Bandura en Modelling Alicia, Berdien, Merel

advertisement
Bandura en Modelling
ABV VT3 PPO
Alicia van Twuiver, Berdien de Wilde, Merel Wansink en Rebekka
Theenaart
Hoofd –en deelvragen
Onze hoofdvraag luid als volgt;
Hoe werkt het begrip ‘modelling’ uit de theorie van Bandura in
social media voor kinderen tussen de 11 en 15 jaar?’.
Om deze vraag te beantwoorden hebben we een aantal deelvragen
opgesteld.
-Hoe heeft de theorie zich aangepast aan de huidige samenleving?
-Wanneer gaat modelling in social media mis?
-Wanneer is modelling in social media positief?
-Kan modelling vanuit social media gestuurd worden? Zo ja, hoe?
-Hoe word bepaald wie het model wordt?
In dit paper zullen deze vragen besproken alsmede beantwoord
worden. Wij hopen met deze methode te komen tot een conclusie
die aansluit op het gedane onderzoek en de vragen die gesteld zijn.
Verder verwijzen wij graag naar het praktijkexperiment, te vinden via
deze link; https://youtu.be/eM_aTwwE5-I
Albert Bandura.
De sociale leertheorie van Bandura
De sociale leertheorie van Bandura benadrukt de rol van
observatie en imitatie als primair ontwikkelingsmechanisme. Dit
observationeel leren gaat uit van het gegeven van attentie aan
anderen, coderen wat je ziet en het opslaan van die informatie in
het geheugen, om dit later op the halen. Dit houd dus in dat
kinderen worden beïnvloed door de omgeving en vice versa.
Een belangrijk aspect in zijn theorie is ‘modeling’. Door het
aanschouwen van de consequenties of de opbrengsten kan een
persoon gemotiveerd worden tot het vertonen van soortgelijk
gedrag. Dit is ‘modeling'.
Een drietal aspecten is volgens Bandura van invloed op de
inschatting die men maakt om het gedrag te kopiëren. Ten eerste
de overeenkomst van een observant met het model in meerdere
eigenschappen. Als iemand inschat veel op het model te lijken is
de verwachting positiever. Ten tweede het zien van het gedrag
door meerdere, 'gevarieerde' modellen, met name bij 'gevaarlijk'
gedrag, effectiever dan het vertonen van het gedrag door het
model. Tot slot het zien van opbrengsten. Als er een positieve
opbrengst is, zal het gedrag eerder worden overnomen.
Daarnaast zijn er nog verschillende vormen in deze ‘modeling’
-Modelling effect. Het individu observeert het gedrag van een
ander en doet dit na.
-Dishinibtory effect. Wanneer een individu gedrag van een ander
nadoet, wat hij eerst heeft onderdrukt. Echter doordat de ander er
geen negatieve gevolgen aan ondervind, doet het individu het nu
ook.
-Inhibotory effect. Dit is het tegengestelde van dishinibtory. Het
toenemen of afnemen van gedrag omdat een model negatieve
gevolgen heeft ondervonden.
-Ellicting effect. Als een individu een model iets zien doen wat het
individu soms doet.
Een van de meest voorkomende voorbeelden in het dagelijksleven
van dit sociaal leren zijn bijvoorbeeld commercials, tv-series, films
en reclame. Albert Bandura kwam achter de grote invloed hiervan,
in een van zijn onderzoeken. In 1965 deed hij een experiment
waarbij kinderen van vier jaar een filmpje te zien kregen waarin
een volwassene een pop agressief bejegende. De eerste groep
kinderen zag dat de volwassenen achteraf werd beloond door een
andere volwassenen. De tweede groep zag dat de volwassene de
levieten werd gelezen en de derde groep zag dat het gedrag van
de volwassene zonder gevolgen bleef. Na vertoning van de film
werden de kinderen in de gelegenheid gesteld om te spelen met de
pop temidden van ander speelgoed. De kinderen uit de groep die
hadden gezien dat de volwassene werd beloond voor zijn
agressieve gedrag, vertoonden meer agressie, dan de kinderen die
hadden gezien dat de volwassene was terechtgewezen. Kortom,
een model bekrachtigd of gestraft zien worden heeft net zoveel
effect als wanneer men zelf beloond of bestraft wordt. Dit proces
verklaart ook dat kinderen die thuis geslagen werden, meer kans
maken hun eigen kinderen te mishandelen.
