ABTN - GE Artesia Bank

advertisement
Stichting Pensioenfonds
GE Artesia Bank
Actuariële en bedrijfstechnische nota
Dit is een uitgave van
Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
versie
September 2015
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Organisatie van het pensioenfonds
6
2.1
Inleiding
6
2.1.1
Samenstelling bestuur
6
2.1.2
Samenstelling verantwoordingsorgaan
6
2.1.3
Intern Toezicht
7
2.1.4
Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur
7
2.1.5
Management informatie
8
2.1.6
Deskundigheid
8
3
Uitbestedingsbeleid
9
3.1
Uitbestede werkzaamheden
9
3.1.1
Beleidskader uitbestede processen
10
3.1.2
Informatievoorziening aan het bestuur
12
3.2
Incidentenregeling
12
3.3
Selectieprocedure bij uitbesteding
12
4
Pensioenreglement
13
4.1
Aansluiting werkgevers en verkrijgen deelnemerschap werknemers
13
4.2
Uitvoeringsovereenkomst
13
4.3
Statutaire doelstelling
13
4.4
Pensioenreglement
14
5
Financiële opzet
18
5.1
De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva
18
5.1.1
Algemeen
18
5.1.2
Aandelen, Obligaties en beleggingen in onroerend goed beleggingsmaatschappijen
18
5.1.3
Herverzekering
19
5.1.4
De waarderingsgrondslagen van de reserves
19
5.1.5
Technische voorziening
19
5.1.5.1
Voorziening voor de financiering van aanpsraken van arbeidsongeschikte deelnemers
20
5.1.5.2
IBNR medewerkers in ziektewet
20
5.1.6
Overige technische voorzieningen
20
5.1.6.1
Voorziening voor de opbouw van extra pensioenvermogen
20
5.2
Dekkingsgraden
20
5.2.1
Actuele dekkingsgraad
20
5.2.2
De beleidsdekkingsgraad
21
5.2.3
Reële dekkingsgraad
21
5.3
Gewenst vermogen
21
5.4
Het herstelplan
21
5.5
De financiering van de pensioenregeling
21
5.6
De sturingsmiddelen
23
5.6.1
Crisisplan
23
5.6.2
Premiebeleid
23
5.6.3
Beleggingsbeleid
24
5.6.4
Toeslag- en kortingsbeleid
24
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 2 | 64
5.7
Haalbaarheidstoets
24
5.8
Risicohouding
25
6
Gewenst vermogen
27
6.1
Gewenst vermogen
27
6.2
Wijze vaststelling technische voorziening
26
6.3
Minimum vereist eigen vermogen
26
6.4
Vereist Eigen Vermogen
27
7
Toeslag- en kortingsbeleid
30
7.1
Het toeslagbeleid
30
7.1.1
Toeslagambitie
30
7.1.2
Voorwaardelijke toeslag
30
7.1.3
Procedure en tijdstip vaststelling toeslagen na deelneming
31
7.1.4
Verwachte realisatie toeslagbeleid
31
7.2
Inhaalindexatie
31
7.3
Kortingsbeleid
32
7.4
Voorrangsregel
32
8
Beleggingsbeleid
34
8.1
Inleiding
34
8.2
Uitgangspunten beleggingsproces
34
8.3
Beleggingsrichtlijnen 2015
35
8.3.1
Liability matching en Return Seeking portefeuille
34
8.3.2
Strategische portefeuille en bandbreedtes
34
8.3.3
Vastrentende waarden (Liability matching portefeuille
35
8.3.4
Aandelen
36
8.3.5
Onroerend goed
37
8.3.6
Rebalancing
37
8.3.7
Alternatieve categorieën
37
8.3.8
Valuta risico
37
8.3.9
Renterisico verplichtingen
37
8.3.10
Derivaten
38
8.3.11
Liquiditeitsbeleid
38
8.3.12
Risico beheersing
38
8.3.13
Securities lending
39
8.3.14
Verantwoord Beleggen en Rapportage
39
8.3.15
Portefeuillesturing 2014/2015
40
8.3.16
Prudent person regel
41
9
Risicomanagement
44
9.1
Risico-analyse en -beheersing
44
9.1.1
Matching- / renterisico
43
9.1.2
Marktrisico
43
9.1.3
Kredietrisico
43
9.1.4
Verzekeringstechnisch risico
43
9.1.5
Omgevingsrisico
43
9.1.6
Operationeel risico
44
9.1.7
Uitbestedingsrisico
44
9.1.8
IT-risico
44
9.1.9
Integriteitsrisico
44
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 3 | 64
9.1.10
Juridisch risico
44
10
Integriteitsbeleid
45
11
Ondertekening
47
Bijlage 1 – Beoordeling risico’s door bestuur
48
Bijlage 2 - Financieel crisisplan
50
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 4 | 64
1 Inleiding
Artikel 145 van de Pensioenwet bepaalt dat het bestuur van een pensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota
(ABTN) vast stelt. Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank vermeldt in artikel 9 lid b van haar statuten dat de uitvoering
van het pensioenreglement geschiedt volgens de ABTN.
De ABTN beschrijft de grondslagen van het te voeren beleid van het bestuur van het pensioenfonds. Hierin worden tevens
de financiële opzet en de grondslagen concreet omschreven. Aanvullend worden de beleggingsbeginselen en een
beschrijving van de sturingsmiddelen opgenomen.
De inwerkingtreding van het Nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) per 1 januari 2015 is voor Stichting Pensioenfonds
GE Artesia Bank aanleiding om het beleid te herijken aan de gewijzigde regelgeving. Naast artikel 145 van de
Pensioenwet, geeft daarbij ook paragraaf 9 Besluit FTK aan wat de wettelijke eisen zijn die aan het ABTN van het
pensioenfonds worden gesteld. Vanuit toezichthouder De Nederlandsche Bank is het vereist dat een geactualiseerde
ABTN wordt ingediend voor 1 juli 2015, waarbij het beleid door de toezichthouder inhoudelijk zal worden getoetst.
Deze geactualiseerde ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds per juni 2015,
tenzij anders aangegeven. Hierbij is de ABTN opnieuw vorm gegeven conform de zeven geformuleerde
beleidsonderwerpen die voort komen uit de wijzigingen in het nFTK.
In de ABTN geeft hoofdstuk 2 de organisatie van het pensioenfonds weer. Hoofdstuk 3 beschrijft de wijze waarop invulling
gegeven wordt aan de beheersing van de uitbestede processen. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de statutaire
doelstelling van het pensioenfonds en het pensioenreglement. In hoofdstuk 5 wordt de wijze waarop de omvang van de
bezittingen en verplichtingen wordt vastgesteld weergegeven waarmee de financiële opzet van het pensioenfonds wordt
uitgelegd. In dat hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die benodigd is voor de
dekking van deze verplichtingen en welke sturingsmiddelen het bestuur kan hanteren om aan de eisen van de Pensioenwet te
voldoen. In hoofdstuk 6 wordt het gewenst vermogen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 stilgestaan bij het toeslag- en
kortingsbeleid. In hoofdstuk 8 komt het beleggingsbeleid en de beleggingsbeginselen van het pensioenfonds aan de orde. In
hoofdstuk 9 worden de diverse risicocategorieën onderscheiden. Tenslotte wordt in hoofdstuk 10 aandacht besteed aan het
integriteitsbeleid van het fonds
Financieel crisisplan
Tijdens een bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen op 21 september 2011 introduceerde DNB een financieel
crisisplan. Volgens DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis namelijk onvoldoende voorbereid op een
scenario waarin de dekkingsgraad snel slechter wordt. Alle pensioenfondsen moeten als onderdeel van de actuariële en
bedrijfstechnische nota (ABTN) een financieel crisisplan opstellen dat jaarlijks wordt getoetst en eventueel aangepast
wordt op basis van de actuele omstandigheden. Dit financieel crisisplan is op 20 september 2012 vastgesteld door het
bestuur, waarna het plan voor het laatst in juni 2015 is herzien. Het financiële crisisplan is onderdeel van deze ABTN en is
als bijlage 2 bij de ABTN opgenomen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 5 | 64
2 Organisatie van het pensioenfonds
2.1
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de uitvoeringsorganisatie. In figuur 1 is het organisatieschema geschetst. Daarna
worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden weergegeven.
Bestuur
Certificerend actuaris
Verantwoordingsorgaan
Towers Watson
Netherlands B.V.
Accountant
KPMG
Accountants N.V.
Administrateur
Syntrus Achmea

Vermogensbeheer
CANDRIAM Asset
Management
Pensioenbeheer
N.V.
Figuur 1: organisatieschema Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
2.1.1
Samenstelling bestuur
Het fonds wordt bestuurd door een paritair bestuur dat bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden. In het bestuur
zijn de belanghebbenden op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd. De werknemersvertegenwoordigers en
de vertegenwoordiger van pensioengerechtigden bezetten samen ten minste evenveel zetels als de vertegenwoordigers
van de werkgever. Minimaal één en maximaal twee bestuurszetels worden ingenomen door (een) vertegenwoordiger(s)
van de werkgever. Eén bestuurszetel wordt ingenomen door een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden en
minimaal één maar maximaal twee bestuurszetels worden ingenomen door (een) vertegenwoordiger(s) van de actieve
deelnemers. De voorzitter wordt aangewezen door de werkgever uit de bestuursleden die de werkgever
vertegenwoordigen. De secretaris wordt door het bestuur gekozen, uit de vertegenwoordigers namens de deelnemers casu
quo de pensioengerechtigden in het bestuur. Ieder bestuurslid treedt na vier jaar af; hij is terstond herkiesbaar. Het bestuur
houdt een rooster van aftreden bij voor de bestuursleden.
2.1.2
Samenstelling verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden: twee vertegenwoordigers van de werkgever, twee vertegenwoordigers
van de deelnemers en twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. In het verantwoordingsorgaan zijn de
deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 6 | 64
Deze leden vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding. De vertegenwoordigers van de
werkgever worden aangewezen door de directie. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden gekozen door de
deelnemers van het pensioenfonds. De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden gekozen door de
pensioengerechtigden van het pensioenfonds.
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het
door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan is
bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. Het verantwoordingsorgaan
adviseert het fonds desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De voorgenomen
besluiten van het bestuur waarover het verantwoordingsorgaan in ieder geval in de gelegenheid wordt gesteld om advies
over uit te brengen zijn vastgelegd in de statuten en het reglement voor het verantwoordingsorgaan.
2.1.3
Intern Toezicht
Het bestuur heeft voor de inrichting van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Eénmaal per jaar geeft
het bestuur de visitatiecommissie opdracht het functioneren van het fonds te bezien aangaande het beleid van het
bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het
toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af
over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en de aangesloten onderneming en in het jaarverslag.
2.1.4
Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur
De bestuursleden en andere personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling
van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere
aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op
evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van statuten en
pensioenreglement(en).
Het bestuur heeft de volgende bevoegdheden:

Vaststellen en/of wijzigen van statuten en reglementen. In alle gevallen moet het bestuur hiervoor het advies van de
werkgever en het verantwoordingsorgaan verkrijgen.

Vaststellen en/of wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst (alleen in overleg met de werkgever)

Vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten.
De taken van de voorzitter en secretaris zijn als volgt:
Voorzitter:

vertegenwoordigt het pensioenfonds;

heeft de dagelijkse leiding van het pensioenfonds;

vormt de link tussen de werkgever en bestuur;
Secretaris:

voorbereiding vergaderingen en stukken;

correspondentie tussen het bestuur en externen;

