Inleiding Gedrag, gezondheid en ziekte

advertisement
2
1
Hoofdstuk 1 • Behavioural medicine - geneeskunde en psychologie: een introductie
1.1
Inleiding
Het behandelen van lichamelijk zieke mensen in een behavioural medicine-kader leidt tot
goede resultaten. Systematische reviews, meta-analysen, Cochrane Reviews en de hoofdstukken in dit boek onderbouwen deze uitspraak. In vrijwel elk algemeen ziekenhuis in Nederland
functioneert een afdeling medische psychologie, vele huisartsen werken - al dan niet in een
gezondheidscentrum - met psychologen samen en revalidatiecentra en andere derdelijnsinstellingen hebben psychologen in de behandelstaf. Aan vele universitaire medische centra is
een afdeling medische psychologie verbonden, waar men zich toelegt op het behandelen van
patiënten, het geven van onderwijs over behavioural medicine aan studenten geneeskunde
en het doen van onderzoek op dit veld. Er zijn nationale en internationale organisaties actief
op het domein van de behavioural medicine; zij publiceren in (inter)nationale tijdschriften,
maken boeken en houden congressen. Kortom: de behavioural medicine is ‘alive and kicking’.
In dit inleidende hoofdstuk plaatsen we het begrip behavioural medicine in het grotere
kader van andere wetenschapsgebieden op het snijvlak van geneeskunde en psychologie. Op
geleide van de definitie van behavioural medicine illustreren we vier aandachtsgebieden: preventie, diagnostiek, behandeling en revalidatie. Enkele methoden die in de behavioural medicine worden toegepast, passeren de revue. We sluiten af met enkele opmerkingen over inhoud
en organisatie van de behavioural medicine in Nederland aan het begin van de eenentwintigste
eeuw.
1.2
Gedrag, gezondheid en ziekte
Bij het ontstaan, de behandeling en het beloop van lichamelijke klachten en ziekten speelt
gedrag een wezenlijke rol. De empirische evidentie voor deze uitspraak is sterk. Van der Lucht
en Polder (2010) en Schram, Maas, Poos en Jansen (2001) geven cijfers over de bijdrage van gedrag aan morbiditeit en mortaliteit in Nederland. Roken veroorzaakt ruim 23.000 voortijdige
sterfgevallen per jaar, onvoldoende lichamelijke activiteit 7.000, ongezond eten 9.500, terwijl
overmatig alcoholgebruik verantwoordelijk is voor 2.500 voortijdige sterfgevallen. Bij een jaarlijkse sterfte in Nederland van ongeveer 180.000 mensen, laat zich de bijdrage van gedrag aan
sterfte dus gemakkelijk uitrekenen.
Getallen over de bijdrage van gedrag aan (premature) sterfte in een internationaal perspectief laten zien dat 35 procent van de sterfte aan kanker is toe te schrijven aan gedragsfactoren.
Overgewicht, roken, alcohol, ongezond eten, weinig lichamelijke activiteit en onveilige seks
zijn hier belangrijke risicofactoren. Dit geldt voor zowel hoogontwikkelde samenlevingen (o.a.
Lin, O’Connor, Whitlock & Bell, 2010; voor de Verenigde Staten zie Mokdad, Marks, Stroup &
Gerberding, 2004) als voor bijvoorbeeld sub-Saharagebieden (Danaei, Vander Hoorn, Lopez,
Murray & Ezzati, 2005). Deze risicofactoren zijn alle potentieel beïnvloedbaar - een constatering met belangrijke implicaties op vele niveaus. Onderzoek laat echter zien dat in dat opzicht
nog een lange weg is te gaan. In een studie onder 153.000 volwassenen in de Verenigde Staten
bleek slechts 3 procent alle vier de ‘healthy lifestyle characteristics’ te vertonen: niet-roken, op
gewicht zijn, minimaal vijf eenheden fruit of groente per dag eten en voldoende lichaamsbeweging hebben (Reeves & Rafferty, 2005). Recent is ook dagelijks langdurig televisie kijken op
de lijst gekomen van risicofactoren voor het ontstaan van chronische lichamelijk aandoeningen
(diabetes, cardiovasculaire ziekten) en zelfs mortaliteit (Grøntved & Hu, 2011).
