1 Geld- en Kapitaalmarkt: Modules Module 4: Macro-economische factoren Conjunctuurcyclus Een inkrimping of uitzetting van de omvang van de geld- en goederencirculatie kan optreden ten gevolge van: 1. geldhoeveelheid in omloop 2. omloopsnelheid van het geld 3. vraag naar consumptie- en investeringsgoederen Deze veranderingen houden nauw verband met de conjunctuurbeweging. KT-golfbewegingen 1. Beschrijving van de conjunctuurbeweging Hoogconjunctuur Laagconjunctuur We gebruiken het BNP tegen constante prijzen om de economische activiteit te meten. Het BNP maakt in de loop van de tijd een golvende beweging rond een rechte lijn die doorheen de ‘puntwolk’ kan getrokken worden. Duidt de richting aan waarin het BNP evolueert op LT, geeft dus de ‘trend’ aan Die golvende beweging, die op en neergaande beweging van het BNP t.o.v. de trendlijn herhaalt zich in tijd. Geef op onderstaande grafiek de BNP-curve en de trendlijn aan. BNP Tijd Indicatoren van economische activiteit - De jaarlijkse % veranderingen van het BNP: deze indicator vertelt ons of het BNP is toegenomen of afgenomen en in welke mate - De werkloosheid - De investeringen - De in- en uitvoer - De private consumptie - De overheidsconsumptie - Het algemene prijspeil(inflatie) - De aandelenkoersen - De ondernemingswinsten - De bouwvergunningen 2 - De orderposities voor kapitaalgoederen Als men deze indicatoren grafisch uitbeeldt, stelt men vast dat ook die andere indicatoren schommelen in samenhang met het bewegingspatroon van het BNP. Merk op dat de groei% van de werkloosheid meestal een tegengesteld verloop kennen dan die van het BNP. Conjunctuurbeweging of conjunctuur Die op- en neergaande beweging van economische variabelen rond hun trend. De hierboven genoemde indicatoren van economische activiteit zijn de conjunctuurindicatoren. de op- en neergaande bewegingen van elk van deze conjunctuurindicatoren lopen niet altijd synchroon! - Vooroplopende (leading) indicatoren - Vertraagde (laggind) indicatoren - Gelijklopende of samenvallende (coïcidente) indicatoren De perioden van –op en neergang in de economische activiteit wisselen elkaar volgens een bepaald ritme af. Er is dus regelmaat in de conjunctuurbewegingen. Terminologie - Conjunctuurcyclus = een volledige conjunctuurgolf - Lengte of de periode van de conjunctuurcyclus = verstreken tijd tussen 2 overeenkomstige situaties - amplitude = de max. wijdte van de schommeling - Bovenste keer- of omslagpunt = kentering of crisispunt - Onderste keer- of omslagpunt = dal of herstel - opgaande fase (hausse) en neergaande fase (baisse) - hoogconjunctuur = periode waarin de groeivoeten voortdurend hoger liggen dan de trend laagconjunctuur BNP Tijd Expansiefase Recessie Depressie Economisch herstel hoogtepunt (boom) dieptepunt (slump) Investeringsklok raadt cash aan, maar nog te vroeg voor aandelen Investeringsklok Het instrument dat de beleggingen selecteert volgens de economische cyclus. 4 fases investeringsklok - Oververhitting – cash! Oorzaak: bedrijven hebben tekort aan personeel en hoge groei grondstofprijzen records - Stagflatie 3 Centrale banken grijpen in - Reflatie – obligaties! Herstel economie en stijgende consumentenprijzen - Herstel – aandelen! Bedrijven maken winst, beurzen herstellen. Sectoren die het goed doen: technologie en auto’s. sectoren die het minder doen: defensieve zoals farma. Evolutie en vooruitzichten van de B economie In ’06 werd de groei op 3% geschat in ’07 2,9% en in ’08 op 2,4%. Progressieve terugkeer verwacht begin ’08. Indicatoren wijzen op een lichte verzwakking van het vertrouwen van de consumenten en de ondernemers en dit voor alle sectoren. Uitvoer bleef stand houden en is te danken aan stijging vraag van China en olie uitvoerende landen. Dalend werkloosheids% samen met privéverbruik dragen bij tot de economische groei. B ondernemers zijn vertrouwen in toekomst kwijt Dalend vertrouwen te wijten aan: - Terugval van de buitenlandse bestellingen bij de verwerkende nijverheid. En bouwnijverheid. - Dure euro. - Groeivertraging in VS. - Hoge olieprijs. - Kredietcrisis. - Sterk vertraagde groei in industriële activiteit in de hele eurozone. Maar in de handel herstelde vertrouwen dankzij de forse toename van de omzet. ECB zal nog verscheidene maanden de rente stabiel houden. Verkiezingen verlamt Duitsland Dalend vertrouwen van Duitse consument is te wijten aan de politieke verwarring. Dat is ook voor de rest van Europa van belang omdat Duitsland goed is voor 1/3 van het BNP van de eurozone. Economische hervormingen hebben tijd nodig om vruchten af te kunnen werpen, zeker als de internationale conjunctuur en de olieprijzen de groei in de weg staan. Voldoende groei is noodzakelijk voor jobcreatie. De hervormingen op de arbeidsmarkt zijn moeilijk te implementeren omdat een belangrijk deel structureel werkloos is. NAPM-index NAPM National Association of Purchasing Managers. Index die 6m tot 9m vooruit loopt op de reële ontwikkeling van de Amerikaanse economie. Het vat de verwachtingen samen van 300 Amerikaanse aankoopdirecteuren in 20 industriële sectoren verspreid over 50 Amerikaanse staten. Werking: - Boven 50 punten wijst op expansie van verwerkende nijverheid - lager dan 50 wijst op een nakende terugval Subindices: - Inflatie - Werkgelegenheid 4 - Voorraden: te hoge voorraad wijzen op tanende investeringen en dito economische groei. Prijscomponent: weerspiegelt de prijzen die de fabrikanten voor hun grondstoffen betalen. Module 5: Obligaties Inleidende vraagstelling 1. Wat is een obligatie ‘aan toonder’? De voornaamste kenmerken van obligaties aan toonder zijn: - Wie obligatie bezit wordt als eigenaar ervan beschouwd. Dit houdt in dat men bij verlies of diefstal van zijn aandelen zeer veel moeilijkheden zal hebben om aan te tonen dat men de wettelijke eigenaar ervan is. - Obligaties aan toonder worden verhandeld door eenvoudige overdracht. Er zijn hier dus geen specifieke vormvereisten. - Daar de obligatie anoniem is, is het natuurlijk ook moeilijk de inkomsten die eruit voortvloeien te achterhalen. 2. Wat is een ‘gedematerialiseerde’ obligatie? Papier ruimt alsmaar vaker de plaats in voor elektronica. Deze worden in een bestand geordend. Enkel op naam dus geen fiscale anonimiteit ook vervalt het risico op diefstal of verlies van de obligaties. 3. Bij verwachte stijgende marktrentevoeten is de keuze voor een obligatie met vaste rentevoet beter dan de keuze voor een obligatie met zwevende rentevoet. Correct? Neen, als men kiest voor een obligatie met een zwevende rentevoet kan men deels nog meegenieten van de rente die stijgt en dus meer vergoeding genereert, maar bij een daling zal je dan ook ‘meegenieten’ van de renteverlaging en dus minder vergoeding. Bij een vaste rentevoet heb dat probleem niet maar je kan ook niet meegenieten van de rentestijging. 4. Hoe bekomt een belegger rendement met een nul-coupon-obligatie? Dit zijn obligaties waar de jaarlijkse rentecoupon 0% bedraagt, maar waar de terugbetalingprijs sterk boven de uitgifteprijs ligt. In feite wordt bij deze soort van obligaties de rente in 1x, nl. op de eindvervaldag, uitbetaald. Voorbeeld: Een lening uitgegeven tegen 77% van haar nominale waarde en die over 5j terugbetaalbaar is tegen 100% van die nominale waarde. Opmerking: De verschuldigde RV zal hier op de eindvervaldag berekend worden op het verschil tussen de terugbetalingprijs en de uitgifteprijs. 5. Kan de koers van een obligatie onder 100 duiken? Waarom wel/niet? Het gebeurt echter eveneens dat de uitgifteprijs “boven pari” (bv. 101% of € 1 1010,00) of “onder pari” (bv. 99% of € 990,00) ligt. 6. Wat is een ‘rating’ van een obligatie-emittent? De rating is een gestandaardiseerde code dat het debiteurenrisico of de kredietwaardigheid van de emittent (de emittent kan zijn verplichtingen (terugbetaling op eindvervaldag) misschien niet 5 nakomen) kwalificeerd. Die wordt bepaald door onafhankelijke instellingen. Ze variëren van Investment grade tot Speculative grade. Enkel obligaties uit de 1ste groep voldoen aan de veiligheidsvereisten. Rating van onderneming weerspiegelt landenrisico, bedrijfsrisico (activiteit, marktpositie, strategie, …) en het financieel risico (solvabiliteit, aflossingscapaciteit, …) van de debiteur. De obligatierating is immers ook afhankelijk van de looptijd van de lening, excl. waarborgen, …. Obligatieratings worden echter vaak pas toegekend na het afsluiten van de emissieperiode. Ze worden jaarlijks geëvalueerd. Niet elke ratingverlaging hoeft te leiden tot staking van intrestbetalingen en/of aflossing van de hoofdsom. Wel kan een ernstige ‘downgrading’ (bv. van investment grade naar speculative grade) tot gevolg hebben dat de koers van de obligatie fors moet inleveren en dat de verhandelbaarheid van de titel sterk vermindert. Moody’s en Standard & Poors 2 belangrijkste. Belangenvermenging: een ratingbureau zal niet graag zijn klant ‘degraderen’. 7. Heeft deze rating invloed op de nominale rentevoet? Emittenten met een goede rating geven wellicht een lagere rentevoet dan emittenten met een lagere rating. Om cliënten te lokken. 8. Wat zijn ‘junk bonds’? Dit zijn zeer hoogrentende obligaties die echter gepaard gaan met een zeer reëel risico. Ze worden meestal uitgegeven door ontwikkelingslanden en door ondernemingen die bv. risicovolle overname plannen. 9. Welke invloed kan staatssteun hebben op een rating? Deze kan de rating omhoog duwen doordat ze met haar steun de emittent meer solvabel kan maken. Zo krijgen potentiële cliënten meer zekerheid over de terugbetaling van hun inlegbedrag en rentevergoeding wat meer cliënten kan lokken. 10. Wat is ‘duration’? Is meetinstrument voor gevoeligheid obligatie voor schommelingen in marktrente en ze houdt rek. met coupons, regelmaat in couponuitkering en marktrente. Ze wordt in jaren uitgedrukt. Hoe langer de duration, hoe gevoeliger een obligatie is voor de schommelingen in de markt, en omgekeerd. Gewijzigde duration Dit is de duration gedeeld door de marktrente +1. Het geeft het % van de prijsschommeling van de lening aan in functie van de bewegingen van de marktrente. 11. Heeft de uitgifteprijs een invloed op het rendement van een obligatie? Of men à pari, onder pari of boven pari zal intekenen heeft natuurlijk invloed op rendement obligatie gezien bedrag dat men dient te betalen, om obligatie met eenzelfde nominale waarde te ontvangen, zal verschillen. 12. Welk risico neemt een belegger door de aankoop van een obligatie? De Schuldenaar Vraag die zich hier stelt is of SN in staat zal zijn rente en/of kapitaal (terug) te betalen op (eind)vervaldag(en). Lening uitgegeven door “degelijke” SN zal meestal lagere rentevoet bieden dan deze van een minder betrouwbare SN, omdat deze een soort van risicopremie zal moeten toekennen. Daar gemiddelde belegger zich geen oordeel kan vormen over kredietwaardigheid van iedere uitgever obligatieleningen kan men zich best laten leiden door beoordeling (= “ratings”) nationale 6 (vb. ING B) of internationale (vb. Moody’s, Standard and Poor’s, I.B.C.A.) specialisten of ratingbureaus. De Munt Bij obligaties in vreemde munten dient men, naast het debiteurenrisico, ook rekening te houden met de factoren die de wisselkoers kunnen beïnvloeden, gezien een daling van de waarde van de munt waarin men heeft belegd ook een waardedaling van de obligatie zal inhouden. (zie voorbeeld) Voorbeeld: In ’05 hebben we 2 obligatieleningen gekocht met volgende kenmerken: - Obligatie 1: o Lening in € o Intrest: 10% o Looptijd ’05 – ‘10 o Jaarlijkse intrestbetaling o Waarde per obligatie: € 10 000,00 - Obligatie 2: o Lening in munt ABC o Intrest 20% o Looptijd ’05-‘10 o Jaarlijkse intrestbetaling o Waarde per obligatie: ABC 50 000,00 Opmerkingen: - Er wordt geen rekening gehouden met de te betalen kosten en/of belastingen. - De uitbetaalde intresten worden niet herbelegd. - We gaan er hier van uit dat alle sommen omgezet dienen te worden naar €. Jaar Wisselkoers 100 ABC = € x Opbrengst lening € (10%) Opbrengst lening ABC (20%) In ABC 2005 2006 2007 2008 2009 2010 20,00 19,00 17,00 15,00 14,00 13,00 1 000,00 1 000,00 1 000,00 1 000,00 1 000,00 10 000,00 10 000,00 10 000,00 10 000,00 10 000,00 5 000,00 50 000,00 In € 1 900,00 1 700,00 1 500,00 1 400,00 1 300,00 7 800,00 Totale waarde belegging (= intresten + terugbetaald kapitaal): - Obligatie 1: € 5 000,00 + € 10 000,00 = € 15 000,00. - Obligatie 2: € 7 800,00 + € 6 500,00 = € 14 300,00. Besluit: ondanks een dubbel zo hoog intrest% zien we dat, indien we ontvangen bedragen in € willen, lening in munt ABC uiteindelijk € 700,00 minder opbrengt dan deze in €. Dit verlies is volledig te wijten aan de muntontwaarding van munt ABC. 13. Welk voordeel bieden ‘geïndexeerde’ obligaties? Bij deze leningen kan de rente en/of het terugbetalingbedrag gewijzigd worden in functie van een vooraf aangegeven element. Een vaak voorkomende vorm van geïndexeerde obligaties zijn deze die geïndexeerd zijn op de inflatie en dus een vast reëel rendement geven. 7 De waarde van zo’n geïndexeerde obligatie wordt immers elk jaar automatisch verhoogd met het inflatiecijfer van het afgelopen jaar. Hoe hoger de inflatie, hoe meer kapitaal je dus op de vervaldag terugkrijgt voor je obligatie. In ruil hiervoor is de jaarlijkse coupon een stuk lager dan het couponrendement van een ‘gewone’ obligatie. 14. Welke voor- en nadelen hebben ‘achtergestelde’ obligaties? Bij een ontbinding van de onderneming zullen hier alle andere SE’s terugbetaald worden voor houders van dergelijke achtergestelde obligaties. Gezien het risico voor de belegger hier aanzienlijk hoger ligt dan bij een ‘gewone’ obligatielening zal de rentevergoeding ook hoger liggen. Achtergestelde obligaties worden vaak door KI gebruikt om hun normen inzake EV te bereiken of te verbeteren. Een achtergestelde lening biedt t.a.v. een kapitaalverhoging volgende voordelen: - Te betalen intresten zij voor de KI aftrekbare kosten, hetgeen bij dividenden niet het geval is. - Er is minder RV verschuldigd door de belegger. 