afstemming van het voldoen aan verplichtingen zoals verslaglegging.
Bij de uitvoering van deze taak wordt de secretaris bijgestaan door de bestuursadviseur van Syntrus Achmea
Pensioenbeheer N.V.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 7 | 64
2.1.5
Management informatie
Iedere maand wordt het bestuur geïnformeerd over de ontwikkeling van en de resultaten uit het belegde vermogen en
ieder kwartaal ontvangt het bestuur een risicorapportage. Het bestuur stelt jaarlijks de statutaire jaarrekening en Staten
voor de Nederlandsche Bank vast.
Tot slot rapporteert de administrateur van het pensioenfonds op kwartaalbasis aan de Nederlandsche Bank over de
ontwikkelingen in het belegd vermogen volgens een vast format.
2.1.6
Deskundigheid
Het bestuur streeft naar voldoende deskundigheid, adequate sturing en continuïteit binnen het fonds. Bij dit streven wordt
tevens gekeken naar een evenwichtige taak- en deskundigheidsverdeling binnen het bestuur en de eventuele
(mede)beleidsbepalers. De wijze waarop hieraan inhoud wordt gegeven, is opgenomen in het zogeheten
deskundigheidsplan.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 8 | 64
3 Uitbestedingsbeleid
Het uitbestedingsbeleid voor het pensioenfonds moet in overeenstemming zijn met artikel 143 van de Pensioenwet en
paragraag 14 van het BPw.
3.1
Uitbestede werkzaamheden
Het bestuur heeft de pensioen- en uitkeringsadministratie, de beleggingsadministratie en de werkzaamheden inzake
actuariële berekeningen uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Het bestuur heeft derhalve Syntrus Achmea
Pensioenbeheer gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Syntrus Achmea Pensioenbeheer neemt
onder andere de volgende taken voor zijn rekening:
-
Het invorderen van de verschuldigde premie bij de werkgever
-
Het vaststellen van de pensioenaanspraken en het informeren van de deelnemers hieromtrent. De deelnemers krijgen
hiervan jaarlijks een opgave. Gewezen deelnemers eens in de vijf jaar.
-
Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen daarvan.
-
Het organiseren en voorbereiden van bestuursvergaderingen.
-
Het vervaardigen van een concept jaarverslag en concept jaarrekening, alsmede het verzorgen van de staten voor de
Nederlandsche Bank.
-
Indien opgevraagd een overzicht van de in behandeling zijnde verzoeken tot inkomende en uitgaande
waardeoverdrachten. Uit dergelijke overzichten blijkt in welk stadium zich de afwikkeling bevindt van de
waardeoverdracht van een betreffende (gewezen) werknemer.
Afwikkeling bestuursbesluiten
Het secretariaat van het pensioenfonds wordt gevoerd door de bestuursadviseur van Syntrus Achmea
Pensioenbeheer. De bestuursadviseur is de verbindende schakel tussen het bestuur en de dienstverleners van het fonds.
De bestuursadviseur zorgt voor de voorbereiding van de bestuursvergaderingen en de samenstelling van de agenda’s
daarvoor. Voorts is hij belast met de uitwerking en het laten uitwerken van de bestuursbesluiten. Hij ziet tevens toe op de
bewaking dat de bestuursbesluiten op een adequate wijze worden uitgevoerd. Dit vindt onder meer plaats via de
vastlegging van de besluitvorming in een besluiten- en actiepuntenlijst en een verslag, waarin de besluitvorming en
actiepunten concreet worden vastgelegd. De desbetreffende stukken worden de daaropvolgende vergadering binnen het
bestuur besproken, waarbij de afhandeling van de genomen besluiten en actiepunten wordt getoetst.
De door Syntrus Achmea Pensioenbeheer in rekening gebrachte administratiekosten worden bepaald aan de hand van
een combinatie van een vaste vergoeding en een kostprijsmodel. Dit kostprijsmodel leidt tot transparantie van de
kostendoorberekening, waardoor een duidelijke relatie ontstaat tussen de doorberekende kosten enerzijds en de
afgenomen diensten en de kosten daarvan anderzijds.
Verzorgen betalingsverkeer pensioenfonds
Een factuur die betaald moet worden aan een externe partij wordt door de accorderingsbevoegde (twee bestuursleden)
voor akkoord getekend. De geaccordeerde factuur wordt vervolgens verstuurd naar de pensioenadministrateur van het
pensioenfonds, Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Een medewerker Financiële administratie van Syntrus Achmea
Pensioenbeheer controleert de factuur of deze:
- volledig is (bijvoorbeeld geen plaatsnaam, onvolledige bankgegevens, ontbreken paraaf);
- als het een kopiefactuur betreft, controle of deze niet al eerder betaald is.
Daarna wordt de factuur in de crediteuren-/debiteurenadministratie ingevoerd.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 9 | 64
Als de factuur niet is geparafeerd wordt er een kopie van de factuur gemaakt en wordt het origineel naar de
accorderingsbevoegde gestuurd ter parafering. Zodra de originele factuur met paraaf is terugontvangen, geeft de
medewerker Financiële administratie de factuur vrij voor betaling. Als een factuur betaald is, worden de gegevens
opgeslagen in het digitale archief van Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
Wanneer het saldo van de bankrekening van het pensioenfonds hoger is dan € 750.000, -, dan maakt de secretaris van het
pensioenfonds het verschil tussen het saldo van de bankrekening en € 750.000, - over naar de vermogensbeheerders om
dit geld te beleggen.
Het vermogensbeheer is uitbesteed aan vermogensbeheerder Candriam Investors Group. De vermogensbeheerders
beheren het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. De beheerder dient uit te gaan van de
strategische asset allocatie en benchmark. Allocatie en benchmark worden ieder jaar opnieuw vastgesteld en indien nodig
aangepast aan de hand van gewijzigde inzichten, marktontwikkelingen en / of een ALM-studie.
Het bestuur heeft een extern accountantsbureau aangesteld, te weten KPMG Accountants. Deze accountant controleert
jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de Nederlandsche Bank en vervolgens doet de accountant verslag van zijn
werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring en een management letter.
Tevens is een certificerende actuaris van Towers Watson aangesteld, die jaarlijks (binnen 6 maanden na afloop van het
boekjaar) een actuarieel verslag opstelt, voorzien van een actuariële verklaring.
3.1.1
Beleidskader uitbestede processen
Het pensioenfonds en Syntrus Achmea Pensioenbeheer hebben de afspraken met betrekking tot uitbesteding vastgelegd
in een Overeenkomst van Pensioenbeheer. Enerzijds is het pensioenfonds daarin partij, en anderzijds Syntrus Achmea
Pensioenbeheer. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in Service Level Agreement
(SLA) voor pensioenbeheer. De overeenkomst en de SLA voorzien in een procedure om de bestaande dienstverlening aan
te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overleg tussen het bestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken
gemaakt en contractueel vastgelegd.
Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in
overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Syntrus Achmea Pensioenbeheer rapporteert daartoe ieder kwartaal
over de nakoming van de gemaakte afspraken in de SLA. Deze kwartaalrapportage wordt door Syntrus Achmea
Pensioenbeheer mondeling toegelicht. Het bestuur kan de werkzaamheden van Syntrus Achmea Pensioenbeheer bijsturen
aan de hand van deze SLA-rapportages. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de
werkzaamheden te kunnen beoordelen.
De uitbestede bedrijfsprocessen zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en werkinstructies. Per proces is een matrix met
taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden opgesteld. Handhaving van een beheerste en integere bedrijfsvoering
vindt plaats via controles door de Interne Accountantsdienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer. In het kader van een
integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van Syntrus Achmea Pensioenbeer een gedragscode, die voldoet aan
de daartoe door de Nederlandsche Bank gestelde eisen.
Naast de gedragscodes zijn de volgende maatregelen genomen ter voorkoming van fraude. In de ICT-procedures zijn
beveiligingen ingebouwd en in alle processen zijn functiescheidingen aangebracht met betrekking tot het vaststellen,
controleren en accorderen. Binnen de bedrijfscultuur van Syntrus Achmea Pensioenbeheer zijn aandacht voor interne
controle en het voldoen aan wettelijke en overige externe regelgeving wezenlijke onderdelen van het dagelijkse handelen
van de medewerkers. Het klantbewustzijn wordt gestimuleerd door middel van jaarlijks te houden
klanttevredenheidsonderzoeken bij besturen, werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Het
klachtenmanagement is gestructureerd opgezet en wordt gebruikt om verbeteringen in de processen aan te brengen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 10 | 64
Tussen Syntrus Achmea Pensioenbeheer en het pensioenfonds is onder andere een procedure afgesproken die dient te
waarborgen dat het pensioenfonds ervoor zorgt dat de verplicht op te nemen personen binnen het pensioenfonds door de
werkgever worden aangemeld, en dat wordt gewaarborgd dat die personen door het pensioenfonds in de bestanden
worden opgenomen. Bij het pensioenfonds bekende personen van de werkgever zijn geautoriseerd tot het aanleveren van
personele mutaties ten behoeve van het pensioenfonds.
Bij het pensioenfonds is er sprake van een vier-ogenprincipe met betrekking tot invoering, controle en verwerking van de
mutatieverwerking. Dit betekent onder meer dat de invoer en verwerking van mutaties door twee verschillende personen
plaatsvindt.
De accountant van het pensioenfonds controleert het deelnemersbestand jaarlijks op het punt van volledigheid en op
juistheid van de gehanteerde cijfergegevens.
In het kader van het procesmodel dat ten grondslag ligt aan de SLA’s, zijn de uitbestede processen systematisch
geanalyseerd en zijn per proces beheersingsmaatregelen getroffen. Aan verbetering van de bedrijfsprocessen wordt
voortdurend gewerkt. De in de SLA’s opgenomen processen worden via interne kwaliteitscontroles systematisch
geanalyseerd en geoptimaliseerd.
Op basis van een vooraf afgesproken methode wordt van de belangrijkste primaire processen en vooral op
overdrachtsmomenten een risicoanalyse gemaakt. De uitkomsten van de risicoanalyse worden vastgelegd in een risicocontrole-matrix, waarin alle onderzochte primaire processen zijn opgenomen. De in de risico-controle-matrix opgenomen
interne controlemaatregelen worden opgenomen in een controlekalender. Van de geconstateerde bevindingen,
risicoanalyse en controles, wordt een bevindingenrapport opgemaakt en vastgesteld. De geconstateerde verbeterpunten
worden door de medewerkers van Syntrus Achmea Pensioenbeheer opgepakt en ingevoerd. Indien dit raakvlakken heeft
met de SLA-afspraken, wordt hierover gerapporteerd aan het bestuur.
Voor de processen die Syntrus Achmea Pensioenbeheer uitvoert ten behoeve van de pensioenuitvoering voor haar klanten
die worden geadministreerd in het administratieve pakket MAIA is een ISAE 3402 verklaring verstrekt. Hierin stelt de
externe accountant dat de processen in opzet en bestaan in voldoende mate worden beheerst en effectief hebben gewerkt.
De pensioenregeling van het pensioenfonds is sinds 2008 geadministreerd in MAIA. Dit betekent dat het pensioenfonds er
vanaf 2008 ook op basis van het oordeel van een externe accountant van op aan kan dat de administratieve processen bij
Syntrus Achmea Pensioenbeheer adequaat worden beheerst.
Met de beide vermogensbeheerders is – voor ieder afzonderlijk - een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. In deze
overeenkomsten zijn onder andere afspraken omtrent de inhoud en frequentie van de contacten en rapportering
opgenomen.
Door het vermogensbeheer onder randvoorwaarden (allocatie en benchmark) uit te besteden aan de beheerders is het
bestuur in staat de resultaten te beoordelen. Zodoende krijgt het bestuur extra informatie waardoor zij de werkzaamheden
van de vermogensbeheerders nog beter kan evalueren. Omdat binnen de overeengekomen randvoorwaarden de
beheerders hun eigen beleggingsbeleid mogen voeren, realiseert het bestuur tevens een zekere mate van risicospreiding.
Maandelijks ontvangt het bestuur van iedere beheerder een rapportage waarin de resultaten van de afgelopen maand
worden vermeld en verantwoord. De resultaten worden minimaal twee keer per jaar uitgebreid geëvalueerd en de gevolgde
werkwijze wordt getoetst aan de gemaakte afspraken in de beheerovereenkomst en de aanvullende afspraken. Om
tussentijds zicht te houden op de prestaties van de vermogensbeheerders is een goede performancemeting cruciaal.
Al de beleggingen worden per assetklasse vergeleken met een relevante benchmark. Deze benchmark is dezelfde als die
waarop de vermogensbeheerder wordt afgerekend. Brondata ten aanzien van de swappositie worden door de afdeling
vermogensbeheer van GE Artesia Bank gecontroleerd. Het bestuur komt maandelijks bijeen om de renteontwikkeling en
daarmee de swappositie te bespreken. De performance van de beide vermogensbeheerders wordt kritisch gevolgd en met
elkaar vergeleken.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 11 | 64
Verder is er een scheiding tussen het beheren, bewaren en administreren van de beleggingen aanwezig.
Bij Candriam is de custodian Royal Bank of Canada. Door deze scheiding kunnen gegevens uit verschillende bronnen met
elkaar worden vergeleken om zekerheid te verkrijgen over het bestaan en de waardering van de beleggingen.
Candriam staat onder toezicht van de Luxemburgse toezichthouder CSSF (Circulaire IML 96-126 van de CFFS). Candriam
verstrekt tevens vanaf 2012 een ISAE3402 rapportage aan het bestuur. Daarenboven is Candriam Investors Group GIPS
(Global Investment Performance Standards) gecertificeerd waardoor alle berekeningen en rapportages volgens de GIPS
standaarden worden uitgevoerd, extreme marktomstandigheden daargelaten.
3.1.2
Informatievoorziening aan het bestuur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer adviseert het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overige
pensioentechnische zaken. Ook zorgt Syntrus Achmea Pensioenbeheer voor het voeren van een adequate
debiteurenadministratie, waaruit eventueel naar voren komt dat de gefactureerde bedragen nog niet (volledig) voor de
uiterste betaaldata zijn betaald. Is dat het geval dan zorgt de bestuursadviseur er voor dat bestuurders hiervan onmiddellijk
op de hoogte worden gesteld.
Het bestuur heeft een accountant aangesteld om de jaarrekening, het jaarverslag en de staten voor de Nederlandsche
Bank te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vorm van een accountantsverslag aan het
bestuur. In het accountantsverslag worden op hoofdlijnen de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de
processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering, waarin de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig.
De certificerende actuaris stelt jaarlijks een actuariële verklaring op en is aanwezig op de bestuursvergadering waarin de
jaarstukken worden besproken.
Dringende kwesties worden tussen de bestuursvergaderingen schriftelijk aan de bestuursleden voorgelegd. Als één
bestuurslid echter verzoekt om deze kwestie in de volgende bestuursvergadering te behandelen, wordt het op de agenda
geplaatst.
3.2
Incidentenregeling
In overeenstemming met artikel 19a van het BFTK heeft het pensioenfonds een incidentenregeling ingesteld met ingang
van 2015. Deze zal op halfjaarlijkse basis in de bestuursvergadering worden besproken.
3.3
Selectieprocedure bij uitbesteding
In overeenstemming met artikel 14 van het BPw, zal voor iedere voorgenomen wijziging in de pensioenuitvoerder,
vermogensbeheerder, custodian of uitvoerder van de risico-rapportage een RFP-proces doorlopen worden. Het bestuur zal
een adequate selectieprocedure voor derden aan wie werkzaamheden worden uitbesteed, nastreven waarbij vastgelegd
wordt op grond van welke afwegingen zij tot de keuze voor een bepaalde derde is gekomen. Toereikende procedures,
maatregelen, deskundigheid en een adequate informatieverstrekking dienen besproken te worden in een RFP-proces om
de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden te kunnen beoordelen. Daarnaast dient het bestuur zicht te hebben op het
beloningsbeleid van de derde aan wie werkzaamheden worden uitbesteed en is het beloningsbeleid onderdeel van de
keuze voor de derde waaraan de werkzaamheden worden uitbesteed. .
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 12 | 64
4 Pensioenreglement
In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van het pensioenreglement voor de deelnemers van Stichting Pensioenfonds GE Artesia
Bank dat in werking is getreden per 1 januari 2015. De pensioenregeling is het reglement van een pensioenfonds waarin
de werking van het fonds en de pensioen rechten van de begunstigden worden geregeld.
4.1
Aansluiting werkgevers en verkrijgen deelnemerschap werknemers
Volgens artikel 5 van de statuten geldt het fonds voor GE Artesia Bank, gevestigd te Amsterdam en andere
rechtspersonen waarmee zij in een groep is verbonden in Nederland. Als aangesloten onderneming is toegetreden GE
Artesia Bank, gevestigd te Amsterdam. Het bestuur bepaalt of en onder welke voorwaarden andere ondernemingen als
aangesloten onderneming kunnen worden toegelaten. Zowel het besluit tot toelating als tot vaststelling van de
voorwaarden heeft pas rechtskracht als GE Artesia Bank hierover heeft kunnen adviseren en daarvan schriftelijk
mededeling aan het bestuur heeft gedaan.
Volgens artikel 4a van de statuten zijn deelnemers die werknemers van de aangesloten onderneming, die zijn toegelaten
conform het pensioenreglement.
4.2
Uitvoeringsovereenkomst
De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een
uitvoeringsovereenkomst met GE Artesia Bank. De uitvoeringsovereenkomst is in februari 2009 afgesloten met
terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 en is voor het laatst gewijzigd in juni 2013. De uitvoeringsovereenkomst heeft een
looptijd van 1 jaar en wordt steeds met 1 jaar verlengd, indien zij niet ten minste drie maanden voor afloop is opgezegd.
In juni 2015 is de uitvoeringsovereenkomst verlengd. De overeenkomst is in overeenstemming met de Pensioenwet.
De overeenkomst heeft als doel het vastleggen van de verplichtingen van de werkgever en het fonds bij de uitvoering van
de pensioenregeling, die de werkgever voor zijn werknemers heeft ondergebracht bij het fonds. De overeenkomst bevat
bepalingen met betrekking tot:
-
de bepaling en betaling van het percentage pensioenpremie, waarin mede is begrepen een betalingsvoorbehoud van
de werkgever bij nader in de overeenkomst omschreven ingrijpende wijzigingen van de omstandigheden;
-
verplichtingen van het pensioenfonds;
-
toeslagverlening;
-
wederzijdse medewerking tussen werkgever en pensioenfonds;
-
de totstandkoming en wijziging van het pensioenreglement;
-
de informatievoorziening door de werkgever aan het fonds.
4.3
Statutaire doelstelling
Volgens artikel 3 van de statuten is het doel van het fonds het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen ter zake van
ouderdom of overlijden aan de deelnemers en gewezen deelnemers van het fonds, respectievelijk hun nagelaten
betrekkingen, dit onder de voorwaarden als in de desbetreffende (pensioen)reglementen van het fonds zijn omschreven.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 13 | 64
4.4
Pensioenreglement
De pensioenregeling luidt in hoofdlijnen als volgt waarbij de genoemde artikelnummers verwijzen naar de desbetreffende
artikelnummers van het Pensioenreglement 2015:
- Regeling
Middelloonregeling
- Deelnemer
Artikel 1:
De pensioenregeling geldt voor alle werknemers die op
arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij een aangesloten
onderneming en voor (gewezen) werknemers die als gevolg van
arbeidsongeschiktheid volledig dan wel gedeeltelijk premievrij
pensioen opbouwen conform het bepaalde in een voorgaand
pensioenreglement van het fonds.
- Toetredingsleeftijd
Artikel 2.1:
De deelname aan de pensioenregeling begint op de eerste dag van
de maand waarin de werkzaamheden op arbeidsovereenkomst zijn
aangevangen, maar niet eerder dan op de datum waarop het
reglement in werking is getreden.
- Pensioengevend salaris
Artikel 3.2b:
Het pensioengevend salaris bedraagt dertien maal het vaste
maandsalaris. Bij de vaststelling van het pensioengevend salaris
blijven de vakantietoeslag, toelagen, overwerkvergoedingen en
andere (incidentele) toeslagen buiten beschouwing.
- Franchise
Artikel 3.2c:
Het deel van het inkomen waarover geen pensioenopbouw
plaatsvindt, wordt franchise genoemd.
- Pensioengrondslag
Artikel 3.2a:
De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van de
hoogte van de pensioenen. De pensioengrondslag is gelijk aan het
pensioengevend salaris van de deelnemer, verminderd met de
franchise.
- Pensioenleeftijd
Artikel 5.2:
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum, welke in
beginsel is gelegen op de eerste dag van de maand waarin de
deelnemer 67 jaar wordt.
- Ouderdomspensioen
Artikel 5.3:
De deelnemer bouwt over ieder deelnemersjaar een gedeelte van
het jaarlijkse ouderdomspensioen op. Het ouderdomspensioen is
daarmee een afspiegeling van de gemiddeld tijdens de deelname
geldende pensioengrondslag (middelloonregeling).
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 14 | 64
- Partnerpensioen
Artikel 6.4:
De deelnemer bouwt over ieder deelnemersjaar een gedeelte van
het partnerpensioen op. Het binnen deze pensioenregeling jaarlijks
op te bouwen partnerpensioen bedraagt 1,4% van de jaarlijks vast te
stellen pensioengrondslag.
Artikel 6.5a:
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het
partnerpensioen gelijk aan het op de overlijdensdatum opgebouwde
partnerpensioen, vermeerderd met een aanvulling. Deze aanvulling
bedraagt 1,4% van de pensioengrondslag zoals die voor de
deelnemer geldt in het jaar van zijn overlijden maal het aantal jaren
– in maanden nauwkeurig – gelegen tussen de datum van overlijden
en de datum waarop de deelnemer 67 jaar zou zijn geworden.
- Wezenpensioen
Artikel 7.4a:
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het
wezenpensioen gelijk aan 20% van het partnerpensioen waarop de
deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioendatum
ouderdomspensioen zou hebben opgebouwd.
Artikel 7.3:
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend
op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde
overlijdt.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van
de maand waarin het kind de 23-jarige leeftijd bereikt, of tot en met
de laatste dag van de maand van diens eerdere overlijden
- Arbeidsongeschiktheidspensioen
Artikel 8.2:
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd aan de
deelnemer die tijdens de deelname aan de pensioenregeling
arbeidsongeschikt wordt en een uitkering op grond van de WIA
ontvangt. De deelnemer die bij aanvang van de deelname
gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een
arbeidsongeschiktheidspensioen over de vermeerdering van de
arbeidsongeschiktheid.
- Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Artikel 8.6a:
Bij arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw geheel of
gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van
arbeidsongeschiktheid en voor zover ontstaan na aanvang van de
dienstbetrekking.
- Beëindiging van de deelname
Artikel 16.1:
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum
behoudt de (gewezen) deelnemer de opgebouwde
pensioenaanspraken ouderdomspensioen, partnerpensioen en
wezenpensioen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 15 | 64
Aanvullend kunnen onder voorwaarden:
-
de opgebouwde pensioenaanspraken worden overgedragen
naar de nieuwe pensioenuitvoerder;
- Keuzemogelijkheden
de opgebouwde pensioenaanspraken worden afgekocht.
Artikel 20:
Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende
keuzemogelijkheden:
-
vervroegen van het volledige ouderdomspensioen;
uitstellen van het volledige ouderdomspensioen;
vervroegen of uitstellen van een gedeelte van het
ouderdomspensioen;
-
volledig of gedeeltelijk uitruilen van partnerpensioen en
ouderdomspensioen;
- Vakantietoeslag
gebruikmaken van de hoog-laagregeling.
Artikel 27.1 :
Er wordt jaarlijks een vakantietoeslag verleend op het
ouderdomspensioen, het nabestaandenpensioen en het
wezenpensioen.
Artikel 27.2:
De vakantietoeslag bedraagt 8% van het in dat jaar uit te keren
pensioen
Artikel 27.3:
De uitkering vindt gedurende het jaar plaats als onderdeel van de
maandelijkse pensioenuitkering.
- Toeslagen
Het fonds streeft ernaar om de ingegane pensioenen en de
aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers en (gewezen)
deelnemers jaarlijks te verhogen met een toeslag. Het fonds voert
de toeslag uitsluitend door indien en voor zover de beschikbare
middelen van het pensioenfonds dit toelaten, zulks ter beoordeling
aan het bestuur.
Voor actieve deelnemers geldt dat er jaarlijks ten minste een toeslag
van 1,25% wordt toegekend over de opgebouwde aanspraken. Deze
toeslag wordt gefinancierd uit de premie.
Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de
pensioenaanspraken worden aangepast. Met betrekking tot de mate
van de toekenning hanteert het bestuur de beleidsstaffel, als
verwoord in hoofdstuk 7, als leidraad. Deze beleidsstaffel is
gebaseerd op de maximale indexatie die kan worden gegeven op
basis van de rekenregels voor toekomstbestendige toeslagverlening
zoals neergelegd in artikel 15 van het Besluit FTK.
Daarbij geldt de beleidsstaffel slechts als uitgangspunt; bij de
jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante
omstandigheden eveneens in ogenschouw nemen. Hierbij kijkt het
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 16 | 64
bestuur onder andere naar het verloop van de (beleids)
dekkingsgraad gedurende het jaar en wordt tevens rekening
gehouden de actuele economische omstandigheden (zoals bijv.
rente, economische vooruitzichten, bestandsontwikkelingen) en een
visie van het bestuur inzake deze onderwerpen op de toekomst.
Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad
af te wijken als omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 17 | 64
5 Financiële opzet
Dit hoofdstuk beschrijft de financiële opzet van het pensioenfonds. Achtereenvolgens worden besproken:
-
De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva
-
De dekkingsgraden
-
Het gewenst vermogen
-
Het herstelplan
-
De financiering van de pensioenregeling
-
De sturingsmiddelen
-
De haalbaarheidstoets
-
De risicohouding
Het fonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn verzekerd in eigen
beheer. Het fonds heeft herverzekeringscontracten afgesloten ter dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico en het
overlijdensrisico.
5.1
De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva
5.1.1
Algemeen
Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn gewaardeerd op actuele waarde, extreme marktomstandigheden daargelaten.
Overige activa en passiva worden gewaardeerd op actuele waarde, tenzij anders is vermeld. Voor zover noodzakelijk,
wordt op activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar
het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in
de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van
middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapportagevaluta euro tegen de koers per
balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit
transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
5.1.2
Aandelen, Obligaties en beleggingen in onroerend goed beleggingsmaatschappijen
De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde wordt als volgt bepaald:
Beleggingen
Waarderingssystematiek
Vastgoed aandelen
Beurswaarde
Aandelen
Beurswaarde
Obligaties
Beurswaarde
Leningen op schuldbekentenis
Benaderde actuele waarde*
Derivaten
Beurswaarde
*De verwachte toekomstige netto kasstromen zijn contant gemaakt tegen de op de balansdatum geldende markrente
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 18 | 64
5.1.3
Herverzekering
Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds worden de risico’s voor overlijden en invaliditeit, die
voortvloeien uit de aangegane pensioenverplichtingen, herverzekerd.
De risico's voor invaliditeit bestaan uit:

de loonderving bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid;

de premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid.
De risico’s voor overlijden en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zijn herverzekerd bij de Elips Life AG.
De waarde van de herverzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde aanspraken berekend
tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de technische voorziening.
5.1.4
De waarderingsgrondslagen van de reserves
Het pensioenfonds houdt reserves aan. Deze reserves zijn onder het FTK-regime opgebouwd en bestaan uit een vereiste
reserve en een vrije reserve.
De vereiste reserve houdt rekening met de financiële positie en de aard en omvang van de risico’s die het fonds loopt. De
vereiste reserve is bedoeld voor het opvangen van de verzekeringstechnische risico’s en beleggingsrisico’s. De maximale
hoogte van de vereiste reserve wordt bepaald door middel van de gestandaardiseerde methode zoals beschreven in het
besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen en uitgewerkt krachtens ministeriële regeling. Hierbij wordt
aangetekend dat het standaard model is uitgebreid met een extra component in verband met het risico van actief beheer
van de beleggingen. De vereiste reserve is minimaal gelijk aan nul. Het jaarresultaat zal toegevoegd of onttrokken worden
aan de vereiste reserve zolang het maximum of het minimum niet bereikt is.
Het deel van de reserves van een pensioenfonds waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan, wordt de vrije
reserve genoemd.
5.1.5
Technische voorziening
De technische voorziening wordt gesteld op de contante waarde van de reglementair tot de balansdatum verworven
pensioenaanspraken waarin begrepen de contante waarde van de toegekende toeslagen op deze pensioenaanspraken.
Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan:
- Interest
Op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (inclusief
UFR-methodiek). Hierbij wordt de meest recente rentetermijnstructuur
gehanteerd welke ligt op of voor de peildatum.
- Sterfte
De door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel AG2014.
De gehanteerde sterftekansen zijn verder gecorrigeerd op basis van de
fondsspecifieke ervaringssterfte 2012.
- Partnerschap
Over de periode tot 1 januari 2001 is geen partnerpensioen opgebouwd voor
ongehuwde deelnemers. Deelnemers die op 1 januari 2001 ongehuwd waren
en nadien in het huwelijk treden, krijgen alsnog partnerpensioen over de
deelnemingstijd (mits gehuwd) voor 1 januari 2001. Vanaf 1 januari 2001
wordt voor alle deelnemers partnerpensioen opgebouwd, ongeacht
burgerlijke staat. Reserveringsmethodiek is bepaalde partner.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 19 | 64
- Leeftijdsbepaling
De leeftijd wordt vastgesteld in jaren en maanden nauwkeurig. Hierbij is
aangenomen dat de verzekerden zijn geboren op de eerste dag van de
geboortemaand.
- Leeftijdsverschil
De partner van de mannelijke deelnemer wordt 3 jaar jonger verondersteld.
De partner van de vrouwelijke deelnemer wordt 3 jaar ouder verondersteld.
- Wezenpensioen
Voor wezen wordt geen sterfte verondersteld.
- Pensioenbetalingen
Alle pensioenen worden continu betaalbaar verondersteld.
- Kostenvoorziening
De kostenvoorziening bedraagt 3,5% van de verplichtingen. Eens per twee
jaar wordt de hoogte van de kostenvoorziening nader bezien.
5.1.5.1. Voorziening voor de financiering van aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers
Deze voorziening wordt opgenomen in de technische voorziening en heeft betrekking op door het fonds gelopen risico’s in
verband met arbeidsongeschiktheid. De voorziening ter financiering van aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers
is bedoeld om de verdere opbouw van pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers, voor wie de aangesloten
ondernemingen vrijstelling van premiebetaling hebben gekregen, voort te kunnen zetten.
De voorziening bedraagt 80% van de contante waarde van de tot aan de pensioendatum nog op te bouwen
pensioenaanspraken. De contante waarde is gebaseerd op de onder 3.1.5 genoemde grondslagen.
5.1.5.2. IBNR medewerkers in ziektewet
Voor deelnemers die in de ziektewet zitten, maar (nog) niet arbeidsongeschikt zijn wordt een IBNR-voorziening
aangehouden die reserveert voor mogelijke toekomstige schades door arbeidsongeschikt raken. De hoogte van deze
voorziening bedraagt de som van de risicopremie voor premievrijstelling en arbeidsongeschiktheidspensioen in de twee
voorliggende jaren.
5.1.6
Overige technische voorzieningen
5.1.6.1. Voorziening voor de opbouw van extra pensioenvermogen
Deze voorziening betreft het pensioenvermogen dat is opgebouwd ten behoeve van individuele deelnemers in aanvulling
op het pensioenvermogen dat is opgebouwd in verband met de pensioentoezegging in het kader van de basisregeling.
Jaarlijks wordt een deel van het in het desbetreffende jaar gerealiseerde beleggingsresultaat toegerekend aan de
voorziening op basis van een, in het aan de voorziening ten grondslag liggend reglement opgenomen, rekenregel.
5.2
Dekkingsgraden
Door het fonds zijn drie dekkingsgraden gedefinieerd: de actuele dekkingsgraad, de beleidsdekkingsgraad en de reële
dekkingsgraad.
5.2.1
Actuele dekkingsgraad
De actuele dekkingsgraad worden bepaald als:
(Eigen vermogen + Technische voorzieningen) / Technische voorzieningen
Daarbij is het eigen vermogen van het fonds gedefinieerd als de som van de voorzieningen en reserves zoals beschreven
in paragraaf 3.1. Het eigen vermogen kan zowel positief als negatief zijn.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 20 | 64
5.2.2
De beleidsdekkingsgraad
De beleidsdekkingsgraad betreft de dekkingsgraad waarop beleidsmaatregelen gebaseerd zullen worden. Deze
beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraden over de
voorliggende 12 maanden.
5.2.3
Reële dekkingsgraad
De reële dekkingsgraad zal vanaf boekjaar 2015 door het fonds vastgesteld worden. De reële dekkingsgraad is
gedefinieerd als de verhouding tussen het aanwezige vermogen en de technische voorzieningen waarbij in elk
kalenderjaar rekening wordt gehouden met voorwaardelijke toeslagverlening.
Het fonds stelt maandelijks zowel de actuele als de beleidsdekkingsgraad vast. Jaarlijks worden de door het fonds
vastgestelde actuele, beleids- en reële dekkingsgraad per 31 december en de vereiste dekkingsgraad geverifieerd door de
externe accountant en de externe actuaris.
5.3
Gewenst vermogen
DNB stelt eisen aan de ondergrens van het eigen vermogen. Uit dien hoofde streeft het fonds ernaar om het eigen
vermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het in hoofdstuk 4 beschreven gewenste vermogen. Het gewenste vermogen
wordt afgestemd op de eisen die zijn neergelegd in de Pensioenwet, het besluit Financieel Toetsingskader
pensioenfondsen en aanvullende ministeriële regelingen.
Het gewenste vermogen is gelijk aan de som van de voorzieningen en reserves zoals beschreven in deze ABTN onder de
genoemde paragraaf 5.1.1 tot en met 5.1.3.
Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (als beschreven in paragraaf 4.1.2),
bestaat er een dekkingstekort. Als er sprake is van een dekkingstekort dan licht het fonds direct DNB in over de ontstane
situatie. In het herstelplan staat beschreven welke maatregelen genomen kunnen worden om uit de situatie van
dekkingstekort (en reservetekort) te herstellen.
Indien de beleidsdekkingsgraad gedurende 5 jaar achtereen zich in een situatie van een dekkingstekort bevindt én op het
laatste meetmoment (einde van enig kwartaal) de actuele dekkingsgraad eveneens lager is dan de minimaal vereiste
dekkingsgraad, dient het fonds onmiddellijk een onvoorwaardelijke korting door te voeren. Na doorvoeren van deze
onvoorwaardelijke korting is de actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds gelijk aan de minimaal vereiste
dekkingsgraad. Deze korting mag uitgesmeerd worden over een periode van maximaal 10 jaar.
Indien einde enig kwartaal sprake is van een reservetekort (als beschreven in paragraaf 4.1.3), meldt het fonds dit
onverwijld aan DNB en wordt er binnen drie maanden of zoveel eerder als DNB bepaalt ter instemming bij DNB een
herstelplan ingediend, waarin wordt aangetoond dat het fonds in maximaal 12 jaar (overgangsregeling: maximaal 12 jaar in
2015 en maximaal 11 jaar in 2016 en maximaal 10 jaar vanaf 2017) herstelt tot de vereiste dekkingsgraad.
In dit herstelplan wordt rekening gehouden met de gedempte kostendekkende premie, eventuele opslagen, het verwachte
fondsrendement en het niet toekennen van toeslagen. Het een en ander op basis van de uitgangspunten die zijn
opgenomen in de regelgeving krachtens de Pensioenwet. Na goedkeuring door DNB wordt dit herstelplan uitgevoerd.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 21 | 64
5.4
Het herstelplan
Primo 2015 lag de beleidsdekkingsgraad lager dan de dekkingsgraad behorende bij het vereist vermogen. Het fonds
verkeerde dus in een situatie van reservetekort. Het fonds heeft daarom een herstelplan moeten opstellen, waaruit blijkt
dat het reservetekort binnen 12 jaar (dus uiterlijk ultimo 2026) wordt opgeheven. Zolang het fonds een reservetekort heeft,
zal er jaarlijks een nieuw herstelplan worden opgesteld. De herstelperiode zal in 2015 12 jaar bedragen, in 2016 11 jaar en
in de jaren daarna 10 jaar. De eventuele te nemen kortingen zullen worden uitgesmeerd over een periode van 10 jaar.
De beleidsdekkingsgraad lag primo 2015 eveneens lager dan de dekkingsgraad behorende bij het minimaal vereist eigen
vermogen. Het fonds verkeerde dus ook in een situatie van dekkingstekort. Indien het fonds zich 5 achtereenvolgende
jaren (gerekend vanaf 1 januari 2015) in een dekkingstekort bevindt, zal er een korting worden doorgevoerd om het
dekkingstekort op te heffen.
Uit het herstelplan van 2015 blijkt dat er geen korting hoeft te worden toegepast om eind 2026 uit reservetekort te komen.
Ook is er geen sprake van een korting om het dekkingstekort op te heffen.
5.5
De financiering van de pensioenregeling
Ten behoeve van de middelloonregeling is de werkgever een premie verschuldigd, welke gedefinieerd is als percentage
van de pensioengrondslag. De financieringsafspraak is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Deze premie wordt
aangeduid met feitelijke premie.
De feitelijke premie, als bedoeld in artikel 130 PW, is gedefinieerd als een percentage van de pensioengrondslag voor de
middelloonregeling. De pensioengrondslag is het verschil tussen de inkomensgrondslag, gemaximeerd door het
opbouwgrensbedrag en de franchise zoals vastgelegd in het pensioenreglement. De feitelijke premie is de door het fonds
in het betreffende boekjaar (te) ontvangen premie.
De financiering van de pensioenregeling geschiedt door middel van een jaarlijkse storting van (risico)koopsommen,
zodanig dat de pensioenaanspraken steeds tijdsevenredig (actuarieel) zijn afgefinancierd.
Het jaarlijks per 1 januari vast te stellen bedrag (de feitelijke premie) is gelijk aan de som van:

De koopsom benodigd voor inkoop van de pensioenen betrekking hebbende op het geldende kalenderjaar;

De koopsom benodigd voor inkoop van de pensioenverhogingen van de actieve deelnemers, zijnde 1,25%;

De risicopremie voor het niet ingekochte deel van overlevings- en wezenpensioen;

De risicopremie in verband met premievrijstelling alsmede toekenning van arbeidsongeschiktheidspensioen;

Een opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen;

Een opslag voor de uitvoeringskosten;

Indien nodig aanvullende premies in het kader van een herstelplan.
De feitelijke premie bepaald op basis van de in 3.1.5 genoemde grondslagen met dien verstande dat er sprake is van een
gedempte premie.
De Pensioenwet stelt in artikel 128 dat de feitelijke premie in enig jaar kostendekkend dient te zijn. De kostendekkende
premie is daarmee in feite een meetlat waaraan het pensioenfonds volgens artikel 128 PW jaarlijks moet toetsen of de
feitelijke premie hoog genoeg is om de onvoorwaardelijke en, in voorkomende gevallen, voorwaardelijke onderdelen van
de pensioenovereenkomst in dat jaar en ook voor de langere termijn na te komen.
De kostendekkende premie wordt in principe berekend op basis van de geldende rentetermijnstructuur. Dit leidt ertoe dat
de kostendekkende premie erg volatiel is, indien sprake is van een sterk bewegende marktrente. Op grond van bestaande
regelgeving heeft het fonds ervoor gekozen om de volatiliteit van de premie te dempen door de interest te baseren op een
vijfjarig voortschrijdend gemiddelde.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 22 | 64
Het vijfjarig voortschrijdend gemiddelde wordt bepaald door de door de Nederlandsche Bank gepubliceerde rente van alle
maanden in de voorliggende vijf jaren te sommeren en vervolgens te delen door 60.
De werkgever, Banque Artesia Nederland handelend onder de naam "GE Artesia Bank", betaalt de premies achteraf per
kwartaal, in vier zoveel mogelijk gelijke delen van het bij aanvang van het kalenderjaar door het bestuur vastgestelde
bedrag. De werkgever betaalt de premies uiterlijk binnen tien dagen na afloop van het desbetreffende kwartaal.
Aan het einde van het jaar worden eventuele tekorten over overschotten verrekend.
Het bestuur streeft ernaar om over voldoende buffers in het fonds te beschikken. Indien het fonds over een vermogen
boven de premiekortingsgrens beschikt, kan het bestuur premiekorting aan de onderneming en deelnemers in overweging
nemen. Het bestuur kan slechts besluiten tot een eventuele premiekorting indien voldaan wordt aan de wettelijke vereisten.
Dit betekent dat premiekorting alleen plaats heeft als eventuele kortingen en gemiste toeslagen in voorgaande 10 jaren
volledig hersteld zijn.
De premiekortingsgrens is gelijk aan de situatie waarin de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen
volledig door waarden zijn gedekt en de waarden die nodig zijn om de toeslagambitie volledig te verwezenlijken eveneens
aanwezig zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de premiekortingsgrens is behaald indien de beoogde toeslagverlening risicovrij
is in te kopen. De premiekortingsgrens is gelijk aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van de reële
rentetermijnstructuur.
Deelnemers hebben vanaf 2006 een eigen bijdrage in de regeling. Deze is maximaal 5% van de pensioengrondslag.
5.6
De sturingsmiddelen
Onderstaand worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet.
5.6.1
Crisisplan
Het fonds beschikt over een financieel crisisplan (zie bijlage). In het financieel crisisplan heeft het bestuur vastgelegd wat
het onder een crisis verstaat en hoe het handelt als het fonds in een crisissituatie terecht komt. Dit plan wordt jaarlijks
getoetst op actualiteit en zo nodig aangepast.
De in het financieel crisisplan beschreven maatregelen geven een mogelijke inzet van sturingsmiddelen en
noodmaatregelen tijdens een financiële crisis weer. Dit wil niet zeggen dat het bestuur in geval van een financiële crisis dit
plan exact zal uitvoeren. In geval van een financiële crisis beslist het bestuur weloverwogen of en in welke mate uitvoering
wordt gegeven aan de maatregelen, zoals beschreven in dit plan. Het is immers vooraf onmogelijk om alle facetten van
een financiële crisissituatie volledig in te schatten.
5.6.2
Premiebeleid
Het bestuur stelt de (feitelijke) premie (zie eveneens paragraaf 5.5) vast. Het bestuur toetst jaarlijks de premie in
combinatie met de pensioenreling op adequaatheid en past deze aan indien nodig.
Toetsing van het premiebeleid en de pensioenregeling vindt periodiek plaats om te bezien of aanpassingen van het beleid
wenselijk zijn. De (aanvangs)haalbaarheidstoets (als beschreven in paragraaf 5.7) kan als instrument gebruikt worden om
te komen tot een acceptabele aanpassing van het beleid.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 23 | 64
5.6.3
Beleggingsbeleid
Uit hoofdstuk 6 blijkt dat het strategische beleggingsbeleid door middel van een ALM-studie en (aanvangs)haalbaarheidstoets wordt afgestemd op de verplichtingen van het fonds. Hierdoor kan er worden ingespeeld op wijzigingen
in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur van het fonds.
5.6.4
Toeslag- en kortingsbeleid
Uit hoofdstuk 5 blijkt dat de aanpassing van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken, alsmede die van de
actieve pensioenen, door middel van een toeslagverlening voorwaardelijk is. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening
te verminderen, zo nodig tot nul, als de financiële positie van het fonds daartoe noodzaakt.
Als er sprake is van een tekortsituatie kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te
verminderen indien het fonds niet in staat is binnen de maximale hersteltermijn te herstellen tot de vereiste dekkingsgraad
zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of
de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het
beleggingsbeleid, zijn ingezet om de tekortsituatie op te lossen.
Ook indien de beleids- en actuele dekkingsgraad zich vijf achtereenvolgende jaren en onafgebroken onder de minimaal
vereiste dekkingsgraad bevinden, kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten direct te
verminderen om de actuele dekkingsgraad direct te herstellen tot de minimaal vereiste dekkingsgraad.
Een vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten kan op zijn vroegst een maand nadat de
deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever(s) en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn,
worden gerealiseerd.
Het bestuur zal zich bij een eventuele verlagingsmaatregel houden aan de voorschriften van wet- en regelgeving..
5.7
Haalbaarheidstoets
Met de haalbaarheidstoets monitort het fonds of het verwachte pensioenresultaat en het pensioenresultaat in het
slechtweerscenario (zoals voorgeschreven in de Pensioenwet) in lijn zijn met de door het fonds zelf gekozen ondergrenzen
hiervoor. Deze zelf gekozen ondergrenzen moeten passen binnen de door het fonds vastgestelde risicohouding (artikel102
Pw).
De kwantitatieve normen die worden gehanteerd bij de haalbaarheidstoets zijn gerelateerd aan de beschreven
risicohouding in paragraaf 5.8. Deze kwantitatieve normen zijn vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds in
samenspraak met de sociale partners. De ondergrens van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau vanuit de
feitelijke financiële positie is in dat kader gesteld op minimaal 90%. Daarnaast is de maximale afwijking van dit
pensioenresultaat op fondsniveau in het slechtweerscenario gesteld op 35%. Vanuit het vereist eigen vermogen bedraagt
de ondergrens van het pensioenresultaat eveneens minimaal 100%.
Procedure jaarlijkse haalbaarheidstoets en aanvangshaalbaarheidstoets
De haalbaarheidstoets bestaat uit de aanvangshaalbaarheidstoets en de jaarlijkse haalbaarheidstoets. De
aanvangshaalbaarheidstoets is begin 2015 voor het eerst uitgevoerd en vastgesteld naar aanleiding van invoering van het
nieuwe FTK per 1 januari 2015. De aanvangshaalbaarheidstoets zal opnieuw worden uitgevoerd en vastgesteld als het
fonds besluit een nieuwe pensioenregeling uit te voeren of als er sprake is van significante wijzingen in de huidige
pensioenregeling. De rapportagedatum is 1 januari van het boekjaar waarin de nieuwe regeling wordt ingevoerd of de
wijziging van de huidige plaatsvindt, en de resultaten worden bij DNB ingediend maximaal één maand nadat het fonds
heeft besloten tot invoering van de nieuwe regeling of wijziging van de huidige regeling. De jaarlijkse haalbaarheidstoets
wordt jaarlijks uitgevoerd en vastgesteld en heeft eveneens als rapportagedatum 1 januari. De jaarlijkse
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 24 | 64
haalbaarheidstoets wordt uitgevoerd op basis van de gegevens die ten grondslag liggen aan de staten en wordt
tegelijkertijd met die staten ingediend bij DNB. Indiening bij DNB vindt plaats via staat J702.
De ondergrenzen gehanteerd in de aanvangshaalbaarheidstoets van 2015 zijn vastgesteld in overleg met de sociale
partners en het verantwoordingsorgaan. Bij eventueel toekomstig uit te voeren aanvangshaalbaarheidstoetsen zullen deze
ondergrenzen opnieuw worden vastgesteld in overleg met de sociale partners en het verantwoordingsorgaan. Indien uit de
jaarlijkse haalbaarheidstoets blijkt dat de ondergrenzen worden overschreden informeert het bestuur de sociale partners en
het verantwoordingsorgaan en treedt met hen in overleg om tot passende maatregelen te komen.
Risicohouding
5.8
De risicohouding van een fonds, bedoeld in artikel 102a van de Pensioenwet wordt gedefinieerd als:
-
de mate waarin een fonds, na overleg met sociale partners en het verantwoordingsorgaan van het fonds, bereid is
risico’s te lopen én
-
de mate waarin het fonds risico’s loopt gegeven de kenmerken van het fonds.
De risicohouding van het fonds voldoet aan de prudent person regel en komt voor de lange termijn tot uitdrukking in de
door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets en voor de korte termijn in de hoogte van
het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor.
De werkgever heeft besloten haar bancaire activiteiten in Nederland te stoppen binnen 12 tot 16 maanden. Dit heeft directe
gevolgen voor het pensioenfonds. Er komt immers geen premie meer binnen en er vindt dus geen pensioenopbouw meer
plaats. Het bestuur beraadt zich momenteel op de toekomst van het fonds. Samen met de betrokken partijen (het
verantwoordingsorgaan, de werkgever, de ondernemingsraad en DNB) worden de mogelijkheden onderzocht. Deze
voorziene ontwikkelingen zijn van invloed op de risicohouding. Onderstaand worden enkele kwalitatieve overwegingen ten
aanzien van de risico houding weergegeven.

