Een kleine theologie van de hoop in tijden van

advertisement
Een kleine theologie van de hoop in tijden van
werkloosheid
In opdracht van Stichting Encour, mei 2016
www.encour.nl
Waar haal je hoop uit in tijden van werkloosheid? Of, anders gezegd, hoe kan je de deugd
van de christelijke hoop cultiveren in omstandigheden die uitzichtloos lijken? Dit voorstel
beschrijft aan de hand van een aantal theologische thema’s hoe Stichting Encour aan kan
sluiten bij het onderzoeksproject van de ETF en de praktijk van de christelijke hoop hierbij
centraal kan stellen.
Eschatologische Hoop
In de eerste plaats is hoop altijd eschatologisch. De christelijke hoop is altijd gericht op de
persoon van Christus, in overeenstemming met Colossenzen 1:27, “Hij [Christus] is onze
hoop.” We kunnen niet zonder Christus over de toekomst en het heden spreken. We
hebben daarom een theologie van de hoop nodig, vanuit het perspectief van de voltooiing,
op weg naar het rijk Gods. In de woorden van Jürgen Moltmann: “christelijke hoop is
opstandingshoop en bewijst haar waarheid door de tegenstrijdigheid die er bestaat tussen
de toekomst der gerechtigheid, die in deze verrijzenis in het vooruitzicht wordt gesteld en
wordt gegarandeerd, en de zonde, tussen het leven dn de dood, de heerlijkheid en het
lijden, de vrede en de onenigheid.” 1 Deze opstandingshoop is verbonden met de concrete
ervaringen die we nu opdoen, die ons zeer direct confronteren met het feit dat de wereld
niet is zoals deze zou moeten zijn. De concrete ervaringen van onrecht zijn
contrastervaringen. Deze term komt van Edward Schillebeeckx, die schreef over het “neezeggen” tegen het onrecht in het hier en nu. Het “nee-zeggen” is onlosmakelijk verbonden
met het “ja-zeggen” tegen daadwerkelijke verandering, gedreven door het visioen van
rechtvaardigheid en verbondenheid met elkaar. Op die manier breekt de eschatologische
hoop van een wereld waaraan iedereen recht wordt gedaan en iedereen tot zijn recht komt
in de huidige tijd door en spoort ons aan tot actie. Schillebeeckx sprak van
contrastervaringen die voor iedereen toegankelijk zijn, omdat ze raken aan het grote
onrecht zoals uitbuiting, onderdrukking en oorlog. In het geval van gebrek aan toegang tot
voldoende werk is het probleem minder goed zichtbaar, juist omdat werkzoekenden vaak
gemarginaliseerd worden in deze samenleving. Als het succesvol mee kunnen draaien in een
kapitalistisch systeem het kenmerk van succes is, volgt daaruit automatisch dat de
perspectieven van degenen die hierin niet participeren aan de zijlijn belanden. Het
hervinden van de contrastervaring is daarom mogelijk door het perspectief van leven
1
Moltmann, Theologie van de Hoop, 8.
zonder betaald werk centraal te stellen. In andere woorden, de epistemologische prioriteit
van dit gezichtspunt moet serieus genomen worden. Het is echter oncomfortabel om dit
gezichtspunt centraal te stellen, omdat deze zienswijze raakt aan de kwetsbaarheid die we
ook ervaren als we wél werk hebben. Niemand is immuun voor werkloosheid. Ook al werk
je op een vakgebied waarin het zo goed als zeker is dat je weer een nieuwe baan kan
vinden, dan nog ligt ziekte en arbeidsongeschiktheid op de loer. Werkloosheid confronteert
ons dus met onze eigen kwetsbaarheid. Alleen als we die kwetsbaarheid onder ogen durven
zien, komt er ruimte voor verbinding en daarmee op het uitoefenen van de eschatologische
hoop. Verbinding, openheid en ontmoeting leidt tot gezamenlijke actie. Ik sluit daarmee aan
bij de woorden van Paus Franciscus in Evangelii Gaudium: “True Christian hope, which
seeks the eschatological kingdom, always generates history.” Dit betekent dus dat de ware
christelijke hoop, gericht op de toekomst, aan de slag gaat in het hier-en-nu. De uitzicht op
Gods toekomst leidt dus ook tot een investering in de huidige werkelijkheid, en schrijft
daarmee dus geschiedenis.
