Naar grotere toegankelijkheid van EVC Belemmeringen in de toegang tot EVC en verbetervoorstellen Ruud Duvekot en Els van Dam December 2004 Kenniscentrum EVC i.s.m. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt Inhoud 1 Inleiding 1 2 Toegankelijkheid van EVC: definiëring van begrippen en betrokkenen 2.1 Werkdefinities 2.2 Betrokkenen bij EVC 2 2 4 3 Toegankelijkheidsfactoren voor EVC 7 4 Knelpunten die de toegang tot EVC belemmeren 10 5 Aanbevolen acties om de toegankelijkheid van EVC te vergroten 5.1 Acties gericht op (potentiële) aanbieders van EVC 5.2 Acties gericht op de potentiële gebruikers van EVC 16 16 20 Geraadpleegde literatuur 22 Bijlage: leden expertpanel en andere geraadpleegde deskundigen 23 1 Inleiding EVC, oftewel het Erkennen van Verworven Competenties, is een middel om de competenties waarover iemand beschikt inzichtelijk te maken en te erkennen. Het kan dienen als stimulans voor persoonlijke ontwikkeling. EVC sluit aan bij de huidige visie op het leren van mensen: leren gebeurt niet alleen in de schoolbanken, maar altijd en overal. Kortom, er is sprake van levenslang en levensbreed leren. Dit is ook nodig omdat er voortdurend veranderingen in de maatschappij optreden die andere competenties van mensen vragen om goed te kunnen functioneren. Met name op de arbeidsmarkt bestaat behoefte aan flexibel inzetbare werknemers om goed in te kunnen spelen op alle (technologische) ontwikkelingen. Om een beeld te kunnen krijgen van de competenties die iemand op een bepaald moment bezit en om diens verdere leren te stimuleren zijn methodes in het kader van EVC onontbeerlijk. Inmiddels heeft EVC in Nederland en in de rest van Europa veel bekendheid verkregen (Schuur et al., 2003). Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van EVC en nog altijd komen er nieuwe EVCtoepassingen bij. Degenen die EVC hebben gebruikt zijn positief over de motiverende werking die uitgaat van het geven van erkenning voor dat wat iemand al kan. Toch is het gebruik van EVC in Nederland nog relatief gering. Uit de laatste EVC-monitor blijkt dat in 2002 slechts enkele duizenden mensen gebruik hebben gemaakt van EVC-trajecten die leiden tot formele erkenning. Hierbij gaat het voornamelijk om werknemers. Om meer werknemers, maar ook andere doelgroepen, toegang te verschaffen tot de mogelijkheden van EVC moet actie worden ondernomen. Het Kenniscentrum EVC heeft zich in haar jaarplan 2004 tot doel gesteld na te gaan welke factoren de toegankelijkheid van EVC in Nederland beperken en, bovenal, op welke wijze de toegankelijkheid van EVC kan worden vergroot. In maart 2004 zijn de voorbereidingen voor het toegankelijkheidsproject gestart. Sleutelfiguren uit het veld van onderwijs, arbeidsmarkt en arbeidsmarkttoeleiding zijn benaderd om plaats te nemen in een expertpanel. In een discussiebijeenkomst heeft dit panel besproken wat de grootste belemmeringen zijn voor een toegankelijk EVC-aanbod. Aanvullend is gesproken met ervaringsdeskundigen op het gebied van EVC, waaronder ook de leden van de Adviesraad van het Kenniscentrum EVC. Op deze wijze is een actueel beeld gevormd van de knelpunten die een bredere toegang tot EVC in de weg staan en zijn aanbevelingen geformuleerd om de toegankelijkheid van EVC te vergroten. In deze notitie wordt hiervan verslag gedaan. De notitie is als volgt opgebouwd: in paragraaf 2 afgebakend wat wordt verstaan onder de begrippen competenties, EVC en toegankelijkheid van EVC en welke bij EVC betrokken individuen en organisaties we centraal stellen bij het beantwoorden van de toegankelijkheidsvragen. In paragraaf 3 worden de factoren benoemd die bepalend zijn voor de toegang tot EVC voor individuen en organisaties. Vervolgens wordt in paragraaf 4 stilgestaan bij de knelpunten die bij deze toegankelijkheidsfactoren optreden. In paragraaf 5 tenslotte doen we concrete aanbevelingen om de toegankelijkheid van EVC in Nederland te vergroten. 1 2 Toegankelijkheid van EVC: definiëring begrippen en betrokkenen Vóór kan worden ingegaan op de verschillende aspecten van de toegankelijkheid van EVC is het van belang eenheid van taal te creëren in de relevante begrippen. In deze paragraaf beschrijven we eerst welke definities van de begrippen competenties, EVC, en toegankelijkheid van EVC in het toegankelijkheidsproject zijn gehanteerd. Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende betrokkenen bij EVC en wordt afgebakend voor welke individuen en organisaties we de toegankelijkheid van EVC bekijken in het toegankelijkheidsproject. 2.1 Werkdefinities Wat verstaan we onder competenties? Competenties vormen een ondeelbaar met handelen verbonden cluster van vaardigheden, kennis, attitude, persoonlijke eigenschappen en inzichten. Met andere woorden: een competentie is op een bepaalde wijze weten te handelen. Of iemand competent is blijkt uit dat handelen (Lyotard 1988). Competenties komen tot uitdrukking in een bepaalde context. De context waarin iemand actief is bepaalt ook welke competenties iemand ontwikkelt. Wat verstaan we onder EVC? EVC richt zich als procedure op het herkennen, waarderen en verder ontwikkelen van wat iemand in elke mogelijke leeromgeving al heeft geleerd: formele leeromgevingen als de school en informele leeromgevingen als de werkplek en thuis. De reeds aanwezige competenties worden achtereenvolgens geïnventariseerd, beoordeeld en erkend door middel van certificering of diplomering (formeel of informeel). Op basis hiervan kan persoonlijke ontwikkeling vorm krijgen. EVC is niet bedoeld om ontbrekende kennis en vaardigheden te tonen. EVC wil verder bouwen op de reeds aanwezige competenties. Vandaar het motto de fles is halfvol. EVC toont hoe vol de fles is en hoe die fles verder gevuld kan worden. EVC is daarmee geen doel op zichzelf. Het draagt bij aan de ontwikkeling van individuen en het versterken van het human capital management van organisaties en bedrijven. EVC kan het individu stimuleren en activeren om meer initiatief te nemen bij de eigen ontwikkeling. De verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling ligt bij het individu zelf. Onderwijsinstellingen en bedrijven kunnen hierop hun opleidings- en personeelsstrategie afstemmen. Er kunnen twee hoofdstromingen van EVC worden onderscheiden. EVC dat is gericht op het herkennen en erkennen van competenties wordt wel passief of summatief EVC genoemd. Zodra EVC ook gericht is op het stimuleren van verder leren is er sprake van activerend of formatief EVC. De summatieve aanpak richt zich op het erkennen van de competenties binnen bestaande certificerings- en diplomastructuren. In deze vorm is EVC een alternatieve route naar certificering of diplomering. EVC-summatief beperkt zich tot het herkennen van competenties (portfolio) en het 2 beoordelen en erkennen van die competenties. Deze EVC-stroom wordt vooral aangeboden door ROC’s en KBB’s als vorm van vrijstellingsbeleid om deelnemers versneld een diploma te laten behalen. EVC-formatief kan worden gezien als instrument voor loopbaanvorming. Het verstrekken van diploma’s en certificaten is dan geen doel maar slechts een middel om te laten zien hoe ver de ontplooiing van een individu al is gevorderd én verder kan worden gebracht. Het gaat dus vooral om ontwikkeling en uitvoering van het Persoonlijk OntwikkelingsPlan. EVC-formatief sluit goed aan bij loopbaanvorming binnen elke vorm van maatschappelijke participatie van het individu: betaald of onbetaald werk en burgerschap. EVC-formatief koppelt meestal individuele loopbaanvorming aan de doelen van organisaties op de arbeidsmarkt of in arbeidsmarkttoeleiding. Het wezenlijke onderscheid tussen beide benaderingen is dat EVC zich in een summatief proces richt op het waarderen van iemands ontwikkeling in de vorm van ‘papieren schouderklopjes’. Op deze wijze wordt feitelijk een foto genomen van iemands status quo. In een formatief proces wordt verder gekeken. Het doel is het regisseren van je eigen film. De