15. Wat is er speciaal aan een OLO? Deze obligaties worden lineaire obligaties genoemd omdat nominale rentevoet en totale looptijd vaststaan voor elke emissie (= lijn), die uit verschillende, in principe maandelijkse, schijven bestaat. Specifieke kenmerken van OLO’s zijn: - Ze zijn gedematerialiseerd; er wordt hier gewerkt via speciale rekeningen bij de NBB(de zgn. “X/N-rekeningen”). - Er is een automatische vrijstelling van de fiscale afhoudingen aan de bron voor de nietingezetenen en de vennootschappen-ingezetenen. - Sinds 3/94 zijn er ook OLO’s met variabele rentevoeten. Mini-ABC voor obligaties Nominale waarde Het deel van de lening dat aan de obligatiebelegger toekomt. Het is de waarde waarop de coupon wordt berekend en het is normaal gezien ook het bedrag dat op de eindvervaldag zal worden terugbetaald, zonder rekening te houden met een terugbetalingspremie. Obligatiekoersen worden meestal uitgedrukt in een % van de nominale waarde. De term mantel staat eveneens voor de nominale waarde van de obligatie en verwijst naar het papier dat de obligatie fysiek vertegenwoordigt. Dergelijk papier bestaat uit mantel en coupons. Coupon Het bedrag aan interest – uitgedrukt in een % van de nominale waarde – dat aan de obligatiebezitter regelmatig zal worden uitgekeerd. Uitgifteprijs Dit is de inschrijvingsprijs van de obligatie, uitgedrukt in een % van de nominale waarde. Het is mogelijk dat de uitgifteprijs hoger of lager dan 100% ligt wanneer de marktvoorwaarden veranderd zijn tussen het moment waarop de obligatielening werd uitgewerkt en het moment waarop ze effectief op de markt werd gebracht of wanneer de uitgever een uitgiftepremie wenst aan te bieden (bij een uitgifteprijs onder de nominale waarde), wat de actuariële rente van de lening verhoogt. Terugbetalingsprijs 8 Uitgedrukt in %. Dit is prijs die belegger op de eindvervaldag terugbetaald zal krijgen. Mogelijk is die prijs op dat moment niet gelijk aan 100%. Ligt de terugbetalingprijs > 100%, dan zal het actuarieel rendement van de lening toenemen. In dat geval spreekt men van een terugbetalingpremie. Actuariële rente Het jaarlijkse rendement op de eindvervaldag, d.w.z. het werkelijke rendement voor de belegger dat rek. houdt met de koers van de obligatie, de coupon en de uitgifte- en terugbetalingprijs. Deze rente kan dus sterk verschillen van de coupon. Periodiciteit De regelmaat in de uitkering van intresten. Gewoonlijk 1j, maar een obligatie kan ook 2x/j een coupon uitbetalen. ISIN-code International Securities Identification Number. Een unieke code die aan de obligatie is gekoppeld en die een internationale identificatie van elk effect mogelijk maakt. Bestaat uit 12 karakters waarvan de 1ste 2 de markt aangeven waarop het effect noteert. Duration Is meetinstrument voor gevoeligheid obligatie voor schommelingen in marktrente en ze houdt rek. met coupons, regelmaat in couponuitkering en marktrente. Ze wordt in jaren uitgedrukt. Hoe langer de duration, hoe gevoeliger een obligatie is voor de schommelingen in de markt, en omgekeerd. Gewijzigde duration Dit is de duration gedeeld door de marktrente +1. Het geeft het % van de prijsschommeling van de lening aan in functie van de bewegingen van de marktrente. High-yield Een obligatie wordt high-yield genoemd, wanneer het actuarieel rendement duidelijk boven de marktrente ligt. Gewoonlijk gaat het om leningen van uitgevers van slechte kwaliteit. De uitgifte van een obligatie Debiteurs moeten een gevestigd statuut hebben en de zekerheid dat banken hen zullen bijstaan. Zoniet, schieten alleen privé-emissies voor hen over. Wat niet per se nadelig is, maar hun naambekendheid zeker niet bevordert. Voor het eerst een internationale lening uitgeven zal zich samen met 1 of meerdere banken wereldwijd voorstellen. Roadshow organiseren: op de belangrijkste plaatsen waar zich potentiële kopers bevinden nodigt hij de pers en vertegenwoordigers van institutionele beleggers uit om zijn bedrijf te presenteren en de doelstellingen van de lening uit te leggen. Gevestigde emittenten moeten dit niet doen. Hun naam is bekend genoeg en een eenvoudige persmededeling volstaat om de potentiële kopers aan te trekken. De wijze waarop lening wordt uitgebracht, verschilt in functie van het doelpubliek. Meestal zal emittent een oproep doen waarop enkele banken over de hele wereld gespreid reageren. Hij kiest die bank uit die hem de beste voorwaarden aanbiedt. Gekozen bank beslist of ze de lening alleenstaand uitgeeft of zich laat bijstaan door een reeks andere banken, verspreid over hele wereld (plaatsingssyndicaat of consortium). Lead manager, hoofd syndicaat is gekozen bank en zij deelt met de aangesloten banken de commissie die ze van de emittent voor de plaatsing van de lening ontvangt. Zij bepaalt ook hoe de rollen verdeeld worden. - Elk lid staat in voor de plaatsing van een vast deel van de lening 9 - Elk lid mag zelf bepalen hoeveel het voor eigen rek. kan opnemen Sommige leden nemen vaak een bepaalde functie voor hun rek., zoals de periodieke betaling van de coupons, het bewaren van de stukken, of alle juridische aspecten die tijdens de duur van de lening kunnen opduiken. Daarvoor krijgen ze een jaarlijkse fooi. Zodra het syndicaat is samengesteld wordt de lening officieel aangekondigd en begint de intekenperiode of primaire markt. De duur van die periode verschilt van enkele dagen tot 2m. Ook de afwikkeling van de intekening kan variëren. - In de meeste gevallen zal de intekenaar de volle prijs op het einde van de periode betalen - Party plaid, gedeeltelijk betaald. Het gebeurt dat hij maar een deel ervan moet regelen, het saldo wordt dan enkele maanden tot 1j later afgelost. Ze beïnvloedt de prijs en de coupon. Tijdens de duur van die periode kunnen er 3 verschillende kopers opdagen - Beleggers die stukken bij hun bank reserveren. Zij behoren tot de ultieme cliënten. - Banken en makelaars die geen deel uitmaken van het syndicaat en stukken bij een lid ervan voor eigen rek. of voor die van hun cliënten reserveren. Het syndicaatlid verkoopt de gevraagde stukken tegen een prijs < uitgifteprijs, maar > prijs die hij zal moeten regelen tegenover de emittent. De ristorno heet retrocessie en stemt overeen met de winstmarge voor de betrokken bank of makelaar. - Grijze markt: alle mogelijke investeerders, banken makelaars en syndicaatsleden die onderling stukken verhandelen alsof het doodgewone obligaties betreft. De aanwezigheid van deze markt is van fundamenteel belang voor het syndicaat. Het laat de leden inderdaad toe hun overtollig aandeel te verkopen of, omgekeerd, een tekort bij te kopen van een ander lid. Blijkt de gehanteerde koers tussen de uitgifteprijs en diezelfde prijs - plaatsingcommissie, dan mag men besluiten dat de lening goed onthaald wordt. Als de grijze marktprijs boven de uitgifteprijs uitstijgt, dan is het overduidelijk dat de lening uiterst gegeerd is. Blijkt de koers daarentegen onder de commissie te vallen, dan betekent dat de leden van het syndicaat afzien van hun commissie en hun aandeel verkopen. Kan tijdelijk zijn. Syndicaatleden zijn immers verplicht hun aandeel op het einde van de intekenperiode aan de emittent te betalen. Willen ze dat niet, dan verkopen ze hun overschot op de grijze markt. Zo’n koersdaling vindt dan alleen plaats op het einde van de intekenperiode. Als de koersdaling echter al in het begin van de periode plaatsvindt, dan is dat een teken aan de wand dat er iets schort met de emissie: o ofwel stemmen de voorwaarden ervan niet langer overeen met de marktomstandigheden, o ofwel zijn ze resoluut ontoereikend, o ofwel is er ondertussen iets met de emittent zelf gebeurd. Beleggers die een goede band hebben met hun professionele tussenpersoon, kunnen altijd handelen op de grijze markt. Aandachtig zijn dat ze transactiekosten aangerekend krijgen. De betaling van verrichtingen gebeurt op hetzelfde genblik als vereffenen van de inschrijving. Eens intekening geregeld, begint obligatie eigen leven op secundaire markt. Bepaalde leden syndicaat zullen nu als markthouders fungeren. Andere gespecialiseerde makelaar of banken zullen hun rangen aanvullen. De lening zelf zal al dan niet officieel op 1 of meerdere beurzen noteren. De handel vindt elektronisch of telefonisch plaats. Markthouders hanteren daarvoor een bied- en laatkoers waartegen zij zich bereid verklaren te handelen. Een tweede methode om een emissie uit te geven is de veiling. Daarbij zal de aangeduide bank de lening presenteren, de voorwaarden ervan uitleggen (coupon, duur, terugbetalingprijs, bijzondere clausules, …). Geïnteresseerde makelaars of banken mogen dan een prijs voorstellen alsook het bedrag dat ze van plan zijn op te nemen. De offertes eindigen op een vaste tijdstip. De bank die als 10 commissaris fungeert, zal alle offertes verzamelen en rangschikken. Nadien past ze 1 van de 2 veilingmethodes toe: - Franse: hierbij worden alle ingezamelde offertes gerangschikt naar hun aangeboden prijs in dalende zin. De commissaris zal die prijs aanrekenen zodra het cumulatief totaal overeenstemt met het gewenst te plaatsen bedrag. Alle bieders krijgen hun voorgesteld aantal toegewezen aan 1 en dezelfde prijs. - Nederlandse: dezelfde manier, het enig verschil is dat elke bieder zijn voorgestelde prijs zal betalen. Deze methode brengt meer op voor de emittent. Ze wordt dan ook zelden toegepast. Staatspapier wordt vaak op die manier geveild. Zoek de obligaties die u het best passen Gewone obligaties zijn vastrentend en als u die houdt tot de einddatum bent u op voorhand zeker van het rendement. Maar: - u moet het risico goed inschatten dat samenhangt aan de uitgever, munt en looptijd - niet te snel laten verleiden door nieuwe snufjes als “step up” en “reverse convertible”, die hellen sterk over naar risicovolle belegging in aandelen. Uitgevers: - openbare uitgevers, veelal staten maar ook overheidsinstanties privé-uitgevers: banken ook aantal grote bedrijven uit andere sectoren en meer kleine en jonge bedrijven. Niet-financiële instellingen worden ook wel corporate emittenten genoemd. Ook supranationale instellingen, de instanties die betrekking hebben op diverse staten bv. EIB en de Wereldbank. Hierbij is van doorslaggevend belang of hij kredietwaardig is, d.w.z. dat hij u (tijdig) de intresten waarmee u met coupons recht op heeft en inleg op einddatum zal terugbetalen. Hoe minder kredietwaardig hoe hoger de rente. Om kredietwaardigheid te beoordelen zijn ratingbureaus opgericht. Deze ratings zijn indicatoren voor de financiële gezondheid van een obligatie-uitgever. Die bureaus analyseren daarvoor, op verzoek van bepaald bedrijf en tegen betaling, permanent de financiële situatie van het bedrijf, wat leidt tot toekenning van een zekere score. Rating is een dynamisch gegeven, kan worden aangepast. Graag een nieuwe uitgifte? De grote troef is de vaste prijs. (geen frank commissieloon). Nadeel is dat de voorraad al uitverkocht kan zijn nog voor de inschrijvingsperiode is afgesloten, zeker als de rente op nieuwe obligaties net na de uitgifte gaat zakken. Munt Wisselrisico. Een hoge intrestvergoeding wijst op een groter risico en vica versa. Als de munt van de obligatie bij de terugbetaling in B euro uitgedrukt minder waard is geworden dan bij de uitgifte van de obligatie, krijgt u in werkelijkheid minder terug dan de som die u zelf hebt belegd, waardoor de winst via de hoge coupon volledig in het niet kan verdwijnen. Maar ook omgekeerd kan. Het is belangrijk rek. te houden met de eventuele onder- of overwaardering van de munt, het rentepeil en het feit of de munt interessant kan zijn als diversificatie in een internationaal gespreide beleggingsportefeuille. Geld toevertrouwen aan fondsbeheerders: Voordelen: voldoende diversificatie qua munt en uitgever in uw obligatieportefeuille. U hoeft niet zelf actief te beheren (coupons innen en herbeleggen, het kapitaal dat vrijkomt op de einddatum herbeleggen). Zonder problemen papiervorm aanhouden. Nadelen: aankoop- en jaarlijkse beheerskosten, het rendement is niet gegarandeerd en geen terugbetalinggarantie. 11 Looptijd 1, 20 zelfs 30j. Langere looptijd is hoger rendement. Maar ook hoger risico dus. - Wanneer heeft u uw geld terug nodig? Vervroegd verkopen (voor einddatum kan) maar al naargelang het geval, méér of minder opstrijken dan uw begininleg. Liquide obligaties: waarvan een grote markt bestaat, want die zijn makkelijker tegen een correcte prijs aan de man te brengen. - Verwachte rente-evolutie. Rente stijgt: beter kortlopende obligaties en snel herbeleggen normaal tegen betere voorwaarden dan op dat ogenblik te verkrijgen. Rentedaling: langlopende obligaties, zo lang mogelijk profiteren van hoge coupon die bij herbelegging niet meer geboden zal worden. Buitenbeentjes Clausules i.v.m. terugbetaling of evolutie intrestvergoeding en nieuwsoortige obligaties waarbij link naar beurswereld wordt gelegd maakt alles complexer en er zijn bijkomende risico’s. Achtergestelde obligaties Niet zeker dat uw inleg op einddatum terugbetaald wordt want als uitgever in financiële problemen komt, zult u pas na de andere SE’s worden vergoed. Vandaar hogere intrestvoet. Enkel indien uitgever een erg goede rating heeft. Obligatie met call De call geeft uitgever te allen tijde het recht om vervroegd terug te betalen tegen voorwaarden die bij uitgifte zijn vastgelegd. Interessant voor emittent wanneer rente op nieuwe obligaties zodanig gezakt is dat hij obligaties die hij eerder tegen een veel hogere rente heeft uitgegeven, beter terugbetaalt en door nieuwe, goedkopere vervangt. Deze zijn te mijden. Step-up of step-downobligatie Step-up: intrestvergoeding stijgt in de tijd waarbij wordt vastgelegd met hoeveel (en vica versa). Uitgevers doen hier beroep op wanneer de obligatierente zo laag staat dat ze moeite hebben om beleggers te bekoren. Kan aantrekkelijk lijken maar kan gezichtsbedrog zijn: als het totale rendement van de obligatie over de hele looptijd wordt berekend, blijkt het niet hoger te liggen dan van een gewone obligatie in dezelfde munt, met dezelfde looopijd en van emittent met dezelfde kwaliteit. Moeilijk te verhandelen. Niet interessant. Index-linked obligatie Geen jaarlijkse intrestuitkering maar laat uitschijnen dat dit gecompenseerd wordt via de beurs. Hij koppelt terugbetalingprijs aan evolutie van beursindex. Varianten: bedrag intrestvergoeding hangt af van evolutie beursindex of rendement van obligatie hangt af van andere factoren zoals evolutie intrestvoeten op de internationale markt, niveau munt,… De vooruitzichten en het risico van de beursindex is van belang. Let op dat ten minste uw beginleg wordt terugbetaald. Reverse convertible obligatie Kortlopende obligatie (2j) met een heel hoge coupon (20%), waarbij u geen garantie hebt dat u op einddatum uw begininleg zult terugzien. Uitgever beslist hoe hij obligatie terugbetaalt - Baar geld - Vooraf vastgelegd aantal aandelen van vooraf vastgelegd bedrijf 12 Risico kan worden afgezwakt door “knock-in”: alleen als aan een bepaald aantal bijkomende voorwaarden voldaan is, heeft de uitgever op de einddatum de keuze qua terugbetaling. Niet geschikt voor keuze met zekerheid. Zelfs met knock-in niet interessant. Niet per se een nieuwe uitgifte? Na inschrijvingsperiode verhandeling op secundaire markt volgens spel van vraag en aanbod. De prijs is op voorhand onbekend, vragen kost geld. Liquide obligaties aan te raden, grote markt en directe publicatie. Rente- en valutamarkten Premies verder in de lift Doordat er onzekerheid verbonden is aan de kredietcrisis. Nieuw dieptepunt rand De daling van de Amerikaanse rente, die het rentevoordeel van de rand nog aantrekkelijker maakte, had blijkbaar averechts effect. De jongste jaren wist Zuid-Afrika veel investeerders aan te trekken. De hoge prijzen van goud en andere grondstoffen zorgde voor een sterke economische groei, en die moest volgens het LTplan doorstijgen in 2010. Alleen op die manier, zo werd becijferd, kon de werkloosheid van 25% teruggedrongen worden. De globale vertraging gooit nu roet in eten. Tekort op de lopende rekening is ook een zorg. Zuid-Afrika investeert wel in de toekomst en een betere infrastructuur en de wereldbeker voetbal 2010 moet op termijn voor een stimulans zorgen. Ontoereikend capaciteit aan elektriciteit, waardoor enkele mijnen tijdelijk dicht moesten. Investeerders en beleggers worden ook tegengehouden door de machtswissel van Mbeki naar Zuma, die binnenkort president wordt en geen onbesproken verleden heeft. Het ondernemersvertrouwen daalde tot het laagste peil. De lagere munt heeft tekort op de lopende rek. nog niet kunnen ombuigen. Obligaties Ratings De rating is een gestandaardiseerde code dat het debiteurenrisico (de emittent kan zijn verplichtingen misschien niet nakomen) kwalificeerd. Die wordt bepaald door onafhankelijke instellingen. Ze variëren van Investment grade tot Speculative grade. Enkel obligaties uit de 1ste groep voldoen aan de veiligheidsvereisten. Ratings voor de emittent en voor individuele obligatie-emissies Rating van onderneming weerspiegelt landenrisico, bedrijfsrisico (activiteit, marktpositie, strategie, …) en het financieel risico (solvabiliteit, aflossingscapaciteit, …) van de debiteur. De obligatierating is immers ook afhankelijk van de looptijd van de lening, excl. waarborgen, …. Obligatieratings worden echter vaak pas toegekend na het afsluiten van de emisieperiode. Ratings zijn momentopnames Ze worden jaarlijks geëvalueerd. Niet elke ratingverlaging hoeft te leiden tot staking van intrestbetalingen en/of aflossing van de hoofdsom. Wel kan een ernstige ‘downgrading’ (bv. van investment grade naar speculative grade) tot gevolg hebben dat de koers van de obligatie fors moet inleveren en dat de verhandelbaarheid van de titel sterk vermindert. 