Ten aanzien van de pensioenregeling (ambitie) wordt gestreefd naar een optimale benutting van de fiscale ruimte
die het Witteveenkader daartoe biedt en mits deze kan worden gefinancierd tegen een aanvaardbare premie. In
dit kader heeft de fiscus recent de regeling 2015 aangewezen. Verder wordt de pensioenregeling getoetst aan de
afspraken in de algemene banken-cao. Voor de nabije toekomst (12 tot 16 maanden) geldt dat geen verdere
pensioenopbouw plaatsheeft binnen het fonds, aangezien de werkgever haar bancaire activiteiten in Nederland
stopt.

Sociale partners ambiëren de pensioenen van de actieve en inactieve deelnemers te indexeren met de loon- en
prijsinflatie. Dit betreft voor de premiebetalende deelnemers deels een onvoorwaardelijke indexatie van jaarlijks
1,25% en deels een voorwaardelijke indexatie. Voor de inactieve en ingegane deelnemers is de maatstaf
prijsindex en deze is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie).

De voorwaardelijke indexatie is daarbij afhankelijk gesteld van de financiële positie van het pensioenfonds. Voor
de nabije toekomst (12 tot 16 maanden) geldt dat alle actieve deelnemers premievrij worden, aangezien de
werkgever haar bancaire activiteiten in Nederland stopt.

Voor de resterende tijd dat nog pensioenopbouw plaatsheeft binnen het fonds, is de werkgever bereid een
gedempte kostendekkende premie te betalen die wordt gebaseerd op prudente grondslagen en een 5-jaars
gemiddelde rente. Daarnaast heeft de werkgever ten behoeve van het herstelplan (aan DNB) toegezegd een
aanvullende premie te betalen van jaarlijks € 700.000, zolang sprake is van een tekort binnen het fonds.

Het beleggingsbeleid wordt door het pensioenfonds ingericht en geoptimaliseerd zodanig dat de uitgesproken
indexatie ambitie kan worden waargemaakt tegen aanvaardbaar risico. Doelstelling daarbij is tevens dat het fonds
binnen de gestelde termijn weet te herstellen uit een tekortsituatie en dat het pensioenresultaat bij slecht weer niet
beneden vooraf gedefinieerde ondergrenzen daalt.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 25 | 64
Voor de lange termijn (de ondergrenzen)
De aanvangshaalbaarheidstoets, uitgevoerd in 2015, geeft de volgende uitkomsten:

De mediaan van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit een dekkingsgraad die gelijk is
aan de vereiste dekkingsgraad bedraagt 106,7%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 100%.

Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt 95,7%. Dit
ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 90%.

Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt in slecht
weer (5% percentiel) 63,9%. De afwijking van de mediaan bedraagt daarmee 33,3% en is kleiner dan de
maximaal toegestane afwijking van 35%.
De afgesproken ondergrenzen hebben uitdrukkelijk een signaalfunctie. Worden de ondergrenzen overschreden dan geeft
dit aanleiding tot nieuw overleg tussen bestuur en sociale partners.
Voor de korte termijn (bandbreedte VEV)
Het strategisch vereist eigen vermogen bedraagt eind juni 18,2%. De bandbreedte rondom het vereist eigen vermogen is
bedoeld om uitvoering te geven aan het feitelijke beleggingsbeleid binnen de toegestane bandbreedtes rondom het
strategische beleid. De toegestane bandbreedte bedraagt 2,5%-punt naar boven en 2,5%-punt naar beneden. Er wordt
geen bandbreedte aangehouden voor eventuele rente-effecten op het vereist eigen vermogen, onder de veronderstelling
dat DNB bij toetsing hierop reeds zal corrigeren.
Procedure vereist eigen vermogen en bandbreedtes
Ieder kwartaal rapporteert het fonds de vereiste dekkingsgraad op basis van de feitelijke beleggingsmix en op basis van de
strategische beleggingsmix aan DNB. Op basis van deze rapportage zal het fonds toetsen of het vereist eigen vermogen
op de feitelijke beleggingsmix binnen de toegestane bandbreedte valt. Indien het vereist eigen vermogen buiten de
bandbreedte valt zal het bestuur dit melden aan het verantwoordingsorgaan en de sociale partners. Na overleg zal
besloten worden of het nodig is om beleid aan te passen of dat deze situatie (tijdelijk) gemotiveerd wordt toegestaan.
Aanpassing van het beleid kan onder andere door de beleggingsmix aan te passen of door de bandbreedtes te vergroten
waardoor de risicohouding wordt aangepast,
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 26 | 64
6 Gewenst vermogen
6.1
Gewenst vermogen
Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om eigen vermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het in dit hoofdstuk
beschreven gewenste vermogen. Het gewenste vermogen wordt afgestemd op de eisen die zijn neergelegd in de
Pensioenwet, het besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen en aanvullende ministeriële regelingen.
Het gewenste vermogen is gelijk aan de som van de voorzieningen en reserves zoals beschreven in deze ABTN onder de
genoemde paragraaf 5.1.1 tot en met 5.1.3. Indien niet aan deze eisen wordt voldaan dan meldt het pensioenfonds dit
onverwijld aan DNB en schrijft het bestuur een herstelplan met maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de
normen van het gewenste vermogen te voldoen.
6.2
Wijze vaststelling technische voorziening
De technische voorziening en de voorziening voor de financiering van aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers
worden op marktwaarde vastgesteld, rekening houdend met een voorzienbare trend in overlevingskansen en rekening
houdend met de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door de DNB. De opslag voor excassokosten bedraagt 3,5%.
Deze voorziening sluit aan bij de voorziening conform beschrijving in hoofdstuk 5.1.5.
6.3
Minimum vereist eigen vermogen
Het eigen vermogen heeft een minimum als percentage van de in 5.1.5 beschreven technische voorziening. Indien niet aan
de som van het gestelde in 5.1.1 en 5.1.2 wordt voldaan, bestaat er een situatie van dekkingstekort. Het minimum
percentage wordt door het fonds vastgesteld conform het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van
18 december 2006.
Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) bedraagt 4,0% van de technische voorzieningen per ultimo 2014 en wordt
jaarlijks vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de
daaromtrent gestelde wettelijke eisen. Het MVEV wordt bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van beleggingsrisico’s
en door beheerslasten en risico’s die voortkomen uit de pensioenregeling, waaronder nabestaanden- en
arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze componenten komen als volgt terug in de berekening van het MVEV:
- Beleggingsrisico
4% van het niet-herverzekerde gedeelte van de voorziening
pensioenverplichtingen, met een minimum van 4% van 85% van de
voorziening pensioenverplichtingen. Herverzekering of de afwezigheid van
beleggingsrisico is niet van toepassing.
- Beheerslasten
Deze component is alleen van toepassing als het fonds geen
beleggingsrisico heeft.
- Risico van vooroverlijden
0,3% van het niet-herverzekerde gedeelte van het risicokapitaal
bij overlijden, met een minimum van 0,3% van 50% van het risicokapitaal bij
overlijden. Het risicokapitaal is gedefinieerd als de contante waarde van de
coming service van het direct ingaand nabestaanden pensioen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 27 | 64
- Risico van arbeidsongeschiktheid
18% van de in het vorige boekjaar geboekte/verdiende premies inclusief
poliskosten (voor zover deze premies inclusief poliskosten niet meer
bedragen dan € 50 miljoen) plus 16% van deze premies inclusief kosten voor
zover deze meer bedragen dan € 50 miljoen. De uitkomst hiervan wordt
vermenigvuldigd met de verhouding tussen schades die voor eigen rekening
komen (dus na aftrek van het herverzekerde deel) en de bruto schaden in de
voorlaatste drie boekjaren. Dit verhoudingsgetal is minimaal 50%. Deze
uitkomst wordt vervolgens vermenigvuldigd met de verhouding tussen de TV
voor te betalen schaden die voor eigen rekening komen (dus na aftrek van
het herverzekerde deel) aan het einde van het boekjaar en dezelfde TV aan
het einde van het vorige boekjaar. Dit verhoudingsgetal is maximaal 100%.
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,0% (naar de stand per 1 januari 2015) van de voorziening
pensioenverplichtingen voor risico van het fonds. De minimaal vereiste dekkingsgraad is derhalve gelijk aan 104,2%.
Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, bestaat er een dekkingstekort. Als er
sprake is van een dekkingstekort dan licht het fonds direct DNB in over de ontstane situatie. In het herstelplan staat
beschreven welke maatregelen genomen kunnen worden om uit de situatie van dekkingstekort (en reservetekort) te
herstellen.
Indien de beleidsdekkingsgraad gedurende 5 jaar achtereen zich in een situatie van een dekkingstekort bevindt én op het
laatste meetmoment (einde van enig kwartaal) de actuele dekkingsgraad eveneens lager is dan de minimaal vereiste
dekkingsgraad, dient het fonds onmiddellijk een onvoorwaardelijke korting door te voeren. Na doorvoeren van deze
onvoorwaardelijke korting is de actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds gelijk aan de minimaal vereiste
dekkingsgraad. Deze korting mag uitgesmeerd worden over een periode van maximaal 10 jaar.
Vereist Eigen Vermogen
6.4
Het bestuur streeft ernaar om het aanwezige vermogen in het fonds ten minste gelijk te laten zijn aan het Vereist Eigen
Vermogen (VEV). Het VEV is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds. In die situatie is
het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen
dat het fonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen voor de
onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst.
Voor de bepaling van het vereiste vermogen ontwikkelde DNB een standaardmodel (solvabiliteitstoets). Het fonds hanteert
het standaardmodel, waarbij wordt aangetekend dat het standaard model is aangepast. De standaard methode onderkent
een aantal risico’s waaraan het fonds bloot staat. Per risico wordt de vereiste buffer bepaald. Vervolgens worden deze
buffers aan de hand van een voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereist vermogen. Dit wordt vertaald in
de vereiste dekkingsgraad en is nodig om te toetsen of aan de zekerheidsmaatstaf wordt voldaan.
Er worden tien risicofactoren onderscheiden:
-
Renterisico (S1)
Zakelijke waarden risico (S2)
Valutarisico (S3)
Commodities risico (S4)
Kredietrisico (S5)
Verzekeringstechnisch risico (S6)
Liquiditeitsrisico (S7)
Concentratierisico (S8)
Operationeel risico (S9)
Actief beheer risico (S10)
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 28 | 64
Renterisico (S1)
Het renterisico wordt bepaald aan de hand van het voor het pensioenfonds in termen van netto verlies meest negatieve
scenario van een rentestijging c.q. rentedaling op basis van de rentefactoren opgenomen in artikel 1 van bijlage 3 van het
document Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006.
Zakelijke waarden risico (S2)
Het aandelen- en vastgoedrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in:
-
aandelen ontwikkelde markten en indirect vastgoed met 30%;
aandelen opkomende markten met 40%;
niet-beursgenoteerde aandelen met 40%; en
direct vastgoed met 15%
Bij de bepaling van het totale risico zakelijke waarden wordt rekening gehouden met een correlatie tussen de diverse
categorieën van 0,75. Hiertoe wordt de volgende formule gehanteerd:
Valutarisico (S3)
Het valutarisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in andere valuta dan de
euro. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ontwikkelde markten (een daling van 20%) en opkomende markten (een
daling van 35%). De correlatie tussen individuele valuta in ontwikkelde markten is gelijk aan 0,50, de correlatie tussen
individuele valuta in opkomende markten is 0,75. De correlatie tussen het valutarisico voor ontwikkelde markten en
opkomende markten is 0,25.
Commodities risico (S4)
Het commodities risico (grondstoffenrisico) wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen
in grondstoffen met 35%.
Kredietrisico (S5)
Het kredietrisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een stijging van de
creditspread van de kredietgevoelige beleggingen van het fonds. De hoogte van de stijging is afhankelijk van de
ratingklasse van de beleggingsinstrumenten.
Verzekeringstechnisch risico (S6)
Het verzekeringstechnisch risico wordt bepaald volgens een door DNB aangereikt model. Hierin worden drie risicofactoren
betrokken die verband houden met sterfte te weten procesrisico, TSO en NSA. Het procesrisico neemt af naarmate het
deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De risicofactoren TSO en NSA
houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen.
Liquiditeitsrisico (S7)
Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld. Er is geen sprake van beperkte beschikbaarheid
van goed verhandelbare beleggingen om de verwachte kasstromen uit hoofde van de verplichtingen te dekken.
Concentratierisico (S8)
Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld. In de vaststelling van het vereist eigen vermogen
voor concentratierisico op basis van de Regeling Pensioenwet wordt ervan uitgegaan dat dit risico bij pensioenfondsen
thans niet tot een vermogenseis leidt.
Operationeel risico (S9)
Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld. Syntrus Achmea beschikt over een ISAE 3402certificering, een kwaliteitswaarborg voor procesbeheersing en dienstverlening. Op basis hiervan is geen aanleiding om te
veronderstellen dat er een verhoogd operationeel risico is.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 29 | 64
Actief beheer risico (S10)
Het risico van actief beheer is gelijk aan het maximale verlies door actief beheer dat met een waarschijnlijkheid van 2,5%
binnen een jaar kan optreden. Dit verlies wordt bepaald met behulp van de ex-ante tracking error. In de berekening worden
eveneens de kosten met betrekking tot actief beheer expliciet meegenomen.
De effecten S1 tot en met S10 worden gecombineerd tot het VEV aan de hand van onderstaande formule:
VEV  S12  S22  2 * 0,40 * S1 * S2  S32  S42  S52  2 * 0,40 * S1 * S5  2 * 0,50 * S2 * S5  S62  S72  S82  S92  S102
Indien het aldus vastgesteld vereist eigen vermogen minder bedraagt dan het hiervoor aangegeven minimaal vereist eigen
vermogen, dan wordt het vereist eigen vermogen gelijk gesteld aan het minimaal vereist eigen vermogen.
Het vereist eigen vermogen bedraagt 18,3% (naar de stand per 1 januari 2015) van de voorziening pensioenverplichtingen
voor risico van het fonds. De vereiste dekkingsgraad is derhalve gelijk aan 118,3% (naar de stand per 1 januari 2015).
Er is sprake van een reservetekort als de beleidsdekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad. Indien einde enig
kwartaal sprake is van een reservetekort, meldt het fonds dit onverwijld aan DNB en wordt er binnen drie maanden of
zoveel eerder als DNB bepaalt, ter instemming bij DNB een herstelplan ingediend, waarin wordt aangetoond dat het fonds
in maximaal 12 jaar (overgangsregeling: maximaal 12 jaar in 2015 en maximaal 11 jaar in 2016 en maximaal 10 jaar vanaf
2017) herstelt tot de vereiste dekkingsgraad.
In dit herstelplan wordt rekening gehouden met de gedempte kostendekkende premie, eventuele opslagen, het verwachte
fondsrendement en het niet toekennen van toeslagen. Het een en ander op basis van de uitgangspunten die zijn
opgenomen in de regelgeving krachtens de Pensioenwet. Na goedkeuring door DNB wordt dit herstelplan uitgevoerd.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 30 | 64
7 Toeslag- en kortingsbeleid
7.1
Het toeslagbeleid
Het bestuur streeft er, conform het bepaalde in het pensioenreglement, naar om binnen het raam van de daartoe
beschikbare middelen, op de pensioenaanspraken en pensioenrechten een toeslag te verlenen Toeslagverlening is
bedoeld om de reële waarde van het pensioen op peil te houden.
7.1.3
Toeslagambitie
Het pensioenfonds hanteert voor de pensioenaanspraken van deelnemers enerzijds een ander beleid dan voor de
pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, de pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers opgebouwd
tijdens premievrijstelling en de pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden ten aanzien van de toeslagverlening
anderzijds.
Voor deelnemers geldt:
Het fonds ambieert de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers aan te passen op basis van maximaal de
algemene loonstijging bij de werkgever. De jaarlijkse toeslagverlening voor actieve deelnemers is echter nooit lager dan
het deel van de toeslagverlening dat onvoorwaardelijk is (1,25%).
Voor inactieve deelnemers geldt:
Na beëindiging van actieve deelneming ambieert het fonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten aan te passen
aan het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens. Voor de
vaststelling van de ontwikkeling van deze Consumentenprijsindex zal uitgegaan worden van de jaarmutatie van de
prijsindexcijfer van het jaar direct voorafgaand aan de toeslagdatum.
Basis voor de toeslag vormen de pensioenaanspraken en pensioenrechten ingevolge dit pensioenreglement, zoals deze
laatstelijk op 31 december voorafgaand aan de toeslag zijn vastgesteld.
Voor de regeling beschikbaarstelling van extra pensioenvermogen geldt dat op de pensioenrechten en
pensioenaanspraken geen toeslagen worden verleend. Het bestuur kan wel besluiten om in enig jaar hierop een
incidentele toeslag te verlenen, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds.
7.1.4
Voorwaardelijke toeslag
Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. Er is echter
geen recht op aanpassing en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre aanpassing zal plaatsvinden. De
toezegging van aanpassing is dus voorwaardelijk en is mede afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Voor deze
voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit
beleggingsrendement gefinancierd.
Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Met betrekking tot de mate van
de toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze beleidsstaffel is gebaseerd op de
maximale indexatie die kan worden gegeven op basis van de rekenregels voor toekomstbestendige toeslagverlening zoals
neergelegd in artikel 15 van het Besluit FTK. De hoogte van de toeslag is daarmee afhankelijk van de
beleidsdekkingsgraad, de toeslagambitie (voor zover voorwaardelijk) en de bovengrens toeslag.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 31 | 64
De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt:
-
Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110%, wordt geen toeslag toegekend.
Bij een beleidsdekkingsgraad van meer dan 110%, maar minder dan de bovengrens toeslag, wordt de
geambieerde toeslag naar rato toegekend.
-
Bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan de bovengrens toeslag kan de geambieerde toeslag volledig worden
toegekend.
De bovengrens toeslag is de beleidsdekkingsgraad waarbij de maximale toeslag verleend mag worden en deze is onder
meer afhankelijk van de rentetermijnstructuur. De bovengrens toeslag, gebaseerd op de rentetermijnstructuur van
1 januari 2015, is circa 123%.
De beleidsstaffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante
omstandigheden eveneens in ogenschouw nemen. Hierbij kijkt het bestuur onder andere naar het verloop van de
(beleids)dekkingsgraad gedurende het jaar en wordt tevens rekening gehouden de actuele economische omstandigheden
(zoals bijv. rente, economische vooruitzichten, bestandsontwikkelingen) en een visie van het bestuur inzake deze
onderwerpen op de toekomst. Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad af te wijken als
omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
7.1.3
Procedure en tijdstip vaststelling toeslagen na deelneming
Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. Het
bestuur neemt het toeslagbesluit ná de vaststelling van het jaarrapport. Gekeken wordt naar de dekkingsgraad per 31
december van het voorafgaande jaar. De toeslag wordt toegekend per 1 juni van het lopende boekjaar.
Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor
alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
7.1.4
Verwachte realisatie toeslagbeleid
Jaarlijks wordt een haalbaarheidstoets uitgevoerd om de waarschijnlijkheid van de toeslagverlening vast te stellen en op
basis hiervan te communiceren met de betrokken belanghebbenden.
7.2
Inhaalindexatie
Op basis van de bepalingen over toeslagverlening in het pensioenreglement, kan het voorkomen dat in één of meer jaren
onvolledige toeslagverlening in relatie tot de toeslagambitie en/of korting van nominale pensioenaanspraken en –rechten
plaatsvindt. Onvolledige toeslagverlening en korting hangen samen met de financiële positie van het fonds waarbij sprake
kan zijn van een herstelplan. Na voldoende herstel van de financiële positie kan het bestuur besluiten niet toegekende
toeslagen alsnog te verlenen en/of gekorte pensioenaanspraken en -rechten geheel of gedeeltelijk te herstellen.
Uitgangspunt hierbij is dat herstel plaatsvindt door het toekennen van inhaaltoeslagen die zijn gedefinieerd als percentages
van de actuele pensioenaanspraken en -rechten.
Indien na de toeslagverlening de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de bovengrens waarbij maximale toeslag verleend
mag worden (gebaseerd op toekomstbestendige indexatie) kunnen deze inhaaltoeslagen worden toegekend. Het verschil
tussen het feitelijk aanwezige eigen vermogen (afgemeten aan de beleidsdekkingsgraad) en het vermogen behorende bij
de bovengrens kan voor 1/5e deel worden aangewend voor inhaaltoeslagen. Er geldt een maximumtermijn van 10 jaar
waarbinnen teruggekeken wordt naar de gemiste toeslagen en gegeven kortingen. Daarbij geldt dat bovenstaand kader
gestoeld moet zijn op evenwichtige belangafweging.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 32 | 64
Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden worden aangepast.
7.3
Kortingsbeleid
Wanneer de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft, kan het fonds de aanspraken en rechten van de
(gewezen) deelnemers en andere aanspraakgerechtigden naar evenredigheid korten. Er wordt onderscheid gemaakt
tussen twee soorten kortingen:
Onvoorwaardelijke korting:
Deze korting wordt onvoorwaardelijk en onherroepelijk toegepast als de beleidsdekkingsgraad vijf jaar achtereen onder de
minimaal vereiste dekkingsgraad (MVDG) blijft en de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar ook onder de minimaal
vereiste dekkingsgraad is. De korting vindt zodanig plaats dat de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar gelijk is aan de
minimaal vereiste dekkingsgraad. Deze korting kan uitgesmeerd worden over een periode van maximaal 10 jaar.
Voorwaardelijke korting:
Deze korting wordt toegepast indien het fonds niet in staat is binnen de maximale hersteltermijn te herstellen tot de
vereiste dekkingsgraad zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere
aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met
uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om de tekortsituatie op te lossen. Deze korting mag over een periode
van maximaal 10 jaar uitgesmeerd worden. De benodigde korting wordt echter ten minste tijdsevenredig en
onvoorwaardelijk doorgevoerd in het eerste jaar.
Alle betrokkenen worden onverwijld geïnformeerd over een besluit tot korten. De vermindering kan op z’n vroegst een
maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en DNB hierover zijn geïnformeerd.
7.4
Voorrangsregel
Als de beleidsdekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad dan moet het pensioenfonds aan twee eisen voldoen.
Het fonds moet in maximaal 10 jaar herstellen naar het vereist eigen vermogen waarvoor een herstelplan wordt opgesteld.
De tweede eis dat een eventuele indexatie voldoet aan de eis van toekomstbestendige indexatie.
De zwaarste van de twee eisen is leidend.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 33 | 64
8 Beleggingsbeleid
Inleiding
8.1
Het pensioenfonds heeft als doel het uitkeren van pensioenen aan de deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden alsmede aan hun nabestaanden. Om die verplichtingen en ambities te kunnen realiseren heeft het
pensioenfonds verschillende sturingsmiddelen. Een van die middelen is het beleggingsbeleid.
In dit hoofdstuk wordt het actuele beleggingsbeleid van het pensioenfonds uiteengezet en daarmee vastgelegd. De inhoud
van het beleggingsbeleid wordt overigens niet alleen bepaald door de specificaties van het pensioenfonds en de
strategische en tactische keuzes van het bestuur. Ook in de Pensioenwet en het Besluit FTK worden eisen ten aanzien
van de beleggingen gesteld, zoals in artikel 13a en 17 van het BFTK, artikel 143 van de Pensioenwet en artikel 18 van het
FTK.
Meer in het bijzonder zullen in dit hoofdstuk allereerst de uitgangspunten van het beleggingsproces
(beleggingsovertuigingen, het feitelijke beleggingsproces en het risicomanagement ten aanzien van dit beleggingsproces)
worden beschreven. Vervolgens komen de beleggingsrichtlijnen voor het jaar 2015 aan bod alsmede het daaruit
voortvloeiende strategisch beleid. Ten slotte zal het door het bestuur gevoerde en geplande portefeuille- en balansbeheer
en de aanpassingen van de beleggingsrichtlijnen aan de orde worden gesteld.
In dit hoofdstuk is de stand van de beleggingen beschreven per datum juni 2015.
Uitgangspunten beleggingsproces
8.2
Beleggingsovertuigingen
Inzake het beleggingsbeleid heeft het Bestuur de volgende beleggingsovertuigingen (‘investment beliefs’):