formatieve benadering kent via de focus op loopbaanvorming een breder palet van waarderingsvormen: naast certificering ook carrièrestappen, jobrotation, succesvolle (re)integratie, WAO-preventie, het initiëren van zelfstandig ondernemerschap, enz. Summatief EVC kan in deze zin onderdeel vormen van formatief EVC. Andersom is bijna onmogelijk. Wat verstaan we onder toegankelijkheid van EVC? Met toegankelijkheid van EVC wordt bedoeld: de mate waarin individuen en organisaties toegang hebben tot passende EVC-dienstverlening. In het kader van summatief en formatief EVC gaat het derhalve om toegang tot alle diensten die betrekking hebben op eerst het herkennen, waarderen en erkennen van iemands competenties en vervolgens eventueel het op basis daarvan vormgeven van persoonlijke ontwikkelingsplannen. Doelen en context kunnen verschillen maar de algemene principes van EVC-dienstverlening niet. Deze principes zijn vastgelegd in een Europees model (bron: EU Commission expertgroup, 2004): 1. Het doel van EVC is de reikwijdte van de aanwezige competenties voor het individu te tonen, onafhankelijk van de wijze waarop deze verkregen zijn. EVC kan zowel summatieve doelen gericht op certificering als formatieve doelen ter ondersteuning van actieve loopbaanvorming ondersteunen. 2. EVC moet bovenal de behoefte van individuele burgers dienen. Dit betekent dat individuele rechten en plichten aangaande privacy, eigenaarschap van de uitkomsten van een EVCprocedure en een klachtenregeling duidelijk moeten zijn aangegeven. 3. Instituties en organisaties (publieke, private en vrijwilligers) hebben verantwoordelijkheden bij EVC-procedures, bijvoorbeeld het zorgdragen voor adequate loopbaanbegeleiding en ondersteuning bij het invullen van portfolio’s. Afhankelijk van het doel van EVC kunnen deze verantwoordelijkheden variëren. 4. Kwaliteit en vertrouwen zijn randvoorwaarden voor succesvolle ontwikkeling en implementatie van EVC. Vereisten zijn helder gedefinieerde standaarden of meetlatten, duidelijke informatie over de beoordelingswijze en het verdere gebruik van de uitkomsten, en inzicht in de voorwaarden (begeleiding, tijd en kosten) waaronder de procedure plaats zal vinden. 3 5. Scheiding der machten is cruciaal. Dit betreft vooral de rol en verantwoordelijkheid van de assessoren. Het is van belang elk zweem van belangenverstrengeling te voorkomen. Assessoren mogen tegelijkertijd geen onverenigbare taken vervullen, bijvoorbeeld als opleider of certificeerder. 6. De legitimering van EVC moet gebaseerd zijn op betrokkenheid van en draagvlak bij de systeemverantwoordelijken op alle geëigende niveaus. Legitimering omvat het geheel van ontwikkeling, implementatie en financiering. 2.2 Betrokkenen bij EVC Bij EVC zijn verschillende individuen en organisaties betrokken. Toegankelijkheid van EVC betekent iets anders voor elk van deze betrokkenen. Om de toegankelijkheidsvraag aan te pakken is het dan ook van belang te benoemen om welke betrokkenen het gaat. In het toegankelijkheidsproject hanteren we een onderscheid tussen gebruikers van EVC en aanbieders van EVC. Ten tweede onderscheiden we gebruikers van EVC in vier maatschappelijk segmenten. Achtereenvolgens gaan we op deze twee indelingen in. Gebruikers van EVC: het individu centraal Bij EVC staan de competenties en de ontwikkeling van het individu centraal. Het individu kan dan ook worden bezien als hoofdgebruiker van EVC. Een individu dat gebruik maakt van EVC is meestal op een of andere wijze verbonden aan een organisatie. Vaak komt de vraag naar EVC vanuit die organisatie. Bijvoorbeeld een bedrijf dat enkele medewerkers via EVC versneld wil kwalificeren. Of een gemeentelijke sociale dienst die via EVC te weten wil komen waar het ontwikkelpotentieel van een langdurig werkloze ligt. Het is ook mogelijk dat een individu zelf op zoek gaat naar een EVC-traject en optreedt als vrager naar EVC-diensten, zonder hierin te worden gestuurd of vertegenwoordigd door een organisatie. Individuen en organisaties die gebruik willen maken van EVC scharen we onder de noemer gebruikers van EVC. Aanbieders van EVC Vaak spelen individu en organisatie die gebruik willen maken van EVC zelf een actieve rol in het ontwikkelen en/of uitvoeren van een EVC-traject. Een externe organisatie kan echter de ontwikkeling en/of uitvoering van het gewenste EVC-traject ondersteunen of voor een groot deel voor haar rekening nemen. Deze externe organisaties noemen we aanbieders van EVC. Aanbieders van EVC zijn bijvoorbeeld het beroepsonderwijs, opleidingsfondsen, Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB’s), branche-instituten en particuliere trainings- en adviesbureaus. In het geval van summatief EVC met als doel te komen tot formele erkenning van iemands competenties is betrokkenheid van een erkende onderwijsinstelling noodzakelijk. Ook in het geval van formatief EVC met als doel te komen tot het uitstippelen van een individueel carrièrepad is formele erkenning, en daarmee de betrokkenheid van een erkende onderwijsinstelling, soms gewenst. 4 Naast gebruikers en aanbieders van EVC spelen overheden, sociale partners en andere belangenbehartigers een rol in het EVC-veld. Zij kunnen EVC-vragende en/of -aanbiedende partijen vertegenwoordigen en van invloed zijn op de toegankelijkheid van EVC. In figuur 1 zijn de plaatsen van gebruikers en aanbieders van EVC in een EVC-traject schematisch weergegeven. Figuur 1 – Betrokkenen bij een EVC-traject gebruikers van EVC aanbieders van EVC interne organisatie EVC en scholing individu erkenning (formeel of informeel) en persoonlijke ontwikkeling externe organisatie voor ondersteuning en/of voor het geven van formele erkenning Vier maatschappelijke segmenten Individuen en organisaties die gebruik willen maken van EVC kunnen zich in verschillende maatschappelijke segmenten bevinden. We onderscheiden de volgende vier segmenten: - onderwijs; - arbeidsmarkttoeleiding en reïntegratie; - arbeidsmarkt; - vrijwilligerswerk. In tabel 1 zijn de verschillende EVC-gebruikers in elk maatschappelijk segment weergegeven. Uiteraard is niet elk individu in één hokje te vatten. Zo kan een individu tegelijkertijd bijvoorbeeld werknemer, leerling en vrijwilliger zijn. Het algemene principe is dat een individu vanuit een bepaalde rol en vanwege bepaalde motieven kan vragen om EVC-dienstverlening. Vervolgens kan in een EVC-traject over de grenzen van die rol heengekeken worden en ook bekeken worden wat diegene heeft geleerd in andere maatschappelijke segmenten. 5 Tabel 1 – Gebruikers van EVC in vier maatschappelijke segmenten Maatschappelijk segment individu organisatie Onderwijs Arbeidsmarkttoeleiding & reïntegratie leerling werkzoekende, werkloze1 school gemeente, UWV2, CWI3 , werknemer werknemer = vrijwilliger (re)integratiebedrijf bedrijf (privaat/niet-privaat) vrijwilligersorganisatie Arbeidsmarkt Vrijwilligerswerk Doelgroepen waarop het toegankelijkheidsproject zich richt Zoals bovenstaand beschreven kan EVC zich afspelen in verschillende maatschappelijke segmenten en zijn er verschillende organisaties bij betrokken, hetzij als gebruiker van EVC, hetzij als aanbieder van EVC. Echter, steeds staat het individu met zijn/haar competenties centraal. In het toegankelijkheidsproject richten we ons op de vraag hoe toegankelijk EVC is voor (potentiële) gebruikers van EVC: de individuen en de organisaties waaraan zij verbonden zijn. Hierbij komt de toegankelijkheid van EVC voor (potentiële) aanbieders van EVC zijdelings aan de orde, als afgeleide van de toegankelijkheid van EVC voor gebruikers. De doelgroepen van EVC zijn in grote lijnen in drie hoofdgroepen onder te brengen: 1. de lerenden, oftewel degenen die zich (nog) in een leertraject bevinden dat hen voorbereidt op betreding van de arbeidsmarkt. 