13 Understanding debt ratings Aaa Hoogste rating. Beste kwaliteit van obligaties. Aa De beschermingsmarges zijn kleiner of er zijn andere elementen die het investeringrisico hoger maken. A LTinvesteringsrisico’s stijgen door veranderingen in bedrijf, economisch of financiële toestanden. Bbb Is onbetrouwbaar in tijd en meer risicovol dan hierboven. Speculatief karakter. Geloofwaardigheid De ganse financiële wereld houdt rek. met de door de ratingbureaus uitgegeven inschatting. Ratingbureaus gaan af en toe in de fout. Bedrijven die de voorbije manden totaal niet kredietwaardig bleken, kregen gunstige schattingen. De financiële markt heeft behoefte aan info omtrent risico’s. Het aantal ratingbureaus is beperkt gebleven. Het probleem is dat de veelheid aan zowel kwantitatieve als kwalitatieve info die tot 1 enkele ratio moet worden verwerkt. Ze baseren zich te veel op gepubliceerde info i.p.v. eigen audits. Bij hun analyse is reëel dat ze vertrekken van gegevens die achteraf niet volledig correct blijken. Banken door hun nauwe contanten met de bedrijven en door hun eigen analyses beschikken wel over waardevolle info. Standard & Poors en Moody’s zijn 2 bekendste marktspelers. Bedrijven betalen voor de rating niet de investeerders omdat wanneer ratingbureaus hun rating bekend maken, dit publieke info is die voor iedereen beschikbaar is. Aan bedrijven vragen ze veel en deze kostprijs maakt dat weinig ondernemingen een rating aanvragen. Plus het voorbereidende studiewerk is aanzienlijk zodat met een aanloopperiode van 1 à 2j rek. gehouden moet worden. Dit kunnen startende bedrijven in die sector niet aan. Nu zijn er een 3tal en dat volstaat om een gezonde concurrentie te verzekeren. In Europa financieren ondernemingen zich nog hoofdzakelijk via banken. Typisch aan de bankcultuur is dat banken het risico dragen bij kredietverstrekking. Spaarders beleggen bij banken die onder verantwoordelijkheid het geld gaan gebruiken bij kredietverstrekking. Anders ligt het wanneer de spaarder zijn geld rechtstreeks gaat investeren in bv. bedrijfsobligaties. Op dat ogenblik draagt de spaarder zelf het volle risico. Bij Angelsaksische landen doen bedrijven veel frequenter rechtstreeks een beroep op de kapitaalmarkt. Daaruit vloeien verwachtingen dat ook bij ons rechtstreekse financiering aan belang zal winnen. Een stimulerende rol speelt hierbij - Ontstaan van de euromarkt: grotere markt met meer mogelijkheden waardoor bedrijven zich aangetrokken zullen voelen om zich rechtstreeks te gaan financieren. - het verder streven naar het onderkennen en beheersen van risico’s door banken in uitvoering van Basel II. Basel II zet weer banken aan hun kredietportefeuille te evalueren, wat aanleiding kan geven tot een gewijzigde kredietpolitiek. Dit kan als gevolg hebben dat de kapitaalbehoefte van banken met 15 à 20% kan stijgen. Eigen middelen zijn voor de banken dure werkingsmiddelen zodat het afwachten wordt hoe de banken hierop zullen reageren. Afstoten van kredieten en aanpassing van de pricing zijn niet uit te sluiten. 14 Vast staat dat de behoefte aan info rond risico’s, zowel bij spaarders als investeerders als bij banken, de komende jaren gevoelig zal toenemen. Om te weten hoe dit in de toekomst georganiseerd zal worden, blijft nog even wachten. Razend ingewikkeld Risico’s inschatten wordt moeilijker. Techniek van CDO (Collatoralised Debt Obligations), een financiële techniek waarbij banken een pakket bedrijfsobligaties, ondernemingskredieten of andere activa bundelen. Onderscheiding van schijven met verschillend risicogehalte. Ratingbureaus geven elke schijf een aparte beoordeling op kredietwaardigheid. Maar samenstelling van dergelijke portefeuilles is niet altijd zeer transparant en veel hangt ook af van de kwaliteit van het beheer. Niet enkel berekening van objectief risico maar ook de kwaliteit van de beheerder van CDO. Rating agencies staan onder druk van uitgevers en banken om hoge ratings te geven voor zoveel lagen als mogleijk. Belangenconflict: de bankiers of hun cliënten betalen de ratingbureaus, maar die laatste worden verondersteld om de belangen te verdedigen van de investeerders. Verschillende ratingbureaus, verschillende ratings niet veel verschil vaak 1 trap (notch) in de ratingladder. Macht kredietbureaus leidt tot misbruiken Kredietbeoordelaars, bepalen de spelregels in hun sector grotendeels zelf. Daarom zijn heel wat bedrijven bereid gigantische bedragen te betalen voor ratings die zij strikt genomen niet nodig hebben. Zij vrezen dat, als zij het geld niet op tafel leggen, de kredietbeoordelaars ongevraagd zwakke ratings zouden toekennen. De wetgevers in Europa en VS zijn zich bewust van het probleem, maar totnogtoe hebben zij er nog niets aan gedaan. De waarde van kredietratings Een ratingbureau kijkt naast de financiële positie van het bedrijf bv. ook naar de sector waarin het actief is, de evolutie van de cashflows, de door derden verstrekte garanties, … aan een overheid zijn de belangrijke factoren de omvang en evolutie van de staatsschuld of nog het begrotingsbeleid. Hoe lager rating, hoe hoger rentevergoeding die emittent moet iedereen bij een obligatieuitgifte. Momenteel moet debiteur met rating AA, A of BBB in Europa respectievelijk 2,85%, 5,57% en 5,78% meer rente bieden voor een tienjarige obligatie dan een staatsobligatie (AAA) met dezelfde looptijd. Bedrijven moeten zelf voor hun rating betalen. Belangenvermenging: een ratingbureau zal niet graag zijn klant ‘degraderen’. Al bent u in het bezit van een debiteur met een rating AAA, dan nog is het raadzaam om de rating ervan op te volgen en ook zelf de wijzigende omgevingsfactoren te taxeren. Hoewel debiteurs van mindere kwaliteit hoge rentevergoedingen bieden, beperkt u best het gewicht ervan en dient u spreiding na te streven. Superkredietwaardige emittenten worden schaarser Nog nooit stelden de agentschappen zoveel ratings neerwaarts bij. Record is bij bedrijven wereldwijd en komt door het in gebreke blijven bij de betaling van de rente op hun obligaties en/of de terugbetaling van het obligatiekapitaal. 15 De slechtnieuwsshow doet almaar beleggers uitwijken naar superkredietwaardige emittenten, met de hoogste en op een na hoogste kredietrating. Maar ook die emittenten zijn niet onaantastbaar. Als men rek. houdt met de bedrijven die volledig op eigen benen staan, dan is de lijst van de superkredietwaardige emittenten niet meer imposant. Op de Amerikaanse markt kent het bureau nog maar aan 7 bedrijven de hoogste rating AAA toe. In Europa is de hoogste rating bij het agentschap nog maar weggelegd voor 3 bedrijven. Dit is niet onlogisch, de Amerikaanse en Europese economie slagen er niet in overeind te kruipen na de aanslagen van 11 september. Op de beurzen is alle vertrouwen weg. Het uiteenspatten van de technologiezeepbel waardoor heel wat technologie- en telecombedrijven enorme klappen kregen. Het grote aantal fusies van bedrijven en banken de afgelopen jaren draagt bij tot de ratingverlagingen. De filosofie en cultuur van een bedrijf zijn minstens zo belangrijk voor zijn kredietwaardigheid. Het is belangrijk dat een bedrijf waakt over zijn financieringsbeleid en er evenwicht blijft tussen financiering met eigen middelen en VV. Ook mate waarin bedrijf zich in de markt plaatst is enorm belangrijk. (sterke merknaam of patenten). Houders Britse junkbonds zijn slecht af bij faillissement Obligaties in feite net zo risicovol als aandelen, zonder dat ze kans hebben op een met aandelen vergelijkbare waardestijging. Beleggers in de VS hebben minder risico met junkbonds om 4 redenen: - de faillissementwetgeving in het VK geeft alle voorrang aan fiscus, banken en andere crediteuren, waardoor er niets overblijft voor de obligatiehouders. - In het VK (en Europa) worden junkbonds vaak uitgegeven door de houdstermaatschappijen niet door de vennootschap waar de (te verdelen) activa in worden gehouden. - In het VK worden slecht draaiende bedrijven steeds opgebroken, terwijl bedrijven in VS onder het zogenoemde ‘chapter 11’ in surséance van betaling kunnen gaan. Hierdoor kan het probleem worden opgelost (herfinanciering) of het bedrijf kan als ‘going concern’ worden verkocht, wat veel meer oplevert dan opbreken en vervolgens losse onderdelen verkopen. - Beleggers in de VS maken meer kans te delen in de boedel, ook al zijn meer preferente crediteuren nog niet geheel voldaan. Het zijn vnl. Amerikaanse beleggers die in Europa junkbonds en zgn. ‘secured loans’ hebben gekocht. Daarbij zijn ze er vermoedelijk van uit gegaan dat deze jonge Europese markten op dezelfde leest zijn geschoeid als de Amerikaanse. De Europese markt verschilt met de Amerikaanse op punten als accountancyregels, de mate waarin bedrijven resultaten publiceren, segmentering van de markten, de rustiger opstelling van aandeelhouders en andere opbouw markt van pensioenfondsen en andere institutionele beleggers. Obligaties Bedrijven hebben wat emissievolume betreft, de plaats van de overheden ingenomen. Vele grote internationale bedrijven kunnen zich gemakkelijker dan vroeger rechtstreeks op de internationale kapitaalmarkten financieren dan via klassieke kredietformules bij banken, omdat zij qua schaal en financieringsbehoeften de mogelijkheden van vele banken overtreffen of omdat hun kredietwaardigheid hoger ligt dan die van hun financiers. Daardoor kunnen zij zich immers goedkoper op de kapitaalmarkt financieren dan (sommige van) hun kredietverstrekkers bij het aantrekken van de nodige werkmiddelen. 16 Obligaties van bedrijven met een lagere kredietrating bieden een betere rendementen dan bv. staatsobligaties, papier van de hoogste kwaliteit. De renteverschillen of credit spreads liggen hoger in de USD-markt dan in de EUR-markt. Komt door sectordiversiteit: 90% van de debiteuren in de EUR-markt zijn financiële instellingen (USD-markt 60%). De niveaus van de credit spreads zijn bijzonder aantrekkelijk geworden. Zij liggen hoger dan het vorig historisch hoogtepunt. Junkbonds moeten gemeden worden. Obligaties Bekaert ‘op enkele minuten’ geplaatst De markt voor bedrijfsobligaties is momenteel erg gunstig Perpetuele obligaties: uw eeuwige rust? De aandelenmarkten liggen onder vuur. Daarom gaan aandelenbeleggers naar de obligatiemarkt. Maar niet al te hoog rendement. Perpetuele of eeuwigdurende obligatie in trek. Een eeuwigdurend karakter maar toch hebben deze leningen vandaag uitgebracht een eindvervaldag rond 2049. Ze zijn niet zo nieuw. Bv. War loan. Coupon Relatief hoge coupon en dito actuarieel rendement. Ze vragen toch om een omzichtige interpretatie, de meeste zijn achtergesteld van karakter dus meer risico’s, bij faillissement… maar omdat deze uitgegeven worden door financiële instellingen is dit wellicht niet het geval. Maar het kan. Veelal met callcontstructie: de emittent heeft eenzijdig het recht de lening vervroegd terug te betalen als het hem zint. D.w.z. als de herfinancieringrente op dat ogenblik lager uitvalt. Renteevolutie is belangrijk. De vaste rente op een eeuwigdurende obligatie biedt weinig bescherming als zich plotse (opwaartse) rentebewegingen zouden voordoen of in perioden waard de inflatie met 2 cijfers zou worden geschreven. In perioden van neerwaartse georiënteerde rente echter, zal de belegger er uiteraard alle belang bij hebben om langlopend papier in de portefeuille op te nemen. Zo kan hij een maximale (tussentijdse) mw realiseren op zijn obligaties. Bv. de rente zou plots met 1% toenemen. In dat geval daalt een obligatie met een restlooptijd van 3j eensklaps met 2,3%. Een obligatie met een restlooptijd van 10j vermindert ongeveer 7% in waarde. Varianten Bepaalde emittenten garanderen een vaste coupon tot op het ogenblik van de 1ste call. Indien de emittent dan beslist de lening niet terug te roepen, zal hij de vaste coupon vervangen door een referentierente verhoogd met een aantal basispunten. Indien de lening niet gecalled wordt, engageert deze debiteur zich om de 3meuriborrente te betalen vermeerderd met een opslag van 300 basispunten. Dit is wel een heel hoge rente, wat aflossing dus waarschijnlijk een optie maakt. Verlenging kan, maar dat is niet erg waarschijnlijk. U vraagt, wij antwoorden In 1997 kochten wij een nulcouponobligatie van British Telecom in Brits pond tegen 84,9% (plus kosten). De obligatie was in 1990 uitgebracht tegen 33,9% en zou na 10j tegen 100% worden uitbetaald. Tot mijn ontzetting stelde ik op de einddatum vast dat mijn vertrouwde bankier 25% RV inhield op het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetaling dus op 66,1%. Dat is toch niet logisch: ik had slechts voorheffing verwacht op het verschil met de prijs die ik bij de aankoop had 17 betaald, dus op 15,1%. Kan ik te veel ingehouden voorheffing op 1 of andere manier nog terugkrijgen? 1. Belastingwetgeving schrijft voor dat als buitenlandse effecten in B via een professionele (zoals uw bankier) op de einddatum wordt terugbetaald, RV moet worden ingehouden op het verschil tussen de terugbetalingprijs en de oorspronkelijke uitgifteprijs, ongeacht het moment van verwerving. 2. Als er geen sprake is van heffing van B RV aan de bron moet u roerende inkomsten in uw belastingaangifte opnemen, maar daarbij volstaat het om een bedrag op te nemen dat overeenkomt met de periode dat u de obligatie bezat. Voor een nulcouponobligatie kan dat een slok op een borrel schelen: in uw geval bv. was dan slechts belasting verschuldigd geweest op 15,1% i.p.v. 66,1%. - ofwel verkoopt u de nulcouponobligatie kort voor de einddatum in B. - ofwel houdt u de obligatie tot de einddatum maar laat u zich in het buitenland terugbetalen. Index-obligaties koppelen rendement aan inflatie De waarde van zo’n geïndexeerde obligatie wordt immers elk jaar automatisch verhoogd met het inflatiecijfer van het afgelopen jaar. Hoe hoger de inflatie, hoe meer kapitaal je dus op de vervaldag terugkrijgt voor je obligatie. In ruil hiervoor is de jaarlijkse coupon een stuk lager dan het couponrendement van een ‘gewone’ obligatie. Als kleine belegger wordt je op de markt van geïndexeerde obligaties niet met open armen ontvangen. De gemiddelde waarde is € 5 mln of meer voor zo’n obligatiepakket en is dus een typisch professionele markt. Geïnteresseerden kunnen wel via hun bank kleine orders plaatsen € 100 000,00 of minder. Maar kosten zijn relatief hoog. Voor particulieren is het een stuk interessanter te beleggen via een gespecialiseerd inflation-linked-obligatiefonds. Nadeel: geen vervaldag. Geld opnemen kan dus enkel door de aangekochte deelbewijzen van het fonds weer te verkopen tegen hun inventariswaarde. Die inventariswaarde weerspiegelt weliswaar volledig het geïndexeerde kapitaal en de uitgekeerde coupons, maar fluctueert daarnaast ook in functie van de rentestand en de inflatie. De inventariswaarde kan dus ook wel eens dalen. Wie ontbreken vervaldag probleem vindt, kan ook inspelen op inflatiethema via zgn inflation linked structured notes. Dat zijn gestructureerde beleggingfondsen met een vervaldag en kapitaalgarantie, waarvan de opbrengst gelinked is aan de inflatie. Hoe hoger de inflatie, hoe hoger hun rendement. Ze hebben een vaste uitgiftedatum en een vervaldag waarop het belegde kapitaal gegarandeerd wordt terugbetaald. Nadeel: Op de vervaldag wordt geen geïndexeerd kapitaal uitbetaald maar je krijgt enkel je nominale inleg terug. Band met inflatie zit hier dan ook volledig in coupon. Van een indexatie van het belegde kapitaal is bij deze beleggingen echter geen sprake. Wil je als belegger op de vervaldag over een waardevast kapitaal beschikken, dan moet je daar de ontvangen coupons dus zelf voor opzijzetten. Stap veilig in aandelen Converteerbare obligaties