Inclusieve gemeenschappen
Hoop is daarmee altijd een communaal, een gemeenschappelijk concept. Hoop in de
context van werkloosheid is daarom voor een belangrijk deel ook het verbonden weten met
een gemeenschap die actie onderneemt met jou en voor jou. Werkzoekend zijn sluit je
plotseling af van de eerdere community waar je deel van uit maakte. Voor veel
werkzoekenden kan deze omslag naar het “thuis zitten” een enorme impact hebben. Hoop
is daarbij praktisch gezien de wetenschap dat er een gemeenschap is die om je heen staat,
die je leven met je wil delen, en die dat zowel praktisch als geestelijk wil doen. Ook is de
waarde van gemeenschapsvorming hoopgevend omdat de werkzoekende niet behandeld
wordt als “de werkzoekende ander,” maar als een integraal onderdeel van de gemeenschap,
waarin geven en ontvangen hand in hand gaan. Het belang van onderdeel zijn van een
gemeenschap is dat de werkzoekende niet behandeld wordt als een bijzonder geval, de
pechvogel, de uitzondering, die hulp nodig heeft. Juist in een zich verhardend neo-liberaal
klimaat behoort werkzekerheid voor decennia tot het verleden. Ook is werkloosheid niet
een zwart-wit begrip, maar er zijn veel verschillende gradaties mogelijk. Net-afgestudeerden
die van slecht betaalde stageplek naar stageplek hoppen, ZZP-ers met te weinig opdrachten,
middenstanders met te weinig omzet, herintreders op zoek naar een baan, mensen in de
ziektewet die langzamerhand weer aan de slag kunnen maken hier allen deel van uit. In de
huidige samenleving zijn zorgen rondom werk en inkomen dus niet iets van de onfortuinlijke
uitzondering, maar vormen ze een integraal onderdeel van het sociale landschap. Kerkelijke
gemeenschappen zouden ons inziens dus vanaf het begin af aan gericht moeten zijn op
radicale inclusiviteit en wederzijdsheid, waarin niet alleen geholpen kan worden vanuit
overvloed, maar waarin hulp en steun op allerlei manieren gestalte krijgt en alle richtingen
op vloeit. Hoop als communale praxis veronderstelt daarom de expliciete cultivering van
ons karakter. Eén van de belangrijkste houdingen die gecultiveerd kan worden is
empathisch vermogen. Zonder empathisch vermogen geen hoop, omdat zonder
inlevingsvermogen er geen gemeenschappelijke hoop kan bestaan. De ethiek van de hoop is
er dus op uit om empathie, maar ook wijsheid, onderscheidingsvermogen en moed te
cultiveren. De uitoefening van deze ethiek wisselt individualisme in voor
gemeenschapsdenken. Dit betekent dus een paradigmawisseling, omdat in een nauw
verbonden gemeenschap de werkloosheid van de één ook verantwoordelijkheid betekent
voor de ander. Als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Vertaald naar de situatie van
werkloosheid, betekent dit: als één gemeentelid werkloos is, zijn alle leden werkloos. Deze
gemeenschappelijke ethiek van de hoop heeft ook een pneumatologische lading: de
vruchten van de Geest zijn ook de gaven van de Geest.
Barmhartige versus onbarmhartige hoop
De grenzen van de hoop komen in zicht wanneer gedacht wordt dat een hoopvolle houding
een fix-all solution is. De tegenhanger en noodzakelijk tegenwicht voor de hoop is de klacht.