Vanuit de media wordt er ontzettend veel ingespeeld op deze
manier van leren en beïnvloeden. Om een paar enkele voorbeelden
te geven, pakken we enkele onderzoeken erbij om de theorie te
illusteren. De eerste is die van Aziza el Hasnaouy. Zij schrijft in
haar onderzoek over de invloed die te dunne meisjes in televisie
reclames hebben op de jonge meisjes in de samenleving
‘De Social cognitive theory van Bandura (1994), veronderstelt dat
individuen leren en het gedrag overnemen van aantrekkelijke
personen of het gedrag dat beloond wordt. Volgens deze theorie
kan verondersteld worden dat jonge meisjes dunne modellen in
televisiereclames en tijdschriftadvertenties aantrekkelijk kunnen
vinden en ze proberen te imiteren door overmatige
lichaamsbeweging en diëten’
Om een ander voorbeeld te geven, hebben we ook een onderzoek
over de invloed van reclame over alcohol. Dit onderzoek is van
Maaike Smits. Zij schrijft t volgende:
‘Naast de onderzoeken over de invloed van alcoholreclame op
jongeren is onderzoek gedaan naar factoren die het effect van
alcoholreclame kunnen beïnvloeden. Voorgaande onderzoeken
hebben onder andere aangetoond dat identificatie met de personen
in de alcoholreclame ervoor zorgt dat jongeren meer alcohol
consumeren. Dit effect treedt ook op wanneer jongeren hetzelfde
willen zijn als de personen in de alcoholreclame. Naast
alcoholreclame blijken externe factoren effect te hebben op het
drankgebruik onder jongeren. Externe factoren als religie en
ouders hebben zowel positief als negatief effect op het
drankgebruik onder jongeren. Wood et al. (2004) concluderen dat
jongeren alcohol consumeren wanneer mensen in hun directe
omgeving drinken. Deze bevinding kan verklaard worden door de
Social Learning Theory. Deze theorie stelt dat gedrag wordt
aangeleerd door de sociale omgeving te observeren en te imiteren
(Bandura, 1978).’
Hoe heeft de theorie zich aangepast aan de huidige samenleving?
De theorie van Bandura is op verschillende manieren toepasbaar
op de hedendaagse maatschappij. Vanwege de substantiële invloed
die de massamedia uitoefent op het individu is het belangrijk de
onderliggende psychologische mechanismen te begrijpen.
Deze mechanismen zijn de reden dat massamedia en dus ook social
media zo’n grote invloed hebben kunnen uitoefenen op het jonge
brein. Deze mechanismen zijn tevens de reden dat modelling
überhaupt ter sprake is gekomen.
Menselijk gedrag word vaak uitgelegd in eenrichtingsverkeersoorzaken. Een veld waarbinnen gedrag word bepaald door
omgevingsinvloeden.
Zo ook bij deze leeftijdscategorie, een categorie die zeer gevoelig
is voor invloeden van buitenaf. Ik beem mezelf even als voorbeeld,
hoewel het al een tijdje geleden is dat ik tot de leeftijdscategorie
behoorde kan ik wel reflecteren op die periode en bedenken dat ik
zeker aan modelling deed. Toen ik erg jong was, was ik fan van k3
en de kleine zeemeermin. Dus kocht ik cd’s van k3 en een
barbiepop die de kleine zeemeermin voor moest stellen. Dagenlang
kon ik mijzelf zo vermaken.