zijn obligaties die de eigenaar kan omruilen voor aandelen en dat tegen en vooraf afgesproken prijs, de conversieprijs. Dat kan gedurende een bepaalde periode, de ‘conversieperiode’. In praktijk valt die vaak samen met de volledige looptijd van de obligatie. Zolang de beleger niet converteert, krijgt hij elk jaar een coupon. Is de uitgever kredietwaardig is de coupon kleiner. Het is technisch gezien een gewone obligatie waaraan een ‘call-optie’ werd toegevoegd. Als de aandelen van de emittent stijgen, kan het interessant worden om te converteren. Dat is het geval wanneer de afgesproken prijs waartegen u kunt kopen, lager ligt dan de aandelenkoers. Als alternatief kan u in dat geval natuurlijk ook de converteerbare obligatie zelf tegen een mooi gestegen 18 prijs verkopen. Converteerbare obligaties evolueren immers in dezelfde richting als de aandelenmarkten. De prijs kan theoretisch onbeperkt stijgen terwijl de daling gelimiteerd is. Wanneer het onderliggende aandeel daalt, wordt conversie in aandelen weliswaar onaantrekkelijk. Maar omdat men op eindvervaldatum net zoals bij klassieke obligaties zijn oorspronkelijke inzet recupereert, zal de daling beperkt zijn. Nadeel: achtergesteld van karakter: emittent in financiële problemen eerst andere SE’s vergoed. Beleggingsfondsen Veel uitgiftes zijn onderhands en vinden direct hun weg naar gespecialiseerde fondsen. Voordelen: u laat al het werk over aan de fondsbeheerder (de evaluatie van converteerbare obligaties is geen simpele opgave. Wordt bepaald door reeks parameters zoals de alfa’s, bèta’s, delta’s (hoe sterk de koers van convertibles schommelt in functie van de aandelenmarkt) en duration). U kunt wel het best rekening houden met vervroegde terugbetalingmogelijkheden, valutaconversies,…. Spreiden is de boodschap. Fiscaliteit U wordt belast op de volledige mw op obligatiefondsen van het kapitalisatietype. D.w.z. dat niet alleen de coupons van de obligaties maar ook de eventuele mw bij verkoop worden belast. Nadeel omdat dit type product juist mw nastreeft. Met distributiefondsen ontkomt u niet aan mwtaks omdat de fondsen verplicht worden alle inkomsten (coupon +mw) uit te keren. Doen ze dat niet, dan vallen ze net als kapitalisatiefondsen onder de mwtaks. Niet duur De beurzen zijn onzeker, de onderliggende aandelen zijn veeleer goedkoop geworden en de rendementpremies op de obligatiemarkt zijn spectaculair toegenomen. Dat leidt ertoe dat convertibles niet duur zijn en waar voor hun geld bieden. Staatsobligaties en soortgelijke bieden totale bescherming, convertibles niet. Bibbergeld reverse convertibles U krijgt een coupon en op eindvervaldag uw kapitaal terug. Maar indien de koers van het onderliggende aandeel beneden de bij aanvang vastgestelde conversieprijs valt, kan de emittent bij dit type producten terugbetalen in aandelen. Gevaar: i.p.v. uw begininleg krijgt u dan aandelen waarvan de waarde ver onder uw beginkapitaal ligt. Om de intekenaar te vergoeden voor dat risico krijgt hij een coupon die een pak hoger ligt. De perverse eigenschappen van reverse convertibles Indien de koers van de onderliggende waarde stijgt, krijgt hij zijn obligaties terugbetaald; indien de koers fors daalt, krijgt hij de aandelen. Klikfondsen bv. laten de beleggers al te hoge commissies betalen voor de combinatie van kapitaalgarantie en een eventuele meestijging met de beurs. Ook gedekte warrants zijn duur. Zet ze maar eens naast vergelijkbare opties. Emittenten van deze producten weten echter dat particuliere beleggers niet kunnen zien hoe duur zij zijn. Zij kunnen de impliciete en verwachte volatiliteiten van onderliggend product –belangrijkste invloedsfactor voor de waarde – niet berekenen. Huisvader Klikfonds is voor voorzichtige huisvaders die willen meegenieten van een beursklim maar (buiten de hoge kosten en gederfde intresten en dividenden) geen geld verliezen. 19 Callwarrant: deel uitmaken van grote bedrijven zonder de hoge kosten voor buitenlandse beurstransacties te betalen. Putwarrant: als je kan voorspellen dat de koers van een bedrijf zal zakken. Reverse convertibles: de kleine beleggers laten zich lijmen dor een jaarlijkse coupon van ruim 10% maar zijn doorgaans blind voor de enorme risico’s die aan deze mooie premie verbonden zijn. Meestal is dat hun eigen verantwoordelijkheid, maar er zijn gevallen bekend van kantoordirecteurs die tegenover hun cliënten de grote risico’s verzwijgen of als sterk overdreven van tafel vegen. Recht bij emittent De reverse convertible is net als de gewone convertible een obligatie die gedurende of op het einde van haar looptijd kan worden omgezet in een ander financieel product, meestal een aandeel of aandelenmandje. Maar het recht om te converteren ligt niet bij de belegger maar bij de emittent. Dus als de koers van onderliggend aandeel in die periode van meestal ongeveer 2j mooi stijgt, dan krijgt de houder zijn vette jaarcoupon en op het einde van de looptijd gewoon zijn geld terug. De koerswinst van het aandeel is voor de emitterende instelling. Indien de koers van het onderliggend aandeel fors daalt, dan krijgt de belegger de fors in waarde verminderde aandelen in handen. Het is dus niets anders dan de som van een obligatie met een geschreven putoptie: de schrijver van de putoptie krijgt een premie (de hoge coupon), maar kan worden verplicht om in bepaalde omstandigheden bepaalde aandelen te kopen. Die bepaalde omstandigheden zijn per definitie ongunstig voor de koper. Deze risicovolle bezigheid vergt kennis en opvolging van de markten en is voorbehouden wie pijnlijke verliezen nu en dan wil en kan aanvaarden. Argeloze kasbon- en obligatiebeleggers die van hun kantoordirecteur een ‘uiterst aantrekkelijke nieuwe belegging’ aangeboden krijgen, horen daar beslist niet bij. Indien een belegger een putoptie wil schrijven, schrijft hij beter echt een putoptie. De premie voor het schrijven van een put op de individuele aandelen, is volgens specialisten meestal hoger dan de premie boven de risicovrije rentevoet die de coupon van een reverse convertible biedt. Bovendien mag de belegger op de optiebeurs kiezen op welk aandeel hij een putoptie schrijft. Risico bij belegger Een reverse convertible is een gedroomd product om risico’s af te wentelen op de kleine belegger en daar nog winst aan over te houden ook. Het komt erop neer dat de waarde van afgeleide producten als opties en warrants in de eerste plaats afhankelijk is van de volatiliteit (beweeglijkheid beurskoers) van onderliggende waarde. Een koper van optie of warrant koopt immers het recht om dat onderliggende effect in toekomst te kopen (bij call) of te verkopen (bij put) tegen een vooraf bepaalde prijs. Hoe steker de koers van dat effect schommelt, hoe groter de kans dat die koers tijdig boven (call) of onder (put) die uitoefenprijs gaat en de koper munt slaat uit zijn belegging. De verkopers hiervan lopen een volatiliteitsrisico: indien volatiliteit van onderliggende effect na de verkoop stijgt, dan stijgt waarde van verkochte warrants of opties. Dat betekent verlies voor grote financiële instellingen. Zij kunnen dat vermijden door tegelijk warrants of opties te kopen op dezelfde onderliggende waarde. Zeer elegante en lucratieve manier om dat doel te bereiken, is uitgifte reverse convertible of verkoop van een obligatie in combinatie met de aankoop van een putoptie. Knock-in, knock-out Het enige risico dat de instelling nog loopt is het commercieel risico: ze moeten aan de man worden gebracht vandaar soms agressieve verkoopstechnieken, waarbij de verplichte waarschuwing voor hoge risico soms vergeten wordt. Daarom varianten zoals knock-out (de emittent betaalt alleszins de obligatie à pari terug indien het onderliggend instrument een bepaald niveau opwaarts overschrijdt) en knock-in (de emittent betaalt alleszins de obligatie à pari terug zolang de koers van het 20 onderliggende effect boven een bepaald bodemniveau blijft indien de koers onder dat niveau zakt, mag de emittent terugbetalen in aandelen). Reverse convertible is lekker snoepje voor emittenten, niet voor voorzichtige beleggende huisvader. SG brengt oogverblindende reverse convertible ‘certificaat win-win 2003’ Indien het goed gaat met de 7 onderliggende aandelen, krijgt de belegger een mooie coupon. Indien het met min. 1 van de 7 slecht gaat, krijgt de belegger de koerswaarde van de aandelen. In tegenstelling tot wat de bruisende titel beweert, is succes dus allerminst gewaarborgd. Belegger is allerminst zegezeker. Kleine lettertjes in advertentie: wie een belegging in Certificaten overweegt, moet beseffen dat de Certificaten mogelijk aan waarde verliezen. Het mogelijk verlies kan belangrijk zijn en kan zelfs het bedrag van de inleg in het Certificaat volledig eroderen. Ernstige schade De gem. belegger kent dit nieuwe product absoluut niet. Hij weet de risico’s dus ook niet in te schatten. Hij is overgeleverd aan de emittenten en hun bereidheid klare wijn te schenken. Belastingvrij Voordelen - De korf van onderliggende aandelen bestaat uit 7 heuse steraandelen. - Indien geen enkel van die 7 aandelen in het laatste levensjaar van het certificaat tot 60% of minder van zijn initiële koers daalt (knock-in niveau), krijgt de belegger na 3j 145% van de nominale waarde uitbetaald. De initiële waarde korf wordt bepaald a.h.v. slotkoers aandelen. - Return is bovendien vrij van RV 15%, omdat Certificaat geen tussentijdse coupons uitbetaald. Nadelen De kans dat de knock-in bereikt wordt is evenwel vel groter dan bij een gem. reverse convertible die betrekking heeft op slechts 1 aandeel: i.p.v. 1 zijn er nu 7 kansen op een forse koersdaling na 2 tot 3j. als dat gebeurt, krijgt de belegger na de looptijd van 3j de volledige koerswaarde van de aandelenkoers. Dat kan positief zijn voor de belegger, als de koerswinsten van de andere 6 aandelen het grote verlies van dat ene aandeel voldoende compenseren. - Het ideale scenario komt in praktijk niet dikwijls voor - De 6 anderen moeten meer dan het verlies van de 7de compenseren. - De belegger krijgt de 7 aandelen niet, hij krijgt de koerswaarde van de korf. Objectief afwegen Is enkel geschikt voor een belegger die bereid is zijn inleg op het spel te zetten. Module 7: Aandelen Aandelen renderen meer dan obligaties, zelfs voor aandelenbeleggers met pech Voorts horen obligaties niet thuis in portefeuilles van beleggers met een LTperspectief. Dow 120 000 De superioriteit van aandelen tegenover obligaties geldt in alle omstandigheden. Aandelen zijn weliswaar volatieler dan obligaties, maar zelfs als we met dat risicoaspect rekening houden, blijven 21 (Britse) aandelen te verkiezen boven (Britse) obligaties. Als we enkel op de aspecten risico en return focussen heeft de LTbelegger sinds 1869 geen reden om in obligaties te beleggen. Ofwel wil je absoluut geen risico lopen, en dan beleg je 100% in liquiditeiten. Ofwel verdeel je je kapitaal over liquiditeiten en aandelen, afhankelijk van je risicoaversie. Zelfs de aandelenbelegger met vreselijke pech is beter af dan de gem. obligatiebelegger. We berekenden de returns voor iemand die sinds 1969 jaarlijks telkens op de slechtste dag belegde, nl. de dag waarop het jaarrecord werd gevestigd. Eeuweneinde De returns waren erg hoog en de standaardafwijkingen (een maat voor risico) bleven laag de laatste 2 decennia. Deze conclusies gelden ook voor niet-Britse markten. Begin 1981 was het begin van de prijsstabiliteit op alle markten. De sectorinvloeden nemen het dus stilaan over van de landeninvloeden. 10 wijze beurslessen Adré Kostolany 1. De massapsychologische verschijnselen zijn op de beurs dezelfde als in de schouwburg: iemand geeuwt en in een mum van tijd geeuwt iedereen. De koers wordt niet beïnvloed door de feiten zelf, maar door de psychologische reactie (op roddels en actuele gebeurtenissen) van het publiek op die feiten. Dit geldt enkel op KT niet op LT. Dit komt overeen met de benadering van de behavioral finance: op KT kunnen aandelenkoersen afwijken van hun theoretische koers en aan over- of undershooting doen, afhankelijk van het aanvoelen van de beleggers. Op LT moet de aandelenkoers evenwel neigen naar deze theoretische koers. Je kunt het vergelijken met een elastiek die maar rekbaar is tot een bepaald punt. 2. De 2 moeilijkste dingen op de beurs zijn een verlies accepteren en een geringe winst niet realiseren Dispositie- effect: De neiging van beleggers om een aandeel waarop ze verliezen, te lang in portefeuille te houden en een aandeel waarop ze winst maken, te snel te verkopen. Beleggers willen niet graag met verlies verkopen, zolang zij een stuk niet verkocht hebben zien ze niet hoeveel verlies ze hebben gemaakt. Je moet je vergissing inzien en een zinkend schip verlaten. “terwijl soepelheid een goede eigenschap is om uit mislukkingen de juiste conclusie te trekken, zijn halsstarrigheid en hardnekkigheid de slechtste raadgevers”. 3. Wie niet in staat is zelf een mening te vormen en een beslissing te nemen, mag niet naar de beurs Anderen kopen massaal een bepaald aandeel, die zijn niet beter geïnformeerd. Hun beweegredenen kunnen onderling zo verschillen, dat je daar onmogelijk conclusies uit kunt trekken. Aanvankelijk moet je tegen de tendens in aan de markt deelnemen, vervolgens met de trend meegaan en er ten slotte opnieuw tegen ingaan. Periode waarin je trend volgt is vrij kort +/- 1/3 van het totale verloop. 4. Ik heb geen hoge dunk van de beursparasieten, de kleine spelertjes, die iedere dag kopen en verkopen, kopen en verkopen Als speculeren op de beurs zo gemakkelijk was, zouden er geen zware beroepen meer bestaan. Iedereen zou daytrader (die vullen enkel de zakken van makelaars) zijn. De meest succesvolle strategie bestaat er in om een aandeel lang genoeg in portefeuille te houden om de volledige rit naar boven mee te maken. Geduld is en blijft, zeker op de beurs, een mooie deugd. 22 5. Wat zou de beurs zijn zonder dwazen? En wat zou de beurs zijn als een supercomputer alles zou weten. Mijn antwoord op beide vragen: er zou geen beurs zijn! Een computer heeft geen fantasie en dat is 1 van de belangrijkste eigenschappen van een belegger. Een aantal onweegbare factoren zijn binnen- en buitenlandse politiek en technologische ontwikkeling. 6. Bij beleggingsvragen kan je de belegger alleen wat zij eigenlijk willen hebben met succes aanraden. Zij laten zich altijd beetnemen door beloften van onrealistische winsten Nog steeds belofte onrealistische winsten bv. ABN Amro biedt in euro met een intrest van 11% op een looptijd van 4 jaar een obligatie aan. Maar ze hebben bepaald dat de hoofdsom kan terugbetalen met aandelen van Nokia. Als deze waardeloos zijn geworden (gebeurd op de markt van de technologieaandelen) hoeft ABN Amro helemaal geen kapitaal terug te betalen en is de belegger de hoofdsom kwijt. 7. De koersen maken het nieuws dat vervolgens de ronde doet en niet andersom Voor beleggers wordt het alsmaar moeilijker ondanks de snel evoluerende media- en informaticatechnieken waardoor de beurs doorzichtiger wordt. Beleggers krijgen nu nl. zo’n hoop info dat het steeds lastiger wordt succesvolle conclusies te trekken. Razendsnelle info heeft enkel waarde als jij de enige bent die erover beschikt. 8. Bedrijfseconomen, econometristen en andere deskundigen moeten zich verre van de beurs houden Geen enkele waarde hechten aan de adviezen van experts. Experts trekken juist de patronen van het verleden door naar de toekomst. 9. Opties kopen? Het is zoals bij een wissel: teken, en u zult zien hoe snel de tijd verstrijkt! De verkoper, die de opties schrijft, maakt de grootste winst. In 4 van de 5 gevallen verliest de koper van een optie immers de optiepremie. Wie een optie schrijft, vraagt zo’n optiepremie in ruil voorde verplichting die hij aangaat om aandelen voor een vaste prijs te (ver)kopen. 