1.3 • Behavioural medicine
1.3
3
Behavioural medicine
Een algemeen aanvaarde Nederlandse vertaling van het begrip behavioural medicine bestaat
niet. In het Duits wordt wel ‘Verhaltensmedizin’ gebruikt (o.a. Ehlert, 2003) en in het Zweeds
‘Beteende medicin’; in beide begrippen komt de interactie tussen gedrag en geneeskunde naar
voren. De poging om in het Nederlands het begrip gedragsgeneeskunde te gaan gebruiken voor
behavioural medicine, is niet geslaagd. In ons land wordt behavioural medicine zonder problemen gebruikt: zo is er een Nederlandse Behavioral Medicine Federatie, die het Nederlands
Tijdschrift voor Behavioral Medicine uitgeeft.
De definitie van behavioural medicine wordt gegeven in de eerste aflevering van de eerste
jaargang van het tijdschrift Journal of Behavioral Medicine (Schwartz & Weiss, 1978a, 1978b, p.
250): ‘Behavioural medicine is the interdisciplinary field concerned with the development and
integration of behavioral and biomedical science, knowledge and techniques relevant to health
and illness, and the application of this knowledge and these techniques to prevention, diagnosis, treatment, and rehabilitation.’
In 1995 voegt de Amerikaanse Society of Behavioral Medicine het begrip ‘psychosocial’ aan
deze definitie toe: ‘(…) integration of behavioral, psychosocial, and biomedical science (…)’
(Outlook, 1995, p. 1). Andere auteurs bepleiten het in de definitie opnemen van socioculturele en politiek-economische aspecten (resp. Schneiderman & Orth-Gomér, 1996, p. 279-280;
Keefe, 2011). Dit punt onderstreept dat in de behavioural medicine onder ogen wordt gezien dat
maatschappelijke omstandigheden belangrijke determinanten van gezondheid en ziekte zijn.
Mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) zijn meer, langer en ernstiger ziek en
overlijden eerder dan mensen met een hoge SES (Mackenbach, 2011). Psychologen in de behavioural medicine concentreren zich veelal op individuele factoren in hun research en zorg; artsen hebben daar vaak evenzeer een neiging toe. Binnen de behavioural medicine bestaat echter
ook nadrukkelijk aandacht voor ‘public health’ ofwel openbare gezondheidszorg en contextuele
kenmerken van gedrag, gezondheid en ziekte (Glass & McAtee, 2006; Rawal et al., 2012).
De definitie die de International Society of Behavioral Medicine nu in zijn Charter (zie
7 www.isbm.info/files/charter.pdf) gebruikt, weerspiegelt het voorgaande: ‘Behavioral medicine
can be defined as the interdisciplinary field concerned with the development and integration
of psychosocial, behavioral and biomedical knowledge relevant to health and illness, and the
application of this knowledge to prevention, etiology, diagnosis, treatment and rehabilitation.’
Gegeven deze definitie is het relevant om na te gaan hoe het veld van de behavioural medicine zich tot andere, gerelateerde, velden verhoudt. Beoefenaren van de behavioural medicine
bevinden zich in zeer diverse organisaties en structuren (zoals ziekenhuizen, universiteiten,
huisartspraktijken en gemeentelijke gezondheidsdiensten). Zij zien verschillende categorieën
patiënten en/of respondenten, met medische, psychologische en psychosociale problematiek en veelal met een combinatie van die soorten problematiek. In . figuur 1.1 zijn in de kwadranten
die ontstaan door de assen psychologie/geneeskunde en lichamelijke/psychische problematiek
te tekenen, enkele velden van patiëntenzorg en onderzoek geplaatst, teneinde te schetsen hoe
het behavioural medicine-veld tegenover die andere velden kan worden gepositioneerd.
Vanzelfsprekend is het wat kunstmatig om (bijvoorbeeld) de op de Y-as geplaatste begrippen te scheiden, al helemaal in een boek dat behavioural medicine in zijn titel heeft. Het gaat
er hier echter om licht te werpen op de karakteristieke kenmerken van de wetenschapsgebieden
in de vier kwadranten.
5 Klinische psychologie. Doet onderzoek over en behandelt patiënten of cliënten met psychische problematiek, vanuit een psychologische optiek voor wat betreft theorieën en
methoden.
1
4
Hoofdstuk 1 • Behavioural medicine - geneeskunde en psychologie: een introductie
psychische problematiek
1
psychiatrie
klinische psychologie
psychologie
geneeskunde
gezondheidspsychologie
behavioural medicine
liaisonpsychiatrie
medische psychologie
lichamelijke problematiek
. Figuur 1.1
Behavioural medicine-veld in verhouding tot gerelateerde wetenschapsgebieden.