Toen ik naar de middelbare school ging, werd ik fan van tokio
hotel. Opeens wilde ik mijn haar zwart verven, droeg ik gekleurde
skinny jeans en ging ik naar concerten.
Ik kan dus wel zeggen dat ik in mijn leven veel aan modelling
gedaan heb. Nog steeds ben ik er af en toe schuldig aan.
Als laatste zou ik zelf niet zozeer beweren dat de theorie van
Albert Bandura zich aangepast heeft aan de huidige samenleving.
Wel zou ik stellen dat de theorie zeer van toepassing is op de
huidige samenleving, en dit misschien wel steeds meer zo lijkt te
worden.
Naarmate de jeugd steeds jonger een smartphone in de hand
gedrukt krijgt, word zij ook almaar vroeger blootgesteld aan
modelling. Zo worden mensen als Justin Bieber en de leden van de
band One Direction de hemel in geprezen door tienermeisjes, iets
waar de media en commercie weer handig gebruik van kan maken.
Wanneer is modelling in social media positief?
Positieve modelling werkt tegenovergesteld van negatieve
modelling. Als een model iets doet wat wij als positief ervaren en
het kind ziet dat er positieve gevolgen aan zitten dan is het kind
eerder geneigd om dit te doen. Bij het modellen van individuele
personen geld weer dat de status en aandacht ontzettend
belangrijk is. Als er veel aandacht naar de actie en de persoon uit
gaat is iemand eerder geneigd om dit gedrag over te nemen.
George Gerbner was bang dat doe hoeveelheid geweld op tv een
onterecht angstig klimaat zou creëren.
(Helaas is dit deel wegens enige miscommunicatie nog niet
compleet. We gaan ervan uit dat Merel dit deel alsnog
uitbreid.)
Wanneer gaat modelling in social media mis? Kan je modelling in
de social media sturen?
Eerder is al besproken dat de theorie van Bandura aangeeft dat
mensen attitudes, emotionele antwoorden en nieuwe manier in
omgang leren door tv, media en online bezigheden. De negatieve
kanten van modelling kan naar boven komen wanneer een individu
zich onderwerpt aan zaken die feitelijk niet in de haak zijn, maar
waar het individu weinig negatieve gevolgen van zal ondervinden.
Men zou volgens de theorie kunnen stellen dat wanneer een
persoon blootgesteld word aan online/digitaal geweld, hij dit ook
als toepasbaar in het dagelijks leven kan ervaren. Dit echter enkel
wanneer de persoon niet blootgesteld word aan de negatieve
gevolgen. Dit is echter niet het geval. Bandura geeft namelijk aan
dat er meer dingen van belang zijn om de observatie van tv
werkelijk te maken. Namelijk aandacht, behouden en motivatie.
Een groot voorbeeld is geweld op tv.
1. aandacht
Om negatieve modelling terug te zien in het dagelijks leven is de
aandacht van het individu een vereiste. Tv zenders zijn hier
constant mee bezig, ze bedenken welke formule toegepast moet
worden om reclame interessant te houden. Maar waarom voelt
bijvoorbeeld een jong kind zich aangetrokken tot geweld? Ten
eerste is het simpel. Het is makkelijker te begrijpen dan
onderhandelen en bespreken om tot een oplossing te komen. Om
deze eenvoud aan te moedigen zorgen televisie series altijd dat de
“good guys” goed te herkennen zijn met bijvoorbeeld een
opvallend kostuum.
Ten tweede gebeuren er dingen die niet in het dagelijks leven
voorkomen. Het is anders. Zo blijkt ook dat kinderseries met
geweld meer kijkcijfers krijgen dan kinderseries waarbij het
uitsluitend draait om dingen in het dagelijks leven van de kijkers.
Een andere reden waarom gewelddadige programma’s zo
interessant zijn voor kinderen is omdat het als een oplossing word
geboden voor dagelijkse problemen.