10. Een goed belegger handelt verstandelijk, d.w.z. op basis van overwegingen, en niet emotioneel Een goed belegger gaat uit van een bepaald denkbeeld over wat juist of niet juist is en reageert niet emotioneel onder invloed van het grote publiek. Bovenden beoordeelt een goed belegger de koers objectief, of hij op dat moment zelf winst maakt of verlies lijdt, heeft geen invloed op zijn mening. De beurskoersen zijn immers onafhankelijk van zijn eigen situatie. Maar tegelijk moet een goed belegger ook de volgende eigenschappen bezitten: scherpzinnigheid, intuïtie en fantasie. Want op de beurs zegt het gevoel ons vaak wat we moeten doen en het verstand wat we moeten laten. Lust u nog een IPO? Bij een IPO of Initial Public Offering, beslist een privébedrijf om een deel van zijn aandelen naar de beurs te brengen met de bedoeling cash op te halen. Liefst zoveel mogelijk als het even kan. 1999 was top, 2000 een flop In 1999 leefde de particuliere belegger in een ideaal, zorgeloos beursklimaat dat, de bomen tot in de hemel deed groeien. De bedrijven haalden massa’s kapitaal op en hun aandeelhouders van het eerste uur hadden eind ’99 bergen geld vergaard. De koersen swingden de pan uit als nooit tevoren. In de ogen van steeds meer particuliere beleggers begonnen dollartekens te fonkelen. Iedereen stond te springen om in te tekenen op IPO’s. 23 In ’00 zadelden ze de investeerders voor het eerst op met een aanzienlijk verlies. De nieuwkomers van ’00 vaarden niet veel beter. Als het regent in NY, druppelt het in Brussel. IPO’s “te link” voor de gewone belegger? Voor ’01 stonden alweer nieuwkomers in een lange rij te trappelen om naar de beurs te komen. Maar je kan maar beter voorzichtiger zijn: - De institutionele beleggers verdelen de aandelenkoek onder elkaar en de particulieren mogen vechten voor enkele kruimels. - Double digit winsten op KT zitten er niet meer in. Een IPO wordt langzamerhand weer een belegging op LT. - Als je het aantal aandelen krijgt dat je hebt gevraagd, geef ze dan terug want het wil zeggen dat niemand anders ze wil. - Wacht met beleggen tot na de lockupperiode, die begint op de beursdag dat het bedrijf voor het eerst noteert. Insiders mogen tijdens de lockupperiode hun aandelen niet verkopen. Gem. duurt die periode 180d maar ze kan variëren van 3 tot 24m naar gelang van de afspraken. Verkopen insiders hun aandelen onmiddellijk na die periode, dan moet er een rood lampje gaan branden en investeer je beter in een andere onderneming. Als je kapitaal je lief is, speel dan voor Sherlock Holmes Parool 1: info verzamelen 1. Breng een bezoek aan het bedrijf en probeer zoveel mogelijk te weten te komen over de producten, de productie en het management. Vertrouw bij zo’n eerste bezoek op je intuïtie. Heb je dan al een slecht voorgevoel bij wat je ziet en te weten komt, haak dan af. Steken de eerste indrukken je in je overtuiging dat het bedrijf solide is, graaf dan verder. 2. Tracht meer te weten te komen via de gewone pers en de vakpers. Kijk op jobwebsites of het bedrijf vaak mensen in dienst neemt. 3. Makkelijker de branche die je kent. Je eigen beroep en interesses vormen een perfecte startbasis om IPO’s te selecteren. 4. Pluis het internet uit. Bezoek de website van het bedrijf en die van concurrenten. 5. Probeer te achterhalen wat analisten over de IPO te vertellen hebben. Opgelet: ga niet te rade bij die bank of dat beurshuis dat het bedrijf naar de beurs begeleidt. Zij zijn uiteraard enthousiast. Ga op zoek naar een objectieve mening. Parool 2: aandeel opvolgen Neem regelmatig een krant of gespecialiseerd tijdschrift door. Via het internet kan je tegenwoordig ook gebruikmaken van een gratis nieuwsmailservice. Ook volg je maar beter de aanbevelingen van diverse beurshuizen. Vergeet niet dat beurshuizen verdienen op transacties. Hoe meer jij verhandelt hoe beter voor hen. Analisten durven ook wel eens “buy”- of “strong buy”-aanbevelingen te doen om ze eventueel later zelf als klant te kunnen binnenhalen voor een SPO (second Public Offering of kapitaalverhoging). U zei IPO? Aftermarket De handel en koersvorming van een aandeel na de beursemissie. Beursemissie Uitgifte van effecten door een bedrijf. Prijsvork Bandbreedte waarin de aandelen worden aangeboden. Het aandeel zal binnen deze bandbreedte aan de beleggers worden aangeboden, v. € 20,00 – 22,00. 24 Bestens inschrijven Particulieren schrijven op emissie altijd “bestens” in. In dit geval wil dat zeggen dat ze zelf niet prijs kunnen vastleggen maar dat bank die de aandelen uitgeeft, vooraf de prijsvork bepaalt. Bv. € 20,00 – 22,00. Als de emissie slaagt, zal de prijs van het aandeel voor particulieren in dit geval € 22,00 zijn. Deze prijsvork is van tevoren bekend. Het is dus iets anders dan zelf bestens een order op te geven. Lead Underwriter Bank die het hoofd is van alle banken en beurshuizen die het bedrijf naar de beurs brengen. De Lead Manager coördineert de emissie. Co-underwriter Bank die naast de Lead Underwriter de beursgang begeleidt en ervoor zorgt dat de aandelen ook aan haar klanten worden aangeboden. Due diligence Boekhoudkundig onderzoek van de onderneming met de medewerking van juristen, fiscalisten en accountants. Er wordt gekeken of er geen lijken in de kast liggen. Flippen Inschrijven op een emissie en de aandelen onmiddellijk na de eerste stijging verkopen met als enige doel de koerswinst op te strijken. Deze beleggers hebben meestal geen enkele interesse voor het bedrijf. Greenshoe Overtoewijzingsoptie waarbij de bank extra aandelen kan uitgeven om het koersverloop binnen 30d na emissie te stabiliseren. De bank meldt de extra uitgifte via een persbericht. IPO Bij een IPO of Initial Public Offering, beslist een privébedrijf om een deel van zijn aandelen naar de beurs te brengen met de bedoeling om vers geld op te halen. Cashen De eigenaars van het bedrijf verkopen hun belang in het bedrag en geven geen nieuwe aandelen uit. Het bedrijf profiteert hier dus niet van. (lockupperiode) Aandeelhouders die verkopen, mogen hun aandelen pas een aantal maanden na de beursintroductie verkopen. Dit voorkomt dat de aandeelhouders alleen willen incashen en de middelen niet gebruiken om de groei van de onderneming te financieren. Het hangt af van de beurs en de soort notering hoe lang de periode duurt. Majoreren Voor meer stukken inschrijven dan je eigenlijk wil hebben. Dit gebeurt regelmatig bij emissies. Doordat de vraag groot is en het aanbod vaak klein, majoreren de inschrijvers. Je loopt dan wel het risico dat je bij een mislukte emissie alle stukken krijgt waarop je hebt ingeschreven. Heel risicovol. Overtekend Er is op meer aandelen ingeschreven dan er beschikbaar waren. Als er een mln stukken beschikbaar waren en er vraag was naar 5 mln stukken, dan is de emissie 4x overtekend. Private placement 25 Ophalen van geld bij institutionele beleggers en participatiemaatschappijen. Prospectus Boek waarin de onderneming beschrijft wat zij doet, hoe haar financiële gesteldheid is en wat de specifieke risico’s zijn. De onderneming beschrijft ook wat zij met de emissieopbrengst zal doen. Het prospectus bevat veel financiële gegevens, o.a. van dochterondernemingen en deelnemingen. Een must voor de serieuze belegger. (Red Herring) Voorlopige prospectus, die zo wordt genoemd omdat de voorlopige teksten rood worden afgedrukt. Roadshows Presentaties die het bedrijf en de begeleidende bank geven aan institutionele beleggers voor de eigenlijke emissie. Zoek een maatje groter Een vaak werkerend vooroordeel is er een over de kleine waarden die op de beurs worden genoteerd, de small caps. Die zouden op LT beter presteren dan hun grotere broers. Large caps werden vaak in de grond geboord maar de tijden zijn nu veranderd. Wij geven u 7 redenen om vandaag in large caps te investeren. Op heel LT zullen de small caps het best presteren. 1. Vaker in het nieuws: regelmatiger gevolgd in de pers. Meer analisten die de large caps volgen en verwachtingen uitbrengen. De kans is dus groter dat die verwachtingende uiteindelijk gerealiseerde resultaten benaderen. De investeerder loopt minder risico zich te vergissen. 2. De waarderingen van large caps zijn interessanter in het licht van hun verwacht winstgroei voor dit jaar en voor volgend jaar. De investeerders hebben meer kans goede zaken te doen met large caps dan met small caps. 3. De meerderheid van de investeerders geeft de voorkeur aan fondsen, meestal aandelenfondsen. En die fondsen en beveks investeren vaker in large caps. Large caps zijn beter verhandelbaar dan kleinere waarden. 4. Per dag worden enkele miljoenen large caps verhandeld. Dit is goed voor de liquiditeit. 5. Steeds meer large caps gaan over tot groeialternatieven of herpositionering van hun activiteiten waar om gevraagd werd door de investeerders. 6. Wanneer het minder goed gaat voor de markten, krijgen de smal caps de grootste klappen. Large caps bieden een grotere weerstand. 7. Het is bij large caps dat de dividendrendementen vaak het aantrekkelijkst zijn. Wat? Large cap Grote waarde of grote beurskapitalisatie. Small cap Een waarde met een kleine marktkapitalisatiewaarde (het verhandelbare en op de beurs verhandelde deel is laag. Toch varieert het concept van de large caps naargelang van de grootte van de markt van het land waar ze worden genoteerd. De prijs-boekwaarde, een gezonde basis De boekwaarde per aandeel = EV Aantal geplaatste aandelen 26 Het voornaamste probleem bij de berekening van dit kengetal vormt de waardering van de IMVA. Het EV wordt immers voor een groot gedeelte bepaald door de ingehouden winsten. Het tempo van de afschrijving op de IMVA bepaalt sterk de winst. Hierover bestaan grote verschillen tussen ondernemingen onderling, en tussen ondernemingen in Europa en de VS. Bij ‘new economy’ bedrijven ontstaan echter een probleem qua activeren. De belegger die alleen kijkt naar ondernemingen, die lager noteren dan de boekwaarde, zal het afgelopen jaar dan ook veel hebben gemist. Een voordeel van de prijs/boekwaarderatio is dat deze parameter over de tijd veel minder onderhevig is aan grote schommelingen dan de koerswinstratio. Als er in een jaar weinig winst wordt behaald, resulteert dit in een enorm imposante K/W verhouding, maar dat zegt natuurlijk niets over hoe een bedrijf presteert. De prijs/boekw is niet zaligmakend voor investeringsbeslissingen. Het biedt echter altijd een gezond fundament. En gezond verstand is voor beleggers nog steeds geen weggegooid goed. Aandacht voor koers op omzet De belangrijkste waarderingsmeter voor aandelen is de koerswinstverhouding. Een overname wordt vaak als niet duur omschreven als minder dan 2x de omzet per aandeel betaald werd. Uiteraard is dat geen algemene regel, want rentabiliteit is belangrijker dan omzet. Maar het is toch via de winstmarge op de omzet dat de winst moet worden gerealiseerd. Die winstmarge kan vanzelfsprekend sterk van sector tot sector verschillen en we moeten ook een onderscheid maken tussen commerciële en industriële ondernemingen. We hebben die koersomzetberekening toegepast op de resultaten die nu eindelijk in groot aantal dagelijks worden gepubliceerd. Alhoewel vergelijken tussen verschillende ondernemingen gevaarlijk is; kunnen de absolute cijfers toch een verduidelijking zijn voor al degenen die zich voor bepaalde aandelen interesseren. In normale beursomstandigheden moeten veel ondernemingen toch aan een koers/omzet van 1 kunnen geraken als de winstmarge op de omzet niet marginaal is. Voor ons biedt deze ratio nog perspectief, te meer daar de omzetverwachtingen voor dit jaar positief zijn. Grote schoonmaak Een koers/omzet van 2 komt wel degelijk voor. Natuurlijk kunnen we koersomzetratio’s niet toepassen op holdings en portefeuillemaatschappijen. Daar speelt in de eerste plaats de intrinsieke waarde. Bij dit alles verliezen we niet uit het oog dat de rentevoeten op LT bijna van dag tot dag aantrekken, wat slecht nieuws is voor de beurs. Toch geloven we dat er heel wat koopwaardige aandelen zijn als we enkele jaren vooruit willen kijken. Hoe zwaar weegt het volume? Het dagvolume stelt het aantal aandelen voor dat verhandeld werd gedurende de dag. 27 Het volume geeft in de eerste plaats een indicatie over de liquiditeit van het aandeel. Hoe meer het aandeel verhandeld wordt, hoe groter de garantie voor de belegger dat hij het aandeel altijd kan kopen en verkopen. Het bestaan van de verschillende Brusselse markten hangt samen met de liquiditeit van de aandelen die er noteren. De meest liquide aandelen noteren op de Brusselse termijnmarkt, terwijl minder liquide aandelen op de contantmarkt noteren. Op de contantmarkt komt slechts 1 of 2x/d een koers tot stand, terwijl aandelen op de termijnmarkt continu verhandeld kunnen worden. Verder zijn er in Brussel in volgorde van dalende liquiditeit de tweede markt en de wekelijkse veiling. Behalve dat het een indicatie geeft over de liquiditeit meet het volume de intensiteit of de druk die achter een prijsbeweging schuilt. Koersstijgingen die gepaard gaan met een toenemend volume wijzen er doorgaans op dat het aandeel in een stijgende trend zit. Koersdalingen die gepaard gaan met grote volumes wijzen op een dalende trend. Interessante info voor de belegger is het verschil tussen het gem. dagvolume van de afgelopen 2w en van het afgelopen jaar. Hoe verder de volumes uit elkaar liggen, hoe meer of hoe minder het aandeel tijdens de afgelopen 2w in de aandacht stond. In het domein van de technische analyse wordt de OBV-indicator (on balance volume) gebruikt. Deze indicator houdt zowel rek. met de prijs als met het volume. Bij een prijsstijging wordt de OBV van de vorige dag vermeerderd met het volume van de dag. Bij een prijsdaling wordt de OBV-indicator verminderd met het volume van de dag. Blijft de koers gelijk, dan blijft ook de indicator onveranderd. Volgens technisch analisten is de OBV meer richtinggevend dan de koersgrafiek zelf. Een koop- of verkoopsignaal krijgt men als de OBV door zijn trendlijn breekt of als er divergentie optreedt tussen koers en OBV. Het gebruik van het volume als beleggingscriterium moet dus eerder als aanvulling gezien worden op de fundamentele analyse. K/W en PEG Fundamentele analyse is een methode die rek. houdt met een heleboel variabelen. De studie van die variabelen resulteert voor de belegger of analist in een bepaalde mening over het aandeel: kopen, verkopen, houden. K/W De koers-winstverhouding (vaak afgekort tot K/W) is de meest gebruikte en ook eenvoudigste waarderingsmethode. De Engelse benaming luidt Price Earnings Ratio of P/E ratio. De koerswinstverhouding is eigenlijk niets anders dan de verhouding tussen de beurskoers van een aandeel en de winst. Beurskoers van het aandeel Courante winst per aandeel De koers-winstverhouding is niet onbelangrijk, zodat op LT aandelen steeds bewegen in functie van de winst die het bedrijf realiseert. Op KT kan de beurskoers onderhevig zijn aan grillen, maar op LT is er steeds een convergentie met de winstontwikkeling. De K/W is erg belangrijk voor een belegger omdat het cijfer aangeeft hoeveel jaar het duurt voor u uw inzet hebt terugverdiend, in de veronderstelling dat de winst gelijk blijft. De koers-winstverhouding geeft een eerste goede indicatie van de waardering of aantrekkelijkheid van een aandeel, maar zoals zo vaak is ook deze ratio niet zaligmakend. PEG De koers-winstverhouding kan echter ook een vertekend beeld opleveren. De winst van een bedrijf is immers niet altijd eenduidig te berekenen (incl. of excl. eenmalige mw, hoe hoog liggen de 28 afschrijvingen, …). Een tweede element dat het gebruik van de koers-winstverhouding als waarderingsparameter bemoeilijkt, is het feit dat bedrijven die sneller groeien, het verdienen om met een hogere K/W te noteren. Om de relatieve aantrekkelijkheid van beide aandelen op te