de grote lessen van de Passie is deze: God laat niets aan het toeval over. Achter elk detail gaat Zijn Wijsheid schuil. Gedurende achttien uren beleefde Jezus inwendig het volledige gamma van de werken der duisternis. Vanwege de Meesteres van alle zielen moet ik er overigens op wijzen dat er een parallel bestaat tussen de duur van de Passie van Jezus (achttien uren) enerzijds, en het aantal dagen gedurende dewelke Haar Myriam doorheen een innerlijk getuigenis van de Passie werd geleid: Drie maal mocht ik intens met de lijdende Jezus verbonden zijn gedurende telkens achttien dagen. Inderdaad, God spreekt heel veel in beelden en symbolen. Wat is de grote les, die de zielen uit de Oogst van de Eeuwige Liefde moeten trekken? Dit boek wil de zielen hoofdzakelijk de beide volgende lessen in het hart leggen: 1. Dat ware navolging van Christus de ziel naar de vruchtbaarheid leidt die God van haar verlangt Het is precies die navolging van Christus, die Maria als Meesteres van alle zielen onderricht in het kader van de Wetenschap van het Goddelijk Leven, die Zij door Haar Myriam laat verkondigen. De Oogst van de Eeuwige Liefde wil de zielen leren, hoe Jezus Zijn beproevingen heeft gedragen in Hart en ziel, dus hoe zij zelf het ook moeten doen om de opdracht te vervullen, waartoe zij in de wereld zijn gezonden. In dit geschrift wil de Hemel aantonen hoezeer God de zielen doorheen de Passie van Jezus Christus heeft willen leren, hoe zij hun dagelijks leven (dat in wezen op de meest uiteenlopende beproevingen is opgebouwd) gestalte kunnen geven om hun leven zo vruchtbaar mogelijk te maken, of anders uitgedrukt: hoe zij de Verlossingswerken van Jezus Christus in zichzelf tot voltooiing kunnen brengen om de beide doelstellingen, waartoe elke ziel in deze wereld is gezonden, waar te maken: - de eigen heiliging; - een zo groot mogelijke bijdrage te leveren tot de voltooiing van Gods Heilsplan voor de hele mensheid. 2. Dat elke ziel elk werk van duisternis van zijn uitwerkingen kan beroven. Dit is wat Jezus de zielen heeft voorgedaan door hen in elk element van Zijn Passie welbepaalde zonden en ondeugden van de mensheid voor ogen te houden en deze door die betreffende fase van Zijn Lijden te ontsluiten voor uitboeting. Let op de woordkeuze: “te ontsluiten voor uitboeting”. Inderdaad, Jezus heeft door Zijn Passie de weg vrijgemaakt, 36 die echter in elke ziel afzonderlijk ten einde toe moet worden bewandeld. Jezus heeft de sleutel tot de Verlossing omgedraaid. Elke ziel moet voor zichzelf door een deugdzaam en vruchtbaar leven de ontgrendelde deur helemaal openen. Indien de ziel geen eigen inspanningen levert, blijft Jezus’ Verlossingswerk voor haar vruchteloos. Dit zal zo dadelijk nog duidelijker blijken. Wanneer een ziel een ondeugd of zonde bewust en gewild in verbinding brengt met een bepaald element van het Lijden van Jezus, brengt zij hierdoor eerherstel voor de verwonding die door de betreffende zonde of ondeugd aan Gods Hart is aangedaan. Hierdoor wordt het werk van duisternis (de bekoring) die aan de basis lag van het bedrijven van die zonde of ondeugd, geheel of gedeeltelijk van zijn uitwerkingen beroofd. Indien zoveel mogelijk zielen dit dagelijks zouden toepassen, zou de satan van een zeer groot gedeelte van zijn macht worden beroofd, en zou de grondvesting van Gods Rijk op aarde zeer bespoedigd worden. De vragen waarvoor elke ziel zich bij de studie van dit geschrift geplaatst ziet, zijn deze: - Hoe help ik Jezus’ Kruis dragen, tot voltooiing van het Verlossingsmysterie in mijzelf, zowel als in het geheel van alle zielen van alle tijden? - Hoe benut ik alle elementen van lijden, die Jezus voor mij heeft ontsloten en geheiligd, voor de voltooiing van mijn eigen Verlossing? - Hoe benut ik alle elementen van de Passie van Jezus om de oogst van mijn eigen ziel zo groot mogelijk te maken als bijdrage tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan, dat op het Verlossingsmysterie is gefundeerd, en dat moet leiden tot de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde, waarvan Jezus als God-Mens op aarde de fundamenten heeft gebouwd? Jezus heeft de diverse elementen van Zijn Lijden doorstaan om de kruisen en beproevingen van de mensenzielen te heiligen, opdat deze kruisen en beproevingen de kracht zouden krijgen om de Verlossing van de individuele zielen te voltooien. God beschouwt Zijn Werken steeds pas ten volle als afgerond wanneer deze in individuele zielen worden toegepast door navolging, en worden bekrachtigd door de verbinding van de vrije wil van zielen met de Goddelijke Wil van dewelke deze Werken zijn uitgegaan. Daarom wordt het Verlossingsmysterie slechts waarlijk vervuld in de mate waarin: 1. zielen hun eigen beproevingen en kruisen met het Lijden van Jezus verbinden. Door eigen beproevingen en kruisen één te maken met overeenkomstige elementen uit het Lijden van Jezus, worden de Verlossingwerken van Jezus rechtstreeks voortgezet en het Goddelijk Heilsplan voltooid; 37 2. zielen eerherstel brengen voor de diverse punten van het Lijden van Jezus, en voor de zonden waarvoor Jezus in de diverse elementen van Zijn Passie uitboeting heeft gebracht. Elke zonde draagt in zich op één of andere wijze een belediging aan Gods Liefde. Door hiervoor eerherstel te brengen, helpt de ziel Gods Heilsplan voltooien, want elk eerherstel verhoogt de staat van genade van de mensheid als geheel. Elk punt uit het Lijden van Jezus omvat in feite twee componenten: 1. het Lijden op zich; 2. bepaalde ondeugden en zonden, die door dit punt van Lijden tot uiting worden gebracht en/of die erin vervlochten zitten. Dit is zo, omdat Jezus alle werken van duisternis van de hele mensheid van alle tijden op volmaakte wijze in Zich had getrokken om in Zijn lichamelijk, geestelijk, emotioneel en spiritueel Lijden hun uitboeting te ontsluiten. Opdat de Oogst van de Eeuwige Liefde in de zielen zo rijk mogelijk moge worden, wil ik nu wijzen op een aantal punten van Lijden uit de laatste weken van het Leven van Jezus Christus, en op de aanbevelingen van de Meesteres van alle zielen om deze geschenken van Jezus om te zetten in een vruchtbaar leven voor onze zielen. Om de zielen in staat te stellen, de diepere zin van de Passie van Jezus beter te doorgronden, en ook hun eigen kruisen tot een veel groter nut te maken, zullen wij nu de zin van beproevingen en kruisen beschouwen vanuit twee uitgangspunten: 1. Vanuit elementen van de Passie van Jezus, waarbij wij ons de vraag stellen: Welke zonden, ondeugden en werken van duisternis zijn hier door Jezus uitgeboet? In elk ogenblik van het Lijden schouwde Jezus inwendig visioenen die met bepaalde zonden, ondeugden en werken van duisternis verband hielden. Deze onophoudelijke beelden hebben de ervaring van het Lijden voor de Verlosser in zeer hoge mate verzwaard. Dit toont aan dat de Passie niet louter en alleen een zaak van lichamelijk Lijden was, doch ook een buitengewoon diepgaande spirituele ervaring. In een aantal punten wordt in deze beschouwing het lichamelijk en geestelijk Lijden van Jezus in verband gebracht met menselijke zonden, ondeugden en werken van duisternis; 2. Vanuit het leven van de zielen: Uitgaande van een aantal beproevingen en kruisen die vele zielen op hun levensweg vinden, wordt beschouwd, hoe deze, samen met inspanningen tot eerherstel, in verbinding kunnen worden gebracht met elementen uit de Passie van Jezus, met als leidende vraag: Hoe kan ik zelf tot de ontsluiting van de Verlossing bijdragen? 38 Welke zonden, ondeugden en werken van duisternis heeft Jezus in de verschillende onderdelen van Zijn Passie voor uitboeting ontsloten? Jezus is loodzwaar vermoeid, en voelt Zich doorlopend gebroken en uitgeblust Het is Jezus’ roeping als God-Mens, alle zonden en ondeugden van alle zielen van alle tijden in Zich te trekken om deze uit te boeten en de verlossende kracht te ontsluiten, die de uitwerkingen van deze zonden teniet moet doen. Het gewicht van alle zonden en ondeugden van alle tijden drukt als een verschrikkelijke ballast op Zijn ziel. Dit komt in Zijn Lichaam tot uiting als een loodzware vermoeidheid, die de hele duur van Zijn Openbaar Leven lang op Hem drukt, doch steeds intenser wordt naarmate de dagen van de Passie dichterbij komen. Jezus ontledigt Zich van al Zijn krachten, opdat de zielen in Gods Barmhartigheid gehuld zouden worden en nieuw Leven zouden krijgen. Hierdoor nadert Hij nog vóór de Passie de grens van de algehele uitputting. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: alle zonden, alle ondeugden en alle werken van duisternis van alle tijden Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - eigen vermoeidheid - elke aandoening die in hoge mate gekenmerkt wordt door vermoeidheid, bijvoorbeeld chronisch vermoeidheidssyndroom - elke situatie waarin ik het gevoel krijg dat het leven loodzwaar op mij drukt, en alles mij te veel wordt Jezus voelt Zich zoals zwaar vergiftigd Alle zonden en ondeugden van de hele mensheid van alle tijden werken zich in de ziel van Jezus uit zoals een zware vergiftiging die Hem ook in het Lichaam tot een gevoel van algemene ziekte brengt. Dit gevoel zal intenser worden naarmate de uren van de Passie naderen. De zielen zijn spiritueel zwaar vergiftigd. Jezus krijgt de last hiervan te dragen tot in Zijn Lichaam, het uitboetingsinstrument voor onze Verlossing. Opvallend zijn de geregeld terugkerende pijnen en ongemakken ter hoogte van lever en milt, en gevoelens van onwel-zijn, dit alles als symbolen voor de zware vergiftiging, de onverteerbaarheid van de zonde voor de ziel. Verder lijdt Jezus geregeld onder buikkrampen als symbool voor de uitboeting van alle wereldse invloeden op de zielen. 