Over een lange termijn wordt het nemen van extra risico beloond door extra rendement; dit geldt bijvoorbeeld voor
obligaties ten opzichte van cash, en aandelen ten opzichte van obligaties.

Kostenbewust zijn is belangrijk voor het rendement op de lange termijn.
Transparantie is cruciaal. Bovenstaande investments beliefs zijn in september 2014 door het bestuur herbevestigd.
Beleggingsproces
Het beleggingsproces bestaat uit een aantal stappen waarvan de Asset Liability Management (ALM) studie het startpunt is.
Vervolgens worden de uitkomsten van de ALM studie besproken en vastgelegd in de vorm van beleggingsmandaten met
de bijbehorende vermogensbeheerders. Afsluitend worden de implementatie en bijbehorende rapportages uitgevoerd.
Schematisch zou men het beleggingsproces als volgt kunnen weergeven:
ALM
Beleggingsmandaten
studie
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
Implementatie&
Rapportage
pagina 34 | 64
De verantwoordelijkheid voor het beleggingsproces ligt geheel bij het bestuur.
Risicomanagement
Bestuurders van pensioenfondsen zijn expliciet verantwoordelijk voor het realiseren van de doelstellingen van het fonds.
Het bereiken van die doelstellingen kan in gevaar komen door risico’s. Het is de taak van het bestuur om de risico’s op een
aanvaardbaar niveau te houden. Voor het identificeren van risico’s binnen het fonds zijn de door DNB in FIRM en in het
FTK gedefinieerde risicocategorieën als uitgangspunt gebruikt.
Het gaat ten aanzien van de beleggingen om de volgende risico’s:Matching-/renterisico, Marktrisico, Kredietrisico,
Operationeel risico en Uitbestedingsrisico.
Voor een toelichting op deze risico’s wordt verwezen naar hoofdstuk 7.
8.3
Beleggingsrichtlijnen 2015
Deze richtlijnen zijn vastgesteld door het bestuur van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank met betrekking tot het
totale belegde vermogen. Deze richtlijnen gelden totdat nieuwe richtlijnen door het bestuur schriftelijk zijn vastgesteld.
In deze paragraaf wordt de strategische portefeuille beschreven alsmede de verdeling van mandaten. Daarnaast wordt
ingegaan op de specifieke mandaten, het beleid ten aanzien van rebalancing, risicobeheersing en welke rapportage tools
het bestuur tot haar beschikking heeft.
8.3.1
Liability Matching en Return Seeking portefeuille
In 2014 heeft het bestuur inrichting gegeven aan het overgaan van een actief beheer naar passief beheer. In het kader
hiervan is het beleggingsbeleid dusdanig aangepast dat een Liability Matching portefeuille is ingericht en een Return
Seeking portefeuille. De Liability Matching portefeuille bestaat uit overheids- en ondernemingsobligaties, cash en
renteswaps, en heeft tot doel de gehele of gedeeltelijke indekking van het relatieve renterisico, voortvloeiend uit de
Nederlandse regelgeving voor pensioeninstellingen, tussen enerzijds de hieronder vermelde “nominale uitkeringsstroom”
van de verplichtingen en anderzijds de activa van het pensioenfonds. Uitgangspunt voor de portefeuille is dat de
kasstromen zo veel mogelijk in lijn gebracht worden met de verplichtingen. Aldus wordt het renterisico over de
verschillende looptijden gedeeltelijk ingedekt.
De Return Seeking portefeuille betreft de aandelenportefeuille van het pensioenfonds waarbij er een onderscheid wordt
gemaakt in een aandelenmandaat en een vastgoedmandaat. Doelstelling van het passieve beheer is om de portefeuille
dusdanig in te richten dat de benchmark zo goed mogelijk gevolgd wordt.
In de volgende paragrafen zullen de portefeuilles verder uitgediept worden.
8.3.2
Strategische portefeuille en bandbreedtes
Eind 2013 heeft het bestuur voor het laatst door Ortec Finance een nieuwe ALM studie laten maken die als uitgangspunt
dient voor de strategische vermogensverdeling. De globale beleggingsportefeuille bestaat uit een Return Seeking
portefeuille van 40% en een Liability Matching portefeuille van 60% van de waarde van de totale portefeuille.
Verdeling beleggingen
Het vermogen van Pensioenfonds GE Artesia Bank is verdeeld over drie separate mandaten, namelijk een mandaat voor
beleggingen in vastrentende waarden (Liability Matching portefeuille), een mandaat voor beleggingen in aandelen en
vastgoed (Return Seeking portefeuille) en een mandaat voor de swapportefeuille. Aan de vermogensbeheerder is de
beperking meegegeven dat maximaal 5% mag worden belegd in GE.
Op basis van kennis, track record en aanwezige mogelijkheden is gekozen om het vastrentende waarden mandaat te laten
beheren door Candriam Investors Group.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 35 | 64
8.3.3
Vastrentende waarden (Liability Matching portefeuille)
Binnen de categorie vastrentende waarden worden de volgende beleggingen onderscheiden:

Staatsobligaties

Bedrijfsobligaties
Binnen de vastrentende waarden van Candriam Investors Group is gekozen om in beleggingsfondsen te beleggen
vanwege de optimale diversificatie en relatief lage kosten. Hieronder wordt beschreven hoe het mandaat is samengesteld
en aan welke eisen moet worden voldaan.
Voor de obligatieportefeuille zijn de volgende richtlijnen samengesteld:
- Alle obligaties zijn genoteerd in EURO
- Minimaal 50% van de obligaties binnen de Liability Matching portefeuille zijn overheidsobligaties.
- De portefeuille dient obligaties te bevatten waarvan het uitstaande bedrag per emissie minimaal 500 M € bedraagt.
- De gemiddelde rating van de portefeuille dient A+ te zijn (volgens de Weighted Average Rating Factor methode).
De limieten voor de maximale globale exposure per land is als volgt bepaald:
Globale limieten per land (bedrijfsobligaties en
overheidsobligaties
Land
Max
Duitsland
50%
Nederland
30%
Frankrijk
20%
US
15%
Australie
10%
Belgie
10%
Finland
10%
Oostenrijk
10%
UK
10%
Czech Republic
5%
Ierland
5%
Italie/Spanje
5%
Luxemburg
5%
Polen
5%
Slovakije
5%
Europa supranationaal
5%
Andere landen
5% (max 2% per land)
De volgende kwalitatieve restricties zijn opgenomen waar de fund managers zich aan dienen te houden:

Alle staatsobligaties zijn onderworpen aan een kwantitatief en kwalitatief sociaal- economisch en financieel
selectieproces.

Alle staatsobligaties ondergaan een zogenaamde SRI check ( Social responsible investment).

Valutarisico wordt gehedged.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 36 | 64
A.
Bedrijfsobligaties mandaat:
Het mandaat laat de beheerder toe om in alle euro gedenomineerde bedrijfsobligaties te beleggen mits ze aan de volgende
eisen voldoen:

Alleen Euro obligaties.
Limieten bedrijfsobligaties
Rating (worst)
Max/Issuer
AAA
5%
AA+
5%
AA
5%
AA-
5%
A+
4%
A
4%
A-
3%
BBB+
2%
BBB
2%
BBB-
1%
Max < A-
10%
Achtergestelde leningen
Uitgesloten
Daarbij geldt de kwalitatieve restrictie dat obligaties voldoen aan de “Global Pact” van de Verenigde Naties
(mensenrechten, arbeidsrecht, milieu en corruptiebestrijding).
8.3.4
Aandelen
Binnen de categorie aandelen worden de volgende beleggingen onderscheiden

Aandelen Europa.

Internationale Aandelen ex Europa.

Aandelen opkomende markten.
Er zal gebruik gemaakt worden van Candriam Investors Group als beheerder.
Binnen de zakelijke waarden van Candriam Investors Group is gekozen om in beleggingsfondsen van Candriam (incl eigen
Cleome huisfondsen), Blackrock en trackers te beleggen vanwege optimale diversificatie en relatief lage kosten. Hieronder
wordt in detail beschreven hoe het mandaat is samengesteld.
Vermogensbeheerder Candriam verbindt zich ertoe de tracking error op te volgen en te communiceren en te waarschuwen
indien de ex post tracking error vaneen van de onderliggende activaklasse aandelen 2% overschrijdt of indien de ex post
tracking van de globaal “Return Seeking portefeuille” 4% overschrijdt.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 37 | 64
8.3.5
Onroerend goed
Voor het beheren van het vastgoed mandaat zal gebruikt worden gemaakt van Candriam Investors Group. Deze
vermogensbeheerder heeft tevens ook de verantwoording voor de rebalancing van het mandaat op het moment dat de
onder- dan wel bovengrens wordt bereikt. Binnen het onroerend goed mandaat is tevens met de vermogensbeheerder
afgesproken om maximaal 5% in cash aan te houden. Deze mogelijkheid is bedoeld voor de dividend uitkerende aandelen.
8.3.6
Rebalancing
De rebalancing van de portefeuilles vindt op verschillende niveaus plaats.
Binnen de Vastgoed portefeuille is de afspraak dat de fundmanager zelf de rebalancing doet als de ondergrens of
bovengrens wordt bereikt. Binnen het mandaat van de Candriam Investors Group effecten portefeuille is rebalancing als
zodanig niet aan de orde omdat de fundmanager kan beleggen binnen de gedefinieerde tactische bandbreedte.
Het bestuur hanteert een onder- en bovengrens van 5% punten voor het aandelenmandaat alsmede de bijbehorende
submandaten: Global Equity mandaat, Europe Equity mandaat en Emerging Markets mandaat.
8.3.7
Alternatieve categorieën
Tot op heden wordt er niet belegd in alternatieve beleggingscategorieën als private equity, hedge fondsen en
microkredieten.
8.3.8
Valuta risico
Binnen de obligatie mandaten worden de bedrijfsobligaties uitsluitend in euro termen aangehouden. Voor de niet-euro
staatsobligaties wordt het valutarisico afgedekt. Het afdekken van het valutarisico wordt door de vermogensbeheerder zelf
gedaan. Voor het aandelenmandaat is gekozen om de niet-euro aandelen niet af te dekken. Gedachte hierachter is dat het
valutarisico bescheiden is ten opzichte van de totale omvang van de belegging.
8.3.9
Renterisico verplichtingen
Het bestuur maakt gebruikt van externe partijen om het renterisico goed in kaart te brengen. Zo wordt de rentegevoeligheid
van de verplichtingen vastgelegd alsmede de rentegevoeligheid van onze assets. Het saldo van beide rentegevoeligheden
(netto rentegevoeligheid) wordt uitgedrukt als een Basis Point Value (=BPV). Concreet geeft de Basis Point Value aan hoe
gevoelig het pensioenfonds is voor een verandering van de rente met 1 basispunt.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 38 | 64
Strategie:
Voor het beheersen van het rente risico wordt gebruik gemaakt van een strategie met de volgende kenmerken:
-
Afdekking renterisico:
o
Type: Voorziening verplichtingen (VPV)
o
Omvang: 62,5% afdekking van de net BPV
o
Bandbreedte omvang: + of - 12,5 % (50-75%)
o
Referentie: Basis Point Value
Uitvoering:
De uitvoering van de hierboven beschreven strategie gebeurt op basis van de rentegevoeligheid van de verplichtingen
(VPV) minus de rentegevoeligheid van de assets
Formule vorm:
NET BPV = BPV liabilities - BPV assets
BPV=basis point value
De rentegevoeligheid van de kasstromen, gebaseerd op de meest recente Technische Voorzieningen , wordt gemeten
over negen looptijd buckets gemeten in jaren (0-2, 2-5,5-10,10-15,15-20,20-30,30-40,40-50, 50+).
Om de effectiviteit van de rentehedge te controleren krijgt het Bestuur op halfjaarlijkse basis een uitgebreide rapportage.
Aan de hand van de rapportage wordt gekeken of de hedge nog steeds in lijn is met de vooropgestelde doelstelling.
8.3.10
Derivaten
De fondsmanagers gebruiken derivaten om het rente risico en valuta risico te verminderen. Voor het afdekken van
valutarisico worden forwards gebruikt als derivaat.
De volgende rentederivaten zijn toegestaan: futures en swaps. Deze instrumenten mogen alleen ingezet worden voor het
tactisch en/of strategisch managen van het renterisico van het pensioenfonds zoals gedefinieerd onder het FTK. Deze
instrumenten zullen niet ingezet worden voor de opbouw van leverage.
8.3.11
Liquiditeitsbeleid
In juli 2011 is met Belfius Bank onder de ISDA een overeenkomst gesloten (CSA) met als doel zekerheden te regelen uit
hoofde van de waardeverandering van de renteswaps. Zodoende is de vordering uit hoofde van de swapposities
gesecureerd doordat de debiteur een bedrag (in cash en/of AAA staatsobligaties) gelijk aan de vordering rentedragend
onderbrengt bij de tegenpartij (crediteur).
De berekening van de waarde van de collateral portefeuille vindt (evenals de berekening van de waarde van de
swapportefeuille) dagelijks plaats. De minimum transfer amount (threshold) bedraagt Euro 500.000. Een eventuele
renteafrekening (EONIA) vindt maandelijks plaats.
Uit hoofde van de rentehedge worden de liquiditeiten sterk in de gaten gehouden om te voorkomen dat er een mismatch
ontstaat.
8.3.12
Risicobeheersing
Voor de liquide beleggingscategorieën geldt een ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon :
Candriam Investors Group
Aandelen
Maximaal 4%
Vastrentende waarden
Maximaal 3%
Totale portefeuille
Maximaal 4%
Candriam Investors Group
Onroerend Goed
Maximaal 5%
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 39 | 64
8.3.13
Securities lending
Securities lending wordt toegestaan. Binnen sommige Luxemburgse fondsen van Candriam Investors Group wordt
securities lending (het uitlenen van effecten tegen een vergoeding) toegepast. Om het tegenpartij risico te beperken wordt
onderpand in de vorm van “zakelijke zekerheden” ontvangen. Het bestuur heeft navraag gedaan naar de procedures en
richtlijnen rondom securities lending.
8.3.14
Verantwoord Beleggen en Rapportage
Verantwoord Beleggen
Aangezien het beheer volledig is uitbesteed heeft het pensioenfonds geen directe invloed op de gemaakte keuzes. Het
bestuur heeft bij Candriam Investors Group uitgebreid check gedaan hoe beide vermogensbeheerders omgaan met
maatschappelijk verantwoord beleggen.
Bij Candriam Asset Management worden sinds 2007 geen beleggingen gedaan in controversiële wapens. Onder de
controversiële wapenuitsluiting verstaat Candriam Investors Group ook het uitsluiten van ondernemingen die betrokken zijn
bij de productie en verkoop van antipersoonsmijnen, clusterbommen, wapens met verarmd uranium en/of
chemische/nucleaire/biologische wapens.
Rapportage
De vermogensbeheerder dient zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop
betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal dienen de volgende zaken te worden vastgelegd:
-
Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille:

portefeuille overzichten in marktwaarden van begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in
euro;
-

aan- en verkopen op transactiebasis in euro;

waarde vermogenswinst of –verlies in euro;

fonds- en benchmarkrendement in procenten;

attributie analyse;
Voor de totale portefeuille:

beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid;

verwachtingen voor de komende periode;

overzicht van valuta-, rating-, duration- en looptijdverdeling voor totale vastrentende portefeuille en vastrentende
benchmark;

