En wat met € 10 000,00?

advertisement
1
Geld- en Kapitaalmarkt: Modules
Module 4: Macro-economische factoren
Conjunctuurcyclus
Een inkrimping of uitzetting van de omvang van de geld- en goederencirculatie kan optreden ten
gevolge van:
1.  geldhoeveelheid in omloop
2.  omloopsnelheid van het geld
3.  vraag naar consumptie- en investeringsgoederen

Deze veranderingen houden nauw verband met de conjunctuurbeweging.
 KT-golfbewegingen
1. Beschrijving van de conjunctuurbeweging
Hoogconjunctuur
Laagconjunctuur
We gebruiken het BNP tegen constante prijzen om de economische activiteit te meten.
Het BNP maakt in de loop van de tijd een golvende beweging rond een rechte lijn die doorheen de
‘puntwolk’ kan getrokken worden.

Duidt de richting aan waarin het BNP evolueert op LT, geeft dus de ‘trend’ aan
Die golvende beweging, die op en neergaande beweging van het BNP t.o.v. de trendlijn herhaalt zich
in tijd. Geef op onderstaande grafiek de BNP-curve en de trendlijn aan.
BNP
Tijd
Indicatoren van economische activiteit
- De jaarlijkse % veranderingen van het BNP: deze indicator vertelt ons of het BNP is toegenomen of
afgenomen en in welke mate
- De werkloosheid
- De investeringen
- De in- en uitvoer
- De private consumptie
- De overheidsconsumptie
- Het algemene prijspeil(inflatie)
- De aandelenkoersen
- De ondernemingswinsten
- De bouwvergunningen
2
- De orderposities voor kapitaalgoederen
Als men deze indicatoren grafisch uitbeeldt, stelt men vast dat ook die andere indicatoren
schommelen in samenhang met het bewegingspatroon van het BNP.
Merk op dat de groei% van de werkloosheid meestal een tegengesteld verloop kennen dan die van
het BNP.
Conjunctuurbeweging of conjunctuur
Die op- en neergaande beweging van economische variabelen rond hun trend.
De hierboven genoemde indicatoren van economische activiteit zijn de conjunctuurindicatoren.
 de op- en neergaande bewegingen van elk van deze conjunctuurindicatoren lopen niet altijd
synchroon!
- Vooroplopende (leading) indicatoren
- Vertraagde (laggind) indicatoren
- Gelijklopende of samenvallende (coïcidente) indicatoren
De perioden van –op en neergang in de economische activiteit wisselen elkaar volgens een bepaald
ritme af. Er is dus regelmaat in de conjunctuurbewegingen.
Terminologie
- Conjunctuurcyclus = een volledige conjunctuurgolf
- Lengte of de periode van de conjunctuurcyclus = verstreken tijd tussen 2 overeenkomstige situaties
- amplitude = de max. wijdte van de schommeling
- Bovenste keer- of omslagpunt = kentering of crisispunt
- Onderste keer- of omslagpunt = dal of herstel
- opgaande fase (hausse) en neergaande fase (baisse)
- hoogconjunctuur = periode waarin de groeivoeten voortdurend hoger liggen dan de
trend  laagconjunctuur
BNP
Tijd
Expansiefase
Recessie
Depressie
Economisch herstel
hoogtepunt (boom)
dieptepunt (slump)
Investeringsklok raadt cash aan, maar nog te vroeg voor aandelen
Investeringsklok
Het instrument dat de beleggingen selecteert volgens de economische cyclus.
4 fases investeringsklok
- Oververhitting – cash!
Oorzaak: bedrijven hebben tekort aan personeel en hoge groei  grondstofprijzen records
-
Stagflatie
3
Centrale banken grijpen in
- Reflatie – obligaties!
Herstel economie en stijgende consumentenprijzen
- Herstel – aandelen!
Bedrijven maken winst, beurzen herstellen. Sectoren die het goed doen: technologie en auto’s.
sectoren die het minder doen: defensieve zoals farma.
Evolutie en vooruitzichten van de B economie
In ’06 werd de groei op 3% geschat in ’07 2,9% en in ’08 op 2,4%. Progressieve terugkeer verwacht
begin ’08.
Indicatoren wijzen op een lichte verzwakking van het vertrouwen van de consumenten en de
ondernemers en dit voor alle sectoren.
Uitvoer bleef stand houden en is te danken aan stijging vraag van China en olie uitvoerende landen.
Dalend werkloosheids% samen met privéverbruik dragen bij tot de economische groei.
B ondernemers zijn vertrouwen in toekomst kwijt
Dalend vertrouwen te wijten aan:
- Terugval van de buitenlandse bestellingen bij de verwerkende nijverheid. En bouwnijverheid.
- Dure euro.
- Groeivertraging in VS.
- Hoge olieprijs.
- Kredietcrisis.
- Sterk vertraagde groei in industriële activiteit in de hele eurozone.
Maar in de handel herstelde vertrouwen dankzij de forse toename van de omzet.
ECB zal nog verscheidene maanden de rente stabiel houden.
Verkiezingen verlamt Duitsland
Dalend vertrouwen van Duitse consument is te wijten aan de politieke verwarring. Dat is ook voor de
rest van Europa van belang omdat Duitsland goed is voor 1/3 van het BNP van de eurozone.
Economische hervormingen hebben tijd nodig om vruchten af te kunnen werpen, zeker als de
internationale conjunctuur en de olieprijzen de groei in de weg staan.
Voldoende groei is noodzakelijk voor jobcreatie. De hervormingen op de arbeidsmarkt zijn moeilijk te
implementeren omdat een belangrijk deel structureel werkloos is.