5 Psychiatrie. Houdt zich eveneens bezig met patiënten met psychische problematiek, veelal
in een ernstiger graad dan in de klinische psychologie, en met behulp van theorieën en
methoden die een biomedisch accent hebben (zoals farmacotherapie, elektroconvulsieve
therapie).
5 Behavioural medicine. Is rechts onder in de figuur geplaatst, omdat in de behavioural medicine patiënten met lichamelijke klachten en ziekten worden bestudeerd en behandeld,
vanuit theorieën en methoden die goed in een biopsychosociaal model zijn in te passen.
5 Liaisonpsychiatrie. Onderdeel van de psychiatrie die in Nederland wel met ziekenhuispsychiatrie wordt aangeduid. Liaisonpsychiaters bedrijven diagnostiek, therapie en wetenschappelijk onderzoek bij patiënten met lichamelijke klachten en ziekten bij wie ernstige
psychiatrische problematiek aanpassing aan de klacht of ziekte sterk belemmert. In Nederland is dit veld traditioneel sterk; publicaties op dit terrein zijn onder meer te vinden
in General Hospital Psychiatry en International Journal of Psychiatry in Medicine.
5 Medische psychologie. Het wetenschapsgebied dat zich bezighoudt met het bestuderen
van de mens in de medische situatie (Convent Hoogleraren Medische Psychologie, 2009).
Het accent ligt hier dus op mensen die zich ziek voelen of ziek zijn, bij wie geen sprake is
van ernstige psychopathologie en die veelal in een medische setting mede door medisch
psychologen worden bestudeerd en behandeld. Medische psychologie en behavioural
medicine liggen elkaar goed; kenmerkend is een nauwe samenwerking met werkers in de
somatische gezondheidszorg.
5 Gezondheidspsychologie. Onderdeel van de psychologie, waarin men zich met behulp van
theorieën en methoden uit de psychologie bezighoudt met onderzoek over primaire en
secundaire preventie. Gezondheidspsychologie en behavioural medicine lijken soms met
elkaar om te gaan als water en vuur (zie o.a. Kaptein, 2011; Ogden, 2003; Oxman, Fretheim & Flottorp, 2005).
1.4
Behavioural medicine aan het werk
De vier kernthema’s uit de definitie van behavioural medicine zijn preventie, diagnostiek, behandeling, revalidatie. We illustreren deze vier begrippen aan de hand van enkele recente
empirische studies.
1.4 • Behavioural medicine aan het werk
1.4.1
5
Preventie
Onder primaire preventie wordt verstaan het toepassen van psychosociale, gedragswetenschappelijke en biomedische kennis met als doel lichamelijke ziekte te voorkomen. Kaplan (2000)
benadrukt dat ‘(…) primary prevention is usually based on a behavioral rather than a disease
model. Diagnosis plays a lesser role because there is no disease to diagnose. Intervention is
typically behavioral and might include exercise, dietary change, or the avoidance or reduction
of tobacco use. Interventions might also include public policy change’ (Kaplan, 2000, p. 383).
Screenen en vroege diagnostiek behoren al tot secundaire preventie, passen in een biomedisch
‘find it, fix it’-model, vergroten slechts het ‘disease reservoir’ en leiden niet tot gezondheidswinst. Aldus de kritische analyse van Kaplan over preventie in een biomedisch model (voor
empirische ondersteuning voor deze uitspraken zie ook Welch, Schwartz & Woloshin, 2000).
Maatregelen op het niveau van wettelijke voorschriften voor samenlevingen zijn waarschijnlijk effectief en efficiënt. Een artikel met de titel ‘Ten great public health achievements’
illustreert deze uitspraak fraai: wetgeving, organisatorische maatregelen binnen de gezondheidszorg, financiële regelmechanismen (belasting) en beter gebruik van bestaande technologie leiden tot gezondheidswinst (Koppaka, 2011). Het reduceren van het roken van tabak in
een samenleving wordt vooral bereikt door belastingverhoging op tabak, wetgeving over rookvrije omgevingen, mediacampagnes, advertentieverboden en gezondheidswaarschuwingen,
integrale stoppen-met-rokenbehandeling en wetgeving over toegang van jongeren tot tabak
(Nagelhout et al., 2012). Te dik worden lijkt wellicht te kunnen worden voorkomen via belasting
op ongezond voedsel en drank, waarschuwende informatie op de voorzijde van verpakkingen,
advertentieverboden voor junkfood en drank en programma’s op school om televisiekijken en
softdrinkconsumptie te verminderen (Horton, 2011).