Tot slot zijn de helden altijd weergegeven als mooie, slimme en
aantrekkelijke personages. Iets wat kinderen ervaren als positief,
iets wat zij ook willen zijn.
2. behouden
Volgens zijn theorie onthouden wij dingen op twee manieren. De
verbalen codes en visuele beelden. Hoe vaker wij deze visuele
beelden zien en “oefenen” hoe beter wij deze handeling in de
toekomst kunnen doen. Bandura zegt echter wel dat het leren pas
effectief is wanneer het individu zich bewust is van de te
gebruiken techniek. Doordat de kinderen nog een fantasie hebben
blijven de beelden in het geheugen en kunnen ze altijd in de
toekomst worden gebruikt.
3. motivatie
Bandura beschrijft motivatie mede als de gevolgen die volgens het
kind op acties zullen volgen. Hiermee verwijst hij dus naar straffen
en beloningen, maar ook naar alle mogelijke uitkomsten. Bij de
motivatie hebben ouders, vrienden en leraren een grote rol. Zo
zegt Bandura dat wanneer ouders geweld afwijzen als oplossing
een kind minder geneigd zal zijn om geweld te gebruiken. Bandura
benadrukt echter dat het nooit alleen beïnvloed zal zijn door de
omgeving. Het zal altijd een combinatie zijn van de omgeving en
het kind zelf die bepalen of er genoeg motivatie is om
daadwerkelijk tot actie over te gaan.
Kortom modelling via de sociale media kan negatief zijn als het
model dingen doet die niet horen zonder hier negatieve gevolgen
van te ervaren. Het word nog erger als de negatieve acties door
anderen worden toegejuicht. Als de omgeving er negatief op
reageert zal de kans dat het kind zelf terugvalt op negatieve acties
ook afnemen.
Bij modelling in de media is er nog een belangrijk punt, namelijk de
status van het model en de hoeveelheid aandacht er naar een
bepaalde actie uitgaat. Als we het hebben over het negatief
modellen door een actie van een beroemdheid in plaats van
modelling door tv programma’s is dit erg belangrijk. Hoe meer
aandacht er naartoe gaat hoe belangrijker de persoon als rolmodel
word beschouwd. Een van de redenen dat Justin Bieber dus
beschouwd word als een van de grote rol modellen is omdat hij
zoveel aandacht krijgt zowel negatief als positief.
Hoe wordt bepaalt wie jouw model wordt?
In een leer- en opleidingssituatie figureren vooral
docenten/opleiders en medeleerlingen als model. Het begip ‘model’
heeft over het algemeen een positieve connotatie. Modellen zijn in
de ogen van hun navolgers geloofwaardig en competent. Ieder
mens wordt in zijn leven echter geconfronteerd met uiteenlopende
voorbeelden (ook een slecht voorbeeld is een voorbeeld).
Voor Bandura horen bij het iemand tot voorbeeld nemen dan ook –
naast ‘observeren’ en ‘interpreteren’ – ‘afwegingen maken’ en
‘kiezen’. In zijn visie laten navolgers de verwachte opbrengst van
een bepaald gedrag en handelen meewegen in hun keuze voor een
model.Het hangt van meerdere factoren af waardoor wordt bepaalt
wie je als model kiest. Het kan van de persoonlijkheid afhangen, je
kiest sneller iemand als model als je overeenkomsten voelt of ziet
met deze persoon.
Modellen blijken de grootste invloed te hebben als de
competentieniveaus tussen model en navolger niet te ver uiteen
liggen. Als navolgers de voordelen van bepaald gedrag en
handelen ook voor zichzelf bereikbaar achten, is ‘dat wil ik ook
kunnen’ een sterke motivatie om te leren.
Motivatie is voor Bandura doelgericht gedrag, dat wordt
aangemoedigd door de verwachting over de opbrengst van bepaald
gedrag en handelen en de inschatting van de eigen mogelijkheden
die opbrengst binnen bereik te brengen. En tenslotte, men kan de
keuze voor een bepaald model niet los zien van iemands
persoonlijke voorgeschiedenis.