meten, gebruiken we de PEG-ratio (Price Earnings Growth in het Engels). Als de PEG < 1, is het bedrijf aantrekkelijk, want de k/w ligt onder de groeivoet. Een PEG die substantieel > 1 ligt, is minder aantrekkelijk. Ondanks de ‘optische’ hogere k/w van een bedrijf aantrekkelijker gewaardeerd dankzij de betere groeivooruitzichten. Dankzij de PEG-ratio kunt u verschillende bedrijven binnen eenzelfde sector of over de landsgrenzen heen gemakkelijker en betrouwbaarder analyseren. Het belang van de free float als liquiditeitsparameter Samen met het verhandelde volume is de free float de belangrijkste liquiditeitsparameter van een aandeel. De free float is het % vrij verhandelbare aandelen. Steeds meer ondernemingen die naar de beurs komen, brengen slechts en kleine proportie van hun aandelen in handen van het publiek. Te lage free floats liggen mee aan de basis van de hoge volatiliteit die de aandelenbeurzen momenteel kenmerken. Algemeen wordt de free float gedefinieerd als het % aandelen dat vrij verhandelbaar is op de beurs en dus niet in handen is van de overheid, moedermaatschappijen of familiale aandeelhouders. Hoe hoger de free float, hoe meer aandelen van hand kunnen veranderen en dus hoe hoger de liquiditeit. Een verhoogde liquiditeit zorgt op haar beurt voor een lager risico aangezien er minder kans bestaat voor prijsdistorties. Voor handelaars in afgeleide producten vormt de free float een belangrijk criterium. Hoe lager de free float, hoe gevaarlijker een lancering van afgeleide producten vermits het aanbod van aandelen onvoldoende groot kan zijn. Het identificeren en definiëren van dit % is echter een subjectief vraagstuk. Wereldwijd erkende berekeningsmethodes zijn hiervoor niet beschikbaar, en de methodes kunnen – weliswaar licht – verschillen van bron tot bron. De beurs van Brussel definieert de free float als het % aandelen dat niet geregistreerd staat overeenkomstig de zgn. Transparantiewet. Volgens deze wet moeten aandeelhouders die > 5% van een onderneming bezitten zich kenbaar maken aan de CBFA. De meeste indexen, waaronder de Bel 20, gebruiken de grootte van de free float als een criterium voor de opname van een aandeel. Hierdoor zouden aandelen, waarvan het publiek slechts een klein deel in handen heeft, een kleinere weging krijgen. Beheerders van indexfondsen komen hierdoor vaak in problemen omdat zij, in hun poging de index perfect te volgen, niet altijd in staat zijn het nodige aantal aandelen van de betreffende onderneming te kopen. Aangezien de vraag het aanbod overstijgt, worden de koersen van deze aandelen kunstmatig de hoogte ingejaagd en wordt een voedingsbodem voor een hoge volatiliteit gecreëerd. De hoge koersen doen de index buiten proportie evolueren. Foutieve interpretaties van het beursklimaat zijn dan nooit ver weg. De Bel 20 houdt wel al rek. met een voldoende free float van de aandelen. Voor een opname in de belangrijkste B beursindex, moet de free float min. 25% bedragen. Over de vereiste grootte van de free float bestaat verder weinig consensus. Honden en puppies blaffen weer ‘dogs of dow’ is een heel simpele methode waarvan bewezen is dat ze op LT de markt klopt. 29 ‘dogs of dow’, ‘dow yield strategy’ of ‘dow dividend strategy’, is 1 van de meest simpele beleggingstheorieën. Op nieuwjaarsdag neemt men de 10 aandelen uit de Dow Jones Industrial met het hoogste dividendrendement. De Dow Jones Industrial bestaat uit de 30 aandelen die de Amerikaanse economie het beste weerspiegelen. In deze 10 aandelen belegt men een gelijk bedrag. Bij de jaarlijkse herziening worden die aandelen verkocht waarvan het dividendrendement uit de top-10 valt, en vervangen door nieuwe hoogrentende aandelen. Bij deze herziening moet men erop letten dat de gelijke spreiding behouden blijft. Aandelen die te sterk zijn doorgestegen en zo een te grote weging in het portfolio nemen, moeten worden verkocht, en aandelen die gedaald zijn, aangekocht. Het is niet noodzakelijk dat de portefeuille op het einde van het jaar wordt gewijzigd. Door de vele aanhangers van de theorie is het waarschijnlijk verstandiger op een ander tijdstip in het jaar te handelen. Zolang jaar na jaar voor hetzelfde tijdstip wordt gekozen, zijn de resultaten vergelijkbaar. Maar al te graag worden er varianten op deze theorie uitgevonden om dan op basis van een historische reeks aan te tonen dat deze methoden beter zijn dan de originele. Zo zijn er de puppies. Uit de selectie van de dogs, worden de 5 aandelen met de laagste koers weerhouden. Een lage koers dient als indicatie voor een goedkoop aandeel. Een andere variante, geïntroduceerd door MotleyFool, beperkt het aantal aandelen tot 4. Wanneer het aandeel met de laagste koers eveneens het hoogste dividendrendement heeft, dan wordt het aandeel uit de lijst geweerd. In het verleden bleken de winstvooruitzichten van deze aandelen te slecht om een koerswinst te realiseren. Wie begin dit jaar echter de methode van MotleyFool volgde, miste het gigantische koersherstel van Phillip Morris (+60%). Comeback De theorie steunt op het idee dat beleggers tegen de markttrend moeten ingaan. De ondernemingen uit de Dow Jones-index zijn machtige multinationals, die wel gedoemd zijn om te blijven bestaan. Wel kunnen ze een tijdje uit de gratie van de belegger vallen waardoor de koers te zwaar wordt afgestraft en het dividendrendement de hoogte inschiet. Het moment dus om in te stappen. De ene afwijking is de andere niet Afwijkingen ten overstaan van een gem. vormen een aanvulling op de gewone % wijzigingen en geven de belegger een duidelijker beeld van de koersevolutie van een aandeel. Ze worden tevens als aankoop- en verkoopsignaal gebruikt bij technische analyse. In principe kan men het gem. berekenen voor om het even welke periode en met om het even welke koersen. Indien men de koers van een aandeel vergelijkt met bv. De koers van een jaar geleden, kunnen zeer tijdelijke of extreme koersveranderingen een vertekend beeld geven. Vermits men bij de berekening van een gem. een reeks van koersen gebruikt, in ons geval 50 of 200, worden die extreme en tijdelijke koerssprongen uitgevlakt. Hoe langer de periode waarover het gem. berekend wordt, hoe minder tijdelijke koersschommelingen zullen doorwegen. Zo krijgt men een stabieler en vollediger beeld van de evolutie van een aandeel. Via de analyse van gem. kan men dus korte en langetermijnrente van een aandeel beter inschatten en kan men ook een trendommekeer ontdekken. Vermits een gem. gebaseerd is op vroegere koersgegevens, is het in eerste instantie een trendvolgend element dat een bestaande koerstrend accentueert. 30 Toch wordt het gem. in de technische analyse gebruikt om aan- en verkoopsignalen aan te duiden. Hiervoor vertrekt men van de grafiek van het voortschrijdende gem. (VG). Deze bekomt men door de berekening van het gem. dagelijks te herhalen voor dezelfde periode, in onze situatie 50 en 200d. Door de vertraagde reactie van het VG ligt de grafiek in een stijgende trend onder de koers en in een dalende trend boven de koersgrafiek van het aandeel. Bij een trendommekeer moeten de koersgrafiek en de grafiek van het VG elkaar dus kruisen. Het VG loopt nog even verder, terwijl de koersgrafiek een ommekeer vertoont. Precies de momenten waarop de grafieken elkaar kruisen worden in de technische analyse gebruikt om aan- en verkoopsignalen weer te geven. Men leest dit zo: de beide VG moeten elkaar raken en 2 punten van de koers van het aandeel. Als de koers daalt na het punt is dit het teken van verkopen als de koers stijgt na het 2de punt is dit een aanleiding om te kopen. Op deze basissignalen worden in de technische analyse en eindeloos aantal varianten gedefinieerd waarbij ook gebruik gemaakt wordt van meerdere gem. en hun relatie tot de koers. Zoals steeds kan de technische analyse enkel als aanvulling op de fundamentele analyse gebruikt worden, zoniet zou men voor onprettige verassingen kunnen komen te staan. Bèta: nuttig maar niet onfeilbaar Bèta is een van de basisbegrippen in het Capital Asset Pricing Model (CAPM), een theorie die het verband definieert tussen het risico en de return van financiële activa. De waarde van een financieel actief hangt af van 2 zaken: - Verwachte return - Risico Als 2 aandelen beide een verwachte return voor volgend jaar van 10% kunnen voorleggen, dan zullen de investeerders kiezen voor het aandeel met het minste risico. Maar hoe wordt dit risico gemeten, en hoeveel risico aanvaarden we in ruil voor een iets hogere return? Hier doet het CAPM zijn intrede. Het model stelt dat het risico van een actief gelijk is aan zijn gevoeligheid voor de bewegingen in de ‘marktportefeuille’. De gevoeligheid voor de marktbewegingen wordt bèta genoemd. De marktportefeuille is de referentie-index voor dat bepaald actief. Stijgt de referentiemarkt met 10%, dan zal een actief met een bèta van 1 in theorie met 10% toenemen. Een actief met een bèta van 2 daarentegen zal er volgens het CAPM met 20% op vooruitgaan.let op, want in tegengestelde zin werkt deze hefboom eveneens. Naast het meten van de gevoeligheid voor de marktbewegingen wordt het CAPM tevens gebruikt voor de berekening van de return die investeerders verwachten van een bepaald project. Dit project kan een investering zijn in een bepaald aandeel, maar tevens de bouw van een fabriek of zelfs fusie. Hoe hoger de bèta, hoe hoger de verwachtingen inzake rendement. Komen de toekomstig verwachte winsten lager uit dan vereist wordt a.h.v. berekeningen via het CAPM, dan is een investering niet aan te raden. Hefboom In de aandelentijd is het evenwel de toepassing bij een belegging in aandelen die ons interesseert. Fondsmanagers kunnen gebruik maken van het CAPM bij het opbouwen van een goed gediversifieerde portefeuille. Jan Modaal roept de bèta erbij wanneer hij het risico van zijn aandelen wil inschatten. Zo zouden volgens de theorie aandelen met een hoge bèta beter moeten presteren in een stijgende markt. Is de markt eerder neerwaarts gericht, dan grijpen we beter terug naar aandelen met een relatief lage bèta. 31 De bèta’s van de aandelen opgenomen in de EuroTop 100-index worden berekend over een periode van 5j. hier wordt als referentiemarkt niet meer de sectorindex gebruikt maar wel de respectieve nationale indexen. En ook hier moeten we vaststellen dat theorie en praktijk niet steeds aan hetzelfde leer trekken. Al bij al besluiten we dat de bèta zeker zijn verdienste heeft. In een sterk stijgende markt is de kans groot dat een aandeel met een hoge bèta een betere prestatie zal neerzetten dan een aandeel met dezelfde activiteit maar met een lagere bèta. Is de richting van de markt of referentie-index minder uitgesproken, dan is enige reserve ten overstaan van het gebruik zeker op zijn plaats. Een bondige leidraad voor de resultatenrekening Consolidatie De boekhoudtechniek om de resultaten van moeder- en dochtervennootschappen bij elkaar te voegen, zodat een resultatenrek. van een groep wordt opgesteld die lijkt op die van één vennootschap. Consolideren is veel meer dan het samentellen van alle verschillende posten in de JR, omdat de wederzijdse vorderingen en operaties tussen bedrijven van de groep moeten worden geëlimineerd. Alle bedrijven die door de moedervennootschap worden gecontroleerd, worden geconsolideerd. Bedrijfsopbrengsten Die omvatten omzet en enkele andere posten zoals wijzigingen in de voorraad verkoopbare producten en bestellingen in uitvoering. Financiële inkomsten, zoals renten op bankrek. En uitzonderlijke inkomsten, worden niet bij de bedrijfsopbrengsten geboekt. In de boekhouding van de Angelsaksische landen gebeurt dat wel. Daar worden alle inkomsten bij de bedrijfsopbrengsten meegeteld. Bedrijfswinst of operationele winst Bedrijfsopbrengsten – bedrijfskosten. De bedrijfskosten omvatten de personeelslasten, de kosten van grond- en hulpstoffen en van diensten en diverse goederen en ook de bedragen die opzij worden gezet om als provisie te dienen. Bij deze kosten komen operationele afschrijvingen en de afschrijving van goodwill en de waardeverminderingen op voorraden. In de Angelsaksische landen wordt het begrip ebit (Earnings Before Interest and Taxes) gebruikt. Komt overeen met onze bedrijfswinst, met dit verschil dat de financiële en andere inkomsten bij de bedrijfsopbrengsten worden opgeteld. Courante winst of winst uit de gewone bedrijfsuitoefening Bedrijfswinst + financieel resultaat Het financieel resultaat = financiële opbrengsten – financiële kosten Voor de meeste ondernemingen is het financieel resultaat negatief. De courante winst geeft aan hoeveel winst voor belastingen een bedrijf uit zijn recurrente activiteiten haalt. Netto courante winst Sommige bedrijven publiceren ook de netto courante winst of netto lopende winst (in Nl: resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening na belastingen). Winst uit de recurrente activiteiten na belastingen. De netto courante winst geeft aan hoeveel nettowinst een bedrijf uit zijn recurrente activiteiten haalt. Het relevantste cijfer is het groepsaandeel in de netto courante winst na afschrijving van de consolidatieverschillen of goodwill, kortweg de netto courante groepswinst. Daar zuivert men de 32 belangen van derden uit de netto courante winst. De belangen van derden ontstaan doordat de dochterbedrijven in een groep niet noodzakelijk voor de volle 100% eigendom zijn van de moedervennootschap. Als een dochteronderneming slechts voor 90% in handen is van de moedervennootschap, heeft zij recht op 90% van de netto courante winst van de dochteronderneming. De overige 10% winst wordt bij de belangen van derden gerekend. Bij de interpretatie van de netto courante winst is voorzichtigheid geboden. In tegenstelling tot het courant resultaat is er geen definitie het netto courant resultaat, wat de creatieve speelruimte dan is vergroot. Veel ondernemingen rekenen kosten zoals afschrijving van goodwill niet mee. De consolidatieverschillen of goodwill = de prijs die voor een overname van een onderneming wordt betaald – de boekw van die onderneming. Dure overnames weerspiegelen zich in grote afschrijvingen van goodwill. In de Angelsaksische landen wordt de goodwill niet afgeschreven, maar wordt elk jaar een inschatting gemaakt van de economische waarde van de participaties, waarna de boekw indien nodig wordt aangepast. De ondernemingen proberen dergelijke aanpassingen zoveel mogelijk te vermijden om de winst zo hoog mogelijk te houden. Brutowinst of de winst voor belastingen van de geconsolideerde ondernemingen Uitzonderlijk resultaat + courante winst Uitzonderlijk resultaat is naar analogie met financieel resultaat = uitzonderlijke of eenmalige opbrengsten – idd kosten Alleen opbrengsten en kosten die een uitzonderlijk karakter hebben voor de onderneming mogen hier worden geboekt. Na aftrek van de vennootschapsbelastingen en het bijtellen van het aandeel van de groep in de nettowinst van bedrijven in vermogensmutatie (de bedrijven waard de groep slechts een minderheidsparticipatie in heeft) bekomt men de geconsolideerde nettowinst. Daarvan moet men nog het aandeel van derden aftrekken om het groepsaandeel in de geconsolideerde nettowinst, of kortweg de groepswinst, te verkrijgen. Kasstroom Nog een belangrijke graadmeter is de kasstroom. Die drukt uit hoeveel geld een onderneming binnenkrijgt. Hoe groter de kasstroom hoe meer middelen een bedrijf heeft om te investeren. Naar analogie met de resultatenrek. onderscheiden we de kasstroom, bedrijfskasstroom (ook ebitda genoemd), courante kasstroom en netto courante kasstroom Hoe slechte resultaten verdoezelen 1. Leidt de aandacht af - Breng een ander resultaat naar voor: bedrijfswinst of bedrijfskasstroom (ebitda) zijn meestal positief; lukt dat niet, dan is er nog altijd de omzet. - Gebruik kleine lettertjes; filter negatieve items uit resultaten naar voetnoten; geef netto courant resultaat met in kleine lettertjes de vermelding voor afschrijving van goodwill, of een nettoresultaat met in de kleine lettertjes de vermelding excl. buitengewone en incidentele resultaten. 