Derk Stegeman - Stek Den Haag

advertisement
Derk Stegeman
Ik ben in mijn element als ik met anderen kan
samenwerken. Bij voorkeur op basis van gelijkwaardigheid en vanuit een persoonlijke stijl, serieus en
met ruimte voor speelsheid. Ik zoek daarbij graag
naar scherpte én nuance, spanningsveld én
verbindingslijn.
Verdieping en bezieling zijn voor mij belangrijke
woorden. Ik graaf door onder de oppervlakte en zoek
naar dieperliggende drijfveren, zowel inhoudelijk als
persoonlijk.
Mijn specialismen liggen op het gebied van:
management en bestuur, conflicten en processen,
theologie en gemeente(opbouw)werk.
Verbonden bij Stek als: Afdelingsmanager. Tevens als predikant verbonden aan de
Protestantse Gemeente te ’s-Gravenhage.
Expertise: Bestuur & management – conflicthantering & procesbegeleiding – kerkelijk
(opbouw)werk & beleidsadvies – theologie: sprekend en schrijvend.
Kwaliteit(en): samenbindend en spanningzoekend – analytisch en inhoudelijk – goede
schriftelijke vaardigheden – sociaal, sensitief en communicatief – speels en serieus –
veelzijdig.
Werkgeschiedenis: afdelingsmanager bij Stek (3 jaar) — ambtelijk secretaris (bestuurs- en
beleidsondersteuning) Protestantse Gemeente te ’s-Gravenhage (5 jaar) –
gemeenteopbouwwerk en conflicthantering (5 jaar) – theologisch onderzoekswerk (5 jaar) –
redactiewerk theologisch tijdschrift (12 jaar).
Relevante opleiding(en): studie theologie in Amsterdam (UvA), Leiden (predikantsopleiding)
en Yaoundé, Kameroen (onderzoek doctoraalscriptie). Opleidingen en trainingen op het
gebied van Thema Gecentreerde Interactie (TGI), management, conflictbemiddeling en
leiderschap in spanningsvelden.
Motivatie/drijfveer: Ik word sterk door waarden gedreven: vertrouwen, aandacht,
rechtvaardigheid, betrokkenheid, toewijding en plezier. Daarbij heb ik een goede antenne
voor wat er speelt op verschillende niveaus (persoonlijk, bestuurlijk), tussen mensen of in
ideeën en processen. Ik zoek naar de scherpte en de nuance: liever de verdiepende
complicatie dan de oppervlakkige vereenvoudiging. Ik houd ook van helderheid: knopen
tellen en doorhakken. Bij dit alles vind ik het belangrijk dat mensen in een goede sfeer en
met plezier van elkaar kunnen leren en met elkaar kunnen werken.
In te zetten voor/als: (interim-)manager, conflictbemiddelaar, coach en sparringpartner,
procesbegeleider en beleidsadviseur, interim-predikant en theoloog, schipper en
zeilinstructeur.
Op het gebied van: conflicten of spanningen in een organisatie, persoonlijke begeleiding,
kerkelijke en maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen, diaconaat en kerkelijk
(opbouw)werk.
Meer informatie/publicaties:
Theologische publicaties (zie bv. www.michsjol.nl/editie/2003/3/de-zaak-rendtorff-versusbarth), vertaal- en redactiewerk (bv. Fr.-W. Marquardt, Bij de slip van zijn kleed…. Een
christelijke theologie na Auschwitz. Artikelen – uitgekozen, vertaald en ingeleid door Dick
Boer, Inge Kooistra en Derk Stegeman. Kampen: Ten Have 2003), toespraken (zie bv. Bij wijze
van preken (voor een Adventsviering van Stek) en bezinnende tekstjes (zie bv. Hoop koestert
voor een project van Stek; zie www.nachtvandehoop.nl).
Bij wijze van preken
In de hal van ons kantoor op de Parkstraat brandt altijd een kaars. Een zuivere vlam —
tenminste dat hopen we. Want zonder licht kun je niet werken. Licht om te schijnen over
onze zorgen en angsten. Licht ook als inzicht, als bezieling. Licht als vuur dat in ons brandt en
dat ons telkens weer goede moed geeft.
Zuivere vlam – een liedje van John Bell, de dichter en dominee van Iona uit Schotland. Een
paar weken geleden was hij hier te gast om met ons te zingen. Niet toevallig in deze tijd van
Advent: want John Bell pleit ervoor dat we de Advent weer meer aandacht geven naast het
Kerstfeest. Advent als een tijd van wachten.
Wachten, verwachten ― dat is zoiets als waken en dromen tegelijk. Het een niet zonder het
ander. Wie niet droomt, heeft geen reden om te waken en wachten. En wie alléén maar
droomt, kan mooie dromen dromen zonder er verder nog al te veel van te verwachten.
Een oud beeld van de kerk is dat van de wachters op de muren van de belegerde stad. Is er
uitzicht op hoop? Komt er al redding dagen? De wachters turen ― ze waken en ze dromen.
Deze beeldspraak van de gemeente als wachter maakt duidelijk, dat waken een actieve
manier van wachten is.
Waken en verwachten is actief, maar niet activistisch. Vergelijk het met het verschil tussen
een wake en een demonstratie.
