Werkdrukbeheersing in de Zorg Ron Kersjes heeft een presentatie gegeven over het Werkdrukbeheersing in de Zorg. Het onderzoek Werkdrukbeheersing in de zorg is een onderzoek wat is uitgevoerd door het lectoraat arbeidsorganisatie en –productiviteit van het Kenniscentrum Arbeid. Naast de lector Jac Christis zijn Ron Kersjes en Henmar Vlogman als onderzoekers betrokken bij dit onderzoek. Hieronder wordt de opzet en inhoud van een deelonderzoek beschreven waarover de presentatie heeft plaatsgevonden. Werkdruk en werkstress zijn problemen die in het HRM-beleid in de zorg een prominente plek innemen. Zeker ten aanzien van duurzaam HRM –beleid (ook in kader van het langer moeten doorwerken) is dit een belangrijk thema. Probleem is echter dat werkdruk en werkstress containerbegrippen zijn geworden. Vaak worden werkdruk en –stress gedefinieerd als een toestand van overbelasting (de balans tussen wat het werk vraagt en de persoon aankan) en/of van onvervulde behoeften en wensen (balans tussen wat het werk biedt en de persoon verlangt). Hierbij wordt de relatie gelegd tussen datgene wat de persoon aankan of wil en de werkomstandigheden. Probleem hierbij is dat in deze opvatting niet bepaald kan worden of het werk zelf stressrisico’s bevat, omdat het afhankelijk wordt gemaakt van de persoon (zie uitvoeriger Christis, 1998). Doel van dit onderzoek is om een instrument te ontwikkelen waarmee teamleiders op een eenduidige en eenvoudige manier mogelijke oorzaken van werkdruk in kaart kunnen brengen en zich daarbij concentreren op de inhoud en organisatie van het werk. Vervolgens kunnen ze aan de hand daarvan maatregelen nemen om de werkdruk te verminderen. Op de eerste plaats gaat het om de afbakening. Werkstress kan zowel werkgebonden als persoonsgebonden oorzaken hebben. Dit onderzoek richt zich alleen op de werkgebonden oorzaken. Binnen alle mogelijke werkgebonden oorzaken van werkstress zoals beroep, personeelsbeleid, collega’s en de arbeidsorganisatie (of combinaties hiervan) wordt werkdruk in het te ontwikkelen instrument opgevat als een uitvloeisel van de manier waarop arbeid is georganiseerd. Hierbij staan de inhoud en organisatie van het werk centraal. In het onderzoek wordt gewerkt met de volgende definitie van werkdruk: werkdruk is een situatie waarin medewerkers geconfronteerd worden met verstoringen terwijl ze niet over de organisatorische mogelijkheden beschikken om die verstoringen op te lossen. Dit sluit aan bij het onderzoek van Karasek (1979,1990) waarin een verband gelegd wordt tussen de regelvereisten en regelmogelijkheden binnen een functie enerzijds en de stressgevolgen voor de functie-beoefenaar anderzijds. Als de regelvereisten niet in balans zijn met de regelmogelijkheden dan is het risico van stress groot. Soortgelijke onderzoeken zijn binnen verschillende organisaties gedaan. Recentelijk nog is er een vergelijkbaar werkdrukonderzoek uitgevoerd binnen het HBO (zie Fruytier e.a.). Het onderzoek sluit aan bij het thema slim organiseren dat in het lectoraat Arbeidsorganisatie en – produktiviteit van het Kenniscentrum Arbeid (Hanzehogeschool) centraal staat. Wat nieuw is is dat het onderzoek is uitgevoerd door mensen uit de eigen organisatie. Hiermee wordt de afhankelijkheid van externe onderzoekers verkleind en kan het opgenomen worden in het basisrepertoire van de middenkaderfunctionaris. Het continue analyseren en verbeteren van de werkprocessen wordt hierdoor vergemakkelijkt. Het onderzoek is uitgevoerd met een groep van 16 studenten Management in de Zorg (deeltijdopleiding waar studenten als leidinggevende in de zorg werkzaam zijn). Deze studenten/ teamleiders waren werkzaam in verschillende sectoren van de gezondheidszorg. De analyses zijn door middel van interviews uitgevoerd binnen de eigen teams. De voorbereiding voor de teamleiders bestond uit een reeks colleges over de theoretische achtergronden van het instrument en een interviewtraining. Deze colleges en interviewtraining zijn uitgevoerd door lectoren van het Kenniscentrum Arbeid. De theoretische achtergrond was van groot belang om richting te geven aan de semigestructureerde interviews. Doel van de interviews was om de verstoringen (regelproblemen) in kaart te brengen met behulp van het netwerk en de elementen van het arbeidsproces. Nadat de verstoringen in kaart gebracht waren is er gekeken in hoeverre de problemen oplosbaar zijn (de regelmogelijkheden). Hierbij worden drie mogelijkheden centraal gesteld: zijn de problemen zelfstandig oplosbaar, samen met anderen of in periodiek overleg? Dit tezamen heeft een beeld opgeleverd van de mate van regelproblemen/verstoringen op een afdeling maar tevens in hoeverre de medewerkers in staat zijn om deze verstoringen op te lossen. Tijdens plenaire sessies zijn de tussentijdse en eindresultaten besproken. Ook heeft iedere student/teamleider een verslag geschreven volgens een vooropgesteld format. Het resultaat was dat het grootste gedeelte van de studenten in staat is geweest om een duidelijk beeld van de regelproblemen en verstoringen in hun team te schetsen. Ook konden er al direct voorstellen voor verbeteringen worden geformuleerd. Tevens heeft het onderzoek veel kennis opgeleverd omtrent de relatie tussen complexiteit van organiseren en de kans op verstoringen. Een belangrijk resultaat was het besef dat naast het vergroten van de regelmogelijkheden ook het vereenvoudigen van de arbeidsorganisatie een positief effect kan hebben op het reduceren van onoplosbare problemen. Tijdens de evaluatie kwam naar voren dat alle teamleiders dit instrument zinvol vonden om te blijven gebruiken. Ook zouden de meesten het aan collega’s aanbevelen. Hierbij werd door een aantal wel de opmerking gemaakt dat de theoretische achtergrond (door een goede handleiding of begeleiding) essentieel is. Tevens is aangegeven dat het uitvoeren van het onderzoek veel tijd kost en dat dat potentiële nieuwe gebruikers kan afschrikken. Wel gaven de meesten aan dat het de inspanning waard is aangezien het oplossen van verstoringen (regelproblemen), of het vergroten van het regelvermogen van medewerkers, ook veel tijdwinst voor de teamleider zelf kan opleveren. Wel blijven er nog een aantal vragen over die verder onderzocht dienen te worden. - Is het mogelijk om het instrument te gebruiken zonder de theoretische kennis over de achtergronden - Is deze kennis ook in een handleiding op te nemen waardoor teamleiders het zelfstandig kunnen uitvoeren. - In hoeverre spelen specifieke organisatiecontexten een rol bij het succes van het instrument.