39 Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - de vergiftiging van zielen door alle invloeden van duisternis - elke situatie waarbij een mens een medeschepsel letterlijk in het lichaam, of in geest en ziel, vergiftigt Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - elke ziekte en situatie waarbij het lichaam als vergiftigd voelt, onder andere vele lever-, nier- en darmstoornissen, en gevolgen van zware medicijnen - alle allergieën en overgevoeligheidsreacties - elke situatie van voedselvergiftiging - elke situatie waardoor ik mij in ziel en hart besmeurd en als vergiftigd voel Jezus is ten prooi aan verspreide pijnen doorheen Zijn Lichaam Reeds ver vóór de eigenlijke Passie wordt het hele Lichaam van Jezus geteisterd door pijnen. Het Lichaam van de God-Mens maakt zich klaar om van binnenuit “leeggeperst” te worden. Jezus vervult ten volle de voorspelling van de profeet Jesaja, die, verwijzend naar de Messias, zei dat Hij onze pijnen en ziekten op Zich zou nemen. De Messias heeft dit gedaan, in de ziel en in het Lichaam. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke situatie waarbij mensen een medeschepsel moedwillig zullen pijnigen - elke situatie waarbij een mens pijn zal lijden, en niet in staat zal zijn om deze in aanvaarding te dragen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door opoffering van alle pijnen, en van ziekten en aandoeningen die met verspreide pijnen gepaard gaan, in het bijzonder artritis, reuma, kanker, fibromyalgie, enzovoort - door eerherstel te brengen voor alle situaties waarin zielen een medeschepsel pijnigen, en door hierbij diegene die pijnigt, via Maria toe te wijden aan de Lijdende Christus voor een volkomen reiniging van hart 40 Het lijkt alsof Jezus inwendig opbrandt Vaak gloeit Hij als in koorts, alsof Hij al het materiële en alle lichamelijkheid, bronnen van de meeste zonden en ondeugden, prijsgeeft aan het Vuur van de volmaakte Liefde. Niettemin is Zijn Lichaam daarbij geregeld ten prooi aan huiveringen, doordat Zijn ziel de kilte voelt, die van de zielen uitgaat. In de inwendige koorts van Jezus brengt God tot uitdrukking dat het uiteindelijk de Liefde is, die de Verlossing tot stand brengt. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - alle kilheid en koudhartigheid van zielen - de koorts van alle bekoringen waaraan zielen ten prooi vallen - elke situatie waarin zielen door toedoen van andere zielen morele koude zullen ervaren Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - elke aandoening die met koorts gepaard gaat - elke onverdraagzaamheid tegenover warmte - “opvliegers” - elk gevoel van koude - elke situatie waarin ik koel behandeld word - de koorts van elke bekoring Jezus slaapt nauwelijks Jezus laat geen tijd verloren gaan, en verlicht op symbolische wijze de duisternis der zielen met de Liefde van Zijn nachtelijke gebeden en offers. Jezus zoekt tijdens de nacht heel vaak de rust en stilte van het contact met God terwijl de wereld arm is aan indrukken. Hij wil hier tevens de zielen tonen dat Gods Licht ook waakt wanneer het duister wordt op de levensweg. Het langdurige slaapgebrek van Jezus draagt bij tot Zijn uitputting. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk element van duisternis - het nachtleven, waarin zovele zonden bedreven worden - de vele handelingen waardoor mensen hun medeschepselen van nachtrust beroven - het feit dat in ontelbare zielen de duisternis in woord en gedachten, in doen en laten, in denken en voelen, nooit tot rust komt 41 Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - slapeloosheid, hetzij chronisch hetzij “toevallig” - elke inspanning om van slaap- of kalmeermiddelen te ontwennen - elke situatie van spirituele onwaakzaamheid, elk “inslapen” van het geweten - elk gebrek aan stilte in mijn leven - elk onvermogen om tot rust te komen of om af te stappen van een stresserend leven Jezus leeft in verregaande onthechting Zijn hele Leven lang onthecht de God-Mens Zich van alle bezittingen, vast Hij veelvuldig, getroost Hij Zich talloze ontberingen, aanvaardt Hij in volle innerlijke vrede alle beproevingen en lijden, zodat Hij in werkelijkheid reeds vóór de Passie een volmaakte zelfofferande in volkomen Liefde heeft gebracht. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - de talloze uitingen van genotzucht - alle gehechtheden - alle uitingen van materialisme - alle onvermogen van zielen om zich dingen of ervaringen te ontzeggen - alle honger in de wereld - alle armoede in de wereld - de vele zonden en werken van duisternis waardoor zielen andere zielen tot armoede zullen brengen, bijvoorbeeld door uitbuiting, sociale en economische ongerechtigheid, kolonialisme, oorlogen met economische motieven Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - elke vasteninspanning, elke ontzegging van voedsel of van iets waarnaar ik in feite verlang - elk gevoel van honger - alle armoede of elke vorm van gebrek - elke inspanning om een medeschepsel voedsel of drank te verschaffen - elke financiële of materiële tegenslag, elk verlies aan bezit 42 Jezus lijdt intens onder het gebrek aan Liefde van zielen jegens hun medeschepselen en jegens God Zijn hele Leven lang gaat de Verlosser gebukt onder verpletterende pijnen wegens het gebrek aan Liefde, dat uiteindelijk aan de basis ligt van alle zonde en ondeugd. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - de ontelbare uitingen van liefdeloosheid in de wereld - elk gebrek aan Liefde tot God Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door mij in te spannen om naar al mijn medeschepselen toe zoveel mogelijk handelingen van Liefde te stellen, woorden van Liefde te spreken, gedachten en gevoelens van Liefde te koesteren, Liefde te verspreiden in mijn hele aanwezigheid en voorkomen - door elke liefdeloze handeling of liefdeloos woord, waarvan ik ooit het slachtoffer ben geweest, en elke liefdeloze handeling of liefdeloos woord, waarvan ik in mijn omgeving getuige word, via de Moeder van Smarten op te dragen aan de Lijdende Jezus Het verblijf in de Hof van Gethsemani op de avond van Witte Donderdag De hele episode van Jezus in de Hof van Gethsemani is getekend door een verschrikkelijk Lijden in Zijn ziel, waarin zich alle zonden en ondeugden en alle werken van duisternis van alle tijden hebben verzameld om door het volmaakte Lijden (gedragen door de Goddelijke Liefde) te worden ontsloten. Jezus schouwt hier verschrikkelijke visioenen over de zondigheid van de mensheid, en alle gevolgen van de erfzonde. Hij biedt hier de Eeuwige Vader de voortdurende strijd van alle zielen tegen alle bekoringen aan. Het is in de Hof van Gethsemani dat Jezus op absoluut volmaakte en allesomvattende wijze alle werken van duisternis van de hele mensheid in verleden, heden en toekomst in Zich trekt voor volkomen ontsluiting van de uitboeting ervan gedurende de ongeveer achttien daarop volgende uren. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - ontelbare negatieve ontwikkelingen binnen de wereld en de Kerk, die Hij zopas heeft gesticht - het modernisme, dat in latere eeuwen Zijn pas ingestelde Kerk meer en meer van Zijn Hart en van de volheid der genade zal verwijderen - alle heiligschennissen 43 - elk gebrek aan godsvrucht, elk leven waarin God weinig of geen plaats zal krijgen - alle zwakheden en tekortkomingen, die alle zielen vatbaar maken voor bekoringen in ontelbare vormen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - alle vormen van innerlijke strijd, en de betrachting van de ware vrede van hart in elke innerlijke strijd op mijn levensweg - voortdurende strijd tegen alle bekoringen en voor spirituele groei - aanhoudend gebed en totale toewijding aan Maria met de intentie, onder Haar leiding de Verlossing en heiliging in mijzelf te voltooien - al mijn hartenpijn over vele dingen: de zonden der wereld, negatieve ontwikkelingen in wereld en Kerk, mijn eigen zwakheden, beperkingen, zonden, tekortkomingen, pijnlijke herinneringen - inspanningen van eerherstel voor de talloze zonden en werken van duisternis, die door zielen nooit worden gebiecht - inspanningen van eerherstel voor alle heiligschennissen en uitingen van modernisme, bijvoorbeeld door bewuste keuze voor geknielde Tongcommunie - regelmatig ontvangen van het Sacrament van de Biecht - bereidheid om offers te brengen voor de bekering van medemensen Beschouwen wij even enkele mijlpalen tijdens het verblijf van Jezus in de Hof van Gethsemani: Jezus verzucht: “Mijn ziel is bedroefd tot de dood toe” Jezus wordt zwaar bedroefd en beklemd in het overweldigend besef van de omvang en de ernst van alle zonden, die Hij nu door een Goddelijk Mysterie in hun volle omvang inwendig schouwt op de wijze zoals de Rechtvaardige God deze ziet. Hij valt daarbij ten prooi aan een gevoel alsof Zijn ziel onder deze verschrikkelijke ervaring zou sterven. In deze ervaring draagt Hij in werkelijkheid het voor Hem zo beangstigende en verpletterende besef dat ontelbare zielen daadwerkelijk in hun zonden zullen sterven, en balt alle Smart van Zijn Hart samen in het vuur van Zijn volmaakte Liefde, opdat zoveel mogelijk stervende zielen de genade van nieuw Leven zouden aanvaarden en uit hun zonden zouden opstaan voor een nieuw en deugdzaam leven. 