2. De werkzoekenden en/of werklozen, oftewel al diegenen die formeel of informeel, vrijwillig of verplicht op zoek zijn naar nieuw of ander werk. 3. De werkenden, ofwel degenen die willen investeren in hun inzetbaarheid binnen bestaand werk. 1 De doelgroep werkzoekenden is groter dan werklozen: een werkzoekende kan nl. ook een werkende zijn die wil veranderen van werk. Ook zgn. NUG'ers (niet-uitkerings gerechtigden vallen onder deze doelgroep. 2 UWV is het orgaan voor de Uitvoering van Werknemersverzekeringen (zorgt onder andere voor uitvoering van de werkloosheidswet en de wet arbeidsongeschiktheid). 3 CWI is het Centrum voor Werk en Inkomen. 6 3 Toegankelijkheidsfactoren voor EVC In verschillende publicaties wordt de toegankelijkheid van EVC ter sprake gebracht. In ‘De Fles is Half Vol’ uit 2000 zijn al factoren beschreven die de toegang tot EVC voor individuen en organisaties bevorderen. Ook in Europees verband is in de recent opgestelde ‘Common European Principles for validation of non-formal and informal learning’ (EU Commission expertgroup, 2004) aandacht besteed aan de toegang tot EVC. Als de informatie uit verschillende publicaties wordt samengevoegd kunnen er zes toegankelijkheidsfactoren worden onderscheiden die bepalen of een individu of organisatie toegang vindt tot EVC. In tabel 2 zijn deze factoren weergegeven. Tabel 2 – Toegankelijkheidsfactoren voor EVC 1 2 Bekend met EVC Loket voor EVC (fysiek/virtueel) voor certificerings- en loopbaandoeleinden 3 4 Vertrouwen in de kwaliteit van EVC Beschikbaarheid van EVC op maat 5 Ruime en vrijblijvende toegang tot EVC 6 Betaalbaarheid van EVC Onderstaand wordt voor de verschillende factoren toegelicht hoe zij de toegankelijkheid van EVC voor individuen en organisaties mede bepalen. 1. Bekend met EVC Een eerste voorwaarde voor individuen en organisaties om toegang te krijgen tot EVC is dat zij bekend zijn met het bestaan van EVC. Ze moeten weten wat het begrip EVC inhoudt, wat de mogelijkheden van EVC zijn, en waaruit een EVC-traject ongeveer bestaat. Ook moeten ze overtuigd zijn van het belang van EVC voor zichzelf om te willen investeren in het zoeken naar een passende vorm van EVC en het succesvol deelnemen hieraan. In dit kader is het van belang te weten hoe individuen en organisaties te bereiken ten behoeve van voorlichting over nut en noodzaak van EVC. 2. Loket voor EVC (fysiek en virtueel) Als individuen en organisaties geïnteresseerd zijn in EVC is het van belang dat ze de weg naar EVC weten te vinden. Ze moeten die EVC-diensten kunnen vinden die passen bij hun wensen en mogelijkheden. Concreet betekent dit dat er een loket moet zijn voor het verkrijgen van EVCgerelateerde diensten of advisering over EVC. Het is van belang dat dit loket zichtbaar en vindbaar is. Dit loket kan overigens ook op het internet aanwezig zijn. Daarbij is het besef ook belangrijk dat EVC iemand in staat stelt zijn/haar competenties te inventariseren en te laten waarderen of erkennen; of er aansluitend 7 ontwikkelstappen worden gezet is niet direct noodzakelijk maar is vooral aan het individu zelf. Dit herkennen en erkennen van competenties wordt wel de passieve of summatieve benadering van EVC genoemd. Zodra EVC ook het verder leren stimuleert is er sprake van activerend of formatief EVC. Summatief EVC is gericht op certificering van de verworven competenties; formatief EVC is bedoeld om iemands loopbaan handen en voeten te gaan helpen geven op basis van de 'aangetroffen' competenties. Het EVC-loket moet in principe voor beide hoofdstromingen toegankelijk zijn. De publieke en particuliere dienstverlening waarnaar het loket doorverwijst ten behoeve van individu en organisatie moet garant staan voor het leveren van maatwerk aan het individu (de klant) en de organisatie op of rondom de arbeidsmarkt (de vrager). Deze diensten moeten vooral betaalbaar, bruikbaar en onafhankelijk zijn. Hierbij staat klantgerichtheid voorop vanuit de gedachte dat de diensten bestaan ten behoeve van het individu en niet andersom. Dit impliceert dat adequaat doorverwijzen een hoge mate mate van EVC-deskundigheid bij de 'lokettisten' vereist. 3. Vertrouwen in de kwaliteit van EVC Individuen en organisaties die gebruik willen maken van EVC moeten vertrouwen hebben in de kwaliteit van EVC-diensten. Zo moet er duidelijke informatie zijn over de beoordelingswijze, het gebruik van de uitkomsten van EVC en de voorwaarden waaronder de EVC-procedure zal plaatsvinden. Er moet op vertrouwd kunnen worden dat iemands competenties in een EVC-traject onafhankelijk worden beoordeeld. Dit betreft met name de functie van de assessor in een EVCtraject. Een assessor moet een onafhankelijk oordeel over de competenties van een deelnemer vellen en geen belang hebben bij een bepaalde uitkomst van de beoordeling. Ook moeten er in EVC-trajecten klachtenregelingen zijn getroffen, zodat gebruikers die niet tevreden zijn over de uitvoering van het EVC-traject gehoor vinden. De toegankelijkheid van EVC is dus gebaat bij transparante EVC-dienstverlening waarvan de kwaliteit is geborgd. 4. Beschikbaarheid van EVC op maat Individuen en organisaties met verschillende wensen en mogelijkheden vragen om verschillende EVC-diensten. Een divers EVC-aanbod is daarom noodzakelijk. Diversiteit van EVC-diensten is gewenst op een groot aantal aspecten. We noemen er hier enkele. Inhoudelijk is er diversiteit van EVC-diensten gewenst in de zin dat er mogelijkheden zijn om te kijken naar verschillende typen competenties, bijvoorbeeld naar algemene competenties of naar vakgerichte competenties op verschillende vakgebieden en op verschillende niveaus. Er is behoefte aan EVC-diensten voor verschillende doelstellingen, zoals het versneld behalen van een formele erkenning (summatief EVC), het zicht krijgen op iemands ontwikkelpotentieel (formatief EVC), of het maken van een match tussen iemands competenties en een vacature. Er is behoefte aan EVC-diensten die zijn afgestemd op deelnemers met verschillende denk- en werkniveaus en verschillende persoonlijke en sociale achtergronden. Tenslotte is er behoefte aan diversiteit in de praktische randvoorwaarden rond EVC-diensten, zoals mogelijkheden tot flexibele indeling van EVC-diensten qua tijdstip (bijvoorbeeld in de avonduren) en locatie, en mogelijkheden voor kinderopvang. 8 Kortom, om EVC toegankelijk te maken voor verschillende individuen en organisaties is een breed EVC-aanbod nodig met mogelijkheden voor EVC-dienstverlening op maat van de wensen en mogelijkheden van de potentiële gebruiker. 5. Ruime en vrijblijvende toegang tot EVC Zoals gezegd is EVC een methode om de competenties die een individu hoe en waar dan ook heeft opgedaan inzichtelijk te maken, te waarderen en te erkennen en tenslotte van concreet ontwikkelingsadvies te voorzien. Hiermee kijkt EVC verder dan iemands formele diploma’s en werkervaring. Belangrijke onderdelen van EVC zijn het gebruik van EVC als een leerwegonafhankelijke toetsmethode en de adviserende functie over hoe iemand zich verder kan ontwikkelen. Het is daarom van belang dat de toelatingseisen voor EVC leerwegonafhankelijk zijn, zodat zoveel mogelijk individuen er gebruik van kunnen maken ongeacht het oogmerk van certificering en/of loopbaanvorming. Kortom, EVC moet ook toegankelijk zijn voor individuen zonder diploma’s en/of werkervaring. De advisering moet vervolgens ook leerwegonafhankelijke routes aanreiken. Voorkomen moet worden dat deelname aan EVC in bepaalde situaties verplicht wordt gesteld. Denk bijvoorbeeld aan verplichte deelname aan EVC voor alle werknemers van een bedrijf. Dit werkt weerstand tegen EVC in de hand en is in strijd met de principes van EVC waarbij het individu centraal wordt gesteld en deelname altijd een vrijwillig karakter dient te hebben, zowel in summatieve als in formatieve EVC-trajecten. 6. Betaalbaarheid van EVC Een andere essentiële voorwaarde voor individuen en organisaties om toegang te krijgen tot EVC is dat trajecten voor EVC en aanvullende scholing betaalbaar zijn voor hen. Hetzij direct, door lage kosten voor EVC, hetzij indirect, door tegemoetkoming in de kosten van EVC door derden. 