NAPM-index
NAPM
National Association of Purchasing Managers. Index die 6m tot 9m vooruit loopt op de reële
ontwikkeling van de Amerikaanse economie. Het vat de verwachtingen samen van 300 Amerikaanse
aankoopdirecteuren in 20 industriële sectoren verspreid over 50 Amerikaanse staten.
Werking:
- Boven 50 punten wijst op expansie van verwerkende nijverheid
- lager dan 50 wijst op een nakende terugval
Subindices:
- Inflatie
- Werkgelegenheid
4
-
Voorraden: te hoge voorraad wijzen op tanende investeringen en dito economische groei.
Prijscomponent: weerspiegelt de prijzen die de fabrikanten voor hun grondstoffen betalen.
Module 5: Obligaties
Inleidende vraagstelling
1. Wat is een obligatie ‘aan toonder’?
De voornaamste kenmerken van obligaties aan toonder zijn:
- Wie obligatie bezit wordt als eigenaar ervan beschouwd. Dit houdt in dat men bij verlies of
diefstal van zijn aandelen zeer veel moeilijkheden zal hebben om aan te tonen dat men de
wettelijke eigenaar ervan is.
- Obligaties aan toonder worden verhandeld door eenvoudige overdracht. Er zijn hier dus geen
specifieke vormvereisten.
- Daar de obligatie anoniem is, is het natuurlijk ook moeilijk de inkomsten die eruit
voortvloeien te achterhalen.
2. Wat is een ‘gedematerialiseerde’ obligatie?
Papier ruimt alsmaar vaker de plaats in voor elektronica. Deze worden in een bestand geordend.
Enkel op naam dus geen fiscale anonimiteit ook vervalt het risico op diefstal of verlies van de
obligaties.
3. Bij verwachte stijgende marktrentevoeten is de keuze voor een obligatie met vaste
rentevoet beter dan de keuze voor een obligatie met zwevende rentevoet. Correct?
Neen, als men kiest voor een obligatie met een zwevende rentevoet kan men deels nog meegenieten
van de rente die stijgt en dus meer vergoeding genereert, maar bij een daling zal je dan ook
‘meegenieten’ van de renteverlaging en dus minder vergoeding. Bij een vaste rentevoet heb dat
probleem niet maar je kan ook niet meegenieten van de rentestijging.
4. Hoe bekomt een belegger rendement met een nul-coupon-obligatie?
Dit zijn obligaties waar de jaarlijkse rentecoupon 0% bedraagt, maar waar de terugbetalingprijs sterk
boven de uitgifteprijs ligt.
In feite wordt bij deze soort van obligaties de rente in 1x, nl. op de eindvervaldag, uitbetaald.
Voorbeeld:
Een lening uitgegeven tegen 77% van haar nominale waarde en die over 5j terugbetaalbaar is tegen
100% van die nominale waarde.
Opmerking:
De verschuldigde RV zal hier op de eindvervaldag berekend worden op het verschil tussen de
terugbetalingprijs en de uitgifteprijs.
5. Kan de koers van een obligatie onder 100 duiken? Waarom wel/niet?
Het gebeurt echter eveneens dat de uitgifteprijs “boven pari” (bv. 101% of € 1 1010,00) of “onder
pari” (bv. 99% of € 990,00) ligt.
6. Wat is een ‘rating’ van een obligatie-emittent?
De rating is een gestandaardiseerde code dat het debiteurenrisico of de kredietwaardigheid van de
emittent (de emittent kan zijn verplichtingen (terugbetaling op eindvervaldag) misschien niet
5
nakomen) kwalificeerd. Die wordt bepaald door onafhankelijke instellingen. Ze variëren van
Investment grade tot Speculative grade. Enkel obligaties uit de 1ste groep voldoen aan de
veiligheidsvereisten.
Rating van onderneming weerspiegelt landenrisico, bedrijfsrisico (activiteit, marktpositie, strategie,
…) en het financieel risico (solvabiliteit, aflossingscapaciteit, …) van de debiteur. De obligatierating is
immers ook afhankelijk van de looptijd van de lening, excl. waarborgen, ….
Obligatieratings worden echter vaak pas toegekend na het afsluiten van de emissieperiode.
Ze worden jaarlijks geëvalueerd. Niet elke ratingverlaging hoeft te leiden tot staking van
intrestbetalingen en/of aflossing van de hoofdsom. Wel kan een ernstige ‘downgrading’ (bv. van
investment grade naar speculative grade) tot gevolg hebben dat de koers van de obligatie fors moet
inleveren en dat de verhandelbaarheid van de titel sterk vermindert. Moody’s en Standard & Poors 2
belangrijkste. Belangenvermenging: een ratingbureau zal niet graag zijn klant ‘degraderen’.
7. Heeft deze rating invloed op de nominale rentevoet?
Emittenten met een goede rating geven wellicht een lagere rentevoet dan emittenten met een
lagere rating. Om cliënten te lokken.
8. Wat zijn ‘junk bonds’?
Dit zijn zeer hoogrentende obligaties die echter gepaard gaan met een zeer reëel risico. Ze worden
meestal uitgegeven door ontwikkelingslanden en door ondernemingen die bv. risicovolle overname
plannen.
9. Welke invloed kan staatssteun hebben op een rating?
Deze kan de rating omhoog duwen doordat ze met haar steun de emittent meer solvabel kan maken.
Zo krijgen potentiële cliënten meer zekerheid over de terugbetaling van hun inlegbedrag en
rentevergoeding wat meer cliënten kan lokken.