Het kan ook zijn dat ze dingen na gaan doen omdat meerdere het
doen(kudde gedrag).
Maar het belangrijkste is om de aandacht te krijgen van personen,
zodat ze het gedrag zien en dus ook na kunnen doen. Tv is hier
een goed voorbeeld van, personen hebben weinig nodig om zich te
concentreren op de tv. Hierdoor zien ze veel gedrag dat ze
onthouden en na kunnen doen.
En manier waardoor personen snel gedrag over nemen is door niks
te zeggen en alleen maar te doen Zo moeten personen zich goed
concentreren op wat ze zien en hierdoor het gedrag makkelijker
overnemen.
Je hebt dus een of meerdere van deze factoren nodig om je model
te kiezen. En het gedrag van deze persoon over te nemen heb je
altijd een motivatie nodig.
De identificatie met een model is een dynamisch proces, waarbij de
context waarin wordt geleerd, het eigen competentieniveau en de
gestelde doelen medebepalend zijn voor de keuze van een model.
Conclusie
Als conclusie zou gesteld kunnen worden dat de theorie van
Bandura voor de leeftijdscategorie 11-15 jaar erg toepasbaar is.
Kinderen van deze leeftijd spiegelen zich (on)bewust nagenoeg
altijd aan elkaar of een idool. De behoefte voor sociale bevestiging
is groter dan ooit.
De sociale leertheorie van Bandura benadrukt de rol van
observatie en imitatie als primair ontwikkelingsmechanisme. Dit
observationeel leren gaat uit van het gegeven van attentie aan
anderen, coderen wat je ziet en het opslaan van die informatie in
het geheugen, om dit later op the halen.
Dit houd dus in dat kinderen worden beïnvloed door de omgeving
en vice versa. Zo word ook bepaald wie het rolmodel gaat worden.
Zo komt modelling op gang.
In de huidige samenleving is de theorie van bandura meer en meer
toepasbaar, mede door de almaar toenemende blootstelling aan
socal media en de globalisatie.
Modelling kan zowel positief als negatief uitpakken. Positief is het
wanneer het kind aangezet word tot handelingen die de
ontwikkeling op een goede manier beïnvloed. In negatieve zin kan
modelling een aanslag zijn op het individu. Modelling word vaak
ingezet om sociale bevestiging te krijgen, en dit kan niet altijd
goed uitpakken.
Het bepalen van het model waar het individu zich aan gaat
spiegelen is een gecompliceerd prioces. Dit proces kan in gang
gebracht worden door een aantal veschillende factoren die
allemaal een bepalende uitwerking kunnen hebben.
Bronnen.
http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=216577
http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=358089
In de loop van de jaren ’60 werd televisie het belangrijkste massamedium in de geïndustrialiseerde
landen. Onderzoek naar mogelijke schadelijke effecten van tv, zoals geweld. (Banduraexperiment)
Informeert een medium als tv kijkers wel adequaat wat betreft het nieuws. Tevens onderzoek naar
effecten van soapseries. Ook andere programma’s die gericht zijn op entertainment, object van
onderzoek.
De opkomst van nieuwe media (internet), heeft ervoor gezorgd dat er steeds meer
mediapsychologisch onderzoek naar nieuwe media wordt gedaan.
Verschil tussen mediapsychologie en communicatiewetenschap: CW kent een sociologische
oriëntatie, wat inhoudt dat effecten van media worden onderzocht met betrekking tot het publiek
of de samenleving in het algemeen, terwijl de mediapsychologie zich richt op effecten op
individuen. In de mediapsychologie staat de ontvanger in het communicatieproces dus centraal:
media worden onderzocht vanuit het gebruikersperspectief. Daarnaast gaat de mediapsychologie
uit van psychologische theorieën over waarneming, geheugen, emotie ed (vanuit de
psychologische functieleer) en over externe invloeden op individuen (vanuit sociale psychologie).