9 4 Knelpunten die de toegang tot EVC belemmeren Aan lang niet alle van de in de vorige paragraaf benoemde toegankelijkheidsfactoren van EVC is in Nederland voldaan. In de praktijk treden verschillende knelpunten op die vele individuen en organisaties de toegang tot EVC belemmeren. Onderstaand is voor elk van de toegankelijkheidsfactoren weergegeven welke knelpunten hieromtrent gesignaleerd worden. Hiervoor is afgegaan op de kennis en ervaring van de leden van het expertpanel en aanvullend geraadpleegde EVC-deskundigen en op beschikbare documentatie over het gebruik van EVC in de praktijk. 1. Knelpunten rond bekendheid van EVC Uit de EVC-monitor 2001-2002 kwam reeds naar voren dat het grootste knelpunt voor verdere uitbreiding van het gebruik van EVC de geringe bekendheid van EVC is. Slechts weinig individuen en organisaties in Nederland weten van het bestaan van EVC, laat staan van de mogelijkheden die het hun kan bieden. Dit geldt voor individuen en organisaties op de arbeidsmarkt, met name in het midden- en kleinbedrijf, maar in grotere mate voor de vrijwilligerssector en de wereld van arbeidsmarkttoeleiding en reïntegratie. De benaderbaarheid van de verschillende doelgroepen is afhankelijk waar zij zich bevinden: a. De doelgroep 'lerenden' is te benaderen via de leerinstellingen waar men zich bevindt. Daar zijn vaak al de nodige instrumenten aanwezig om doel en richting van de persoonlijke ontwikkeling meer af te stemmen op de individuele leerwijze naar vorm en inhoud. In het geval van schooluitval is de doelgroep overigens snel uit beeld. De leerinstellingen dienen i.c.m. gemeenten de registratie van schooluitval te gebruiken om EVC concreet in te zetten om schooluitvallers op een succesvoller 'leerspoor' te krijgen. b. De doelgroep werkzoekenden is gedifferentieerder en daarmee soms lastiger te bereiken: - bij CWI en UWV worden verschillende EVC-instrumenten ontwikkeld. De doelgroepen hiervoor zijn in principe in beeld; - bij reïntegratiebedrijven bestaan ook veel mogelijkheden om EVC in te zetten; - werkenden die ander werk zoeken kunnen in sommige gevallen terecht bij hun opleidingsfonds, afhankelijk van de afspraken in CAO's over loopbaanbeleid; in andere gevallen zullen zij zelf EVC moeten ontdekken. - Dit laatste geldt ook voor niet-uitkeringsgerechtigden die immers geen aanspraak kunnen doen op sociale of sectorale voorzieningen. c. De doelgroep werkenden (betaald en onbetaald werkenden) is over het algemeen via de werkgever of, bv. in het geval van het MKB, heel goed via brancheverenigingen of MKB-regio's te benaderen. Ook organisaties als Kamers van Koophandel, Syntens, opleidingsfondsen, KBB's en andere scholings- of opleidingsadviseurs kunnen ingezet worden. Afspraken in CAO's omtrent opleidings- en loopbaanbeleid zijn een belangrijke randvoorwaarde om op sectoraal niveau bekendheid aan EVC te kunnen geven. 2. Knelpunten rond loket voor EVC 10 Voor individuen en organisaties die wél op de hoogte zijn van de mogelijkheden van EVC en er gebruik van willen maken is het lastig om te weten te komen welke organisaties EVC-diensten kunnen bieden die passen bij hun wensen en mogelijkheden. Er bestaat in Nederland geen loket dat een overzicht biedt van alle EVC-aanbieders en hun EVC-diensten. Concrete belemmering voor loketvorming is het ontbreken van integrale samenwerking tussen de verschillende organisaties die op het vlak van EVC actief zijn. Dit geldt voor de loketfunctie op regionaal niveau én op sectoraal niveau. Er staan meestal hoge ‘schotten’ om organisaties heen die beletten dat individu en/of organisatie op een efficiënte manier kan worden doorverwezen naar die EVC-dienstverlening die adequaat is. Zodra bepaalde regionale of sectorale spelers meer zicht zouden hebben op het integrale proces dat EVC feitelijk is dan blijkt overigens dat dit knelpunt oplosbaar is. Het loket krijgt dan afhankelijk van de beoogde EVC-doelen – summatief of formatief – de rol van intakebureau. Daarna kan doorverwijzing plaatsvinden. Dit is een loketfunctie die zich vooralsnog beperkt tot enkele proefprojecten. 3. Knelpunten rond vertrouwen in de kwaliteit van EVC Onder potentiële deelnemers aan EVC bestaat soms angst over de manier waarop de resultaten van EVC zullen worden gebruikt. Bijvoorbeeld werknemers die vrezen dat EVC door hun werkgever wordt gebruikt als instrument om te selecteren wie wel en wie niet in dienst mag blijven. Oorzaak is vaak dat deelnemers onvoldoende zijn geïnformeerd over de werkwijze in het EVC-traject, de beoordelingswijze en wat er met de uitkomsten gebeurt. Ook zijn niet altijd mogelijkheden gecreëerd voor de deelnemers aan een EVC-traject om bezwaar te maken tegen de beoordeling van hun competenties, of andere klachten te uiten. Met name bij EVC-diensten die zijn gericht op het verkrijgen van formele erkenning in de vorm van een diploma of certificaat wordt getracht enkele kwaliteitsaspecten te borgen. Zo moet het EVCaanbod van ROC’s in de loop van 2004 voldoen aan de eisen voor examens die het Kwaliteitscentrum Examinering (KCE) heeft opgesteld. En vier KBB’s hebben gezamenlijk een blauwdruk geschreven voor het selecteren, trainen en deskundig houden van hun assessoren, om zodoende de kwaliteit van hun EVC-trajecten te verbeteren. Ook op HBO-niveau wordt geëxperimenteerd met opleidingen die een EVC-keurmerk hebben verworven. Andere initiatieven op HBO-niveau richten zich op het inrichten van een hogeschoolbreed servicecentrum waar men terecht kan voor advisering en doorverwijzing. Dit is een loketfunctie op hogeschool-niveau. De kwaliteitsborging is hierbij gekoppeld aan de CROHOeindtermen. 4. Knelpunten rond beschikbaarheid van EVC op maat Uit de bijeenkomst van het expertpanel toegankelijkheid kwam als grootste knelpunt voor een grotere toegankelijkheid van EVC naar voren dat lang niet voor alle individuen en organisaties passende EVC-dienstverlening beschikbaar is. Scholen en andere EVC-aanbieders bieden inmiddels voor instroom in verschillende opleidingen EVC-trajecten aan maar dit aanbod strekt zich nog lang niet uit tot alle opleidingen of op alle niveaus. Bovendien zijn scholen als hun bestaande EVC-trajecten niet aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van een individu of organisatie, niet 11 altijd bereid en/of in staat om een EVC-traject op maat van de klant te ontwikkelen. Hierbij geldt de macht van het getal: Hoe groter het aantal potentiële gebruikers van een nieuw te ontwikkelen EVC-traject, hoe eerder aanbieders bereid zijn hierin te investeren. Dit leidt ertoe dat organisaties die een EVC-aanbod willen voor een kleine en/of diverse groep deelnemers moeilijk EVC-trajecten kunnen vinden die passen bij hun wensen. Voor individuen die op zoek zijn naar EVC zijn alleen standaard procedures beschikbaar. Het bestaande EVC-aanbod is voornamelijk gericht op gebruik door werkenden. Voor werkzoekenden, vrijwilligers en scholieren zijn nog niet of nauwelijks passende methodes ontwikkeld. Ook onder deze doelgroepen bestaat echter behoefte aan methodes in het kader van EVC. Onderstaand wordt kort ingegaan op de vraag naar EVC voor deze doelgroepen. Het aantal werkzoekenden neemt met de huidige recessie snel toe. Ook onder jongeren is de werkloosheid hoog. Er is behoefte aan geschikte methodes om werkzoekenden, waaronder jeugdwerklozen, succesvol naar een betaalde baan toe of terug te leiden. EVC kan hierin een belangrijke rol spelen. Bijvoorbeeld door een breed beeld te geven van de competenties die een werkzoekende in huis heeft, en hiermee inzichtelijk te maken welk type banen bij hem/haar passen. Door verder te kijken dan de diploma’s en het aantal jaren werkervaring van werkzoekenden en in beeld te brengen over welke competenties werkzoekenden daadwerkelijk beschikken, kunnen betere matches tussen werkzoekenden en vacatures worden gemaakt. Welke vorm van EVC een goede bijdrage kan leveren aan de arbeidsmarkttoeleiding van werkzoekenden is nog de