10. Wat is ‘duration’?
Is meetinstrument voor gevoeligheid obligatie voor schommelingen in marktrente en ze houdt rek.
met coupons, regelmaat in couponuitkering en marktrente. Ze wordt in jaren uitgedrukt. Hoe langer
de duration, hoe gevoeliger een obligatie is voor de schommelingen in de markt, en omgekeerd.
Gewijzigde duration
Dit is de duration gedeeld door de marktrente +1. Het geeft het % van de prijsschommeling van de
lening aan in functie van de bewegingen van de marktrente.
11. Heeft de uitgifteprijs een invloed op het rendement van een obligatie?
Of men à pari, onder pari of boven pari zal intekenen heeft natuurlijk invloed op rendement obligatie
gezien bedrag dat men dient te betalen, om obligatie met eenzelfde nominale waarde te ontvangen,
zal verschillen.
12. Welk risico neemt een belegger door de aankoop van een obligatie?
De Schuldenaar
Vraag die zich hier stelt is of SN in staat zal zijn rente en/of kapitaal (terug) te betalen op
(eind)vervaldag(en).
Lening uitgegeven door “degelijke” SN zal meestal lagere rentevoet bieden dan deze van een minder
betrouwbare SN, omdat deze een soort van risicopremie zal moeten toekennen.
Daar gemiddelde belegger zich geen oordeel kan vormen over kredietwaardigheid van iedere
uitgever obligatieleningen kan men zich best laten leiden door beoordeling (= “ratings”) nationale
6
(vb. ING B) of internationale (vb. Moody’s, Standard and Poor’s, I.B.C.A.) specialisten of
ratingbureaus.
De Munt
Bij obligaties in vreemde munten dient men, naast het debiteurenrisico, ook rekening te houden met
de factoren die de wisselkoers kunnen beïnvloeden, gezien een daling van de waarde van de munt
waarin men heeft belegd ook een waardedaling van de obligatie zal inhouden. (zie voorbeeld)
Voorbeeld:
In ’05 hebben we 2 obligatieleningen gekocht met volgende kenmerken:
- Obligatie 1:
o Lening in €
o Intrest: 10%
o Looptijd ’05 – ‘10
o Jaarlijkse intrestbetaling
o Waarde per obligatie: € 10 000,00
- Obligatie 2:
o Lening in munt ABC
o Intrest 20%
o Looptijd ’05-‘10
o Jaarlijkse intrestbetaling
o Waarde per obligatie: ABC 50 000,00
Opmerkingen:
- Er wordt geen rekening gehouden met de te betalen kosten en/of belastingen.
- De uitbetaalde intresten worden niet herbelegd.
- We gaan er hier van uit dat alle sommen omgezet dienen te worden naar €.
Jaar
Wisselkoers
100 ABC = € x
Opbrengst lening
€ (10%)
Opbrengst lening ABC (20%)
In ABC
2005
2006
2007
2008
2009
2010
20,00
19,00
17,00
15,00
14,00
13,00
1 000,00
1 000,00
1 000,00
1 000,00
1 000,00
10 000,00
10 000,00
10 000,00
10 000,00
10 000,00
5 000,00
50 000,00
In €
1 900,00
1 700,00
1 500,00
1 400,00
1 300,00
7 800,00
Totale waarde belegging (= intresten + terugbetaald kapitaal):
- Obligatie 1: € 5 000,00 + € 10 000,00 = € 15 000,00.
- Obligatie 2: € 7 800,00 + € 6 500,00 = € 14 300,00.
Besluit: ondanks een dubbel zo hoog intrest% zien we dat, indien we ontvangen bedragen in € willen,
lening in munt ABC uiteindelijk € 700,00 minder opbrengt dan deze in €. Dit verlies is volledig te wijten
aan de muntontwaarding van munt ABC.
13. Welk voordeel bieden ‘geïndexeerde’ obligaties?
Bij deze leningen kan de rente en/of het terugbetalingbedrag gewijzigd worden in functie van een
vooraf aangegeven element. Een vaak voorkomende vorm van geïndexeerde obligaties zijn deze die
geïndexeerd zijn op de inflatie en dus een vast reëel rendement geven.
7
De waarde van zo’n geïndexeerde obligatie wordt immers elk jaar automatisch verhoogd met het
inflatiecijfer van het afgelopen jaar. Hoe hoger de inflatie, hoe meer kapitaal je dus op de vervaldag
terugkrijgt voor je obligatie. In ruil hiervoor is de jaarlijkse coupon een stuk lager dan het
couponrendement van een ‘gewone’ obligatie.
14. Welke voor- en nadelen hebben ‘achtergestelde’ obligaties?
Bij een ontbinding van de onderneming zullen hier alle andere SE’s terugbetaald worden voor
houders van dergelijke achtergestelde obligaties.
Gezien het risico voor de belegger hier aanzienlijk hoger ligt dan bij een ‘gewone’ obligatielening zal
de rentevergoeding ook hoger liggen.
Achtergestelde obligaties worden vaak door KI gebruikt om hun normen inzake EV te bereiken of te
verbeteren.
Een achtergestelde lening biedt t.a.v. een kapitaalverhoging volgende voordelen:
- Te betalen intresten zij voor de KI aftrekbare kosten, hetgeen bij dividenden niet het geval is.
- Er is minder RV verschuldigd door de belegger.
15. Wat is er speciaal aan een OLO?
Deze obligaties worden lineaire obligaties genoemd omdat nominale rentevoet en totale looptijd
vaststaan voor elke emissie (= lijn), die uit verschillende, in principe maandelijkse, schijven bestaat.