1.4.2
Diagnostiek
Het gebruik van theorieën en methoden uit de behavioural medicine bij (invasieve) diagnostische procedures leidt tot winst voor de patiënt en voor de uitvoerders van die procedures, zo
blijkt uit onderzoek (Smolderen & Vingerhoets, 2010). De interdisciplinariteit van de behavioural medicine wordt fraai onderstreept in onderzoek over en toepassing van gedragswetenschappelijke interventies bij medische diagnostische procedures.
Nederlands onderzoek over gastro-intestinale endoscopie ofwel gastroscopie illustreert het
voorgaande. Van Vliet, Grypdonck, Van Zuuren, Winnubst en Kruitwagen (2004) bestudeerden de effecten van het geven van verschillende soorten informatie aan patiënten die een
gastroscopie dienden te ondergaan. De patiënten werden gekarakteriseerd als ‘monitors’ of
‘blunters’, waarna op basis van die karakterisering informatie voor de gastroscopie werd gegeven. De effecten van de interventie werden vergeleken met die bij een groep patiënten die de
gebruikelijke zorg en informatie kregen. Afhankelijke variabelen kwamen uit verschillende domeinen, namelijk fysiologische (hartslag en huidgeleidingsweerstand), psychologische (angst,
pijn, ervaring van de procedure, tevredenheid over de verschafte informatie) en medisch (duur
van het kokhalzen). Ook het oordeel van de uitvoerder van de gastroscopie werd betrokken bij
het beoordelen van de effecten van de interventie. De resultaten van de studie van Van Vliet et
al. waren genuanceerder en complexer dan verwacht: het geven van informatie, toegespitst op
de veronderstelde informatiebehoefte van de patiënt, leidde niet altijd tot winst op alle afhankelijke variabelen.
1
6
1
Hoofdstuk 1 • Behavioural medicine - geneeskunde en psychologie: een introductie
De moderne technologie doet ook in de behavioural medicine zijn intrede: virtuele realiteit en audiovisuele afleiding worden steeds meer gebruikt als methoden van pijnbestrijding
bij medische procedures. Het werkzame mechanisme hierbij is afleiding. Wismeijer en Vingerhoets (2005) geven een literatuuroverzicht over deze thematiek, dat is gepubliceerd in het
lijfblad van de behavioural medicine-gemeenschap: Annals of Behavioral Medicine. Zij concluderen dat deze methoden veelbelovend zijn en geen negatieve bijwerkingen lijken te hebben. In dezelfde onderzoekslijn lieten Schneider, Kisby en Flint (2011) zien dat virtual reality
de tijdperceptie beïnvloedt en daardoor de ervaring van de negatieve effecten reduceert van
toediening van chemotherapie bij mensen met kanker. Patiënten konden in een op en om het
hoofd aangebrachte monitor zelfgekozen films zien of naar muziek luisteren. Zij ervaarden de
duur van de toediening van de chemotherapie 30 procent korter dan de werkelijke duur ervan.
1.4.3
Behandeling
In vergelijking met dertig jaar geleden is een indrukwekkende hoeveelheid literatuur beschikbaar over de werkzaamheid van behandelmethoden in de behavioural medicine (zie Kaptein,
Van der Ploeg, Garssen, Schreurs & Beunderman, 1986). Systematische reviews, meta-analysen
en Cochrane Reviews vormen het fundament van het doen van empirisch onderbouwde uitspraken over de effecten van interventiemethode x of y op uitkomstmaat a of b bij aandoening c
of d. We geven enkele voorbeelden (zie Kaptein, Tiemensma, Fischer, Scharloo & Lyons, 2012).
5 Astma. Een systematische review over ‘quality improvement strategies’ (patiëntenvoorlichting, zelfmonitoring, zelfmanagement) bij kinderen met astma laat zien dat toepassing
van die strategieën tot afname leidt van schoolverzuim en dagen met astmasymptomen
(Bravata et al., 2009).
5 Diabetes. De Cochrane Review van Deakin, McShane, Cade en Williams (2009) en ‘a metasynthesis’ over studies naar zelfmanagement bij mensen met type-2-diabetes (Gomersall, Madill & Summers, 2011) laten zien dat de behavioural medicine-interventies, zoals
cognitief-gedragsmatige methoden die zich richten op het bevorderen van gezond eten,
lichamelijk actief zijn, reduceren van stress en sociaal actief blijven, leiden tot verbeterde
controle van de diabetes, verminderde behoefte aan medicatie, lagere bloeddruk en lichaamsgewicht, en toename van empowerment, kwaliteit van leven, zelfzorgvaardigheden
en behandelsatisfactie.