Voorts bedient het mediapsychologische onderzoek zich vooral van het experiment als methode
om effecten op het spoor te komen, in de CW is dit niet zo, dan zijn surveyonderzoek en
inhoudsanalyse gangbaarder.
Bandura’s Social Learning Theory
Een beschrijving
Bandura's sociale leertheorie "benadrukt het belang van het waarnemen en het modelleren van het gedrag,
attitudes en emotionele reacties van anderen" (Kearsley 1994c). Het is uitgebreid toegepast op het begrip
van agressie (Bandura 1973, zoals geciteerd in Kearsley 1994c) en psychische stoornissen. Bandura luidt:
Learning zou zeer moeizaam, niet te vergeten gevaarlijk zijn, als mensen moesten alleen vertrouwen op de
gevolgen van hun eigen acties om hen te informeren over wat te doen. Gelukkig is het meest menselijk gedrag
observationeel geleerd door modelleren: van het observeren van anderen ene vormt een idee van hoe de
nieuwe gedragingen worden uitgevoerd, en op latere gelegenheden deze gecodeerde informatie dient als
leidraad voor de actie (1977, zoals aangehaald in Kearsley 1994c).
De processen die ten grondslag liggen aan observationeel leren zijn als Kearsley (1994c) legt uit:
1 aandacht
2 retentie (met inbegrip van cognitieve en motorische organisatie repetitie)
3 motor reproductie (met inbegrip van fysieke mogelijkheden, zelf-observatie van de reproductie, en de
nauwkeurigheid van feedback)
4 motivatie (inclusief externe en zelf wapening)
5 waarnemer kenmerken (zoals zintuiglijke capaciteiten, opwinding niveau perceptuele set, en in het
verleden wapening).
B) Praktische toepassing
Bij de toepassing van Bandura's sociale leertheorie, Kearsley (1994c) stelt voor het houden van de volgende
uitgangspunten in het achterhoofd:
1 Het hoogste niveau van observerend leren wordt bereikt door eerst organiseren en repeteren de
gemodelleerde gedrag symbolisch en vervolgens dispositief dat openlijk. Coding gemodelleerd gedrag in
woorden, labels, of afbeeldingen resulteert in een beter behoud dan alleen observeren.
2 individuen hebben meer kans op een gemodelleerde gedrag vast wanneer het resulteert in uitkomsten ze
waarde.
3 individuen hebben meer kans op een gemodelleerde gedrag vast wanneer het model is vergelijkbaar met de
waarnemer en heeft de status van bewonderd en het gedrag heeft functionele waarde.
"Strategieën in overeenstemming met sociaal leren theorieën onder begeleiding, stage, on the job training en
stages" (Ross-Gordon 1998, 217). Elk gaat leren in een sociale situatie waarin beginnende leerlingen model
meer ervaren leraren of collega's. Kearsley (1994c) geeft het volgende voorbeeld van sociaal leren:
De meest voorkomende (en doordringende) voorbeelden van sociaal leren situaties zijn tv-commercials.
Commercials suggereren dat het drinken van een bepaalde drank of met behulp van een bepaalde shampoo
ons populair zal maken en winnen de bewondering van aantrekkelijke mensen. Afhankelijk van de
component processen (zoals aandacht of motivatie), kunnen we de in de commerciële gedragsmodel koop het
product waarvoor reclame.
http://www.patsula.com/usefo/webbasedlearning/tutorial1/learning_theories_full_version.html#bandura
Sociale leertheorie
De sociale leertheorie, met als grootste pionier Bandura, benadrukt de rol van observatie en imitatie als
primair ontwikkelingsmechanisme. Bekrachtiging kan het proces versnellen maar is niet essentieel.