Specifieke kenmerken van OLO’s zijn:
- Ze zijn gedematerialiseerd; er wordt hier gewerkt via speciale rekeningen bij de NBB(de zgn.
“X/N-rekeningen”).
- Er is een automatische vrijstelling van de fiscale afhoudingen aan de bron voor de nietingezetenen en de vennootschappen-ingezetenen.
- Sinds 3/94 zijn er ook OLO’s met variabele rentevoeten.
Mini-ABC voor obligaties
Nominale waarde
Het deel van de lening dat aan de obligatiebelegger toekomt. Het is de waarde waarop de coupon
wordt berekend en het is normaal gezien ook het bedrag dat op de eindvervaldag zal worden
terugbetaald, zonder rekening te houden met een terugbetalingspremie. Obligatiekoersen worden
meestal uitgedrukt in een % van de nominale waarde.
De term mantel staat eveneens voor de nominale waarde van de obligatie en verwijst naar het
papier dat de obligatie fysiek vertegenwoordigt. Dergelijk papier bestaat uit mantel en coupons.
Coupon
Het bedrag aan interest – uitgedrukt in een % van de nominale waarde – dat aan de obligatiebezitter
regelmatig zal worden uitgekeerd.
Uitgifteprijs
Dit is de inschrijvingsprijs van de obligatie, uitgedrukt in een % van de nominale waarde. Het is
mogelijk dat de uitgifteprijs hoger of lager dan 100% ligt wanneer de marktvoorwaarden veranderd
zijn tussen het moment waarop de obligatielening werd uitgewerkt en het moment waarop ze
effectief op de markt werd gebracht of wanneer de uitgever een uitgiftepremie wenst aan te bieden
(bij een uitgifteprijs onder de nominale waarde), wat de actuariële rente van de lening verhoogt.
Terugbetalingsprijs
8
Uitgedrukt in %. Dit is prijs die belegger op de eindvervaldag terugbetaald zal krijgen. Mogelijk is die
prijs op dat moment niet gelijk aan 100%. Ligt de terugbetalingprijs > 100%, dan zal het actuarieel
rendement van de lening toenemen. In dat geval spreekt men van een terugbetalingpremie.
Actuariële rente
Het jaarlijkse rendement op de eindvervaldag, d.w.z. het werkelijke rendement voor de belegger dat
rek. houdt met de koers van de obligatie, de coupon en de uitgifte- en terugbetalingprijs. Deze rente
kan dus sterk verschillen van de coupon.
Periodiciteit
De regelmaat in de uitkering van intresten. Gewoonlijk 1j, maar een obligatie kan ook 2x/j een
coupon uitbetalen.
ISIN-code
International Securities Identification Number. Een unieke code die aan de obligatie is gekoppeld en
die een internationale identificatie van elk effect mogelijk maakt. Bestaat uit 12 karakters waarvan
de 1ste 2 de markt aangeven waarop het effect noteert.
Duration
Is meetinstrument voor gevoeligheid obligatie voor schommelingen in marktrente en ze houdt rek.
met coupons, regelmaat in couponuitkering en marktrente. Ze wordt in jaren uitgedrukt. Hoe langer
de duration, hoe gevoeliger een obligatie is voor de schommelingen in de markt, en omgekeerd.
Gewijzigde duration
Dit is de duration gedeeld door de marktrente +1. Het geeft het % van de prijsschommeling van de
lening aan in functie van de bewegingen van de marktrente.
High-yield
Een obligatie wordt high-yield genoemd, wanneer het actuarieel rendement duidelijk boven de
marktrente ligt. Gewoonlijk gaat het om leningen van uitgevers van slechte kwaliteit.
De uitgifte van een obligatie
Debiteurs moeten een gevestigd statuut hebben en de zekerheid dat banken hen zullen bijstaan.
Zoniet, schieten alleen privé-emissies voor hen over. Wat niet per se nadelig is, maar hun
naambekendheid zeker niet bevordert.
Voor het eerst een internationale lening uitgeven zal zich samen met 1 of meerdere banken
wereldwijd voorstellen. Roadshow organiseren: op de belangrijkste plaatsen waar zich potentiële
kopers bevinden nodigt hij de pers en vertegenwoordigers van institutionele beleggers uit om zijn
bedrijf te presenteren en de doelstellingen van de lening uit te leggen.
Gevestigde emittenten moeten dit niet doen. Hun naam is bekend genoeg en een eenvoudige
persmededeling volstaat om de potentiële kopers aan te trekken.
De wijze waarop lening wordt uitgebracht, verschilt in functie van het doelpubliek. Meestal zal
emittent een oproep doen waarop enkele banken over de hele wereld gespreid reageren. Hij kiest
die bank uit die hem de beste voorwaarden aanbiedt. Gekozen bank beslist of ze de lening
alleenstaand uitgeeft of zich laat bijstaan door een reeks andere banken, verspreid over hele wereld
(plaatsingssyndicaat of consortium). Lead manager, hoofd syndicaat is gekozen bank en zij deelt met
de aangesloten banken de commissie die ze van de emittent voor de plaatsing van de lening
ontvangt. Zij bepaalt ook hoe de rollen verdeeld worden.
- Elk lid staat in voor de plaatsing van een vast deel van de lening
9
- Elk lid mag zelf bepalen hoeveel het voor eigen rek. kan opnemen
Sommige leden nemen vaak een bepaalde functie voor hun rek., zoals de periodieke betaling van de
coupons, het bewaren van de stukken, of alle juridische aspecten die tijdens de duur van de lening
kunnen opduiken. Daarvoor krijgen ze een jaarlijkse fooi.