5 Hartfalen. De systematische review van ‘randomized controlled trials’ over zelfmanagement bij mensen met hartfalen van Jovicic, Holroyd-Leduc en Straus (2006) concludeert
dat heropnamen in een ziekenhuis afnamen na de zelfmanagementinterventie.
5 Kanker. Een meta-analyse over behavioural medicine-interventies bij vrouwen met borstkanker laat zien dat het psychosociaal functioneren en de kwaliteit van leven verbeteren
na toepassing van dergelijke interventies (Duijts, Faber, Oldenburg, Van Beurden & Aaronson, 2011).
5 Reuma. De review van Iversen, Hammond en Betteridge (2010) over zelfmanagement bij
mensen met osteoartrose en reumatoïde artritis laat positieve effecten zien, afgemeten aan
klinische, psychologische en sociale uitkomstmaten.
Het zou overigens niet reëel zijn te doen alsof de behavioural medicine op alle fronten succesvol is. Recentelijk lieten Turk, Wilson en Cahana (2011) zien dat de behandeling van mensen
met pijn de afgelopen decennia niet echt is vooruitgegaan. Zij wijzen op contextuele factoren
die bij pijn van belang zijn: ‘There is a crucial need for assessment of combination treatments,
1.5 • Methoden en enkele recente ontwikkelingen in de behavioural medicine
7
identification of indicators of treatment response, and assessment of the benefit of matching
treatment to patient characteristics’ (p. 2226).
Gegeven de toenemende prevalentie van chronische ziekten wordt het verschijnsel comorbiditeit van belang, ook in het kader van zelfmanagement (Dallmeijer et al., 2009). Powers,
Olsen, Oddone en Bosworth (2009) laten in dit kader zien hoe een zelfmanagementinterventie
bij mensen met hypertensie leidde tot positieve effecten op bloedwaarden bij de mensen die
daarnaast ook diabetes hadden. Katon et al. (2010) lieten zien hoe het behandelen van mensen
die leden aan een depressie en aan een chronische lichamelijke ziekte tot winst leidde in termen
van klinische kenmerken van de ziekten, satisfactie met de zorg en kwaliteit van leven.
Comorbiditeit in een meer psychologische zin betreft vooral de invloed van depressie
(distress) op het beloop van chronische lichamelijke ziekten. Bij alle hierboven genoemde
ziekten is distress een belangrijke determinant van het beloop van de ziekte (voor empirische
illustraties zie de hoofdstukken over die ziekten in dit boek).
1.4.4
Revalidatie
Ook in revalidatiesettings lijkt winst te kunnen worden behaald met het toepassen van behavioural medicine-interventies. Bijvoorbeeld bij patiënten met chronische luchtwegobstructie
(COPD), bij wie een cognitief-gedragsmatige interventie, veelal in combinatie met inspanningsoefeningen, leidt tot verbeteringen, afgemeten aan onder meer frequentie en duur van
ziekenhuisopnamen en kwaliteit van leven. De evidentie voor deze uitspraak heeft de status
bereikt van een Cochrane Review over zelfmanagement (Effing et al., 2009) en een systematische review en metanalyse (Peytremann-Brideveaux, Staeger, Brideveaux, Ghali & Burnand,
2009). Fischer laat zien hoe ziektepercepties en behandelpercepties van mensen met COPD het
beloop en het effect van de longrevalidatie voorspellen (Fischer et al., 2010).
1.5
Methoden en enkele recente ontwikkelingen
in de behavioural medicine
Zoals gezegd, zijn methoden uit het domein van de ‘public health’ aangewezen bij primaire preventie: wettelijke maatregelen, gezondheidsbevordering, politieke en sociaalmaatschappelijke
interventies, gericht op de algemene bevolking. Bij werkzaamheden gericht op diagnostiek,
behandeling en revalidatie zijn methoden geïndiceerd uit de domeinen van de gedragswetenschappen en geneeskunde, gericht op individuen, groepen of samenlevingen.