2. Verander van boekhoudkundig system: laat zeer veel creativiteit toe - Omschakeling naar IAS of US GAAP; zorgt voor veel uitzonderlijke items, die resultaten moeilijker interpreteerbaar maken. Zorg voor ingewikkelde tabel met omrek. van ene systeem naar het andere. - De Pro-formarek.: vergelijking met een pro-formarek. Over het voorgaande jaar kan gunstiger uitvallen. Is dat niet het geval, behoud dan de ‘historische’ resultatenrek. 3. Gebruik aangepaste resultaten - Haal verlieslatende participaties uit de consolidatiekring. 33 - Leg grote provisies aan als resultaten uit de gewone bedrijfsvoering tegenvallen en steek de schuld voor de slechte resultaten op de uitzonderlijke posten. - Haal de afschrijving van goodwill uit de resultaten. 4. Verken de wereld buiten de balans Steek buitenmaatse schulden en de lasten ervan in niet-geconsolideerde vennootschapen in financiële offshorecentra. 5. Verhoog het dividend Begin met communiqué met de mededeling dat het dividend wordt verhoogd. Meer is niet nodig om de vluchtige lezer een goed gevoel te geven. 6. Gebruik ingewikkelde kromtaal met zwaarwichtige woorden Laat veel creativiteit toe. U beschikt over € 25 000,00 We hebben nagedacht over wat we met het geld willen bereiken, risicoprofieltest uitgebreid, kennis genomen van de historische returns van de belangrijkste beleggingsactiva en we hebben mogelijke opbrengsten, risicogehalte, liquiditeit, fiscaliteit, ideale horizon van de verschillende beleggingscategorieën in kaart gebracht. 1. Defensief profiel - 5% pensioensparen Elke portefeuille. Fiscaal erg voordelig, want jaarlijks aftrekbar van de belastingen met op het einde een milde eindbelasting. Het is een beperkt bedrag meer toch de moeite waard. Product voor LTinvestering. Opteren voor Vvariant (Vrek.). - 15% spaarboekje Elke portefeuille. Voordelen: geen risico, fiscaliteit (belastingvrije interesten € 1 550,00), relatief hoge rentevergoeding (zeker in vergelijking met kas-, staats- en Vbon), hoge liquiditeit, …. - 40% obligatie(s)(fondsen) Relatief zeker rendement op (middel)LT, risico van faillissement blijft bestaan. Daarom obligatiefondsen, individuele falingrisico wordt uitgesloten. Hoofdzakelijk ‘investment grade’ (obligaties met hoogste kwaliteit). Muntrisico moet beperkt worden door als basismunt de € te laten overwegen. Wie een extra inkomen wenst moet beleggen in individuele obligaties van topkwaliteit. - 40% gemengde fondsen (met kapitaalgarantie) Mixfonds = een fonds waarin zowel aandleen als obligaties zitten. Hoger risico daarom kapitaalgarantie, zodat het rendement van de investering (in nominale termen) niet negatief kan worden. LT, hogere return, kapitaalbehoud en zeker rendement. 2. Agressief profiel - 5% pensioensparen Elke portefeuille. Fiscaal erg voordelig, want jaarlijks aftrekbar van de belastingen met op het einde een milde eindbelasting. Het is een beperkt bedrag meer toch de moeite waard. Product voor LTinvestering. Pensioenspaarfonds, hogere return, matig risico op LT. - 15% spaarboekje Elke portefeuille. Voordelen: geen risico, fiscaliteit (belastingvrije interesten € 1 550,00), relatief hoge rentevergoeding (zeker in vergelijking met kas-, staats- en Vbon), hoge liquiditeit, …. Vooral omwille van liquiditeitsredenen. - 15% obligatie(s)(fondsen) Relatief zeker rendement op (middel)LT, risico van faillissement blijft bestaan. Daarom obligatiefondsen, individuele falingrisico wordt uitgesloten. Hoofdzakelijk ‘investment grade’ 34 (obligaties met hoogste kwaliteit). Muntrisico moet beperkt worden door als basismunt de € te laten overwegen. Wie een extra inkomen wenst moet beleggen in individuele obligaties van topkwaliteit. Lager % dan defensief profiel. Gaan voor een hoger globaal rendement en accepteren het bijhorende hogere risico. - 15% gemengde fondsen Een lager % . Kapitaalgarantie achterwege laten voor hoger rendement te bekomen. Wel beheerst omdat de som nog relatief beperkt is. Bij kleinere bedragen is wat meer aandacht nodig voor het risico gezien de geringere diversificatiemogelijkheden en dus de grotere impact van 1 ‘verkeerde’ investering op het totale rendement. - 50% aandelenfondsen of tak 23-fondsen Zo hoog mogelijke return, maar oog houden op risico. Dus uitdrukkelijk geen individuele aandelen, diversificatiemogelijkheden toch beperkt vandaar keuze voor algemene aandelenfondsen of tak 23fondsen. Neutraal profiel: tussen beide geschetste profielen in bewegen. En wat met € 10 000,00? Te beperkte som. Bovendien krijgt de risicofactor door het beperkte bedrag een veel zwaarder gewicht in de eindkeuze dan de return. Hou het echt bij basisbeleggingsproducten als het spaarboekje, pensioensparen en één algemeen fonds (een obligatiefonds voor het defensieve profiel en een gemengd fonds, best met kapitaalgarantie, voor een agressiever profiel). U beschikt over € 100 000,00 1. Defensief profiel - Pensioensparen Blijft basiselement met opteren voor Vformule. - 15% spaarboekje Hoge liquiditeit en een mooi rendement (incl. fiscaliteit). - 10% Vrek. LTproduct, mede om fiscale redenen met een tot op vandaag behoorlijk rendement, maar niet te beschouwden als de Vvariant van het spaarboekje. - 50% obligatie(s)(fondsen) Belangrijkste component. Relatief zeker rendement op LT. 35% investeren in obligatiefondsen met ruimte voor hoogrentende obligaties (speculative grade) en 15% in obligaties of obligatiefondsen geïndexeerd aan de inflatie (bieden inflatie- en rentecontext een bescherming), mocht de rente de komende jaren toch terug sterk gaan stijgen, wellicht het belangrijkste (opportuniteits)risico dat een obligatiebelegger vandaag loopt. - 10% aandelenfondsen met kapitaalgarantie Deels voor kapitaalbescherming wat de risicofactor onder controle houdt. En voor de extra return. - 15% aandelenfondsen algemeen Europees/wereldwijd aandelenfonds waardoor ons risico het algemene marktrisico is en ook onze opbrengst meegaat met de algemene beursevolutie. Op LT biedt dit ook de garantie van een positieve return. 2. Agressieve profiel - Pensioensparen Opteren voor pensioenspaarfonds. - 10% spaarboekje 35 Liquiditeitsaspect, zodat we cash achter de hand hebben om op zich aandienende opportuniteiten in te spelen. - 15% obligatie(s)(fondsen) Samen met spaarboekje vastrentend component. Combinatie investment grade, speculative grade en converteerbare obligaties omwille van veiligheid en meer rendement. - 10% vastgoedfonds en/of bevaks: Klassieke vastgoedinvestering als beleggingsobject natuurlijk niet aan de orde. Een alternatief om toch een stukje vastgoed in portefeuille te nemen, is de keuze voor een vastgoedfonds of de aankoop van individuele vastgoedbevaks (fiscaal gunstig regime van 15% RV) omwile van het hoge rendement (hoge couponuitkeringen). Vastgoedbevaks moeten immers min. 80% van hun winst uitkeren om hun fiscaal gunstig regime te behouden. - 25% aandelenfondsen algemeen Voorkeur een (of meerdere) Europees/wereldwijd aandelenfonds(en), waarbij risico beperkt wordt tot de beweging van de aandelenmarkten zelf, los van het individuele aandelenrisico. - 15% aandelensectorfondsen Risicogehalte ligt al wat hoger omdat men de verkeerde sectorkeuzes kan maken. Anderzijds hebben we een hoger rendement. - 25% individuele aandelen Nodige kennis hebben. Wie niet kan de 2 voorgaande bestanddelen verder opdrijven tot respectievelijk 40 en 25%. Goede spreiding: 10tal waarden. Daarom moet ook gekozen worden naar ‘blue chips’ (steraandelen). Ook ondergewaardeerde (B) holdings zijn een mogelijkheid. Maar er is geen plaats voor speculatieve waarden. Neutraal profiel 50/50 tussen vastrenten en aandelen, defensief 75/25 vastrenten en aandelen en agressief 25/75. Systematisch beleggen: zinvol of zinloos? Systematisch beleggen Een manier van beleggen waarbij op vaste tijdstippen een bedrag wordt belegd. Het perfecte instapmoment herkennen, is moeilijk Het beste beleggingsresultaat behaalt men door op het perfecte moment, dus op het dieptepunt van de aandelenkoersen, een som te beleggen. In praktijk bijzonder moeilijk ook voor professionele beleggers. Bij beleggen spelen nl. naast rationele factoren ook emotionele invloeden een rol. Bv. euforie op de markten: aan te hoge koersen instappen, overdreven pessimistisch: aankopen uitstellen en lage koersen missen. Constant in de markt aanwezig zijn, is de meest ideale situatie. Systematisch beleggen biedt daartoe de mogelijkheid: de belegger hoeft zich geen zorgen meer te maken over het ideale instapmoment en emotionele invloeden worden vermeden. Systematisch beleggen reduceert het risico van een slechte timing Belegger koopt nl. niet alles op mogelijks ‘te duur’ moment, maar mooi gespreid in tijd. Bij lagere koersen verwerft belegger gewoon meer deelbewijzen; bij hogere koersen iets minder deelbewijzen. Verhouding risico – rendement We weten dat het uitstellen van risico bij beleggen tot gevolg heeft dat ook het rendement van de belegging gevoelig afneemt. Bij systematisch beleggen wordt het aankooprisico aanzienlijk gereduceerd, toch heeft dat nauwelijks invloed op het rendement. Volatiliteit kan extra troef zijn 36 De volatiliteit is de beweeglijkheid van de onderliggende markt. Een hoge volatiliteit betekent sterke koersschommelingen. Bij systematisch beleggen kan daaruit voordeel worden gehaald en bijgevolg kunnen beweeglijke koersen een extra opbrengst opleveren. Periodes met hoge volatiliteit zijn dus bijzonder interessant om aan systematisch beleggen te doen. Kracht van de kapitalisatie Een lager geïnvesteerd bedrag – met start op jongere leeftijd – een hoger eindresultaat oplevert dan een hoger geïnvesteerd bedrag op ‘oudere’ leeftijd. Besluit Zinvol. Constant in markt aanwezig zijn. Verloopt automatisch en zonder emotionele beïnvloeding. Aankooprisico afgezwakt en beweeglijkheid van onderliggende markt kan zelfs een extraatje opleveren. Kan vanaf kleine som. 20 op 20 voor Colruyt “Weet wat je koopt” wordt zeker niet altijd in acht genomen door de volledige beleggergemeenschap. Te wijten aan gebrek aan tijd en gebrek aan financiële kennis. De belegger moet dan afgaan op het advies van zijn bankier of van zijn financiële raadgever zonder werkelijk te weten wat hij koopt. Dat geldt niet alleen voor aandelen, maar ook voor alle andere financiële producten. En we herinneren eraan: de aankoop van een aandeel komt neer op de aankoop van een gedeelte van een onderneming. Om de belegger te helpen zijn kennis van het financiële profiel van de onderneming waarvan hij eigenaar is, is er een analyse doorgevoerd van bepaalde bedrijven. Het financieel risico van een onderneming is immers ook uw financieel risico. Evaluatiecriteria 1. Pay-outratio Formule: dividend/netto resultaat Pay-outratio wordt berekend als % winst dat aan de aandeelhouder wordt uitgekeerd. Hoe hoger hoe beter, hoewel dit niet altijd geldt. Te veel winst uitkeren kan schade toebrengen aan de activiteiten of kan een gebrek aan investerings- en groeiperspectieven bij het bedrijf weerspiegelen. 2. Gearing Formule: schuld op LT/EV De gearing, of schuldgraad, staat toe de schulden van een onderneming te vergelijken met haar eigen middelen. Gearing < 50%: positief, 50% - 100%: neutraal en > 100%: negatief. Voor de onderneming is vooral het hefboomeffect belangrijk en dat moet positief zijn (de betaalde intrest moet < rendement van investeringen die met de lening gedaan werden). 3. ROE: Return on Equity Formule: netto resultaat/EV De ROE komt overeen met het rendement op EV. Hoe hoger hoe beter, maar het is ook belangrijk om de evolutie van de ROE in de gaten te houden. ROE > 10%: positief, 0% - 10%: neutraal en negatief voor een negatief resultaat. 4. Ebitda-marge Formule: EBITDA/omzet Meer nog dan de berekening ervan, is het de evolutie van de EBITDA (‘Earnings Before Intrest, taxes, Depreciations and Amortisations’ of simpel bedrijfscashflow)-marge over de jaren heen die een notering krijgt. Als de marge stabiel blijft of erop vooruitgaat, zal er sneller positief geoordeeld worden dan wanneer de marge daalt. Als dat mogelijk was, vergeleken we ook binnen de sectoren. 5. Liquiditeitsratio in brede zin Formule: beperkte circulerende activa/VV op KT 37 Deze ratio laat ons toe te bepalen in welke mate een onderneming haar engagementen (schulden) op KT het hoofd kan bieden dankzij de meest liquide activa op de balans. > 100%: positief, 100% – 75%: neutraal en < 75%: negatief. 6. Dekking VV op LT Formule: EBITDA/VV op LT Hoge schuldratio is niet altijd negatief, voor zover het resultaat de onderneming toelaat gemakkelijk de schulden terug te betalen. > 20%: positief (niveau waarop de schulden 5x EBITDA bedragen). 7. Niveau goodwill Formule: goodwill/eigen kapitaal Deze ratio staat toe uit te maken of de goodwill op de balans niet te veel inneemt van het eigen kapitaal. De B boekhoudnormen verplichten afschrijven van goodwill, wat drukt op de resultaten. De nieuwe IAS/IFRS-boekhoudnormen daarentegen zorgen ervoor dat de goodwill elk jaar opnieuw een waarderingstest zal vormen (‘impairment test’), wat dus een groot risico inhoudt. < 25%: positief, 20% - 50%: neutraal en > 50%: negatief. 8. Wisselrisico Om aan dit element en notering te kunnen toekennen, hebben we vooral rek. gehouden met dat deel van het resultaat van een onderneming dat in een andere munt dan de € is. 9. Cycliciteit van de resultaten Hier wordt vooral de sector van het bedrijf onder de loep genomen en de mogelijkheid die het heeft om conjunctuurzwaktes te doorstaan. 