Observationeel leren gaat uit van het geven van attentie aan anderen, coderen wat men ziet, opslaan van die
informatie in het geheugen en het ophalen van die informatie later. Bandura beschreef ontwikkeling als een
reciprocal determinisme: kinderen worden beïnvloed door de omgeving en vice versa. Perceived self-efficacy
is de overtuiging van een individu over hoe effectief hij of zij het eigen gedrag, gedachten en emotie kan
controleren om een bepaald doel te bereiken. Vicarious reïnforcement is het observeren van iemand die een
straf of beloning krijgt.
https://www.123test.nl/bandura-sociale-leertheorie/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Sociaal-cognitieve_leertheorie
https://kijkopleerlingenleren.wikispaces.com/
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/…/35051-observerendsoc…
http://www.leren.nl/…/overtuigen-beinvloed…/model-leren.html
Theorieën van sociale cognitie
Er zijn drie grote theorieën van sociale cogntie:
1 Rolneming van Selman
2 Oplossen van problemen door Dodge
3 De attributietheorie van Dweck bij succes en falen
Aanhangers van deze theorie benadrukken de rol van zelf-socialisatie: het actief vormen van de eigen
omgeving door het kind.
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/pedagogiek/16338-sociale-ontwikkeling-van-het-kind.html
Albert Bandura: kinderen imiteren gedrag van filmpjes, waaronder ook tekenfilms
In 1965 deed de psycholoog Albert Bandura - bekend geworden van zijn sociaal-cognitieve leertheorie - een
klassiek geworden onderzoek, waarin hij aantoonde dat mensen agressieve gedragingen imiteren: het
Bobopoppenonderzoek - dat zijn opblaasbare plastic poppen met een verzwaarde bodem die terugveren
indien ze geslagen of geschopt worden.
In het experiment kregen kinderen van vier jaar een filmpje te zien waarin een volwassene een pop agressief
bejegende. De eerste groep kinderen zag dat de volwassenen achteraf werd beloond door een andere
volwassenen. De tweede groep zag dat de volwassene de levieten werd gelezen en de derde groep zag dat het
gedrag van de volwassene zonder gevolgen bleef. Na vertoning van de film werden de kinderen in de
gelegenheid gesteld om te spelen met de pop temidden van ander speelgoed. De kinderen uit de groep die
hadden gezien dat de volwassene werd beloond voor zijn agressieve gedrag, vertoonden meer agressie, dan
de kinderen die hadden gezien dat de volwassene was terechtgewezen. Kortom, een model bekrachtigd of
gestraft zien worden heeft net zoveel effect als wanneer men zelf beloond of bestraft wordt. Dit proces
verklaart ook dat kinderen die thuis geslagen werden, meer kans maken hun eigen kinderen te mishandelen.
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/psychologie/35051-observerendsociaal-leren-observatie-imitatierolmodel.html
Bandura
vershillen modelingen
-moddeling effect individueel observeert het gedrag van een ander en doet dit na.
-dishinibtory effect, is waneer een individu een gedrag nadoet van een ander wat hij eerst zelf had
onderdrukt maar omdat de andere geen negatieve gevolgen heeft doet dit individu het ook
-inhibotory effect, tegengestelde dishinibtory, het toenemen of afnemen van gedrag omdat een model
negatieve gevolgen heeft/ervaart.
-ellicting effect als een individu een model iets ziet doen wat het individu soms doet.
Ontwikkelingsfasen van een kind, Bernard Lievegoed, Christofoor, Zeist, 2011
De ontwikkeling van de puberteit, De eerste fase van de puberteit Rond 13 tot 15 a
16 jaar, pag. 90 t/m 93
-Het kind beoordeelt zichzelf en de omgeving vanuit het gezichtspunt van zijn
eigen lot.
Hierdoor komt hij onder ogen met de confronterende realiteit
-Eigen onlust wordt afgereageerd op de directe omgeving
-Onzekerheid overheerst. Het kind herkent zichzelf niet in zijn/of haar gedrag.