44 Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - de veelvuldige neiging van zielen om zich over te geven aan allerlei vormen van depressie, zwaarmoedigheid en droefgeestigheid - elke uiting van knorrigheid, elk gebrek aan blijmoedigheid - elke gesteldheid van hart waardoor zielen zichzelf onwerkzaam laten maken voor Gods Werken - elk gebrek aan weerstand van zielen tegen inspiraties die niet uit de Bron van het ware Licht stammen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door iemands zorgen te delen, hem bij te staan in zijn zielennood - door een droefgeestige medemens nieuwe vreugde, moed, hoop, innerlijke vrede en rust te schenken - door elke inspanning om een zonnetje voor elk medeschepsel te zijn, en mijn medeschepselen niet tot slachtoffer van mijn eigen kruisen te laten worden - door elke inspanning om een bekoring te overwinnen en zonden te vermijden Jezus verzucht: “Vader, moge deze Kelk aan Mij voorbijgaan” Jezus wordt gedurende enkele ogenblikken verpletterd onder het besef van Zijn lot. Alle zonden, ondeugden en duistere werken van alle zielen van alle tijden dienen zich nu voor Zijn innerlijke blik aan als de Kelk van het Heil, die gevuld is met een walgelijk bittere vloeistof als vrucht van de duisternis. Hij doorschouwt de onmetelijke diepte van het Lijden in Lichaam en ziel, waartoe Hij geroepen is, en wordt verpletterd onder het besef dat dit niettemin voor zeer velen vruchteloos zal zijn. De bitterheid overweldigt Hem zodanig, dat Zijn ziel gedurende enkele ogenblikken door een intense walging wordt gewurgd. Gedurende deze ervaring voelt Jezus misselijkheid tot in het Lichaam. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - alle twijfel die bij zielen zal rijzen ten aanzien van Gods Werken, Zijn Liefde, en hun toekomst - elk spoor van ongeloof, elke moedeloosheid, elk gebrek aan vertrouwen in Gods Voorzienigheid - elke situatie waarin mensenzielen de strijd voor hun Heil of voor de verwezenlijking van hun levensopdracht zullen opgeven - elke zelfmoord 45 - elke situatie waarbij een ziel zich verzet tegen iets dat plots onverwacht op haar pad komt - elke situatie waarin zielen opzien tegen een nieuwe taak die zij op hun levensweg vinden, en die hen aanvankelijk als eerder onaangenaam overkomt - vele vormen van innerlijke strijd in zielen - elke weigering van zielen om beproevingen of hun lot te aanvaarden en er voor Gods Heilsplan het beste van te maken Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - mijn voortdurende strijd tegen alle twijfel, elk spoor van ongeloof, elke moedeloosheid, elk gebrek aan vertrouwen in de Goddelijke Voorzienigheid - elk gevoel van misselijkheid of walging, zowel lichamelijk als in de ziel - spijsverteringsstoornissen, maagpijn, maagzweren (ook als uiting van spirituele indigestie) - elke inspanning om mijn lot en mijn dagelijkse kruisen als een geschenk van Gods Barmhartigheid en Liefde te beschouwen - mijn berouw over, en goedmaking van, elk ogenblik van mijn leven waarop ik aan twijfel ten aanzien van Gods Liefde en Zijn Werken ten gunste van de hele schepping, en ten gunste van mijn eigen leven, heb toegegeven - alle situaties van mijn leven waarbij ik mijn eigen zin heb gedaan of slechts mijn eigen behoeften heb bevredigd, in plaats van de christelijke deugden te volgen (onder andere de zelfverloochening, offerbereidheid, en naastenliefde in al haar vormen) Jezus verzucht: “Niet Mijn Wil geschiede, Vader, maar de Uwe” Jezus heeft gewankeld om aan te tonen dat niet de Godheid in Hem, doch de Mens in Hem, de zielen moet verlossen. Zijn menselijke component stelt nu het grote voorbeeld van volmaakte overgave en zelfverloochening in het besef van Zijn roeping, Zijn levensopdracht als de Verlosser. Jezus geeft Zich totaal aan Gods Wil over, en verzamelt in Zich de kracht van de vlekkeloze Liefde om niet over de zondige zielen te walgen, doch hen lief te hebben tot in de Dood. Jezus maakt voor de zielen de genade van kracht tot zelfoverwinning ten gunste van de medeschepselen vrij. 46 Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk protest van zielen tegen hun lot en tegen de beschikkingen van Gods Voorzienigheid in hun leven - elk verkeerd gebruik van de menselijke wil, dit wil zeggen: elk gebruik ervan in afwijking van Gods Wet en Zijn Plannen, met duistere doelstellingen voor ogen - elk gebrek aan plichtsbewustzijn - elke situatie waarin zielen hun leven slechts voor zichzelf leiden, zonder rekening te houden met Gods geboden, met Zijn Wet van Liefde, met Zijn Werken en Plannen, en met hun medeschepselen en hun noden Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door elk zoeken naar mijn eigen ware roeping en naar Gods Wil in mijn eigen leven - door toewijding van de zielen die niet Gods Wil zoeken, en die hun vrije wil verkeerd gebruiken, dit wil zeggen: die hem niet gebruiken om handelingen te stellen die Gods Werken bevorderen - door mij niet te laten ontmoedigen door zielen voor wie mijn gebeden en offers nutteloos en onwerkzaam lijken - door elke uiting van zelfverloochening voor het Heil van zielen Jezus begint Bloed te zweten Onder invloed van de buitengewoon intense emotionele stress waaronder Jezus in de aanschouwing van de duisternis van alle eeuwen wordt verpletterd, begint Jezus Bloed te zweten. Zijn Lichaam geeft hier uitdrukking aan het verlies aan Goddelijk Leven in de zielen: Het Goddelijk Bloed is Drager van het Goddelijk Leven, en wordt hier uit het Lichaam van de Verlosser geperst. Ziel en Lichaam van Jezus staan hier onder een verpletterende druk vanwege het innerlijk visioen dat Hij schouwt, waarin Hem wordt getoond hoeveel zielen verloren gaan doordat zij het Goddelijk Leven uit zich verstoten. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke handeling of elke gesteldheid waardoor zielen het ware Leven uit zich zullen laten wegvloeien - elke situatie waarin zielen kiezen voor de duisternis en zich afwenden van het Licht 47 Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door toewijding en goedmaking van elke situatie in mijn leven, waarin ik in woord of daad, in nalatigheden, in gedachten of verlangens, werken van duisternis heb gedaan of deze van andere zielen heb bevorderd Jezus vindt Zijn leerlingen slapend Jezus wordt tot in de kern van Zijn ziel gewurgd door de ervaring van de duisternis, die Hij in al haar lelijkheid, in al haar verwoestende kracht en in al haar omvang in Zich en om Zich heen waarneemt. Omdat Hem bekend is, dat elke ziel de Verlossing, die Hij zal ontsluiten, in zichzelf zal moeten waarmaken door haar eigen inspanningen met deze van de Christus te verbinden, wordt Hij door een immense droefheid bevangen wanneer Hij vaststelt dat de apostelen in de Hof in slaap zijn gevallen, in plaats van Hem in het gebed te ondersteunen. Jezus schouwt hierbij het visioen van het slapende geweten bij ontelbare zielen. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk gebrek aan waakzaamheid van zielen ten aanzien van de bekoring en van de werken van duisternis in hun omgeving en in zichzelf - elke situatie waarin zielen hun geweten in slaap laten wiegen - elke situatie waarin zielen niet op andere zielen kunnen rekenen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door opoffering van mijn eigen eenzaamheid - door een eenzame gezelschap te houden, of bijvoorbeeld samen met iemand te waken, die niet kan slapen - door goedmaking van elke handeling die ik ondoordacht heb gesteld, en die iemand schade heeft berokkend in lichaam, ziel of levensloop - door goedmaking van elke situatie waarin een medemens niet op mij heeft kunnen rekenen in zijn nood De kus van het verraad Jezus schouwt de uitwerkingen van alle denken en voelen dat door wereldse invloeden wordt verontreinigd, en dat de ziel van God en van haar behoeften aan eeuwig Heil wegtrekt. De belichaming van deze uitwerkingen betreedt nu de Hof van Gethsemani in de gestalte van Judas Iskarioth. Judas heeft Jezus pas voor geld verraden aan hen die Hem vervolgen. Het Hart van Jezus wordt verscheurd door een visioen van de velen die Hem dagelijks zullen verraden door schijnbaar – voor het oog der mensen – Liefde te hanteren, doch in werkelijkheid werken van duisternis te doen. Judas had drie jaar lang het geschenk van Jezus’ 48 Tegenwoordigheid genoten, en toont zich nu ondankbaar voor dit godsgeschenk door te kiezen voor het geld in plaats van voor de Liefde van en voor God. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke uiting van corruptie - elke vorm van verraad en verklikking - elke uiting van valsheid - alle ondankbaarheid - alle gebrek aan openheid en ontvankelijkheid van zielen ten aanzien van de Goddelijke genaden - elke situatie waarin zielen de voorrang geven aan geld boven God en Zijn Werken Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door eerherstel te brengen voor alle ondankbaarheid - door opoffering van de pijn over ondankbaarheid die ik zelf ervaar - door opoffering van elke situatie waarin ik mij verraden heb gevoeld - door offers en gebeden voor elke situatie waarin mensen verraden worden, of in het verleden verraden zijn - door offers te brengen voor zielen die zich niet blijken te kunnen openstellen voor Gods genaden De gevangenneming van Jezus Judas heeft toegegeven aan de bekoring om de Messias te kussen en hierdoor een werk van duisternis te stellen onder het uiterlijke teken van de Liefde. De duisternis raakt hier het Licht aan, en begint haar pogingen om het Licht uit te schakelen nadat zij het drie jaar lang heeft vervolgd. Het Hart van Jezus scheurt verder open in de vaststelling van de vlucht van Zijn apostelen. De apostelen slaan namelijk op de vlucht uit angst voor hun eigen toekomst, omdat zij nog onvoldoende doordrongen zijn van het bovenaardse karakter van het gebeuren, van het feit dat alles hier gebeurt omdat het zo moet gebeuren voor het Eeuwig Heil van alle zielen, en dat zij daarin een rol te vervullen hebben, die oneindig belangrijker is dan hun drang tot zelfbehoud. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - alle gebrek aan geloof in de onfeilbaarheid van Gods Werken - elke situatie waarin zielen de tekenen van Gods Voorzienigheid niet zien 49 - elke keuze van zielen voor hun zelfbehoud, waarbij zij eventueel hun medemens in de steek laten - alle volharding van zielen in de zonde, ondanks alle Licht dat deze zielen in hun leven ontvangen - verslaving aan al het wereldse Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door offers te brengen voor: - zielen die vastzitten in materialisme, en die lijken te leven voor het geld - zielen die niet loskomen uit werelds denken, voelen en verlangen, en die blind lijken voor Gods tussenkomsten in hun leven - door in mijzelf elke neiging tot materialisme te bestrijden, in eenheid met Maria - door elke inspanning om de Werken van Gods Voorzienigheid in mijn leven te herkennen, en er gevolg aan te geven Jezus wordt voor de hogepriesters gebracht De hogepriesters vertegenwoordigen de wet en de rechtspraak van het joodse volk. Voor hen is Jezus een opruier, een heiligschenner, een godslasteraar, een revolutionair die de joodse wet en godsdienst komt veranderen en Zichzelf daarbij tot Zoon van God verheft. Zij kunnen niet aannemen dat Hij de lang verwachte Messias is. Omdat zij zichzelf als de behoeders van het joodse volk beschouwen, moeten zij tot iedere prijs Jezus uitschakelen. Tijdens Zijn langdurige zwijgzaamheid bij de hogepriesters schouwt Jezus visioenen van alle aspecten van duisternis waarmee Hij hier wordt geconfronteerd. Voor Jezus is deze passage het grote symbool voor elke antichristelijke ontwikkeling en elk antichristelijk denken en handelen in de geschiedenis van de mensheid. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - het onvermogen van zielen om objectieve oordelen te vellen - vooringenomenheid van zielen - leugens - dwaling, en verblinding van zielen voor Gods enige Waarheid en voor hun eigen zielsgesteldheid en eigen fouten en zwakheden - elk misbruik van gezagsposities (hooggeplaatste personen die hun verantwoordelijkheden verkeerd gebruiken) - alle situaties waarin zielen de dood van andere zielen zullen wensen - alle vormen van vervolging 50 - alle onbegrip - elke vorm van tegenwerking omwille van geloofszaken - alle onenigheid (het Sanhedrin – het hooggerechtshof – is hier in twist over Jezus) - alle belastering en elke leugen die over een persoon, zijn werken en zijn levenshouding wordt verspreid - euthanasie, abortus en anticonceptie (de joden wilden tot iedere prijs het ware Leven – de Christus – doden) - elk negatief en onterecht oordeel dat over een medemens wordt geveld - alle onrechtvaardigheid in en buiten rechtbanken - alle verstarring, alle onvermogen om ten goede te veranderen - arglistigheid, elke situatie waarin op listige wijze valstrikken voor mensen worden gespannen - alle situaties waarin de Waarheid “aangepast” wordt bij de eigen noden, teneinde de eigen verkeerde voornemens te kunnen rechtvaardigen - bewuste misleiding van de medemens (de hogepriesters wilden absoluut alle joden laten geloven dat Jezus een valse profeet was) - elk politiek regime dat op willekeur gebaseerd zal zijn - alle nijd, afgunst en jaloersheid (onder de joodse overheden heerste veel afgunst vanwege de populariteit van Jezus in bepaalde lagen van de bevolking) - elke uiting van onoprechtheid, heimelijk gedrag, achterbaksheid, listigheid - elke vorm van ongeduld (Jezus stelt tijdens deze schijnverhoren een grote akte van geduld) Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door eerherstel te brengen voor euthanasie en abortus - door het opdragen van mijn pijn over elk negatief en zelfs onterecht oordeel dat door medemensen over mij wordt geveld - door offers voor de ontelbare leugens in de wereld - door eerherstel voor alle onrechtvaardige rechtspraak en alle vervolging in de wereld - door offers voor alle antichristelijke bewegingen en ontwikkelingen in de wereld - door zelf alle onrechtvaardigheid, achterbaksheid en onoprechtheid in mijn eigen gedrag te vermijden 51 De verloochening door Petrus Petrus heeft Jezus verzekerd dat hij voor Hem zijn leven zou geven. De Verlosser heeft hem er echter voor gewaarschuwd dat hij Hem spoedig zal verloochenen. Zo gebeurt het. Petrus bevindt zich tijdens de verhoren van Jezus door de hogepriesters, buiten het paleis, in de hoop, daar nieuws over het lot van Jezus te vernemen. Uit vrees voor zijn eigen veiligheid beweert hij tot drie maal toe, dat hij niet bij Jezus hoort en Hem niet kent. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - de situaties waarin zielen zich zullen schamen om toe te geven dat zij christenen zijn - de situaties waarin zielen, die van herkomst of opvoeding christen zijn, naar andere godsdiensten zullen overlopen, en hierdoor de enige ware Bron van Gods Waarheid zullen verloochenen - het aanhangen – in het bijzonder vanwege zielen die van oorsprong christen zijn – van esoterische systemen, allerlei vormen van bijgeloof en van filosofische systemen die de enige Waarheid verloochenen voor schijnwaarheden en dwalingen - alle zelfoverschatting, het volledig vertrouwen op eigen kracht (zonder God om bijstand te vragen) - elk verzuim om te bidden voor het overwinnen van eigen zwakheden - elk onvermogen om een goed voornemen ten uitvoer te brengen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door dagelijks gebed voor de overwinning van eigen zwakheden - door afstand te nemen van alle esoterisch denken, van alles wat mij van Gods enige Waarheid kan wegleiden - door mij er niet over te schamen dat ik christen ben - door in alle omstandigheden vast te houden aan het roomskatholicisme Pilatus veroordeelt Jezus tot de geseling Pilatus vindt geen schuld in Jezus, doch zwicht voor de druk van de joodse overheid, die deze “godslasteraar” absoluut uit de weg wil ruimen, en durft Jezus niet zonder meer vrij te laten. Hij laat Hem geselen, in de hoop dat dit de gemoederen van de vijandige elementen zal bedaren. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke situatie waarin aan onschuldige zielen een straf wordt opgelegd omdat andere zielen belang hebben bij deze bestraffing 52 Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door goedmaking van situaties waarin ik iemand heb benadeeld door toe te geven aan de druk van een derde Het lichaam van Jezus wordt langdurig gegeseld Niet alleen wordt Jezus volkomen onterecht tot een geseling veroordeeld, bovendien overschrijdt deze geseling om onverklaarbare redenen vele malen het wettelijk toegelaten maximum. Deze hele tijd lang schouwt Jezus innerlijk visioenen van ontelbare soorten zonden, ondeugden en werken van duisternis, die alle verband houden met de lichamelijke natuur van de mens. In de langdurigheid en de intensiteit van de geseling wil Gods Voorzienigheid de mensheid van alle tijden aantonen hoe verschrikkelijk zwaar en omvangrijk de last van de zonden en duistere werken weegt, die rechtstreeks verband houden met een verkeerd gebruik van, of een verkeerde aandacht voor, het lichaam. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - alle uitingen van ijdelheid - elke overdreven aandacht voor het lichamelijke - elk misbruik van lichamelijke kenmerken voor erotische doeleinden - elk nastreven van lichamelijk genot en verwenning - elke uiting van zedeloosheid, pornografie, onkuisheid, prostitutie ontucht, ontaarde seksualiteit, - elke onmatigheid in eten en drank - elke zucht naar genot in verslavingen (alcohol, drugs, roken, eten, snoepen...) - elke vorm van regelloosheid (overschrijding van wettelijk toegestane limieten) - alle mishandeling van medeschepselen - alle ongeremde agressie tegen medeschepselen - elke uiting van sadisme Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door aanvaarding en opoffering van al mijn lichamelijk lijden, ongemakken en beproevingen - door het brengen van offers voor alle situaties waarin schepselen gepijnigd worden - door mijn bestreving van lichamelijke genietingen steeds sterker te matigen 53 - door te ontwennen van elke vorm van verslaving - door offers te brengen voor de bestrijding van alle ijdelheid, erotiek, lichamelijke genotzucht, zedeloosheid, ongebreidelde seksualiteit - door het brengen van offers en eerherstel voor alle leeg vermaak, feesten en feestmaaltijden, alles wat op de bevrediging van lichamelijke behoeften is gericht Jezus wordt met een kroon van doornen gekroond Na de geseling wordt Jezus, die op dat ogenblik méér dood dan levend lijkt, op een blok neergezet, met een purperen mantel bekleed, een rietstok in de hand gegeven, en met een kroon van doornen gekroond. Hij wordt bespot en op de doornenkroon geslagen. God laat zien hoezeer de ziel – het hoogste niveau van het menselijk wezen (hier uitgedrukt door het hoofd) wordt verwond door de hoogmoed, die zovele zielen in zijn greep houdt. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke vorm van hoogmoed, trots, zelfverheffing, verwaandheid, zichzelf belangrijk achten - elke situatie waarin een ziel zich boven een andere ziel stelt en deze met minachting, misprijzen, beledigend, vernederend of neerbuigend behandelt - elke bespotting van een medeschepsel - elke vorm van lichtzinnigheid, van gebrek aan ernst - elke uiting van misprijzen voor een medemens - elke uiting van gevoelloosheid en gebrek aan inleving ten aanzien van een medeschepsel - elk kwetsend woord of elke situatie die beoogt, medeschepselen te kwetsen - elke geestelijke kwelling, medemensen het leven zuur maken - elke situatie waarin de mensheid zichzelf God waant, en onder andere door wetenschap en technologie “voor God zal spelen” - elk politiek regime en elke organisatie waarin mensen systematisch vernederd en van hun waardigheid beroofd worden Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - al mijn vernederingen - alle gebeurtenissen of woorden die mij ooit hebben gekwetst 54 - alle geestelijk martelaarschap dat ik ooit heb ondergaan door goedmaking van elke situatie waarin ik: - hoogmoedig of zelfvoldaan ben geweest - mij boven mijn medemens heb gesteld - medeschepselen geestelijk leed of hartenpijn heb aangedaan De terdoodveroordeling bij Pilatus Ondanks het feit dat Jezus in het Lichaam reeds vrijwel onherkenbaar verminkt is, eisen de joodse overheden met alle mogelijke overtuigingskracht Zijn Dood. De Belichaming van Gods enige Waarheid moet sterven, omdat de Waarheid een bedreiging vormt voor de vele waarden waaraan de gevestigde overheden willen vasthouden. Pilatus laat het volk de keuze om Jezus al dan niet vrij te laten. Ontelbaren laten zich tegen Hem ophitsen. Pilatus vreest voor zijn geloofwaardigheid in Rome indien hij aan de eis van het volk niet zou toegeven, en hij veroordeelt Jezus tot de Kruisdood. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke situatie waarin zielen uit de weg geruimd worden omdat zij een bedreiging vormen voor een gevestigd politiek, sociaal of economisch regime - elke situatie waarin zielen kiezen voor de wereld en tegen datgene, wat van God komt (zoals de keuze ten gunste van Barabas en ten nadele van Jezus) - alle opruiing en ophitsing van zielen tegen andere zielen - elke situatie waarin zielen zich door anderen laten meeslepen tegen Gods Waarheid - elke situatie waarin zielen tegen andere zielen worden opgezet - elke situatie waarin een ziel onder valse voorwendselen wordt veroordeeld - menselijk opzicht - alle antichristelijke maatregelen - elk besluit om God uit het leven en uit de samenleving te verbannen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door goedmaking en eerherstel te brengen voor: - elke situatie waarin ik ten prooi ben aan menselijk opzicht, en bijvoorbeeld kies voor datgene waarvoor anderen kiezen, ook al weet ik 55 dat God iets beters van zielen verwacht, en dit uit vrees voor wat mensen van mij zullen denken of over mij zullen zeggen - elke situatie waarin ikzelf of anderen kiezen, of hebben gekozen, voor wereldse belangen in plaats van voor de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken - elke situatie waarin ik mensen tegen elkaar heb opgezet of opgehitst door ervoor te zorgen dat God in mijn leven een centrale plaats in alles krijgt, bijvoorbeeld door totale en diep doorleefde toewijding aan de Allerheiligste Maagd Maria, de Meesteres van alle zielen krachtens Goddelijk Besluit Jezus omhelst innig het Kruis Wanneer Jezus bij het Kruis wordt gebracht, dat Hij op de schouders naar Golgotha zal moeten dragen, werkt zich in Hem een gesteldheid uit, die de uitboeting zal ontsluiten van één van de grootste hindernissen voor het Heil van zielen: het gebrek aan aanvaarding. Jezus aanvaardt niet alleen zonder morren Zijn veroordeling, Hij omhelst bovendien in de vurigste Liefde het instrument waarop Hij zal sterven: een akte van absoluut volmaakte aanvaarding van de beproevingen en van het lot. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke ontevredenheid van zielen over hun lot of hun levensloop - elk protest tegen beproevingen en lijden - elk afwijzen van het kruis op de levensweg - elk verlangen van zieken dat op hen euthanasie moge worden toegepast (= definitieve afwijzing van het kruis) - elke situatie waarin zielen absoluut meteen van een ongemak verlost willen worden, vandaar ook – bijvoorbeeld – overmatig gebruik van pijnstillende middelen of medicijnen in het algemeen - elk gebrek aan onbaatzuchtigheid (Jezus omhelst het Kruis niet omdat het Hem, maar wel omdat het de zielen nut zal brengen) Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - alle ontwikkelingen op mijn levensweg, het geheel van mijn levenslot, alle beschikkingen van Gods Voorzienigheid op mijn levensweg, die als geheel kan worden beschouwd als de “kruisweg” van mijn ziel door volledige aanvaarding van al mijn beproevingen, in Liefde tot God, tot Maria en tot alle schepselen, en dagelijks gebed om een sterk vermogen tot aanvaarding te ontwikkelen 56 door goedmaking van alle situaties waarin ik op het verloop van mijn leven heb geprotesteerd De hele Kruisweg Nadat Jezus het Kruis heeft omhelsd, gaat Hij ermee op weg naar Golgotha. De hele Kruisweg staat symbool voor de levensweg van elke ziel, het lot, het geheel van de Werken van Gods Voorzienigheid voor een ziel op haar levensweg. Langsheen de weg drummen talloze zielen samen. Jezus ziet en hoort de meest uiteenlopende reacties, van onbegrip over Zijn veroordeling tot opluchting en zelfs vreugde erover, van medeleven tot onverholen vijandigheid, van rouwklachten tot beschimpingen en verwijten. Het godsvolk is in opschudding. Velen gaan echter ook gewoon door met hun leven alsof er niets aan de hand is. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - alle onverschilligheid over het lot van een medeschepsel - elk gebrek aan geestdrift, vuur of belangstelling voor Gods Werken - elke situatie waarin zielen totaal met zichzelf bezig zijn, en hierdoor niet geraakt worden door datgene wat buiten hen met schepselen gebeurt - elke uiting van opdringerigheid - elke uiting van leedvermaak over het droevige lot van een medemens Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door offers te brengen tot goedmaking voor elk ogenblik waarin ik onverschillig ben geweest ten aanzien van het lot van mijn medemens, of ten aanzien van Gods Werken, of waarop ik mij over het droevige lot van een medemens heb verheugd - door regelmatig het Lijden van Jezus te gedenken, onder andere via de Heilige Mis, en door Hem te danken voor Zijn Kruisweg, waardoor Hij de vruchtbaarheid van mijn eigen dagelijkse kruisweg heeft ontsloten Bij het begin van de Kruisweg wankelt Jezus onder Zijn last Wanneer Jezus het Kruis op Zijn schouder laadt, is Hij reeds buitengewoon verzwakt door de reeds lang aanhoudende uitputting en de geseling. Niet alleen Zijn lichamelijke uitputting, de vele wonden, en het immense gewicht van het zware Kruishout zijn verantwoordelijk voor Zijn wankeling: God brengt hier eveneens de enorme last van alle zonden van alle tijden tot uitdrukking, want de Kruisweg is de weg van het dragen van het Kruis van alle zonden naar de berg waarop deze zonden als het ware met de Verlosser één gemaakt zullen worden om “in Hem ter dood te worden gebracht”. 57 Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - de totale zondelast van alle tijden - alle wankelmoedigheid, aarzeling en twijfel ten aanzien van de keuze voor God en ten aanzien van de aanvaarding van het eigen lot en van de weg die door Gods Voorzienigheid voor de ziel is beschikt - elk gebrek aan doorzettingsvermogen ten aanzien van de levensopdracht, elke neiging van zielen om in de beproeving bij de pakken te blijven zitten Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door offers te brengen tot goedmaking van mijn ogenblikken van twijfel, van onzekerheid, van onstandvastigheid in het geloof, van gebrek aan strijdlust voor het goede - door dagelijks gebed om kracht om alle beproevingen en kruisen van de dag te kunnen dragen, en deze dan in Liefde te dragen als eerbetoon aan de kruisdragende Jezus en de Moeder van Smarten Eerste val van Jezus onder het Kruis Jezus kan de last van het Kruis der zonden niet ononderbroken torsen. Meermaals zal Hij onder de last ter aarde neervallen, niet alleen wegens lichamelijke uitputting: God wil de zielen absoluut duidelijk maken hoe zwaar het Werk van Verlossing van zielen uit hun verschrikkelijke zondigheid wel is, en hoe zwaar de zonden op de Verlosser drukken. De zielen vallen voortdurend onder de meest uiteenlopende vormen van zonde, ondeugd en werken van duisternis, en keren daarbij als het ware steeds opnieuw naar de aarde (het wereldse) terug. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke situatie waarin een ziel ten val komt onder de druk van bekoringen - elk gebrek aan bewustwording of elk geval van “niet willen zien” van eigen fouten en nalatigheden, en van alles wat de ziel van het Heil weghoudt Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door offers tot goedmaking van: - mijn eigen momenten van verblinding en deze van de mensheid als geheel - alle situaties in mijn leven waarin ik voor bekoringen ben gevallen - elke neiging om toe te geven aan de “aantrekkingskracht” van wereldse zaken 58 Ontmoeting tussen Jezus en Maria op de Kruisweg Jezus wordt tezelfdertijd verrukt en diep bedroefd wanneer Hij Zijn Moeder naast de weg opmerkt. In Hem voltrekken zich intense pijnen over Haar Smart, die door weinigen begrepen zal worden, en verrukking over Haar volmaakte vervulling van de opdracht van medeverlossing, waartoe Zij voor alle tijden is geroepen. Jezus ervaart intens de parallel tussen Maria’s Aanwezigheid op Zijn Kruisweg, en Haar Aanwezigheid op de kruisweg van alle zielen die Haar zullen willen opmerken, met andere woorden: in wier leven Maria een belangrijke rol zal kunnen vervullen. Jezus lijdt intens onder het besef dat vele zielen de ware rol waartoe Maria voor alle tijden door Gods Wijsheid voor hun Verlossing en heiliging is geroepen, niet zullen begrijpen en niet zullen willen erkennen. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke versmading, vanwege zielen, van de grote ondersteunende en krachtgevende rol waartoe Maria is geroepen tijdens de beproevingen van een ziel op haar levensweg - de onwil van vele zielen om Maria als Medeverlosseres te aanvaarden Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? Door mij totaal en onvoorwaardelijk aan Maria toe te wijden, en aan Maria alle zielen op te dragen, die onverschillig, negatief of vijandig staan tegenover Mariatoewijding. Simon van Cyrene De krachten van Jezus blijven afnemen. Gods Voorzienigheid toont nu de zielen dat Zijn Plan van Verlossing voorziet, dat de mens voor zijn Verlossing met zijn God moet meewerken. Jezus draagt voor alle eeuwen het Kruis der wereld, doch elke ziel moet dit in haar eigen leven aanvullen. Dit is het teken dat Hij stelt via Simon van Cyrene, die door de begeleiders van Jezus wordt aangeduid om de Veroordeelde te helpen bij het dragen van Zijn Kruis. De houding van Simon verandert tijdens het contact met Jezus zo duidelijk, dat hij het hele proces van de Verlossing van een ziel tot uitdrukking lijkt te brengen: Hij evolueert van onwil tot medewerking met de Verlosser naar versmelting met Zijn Hart – een mooi voorbeeld, alsook een prachtig beeld van hoop, dat ons door God wordt geschonken. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk gebrek aan naastenliefde, elke weigering van hulp aan een medeschepsel, elke nalatigheid om een medeschepsel te helpen, of moreel te ondersteunen, bij het dragen van het kruis 59 - elk gebrek aan besef dat God in elk schepsel woont - elke nalatigheid van zielen om hun bijdrage tot de heiliging van de hele mensheid te leveren - elk onvermogen van zielen om hun eigen schuld, hun eigen aandeel in het kruis der wereld, te erkennen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door opoffering van: - al mijn hulp aan mijn medemens, zodat deze beter in staat is om zijn levensopdracht te vervullen - al mijn gebeden en offers voor verlichting en bekering van mijn medemens - elke situatie waarin ik iemands lot help dragen, bijvoorbeeld door iemand daadwerkelijk te ondersteunen wanneer deze om medische redenen bepaalde voedingsmiddelen niet mag eten, zich bepaalde dingen moet ontzeggen, enzovoort door regelmatig gebed voor alle zielen, dat zij inzicht in eigen verantwoordelijkheden voor Gods Werken en Plannen mogen verwerven. Tussenkomst van Veronica Jezus ontvangt een volgende lichtpunt wanneer Veronica zich op Zijn Kruisweg aandient met een doek en een kruikje wijn. Jezus wijst de wijn liefdevol af, omdat Hij Zijn Lijden niet wil verlichten. Op het doek drukt Hij met één handgebaar Zijn Gelaat af, tot nalatenschap aan de zielen: De kruisdragende Verlosser drukt Zijn Aanschijn in werkelijkheid in de harten. Deze handelingen zijn opnieuw dragers van Goddelijke lessen: Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke situatie waarin zielen gelasterd worden, over zielen geroddeld wordt, kwaad wordt verteld, zielen met woorden besmeurd worden, verdachtmakingen over zielen worden geuit - elk gebrek aan offerbereidheid (Jezus wijst hier zelfs de wijn af, terwijl Hij uitdroogt van de dorst) Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door: - het gelaat van mijn medemens schoon te wissen (ertoe bij te dragen dat anderen geen negatief beeld over hem krijgen, en te beletten dat hij gelasterd wordt of geen slechte naam krijgt, en een belasterde ziel in ere te helpen herstellen) 60 - niet mee te doen aan roddel over mijn medemens - mijn best te doen om niets dan positieve dingen over mijn medemens te zeggen - te zorgen dat mijn medemens niet gehoond wordt (bijvoorbeeld: iemands kleding helpen ordenen zonder dat anderen dit kunnen merken) - een medeschepsel zijn waardigheid terug te schenken Tweede val van Jezus onder het Kruis Jezus valt niet zomaar een tweede maal. God schenkt een les in het vallen van Jezus, maar ook een les in de herhaling ervan. Bij Zijn tweede val onder het Kruis schouwt Jezus beelden, die Zijn Hart doen lijden onder de wispelturigheid van de menselijke natuur (elke ziel valt tijdens haar leven op aarde meermaals, onder invloed van de menselijke zwakheden). Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke situatie waarin beloften niet nagekomen worden - elke contractbreuk - elke wankelmoedigheid en besluiteloosheid - het breken van verbonden (huwelijk, priesterschap, breken van kloostergeloften en uittreding uit kloosterleven, toewijding aan Maria) - elke vorm van ontrouw, overspel - het breken van een eed Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door eerherstellende offers te brengen voor elke vaste afspraak, elk verbond, elke gelofte, die ik niet ben nagekomen - door elke ziel die een gelofte of verbond heeft gebroken of wil breken, onder Maria’s hoede te stellen - door elke inspanning om ervoor te zorgen dat mijn medeschepsel in alle omstandigheden op mij kan rekenen, en weet wat het aan mij heeft Ontmoeting met de vrouwen van Jeruzalem Jezus merkt langsheen de Kruisweg een groepje vrouwen, die Zijn veroordeling bewenen. Medelijden met de Lijdende lijkt een lovenswaardige ingesteldheid. Niettemin wijst Jezus erop, dat medelijden ook heel oppervlakkig, heel werelds kan zijn. Wie over Jezus weent als over “een beklagenswaardige lijdende mens”, heeft niet begrepen wat 61 hier werkelijk aan de hand is. Jezus wijst erop, dat de zielen niet eenvoudig naar datgene moeten kijken, wat zij voor hun ogen van vlees zien, doch naar datgene, wat erachter zit, naar de diepe oorzaak, reden en bedoeling van elk gebeuren. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk onvermogen van zielen om dieper te kijken dan de uiterlijke schijn - elk oppervlakkig oordeel over situaties of mensen - elk onvermogen om de effecten van de zonde te herkennen, of om het verband tussen de zonde en haar gevolgen te herkennen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door dagelijks gebed opdat ik: - moge leren, van alles méér te zien en te begrijpen dan louter de oppervlakkige, zichtbare aspecten, en dus te beseffen dat alles veel diepere gronden heeft dan de wereldse schijn laat vermoeden - in staat moge zijn, de situatie van mensen niet volgens de uiterlijke schijn te beoordelen - het verband moge leren zien tussen situaties of gebeurtenissen enerzijds, en spirituele oorzaken die aan de basis ervan liggen anderzijds (een voorbeeld: natuurrampen als gevolgen van onevenwichten in de schepping door de zonde en door duistere werken van zielen) Derde val van Jezus onder het Kruis In de derde val van Jezus onder het Kruis vestigt God de aandacht op de neiging van de menselijke natuur om steeds opnieuw naar het wereldse terug te keren alsof daarin alle Heil vervat zou zijn. Daarom is ook het moment van het opstaan van Jezus hier zo belangrijk: Hij staat op om het laatste stukje weg naar de bekroning van Zijn opdracht te volbrengen, en wijst hiermee op de noodzaak voor de ziel om zich van de aantrekkingskracht van het wereldse los te maken om de vlucht naar haar verheerlijking te kunnen volbrengen. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke hardnekkige gehechtheid, elke vaste gewoonte waarvan de ziel niet kan loskomen - onvermogen om los te komen van de wereld en zijn valstrikken en verleidingen - het steeds opnieuw naar de verlokkingen der wereld terugkeren en er steeds weer naar verlangen 62 - elke neiging om vast te houden aan het eigen verleden, en er steeds opnieuw naar terug te keren - elke neiging tot ontmoediging door veelvuldig vallen of door een veelheid aan beproevingen, elk onvermogen om te herbeginnen - het niet leren uit fouten - elk gevoel dat het “op een zonde minder of meer niet meer aankomt” Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door offers tot goedmaking voor alle situaties van mijn leven, waarin ik heb toegegeven aan wereldse verleidingen - door zo weinig mogelijk stil te staan bij de details van mijn verleden - door ernaar te streven, na elke terugval in het wereldse, opnieuw te beginnen voor een leven dat meer vruchten brengt voor Gods Werken - door volhardende inspanningen en gebed om los te komen uit hardnekkige gewoonten en gehechtheden De Schouderwonde Het Kruis van Jezus bestaat uit twee zware balken uit stevig hout. Het geheel vormt een heel zwaar gewicht, dat doorheen de smalle stegen van Jeruzalem over een grotendeels hobbelig wegdek, en ten dele stijgend, naar de top van de heuvel van Golgotha moet worden gedragen. Vanwege het stappen en de hobbelige en stijgende weg, slaat het gewicht van het Kruis voortdurend tegen Zijn schouder, en schaaft deze zo intens, dat een diepe wonde ontstaat. In werkelijkheid is het het gewicht van de zonde, dat Jezus zwaar verwondt. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - alle protest van zielen over hun beproevingen of over de loop van hun leven, elke opstandigheid tegen het dagelijks kruis, elke jammerklacht over beproevingen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door elke inspanning om geen enkele klacht te uiten over mijn beproevingen, of niet tegen mijn dagelijks kruis te protesteren. Ontkleding van Jezus op Golgotha Wanneer Jezus de top van Golgotha heeft bereikt, worden Hem Zijn kleren ontnomen teneinde Hem onbekleed aan het Kruis te kunnen slaan. In Jezus ontrollen zich opnieuw beelden, die de sleutel op een welbepaald vlak van onze Verlossing moeten omdraaien. 63 Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke neiging van zielen om zich anders te tonen dan zij werkelijk zijn, om van zichzelf een beeld op te hangen dat niet met de waarheid overeenstemt - elk onvermogen van zielen om zichzelf te zien zoals zij werkelijk zijn, zonder zelfverblinding - de neiging om zich te verbergen achter de mening van anderen, achter de “normen en waarden” van de samenleving, achter façades van woorden en gedragingen, achter kleding en sieraden, enzovoort - alle situaties van zedeloosheid, of ongeremdheid om zich naakt te vertonen - elk gebrek aan eerbied - elke situatie van diefstal, van onrechtmatige toe-eigening van bezittingen - elke vorm en uiting van egoïsme Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door offers te brengen voor de velen die zich anders voordoen dan zij zijn, en ook zelf te zijn wie ik werkelijk ben - door mij steeds méér van het kleed van wereldse gewoonten en gehechtheden te ontdoen - door steeds een zedig en fatsoenlijk voorkomen te betrachten - door offers tot goedmaking van diefstallen - door offers te brengen voor elke situatie waarbij zielen “doen alsof” - door dagelijks gebed om zelfkennis en om genezing van alle blindheid voor mijzelf - door elke inspanning om in alle situaties van het leven oprecht te zijn - door respect voor al mijn medeschepselen te betrachten Kruisiging van Jezus Bij Zijn Kruisiging verlangt Jezus vurig dat vele zielen de genade zullen aanvaarden om hun wereldse gehechtheden, gewoonten en zondige neigingen te kruisigen om tot een ware wedergeboorte te mogen komen. Alle werelds denken, voelen en verlangen moet uit de mens wegvloeien zoals het Bloed uit de Gekruisigde. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk onvermogen van zielen om werelds denken, voelen en verlangen uit zichzelf te bannen 64 - elk gebrek aan zelfbeheersing (Jezus verbijt Zijn intense pijnen) en aan ingetogenheid - elk gebrek aan verdraagzaamheid - elk gebrek aan zachtmoedigheid, elke uiting van opvliegendheid of irritatie - alle tactloosheid (Jezus wil Maria’s gevoelens sparen, terwijl de beulen zonder enig gevoel tewerk gaan) - elke handeling, elk woord, elke ingesteldheid en elke situatie waardoor zielen God in zichzelf, in een medeschepsel of in de samenleving trachten te doden - elke gevoelloosheid ten aanzien van de zonde (zoals uitgedrukt door de toenemende gevoelloosheid van het stervende Lichaam van de Gekruisigde kort vόόr Zijn Dood) Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door alle gehechtheden, slechte gewoonten en elke neiging tot zondigen in mij te kruisigen en vervolmaking in alle deugden te betrachten - door mijn armoede, financiële tegenslagen en het verlies van materiële voorwerpen en bezittingen te aanvaarden - door vrijwillig afstand te doen van dingen waaraan ik gehecht ben, en hen zonder aarzeling weg te schenken - door op te houden met in het verleden te leven - door dagelijks gebed om een nieuw mens te kunnen worden (een wedergeboorte te verwezenlijken door vergeestelijking van al mijn gevoelens, gedachten en verlangens) - door de betrachting van zachtmoedigheid, verdraagzaamheid en zelfbeheersing in al mijn beproevingen en lijden - door de betrachting, steeds zo te leven, dat ik mijn medeschepselen aan Gods Tegenwoordigheid en Liefde herinner - door heel waakzaam te blijven voor elke bekoring, elke uiting van duisternis in mijn hart, mijn geest en mijn omgeving - door voortdurend rekening te houden met de gevoelens van mijn medeschepselen De aannageling van Jezus’ handen Wanneer de spijkers doorheen de handen van Jezus worden gedreven, lijdt Hij onbeschrijflijke pijnen. De handen die niets dan zegen en Hemelse gaven hebben geschonken, worden letterlijk doorboord: Van de 65 satan uit, is dit een symbolische vernietiging van Gods geschenken, van God uit, is het echter een symbolische kruisiging van vele categorieën van werken der duisternis. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - alle handelingen die geen Heil en zegen brengen, niet vruchtbaar zijn voor Gods Plan, doch werken van duisternis volbrengen - alle hebzucht, de behoefte van zielen om te krijgen, eerder dan te geven - alle gierigheid Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door afstand te doen van de behoefte om te krijgen, alle hebzucht, elke trek van gierigheid - door elke inspanning om geen handelingen meer te stellen die niet vruchtbaar zijn voor Gods Plannen (door al mijn handelingen aan Maria toe te wijden, hen te stellen voor de bevordering van Gods Plannen, en zo al mijn handelingen tot werken voor God te maken) - door elke inspanning om voor al mijn medeschepselen zegen te brengen door alles wat ik doe De aannageling van Jezus’ voeten Wanneer ook de voeten van Jezus aan het Kruis worden vastgenageld, lijkt de satan op symbolische wijze de rondreis van de Messias onder de zielen te willen beëindigen. God echter, ontsluit in deze kwelling van Zijn God-Mens precies de genade om geen andere wegen meer te gaan dan deze van het Licht. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke neiging van zielen om dingen na te lopen, die hen geen stap dichter bij hun Heil brengen, doch hen tijd doen verliezen of zelfs schade aan hun zielsontwikkeling aanrichten; het nalopen van schijnlichten - elke dwaling - elke situatie waarin zielen nalaten om naar een lijdend medeschepsel toe te gaan om hulp, verlichting en vreugde te brengen - elke terugkeer op de wegen van wereldse gewoonten Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door afstand te doen van de oude paden van vaste gewoonten en gedrags- en denkpatronen die menselijk en werelds zijn, en die mijn 66 ziel niet naar het Licht voeren, en door mij te laten vasthechten aan de ene Weg naar het Licht (de Weg van Gods enige Waarheid) - door naar noodlijdende medeschepselen toe te gaan (hetzij letterlijk, hetzij via offers en gebeden voor hen) - door goedmakende offers voor de situaties waarin ik nutteloze dingen heb nagelopen, of dwaalwegen ben gegaan Jezus aan het Kruis Aan het Kruis ondergaat Jezus de ononderbroken kwelling van het letterlijk leegbloeden. Hij wil er de zielen op wijzen, dat talloze zielen alle Goddelijk Leven (gesymboliseerd door het Bloed van Christus) uit zich laten wegvloeien door hun ontelbare gehechtheden aan allerlei elementen die eigen zijn aan het wereldse leven. Let op de fijne nuance: Bij de aannageling aan het Kruis wil Jezus de zielen erop wijzen dat zij hun wereldse bindingen en gewoonten uit zich moeten laten wegvloeien zoals Zijn Bloed bij de aannageling wegvloeit; terwijl Hij aan het Kruis hangt, wil Hij ons wijzen op het wegvloeien van Zijn Bloed als het verlies van Goddelijk Leven uit de zielen. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke gewoonte, elk gedrag, elke ingesteldheid en elke situatie waardoor de ziel geleidelijk sterft (het ware Leven verliest) - elke situatie waardoor een ziel de gevangene wordt van bepaalde ontwikkelingen op haar levensweg (vaste patronen die haar spontaneïteit breken) - elk onvermogen van zielen om een verslaving te breken (roken, drugs, alcohol, snoepen, langdurig gebruik van bepaalde schadelijke medicijnen,...) Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door offers te brengen tot goedmaking van alles waardoor ik de levenskracht van mijn ziel heb verminderd - door mijn hele leven en mijn hele wezen aan Maria toe te wijden tot volledige zuivering van mijn ziel - door offers en gebed voor bevrijding uit alles wat mijn ziel aan een kruis vasthecht en tot gevangene maakt - door het betrachten van soepelheid, opdat ik niet de gevangene van vaste patronen zou blijven, doch op elk ogenblik precies datgene kan doen wat God en Maria van mij willen 67 Jezus verzucht: “Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat zij doen” Jezus stelt een akte van volmaakte zelfverloochening door voor Zijn beulen vergiffenis te vragen voor de handelingen waardoor zij Hem de vreselijkste kwelling bezorgen. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke verwensing of vervloeking jegens zielen - elk gebrek aan vergevingsgezindheid - elk gebrek aan barmhartigheid - alle wrok, haatdragendheid en wraakzucht - elk ondoordacht handelen dat een medeschepsel pijn of nadeel kan berokkenen - elke weigering om een onenigheid of ruzie bij te leggen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door mij ten minste in het hart voorgoed te verzoenen met alle zielen met wie ik onenigheid heb (gehad), en afstand te doen van alle haatdragendheid, wrok, slechte gevoelens over medemensen - door betrachting van mildheid jegens ieder, die ooit tegen mij heeft misdaan Jezus verzucht: “Vandaag nog zult gij met Mij in het Paradijs zijn” Alweer stelt Jezus een schijnbaar onmogelijke handeling in een extreme situatie, en laat Hij hierdoor blijken hoe ver Gods Liefde gaat. Hij schenkt totale Verlossing aan een ziel van dewelke men zou verwachten dat zij vervloekt zou worden, omdat zij haar leven in staat van zonde (misdaad) heeft afgesloten: de goede moordenaar, die eveneens is gekruisigd. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk gebrek aan berouw over begane zonden en fouten, en over de eigen bijdrage tot werken van duisternis - elk gebrek aan boetvaardigheid - elk gebrek aan ware hoop, elk gevoel dat “alles voorbij is” en er geen uitweg meer is - elk gebrek aan gebed om Gods Barmhartigheid of om vergeving door God of door de medemens - elk onvermogen van zielen om hun schuld toe te geven - elk gebrek aan geloof in de Verlossing 68 - het opgeven van het geloof omdat de ziel meent dat zij toch niet meer gered kan worden (bijvoorbeeld omdat zij veel en zwaar gezondigd heeft) - elk gebrek aan geloof in Gods Liefde - elk gebrek aan verlangen naar God en naar het Eeuwig Leven in de Hemel Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door regelmatige Biecht, mede tot eerherstel voor zielen die nooit berouw tonen en zonder berouw sterven - door de ontwikkeling van oprechte hoop en geloof in Gods Barmhartigheid - door gebed om de genade van een bevrijdende Biecht voor elke ziel in haar stervensuur - door oprechte erkenning van mijn eigen schulden jegens God - door oprecht naar de Eeuwige Gelukzaligheid te verlangen, en elke inspanning om deze waardig te worden Jezus verzucht: “Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw Moeder” In deze weinige woorden, die Hij tot Zijn Moeder en tot de apostel Johannes spreekt, vat Jezus op enigszins raadselachtige, versluierde wijze de buitengewone relatie samen, die God voor alle verdere eeuwen tussen de Moeder Gods en de zielen heeft voorzien. Voor wereldse oren weerklinkt hier de wens, dat de Moeder van de stervende Messias voortaan aan een ander wordt toevertrouwd, opdat deze voor elkaar zouden zorgen. In Gods Hart leeft hierbij echter oneindig veel méér. De Kerk van Christus wordt hier onder de hoede van Maria gesteld, en Maria en de zielen worden letterlijk aan elkaar gegeven in een nieuwe relatie die de volle bloei van het Heil en de Verlossing in de zielen beoogt. Uit deze nalatenschap zal twintig eeuwen later de openbaring van Maria als de Meesteres van alle zielen voortvloeien. Het is opmerkelijk, hoe God hier bovendien aantoont, dat de grote erfenis van de innige eenheid met Maria slechts