In de beginperiode van de behavioural medicine vormden methoden en technieken uit de
gedragstherapie het therapeutische arsenaal van de beoefenaar van de behavioural medicine
(o.a. Garssen, Kaptein & Beunderman, 1985). Momenteel inspireert de cognitief-gedragsmatige
theorie en de ervan afgeleide therapie het veld van de behavioural medicine, zoals kan worden
afgelezen aan de artikelen in leidende behavioural medicine-tijdschriften (zoals Annals of Behavioral Medicine, Behavioral Medicine, Behavioral and Cognitive Therapy, International Journal of Behavioral Medicine en Journal of Behavioral Medicine). In de cognitief-gedragsmatige
therapie, ‘(…) the patient is helped to recognize patterns of disturbed thinking and dysfunctional behaviour. Systematic discussion and carefully structured behavioural assignments are then
used to help patients evaluate and modify both their disturbed thoughts and their dysfunctional behaviours’ (Hawton, Salkovskis, Kirk & Clark, 1989, p. 11). In bijna alle hoofdstukken in dit
boek wordt geïllustreerd hoe principes uit de cognitief-gedragsmatige benadering bij chronisch
1
8
1
Hoofdstuk 1 • Behavioural medicine - geneeskunde en psychologie: een introductie
lichamelijk zieken worden gebruikt bij diagnostiek en behandeling. (Voor een methodologisch
sterke studie over de effecten van cognitief-gedragsmatige interventies bij mensen met chronische lage rugpijn zie Glombiewski, Hartwich-Tersek & Rief, 2010.)
In toenemende mate is het onderzoek in de behavioural medicine gefundeerd in theorieën
en theoretische modellen (Dekker, 2008). In een recent editorial in het International Journal
of Behavioral Medicine onderscheidt Dekker de volgende zeven categorieën (‘families’) van
theorieën en theoretische modellen:
5 stress en emotieregulatie;
5 persoonlijkheid en gezondheid;
5 gezondheidsgedrag;
5 sociaalcognitieve theorieën;
5 ziektepercepties en zelfregulatie;
5 contextuele determinanten van gezondheidsgedrag;
5 motivationele determinanten van gedragsverandering.
In de afgelopen tien jaar zijn enkele nieuwe ontwikkelingen in de behavioural medicine zichtbaar geworden. We bespreken enkele beknopt.
1.5.1
eHealth
In sterk toenemende mate vormt het internet een bron voor informatie over gezondheid en
ziekte, waarop patiënten een beroep doen. Daarnaast gebruiken behandelaars en onderzoekers
het internet steeds meer als middel om patiënten van informatie te voorzien, dat interactief
gebruikt kan worden. Patiënten loggen in op een eHealthwebsite en ontvangen op geleide van
informatie over hun gezondheidstoestand, informatie om die toestand te verbeteren, bijvoorbeeld via het aanpassen van medicatie, het zoeken van medische hulp of zelfmanagementvaardigheden die naar de patiënt worden gestuurd. Hoofdstuk 4 in dit boek bespreekt eHealth in
detail - hetgeen de sterk toegenomen betekenis van eHealth illustreert.
1.5.2
Patient-empowerment, collaborative care
en disease-management
In toenemende mate wordt in de behavioural medicine-literatuur geschreven over veranderingen in de arts-patiëntrelatie en over de ermee samenhangende patient-empowerment: het
de patiënt stimuleren verantwoordelijkheid en macht te nemen over de zorg voor zijn aandoening (Bodenheimer, Lorig, Holman & Grumbach, 2002). In projecten die in de VS worden
uitgevoerd in het kader van collaborative care, vergelijken de auteurs de traditionele zorg met
collaborative care op vijf dimensies (zie . tabel 1.1).
Trummer, Mueller, Nowak, Stidl en Pelikan (2006) laten zien dat een interventie die patienten ‘empowered’ maakt tot winst leidt op klinische (onder meer een kortere opnameduur)
en psychologische maten (satisfactie). Hunkeler et al. (2006) laten in hetzelfde kader zien hoe
‘tailored collaborative care’ bij depressieve patiënten ouder dan zestig jaar leidt tot minder
depressiviteit, beter fysiek functioneren en een hogere kwaliteit van leven. Recentelijk deden
de ontwikkelaars van het ‘chronic care model’ een meta-analyse over welke ‘evidence-based’
principes voor ondersteuning van zelfmanagement van crucial belang zijn: ‘Brief targeted assessment, evidence-based information to guide shared decision-making, collaborative priority
1.5 • Methoden en enkele recente ontwikkelingen in de behavioural medicine
9
. Tabel 1.1 Twee modellen van medische zorg aan chronisch zieken (Bodenheimer et al., 2002, p. 2470).