Zodra het syndicaat is samengesteld wordt de lening officieel aangekondigd en begint de
intekenperiode of primaire markt. De duur van die periode verschilt van enkele dagen tot 2m. Ook de
afwikkeling van de intekening kan variëren.
- In de meeste gevallen zal de intekenaar de volle prijs op het einde van de periode betalen
- Party plaid, gedeeltelijk betaald. Het gebeurt dat hij maar een deel ervan moet regelen, het
saldo wordt dan enkele maanden tot 1j later afgelost. Ze beïnvloedt de prijs en de coupon.
Tijdens de duur van die periode kunnen er 3 verschillende kopers opdagen
- Beleggers die stukken bij hun bank reserveren. Zij behoren tot de ultieme cliënten.
- Banken en makelaars die geen deel uitmaken van het syndicaat en stukken bij een lid ervan
voor eigen rek. of voor die van hun cliënten reserveren. Het syndicaatlid verkoopt de
gevraagde stukken tegen een prijs < uitgifteprijs, maar > prijs die hij zal moeten regelen
tegenover de emittent. De ristorno heet retrocessie en stemt overeen met de winstmarge
voor de betrokken bank of makelaar.
- Grijze markt: alle mogelijke investeerders, banken makelaars en syndicaatsleden die
onderling stukken verhandelen alsof het doodgewone obligaties betreft. De aanwezigheid
van deze markt is van fundamenteel belang voor het syndicaat. Het laat de leden inderdaad
toe hun overtollig aandeel te verkopen of, omgekeerd, een tekort bij te kopen van een ander
lid. Blijkt de gehanteerde koers tussen de uitgifteprijs en diezelfde prijs - plaatsingcommissie,
dan mag men besluiten dat de lening goed onthaald wordt. Als de grijze marktprijs boven de
uitgifteprijs uitstijgt, dan is het overduidelijk dat de lening uiterst gegeerd is. Blijkt de koers
daarentegen onder de commissie te vallen, dan betekent dat de leden van het syndicaat
afzien van hun commissie en hun aandeel verkopen. Kan tijdelijk zijn. Syndicaatleden zijn
immers verplicht hun aandeel op het einde van de intekenperiode aan de emittent te
betalen. Willen ze dat niet, dan verkopen ze hun overschot op de grijze markt. Zo’n
koersdaling vindt dan alleen plaats op het einde van de intekenperiode.
Als de koersdaling echter al in het begin van de periode plaatsvindt, dan is dat een teken aan
de wand dat er iets schort met de emissie:
o ofwel stemmen de voorwaarden ervan niet langer overeen met de
marktomstandigheden,
o ofwel zijn ze resoluut ontoereikend,
o ofwel is er ondertussen iets met de emittent zelf gebeurd.
Beleggers die een goede band hebben met hun professionele tussenpersoon, kunnen altijd
handelen op de grijze markt. Aandachtig zijn dat ze transactiekosten aangerekend krijgen. De
betaling van verrichtingen gebeurt op hetzelfde genblik als vereffenen van de inschrijving.
Eens intekening geregeld, begint obligatie eigen leven op secundaire markt. Bepaalde leden
syndicaat zullen nu als markthouders fungeren. Andere gespecialiseerde makelaar of banken zullen
hun rangen aanvullen. De lening zelf zal al dan niet officieel op 1 of meerdere beurzen noteren. De
handel vindt elektronisch of telefonisch plaats. Markthouders hanteren daarvoor een bied- en
laatkoers waartegen zij zich bereid verklaren te handelen.
Een tweede methode om een emissie uit te geven is de veiling. Daarbij zal de aangeduide bank de
lening presenteren, de voorwaarden ervan uitleggen (coupon, duur, terugbetalingprijs, bijzondere
clausules, …). Geïnteresseerde makelaars of banken mogen dan een prijs voorstellen alsook het
bedrag dat ze van plan zijn op te nemen. De offertes eindigen op een vaste tijdstip. De bank die als
10
commissaris fungeert, zal alle offertes verzamelen en rangschikken. Nadien past ze 1 van de 2
veilingmethodes toe:
- Franse: hierbij worden alle ingezamelde offertes gerangschikt naar hun aangeboden prijs in
dalende zin. De commissaris zal die prijs aanrekenen zodra het cumulatief totaal
overeenstemt met het gewenst te plaatsen bedrag. Alle bieders krijgen hun voorgesteld
aantal toegewezen aan 1 en dezelfde prijs.
- Nederlandse: dezelfde manier, het enig verschil is dat elke bieder zijn voorgestelde prijs zal
betalen. Deze methode brengt meer op voor de emittent. Ze wordt dan ook zelden
toegepast. Staatspapier wordt vaak op die manier geveild.
Zoek de obligaties die u het best passen
Gewone obligaties zijn vastrentend en als u die houdt tot de einddatum bent u op voorhand zeker
van het rendement. Maar:
- u moet het risico goed inschatten dat samenhangt aan de uitgever, munt en looptijd
- niet te snel laten verleiden door nieuwe snufjes als “step up” en “reverse convertible”, die
hellen sterk over naar risicovolle belegging in aandelen.
Uitgevers:
-
openbare uitgevers, veelal staten maar ook overheidsinstanties
privé-uitgevers: banken ook aantal grote bedrijven uit andere sectoren en meer kleine en
jonge bedrijven. Niet-financiële instellingen worden ook wel corporate emittenten genoemd.