10. Gemiddelde groei Naast de cycliciteit is het belangrijk de gem. groei van de EBITDA over de voorbije jaren te volgen. Groei > 10%: positief, 5% - 10%: neutraal en< 5%: negatief. Tot uw orders! Euronext biedt de institutionele en particuliere beleggers talrijke mogelijkheden om een beursorder te plaatsen, zowel bij aankoop als verkoop. Het is goed om weten dat ze een zeer uitgebreid orderpalet voorstelt dat waarschijnlijk een van de volledigste ter wereld is op de aandelenmarkten. Tegen de koers Eenvoudigste order: order tegen de (markt)koers. Het laat toe om onmiddellijk de gewenste aandelen te kopen (of de aandelen waar men vanaf wil, te verkopen) tegen de best mogelijke prijs op de markt voor zover er een tegenpartij is. Het niet-uitgevoerde gedeelte zal behouden blijven in het orderboek als een ‘market’ order (zonder koerslimiet) en zal worden uitgevoerd tegen de koers an ieder nieuw order dat aan de andere zijde van het orderboek wordt geplaatst. Groot nadeel: de uiteindelijke koers van de transactie is niet gewaarborgd. Dat kan problemen stellen bij een aandeel dat relatief zelfden wordt verhandeld en waar grote verschillen zijn tussen de biedkoers (‘bid’) en vraagkoers (‘ask’). Het kan snel een aanzienlijk verlies veroorzaken, vooral wanneer het order tussen 2 zittingen wordt geplaatst, tijdens de sluiting van de markt en wanneer de koers een sterke schommeling laat zien vanaf de 1ste notering. ‘open’ orders bieden evenmin een waarborg over de uiteindelijke koers van de transactie. Deze orders worden gebruikt voor de opening van de markt, wanneer men een uitvoering van het order tegen de openingskoers (continuemarkt) of tegen de koers van de volgende fixing wil. Dit soort orders wordt geplaatst wanneer de beurs gesloten is of gedurende een periode van pre-opening na een eventuele schorsing van de notering. Een open order houdt hetzelfde risico in als ieder niet-gelimiteerd order: het biedt geen enkele waarborg inzake de koers van de transactie. Limietorders 38 Om dergelijke onzekerheid over de uiteindelijke prijs van transactie te vermijden, is het mogelijk om gelimiteerde orders op te geven, die heel wat duidelijker zijn, dan de orders tegen de koers. Onafhankelijk van het aantal stukken dat particuliere beleggers willen kopen of verkopen, raad ik altijd aan om met limieten te werken. limietorder Dit type order laat toe om een limiet vast te leggen, zowel voor de aankoop als voor de verkoop. Het order wordt alleen uitgevoerd tegen de limietkoers of tegen een betere koers. Een gelimiteerd order geeft echter geen enkele waarborg wat betreft de uitvoering. Indien de koper bv. een te ‘zuinige’ limiet opgeeft, bestaat er weinig kans dat hij snel aan zijn stukken geraakt. Daarom is het van belang om te werken met ‘redelijke’ limieten die niet te ver van de laatste gedane koersen afliggen. ‘stop’- en ‘stop limit’orders Deze soorten orders worden minder vaak gebruikt door particuliere beleggers: een ‘stop’order is een order tegen de marktkoers dat niet wordt geactiveerd zolang de ‘stop’koers gespecificeerd in het borderel gedurende een zitting niet is bereikt. Opgelet: het gaat dus niet over een order gelimiteerd tegen en specifieke ‘stop’koers! Bij een ‘stop’order, wanneer de koers van het aandeel een bepaalde ‘stop’koers in de loop van de zitting heeft bereikt of overschreden, wordt het order veranderd in een ‘markt’order. De waarschijnlijkheid van uitvoering is dan groot, maar geen enkele waarborg bestaat over de koers. Deze orders worden vooral gebruikt in het kader van een ‘stop loss’strategie om de schade te beperken in een dalende beursomgeving (baissemarkt). U koopt een aandeel tegen een koers van € 100,00. Om u te beschermen tegen een onverwachte koersdaling, plaatst u een stopverkoop op € 95,00. Dat betekent dat indien de koers van het aandeel € 95,00 bereikt heeft, uw verkooporder zal worden geactiveerd. Het zal dan worden uitgevoerd tegen de marktkoers. Sommige aanhangers van de technische analyse gebruiken ook stop aankooporders in hoop dat ze op juiste ogenblik op haussetrein kunnen springen: het order wordt pas in werking gesteld wanneer een weerstandsdrempel naar boven toe wordt doorbroken en de weg vrij is richting nieuwe toppen. Ik beveel de grootst mogelijke voorzichtigheid aan bij het plaatsen van dergelijke orders. Het verschil tussen bied- en vraagkoers kan zeer groot zijn, vooral bij kleine aandelen. het is belangrijk om te weten dat het order tegen de koers zal worden uitgevoerd en dat het op geen enkele manier is gelimiteerd. Een ‘stop limit’order is vergelijkbaar met een klassieke stoporder wat het principe van zijn activering betreft. Het verschil zit in de uitvoeringsfase: terwijl een stoporder wordt gewijzigd in een order ‘tegen de koers’ (wat bijgevolg geen enkele controle toelaat over de uitvoeringskoers van het order), wordt het ‘stop limit’order veranderd in een limietorder wanneer het wordt geactiveerd. De limiet wordt bepaald bij het plaatsen van het order. U kopt een aandeel tegen de koers van € 100,00. Om u te beschermen tegen een daling van het aandeel plaatst u een stopverkooporder tegen € 95,00 met uitvoeringslimiet op € 93,00. Dat betekent dat indien de koers van het aandeel tot € 95,00 daalt, uw order wordt geactiveerd. Het wordt dan geplaatst als een verkooporder gelimiteerd op € 93,00. Het verdient de voorkeur om dit soort order te gebruiken boven een klassiek stoporder. Zo vermijdt u immers de verassingen die zeer zenuwachtige of volatiele markten in petto hebben. ‘ijsberg’order Deze ‘ijsberg’order die ook ‘verborgen’orders genoemd worden, zijn weinig relevant voor kleine aandeelhouders. Ze stellen u in staat om grote orders te plaatsen waarbij slechts een gedeelte van 39 het totale volume wordt getoond ten einde de veiligheid en de efficiëntie te verhogen, vooral op relatief weinig liquide markten. Dit order, dat noodzakelijk moet gelimiteerd zijn, wordt ‘gesplitst’ opgenomen in het orderboek. Belegger kan besluiten om 10 000 aandelen te verkopen, maar slechts 1 000 aandelen tegelijk laten zien. Iedere keer wanneer een lot van 1 000 aandelen wordt verkocht, verschijnt een volgend lot van 1 000 stukken automatisch in het orderboek. Maar opgelet: de belegger verliest de prioriteit tussen iedere schijf van 1 000 stukken indien andere verkopers eenzelfde limiet opgeven als hij. Dat zou niet het geval zijn met een klassieke limietorder, waarbij onmiddellijk 10 000 stukken worden getoond. ‘ijsberg’orders worden toegelaten op voorwaarde dat een volume van min. 10x de min. tradingeenheid van het aandeel in kwestie wordt getoond. Welke geldigheidsduur? 2 typemogelijkheden om de geldigheid van de orders te preciseren: - Day (dag): het order is alleen de dag zelf geldig. Indien het niet wordt uitgevoerd, vervalt het automatisch. ‘dagorders’ die na de sluiting van de beurs worden ingevoerd, zijn geldig voor de volgende beurszitting. (volgende dag) - GTC (Good Till Canceled): het order blijft 365d geldig. De orders kunnen op ieder ogenblik worden ingetrokken. Wanneer een order dat gedurende een dag geldig is, slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, wordt het overblijvende saldo ingetrokken op het einde van de beurszitting. Indien u wenst dat ook het saldo wordt uitgevoerd, moet u een nieuw order opgeven. Maar in dat geval zullen opnieuw transactiekosten worden aangerekend. Indien uw order daarentegen een GTC-geldigheid heeft, blijft het resterende saldo op de markt tot uitvoering of annulering. Beleggen via het internet wordt 20% goedkoper Naar aanleiding van een prijzenoorlog tussen onlinemakelaars Binckbank en Fortuneo. Eerst verlaagde Binckbank daarna volgde Fortuneo: het is onze ambitie de goedkoopste beursmakelaar van B te zijn. Ze zijn nr. 2 op de F markt en controleert 1/5 van die markt. Dat is ook het marktaandeel dat ze in B ambieert. Duur, duurder, duurst De kosten die u aan de financieel tussenpersoon moet betalen om voor u aandelen op de beurs te kopen of verkopen, zijn samen met de ev. Kosten om die aandelen op een effectenrek. in te schrijven, niet te onderschatten, zeker als het slechts een kleine of middelgrote verhandeling betreft. U bent verplicht een beursorder te geven aan een erkend financieel tussenpersoon, en die werkt uiteraard niet gratis. Elke tussenpersoon hanteert een verschillende kostenstructuur waardoor vergelijken moeilijk is. Bovendien is de kans groot dat u uw aandelen niet materieel in uw bezit houdt, mar ze op een zgn. effectenrek.op uw naam laat inschrijven: kosten. Kosten tussenpersoon schommelen tussen € 150,00 en € 1 500,00! De kosten op een rijtje Wanneer uw financieel tussenpersoon uw order heeft uitgevoerd, zal hij u daar een borderel van bezorgen. In principe gebeurt dat via de post. Soms echter vraagt men u om dat doc (bevat gegevens van uw order, prijs waartegen de aan-of verkoop is uitgevoerd, en de kosten die de tussenpersoon voor de verhandeling aanrekent) zelf thuis af te printen. Er zijn 2 soorten kosten: 1. Makelaarskosten 40 - - - De meeste passen een proportioneel tarief toe bv. 1% van het verhandelde bedrag. Tarief is vaak degressief, hoe groter het verhandelde bedrag, hoe lager het tarief. En vaak een min.bedrag per verhandeling (nadeel kleine spelers). Sommige een vast bedrag bv. € 15,00 per schijf van € 25 000,00. Valt dikwijls voordeliger uit voor de consument. Sommige voegen een aparte kostenrubriek toe voor het opstellen van het borderel. Voor de B belegger zijn orders op de Brusselse beurs doorgaans minder duur dan orders op een buitenlandse beurs (hier komen immers vaak extra kosten bij omdat de tussenpersoon op zijn beurt bij een tussenpersoon in het buitenland moet aankloppen, die evenmin gratis werkt, maakt rek. peperduur). Andere kostenstructuur al naargelang de manier waarop de beursorders worden gegeven, in een agentschap, via telefoon of via internet. 2. Kosten voor de effectenrek. - Papier ruimt alsmaar vaker de plaats in voor elektronica. Steeds minder bedrijven geven hun aandelen nog in papiervorm uit. Belegger is dan wel verplicht om zijn aandelenbezit op een effectenrek. op zijn naam te laten inschrijven. Ze worden ook ontmoedigd door financiële tussenpersonen door hoge leveringskosten. Zelfs de staat door taks voor materiële levering 0,60%. Effectenrek. heeft wel geen fiscale anonimiteit maar wel dat je de administratieve rompslomp overlaat aan de financiële tussenpersoon: tijdig knippen van coupons om ze te laten uitbetalen, opvolgen van speciale aanbiedingen (kapitaalverhoging, splitsing van aandeel),… ook vervalt het risico op diefstal of verlies van de aandelen. Tussenpersoon failliet: geen enkele reden om voor uw bezit te vrezen. - Dienstverlening is uitzonderlijk gratis, hogere kosten niet per se synoniem met een kwaliteitsvollere dienstverlening. Meestal bepaald %. Men neemt de waarde van de effectenrek. op een bepaalde datum en men rekent “per regel” (d.w.z. per soort van aandeel, en niet per stuk). Vaak is er een minbedrag. Andere gevallen beheerskosten bovenop. Groot bedrag soms krijgen van korting. De vergelijking - Voor zo’n vergelijking moet men immers uitgaan van een concrete situatie: o De aandelenmarkten waarop wordt verhandelt. o Het feit of de aandelen al dan niet op een effectenrek. worden ingeschreven. o De grootte van de aandelenportefeuille o Het aantal verhandelingen per jaar o Het bedrag per verhandeling Dat beleggerprofiel speelt een grote rol: voor zeer actieve beleggers vormt het makelaarsloon de zwaarste kostenpost, voor minder frequente gebruikers wegen de kosten van de effectenrek. zwaarder door. - niet iedereen is een grote belegger, en de ene belegt geregeld kleine bedragen terwijl de andere veeleer een grote som ineens aan aandelen besteedt. Daarom tekenden wij 5 verschillende profielen van beleggers uit. - Onlinebeursorders zijn minder duur (en soms veel minder) dan orders via de klassieke weg. De tussenpersoon heeft in dat geval nu eenmaal minder kosten. Toch is het internet niet altijd de goedkoopste oplossing. Nochtans een van de pioniers inzake online aandelen verhandelen, beschouwt dat platform veeleer als een bijkomende dienst oor de cliënten, en ziet daar geen reden in om die manier van aan/verkopen goedkoper te maken dan een andere. De grote banken mogen dan wel een verlaagd tarief toepassen voor onlinebeursorders, maar zelfs dan kunnen zij niet tippen aan de concurrentie. En voor beursorders via de klassieke weg behoren ze tot de duurste op de markt. Het verschil is soms duizelingwekkend 41 Wees nauwkeurig Om elk misverstand te voorkomen: - Naam van het aandeel dat u wenste verhandelen, met indien mogelijk ook het ISIN (International Securities Identification Number) van het aandeel. Dat unieke codenr. Is het zekerste instrument om een waarde terug te vinden. Die codes worden in de gespecialiseerde financiële pers gepubliceerd. - Aan- of verkoop? - Aantal aandelen dat u wenst te verhandelen - Limietkoers. Bij kopen, is de limietprijs dus de maxprijs die u bereid bent te geven; wanneer u wilt verkopen, is het de vereiste minprijs (eronder wenst u niet te verkopen). Leg uw order zwart op wit vast - - Tot bij uw financieel tussenpersoon: borderel door hem ingevuld. Telefonisch: daarna per fax of met een brief te bevestigen, kwestie van bewijs. Soms opnemen van telefoongesprek (verplicht u te vragen). Sommige vooraf doc ondertekend waarin u verklaart ermee akkoord te gaan dat uw telefonische orders worden uitgevoerd. Online: beveiliging ingebouwd om te voorkomen dat andere personen in uw naam verhandelingen uitvoeren. Absolute zekerheid is ondenkbaar maar toch vrij veilig. Meestal rechtstreeks toegang tot het systeem van de tussenpersoon: wat op uw pc ingeeft, wordt zonder verdere tussenstap als een rechtstreekse order beschouwd. Soms is dit alleen voor bepaalde beurzen. Maar bijna altijd de beurzen waar de B het meest op verhandelen rechtstreeks toegankelijk. Geen rechtstreekse toegang: u verstuurt slechts een veredelde email want uw financieel tussenpersoon moet uw order dan nog behandelen. Bewijs: de gegevens afprinten wanneer u alles hebt ingebracht. Rechtstreeks toegang tot systeem is kans op fouten vrij klein, tenzij u ze zelf begaat; als er nog een menselijke tussenkomst vereist is, kan er natuurlijk wel iets mis lopen. Strips, het werkinstrument van de LTbelegger Wat zijn strips? Strips geven samen met het bijhorende aandeel recht op een verminderde RV van 15 i.p.v. 25% bij de uitkering van een dividend. Voluit heten ze VVPR- strips (verminderde voorheffing – précompte réduit). Vanwaar komen die strips, een typisch Brussels fenomeen? De oorsprong ligt bij de wet Cooreman-De Clercq van ’84 Genoemd naar 2 initiatiefnemers: senator Etienne Cooreman en minister van Financiën Willy De Clercq. Wet betreffende steunmaatregelen voor de Brusselse beurs. Bestaande uit creatie van AFV(Avantage fiscal-fiscaal voordeel)aandelen. bij een kapitaalverhoging mochten bedrijven nieuwe AFVaandelen uitgeven die een lagere RV en andere fiscale voordelen genoten. Een minpunt was dat de bij B aandelen toch al niet zo hoge liquiditeit werd opgesplitst in 2 soorten aandelen, AFV en gewone. Werkgroep in ’94 kwam met stripscenario. Voortaan konden bedrijven het recht op verminderde voorheffing afsplitsen van het onderliggende aandeel en als VV-strip apart op de beurs laten verhandelen. Hebben alle bedrijven intussen hun VVaandelen gestript? Bijna, maar niet allemaal. Kunnen bedrijven zomaar strips uitgeven? Neen. VVstrips kunnen alleen maar worden uitgegeven samen met nieuwe aandelen. 42 Het aantal strips hangt af van het aantal nieuwe aandelen dat een bedrijf in de loop der jaren heeft uitgegeven, via beursgang, kapitaalverhoging of bij uitoefening van aandelenopties van personeel. Daardoor kan aantal strips in verhouding tot aantal uitstaande aandelen enorm uiteenlopen. Hoe verloopt de handel in strips? Strips noteren op het marktsegment enkele fixing van Euronext Brussel. Dat betekent dat slechts 1x/d een koers wordt gevormd, om 15u. de beurskoers mag max. 30% van de vorige koers afwijken. Hoe komt het dat strips zo sterk in waarde verschillen? De prijs van de strips is in belangrijke mate afhankelijk van de schaarste. Ook belangrijk is in welke mate institutionele beleggers interesse hebben voor het aandeel. Institutionele beleggers betalen geen RV en dumpen bijgevolg de strips die ze in het kader van een aandelenruil of kapitaalverhoging in handen kregen. Bedrijven die weinig strips hebben uitstaan en/of veel particuliere aandeelhouders tellen, zien hun strip een stuk hoger noteren. In het algemeen zijn strips de voorbije jaren fors duurder geworden, als gevolg van de herwonnen beleggeraandacht voor het dividendrendement. Hoe weet ik of een strip goedkoop of duur noteert? Een vuistregel is de koers vergelijken met het voordeel dat die strip in een jaar oplevert. Zo bekomt u ook voor strips een ‘koerswinstverhouding’, nl. het aantal jaar dat u de strip moet bijhouden vooraleer u de aankoopprijs hebt gerecupereerd. Zoals alle vuistregels is de rekensom niet perfect, aangezien je ervan uitgaat dat het dividend de komende jaren niet wordt verhoogd of verlaagd. Betaal ik mij niet blauw aan transactiekosten? Dat hangt ervan af. Onlinemakelaars rekenen voor strips dezelfde transactiekosten aan als voor aandelen. Interessanter zijn tarieven bij grootbanken. Die hanteren zonder uitzondering apart tarief voor strips. Strippen op de beurs - VVstrips geven recht op 15% RV op de dividenden. - Strips kunnen alleen bij de creatie van nieuwe aandelen worden uitgegeven. Daardoor loopt het aantal uitstaande strips van het ene tot het andere bedrijf fors uiteen. - Om uit te maken of een strip duur of goedkoop noteert, is het handig de koers met de jaarlijks uitgespaarde RV te vergelijken. - Bij het doorgeven van een beursorder voor strips is het aangewezen vooraf de transactiekosten in het oog te houden.