Traditionele zorg
Gezamenlijke zorg
arts is expert die patiënt zegt wat
te doen
gedeelde expertise met actieve
patiënt
patiënt is passief
arts is medisch deskundige, patient is ervaringsdeskundige
Eindverantwoordelijke
arts
arts en patiënt
Doel zorg
‘compliance’; ‘non-compliance’ is
fout van de patiënt
patiënt bepaalt einddoel
Oplossen medische problemen
door de arts
arts leert de patiënt probleemoplossend gedrag
Inhoud informatie
ziekte en technische vaardigheden
leren van vaardigheden om problemen op te lossen
Arts-patiëntrelatie
and goal setting, collaborative problem solving, self-management support by diverse providers, self-management interventions delivered by diverse formats, patients self-efficacy, active
follow-up, multifaceted interventions’ (Battersby et al., 2010).
Disease-management lijkt (alle) kernelementen van gezamenlijke zorg te bevatten: ‘An approach to patient care that emphasizes coordinated, comprehensive care along the continuum
of disease and across health care delivery systems’ (Ellrodt et al., 1997). . Figuur 1.2 beoogt
schetsmatig te tonen hoe in de loop van de afgelopen decennia de patiënt een steeds actievere
en belangrijke partner in medische zorg is geworden (schematisch op de virtuele Y-as afgebeeld).
1.5.3
Evidence-based (behavioural) medicine
Een sterke en belangrijke recente ontwikkeling in de geneeskunde betreft ‘evidence-based
medicine’. Dit begrip wordt gedefinieerd als ‘the conscientious, explicit, and judicious use of
current best evidence in making decisions about the care of individual patients’ (Sackett, Rosenberg, Muir Gray, Scott & Haynes, 1996, p. 71). Systematische reviews, meta-analysen en
Cochrane Reviews zijn methoden die in de evidence-based medicine worden toegepast. In het
tijdschrift Evidence Based Medicine worden regelmatig artikelen gepubliceerd die ook voor de
behavioural medicine relevant zijn.
Evidence-based behavioural medicine (EBBM) is een zich snel ontwikkelend veld dat beoogt ‘om het proces te optimaliseren waarmee de beste wetenschappelijke evidentie kan worden vertaald in de beste klinische beslissingen over gedragsmatige interventies teneinde de
gezondheid van patiënten te verbeteren’ (Spring et al., 2005, p. 125). In behavioural medicinekringen wordt gediscussieerd over voor- en nadelen van EBBM. Clinici zijn bang voor inperking van hun behandelvrijheid, protocollering van hun handelen en voor het negeren van
‘patient views and narratives’ (Lambert, 2006). Representanten uit het veld van het onderzoek
en van tijdschriften van de wetenschappelijke beoefening van de behavioural medicine, zijn
daarentegen positief over EBBM (Davidson, Trudeau, Ockene, Orleans & Kaplan, 2004; voor
een vergelijkbaar debat in de geneeskunde tussen behandelaars en onderzoekers zie Hannes,
Aertgeerts, Schepers, Goedhuys & Buntinx, 2005).
1
10
Hoofdstuk 1 • Behavioural medicine - geneeskunde en psychologie: een introductie
1
disease-management
self-management
coping & illness perceptions
patient education
quality of life
neuropsychology
psychosomatics
hic dracones
sunt
< 1960
1960
. Figuur 1.2
1970
1980
1990
2000
2010
Positie patiënt in de zorg: van passief object naar actieve partner.
Het op basis van empirische evidentie opstellen van protocollen voor diagnostiek (assessment) en therapie in een behavioural medicine-kader is moeilijk, evenals het doen toepassen
van die protocollen in de reguliere medische zorg (o.a. Orth-Gomér et al., 2005). Het grotere
kader hier is ‘translational behavioural medicine’. Vele onderzoekers en behandelaars die de vrij
aanzienlijke winst zien die met de toepassing van behavioural medicine kan worden behaald
bij de diagnostiek en behandeling van mensen met chronische lichamelijke ziekten, zijn niet
zelden verbaasd over de geringe mate waarin die kennis ingang in de kliniek vindt (voor behavioural medicine bij mensen met kanker zie o.a. Hack et al., 2011). De Society of Behavioral
Medicine bestempelde dit punt recentelijk als zo belangrijk, dat is besloten een tijdschrift over
deze thematiek te beginnen.
1.6
Medische psychologie
In Nederland zijn de afdelingen medische psychologie van de universitaire medische centra
een belangrijke plaats waar onderzoek over behavioural medicine plaatsvindt. Die afdelingen
maken deel uit van universitaire medische centra en voeren het onderzoek uit in nauwe samenwerking met afdelingen in het ziekenhuis. De afdelingen medische psychologie verbonden
aan universitair medische centra geven onderwijs aan studenten geneeskunde, coassistenten,
arts-assistenten en artsen die hun specialistenopleiding hebben voltooid. In de patiëntenzorg
verrichten de medisch psychologen zelf klinisch werk of fungeren in consultatieve zin (zie ook
hoofdstuk 2). Interessant is de afdeling medische psychologie van de Universiteit van Tilburg.