-Wat over de wereldsituatie in de media verschijnt kan sterke gevoelens van angst
of verontwaardiging oproepen. Deze betrokkenheid volgt in een grillig patroon van
interesse voor wat ver weg gebeurt naar de realiteit van het eigen leven. Daarin ligt
het zich meten met anderen in uiterlijkheid en vaardigheden. Meedoen met rages,
thuis zijn op de computer, in de muziek, presteren bij sport, mobieltje op zak; het is
allemaal van existentieel belang geworden.
Ontwikkelingsfasen van een kind, Bernard Lievegoed, Christofoor, Zeist, 2011
De ontwikkeling van puberteit, De middenfase van de puberteit. Van 15 a 16 tot 17
a18 jaar, pag 94 t/m 95
-Het lotsbesef dat tot verzet voert tegen alles wat beperkend uit de eigen kindertijd
doorwerkt verdiept zich nu tot een biografische dimensie: waar hoor ik bij? Wat
kan ik aan? Wat zijn mijn eigen motieven?
-Je wilt ervaringen opdoen, ook met roekeloosheid. Je gaat op jacht naar de
verboden vruchten. De wereld slaat een bres in jezelf en stroomt binnen.
-Zelfconfrontatie kan weer toeslaan: eigen ontoereikendheid en zwakte vullen de
ziel met gevoelens van eenzaamheid en minderwaardigheid.
-Wat innerlijke beleefd wordt, is te kwetsbaar om dit openlijk te tonen en de
discrepantie tussen uiterlijk gedrag en innerlijk beleven kleurt dan ook deze
pubertietsjaren.
Kleine ontwikkelingspsychologie, deel 2. De schoolleeftijd, Rita Kohnstamm, van
loghum slaterus, 1987,Televisiewereld, Waardoor is er invloed, pag 123, 124, 125
-theorie van bandura ‘leren door observatie’ ‘modelling’
-Waar herkennen het kleinst is, is identificatie het grootst. Een andere vraag die
moet worden beantwoord is hoe het überhaupt mogelijk is dat er invloed kan
uitgaan van iets dat een kind alleen maar ziet. Wat is dat voor een leerproces? Ook
hier kan de leertheorie van Bandura verheldering geven. Bandura maakt
onderscheid tussen enerzijds ‘leren door observatie’ en anderzijds ‘imitatie gedrag’.
Te samen ook wel ‘modelling’ genoemd. Dit onderscheid is volgens hem nodig,
omdat wat een kind al kijkend opsteekt, niet automatisch tot nadoen leidt.
Observational learning kan al optreden als wat een kind ziet op een of andere
manier aansluit bij zijn begripsvermogen. Het wordt vergemakkelijkt als hij het
geziene voor zichzelf kan benoemen: het al eerder genoemde proces van verbal
labeling. Niet in losse woorden maar in het begrippennetwerk waarover hij
beschikt.
Wanneer wordt dit geleerde nu ook in praktijk gebracht als eigen gedrag? Daarvoor
is het belangrijk dat de televisiefiguur waaraan het kind zijn kennis ontleent een
hoge
status heeft in het gebeuren, op een of andere manier positieve gevolgen ondervind
van zijn gedrag en iemand is die affectie oproept. Volgens Bandura is de kan s op
imitatie ook groter naarmate de televisie figuur en de scene meer lijken op het kind
en zijn leefsituatie (kleuters) Oudere kinderen gaan meer imiteren naarmate in de
televisie figuren ongekende ideaalbeelden voor hen tot leven komen, die zij in
allerlei facetten voor zichzelf in woorden kunnen benoemen, daardoor in verband
kunnen brengen met wat zij eerder hebben gezien en beleefd en met behulp van taal
in hun voorstellingsvermogen verder kunnen uitbouwen. Niet hoe je bent, maar hoe
je graag zou willen zijn. Doordat zij het liefst naar volwassen programma’s kijken,
krijgen zij volwassen ideaalbeelden voorgezet.
Download