ten deel valt aan de zielen die bereid zijn om naar de top van Golgotha te gaan (= de kruisweg van het leven ten volle te aanvaarden, en te volharden in de navolging van Christus). Voor Jezus is dit een ogenblik van vreugde, doch ook van immense pijnen: Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke moeilijkheid van zielen om God trouw te blijven in een samenleving waarin God dood lijkt 69 - elke verloochening van de beleving van het ware geloof - elke val van priesters in de verlokkingen van de wereld ten nadele van een leven waarin het Hemelse centraal moet staan - elke neiging van zielen om zichzelf te zoeken in plaats van het Hemelse - elk gebrek aan belangstelling of geloof van zielen om zich aan Maria toe te wijden - elk gebrek aan geloof van zielen in de grootheid en de buitengewone rol van Maria binnen Gods Heilsplan Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door offers en gebed opdat alle priesters de ingesteldheid van apostel Johannes mogen erven: op het toppunt van elke beproeving met de ogen op de Gekruisigde gevestigd, en in innige verbondenheid met Maria - door mijn totale zelfofferande aan Maria, en door elk detail van mijn dagelijks leven met Maria te delen - door offers en gebed opdat zoveel mogelijk zielen deze nalatenschap zouden eren door zich totaal aan Maria toe te wijden Jezus verzucht: “Ik heb dorst” Wanneer Jezus deze woorden uit Zijn uitgedroogde Lichaam stoot, begrijpt, behalve Maria, geen ziel dat Hij in werkelijk uitdrukking geeft aan Zijn verlangen naar zielen. In deze laatste fase van Zijn Passie is het voor de Christus een verschrikkelijke kwelling, te beseffen dat dit Lijden zelfs voor ontelbare zielen vergeefs zal blijven. Voor Hem is elke geredde ziel zoals een waterdruppel. Wanneer men bedenkt, hoe uitgedroogd dit vrijwel totaal leeggebloede Lichaam is, begrijpt men beter welke waarde voor Hem elke geredde ziel heeft: een druppel van Leven voor Zijn ziel. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke ziel die zich laat uitdrogen (onvruchtbaar en dor laat worden) door het water van Goddelijk Leven prijs te geven aan het vuur van elke bekoring - elke ziel die niet zal zoeken naar de Bron van de Waarheid - elke onverschilligheid van zielen voor de Verlossing van zichzelf en andere zielen, voor de verwezenlijking van Gods Heilsplan en voor de grondvesting van Gods Rijk op aarde - elke ziel die zich niet openstelt voor het water van Goddelijk Leven - elke ziel die zich niet in dienst van Gods Werken stelt 70 Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door letterlijk een medeschepsel te drinken geven - door zelf wat te wachten alvorens te drinken wanneer ik dorst heb - door offers voor inzicht en bekering van zielen die hun leven niet tot nut maken voor God Jezus verzucht: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten” De avond voordien heeft Jezus in de Hof van Gethsemani aangetoond hoe de ziel die zich hulpeloos voelt, zo spoedig mogelijk moet kiezen voor de dienst aan Gods Werken, en uit deze beslissing nieuwe kracht zal ontvangen. Ook in deze laatste ogenblikken aan het Kruis, die gekenmerkt zijn door de ervaring van de diepste ellende van het menszijn, zoekt Hij Zich met God te verbinden, en wordt daarbij overrompeld door de ervaring van vele zielen, die zich door God verlaten voelen doordat zij Gods Tegenwoordigheid niet meer zullen vinden. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elke situatie waarin een schepsel zich door God verlaten voelt doordat medeschepselen God niet meer in zich dragen of Hem niet meer uitstralen - alle lijden door de ervaring van eenzaamheid - elk verzuim van zielen om hun medeschepselen te troosten, te helpen, bij hen te zijn in hun nood of eenzaamheid - elk gedrag of elk woord waardoor een ziel haar medeschepselen het gevoel geeft dat God niet bestaat, of dat de Liefde niet bestaat, of dat God hen niet liefheeft - elke situatie waarin zielen geen vrede, vreugde, troost, bemoediging, hoop, geborgenheid of Liefde om zich heen verspreiden Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door zoveel oprechte Liefde, Licht en zachtheid uit te stralen, dat mijn medeschepselen in mijn nabijheid voelen dat God bij hen is, dat God niemand in de steek laat, en dat God waarlijk Liefde is - door opoffering van mijn pijn over het onvermogen om vaker de Heilige Communie te ontvangen (gebrek aan Heilige Communie beschouwd als “door God verlaten zijn”) - door opoffering van elk gevoel van eenzaamheid, en door in dergelijke uren met mijn hart bij de gekruisigde Jezus en de Moeder van Smarten te zijn 71 - door troost, bemoediging en vreugde te schenken aan schepselen die alleen zijn Jezus verzucht: “Het is volbracht” Deze woorden kan elke ziel in haar stervensuur uitspreken indien zij werkelijk datgene heeft volbracht, waartoe zij in de wereld is gekomen. Jezus verzucht deze woorden op het ogenblik waarop Hij in een innerlijk visioen schouwt dat de sleutel op elk van de deurtjes naar de Verlossing der zielen is omgedraaid. Zijn Lijden is zo volmaakt, dat voor elk werk van duisternis dat in welke eeuw dan ook, door welke ziel dan ook, is bedreven of nog zal worden bedreven, de uitboeting nu ontsloten is. Over weinige ogenblikken zal het laatste spoor van Leven het Lichaam van de Christus verlaten, opdat voor vele zielen nieuw en eeuwig Leven beschikbaar zou worden. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk leven dat voor Gods Heilsplan verloren gaat doordat de ziel nooit naar haar ware roeping heeft gezocht, en haar ware levensopdracht derhalve nooit heeft vervuld; elk leven dat wordt verspild aan louter wereldse bezigheden, zonder gebed, zonder toegewijde beproevingen of offers, zonder God te zoeken - elk leven dat niet wordt geleid in ware navolging van Jezus en zonder naleving van de lessen, die de Hemel geeft tot voltooiing van de Verlossing van de ziel - elk leven dat is opgebouwd en georganiseerd rond wereldse elementen in plaats van rond de behoeften van de ziel, zodat de ziel niet kan bloeien en niet vruchtbaar kan zijn voor Gods Werken Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? - door offers en gebed voor de vele zielen die hun leven vergooien aan louter wereldse bezigheden - door offers te brengen tot goedmaking voor de uren die ikzelf in mijn leven heb verspild door activiteiten die niet rechtstreeks van nut zijn voor mijn eigen ziel, voor andere zielen, en voor Gods Werken - door veelvuldig gebed om mijn ware roeping binnen Gods Heilsplan te leren kennen Jezus verzucht: “In Uw handen beveel Ik Mijn Geest” Wanneer de ziel zich heeft leeggeperst in de dienst aan Gods Werken, ligt de bekroning van deze totale zelfgave in de overgave van de ziel – de ware wezenskern die verlost en geheiligd moet worden – aan de Bron en Bestemming van alles: God. Dit is wat Jezus in Zijn laatste 72 verzuchting aantoont. Het moet ook de uiteindelijke betrachting, de laatste activiteit van elke mensenziel zijn, alvorens zij naar haar Schepper terugkeert. Jezus ontsluit hier de uitboeting van: - elk gebrek aan besef of erkenning, bij zielen, van het feit dat elke ziel in werkelijkheid louter en alleen voor God leeft, en dat elk leven slechts waarde krijgt wanneer het totaal aan God wordt overgedragen Hoe kan ik zelf tot deze ontsluiting bijdragen? door mijn leven en mijn hele wezen nu reeds volkomen ten dienste van de Meesteres van alle zielen te stellen, de volmaakte Brug naar het Hart van God, die in mijn stervensuur mijn ziel aan God zal overdragen, bekleed met Haar heiligende en vrijsprekende Liefde. Nu gebeurt nog het volgende, dat strikt genomen niet meer tot het Lijden van Christus behoort, omdat het Lichaam van de God-Mens op dat ogenblik reeds het aardse leven heeft verlaten: Jezus’ Hart wordt met een lans doorstoken. Hierbij vloeien de allerlaatste druppels Bloed en water uit het Goddelijk Hart: symbool voor de totale, restloze zelfgave van de God-Mens voor alle zielen. Deze volmaakte zelfgave zal het symbool worden voor de absoluut grenzeloze Goddelijke Barmhartigheid, die het grote kenmerk zal zijn voor het Eeuwigdurend Nieuw Verbond. Zoals mij wordt getoond en toegelicht, zal tijdens de doorsteking van het Allerheiligste Hart, ook Maria, de Moeder van Smarten, gedurende één seconde een hartstilstand ondergaan, zodat ook Zij op symbolische wijze even het aardse leven verlaat. Zo heeft de Eeuwige Liefde het gewild, opdat voor alle eeuwigheid moge vaststaan, en moge worden erkend, dat Maria in de volheid de Medeverlosseres met Jezus is. Hoe kan ik mijzelf met deze gebeurtenis verenigen? - door méér en méér alle liefde voor wereldse dingen, behoeften en verlangens op te geven - door mij te laten leeglopen van wereldse ballast en invloeden, en van alle trekken die niet met God en Zijn Plannen en Werken verenigbaar zijn De Oogst van de Eeuwige Liefde zou nooit tot Brood van Eeuwig Leven voor de zielen kunnen worden, indien Jezus niet was verrezen. Opdat dit Brood de ziel waarlijk zou voeden, wordt nu van haar verwacht dat zij haar leven en al haar inspanningen zo intens mogelijk met de lessen van de Passie verenigt, en daarbij zoekt naar de volle vruchtbaarheid van deugdzaamheid, berouw, Biecht, goedmaking, eerherstel, offers, 73 toewijding, en waardige ontvangst van de Heilige Communie. Moge Maria, de Hemelse Tuinierster, de Oogst in ieder van ons duizendvoudig verrijken. Uw Myriam 74 © Copyright 2008: Deze heilige boodschappen zijn een vrije publicatie. Daarom werd door Myriam van Nazareth toegestaan, kopieën te maken onder voorwaarde dat de tekst op geen enkele manier wordt veranderd en alleen mag doorgeven worden zonder financieel gewin. Apostolat Postfach 50 15 59 D-50975 Köln e-mail: [email protected] © Copyright 2008: "Myriam van Nazareth" Verdere teksten: www.myriam-van-nazareth.net 75 76