Het hervinden van de Bijbelse klacht, het uitschreeuwen naar God toe om het onrecht dat
ervaren wordt in afwijzing door leeftijdsdiscriminatie bijvoorbeeld, moet hier ook een
belangrijke rol krijgen. Een ga-heen-en-wordt-warm-mentaliteit, waar sterk voor
gewaarschuwd wordt in Jakobus, is daarom uit den boze. Of zoals de Bijbel in Gewone Taal
het zegt: “Het beste ermee! Trek maar warme kleren aan, en ga maar lekker eten!” (Jakobus
2:16). Hoop is dus gelegen in het hebben van een gemeenschap die precies het omgekeerde
doet. “Het beste ermee, met die sollicitatiebrief” is dus een zeer onbarmhartige houding en
cultiveert wanhoop, geen hoop. Een hoopvolle gemeenschap kan dus nooit volstaan met
“veel succes met die sollicitatie, het komt zeker wel goed”. Er kan dus zelfs niet volstaan
worden met het bidden voor werkzoekenden vanaf de kansel, hoe belangrijk dit ook is. Een
gebed voor werkzoekenden kan volgens de lijn van Jakobus nooit los blijven staan van
concrete acties. Het cultiveren van hoop is een weerbarstige praxis, zeker in één-op-één
gesprekken in relatie met bijvoorbeeld een kostwinner die afwijzing na afwijzing te
verduren krijgt. Concrete hoop op een baan is soms moeilijk te geven, omdat allerlei
externe factoren een rol spelen bij afwijzingen, zoals een arbeidsmarkt die op bepaalde
punten verzadigd is. Nieuwe gedachterichtingen die ontwikkeld kunnen worden zijn daarom
de betekenis van het woord “kostwinnaar”. Welke enorme druk legt dit op één enkel
persoon om voor een gezin het salaris te moeten verdienen? Welke mogelijkheden zijn er
om deze druk te verlichten, bijvoorbeeld door financiële bijdrages vanuit de
kerkgemeenschap? Welke andere bronnen kunnen aangeboord worden? Dit project
ontwikkelt een praktijk van de hoop. Bij het ontwikkelen van deze praktijk hoort niet het
hopen-tegen-beter-weten-in, maar hoort een gezonde visie op de taak van de christelijke
gemeente, zowel naar haar leden toe als naar rest van de samenleving.
Publieke theologie
Als een inclusieve christelijke gemeenschap op deze manier werkloosheid thematiseert, dan
zal ze ook het publieke domein betreden. De grenzen tussen puur binnenkerkelijk en
engagement met de wijdere wereld vervagen. Daarom is een theologie van de hoop in
tijden van werkloosheid bij uitstek een publieke theologie. Deze theologie kan niet
gereduceerd worden tot het persoonlijke, omdat het persoonlijke ook altijd politiek is.
Werkloosheid is geen probleem van de enkeling die het slecht getroffen heeft of het
misschien wel over zichzelf heeft afgeroepen, maar is onlosmakelijk verbonden met
maatschappelijke structuren van uitsluiting en discriminatie. Vrouwen verdienen nog steeds
minder dan mannen, zwangerschapsdiscriminatie en discriminatie van ouderen komt voor,
en etnische minderheden worden puur vanwege hun niet-Nederlands klinkende naam
afgewezen. De arbeidsmarkt vormt geen level-playing-field waarbij iedereen gelijke kansen
heeft, en je wel aan het werk komt als je CV maar goed genoeg opgepoetst is en je elevatorpitch in orde is. De christelijke gemeente heeft hier dus een maatschappijkritische spits. Een
ethiek van de hoop gaat in tegen het maakbaarheidsdenken en tegen het “als-ik-maar-goedgenoeg-mijn-best-doe-denken”. De hoop is dus geen hoop op de maakbaarheid van een
baan, omdat de krachten van discriminatie en uitsluiting reëel en krachtig zijn. De hoop is
wel gelegen in de mogelijkheid van gemeenschappelijke actie, van de kerk als
waardengemeenschap die zich in het publieke domein kan manifesteren en die, in
samenspraak met lokale en bovenlokale politiek ook daadwerkelijk onderwerpen op de
politieke agenda kan zetten. Een belangrijke manier waarop kerken deze publieke functie
kunnen uitoefenen is bijvoorbeeld in support voor het basisinkomen. Juist het basisinkomen
kan hoop geven, omdat iemands waarde niet meer gefundeerd is in de harde logica van het
kapitalisme, maar juist in het onvervreemdbare persoon-zijn. Het basisinkomen geeft de
hoop terug dat er een andere logica in de maatschappij is: niet het onverbiddelijke
neoliberale denken, maar de logica van de waarde van elk individu.
Download