De
overzicht van regio- en sectorenverdeling voor de totale aandelenportefeuille en aandelen benchmark.
beleggingen
worden
gewaardeerd
tegen
de
laatst
bekende
beurskoers
van
het
boekjaar,
extreme
marktomstandigheden daargelaten. De liquide middelen in vreemde valuta's en lopende valutatermijn- transacties worden
gewaardeerd tegen de contante koers per balansdatum
Vanaf Q1 2012 beschikt het bestuur over een uitgebreide risicorapportage. De rapportage biedt meer inzicht in de
volgende punten:
1.
Verloop van de dekkingsgraad;
2.
Attributie dekkingsgraadverandering;
3.
Scenario’s analyse;
4.
Gevoeligheidsanalyse;
5.
Verschillende Value at Risk (VaR) berekeningen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 40 | 64
8.3.15
Portefeuillesturing in 2014/2015
Eind 2013 heeft het fonds voor het laatst een ALM studie laten uitvoeren waaruit bleek dat het fonds voor 2014 kan blijven
vasthouden aan haar huidige strategische assetallocatie. Gelet op de strategische heroriëntatie van GE Artesia Bank en de
nieuwe nFTK richtlijnen die van kracht zijn per januari 2015, waarbij het indienen van een nieuw herstelplan en
haalbaarheidstoets wettelijk verplicht is, heeft het pensioenfonds besloten om in 2014 geen nieuwe ALM studie te
verrichten.
In 2014 is de beslissing genomen om de portefeuille onder te brengen in een passief mandaat, waarbij 60 % van het
vermogen, in combinatie met swaps, zal worden ondergebracht in vastrentende waarden, gericht op dekking van de
verplichtingen van het fonds. De overige 40% zal worden ondergebracht in zakelijke waarden, gericht op het behalen van
rendement.
Rentebeleid
Het bestuur maakt gebruikt van de risicorapportage van Syntrus Achmea en de halfjaarlijkse extra rapportage van
Candriam Investors Group om het renterisico goed in kaart te brengen. Per januari 2015 laat het bestuur vier keer per jaar
een uitgebreide analyse maken van het zogenaamde matching/rente risico door Candriam. Zo wordt de rentegevoeligheid
van de verplichtingen vastgelegd alsmede de rentegevoeligheid van onze assets. Het saldo van beide rentegevoeligheden
(netto rentegevoeligheid) wordt uitgedrukt als een “Basis Point Value “ cijfer. Concreet geeft de “Basis Point Value” aan
hoe gevoelig het pensioenfonds is voor een verandering van de rente met 1 basispunt.
Het bestuur heeft vastgelegd om de netto rentegevoeligheid te kunnen reduceren tot minimaal 50% en maximaal 75%. Tot
op de dag van vandaag is de strategische bandbreedte van 50% tot 75% nog steeds van kracht, waarbij de effectieve
renterisico afdekking meest recent op 62.9% is uitgekomen per mei 2015.
Het bestuur wordt bij een beslissing om de rentehedge aan te passen altijd geadviseerd door de vermogensbeheerder
waarbij ook een eventuele bijsturing ter advies aan het verantwoordingsorgaan kan worden voorgelegd. Daarnaast geeft
de kwartaalanalyse het bestuur ook de nodige informatie om de rente posities eventueel te rebalancen. Vanaf begin 2012
heeft het bestuur ook een uitgebreide risicorapportage tot haar beschikking die nog dieper in gaat op de verschillende
risico’s die het pensioenfonds loopt. Hierbij kan worden gedacht aan gevoeligheidsanalyse voor rente- en
aandelenschokken en een decompositie van de risico’s.
Kostentransparantie
Kosten vermogensbeheer
De belangrijkste kosten van het beheer van de beleggingsportefeuille zijn:



De directe kosten van vermogensbeheer (management fee)
De indirecte kosten van vermogensbeheer.
De transactiekosten
Overzicht Totaal kosten uitgedrukt in bps:
Candriam (incl
Candriam swap
Totaal
22
OG)
Management fee
15
28
Indirecte kosten
10
7
13
Transactie kosten
6
0
4.5
Totaal Expense Ratio (TER)
31
35
40
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 41 | 64
De overgang van 2 naar 1 vermogensbeheerder in 2014 heeft ertoe geleid dat de kosten in 2014 per deelnemer van het
fonds verder zijn gedaald waarmee uitvoering is gegeven aan het beleid van DNB ten aanzien van kostenreductie.
Beoordeling Vermogensbeheerders
Selectie en monitoring van vermogensbeheerder:
Er is een raamwerk opgezet om de kwaliteit van vermogensbeheerders te beoordelen dan wel vermogensbeheerders te
selecteren. Het Bestuur hanteert een vijftal criteria met elk een eigen weging
Criterium
Weging

Organisatie
15%

Service
20%

Beleggingsproces
20%

Performance
30%

Rapportage
15%
Onder organisatie verstaan wij:
Naamsbekendheid, reputatie, “local presence”.
Onder service verstaan wij:
Klantvriendelijkheid, snelheid waarmee op verzoeken wordt gereageerd,
“tailor made” mogelijkheden, mee denken met de klant.
Onder beleggingsproces verstaan wij:
Robuustheid van het proces, begrijpelijkheid, afhankelijkheid van individuen.
Onder Performance verstaan wij:
Resultaat van de portefeuilles tov benchmark, risicometing, TER.
Onder rapportage verstaan wij:
Helder en accuraat rapportage, overzichtelijkheid, risico rapportage, voldoet
aan de regelgeving (ISAE3402)
De vermogensbeheerder krijgt voor elk criterium een score tussen de 0 en 10.
8.3.16
Prudent person regel
Artikel 135 van de Pensioenwet en artikel 13 van het Besluit FTK vormen de basis voor de toetsing van het
beleggingsbeleid aan de prudent person regel. Daarbij worden de volgende regels nader uiteen gezet:
1. Beleggingsbeleid in belang van aanspraak- en pensioengerechtigden
Op basis van een ALM-studie is gekozen voor een strategische beleggingsmix waarbij de verhouding tussen de kans op
onderdekking, de mate van toeslagverlening en de premiehoogte als efficiënt wordt beoordeeld.
2. Waarborging van de veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en rendement van de portefeuille als geheel
De samenstelling van de beleggingen is dusdanig dat wordt voldaan aan de vereiste dat de veiligheid, de kwaliteit, de
liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zoveel mogelijk zijn gewaarborgd.
3. Waarden die ter dekking van de TV worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard
en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen.
Het overgaan naar een passief mandaat in 2015 alsmede de inrichting van een Liability Matching portefeuille waarborgt
ook dat de waarden die ter dekking van de TV worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard
en duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen.
4. Beleggingen hoofdzakelijk via gereglementeerde markten
Het pensioenfonds bezit geen beleggingen die op niet-gereglementeerde markten worden verhandeld waarmee deze
prudent person regel wordt gewaarborgd.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 42 | 64
5. Derivatenbeleid
Gezien het feit dat de beleggingen in derivaten van het pensioenfonds erop gestoeld zijn om het risicoprofiel van het
pensioenfonds te verminderen, wordt daarmee invulling gegeven aan dit prudent person beginsel.
6. Diversificatie van de portefeuille
Door te kiezen voor een portefeuille in vastrentende waarden, in zakelijke waarden en onroerend goed, is er voldoende
sprake van diversificatie van de portefeuille volgens de prudent person richtlijnen,
7. Marktwaardering
Gezien het feit dat alle beleggingen van het pensioenfonds geheel tegen marktwaardering worden gewaardeerd, wordt
voldaan aan dit principe.
In het certificeringsverslag als onderdeel van het jaarwerk 2014 van het pensioenfonds, is door de certificerend actuaris
ook een verklaring opgenomen dat het pensioenfonds haar beleggingsbeleid heeft ingericht conform de prudent person
regels waarmee voldaan wordt aan de wettelijke vereisten.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 43 | 64
9 Risicomanagement
9.1
Risico-analyse en -beheersing
Bestuurders van pensioenfondsen zijn expliciet verantwoordelijk voor het realiseren van de doelstellingen van het fonds.
Het bereiken van die doelstellingen kan in gevaar komen door risico’s van binnen en buiten de organisatie. Het is de taak
van het bestuur om de risico’s op een aanvaardbaar niveau te houden. Het bestuur moet daartoe een actueel en volledig
beeld hebben van alle relevante risico’s en zorgen voor gepaste beheersmaatregelen.
Voor het identificeren van risico’s binnen het fonds zijn de door DNB in FIRM en het FTK gedefinieerde risicocategorieën
als uitgangspunt gebruikt. De beoordeling van deze risico’s door het bestuur is opgenomen in bijlage 1. Op basis van de
ingevulde vragenlijsten en een workshop is in kaart gebracht hoe de diverse risicocategorieën worden gepercipieerd. Een
uitgebreide uitwerking van de beoordeelde risico’s is opgenomen in het rapport risicoanalyse.
In het navolgende wordt een definitie gegeven van de diverse onderscheiden risicocategorieën alsmede de elementen
waaraan bij die risicocategorieën moet worden gedacht, ook wel de risico-items genoemd.
9.2
Matching-/renterisico
Het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel inkomsten en
uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en gevoeligheid voor
ontwikkeling in prijspeil.
Items: Rente, Valuta, Liquiditeit en Inflatie
9.3
Marktrisico
Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen
een (handels-)portefeuille. Voor het pensioenfonds geldt dat het marktrisico alleen betrekking heeft op de nietrentedragende activa. Het marktrisico ten aanzien van de wel-rentedragende activa betreft immers primair het renterisico,
wat als onderdeel van de risicocategorie Matching-/renterisico reeds is beoordeeld.
Items: Prijsvolatiliteit, Marktliquiditeit en Concentratie en correlatie
9.4
Kredietrisico
Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten,
leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restricties onderhevig zijn van
buitenlandse betalingen.
Items: Default probability, Concentratie en correlatie, Loss given default, Exposure at default
9.5
Verzekeringstechnisch risico
Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of
beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling
en premiestelling van het product.
Items: Sterfte, Arbeidsongeschiktheid, Schade en Concentratie en correlatie
9.6
Omgevingsrisico
Het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van
concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat.
Items: Concurrentie, Afhankelijkheid, Reputatie en Ondernemingsklimaat
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 44 | 64
9.7
Operationeel risico
Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering.
Items: (Pre)acceptatie/transactie, Verwerking, Uitkering/betaling/settlement, Informatie, Productontwikkeling, Kosten,
Personeel en Fraudegevoeligheid
9.8
Uitbestedingsrisico
Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de
sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt
geschaad.
Items: Continuïteit bedrijfsvoering, Integriteit en Kwaliteit dienstverlening
9.9
IT-risico
Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd
worden ondersteund door IT.
Items: Strategie en beleid, Beveiliging, Beheersbaarheid en Continuïteit
9.10
Integriteitsrisico
Het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere,
onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en
maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen.
Items: Benadeling derden, Voorwetenschap, Witwassen, Terrorismefinanciering en Onoorbaar handelen
9.11
Juridisch risico
Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van
haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct
gedocumenteerd zijn.
Items: Wet- en regelgeving, Naleving, Aansprakelijkheid en Afdwingbaarheid contracten
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 45 | 64
10 Integriteitsbeleid
Overeenkomstig artikel 19 en 20 van het BFTK vindt het pensioenfonds een integere en beheerste bedrijfsvoering binnen
het fonds belangrijk. Een pensioenfonds wordt als integer beschouwd, als zij zich houdt aan de relevante (toezicht)wet- en
regelgeving en ethische standaarden. Inbreuk daarop, dan wel de schijn daarvan, kan het vertrouwen in de eigen instelling
schaden met reputatieschade als gevolg.
Het integriteitsbeleid binnen het pensioenfonds is gericht op het beperken van compliance risico’s. Compliance risico wordt
omschreven als het risico van aantasting van de integriteit als gevolg van het niet naleven van die ethische standaarden en
toezichtwet- en regelgeving die van toepassing zijn op relaties met onze deelnemers, markten en/of toezichthoudende
instanties. Het bestuur van het pensioenfonds stelt zich daarom ten doel om ervoor te zorgen dat wet- en regelgeving,
maar ook interne regels procedures worden nageleefd. Het instellen van een de compliance-functie is daartoe een
belangrijke stap geweest.
Daarnaast is het integriteitsbeleid erop gestoeld om een duidelijke organisatiestructuur vast te leggen ten aanzien van het
beleggingsbeleid waarbij middels de vastlegging in de ABTN een duidelijke verdeling is gemaakt van taken en
verantwoordelijkheden en waarbij er een adequaat en onafhankelijk risicobeheer wordt nagestreefd.. Ook een zorgvuldig
besluitvormingsproces zoals is vastgelegd in het uitbestedingsbeleid heeft tot doel het bereiken van een integere
bedrijfsvoering waarbij sluitende afspraken in bijvoorbeeld beleggingsmandaten worden nagestreefd.
Het bestuur tekent eveneens jaarlijks de gedragscode met als doel het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in
het pensioenfonds door belanghebbenden, alsmede het voorkomen van integriteitsrisico’s.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 46 | 64
11 Ondertekening
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank heeft deze ABTN vastgesteld op 24 september 2015,
Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
Datum
………-………….……- 2015
B. Peters
Datum
………-………….……- 2015
F.P. Hoedemaker, secretaris
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 47 | 64
Bijlage 1 Beoordeling risico’s door
bestuur
Risico
Netto risicobeoordeling
(Laag, Beperkt, Aanzienlijk, Hoog)
Matching-/renterisico
Het matching-/renterisico wordt door het bestuur als een aanzienlijk risico gezien. In de meeste
gevallen blijkt dat er enigszins voldoende afstemming is tussen activa en passiva op het gebied
van vreemde valuta. Daarnaast zijn de timing en omvang van inkomende en uitgaande
kasstromen redelijk op elkaar afgestemd. De rentegevoeligheid is beperkt doordat deze
gedeeltelijk is afgedekt. Iedere 6 maanden voert het bestuur een toets uit met betrekking tot het
liquiditeitsrisico van de beleggingen.
Marktrisico
Het marktrisico wordt door het bestuur als een beperkt risico gezien. In de meeste gevallen blijkt
dat de portefeuille gevoelig is voor waardewijzigingen of andere marktomstandigheden doordat de
portefeuille bestaat uit enigszins liquide en stabiele beleggingen. De portefeuille is redelijk goed
gediversifieerd.
Kredietrisico
Het kredietrisico wordt door het bestuur als een laag risico gezien. In de meeste gevallen blijkt dat
de partijen waaraan kredietfaciliteiten ter beschikking zijn gesteld hun verplichtingen kunnen
nakomen. De kredietratings van deze partijen zijn voornamelijk goed tot uitstekend. Met de
sponsor zijn onder andere duidelijke afspraken gemaakt over de betaling van de pensioenpremie.
Verzekeringstechnisch
Het verzekeringstechnisch risico wordt door het bestuur als een laag risico gezien. In de meeste
risico
gevallen blijkt dat het technisch resultaat op de verschillende schades positief is. Daarnaast zijn
de schades en de ontwikkeling van de schades goed in te schatten, waardoor de verschillen
tussen de werkelijke en de veronderstelde schades zeer beperkt zijn.
Omgevingsrisico
Het omgevingsrisico wordt door het bestuur als een beperkt risico gezien. In de meeste gevallen
blijkt dat het pensioenfonds op het gebied van concurrentie, afhankelijkheid, reputatie en
ondernemingsklimaat weinig tot enigszins gevoelig is van veranderingen in de omgeving.
Operationeel risico
Het operationeel risico ten aanzien van de pensioenuitvoering wordt door het bestuur als een
Pensioenuitvoerder
beperkt risico gezien. Het pensioenfonds beschikt deels over een doeltreffende procesinrichting
dan wel procesuitvoering. De werkzaamheden zijn uitbesteed aan een externe dienstverlener met
een ISAE 3402 verklaring. Daarnaast is de bemensing, kennis en kunde van betrokkenen bij het
pensioenfonds in de meeste gevallen voldoende.
Operationeel risico
Het operationeel risico ten aanzien van de vermogensbeheerders wordt door het bestuur als een
Vermogensbeheerders
beperkt risico gezien. Het pensioenfonds beschikt deels over een doeltreffende procesinrichting
dan wel procesuitvoering. De werkzaamheden zijn voor een deel uitbesteed aan een externe
dienstverlener zonder SAS-70/ISAE 3402 verklaring. Daarnaast is de bemensing, kennis en
kunde van betrokkenen bij het pensioenfonds in de meeste gevallen voldoende.
Uitbestedingsrisico
Het uitbestedingsrisico ten aanzien van de pensioenadministratie wordt door het bestuur als een
Pensioenuitvoerder
beperkt risico gezien. De uitbestede activiteiten zijn complex en vergen veel hoogwaardige kennis
waardoor er aanzienlijk veel tijd nodig is om de activiteiten te analyseren en controleren.
Uitbestedingsrisico
Het uitbestedingsrisico ten aanzien van de vermogensbeheerders wordt door het bestuur als een
Vermogensbeheerders
aanzienlijk risico gezien. De uitbestede activiteiten zijn complex en vergen veel hoogwaardige
kennis waardoor er aanzienlijk veel tijd nodig is om de activiteiten te analyseren en controleren.
IT-risico
Het IT-risico ten aanzien van de pensioenuitvoering wordt door het bestuur als een beperkt risico
Pensioenuitvoerder
gezien. De bedrijfsprocessen en informatievoorziening worden in de meeste gevallen beperkt tot
voldoende integer en beveiligd ondersteund door IT. De uitbestede IT-processen zijn uitbesteed
aan een redelijk ervaren en gekwalificeerde externe dienstverlener. De processen zijn onderhevig
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 48 | 64
aan diverse wijzigingen.
Risico
Netto risicobeoordeling
(Laag, Beperkt, Aanzienlijk, Hoog)
IT-risico
Het IT-risico ten aanzien van de vermogensbeheerders wordt door het bestuur als een beperkt
Vermogensbeheerders
risico gezien. Ten tijde van de analyse heeft het bestuur onvoldoende beeld van dit risico met
betrekking tot de vermogensbeheerders.
Integriteitsrisico
Het integriteitsrisico wordt door het bestuur als een laag/beperkt risico gezien. In de meeste
gevallen blijkt dat er wordt voldaan aan de compliance. Het bestuur conformeert zich aan een
gedragscode en mag dus geen vertrouwelijke informatie naar buiten brengen. Alle partijen zijn op
de hoogte van de bestaande wet- en regelgeving. Het bestuur is objectief en alle belangen
worden evenwichtig behartigd. In alle werkzaamheden zijn functiescheidingen aangebracht.
Kasstromen en transacties zijn standaard en inzichtelijk.
Juridisch risico
Het juridisch risico wordt door het bestuur als een laag risico gezien. Wijzigingen in wet- en
regelgeving zijn aanzienlijk maar worden altijd opgevolgd. Daarnaast wordt het risico als gevolg
van het niet naleven van de wet- en regelgeving en het risico op het aansprakelijk stellen door
derden, onder andere als gevolg van het niet nakomen van contractvoorwaarden, laag ingeschat.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 49 | 64
Bijlage 2 - Financieel crisisplan
1
Samenvatting
Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die een bestuur van een pensioenfonds op korte termijn
effectief zou kunnen inzetten, indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden,
waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit financieel crisisplan is onderdeel
van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
Het fonds onderscheidt verschillende fases in geval van een crisis:

Het pensioenfonds komt terecht in een tekortsituatie, waarin de beleidsdekkingsgraad lager wordt dan de vereiste
dekkingsgraad;.