In een demonstratie wordt je meegenomen door de menigte, je gaat op in het geheel. Bij
demonstraties gaat het ook om het getal: hoe meer mensen, hoe succesvoller de
demonstratie. Bij een wake doet het aantal mensen er niet zo erg veel toe. Een wake met
tien mensen roept al verwondering en vragen op, maakt op een geheel eigen manier indruk.
Een demonstratie heeft altijd een doel, een programma ― een eis die moet worden
ingewilligd. Het wezen van waken is altijd ook het waken zelf: het wachten en verwachten.
Het uithouden. Laten zien dat je niet slaapt, niet berust, niet opgeeft. Voor mij is de vlam in
de hal op de Parkstraat een waakvlam, zoals ook alle vlammetjes van onze kaarsen hier
waakvlammetjes zijn. Omdat geloven voor mij een vorm van waken is: geloven is een wachtwoord.
Ook als we ‘kleine grootse’ dingen doen, waken we.
Want waken is ook: elkaar niet uit het oog verliezen, goed luisteren, zoveel mogelijk van
iedereen proberen te begrijpen. Niet gaan denken dat je gek bent, als je doet wat je hart je
ingeeft en het niet in geld omrekent. Waken is je oefenen in dienstbetoon om niet, in
burenhulp en gastvrijheid. En waken is ook: niet vergeten dat we — als het erop aan komt —
allemaal gelijk zijn: even klein en kwetsbaar, evenzeer aangewezen op genade en
mededogen.
Waken doet iets met je. Wie aan de Stilteactie heeft meegedaan, wie wel eens bij een
Uitzetcentrum heeft gewaakt, of bij het lichaam van een overleden dierbare — die weet dat
waken een soort intensieve concentratie is. Je voelt sterke verbondenheid met anderen en
bent gevoeliger voor signalen. Wie waakt, heeft aandacht. Waken maakt je open en
ontvankelijk voor dat wat er werkelijk toe doet. En het gekke en bijzondere van waken is
misschien wel, dat je er niet moe van wordt: niet moedeloos of hopeloos. Integendeel.
Als je werkelijk waakt en wacht, dan kom je al een beetje los van je eigen beslommeringen.
Dan leef je niet gewoon maar door, alsof alle onrecht er nu eenmaal bij hoort. Wie echt iets
verwacht van dat verhaal van Jezus ― die hecht een stuk minder aan macht en bezit, aan
status en titels, aan vertoon en poeha.
Verwachting maakt dat er plaats is in de herberg van ons leven. Verwachting kan in ons en
bij ons een open ruimte creëren voor de toekomst van een Ander. En hoe klein die ruimte
ook mag zijn ― bij zo’n mens wil God die ruimte innemen en zich zo een plaats zoeken onder
de mensen. Als een kind.
Derk Stegeman
Advent- en Kerstviering Stek
17 december 2008
Hoop koestert
Ik houd van de hoop. Zij schurkt aan tegen ‘verwachting’, maar heeft minder grond onder de voeten.
Verwachting stoelt ergens op, hoop daarentegen heeft geen poot om op te staan. Je kunt tegen alle
verwachting in hopen, je kunt je zelfs wanhopig aan hoop vastklampen. Hopen doe je meestal op
iemand of iets — maar zelfs als je het zicht op die ‘iemand’ of dat ‘iets’ bent verloren, kun je tot je
eigen verwondering toch nog blijven hopen. Ik denk dat hoop een geheim heeft: hoop wordt
gekoesterd. En als wij hoop niet koesteren, ontglipt ze ons: dan vervliegt ze. Koesteren:
levenwekkende warmte geven, liefderijk verzorgen, opkweken, voeden en onderhouden. Als ik deze
betekenissen in het woordenboek vind, verrast het mij opeens: dat niet de hoop mij koestert, maar
dat ik de hoop koester. En dat terwijl ik toch ergens het gevoel heb, door de hoop te worden
gekoesterd. Blijkbaar werkt het op een bepaalde manier zo dat het koesteren zelf ook koesterend
werkt, dat het koesteren van hoop die hoop zozeer versterkt dat zij op haar beurt ons koesteren kan.
Taal is voor mij een belangrijk middel om hoop te koesteren. Als het me lukt woorden te vinden voor
wat ik hoop, wordt mijn hoop daardoor gevoed. Clichés zijn daarbij niet welkom. Hoop blijkt telkens
nieuwe woorden, nieuwe taal nodig te hebben en die is niet zomaar voorhanden. Hopen vergt
oefening, merk ik; het vereist discipline. Misschien moet je er af en toe wel een nacht voor opblijven.
Een nacht om nieuwe woorden te zoeken en te proeven, of om nieuwe beelden en klanken te zien en
te horen. Vanuit de hoop dat die taal, die klanken of die beelden misschien ook hoop kunnen
vasthouden en doorgeven — hoop ik.
Dat hoop steeds nieuwe taal (of nieuwe vormen, klanken, beelden) nodig heeft, komt denk ik omdat
hoop betrekking heeft op iets nieuws. Ik denk dat ik mijn diepste hoop stel op de vernieuwing van
mensen. Als het mij lukt hoop te koesteren, dan is dat de hoop dat ik ‘vernieuwbaar’ ben, dat
mensen vernieuwd kunnen worden en kunnen vernieuwen. Soms verlang ik hevig naar die
vernieuwing: een nieuwe mens te zijn, met een nieuw hart en een nieuwe ziel. Dat mensen kunnen
veranderen, dat wij vernieuwbaar zijn, dat is de hoop die ik koester.
Download