Daar wordt niet aan studenten geneeskunde maar aan studenten psychologie onderwijs in de
Literatuur
11
medische psychologie gegeven. Docenten (artsen en psychologen) bereiden de studenten voor
op het functioneren in een medische setting.
Het Convent Hoogleraren Medische Psychologie representeert de medische psychologie
in overleg- en beleidskwesties. De Interacademiale Medische Psychologie is de jaarlijkse bijeenkomst waar de beoefenaren van de medische psychologie elkaar informeren over ontwikkelingen in het vak, onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg, nationaal en internationaal (voor
een overzicht over de medische psychologie in de VS, met de ondertitel ‘from early career to
emeritus’, zie Sanders, Breland-Noble, King & Cubic, 2010).
1.7
Nederlandse Behavioral Medicine Federatie (NBMF)
In 1989 werd de Nederlandse Behavioral Medicine Federatie opgericht (NBMF), die beoogt het
veld van de behavioural medicine in Nederland te bevorderen. Jaarlijks vindt een NBMF-dag
plaats, waarbij jonge promovendi hun promotieonderzoek presenteren en er keynote-lezingen
worden gegeven over belangrijke thema’s binnen de behavioural medicine. De NBMF geeft het
Nederlands Tijdschrift voor Behavioral Medicine (NTBM) uit, met actuele artikelen en nieuws.
Sinds enkele jaren zijn ook de leden van de Landelijke Medische Psychologie Vereniging en die
van Psychologen in Algemene Ziekenhuizen (PAZ) lid van de NBMF. Het lidmaatschap omvat
ook een abonnement op het International Journal of Behavioral Medicine, het tijdschrift van
de International Society of Behavioral Medicine (ISBM), die tweejaarlijks zijn congres houdt.
Nationaal en internationaal produceert de behavioural medicine belangrijke onderzoeksresultaten. Zorgverleners op medisch en psychosociaal gebied werken in toenemende mate
samen, teneinde mensen met chronische lichamelijke aandoeningen te helpen zichzelf zoveel
mogelijk te helpen. Ziektekostenverzekeraars en overheden kijken met belangstelling naar mogelijke reductie van kosten van gezondheidszorg door het toepassen van behavioural medicine.
Verder onderzoek over deze thema’s versterkt de positie van de patiënt en die van de behavioural medicine.
De behavioural medicine heeft zich in de afgelopen decennia sterk ontwikkeld. Het onderzoek heeft het niveau bereikt waarop interventiestudies kunnen worden uitgevoerd, waarbij
ook in klinisch opzicht belangrijke resultaten worden behaald (o.a. Orth-Gomér et al., 2009).
De wetenschappelijke tijdschriften over behavioural medicine zijn stabiele, hoge-impactfactorinstituties geworden. De internationale en nationale societies verzorgen onderwijs over
behavioural medicine en zijn fora voor jong talent. De behavioural medicine is - we zeiden het
aan het begin van dit hoofdstuk - inderdaad ‘alive and kicking’.
Literatuur
Battersby, M., von Korff, M., Schaefer, J., Davis, C., Ludman, E., Greene, S.M., Parkerton, M. & Wagner, E.H. (2010).
Twelve evidence-based principles for implementing self-management support in primary care. Joint Community Journal of Quality and Patient Safety, 36, 561-570.
Bodenheimer, T., Lorig, K., Holman, H. & Grumbach, K. (2002). Patient self-management of chronic disease in
primary care. JAMA, 288, 2469-2475.
Bravata, D.M., Gienger, A.L., Holty, J.E., Sundaram, V., Khazeni, N., Wise, P.H., McDonald, K.M. & Owens, D.K.
(2009). Quality improvement strategies for children with asthma. A systematic review. Archives of Pediatric
and Adolescent Medicine, 163, 572-581.
Christiaans, I., Van Langen, I.M., Birnie, E., Bonsel, G.J., Wilde, A.A.M. & Smets, E.M.A. (2009). Quality of life and
psychological distress in hypertrophic cardiomyopathy mutation carriers: a cross-sectional cohort study.
American Journal of Medical Genetics, 149A, 602-612.
1
Download