vraag. Welke competenties zijn van belang? Hoe meet je die? Hoe match je dat met beschikbare banen? De specifieke behoeften van werkzoekenden en de mogelijkheden van arbeidsbemiddelende organisaties vragen om andere EVC-methodes dan welke reeds worden ingezet voor werkenden. Bovendien moet worden stilgestaan bij de vraag welke mogelijkheden aan een werkzoekende kunnen worden geboden om zich verder te ontwikkelen. Voor scholieren die uit het onderwijsproces dreigen te vallen of hier al enige tijd buiten staan kan EVC ook van betekenis zijn. Het in beeld brengen van de competenties die ze bezitten kan hen helpen om zich te heroriënteren op een opleidingsrichting. Ook kan erkenning van hun competenties in de vorm van vrijstellingen voor een opleiding hen stimuleren om alsnog, versneld, een (start)kwalificatie te behalen. Ook voor vrijwilligers lijkt de inzet van EVC waardevol. In twee recent uitgevoerde onderzoeken naar de wenselijkheid van EVC voor vrijwilligerswerk gaf bijna drie kwart van de geïnterviewde vrijwilligersorganisaties aan gebruik te willen maken van een mogelijkheid tot erkenning van competenties van vrijwilligers. Zij verwachten profijt van EVC voor het aantrekken en behouden van vrijwilligers en de professionaliteit van het vrijwilligerswerk. Tussen de 20 en 70 % van de geïnterviewde vrijwilligers geeft aan erkenning te willen krijgen voor de competenties die ze in hun vrijwilligerswerk opdoen. Dit percentage hangt af van de leeftijd van de vrijwilligers, de vrijwilligersorganisatie waar ze werken, het al dan niet volgen van een opleiding en het al dan niet zoeken naar (ander) werk. Voor vrijwilligers zijn EVC-diensten nodig die passen bij de eigenheid van het vrijwilligerswerk, en bij de wensen en mogelijkheden van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. 12 Aan de beperkte beschikbaarheid van maatwerk EVC-trajecten liggen ook verschillende knelpunten aan de aanbodkant van EVC ten grondslag. Deze worden in onderstaand tekstblok besproken. Knelpunten bij aanbieders van EVC De beperkte diversiteit in het aanbod van EVC is terug te voeren op knelpunten die onderwijsinstellingen en andere (potentiële) EVC-aanbieders ervaren bij het ontwikkelen en aanbieden van EVC. Het gaat dan met name om onbekendheid van EVC, geen belang zien in EVC, niet weten hoe EVC handen en voeten te geven en EVC niet kunnen financieren. Onderstaand worden deze knelpunten toegelicht. Onbekendheid van EVC Veel potentiële aanbieders van EVC kennen het begrip EVC niet of nauwelijks. Erkende onderwijsinstellingen (met name ROC’s en hogescholen) zijn inmiddels goed op de hoogte van het begrip EVC, en in meer of mindere mate actief bezig met de ontwikkeling en uitvoering ervan. Onder niet-erkende onderwijs- en scholingsinstellingen, bijvoorbeeld particuliere trainingsbureaus en (re)integratiebedrijven, is het begrip EVC echter relatief onbekend. Geen belang bij EVC ROC’s, de belangrijkste aanbieders van EVC op dit moment, lijken niet altijd gemotiveerd om EVC-trajecten op maat van de vrager naar EVC te ontwikkelen. Als reden wordt vaak genoemd dat ROC’s het bieden van reguliere beroepsopleidingen aan jongeren als hun hoofdtaak zien. Het ontwikkelen van EVC en maatwerk scholing voor andere doelgroepen zien zij als iets extra’s, waar men niet teveel tijd en moeite in wil investeren. In het algemeen geldt dat het ontwikkelen en aanbieden van EVC een omslag in het denken en handelen van een organisatie vraagt. EVC stelt het individu en diens mogelijkheden centraal, en maakt daarmee het aanbieden van standaard scholingstrajecten onmogelijk. Om deze omslag te kunnen en willen maken moeten EVC-aanbieders zèlf geloven in EVC en er belang in zien. Moeite om EVC handen en voeten te geven Organisaties die iets zien in EVC en tot een aanbod willen komen kost het vaak veel moeite om EVC vorm te geven. Men deelt (aspecten van) de visie van EVC, maar kan dit maar moeilijk vertalen in concrete instrumenten voor de eigen situatie. Veel potentiële aanbieders vinden het lastig om informatie te vinden over reeds ontwikkelde EVC-instrumenten en –methodes die ze als voorbeeld kunnen gebruiken. Moeite om EVC te financieren Met name erkende onderwijsinstellingen, die voor hun reguliere onderwijsactiviteiten financiering ontvangen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, geven aan dat ze weinig mogelijkheden zien om de ontwikkeling en uitvoering van EVC-diensten te financieren. De door het ministerie gehanteerde financieringssystematiek biedt hiertoe weinig ruimte. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het gebruik van een jaarlijkse peildatum, waardoor scholen alleen geld krijgen voor leerlingen die precies op die datum met een opleiding bezig zijn. Echter, met de inzet van EVC is het juist de bedoeling om de duur van een opleiding voor een individu te verkorten. Wellicht is dit individu dan juist op de peildatum niet meer of nog niet bezig met een opleiding. In deze gevallen levert EVC de school minder (of geen) financiering vanuit het ministerie op, dan wanneer ze de persoon in kwestie gewoon een volledige opleiding zouden laten doorlopen. De recent aan het licht gekomen fraude in het onderwijs, waarbij sommige onderwijsinstellingen onterecht teveel financiering hebben aangevraagd voor studenten die aan hun school zijn ingeschreven, draagt verder bij aan de problemen rond financiering van EVC. Er zijn, op advies van de commissie Schutte *, strengere regels aangekondigd voor de financiering van onderwijs. Dit alles maakt scholen nog huiveriger om financiering aan te vragen voor EVC en alternatieve leerroutes. 13 Zoals gezegd vergt de ontwikkeling van EVC-diensten ook voor andere (niet erkende) onderwijsinstellingen een grote investering. Een goede uitvoering van EVC-diensten vraagt om individueel maatwerk in plaats van standaard lesprogramma’s. Deze omschakeling vraagt tijd en dus geld. Niet erkende onderwijsinstellingen komen niet in aanmerking voor financiering vanuit het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen en moeten de kosten van EVC dan ook doorberekenen aan hun klanten of anderszins financieren. * De commissie Schutte heeft recent haar onderzoek naar onregelmatigheden in de bekostiging van het hoger en middelbaar beroepsonderwijs, in opdracht van de oud-staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, mevrouw Nijs, afgerond (Schutte et al., 2004). 6. Knelpunten rond betaalbaarheid van EVC De kosten van EVC-diensten lopen uiteen, afhankelijk van de inhoud van de verstrekte diensten en de organisatie die ze aanbiedt. Prijzen tussen de 750 en 2000 euro zijn gangbaar. Een individu dat gebruik wil maken van EVC, zonder hierin te worden vertegenwoordigd door een organisatie, zal EVC zelf moeten financieren. Er bestaan voor individuen geen mogelijkheden voor financiële tegemoetkoming in de kosten van EVC en aanvullende scholing. Aangezien de vraag naar EVC meestal komt vanuit de organisatie waaraan een individu verbonden is, neemt deze organisatie ook meestal de kosten voor EVC op zich. Bijvoorbeeld een bedrijf in geval van een werkende of een uitkeringsverstrekkende instantie in geval van een werkloze. Uitkeringsverstrekkende instanties (zoals UWV voor WW of WAO en gemeenten voor bijstandsuitkeringen) hebben te maken met de sociale zekerheidswetgeving. Deze wetgeving stelt het verwerven van werk boven alles, dus ook boven ontwikkeling en scholing. Er bestaat bij arbeidsmarkttoeleiding van werkzoekenden dan ook vaak een spanning tussen het belang om te investeren in de ontwikkeling van de werkzoekende, waar EVC een instrument bij kan zijn, en het streven om deze werkzoekende zo snel mogelijk aan de slag te krijgen. Uitkeringsinstanties zien dan ook niet altijd mogelijkheden om EVC- en scholingstrajecten voor werkzoekenden te financieren. Bedrijven kunnen soms aanspraak maken op een tegemoetkoming in de voor werknemers gemaakte kosten aan EVC vanuit een opleidings- en ontwikkelingsfonds (O&O-fonds) waarbij ze zijn aangesloten. Dat is echter lang niet altijd het geval. Vrijwilligersorganisaties kennen geen opleidingsfondsen en hebben weinig financiële middelen om de kosten van EVC voor vrijwilligers uit te betalen. Naast de kosten voor het uitvoeren van een EVC-procedure zijn ook incidentele kosten verbonden aan het ontwerp en implementeren van EVC-procedures. Hiervoor bestaat geen subsidieregeling bij de overheid; deze incidentele kosten worden over het algemeen nu gedragen door opleidingsfondsen en ROC's, al dan niet ondersteund door 'toevallige' subsidieregelingen als ESF, Scholingsimpuls, e.a. Een stimuleringsfonds voor bijvoorbeeld doelgroeporganisaties of branches zonder opleidingsfondsen in het bijzonder én het beroepsonderwijs en andere potentiële EVCaanbieders in het algemeen zou een belangrijke bijdrage betekenen aan het ontsluiten van de mogelijkheden van EVC voor elke doelgroep. 