Ook supranationale instellingen, de instanties die betrekking hebben op diverse staten bv.
EIB en de Wereldbank.
Hierbij is van doorslaggevend belang of hij kredietwaardig is, d.w.z. dat hij u (tijdig) de intresten
waarmee u met coupons recht op heeft en inleg op einddatum zal terugbetalen. Hoe minder
kredietwaardig hoe hoger de rente.
Om kredietwaardigheid te beoordelen zijn ratingbureaus opgericht. Deze ratings zijn indicatoren
voor de financiële gezondheid van een obligatie-uitgever. Die bureaus analyseren daarvoor, op
verzoek van bepaald bedrijf en tegen betaling, permanent de financiële situatie van het bedrijf, wat
leidt tot toekenning van een zekere score. Rating is een dynamisch gegeven, kan worden aangepast.
Graag een nieuwe uitgifte?
De grote troef is de vaste prijs. (geen frank commissieloon). Nadeel is dat de voorraad al uitverkocht
kan zijn nog voor de inschrijvingsperiode is afgesloten, zeker als de rente op nieuwe obligaties net na
de uitgifte gaat zakken.
Munt
Wisselrisico. Een hoge intrestvergoeding wijst op een groter risico en vica versa. Als de munt van de
obligatie bij de terugbetaling in B euro uitgedrukt minder waard is geworden dan bij de uitgifte van
de obligatie, krijgt u in werkelijkheid minder terug dan de som die u zelf hebt belegd, waardoor de
winst via de hoge coupon volledig in het niet kan verdwijnen. Maar ook omgekeerd kan.
Het is belangrijk rek. te houden met de eventuele onder- of overwaardering van de munt, het
rentepeil en het feit of de munt interessant kan zijn als diversificatie in een internationaal gespreide
beleggingsportefeuille.
Geld toevertrouwen aan fondsbeheerders:
Voordelen: voldoende diversificatie qua munt en uitgever in uw obligatieportefeuille. U hoeft niet
zelf actief te beheren (coupons innen en herbeleggen, het kapitaal dat vrijkomt op de einddatum
herbeleggen). Zonder problemen papiervorm aanhouden.
Nadelen: aankoop- en jaarlijkse beheerskosten, het rendement is niet gegarandeerd en geen
terugbetalinggarantie.
11
Looptijd
1, 20 zelfs 30j. Langere looptijd is hoger rendement. Maar ook hoger risico dus.
- Wanneer heeft u uw geld terug nodig? Vervroegd verkopen (voor einddatum kan) maar al
naargelang het geval, méér of minder opstrijken dan uw begininleg. Liquide obligaties:
waarvan een grote markt bestaat, want die zijn makkelijker tegen een correcte prijs aan de
man te brengen.
- Verwachte rente-evolutie. Rente stijgt: beter kortlopende obligaties en snel herbeleggen
normaal tegen betere voorwaarden dan op dat ogenblik te verkrijgen. Rentedaling:
langlopende obligaties, zo lang mogelijk profiteren van hoge coupon die bij herbelegging niet
meer geboden zal worden.
Buitenbeentjes
Clausules i.v.m. terugbetaling of evolutie intrestvergoeding en nieuwsoortige obligaties waarbij link
naar beurswereld wordt gelegd maakt alles complexer en er zijn bijkomende risico’s.
Achtergestelde obligaties
Niet zeker dat uw inleg op einddatum terugbetaald wordt want als uitgever in financiële problemen
komt, zult u pas na de andere SE’s worden vergoed. Vandaar hogere intrestvoet.
Enkel indien uitgever een erg goede rating heeft.
Obligatie met call
De call geeft uitgever te allen tijde het recht om vervroegd terug te betalen tegen voorwaarden die
bij uitgifte zijn vastgelegd. Interessant voor emittent wanneer rente op nieuwe obligaties zodanig
gezakt is dat hij obligaties die hij eerder tegen een veel hogere rente heeft uitgegeven, beter
terugbetaalt en door nieuwe, goedkopere vervangt.
Deze zijn te mijden.
Step-up of step-downobligatie
Step-up: intrestvergoeding stijgt in de tijd waarbij wordt vastgelegd met hoeveel (en vica versa).
Uitgevers doen hier beroep op wanneer de obligatierente zo laag staat dat ze moeite hebben om
beleggers te bekoren.
Kan aantrekkelijk lijken maar kan gezichtsbedrog zijn: als het totale rendement van de obligatie over
de hele looptijd wordt berekend, blijkt het niet hoger te liggen dan van een gewone obligatie in
dezelfde munt, met dezelfde looopijd en van emittent met dezelfde kwaliteit. Moeilijk te
verhandelen. Niet interessant.
Index-linked obligatie
Geen jaarlijkse intrestuitkering maar laat uitschijnen dat dit gecompenseerd wordt via de beurs. Hij
koppelt terugbetalingprijs aan evolutie van beursindex.
Varianten: bedrag intrestvergoeding hangt af van evolutie beursindex of rendement van obligatie
hangt af van andere factoren zoals evolutie intrestvoeten op de internationale markt, niveau munt,…
De vooruitzichten en het risico van de beursindex is van belang. Let op dat ten minste uw beginleg
wordt terugbetaald.
Reverse convertible obligatie
Kortlopende obligatie (2j) met een heel hoge coupon (20%), waarbij u geen garantie hebt dat u op
einddatum uw begininleg zult terugzien. Uitgever beslist hoe hij obligatie terugbetaalt
- Baar geld
- Vooraf vastgelegd aantal aandelen van vooraf vastgelegd bedrijf
12
Risico kan worden afgezwakt door “knock-in”: alleen als aan een bepaald aantal bijkomende
voorwaarden voldaan is, heeft de uitgever op de einddatum de keuze qua terugbetaling.