Het pensioenfonds is niet meer in staat om binnen de hersteltermijn uit het tekort te geraken;

Het pensioenfonds is niet meer in staat om binnen 5 jaar de beleidsdekkingsgraad boven de minimaal vereiste
dekkingsgraad te krijgen.
Hierbij is dus sprake van een toenemende mate van de crisis. Op alle momenten zijn acties van het bestuur nodig.
Onderstaand volgen de maatregelen per crisissituatie:
Het pensioenfonds komt terecht in een tekortsituatie
Het bestuur kiest ervoor om in eerste instantie het indexatie-instrument in te zetten om te herstellen. Daarbij volgt het
bestuur de indexatiestaffel welke het pensioenfonds als leidraad hanteert en welke is verwoord in de ABTN. Omdat het
pensioenfonds heeft gekozen voor een maximaal en toekomstbestendig indexatiebeleid, wordt er bij een mindere
financiële positie ook minder indexatie verleend.
Het lukt niet meer om binnen de hersteltermijn uit het tekort te geraken
Op het moment dat sprake is van een tekort en indien het fonds bij toepassing van toekomstbestendig indexeren niet
binnen de herteltermijn volledig herstelt,, zal de mogelijkheid van een extra premiestorting, alsmede een versobering van
de regeling worden onderzocht (raadpleging respectievelijk werkgever en ondernemingsraad en voor zover passend
binnen de Algemene Bank-CAO).
Het lukt niet meer om binnen 5 jaar uit het dekkingstekort te geraken
Als de genomen maatregelen niet voldoende blijken te zijn en hierdoor de beleidsdekkingsgraad vijf jaar achtereen onder
de minimaal vereiste dekkingsgraad blijft en de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar ook onder de minimaal vereiste
dekkingsgraad is, dan is het bestuur – conform het nFTK – verplicht om een onvoorwaardelijke korting toe te passen op
aanspraken en pensioenrechten. De korting vindt zodanig plaats dat de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar gelijk is
aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. De onvoorwaardelijke korting dient direct in de boeken genomen te worden, maar
kan uitgesmeerd worden over maximaal 10 jaar.
Alvorens over te gaan tot de tenuitvoerlegging van bovenstaande maatregelen, vraagt het bestuur advies aan het
verantwoordingsorgaan, en wel op een zodanig tijdstip, dat het tijdig afgegeven advies geacht kan worden redelijkerwijze
van invloed te zijn op de besluitvorming van het bestuur.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 50 | 64
2
Inleiding
Op 9 december 2011 is de Beleidsregel van De Nederlandsche Bank inzake het financieel crisisplan pensioenfondsen van
kracht geworden. Op basis van artikel 2 van deze Beleidsregel dient het pensioenfonds een financieel crisisplan op te
stellen. Met dit financieel crisisplan, dat is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn), voldoet het
pensioenfonds aan deze beleidsregel.
Dit financieel crisisplan is in juni 2015 vastgesteld door het bestuur.
2.1
Wat is een crisisplan?
Volgens de Beleidsregel is een financieel crisisplan een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn
zou kunnen inzetten indien de (beleids)dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden,
waardoor het realiseren van de doelstellingen van het pensioenfonds in gevaar komt.
Door een dergelijk plan ‘op de plank’ te hebben, is het pensioenfonds beter voorbereid op een crisissituatie, en kan worden
voorkomen dat in de drukte van een crisis mogelijkheden over het hoofd worden gezien. Vooraf is nagedacht over onder
andere kritische grenzen, de beschikbaarheid van maatregelen, het inzetten van maatregelen, het realiteitsgehalte van
maatregelen evenals de effectiviteit ervan en een nadere invulling van evenwichtige belangenafweging.
Overigens is een financieel crisisplan niet een plan dat in een crisissituatie kant-en-klaar uitgevoerd moet of kan worden.
Het bestuur zal de concrete maatregelen altijd afstemmen op de aard van de crisis en de omstandigheden van dat
moment. Een financieel crisisplan is dus niet hetzelfde als een herstelplan. Een herstelplan is gericht op herstel uit een
bestaande tekortsituatie. Een financieel crisisplan is gericht op hoe in de toekomst om te gaan met crisissituaties.
.
2.2
De negen elementen van een financieel crisisplan
Om te komen tot een crisisplan heeft het bestuur zich de volgende negen vragen gesteld:

Wanneer is naar de mening van het bestuur sprake van een financiële crisis?

Bij welke dekkingsgraad kan het pensioenfonds er zonder korten niet meer uitkomen?

Welke maatregelen staan het pensioenfonds ter beschikking?

Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?

Wat is het financiële effect van de maatregelen?

Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?

Hoe en wanneer wordt met de belanghebbenden gecommuniceerd in een crisissituatie?

Hoe werkt het besluitvormingsproces?

Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het financieel crisisplan vormgegeven?
2.3
Gevolgde procedure om te komen tot een crisisplan
Het bestuur heeft vier stappen gevolgd om tot dit crisisplan te komen:
1. Inventarisatie
2. Selectie
3. Prioritering
4. Afronding
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 51 | 64
Stap 1: Inventarisatie
Als eerste stap heeft het bestuur een inventarisatie uitgevoerd om te komen tot de volgende informatie:

Mogelijke definities van crisissituaties;

Inzicht in de omstandigheden waarin een crisissituatie zich zou kunnen voordoen;

Analyse van de (beleids)dekkingsgraad waarbij herstel niet meer mogelijk is zonder te korten;

Een overzicht van mogelijke crisismaatregelen voor het fonds;

Het financiële effect van mogelijke crisismaatregelen;

De effecten op de verschillende belanghebbenden van crisismaatregelen;

De wettelijke eisen waar het fonds minimaal aan moet voldoen;

Een overzicht van de formele besluitvormingsprocessen bij het nemen van crisismaatregelen.
Stap 2: Selectie
In de tweede stap heeft het bestuur een selectie gemaakt uit alle mogelijke crisismaatregelen die volgden uit de eerste
stap. Het bestuur heeft in de selectie rekening gehouden met de financiële effectiviteit, evenwichtige belangenafweging en
realistische inzet van de crisismaatregelen.
Stap 3: Prioritering
Het doorlopen van stap 1 en 2 heeft onder meer geleid tot een lijst van maatregelen die denkbaar en haalbaar zijn om in te
zetten. Vervolgens heeft het bestuur benoemd onder welke voorwaarden een bepaalde maatregel wordt in gezet. Dit
betekent dat vast komt te staan bij welke grenswaarden het bestuur een maatregel neemt.
Bij de te nemen crisismaatregelen benadrukt het fonds dat de evenwichtige belangafweking voorop staat. Hieraan geeft
het bestuur invulling door de lasten van de crisismaatregelen zo evenwichtig mogelijk te verdelen over actieven, slapers,
gepensioneerden en werkgevers.
Stap 4: Afronding
Na het doorlopen van stap 1 tot en met 3 heeft het bestuur het daadwerkelijke plan geformuleerd. Het bestuur beoogt met
het plan inhoud te geven aan de te hanteren ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen consultatieinformatie- en besluitvormingsprocessen. Het bestuur neemt het crisisplan op in een bijlage van de ABTN van het fonds.
3
Wanneer is sprake van een financiële crisis?
Het bestuur definieert een financiële crisis in het kader van dit plan als een financiële situatie waarin de doelstellingen van
het pensioenfonds, zoals beschreven in de statuten van het fonds, op korte en/of langere termijn niet meer waargemaakt
kunnen worden.
Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties:

Het pensioenfonds terecht komt in een tekortsituatie, waarin de beleidsdekkingsgraad lager wordt dan de vereiste
dekkingsgraad;.

Het pensioenfonds niet meer binnen de hersteltermijn in staat is om uit het tekort te geraken;

Het pensioenfonds niet meer lukt binnen 5 jaar de beleidsdekkingsgraad boven de minimaal vereiste dekkingsgraad
te krijgen.
De hierboven gedefinieerde crisissituaties houden sterk verband met elkaar. In die zin dat de crisissen elkaar opvolgen bij
een almaar verder dalende (beleids)dekkingsgraad. Er is in feite sprake van een steeds diepere crisis als gevolg van een
verslechterde financiële positie, danwel een gedaalde herstelcapaciteit van het pensioenfonds.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 52 | 64
4
Uitgangspunten
Dit hoofdstuk geeft de uitgangspunten weer van de berekeningen zoals gepresenteerd in de volgende hoofdstukken.
Daarnaast wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de financiële positie, de kritische dekkingsgraad en de definitie van
een crisis.
4.1
Aannames
Uitgangspunten voor bepaling van de effectiviteit van een maatregel is de financiële positie ultimo 2014. De dekkingsgraad
is ultimo 2014 bepaald op 103,6%. In de prognoses is gerekend met de rentetermijnstructuur (RTS) zoals DNB primo 2015
heeft gepubliceerd en met de daaruit afgeleide forwardcurves. Voor het rendement hanteert het bestuur de
rendementscurve die gebaseerd is op de maximale parameters zoals door de Commissie parameters is gepubliceerd en
de RTS primo 2015. Dit is conform de aanname uit het herstelplan en waarborgt zodoende een consistent bestuursbeleid
gedurende de looptijd van het herstelplan.
4.2
Herstelplan
De grondslagen voor de technische voorziening zijn zoals beschreven in de ABTN. Dit geldt ook voor het gevoerde beleid
voor premiestelling, beleggingen en toeslagen. De effectiviteit van de maatregelen geeft een indicatie van de herstelkracht.
Elke crisis staat op zich en de effectiviteit en herstelkracht van maatregelen is afhankelijk van de omstandigheden waarin
het fonds zich bevindt op het moment van de crisissituatie.
Het fonds verkeert op 1 januari 2015 in een reservetekort en er is een herstelplan van kracht. De dekkingsgraad ultimo
2014 is bepaald op 103,6%1. In onderstaande grafiek wordt de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad grafisch
weergegeven. Hieruit blijkt dat het fonds zich naar verwachting ruimschoots binnen de hersteltermijn zal herstellen, zonder
dat er aanvullende maatregelen benodigd zijn, vanaf 2019 kan er zelfs weer (gedeeltelijk) geïndexeerd worden.
1
Per 1 januari is de dekkingsgraad geschat op 99,3%. De verlaging van de dekkingsgraad is een gevolg van het weglaten van de 3-
maandsmiddeling in de rentetermijnstructuur per 1 januari 2015 (dit levert een rente-effect op van negatief 4,3%).
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 53 | 64
5
Wat is de kritische dekkingsgraad?
Indien de beleidsdekkingsgraad lager komt te liggen dan de vereiste dekkingsgraad, is er sprake van een tekortsituatie. In
dit geval dient het pensioenfonds conform de Pensioenwet een herstelplan in te dienen. Bij aanvang van het herstelplan en
ieder daarop volgend jaar dient het pensioenfonds te evalueren of het in staat is met de ter beschikking staande
sturingsmiddelen binnen de gestelde termijnen te herstellen. In feite wordt getoetst of het financiële beleid van het
pensioenfonds afdoende is, qua herstelkracht.
Indien de beleidsdekkingsgraad verder daalt onder de minimaal vereiste dekkingsgraad en vijf jaar achtereen onder het
niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad blijft en de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar onder de minimaal
vereiste dekkingsgraad is, dan dient het fonds een onvoorwaardelijke korting toe te passen. Dit niveau wordt aangeduid als
de kritische dekkingsgraad.
Het financiële crisisplan ziet toe op de maatregelen die het bestuur zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich
bevindt op of zich zeer snel beweegt richting de kritische waarde.
De herstelkracht van het pensioenfonds, en daarmee de kritische dekkingsgraad, is afhankelijk van de vorm en de hoogte
van de rentetermijnstructuur. De volgende tabel toont de kritische dekkingsgraad2 bij verschillende niveaus van het
verwachte overrendement3 en verschillende niveaus van de rente.
Daarbij is verder rekening gehouden met de huidige afspraak (in het huidige herstelplan) tussen pensioenfonds en
werkgever dat gedurende het reserve-, en/of een dekkingstekort een aanvullende premiebijdrage van € 700k wordt betaald
door de werkgever ter bevordering van het herstel.
Kritische dekkingsgraad
Overrendement
Verwachte (lange) rente
1%
2%
3%
4%
5%
1%
98,1%
94,1%
90,2%
86,6%
83,1%
2%
97,8%
93,9%
90,1%
86,6%
83,2%
3%
97,6%
93,8%
90,1%
86,7%
83,4%
4%
97,5%
93,8%
90,2%
86,8%
83,6%
5%
97,4%
93,8%
90,3%
87,0%
83,8%
2
De kritische dekkingsgraad is fondsspecifiek. Bij de totstandkoming van deze tabel is immers rekening gehouden met de samenstelling
van het deelnemersbestand, de pensioenregeling en de financiële opzet van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank. Daarnaast is
gerekend op basis van de huidige beleggingsmix.
3
Het overrendement is het verschil tussen enerzijds het rendement over het vermogen en anderzijds de oprenting van de verplichtingen.
De oprenting van de verplichtingen is afhankelijk van de korte rente. Dit is de éénjaarsrente uit de (geforwarde) nominale
rentetermijnstructuur. Het verwachte rendement over het vermogen is afhankelijk van de beleggingsmix van het pensioenfonds. Voor
iedere beleggingscategorie wordt een inschatting gemaakt van het bijbehorende rendement. De te hanteren rendementen zijn evenwel
gemaximeerd.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 54 | 64
Verwachte korting bij alternatieve beginstanden dekkingsgraad
DG ultimo 2014
BDG na 5 jaar
Kortingspercentage
87,7%
104,0%
0,0%
87,0%
103,1%
0,8%
85,0%
100,5%
3,4%
82,5%
97,2%
6,5%
80,0%
93,9%
9,7%
77,5%
90,7%
12,8%
6
Inventarisatie crisismaatregelen
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van alle maatregelen die het pensioenfonds ter beschikking staan om de
dekkingsgraad te verhogen of om te voorkomen dat de (beleids)dekkingsgraad verder wegzakt richting een kritische grens.
In dit hoofdstuk wordt verder antwoord gegeven op de volgende drie vragen:

Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?

Wat is het financiële effect van de maatregelen?

Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?
Voor de beantwoording van bovenstaande vragen is overigens sprake van enige overlap met het volgende hoofdstuk
inzake de selectie en prioritering van de maatregelen.
6.1
Formele relatie werkgever, pensioenfonds en werknemer
De formele relatie tussen werknemer, werkgever en pensioenuitvoerder, vastgelegd in de Pensioenwet, kenmerkt zich
door een driehoeksverhouding.
De driehoek wordt gevormd door:

de pensioenovereenkomst (relatie werknemer-werkgever),

de uitvoeringsovereenkomst (relatie werkgever-pensioenuitvoerder) en

het pensioenreglement (relatie pensioenuitvoerder-werknemers).
Pensioenovereenkomst
De pensioenovereenkomst maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst en is gebaseerd op een overeenkomst
tussen werkgever en ondernemingsraad aangaande pensioen en is vastgelegd in de cao en het pensioenreglement.
Pensioenreglement
De inhoud van de pensioenovereenkomst ligt formeel vast in het pensioenreglement dat door het bestuur wordt vastgesteld.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 55 | 64
Uitvoeringsovereenkomst
De uitvoering van de tussen de werkgever en de ondernemingsraad overeengekomen pensioenafspraken in de
pensioenovereenkomst is opgedragen aan het fonds. De afspraken tussen het fonds en de werkgever en de
ondernemingsraad met betrekking tot de uitvoering van de pensioenovereenkomst zijn vastgelegd in de
uitvoeringsovereenkomst.
Indien het bestuur van het pensioenfonds in overleg treedt met de werkgever en/of de ondernemingsraad, stelt het bestuur
het verantwoordingsorgaan hiervan tijdig op de hoogte.
6.2
Mogelijke crisismaatregelen
6.2.1
Lagere indexatie
Het pensioenfonds hanteert voor de pensioenaanspraken van deelnemers enerzijds een ander beleid dan voor de
pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, de pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers opgebouwd
tijdens premievrijstelling en de pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden ten aanzien van de toeslagverlening
anderzijds.
Voor deelnemers geldt:
Het fonds ambieert de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers aan te passen op basis van maximaal de
algemene loonstijging bij de werkgever. De jaarlijkse toeslagverlening voor actieve deelnemers is echter nooit lager dan
het deel van de toeslagverlening dat onvoorwaardelijk is (1,25%).
Voor inactieve deelnemers geldt:
Na beëindiging van actieve deelneming ambieert het fonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten aan te passen
aan het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens. Voor de
vaststelling van de ontwikkeling van deze Consumentenprijsindex zal uitgegaan worden van de jaarmutatie van de
prijsindexcijfer van het jaar direct voorafgaand aan de toeslagdatum.
Basis voor de toeslag vormen de pensioenaanspraken en pensioenrechten ingevolge dit pensioenreglement, zoals deze
laatstelijk op 31 december voorafgaand aan de toeslag zijn vastgesteld.
Voor de regeling beschikbaarstelling van extra pensioenvermogen geldt dat op de pensioenrechten en
pensioenaanspraken geen toeslagen worden verleend. Het bestuur kan wel besluiten om in enig jaar hierop een
incidentele toeslag te verlenen, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds.
Voorwaardelijke toeslag
Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. Er is echter
geen recht op aanpassing en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre aanpassing zal plaatsvinden. De
toezegging van aanpassing is dus voorwaardelijk en is mede afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Voor deze
voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit
beleggingsrendement gefinancierd.
Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Met betrekking tot de mate van
de toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze beleidsstaffel is gebaseerd op de
maximale indexatie die kan worden gegeven op basis van de rekenregels voor toekomstbestendige toeslagverlening zoals
neergelegd in artikel 15 van het Besluit FTK. De hoogte van de toeslag is daarmee afhankelijk van de
beleidsdekkingsgraad, de toeslagambitie (voor zover voorwaardelijk) en de bovengrens toeslag.
De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt:
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 56 | 64


Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110%, wordt geen toeslag toegekend.
Bij een beleidsdekkingsgraad van meer dan 110%, maar minder dan de bovengrens toeslag, wordt de geambieerde
toeslag naar rato toegekend.

Bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan de bovengrens toeslag kan de geambieerde toeslag volledig worden
toegekend.
De bovengrens toeslag is de beleidsdekkingsgraad waarbij de maximale toeslag verleend mag worden en deze is onder
meer afhankelijk van de rentetermijnstructuur. De bovengrens toeslag, gebaseerd op de rentetermijnstructuur van
1 januari 2015, is circa 123%.
De beleidsstaffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante
omstandigheden eveneens in ogenschouw nemen. Hierbij kijkt het bestuur onder andere naar het verloop van de
(beleids)dekkingsgraad gedurende het jaar en wordt tevens rekening gehouden de actuele economische omstandigheden
(zoals bijv. rente, economische vooruitzichten, bestandsontwikkelingen) en een visie van het bestuur inzake deze
onderwerpen op de toekomst. Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad af te wijken als
omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
Inzetbaarheid:
Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad af te wijken als omstandigheden hiertoe aanleiding
geven. Het (gedeeltelijk) achterwege laten van indexatie heeft in potentie veel herstelkracht. Niet indexeren raakt zowel de
actieve deelnemers als de slapers en gepensioneerden.
Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt

Actieve deelnemers kunnen in de toekomst lagere pensioenuitkeringen verwachten. Zij hebben echter nog tijd om
hierop te anticiperen. Daarnaast kent uw pensioenregeling een onvoorwaardelijke indexatie ter grootte van jaarlijks
1,25%. Deze onvoorwaardelijke indexatie wordt overigens gefinancierd uit een extra premiecomponent. Echter het
pensioenfonds zal vanaf 2017 een slapend fonds worden, waardoor het effect op actieven minimaal zal zijn.

Slapers kunnen eveneens lagere pensioenuitkeringen verwachten. Zij hebben echter ook nog tijd om hierop te
anticiperen. Tevens bouwt een slaper mogelijk in een andere pensioenregeling nog (geïndexeerd) pensioen op.

Gepensioneerden verliezen direct koopkracht.
Effectiviteit maatregel op herstel
De effectiviteit van de maatregel is afhankelijk van de financiële positie. Als de financiële positie goed is, is de impact groot,
bij een slechte financiële positie wordt er al weinig tot geen indexatie gegeven, waardoor de effectiviteit ook laag Is. In
onderstaande grafiek is de ontwikkeling van het pensioenresultaat te zien. Hierbij is als uitgangspunt het herstelsjabloon
(en de daar gegeven indexaties) genomen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 57 | 64
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat, indien de toeslagen worden verleend zoals opgenomen in het dekkingsgraadsjabloon
van het herstelplan 2015, de koopkracht (waardevast pensioen) ultimo 2026 gelijk is aan 91%. Als het pensioenresultaat
wordt uitgedrukt in termen van welvaartsvastheid (voor actieven is dit de loonindex en niet-actieven prijsindex) daalt het
pensioenresultaat licht naar 88%. Indien wordt uitgegaan van de veronderstelling dat er na 2014 gedurende de gehele
periode van het herstelplan geen verdere toeslagen worden verleend, daalt de koopkracht naar 87%.
6.2.2
Aanpassen beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid is beschreven in hoofdstuk 5 van de ABTN. Het bestuur overweegt het aanpassen van het
beleggingsbeleid alleen indien de situatie op de financiële markten en de economische vooruitzichten dermate gewijzigd
zijn dat aanpassing van het beleid op dat terrein noodzakelijk is. Voor een dergelijke wijziging van het beleggingsbeleid zal
een uit te voeren ALM-studie doorgaans als basis dienen.
6.2.3
Premie verhogen
De financiering van de pensioenregeling geschiedt door middel van een jaarlijkse storting van (risico)koopsommen,
zodanig dat de pensioenaanspraken steeds tijdsevenredig (actuarieel) zijn afgefinancierd. De premie wordt gebaseerd op
een gedempte rente. De gedempte rente is gelijk aan het vijfjaargemiddelde. Deelnemers betalen een eigen bijdrage van
maximaal 5% van de pensioengrondslag.
Indien het fonds in een tekortsituatie terecht komt zal het bestuur in overleg met de werkgever bekijken in hoeverre er
aanvullende premie nodig is om te voldoen aan de wettelijke eisen. Indien het fonds in een dekkingstekort terecht komt zal
het bestuur in overleg treden met de werkgever over de eventuele extra te betalen premie. Voorts kan het bestuur in
overleg treden met de werkgever met de intentie om de uitvoeringsovereenkomst aan te passen.
Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt

Werkgever

Actieve deelnemers
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 58 | 64
Effectiviteit maatregel op herstel:
Gegeven dat het fonds binnen afzienbare tijd zal verder gaan als slapend fonds, zullen er geen actieven deelnemers meer.
Hierdoor zal de effectiviteit van deze maatregel laag zijn.
Het premie-instrument is de enige maatregel waarbij ook de werkgever aan het herstel van het pensioenfonds bijdraagt (in
de vorm van een premieverhoging). De premie moet wettelijk gezien kostendekkend zijn.
6.2.4
Versoberen van de regeling
De regeling kan worden versoberd tijdens een crisisperiode. Het pensioenfonds onderscheidt de volgende belangrijkste
twee mogelijkheden:

Verlaging opbouwpercentage (incidenteel, danwel structureel);

Verhoging van de pensioenleeftijd.
Deze paragraaf beschrijft de twee meest waarschijnlijke mogelijkheden om de regeling te versoberen.
6.2.4.1 Verlaging opbouwpercentage
Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen bedraagt 2,00% van de pensioengrondslag. Het ouderdomspensioen is
gelijk aan de som van de jaarlijks vastgestelde pensioengrondslagen, vermenigvuldigd met het opbouwpercentage.
Incidenteel
De Pensioenwet stelt in artikel 128 dat de premie in enig jaar kostendekkend dient te zijn. Daarnaast dient de premie, in
geval sprake is van een dekkingstekort, bij te dragen aan het herstel. De premie wordt zodanig vastgesteld dat per definitie
sprake is van kostendekkendheid (bij een gedempte rente ter grootte van het vijfjaargemiddelde). Indien de marktrente
evenwel lager is dan de gedempte rente, draagt de premie mogelijk niet voldoende bij aan het herstel. Indien hiervoor niet
wordt gecompenseerd door middel van een extra premiestorting, zal mogelijk worden gekort op de pensioenopbouw in het
betreffende kalenderjaar. Dit is een incidentele verlaging van de pensioenopbouw. Niet te verwarren met een structurele
verlaging van het opbouwpercentage, waarbij de pensioentoezegging wijzigt.
Structureel
Het staat het bestuur vrij om te bekijken in hoeverre het opbouwpercentage structureel kan worden verlaagd. De
werkgever is evenwel gehouden aan de gestelde grenzen binnen de CAO. Bij een lager opbouwpercentage in combinatie
met een gelijkblijvende premie ontstaat een besparing in de toekomst. Daarmee wordt de herstelkracht van het fonds
vergroot.
Groep die door deze maatregel wordt geraakt:
De actieve deelnemers worden door deze maatregel geraakt.
Effectiviteit maatregel op herstel:
Gegeven dat het fonds binnen afzienbare tijd verder zal gaan als slapend fonds, zullen er geen actieven deelnemers meer.
Hierdoor zal de effectiviteit van deze maatregel laag zijn
6.2.4.2 Verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd
De Tweede Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel verhogen AOW- en pensioenleeftijd. Daarmee staat vast dat
de AOW-leeftijd in 2019 wordt verhoogd naar 66 jaar en in 2023 naar 67 jaar. De fiscale pensioenrichtleeftijd voor de
aanvullende pensioenen gaat in één stap naar 67 jaar in 2014.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 59 | 64
Als de reeds opgebouwde aanspraken ongemoeid blijven, zal de pensioenleeftijd langzaam omhoog schuiven. Dat heeft
op korte termijn slechts een zeer gering effect op de financiële positie. De effectiviteit wordt fors groter wanneer de
verhoging van de pensioenleeftijd ook geldt voor de al opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten (invaren). Dit lijkt
vooralsnog evenwel niet erg waarschijnlijk.
Groep die door deze maatregel wordt geraakt:
De actieve deelnemers worden door deze maatregel geraakt.
Effectiviteit maatregel op herstel:
Laag, als de werkgever en de ondernemingsraad besluiten de opbouw uit te spreiden over de langere tijd en
dientengevolge de premie aan te passen. De effectiviteit kan vergroot worden als de verhoging van de pensioenleeftijd ook
geldt voor de al opgebouwde rechten (invaren). Er is dan eigenlijk ook sprake van het korten van pensioenaanspraken en rechten. Ook slapers worden dan geraakt door deze maatregel. Daarnaast geldt dat het fonds binnen afzienbare tijd verder
zal gaan als slapend fonds, en er dus geen actieven deelnemers meer zullen zijn.
6.2.5 Pensioenaanspraken en pensioenrechten korten
Het pensioenfonds kan de aanspraken en rechten uitsluitend korten als het niet mogelijk is om binnen de hersteltermijn uit
een tekortsituatie te komen en als alle andere maatregelen zijn ingezet om het herstel te bespoedigen. Het korten van de
aanspraken en uitkeringen is dus een uiterste noodmaatregel en kan alleen ingezet worden om het benodigde herstel te
bereiken.
Het is mogelijk om verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen. Onderscheid kan gemaakt
worden naar pensioensoorten en stakeholders. Bij differentiatie van de kortingspercentages nemen de groepen een
verschillend deel van de technische voorziening voor hun rekening. De verdeling van de technische voorziening naar
(oud-)deelnemers was per 1 januari 2014 gelijk aan:

Actieve deelnemers
22%

Slapers
36%

Gepensioneerden
42%
Dit betekent bijvoorbeeld dat iedereen korten met 5% hetzelfde effect heeft op de financiële positie als actieve deelnemers
korten met 4% en de slapers en gepensioneerden met 5,3%.
Evenwichtige belangenafweging
De aanspraken en rechten worden in voorkomende gevallen met hetzelfde percentage gekort (besluitvorming na advies
van het verantwoordingsorgaan)
De kortingsmaatregel is geen reguliere sturingsmaatregel maar geldt als ultimum remedium. Deze maatregel vloeit voort
uit art. 134 van de Pensioenwet. Korting vindt dus slechts plaats nadat alle andere sturingsmiddelen zijn ingezet (met
uitzondering van het beleggingsbeleid). Korting heeft substantieel effect op de verbetering van de (beleids)dekkingsgraad
van het pensioenfonds. Dit middel staat ter beschikking aan het bestuur. Meer dan bij andere in te zetten maatregelen
moet bij deze maatregel uiteraard rekening worden gehouden met onrust en emoties.
Formele condities voor de kortingsmaatregel
Als er sprake is van een tekortsituatie kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te
verminderen indien het fonds niet in staat is binnen de maximale hersteltermijn te herstellen tot de vereiste dekkingsgraad
zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of
de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het
beleggingsbeleid, zijn ingezet om de tekortsituatie op te lossen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 60 | 64
Ook indien de beleids- en actuele dekkingsgraad zich vijf achtereenvolgende jaren onafgebroken onder de minimaal
vereiste dekkingsgraad bevinden, kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten direct te
verminderen om de actuele dekkingsgraad direct te herstellen tot de minimaal vereiste dekkingsgraad.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het
besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden,
werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt

Actieve deelnemers

Slapers en

Gepensioneerden
Effectiviteit maatregel op herstel:
De effectiviteit van de maatregel is groot. Het directe effect op de dekkingsgraad uit deze maatregel is in procenten
nagenoeg gelijk aan het percentage waarmee de pensioenaanspraken en -rechten worden gekort. Onderstaande tabel
toont globaal de impact op de dekkingsgraad bij verschillende eenmalige kortingspercentages.
Korting van de pensioenaanspraken en-rechten
kortingspercentage
Verhoging dekkingsgraad na 1 jaar
Verhoging dekkingsgraad na 5 jaar
Verhoging dekkingsgraad op einde horizon
7
1%
3%
5%
7%
+ 1,1%
+ 3,4%
+ 5,9%
+ 8,4%
+ 1,4%
+ 4,4%
+ 7,1%
+ 9,9%
+ 2,2%
+ 6,8%
+ 10,9%
+ 15,2%
Selectie en prioritering
In hoofdstuk 5 is een inventarisatie gemaakt van de mogelijke maatregelen in geval van een crisissituatie. Het bestuur
heeft op basis van deze inventarisatie een lijst van maatregelen gevormd die denkbaar en haalbaar zijn om in te zetten
voor het pensioenfonds.
Evenwichtige belangenafweging is het belangrijkste uitgangspunt bij de besluitvorming over de te selecteren
crisismaatregelen. Het bestuur beoordeelt een mogelijke maatregel op:

Eigen merites,

In relatie tot de herstelkracht en

In relatie tot andere maatregelen.
De in hoofdstuk 3 gedefinieerde crisissituaties houden sterk verband met elkaar. De financiële crisissituaties volgen elkaar
immers op bij een verder dalende dekkingsgraad. Er is in feite sprake van een zich verergerende financiële crisis. Qua
prioritering neemt het bestuur de maatregelen in de volgorde waarin de geselecteerde maatregelen zijn opgenomen in dit
hoofdstuk.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 61 | 64
Alvorens over te gaan tot de tenuitvoerlegging van onderstaande maatregelen, vraagt het bestuur advies aan het
verantwoordingsorgaan en wel op een zodanig tijdstip dat het tijdig afgegeven advies geacht kan worden redelijkerwijze
van invloed te zijn op de besluitvorming van het bestuur.
7.1
Het pensioenfonds komt in een tekort (beleidsdekkingsgraad lager dan VEV)
In geval de beleidsdekkingsgraad daalt tot onder het niveau van het vereist eigen vermogen, is sprake van een tekort. Het
bestuur kiest ervoor om in eerste instantie het indexatie-instrument in te zetten om te herstellen. Omdat het pensioenfonds
heeft gekozen voor een maximaal en toekomstbestendig indexatiebeleid, wordt er bij een mindere financiële positie ook
minder indexatie verleend.
Indien sprake is van een tekort en het pensioenfonds op basis van toekomst bestendig indexeren naar verwachting binnen
de hersteltermijn weer herstelt, zijn verder géén aanvullende maatregelen benodigd.
7.2
Het lukt niet meer om binnen de hersteltermijn uit het tekort te geraken
Op het moment dat sprake is van een tekort en indien het fonds bij toepassing van toekomstbestendig indexeren niet
binnen de hersteltermijn volledig herstelt, zal de mogelijkheid van een extra premiestorting worden onderzocht
(raadpleging sociale partners). Indien de premie niet langer structureel kostendekkend blijkt, zal het opbouwpercentage
worden verlaagd, zodanig dat de premie weer kostendekkend is.
Als deze maatregelen niet voldoende herstelkracht blijken op te leveren en hierdoor de beleidsdekkingsgraad na afloop
van de hersteltermijn nog onder het vereist eigen vermogen blijft, zal het bestuur een voorwaardelijke korting toepassen op
de pensioenaanspraken en pensioenrechten. Deze korting zal uitgesmeerd worden over 10 jaar
7.3
Het lukt niet meer om binnen 5 jaar uit het dekkingstekort te geraken
Als de genomen maatregelen niet voldoende blijken te zijn en hierdoor de beleidsdekkingsgraad vijf jaar achtereen onder
de minimaal vereiste dekkingsgraad blijft en de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar ook onder de minimaal vereiste
dekkingsgraad is, dan is het bestuur – conform het nFTK – verplicht om een onvoorwaardelijke korting toe te passen op
aanspraken en pensioenrechten. De korting vindt zodanig plaats dat de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar gelijk is
aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. De onvoorwaardelijke korting dient direct in de boeken genomen te worden, maar
kan uitgesmeerd worden over maximaal 10 jaar.
In de hoogte van het kortingspercentage zal het bestuur rekening houden met de belangen van de slapers,
gepensioneerden en actieve deelnemers.
De volgende tabel geeft een overzicht van de maatregelen per crisissituatie en na selectie.
Financiële crisis

Tekort
Maatregel

verlagen toeslagen
effectiviteit
bevoegd
afhankelijk van de
Bestuur
financiële positie


Tekort en onvoldoende herstel
Dekkingstekort na 5 jaar

géén toeslagen

bijstorten werkgever

versoberen regeling

géén toeslagen

bijstorten werkgever

versoberen regeling

korten pensioenen
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
Afh. fin.positie
Bestuur
gering
Werkgever
gering
Werkgever en OR
Afh. fin. positie
Bestuur
gering
Werkgever
gering
Werkgever en OR
groot
Bestuur
pagina 62 | 64
8
Communicatie
Het is van groot belang dat de belanghebbenden op een volledige, tijdige en duidelijke wijze worden geïnformeerd over het
financieel crisisplan en de maatregelen die daarin zijn opgenomen. In dit verband wordt onder belanghebbenden verstaan:

deelnemers,

slapers

pensioengerechtigden,

werkgever

vakorganisaties

DNB.
De communicatie betreft twee onderdelen:

Ten eerste de communicatie van het financieel crisisplan, voordat zich een financiële crisis heeft voorgedaan;

Ten tweede de communicatie, indien een financiële crisis zich voordoet.
Communicatie voordat een financiële crisis zich voordoet
Binnen het bestaande communicatiebeleid wordt aandacht besteed aan het financiële crisisplan. Vervolgens zal jaarlijks na
evaluatie van het plan de eventuele wijzigingen onder de aandacht van belanghebbenden worden gebracht. Het plan wordt
na eventuele herziening ingediend bij DNB.
Communicatie indien een financiële crisis zich voordoet
Tijdens een financiële crisis zal het bestuur alle communicatie middelen gebruiken om belanghebbenden op de hoogte te
stellen van de te nemen maatregelen.
Persoonlijke communicatie
De deelnemers, slapers en pensioengerechtigden worden middels een persoonlijk brief of nieuwsbulletin over de aard van
de financiële crisis en eventuele kortingsmaatregelen geïnformeerd.
Communicatie met werkgever en ondernemingsraad
Voorafgaande aan de communicatie met deelnemers worden de werkgever en de ondernemingsraad op de hoogte gesteld
van de aard van de financiële crisis en de maatregelen die het bestuur heeft genomen om de gevolgen van de financiële
crisis te beperken.
Communicatie met verantwoordingsorgaan
Voorafgaande aan de communicatie met deelnemers, slapers en pensioengerechtigden wordt het verantwoordingsorgaan
op de hoogte gesteld van de aard van de financiële crisis en de maatregelen die het bestuur heeft genomen om de
gevolgen van de financiële crisis te beperken.
Communicatie met DNB
Voordat een bericht op de website wordt geplaatst, zal DNB op de hoogte gesteld worden van een ontstane financiële
crisis.
Communicatie met de pers
De woordvoerder van het fonds onderhoud contact met de pers over een ontstane financiële crisis. Hierbij wordt vooraf
binnen het bestuur bepaald welke gegevens eventueel naar buiten gebracht kunnen worden.
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 63 | 64
9
Besluitvorming & actualisering
Dit financieel crisisplan is op 20 september 2012 vastgesteld door het bestuur, waarna het plan voor het laatst in juni 2015
is herzien. Het financieel crisisplan wordt jaarlijks getoetst en eventueel aangepast op basis van de actuele
omstandigheden. Het plan is als bijlage in de ABTN opgenomen
ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank
pagina 64 | 64
Download