14 Eenzelfde stimulering zou uitgaan van het fiscaal aftrekbaar maken van kosten verbonden aan ontwerp, implementatie en uitvoering van EVC-procedures. Dit geldt voor het individu evenzeer als voor elke betrokken organisatie. De belangrijkste knelpunten samengevat Op elk van de in de vorige paragaaf benoemde toegankelijkheidsfactoren van EVC blijken zich knelpunten voor te doen die een ruimere toegang van EVC voor individuen en organisaties in de weg staan. Drie zaken komen als het meest belemmerend naar voren. Ten eerste is er sprake van een relatief geringe bekendheid van EVC. Veel individuen en organisaties in Nederland weten niet van het bestaan van EVC. Wellicht zouden zij profijt kunnen hebben bij EVC, maar als zij niet op de hoogte zijn van EVC vormt dit een eerste en cruciale belemmering om er gebruik van te kunnen maken. Ten tweede is het voor individuen en organisaties die gebruik willen maken van EVC erg lastig om de weg te vinden naar een geschikte EVC-aanbieder. Er bestaan nauwelijks samenwerkingsverbanden tussen diverse EVC-aanbieders, wat een transparante keten van EVCdiensten met onderlinge afstemming van het EVC-aanbod, onmogelijk maakt. Ook is er geen loket waartoe individuen en organisaties zich kunnen richten voor een overzicht van de verschillende EVC-aanbieders en de diensten die zij verlenen. De derde grote belemmering voor een ruimere toegang tot EVC is dat er voor individuen en organisaties onvoldoende mogelijkheden zijn voor EVC en aanvullende scholing die passen bij de eigen wensen en mogelijkheden. Er zijn inmiddels wel verschillende EVC-trajecten beschikbaar, maar deze zijn voornamelijk gericht op werkenden en richten zich vooral op toelating tot bepaalde opleidingen op bepaalde niveaus. Voor andere doelgroepen, zoals werkzoekenden en vrijwilligers, is EVC nog niet of nauwelijks beschikbaar. Kortom, het EVC-aanbod is relatief smal, en voor een grote groep mensen niet geschikt. Het gebrek aan maatwerk rond EVC vindt zijn oorsprong in de beperkte bereidheid van onderwijsinstellingen om naast het verzorgen van reguliere opleidingen voor scholieren ook aandacht te besteden aan het verzorgen van EVC voor andere doelgroepen. Dit komt deels door de moeilijkheden die onderwijsinstellingen ervaren om financiering te krijgen van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen voor de ontwikkeling en uitvoering van EVC. Daarnaast is EVC onbekend onder een grote groep onderwijs- en scholingsinstellingen, zoals private onderwijsinstellingen, bedrijven voor training en advies, en reïntegratiebedrijven. Deze organisaties zouden voor specifieke doelgroepen EVC kunnen ontwikkelen en aanbieden. De betaalbaarheid laat tenslotte nogal te wensen over. Dit geldt zowel voor de onduidelijkheid over reële en acceptabele kosten van EVC-procedures als voor het gebrek aan ondersteuningsbeleid voor investeringen in ontwerp en implementatie van EVC-procedures binnen organisaties. 15 5 Aanbevolen acties om de toegankelijkheid van EVC te vergroten In deze paragraaf worden verschillende acties voorgesteld om de belangrijkste belemmeringen voor een ruimere toegang tot EVC weg te nemen. Het gaat dan voornamelijk om het werken aan de relatief geringe bekendheid van EVC, het gebrek aan een loket voor EVC-dienstverlening en de geringe diversiteit in het EVC-aanbod. De voorgestelde acties zijn gericht op (potentiële) aanbieders van EVC en op (potentiële) gebruikers van EVC. Samengevat stellen we de volgende vijf acties voor: Acties gericht op (potentiële) aanbieders van EVC 1. Voorlichten en enthousiasmeren van aanbieders van EVC 2. Financiële ondersteuning van ontwikkeling én uitvoering van EVC 3. Praktische ondersteuning bij de ontwikkeling van EVC Acties gericht op potentiële gebruikers van EVC 4. Voorlichten van potentiële gebruikers 5. Een loket voor EVC-dienstverlening Onderstaand worden deze vijf acties toegelicht, en concreet ingekleurd voor de twee hoofddoelgroepen van EVC, namelijk werkenden en werkzoekenden. Bij elke actie geven we ook aan welke organisatie(s) de uitvoering ervan ter hand zou kunnen of moeten nemen. 5.1 Acties gericht op (potentiële) aanbieders van EVC Momenteel is het aanbod van EVC-trajecten vrij smal. Een beperkte groep aanbieders (vooral ROC’s en KBB’s, enkele hogescholen en private instituten) biedt EVC-trajecten aan die zich voornamelijk richten op versnelde instroom van werkenden in specifieke beroepsopleidingen. Om verschillende individuen en organisaties gebruik te kunnen laten maken van EVC is juist een breed scala aan EVC-diensten nodig die variëren qua inhoud en proces. Diversiteit qua inhoud in de zin dat er passende EVC-trajecten zijn voor verschillende doelgroepen met verschillende doelstellingen. Diversiteit qua proces in de zin dat er flexibele mogelijkheden voor de invulling van EVC-trajecten zijn, bijvoorbeeld op verschillende tijdstippen of op verschillende locaties. Om te komen tot een divers EVC-aanbod zal actie moeten worden ondernomen. Onderstaand noemen we enkele maatregelen gericht op aanbieders van EVC die hier aan bij kunnen dragen. Actie 1. Voorlichten en enthousiasmeren van aanbieders van EVC Om tot een grotere diversiteit en betere klantgerichtheid in het EVC-aanbod te komen moeten bestaande en potentiële EVC-aanbieders gestimuleerd worden om (nieuwe) EVC-diensten te ontplooien. Voor potentiële aanbieders van EVC die het begrip EVC nog niet of nauwelijks kennen is een eerste voorwaarde dat ze van het bestaan hiervan op de hoogte worden gebracht. 16 Daarnaast moet het voor (potentiële) aanbieders van EVC duidelijk zijn welke kansen EVC kan bieden, nu en in de toekomst. EVC verenigt namelijk diverse kenmerken in zich die goed aansluiten bij de wijze waarop tegenwoordig in Nederland en daarbuiten wordt aangekeken tegen kennis, leren, en de rol van het individu. Eén van de belangrijkste kenmerken is: EVC maakt inzichtelijk wat iemand waar en hoe dan ook heeft geleerd, met andere woorden EVC is leerwegonafhankelijk. Dit past in de huidige kenniseconomie, waarin mensen worden geacht niet te stoppen met leren als ze de school verlaten, maar zich gedurende hun leven te blijven ontwikkelen in allerlei settings. Een tweede belangrijk kenmerk is dat EVC uitgaat van wat iemand al kan en niet van wat hij of zij juist nog niet kan (De fles is half vol in plaats van half leeg). Deze positieve benaderingswijze maakt dat EVC mensen motiveert om zich in te zetten voor hun verdere ontwikkeling. Dit sluit aan bij het huidige streven om mensen meer verantwoordelijkheid te geven voor hun eigen situatie. Het voorlichten en enthousiasmeren van potentiële aanbieders van EVC kan worden opgepakt door organisaties die de belangen van gebruikers van EVC vertegenwoordigen. Zo zullen sociale partners kunnen aansturen op meer EVC-mogelijkheden voor werkgevers en werknemers. Hun staan ook organisaties als Syntens, Kamers van Koophandel, KBB's en opleidingsfondsen ter beschikking. CWI, UWV, reïntegratiebedrijven, gemeenten, VNG4, Stimulansz5 en DIVOSA6 