Niet geschikt voor keuze met zekerheid. Zelfs met knock-in niet interessant.
Niet per se een nieuwe uitgifte?
Na inschrijvingsperiode verhandeling op secundaire markt volgens spel van vraag en aanbod. De prijs
is op voorhand onbekend, vragen kost geld. Liquide obligaties aan te raden, grote markt en directe
publicatie.
Rente- en valutamarkten
Premies verder in de lift
Doordat er onzekerheid verbonden is aan de kredietcrisis.
Nieuw dieptepunt rand
De daling van de Amerikaanse rente, die het rentevoordeel van de rand nog aantrekkelijker maakte,
had blijkbaar averechts effect. De jongste jaren wist Zuid-Afrika veel investeerders aan te trekken. De
hoge prijzen van goud en andere grondstoffen zorgde voor een sterke economische groei, en die
moest volgens het LTplan doorstijgen in 2010. Alleen op die manier, zo werd becijferd, kon de
werkloosheid van 25% teruggedrongen worden. De globale vertraging gooit nu roet in eten.
Tekort op de lopende rekening is ook een zorg. Zuid-Afrika investeert wel in de toekomst en een
betere infrastructuur en de wereldbeker voetbal 2010 moet op termijn voor een stimulans zorgen.
Ontoereikend capaciteit aan elektriciteit, waardoor enkele mijnen tijdelijk dicht moesten.
Investeerders en beleggers worden ook tegengehouden door de machtswissel van Mbeki naar Zuma,
die binnenkort president wordt en geen onbesproken verleden heeft. Het ondernemersvertrouwen
daalde tot het laagste peil.
De lagere munt heeft tekort op de lopende rek. nog niet kunnen ombuigen.
Obligaties
Ratings
De rating is een gestandaardiseerde code dat het debiteurenrisico (de emittent kan zijn
verplichtingen misschien niet nakomen) kwalificeerd. Die wordt bepaald door onafhankelijke
instellingen. Ze variëren van Investment grade tot Speculative grade. Enkel obligaties uit de 1ste groep
voldoen aan de veiligheidsvereisten.
Ratings voor de emittent en voor individuele obligatie-emissies
Rating van onderneming weerspiegelt landenrisico, bedrijfsrisico (activiteit, marktpositie, strategie,
…) en het financieel risico (solvabiliteit, aflossingscapaciteit, …) van de debiteur. De obligatierating is
immers ook afhankelijk van de looptijd van de lening, excl. waarborgen, ….
Obligatieratings worden echter vaak pas toegekend na het afsluiten van de emisieperiode.
Ratings zijn momentopnames
Ze worden jaarlijks geëvalueerd. Niet elke ratingverlaging hoeft te leiden tot staking van
intrestbetalingen en/of aflossing van de hoofdsom. Wel kan een ernstige ‘downgrading’ (bv. van
investment grade naar speculative grade) tot gevolg hebben dat de koers van de obligatie fors moet
inleveren en dat de verhandelbaarheid van de titel sterk vermindert.
13
Understanding debt ratings
Aaa
Hoogste rating. Beste kwaliteit van obligaties.
Aa
De beschermingsmarges zijn kleiner of er zijn andere elementen die het investeringrisico hoger
maken.
A
LTinvesteringsrisico’s stijgen door veranderingen in bedrijf, economisch of financiële toestanden.
Bbb
Is onbetrouwbaar in tijd en meer risicovol dan hierboven. Speculatief karakter.
Geloofwaardigheid
De ganse financiële wereld houdt rek. met de door de ratingbureaus uitgegeven inschatting.
Ratingbureaus gaan af en toe in de fout. Bedrijven die de voorbije manden totaal niet kredietwaardig
bleken, kregen gunstige schattingen.
De financiële markt heeft behoefte aan info omtrent risico’s. Het aantal ratingbureaus is beperkt
gebleven. Het probleem is dat de veelheid aan zowel kwantitatieve als kwalitatieve info die tot 1
enkele ratio moet worden verwerkt. Ze baseren zich te veel op gepubliceerde info i.p.v. eigen audits.
Bij hun analyse is reëel dat ze vertrekken van gegevens die achteraf niet volledig correct blijken.
Banken door hun nauwe contanten met de bedrijven en door hun eigen analyses beschikken wel
over waardevolle info.
Standard & Poors en Moody’s zijn 2 bekendste marktspelers. Bedrijven betalen voor de rating niet de
investeerders omdat wanneer ratingbureaus hun rating bekend maken, dit publieke info is die voor
iedereen beschikbaar is. Aan bedrijven vragen ze veel en deze kostprijs maakt dat weinig
ondernemingen een rating aanvragen. Plus het voorbereidende studiewerk is aanzienlijk zodat met
een aanloopperiode van 1 à 2j rek. gehouden moet worden. Dit kunnen startende bedrijven in die
sector niet aan. Nu zijn er een 3tal en dat volstaat om een gezonde concurrentie te verzekeren.
In Europa financieren ondernemingen zich nog hoofdzakelijk via banken. Typisch aan de bankcultuur
is dat banken het risico dragen bij kredietverstrekking. Spaarders beleggen bij banken die onder
verantwoordelijkheid het geld gaan gebruiken bij kredietverstrekking. Anders ligt het wanneer de
spaarder zijn geld rechtstreeks gaat investeren in bv. bedrijfsobligaties. Op dat ogenblik draagt de
spaarder zelf het volle risico.