kunnen het voortouw nemen in het stimuleren van een breder EVC-aanbod voor werkzoekenden, zeker wat betreft de focus op het herkennen van competenties. Voor de erkenning van die 'herkende' competenties zouden ze zich kunnen richten op erkende onderwijsinstellingen. In het stimuleren van specifiek EVC-aanbod voor vluchtelingen die in een traject van inburgering worden toegeleid naar werk kunnen belangenbehartigers van vluchtelingen, zoals FORUM 7 en Stichting Vluchtelingenwerk, een speciale rol spelen. Scholen kunnen ook een belangrijke rol spelen bij het 'inbedden' van EVC bij het individu. Invoering van portfolio- en competentiegericht onderwijs kan op de lange duur de benodigde cultuurverandering ten aanzien van de zeggenschap over het individuele leerpad bespoedigen. Het individu en diens continue ontwikkeling staan immers voorop in onze kennissamenleving? Tot slot zou het geen kwaad kunnen als er een makelende en schakelende instantie zou zijn die zolang het gebruik van de EVC-systematiek nog geen gemeengoed is - de verschillende betrokken partijen bij EVC-procedures doeltreffend en doelmatig bij elkaar kan helpen brengen. Het aandragen van concrete praktijkvoorbeelden is hierbij van groot belang. Actie ligt bij: belangenbehartigers per EVC-doelgroep (zie tabel 1): voorlichten en aansturen van publieke en particuliere dienstverleners Overheid: (tijdelijk) ondersteunen voorlichting (via Kenniscentrum EVC en/of Taskforce Leven Lang Leren); aansturing publieke dienstverleners 4 VNG is de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. 5 Stimulansz is een stichting ter ondersteuning van gemeenten bij het ontwikkelen en uitvoeren van lokaal beleid voor sociale zekerheid. 6 DIVOSA is de landelijke vereniging van leidinggevenden bij Nederlandse overheidsorganisaties op het terrein van werk, inkomen en zorg. 7 FORUM is een instituut voor multiculturele ontwikkeling. 17 Actie 2. Financiële ondersteuning van ontwikkeling èn uitvoering van EVC Naast het voorlichten van potentiële aanbieders van EVC kunnen financiële prikkels de totstandkoming van een breder EVC-aanbod bevorderen. Zo kunnen we bijvoorbeeld denken aan subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe EVC-trajecten. Deze moeten open staan voor zowel landelijk erkende onderwijsinstellingen als private organisaties, om de breedte van het EVC-aanbod te bevorderen. Een voorbeeld van een zinvol gebleken maatregel is de Scholingsimpuls van het Ministerie van Economische Zaken, die subsidie verstrekt voor de ontwikkeling van innovatieve scholingstrajecten voor werknemers. Dit heeft reeds tot de ontwikkeling van verscheidene nieuwe EVC-trajecten geleid. Bij nieuwe regelingen moet echter nadrukkelijk ook aandacht worden besteed aan EVC-diensten voor werkzoekenden. Financiële prikkels moeten niet alleen gericht zijn op de ontwikkeling (en verspreiding) van nieuwe EVC-diensten; om een duurzaam EVC-aanbod te garanderen is ook voor de uitvoering van eenmaal bestaande EVC-diensten financiële ondersteuning nodig . Idealiter worden EVC-diensten zo voordelig aangeboden dat deelnemers de kosten zelf kunnen betalen. Waar dit niet haalbaar is zullen er mogelijkheden moeten worden gecreëerd voor tegemoetkoming in de kosten van uitvoering van EVC. Financiële ondersteuning van de uitvoering van EVC kan geboden worden aan de aanbodkant (aanbieders van EVC financieel ondersteunen) of aan de vraagkant (vragers naar EVC een bijdrage geven in de kosten). Deze laatste optie sluit goed aan bij recente ontwikkelingen om financiering van onderwijs en ook zorg vraaggestuurd in te richten. Zo zijn inmiddels enkele pilots met vraaggestuurde financiering in het onderwijs uitgevoerd, waarbij leerlingen met zogenaamde vouchers zelf onderwijsdelen kunnen inkopen. Vragers naar EVC krijgen een budget in handen waarmee zij zelf op zoek kunnen gaan naar een EVC-aanbieder die hen aanspreekt. Hierbij zijn zij niet persé aangewezen op de landelijk erkende onderwijsinstellingen (die in het huidige systeem als enige aanspraak kunnen maken op financiering van het Ministerie van OCenW), om de markt voor EVC open te stellen voor andere aanbieders. Het verstrekken van subsidies voor de ontwikkeling van nieuw EVC-aanbod voor werkenden kan ter hand genomen worden door werkgevers- en werknemersverenigingen, brancheorganisaties en opleidings- en ontwikkelingsfondsen. Dezelfde organisaties zouden werknemers een financiële tegemoetkoming kunnen bieden in de kosten van EVC. Zo zouden bijvoorbeeld vakbonden hun leden korting kunnen geven op deelname aan EVC. Binnen het MKB zou samenwerking tussen sectoren, brancheverenigingen, opleidingsfondsen e.a. uitkomst moeten bieden voor die branches waar de slag- en draagkracht te klein is om EVC zelfstandig vorm te geven. UWV en gemeenten (afzonderlijk dan wel landelijk via de VNG) kunnen subsidies verstrekken aan organisaties die EVC-dienstverlening voor werkzoekenden ontwikkelen. Verder kunnen zij werkzoekenden een tegemoetkoming bieden in de kosten van EVC. Bekeken zal moeten worden in hoeverre de sociale zekerheidswetgeving hiertoe mogelijkheden biedt. De overheid kan (op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau) subsidieregelingen ter stimulering van de diversiteit van het EVC-aanbod opstarten, dan wel bestaande subsidieregelingen op het gebied van onderwijs, scholing en ontwikkeling toegankelijk maken voor EVC-dienstverlening. Ook kan de landelijke overheid bij de vormgeving van een systeem van vraagfinanciering in het onderwijs uitdrukkelijk ruimte opnemen voor financiering van EVC-diensten. De mogelijkheden van 18 fiscale ondersteuning van ontwerp, implementatie en uitvoering dienen in dit kader ook door de overheid te worden geboden. Tenslotte kunnen aanbieders van EVC gestimuleerd worden om gebruik te maken van Europese subsidiemogelijkheden, zoals het Europees Sociaal Fonds. Randvoorwaardelijk voor het geven van financiële prikkels aan ontwikkeling en uitvoering van EVCdiensten is dat er een helder inzicht bestaat in de prijsvorming ervan. Hiervoor is onderzoek benodigd op sectoraal en op doelgroep-niveau. Een dergelijk initiatief is in ontwikkeling in de metaalsector. Op doelgroep-niveau wordt door enkele gemeenten gewerkt aan een aanpak waarbij de juiste prijs-kwaliteit-verhouding van EVC-dienstverlening inzichtelijk wordt gemaakt. Tenslotte wordt binnenkort een onderzoek afgerond naar de kosten & baten-analyse van EVC-implementatie op organisatieniveau. Dit onderzoek beperkt zich tot betaald werk bij een groot en een middelgroot bedrijf. Verbreding naar andere typen organisaties is aanbevelenswaardig. Met alle gegevens die deze onderzoeken opleveren is het wellicht mogelijk een structurele afspraak te maken is over de hoogte van de vergoeding voor (bepaalde delen van) een aangeboden EVC-traject. Actie ligt bij: Overheid: (tijdelijke) stimuleringsregeling voor ontwerp & implementatie EVC-procedures; EVC fiscaal benoemen als scholingsinspanning Sociale partners: EVC inbedden in CAO's Overheid & sociale partners: benutten bestaande Europese subsidiemogelijkheden Belangenbehartigers per EVC-doelgroep ): inzicht in prijsvorming binnen eigen werkterrein Actie 3. Praktische ondersteuning bij de ontwikkeling van EVC Veel organisaties die (voor het eerst) aan de slag gaan met het ontwikkelen van EVC-diensten hebben moeite hun visie op EVC om te zetten in een concrete aanpak die past bij de doelgroep die ze voor ogen hebben. De ontwikkeling van nieuw EVC-aanbod zou voor hen makkelijker worden als er praktische handvaten voor vormgeving van EVC beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld over mogelijke taakverdelingen in een EVC-traject, de opbouw van een portfolio, en te hanteren competentiestandaarden. In een database kunnen inmiddels ontwikkelde EVC-instrumenten digitaal toegankelijk worden gemaakt. Aanvullend kunnen (virtuele) expertmeetings worden georganiseerd voor uitwisseling van ervaringen. Dergelijke praktische ondersteuning zou door EVC-aanbieders gezamenlijk kunnen worden georganiseerd. Een onafhankelijke organisatie kan hieraan ondersteuning bieden, bijvoorbeeld door vernieuwende (internationale) kennis te verzamelen en te verspreiden en door aanvullend advies te geven aan individuele EVC-aanbieders. Voorop staat dat het niet gaat om het pamperen maar om het empoweren van aanbieders van EVC. Actie ligt bij: Publieke en particuliere dienstverleners: bundelen en uitwisselen van expertise Overheid: tijdelijk organiseren van ondersteuning (via Kenniscentrum EVC en/of Taskforce Leven Lang Leren) 19 - Belangenbehartigers per EVC-doelgroep): ondersteuning van de dienstverlening binnen het eigen werkterrein 5.2 Acties gericht op potentiële gebruikers van EVC Een inhoudelijk en procesmatig breed EVC-aanbod is een eerste voorwaarde om meer individuen en organisaties toegang te verschaffen tot EVC. Potentiële gebruikers van EVC moeten echter ook op de hoogte zijn van dit EVC-aanbod. We noemen hier enkele acties om dit te bereiken. Actie 4. Voorlichten van potentiële gebruikers De relatieve onbekendheid van EVC is een van de grootste knelpunten om het gebruik van EVC te doen toenemen. Immers, het succes van EVC hangt af van de mate waarin het individu geprikkeld kan worden om te investeren in zichzelf, om te beginnen bij het willen en kunnen invullen van een portfolio. Het is dan ook van belang om meer individuen en organisaties op de hoogte te brengen van het bestaan van EVC en de mogelijkheden ervan. Dit kan gebeuren via een Postbus 51-achtige voorlichtingscampagne over een leven lang leren en EVC met t.v.-spots en billboardreclames, om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Daarnaast kunnen belangenbehartigers van verschillende doelgroepen hun achterban voorlichten. Zo kunnen sociale partners meer werkgevers en werknemers op de hoogte brengen van de mogelijkheden van EVC, en lokale of landelijke cliëntenraden meer werkzoekenden. Ook koepels als VNG, Stimulansz, DIVOSA en CWI kunnen de mogelijkheden van EVC bij hun achterban onder de aandacht brengen. Actie ligt bij: Overheid & sociale partners: uitvoering landelijke campagne Belangenbehartigers per EVC-doelgroep: campagne vormgeven binnen eigen werkterrein Actie 5. Een loket voor EVC-dienstverlening Potentiële gebruikers moeten niet alleen weten van het bestaan van EVC maar ook passende EVCdienstverlening kunnen vinden. Ze moeten een beeld hebben van de EVC-mogelijkheden die voor hen beschikbaar zijn, om hieruit dat traject te kunnen kiezen dat het beste bij hen past. Er is daarom behoefte aan een laagdrempelig en goed bereikbaar loket waar individuen en organisaties met een scholingsvraag terecht kunnen. Dergelijke loketten kunnen worden opgezet op regionaal niveau, om informatie te bieden over de EVC-diensten in de eigen regio, en/of op sectoraal niveau, om informatie te bieden over de diensten in één bepaalde sector. Regionale loketten zouden wellicht kunnen worden ondergebracht bij lokale CWI-vestigingen. Het is van belang dat de loketten een compleet en transparant overzicht kunnen geven van het totale EVC-aanbod. Duidelijk moet zijn hoe de gehele keten van EVC-dienstverlening voor verschillende doelgroepen eruit ziet. Dit vraagt om een ketenbenadering, waarin de verschillende scholingsaanbieders in de keten samenwerken, hun diensten op elkaar afstemmen en doorverwijzen naar elkaar. De ketenbenadering maakt een integraal EVC-aanbod mogelijk, waarbij de beschikbare dienstverlening succesvol wordt gekoppeld zodat individu en organisatie efficiënt en effectief geholpen worden. Een voorbeeld van een dergelijke ketenbenadering is de samenwerking 20 tussen scholingsinstellingen en bedrijven in de techniek in Amsterdam, die samen zorgen voor een transparant en breed toegankelijk EVC-aanbod. Om de ketenbenadering te bevorderen zouden de EVC en scholings-loketten door alle scholingsaanbieders in een regio dan wel sector gezamenlijk kunnen worden opgericht. Wellicht kan een onafhankelijke organisatie hierbij ondersteuning bieden. In andere landen van Europa zijn enkele voorbeelden van regionale leerwinkels of EVC-loketten te vinden. Zoals de Stelle für Berufsberatung in Zwitserland, de Centres de Bilan de Competences in Frankrijk, de RVCC-centra in Portugal, en de op te richten leerwinkels in Vlaanderen. De ervaringen die met deze initiatieven zijn opgedaan kunnen als inspiratiebron en leerschool dienen voor de inrichting van EVC- en scholingsloketten in Nederland. Actie ligt bij: Overheid & sociale partners: stimuleren loketvorming; aansturen dienstverleners Publieke en particuliere dienstverleners: structureel vormgeven & afstemmen loketfunctie 21 Geraadpleegde literatuur Daeter-Kunneman, M., J. van Overbeek, M. Pieterse, M. Roes (2003) Naar competente assessoren binnen de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, Kenniscentrum EVC, Houten. Dam, van E. & J. Frietman (2003) Wenselijkheid en haalbaarheid van het erkennen van competenties van vrijwilligers. NIZW/KBA, Utrecht/Nijmegen. Dungen, M. van den (2004) Is EVC business voor het mbo? In: EVC-Expres 2004/24, CINOP, ’s Hertogenbosch. Duvekot, R.C. (2004) EVC is van mij! In: Leren in Ontwikkeling 4, pp. 26-30. Duvekot, R.C., E. Kaemingk & R. Klarus (2004) Geleerd wordt er toch! In: Opleiding en Ontwikkeling 11, pp 10-15. EU Commission expertgroup (2004) Final proposal for a set of common European principles for validation of non-formal learning. Brussel DG EAC. Hövels, B. & C. Romijn (2003) EVC-monitor 2001-2002, deelrapportage: Implementatie van EVC: Rendement, toegankelijkheid en knelpunten, Kenniscentrum EVC/KBA, Houten/Nijmegen. Kenniscentrum EVC (2004) Alle hens aan EVC, jaarplan 2004, Kenniscentrum EVC, Houten. Kenniscentrum EVC (2004) Een jaar ‘Passie en Rendement’, jaarverslag over 2003, Kenniscentrum EVC, Houten. Klaeijsen, A. & E. van Dam (2004) Erkenning van competenties van vrijwilligers: potentiële gebruikers in kaart gebracht. Een verdiepend onderzoek binnen drie vrijwilligersorganisaties. NIZW/KBA, Utrecht/Nijmegen. Kwaliteitscentrum Examinering (2003) Standaarden 2003-2004. Lyotard, J.F. (1988). Het postmoderne weten. Kok Agora, Kampen. Ministerie van Economische Zaken (2000) De Fles is Half Vol. Een brede visie op de benutting van EVC. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag. Romijn, C. & B. Hövels (2003) EVC-monitor 2001-2002, Kenniscentrum EVC/KBA, Houten/Nijmegen. Schutte, G.J., R.B.M. Mul, J.G. Kuijl, F.H.J. Mijnssen, C.J.N. Versteden (2004) Eerlijk delen. Onderzoek naar onregelmatigheden in de bekostiging van het hoger onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, Den Haag. Schuur, C.C.M., P.B. Feenstra & R.C. Duvekot (2003) EVC in Europa. Europese leerpunten voor EVC-benutting in Nederland. LEMMA, Utrecht. Verhaar, C.H.A. (2002) Wat kan EVC opleveren? Onderzoek naar het rendement van EVC in de Nederlandse praktijk anno 2002. LEMMA, Utrecht. 22 Bijlage: expertpanel en aanvullend geraadpleegde deskundigen Leden van het expertpanel ‘toegankelijkheid van EVC’ - Gert-Jan van de Berg, Philips Nijmegen Karen Schuman, Vereniging van Nederlandse Tapijtfabrikanten Willie Berentsen, FME Louis Rutten, FNV bouw Bert Eggink, ROC Utrecht Stieneke Boerma, Noorderpoort College Theresia de Boer, VAPRO-OVP Sjoerd Roodenburg, COLO Mieke Gelderloos, IVIO Aanvullend geraadpleegde EVC-deskundigen - Hans Asberg, Ministerie van Defensie Anna Bakker, PAEPON Pia Deveneijns, Bve Raad Jan Guerand, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Kees Hoogendijk, MKB-Nederland Hans Koole, VNO-NCW Arjan Ploegmakers, FNV Petra Reulings, Ministerie van Defensie Rijk Roelofse, CNV Bedrijvenbond Sjoerd Roodenburg, Colo Arian van Staa, HBO Raad Dik Stroband, CWI Rigo van Raai, Empowerment centre EVC Sandra Slijpen, StimulanSZ Johan Töpfer, Gemeente Tiel Manon Fretz, CWI Nederland Faïrouz Ben Salah, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 23