Bij Angelsaksische landen doen bedrijven veel frequenter rechtstreeks een beroep op de
kapitaalmarkt. Daaruit vloeien verwachtingen dat ook bij ons rechtstreekse financiering aan belang
zal winnen. Een stimulerende rol speelt hierbij
- Ontstaan van de euromarkt: grotere markt met meer mogelijkheden waardoor bedrijven zich
aangetrokken zullen voelen om zich rechtstreeks te gaan financieren.
- het verder streven naar het onderkennen en beheersen van risico’s door banken in
uitvoering van Basel II. Basel II zet weer banken aan hun kredietportefeuille te evalueren, wat
aanleiding kan geven tot een gewijzigde kredietpolitiek.
Dit kan als gevolg hebben dat de kapitaalbehoefte van banken met 15 à 20% kan stijgen. Eigen
middelen zijn voor de banken dure werkingsmiddelen zodat het afwachten wordt hoe de banken
hierop zullen reageren. Afstoten van kredieten en aanpassing van de pricing zijn niet uit te sluiten.
14
Vast staat dat de behoefte aan info rond risico’s, zowel bij spaarders als investeerders als bij banken,
de komende jaren gevoelig zal toenemen. Om te weten hoe dit in de toekomst georganiseerd zal
worden, blijft nog even wachten.
Razend ingewikkeld
Risico’s inschatten wordt moeilijker. Techniek van CDO (Collatoralised Debt Obligations), een
financiële techniek waarbij banken een pakket bedrijfsobligaties, ondernemingskredieten of andere
activa bundelen. Onderscheiding van schijven met verschillend risicogehalte. Ratingbureaus geven
elke schijf een aparte beoordeling op kredietwaardigheid. Maar samenstelling van dergelijke
portefeuilles is niet altijd zeer transparant en veel hangt ook af van de kwaliteit van het beheer. Niet
enkel berekening van objectief risico maar ook de kwaliteit van de beheerder van CDO. Rating
agencies staan onder druk van uitgevers en banken om hoge ratings te geven voor zoveel lagen als
mogleijk. Belangenconflict: de bankiers of hun cliënten betalen de ratingbureaus, maar die laatste
worden verondersteld om de belangen te verdedigen van de investeerders.
Verschillende ratingbureaus, verschillende ratings niet veel verschil vaak 1 trap (notch) in de
ratingladder.
Macht kredietbureaus leidt tot misbruiken
Kredietbeoordelaars, bepalen de spelregels in hun sector grotendeels zelf. Daarom zijn heel wat
bedrijven bereid gigantische bedragen te betalen voor ratings die zij strikt genomen niet nodig
hebben. Zij vrezen dat, als zij het geld niet op tafel leggen, de kredietbeoordelaars ongevraagd
zwakke ratings zouden toekennen.
De wetgevers in Europa en VS zijn zich bewust van het probleem, maar totnogtoe hebben zij er nog
niets aan gedaan.
De waarde van kredietratings
Een ratingbureau kijkt naast de financiële positie van het bedrijf bv. ook naar de sector waarin het
actief is, de evolutie van de cashflows, de door derden verstrekte garanties, … aan een overheid zijn
de belangrijke factoren de omvang en evolutie van de staatsschuld of nog het begrotingsbeleid.
Hoe lager rating, hoe hoger rentevergoeding die emittent moet iedereen bij een obligatieuitgifte.
Momenteel moet debiteur met rating AA, A of BBB in Europa respectievelijk 2,85%, 5,57% en 5,78%
meer rente bieden voor een tienjarige obligatie dan een staatsobligatie (AAA) met dezelfde looptijd.
Bedrijven moeten zelf voor hun rating betalen. Belangenvermenging: een ratingbureau zal niet graag
zijn klant ‘degraderen’.
Al bent u in het bezit van een debiteur met een rating AAA, dan nog is het raadzaam om de rating
ervan op te volgen en ook zelf de wijzigende omgevingsfactoren te taxeren.
Hoewel debiteurs van mindere kwaliteit hoge rentevergoedingen bieden, beperkt u best het gewicht
ervan en dient u spreiding na te streven.
Superkredietwaardige emittenten worden schaarser
Nog nooit stelden de agentschappen zoveel ratings neerwaarts bij. Record is bij bedrijven wereldwijd
en komt door het in gebreke blijven bij de betaling van de rente op hun obligaties en/of de
terugbetaling van het obligatiekapitaal.
15
De slechtnieuwsshow doet almaar beleggers uitwijken naar superkredietwaardige emittenten, met
de hoogste en op een na hoogste kredietrating. Maar ook die emittenten zijn niet onaantastbaar.
Als men rek. houdt met de bedrijven die volledig op eigen benen staan, dan is de lijst van de
superkredietwaardige emittenten niet meer imposant. Op de Amerikaanse markt kent het bureau
nog maar aan 7 bedrijven de hoogste rating AAA toe. In Europa is de hoogste rating bij het
agentschap nog maar weggelegd voor 3 bedrijven.
Dit is niet onlogisch, de Amerikaanse en Europese economie slagen er niet in overeind te kruipen na
de aanslagen van 11 september. Op de beurzen is alle vertrouwen weg. Het uiteenspatten van de
technologiezeepbel waardoor heel wat technologie- en telecombedrijven enorme klappen kregen.
Het grote aantal fusies van bedrijven en banken de afgelopen jaren draagt bij tot de
ratingverlagingen.
De filosofie en cultuur van een bedrijf zijn minstens zo belangrijk voor zijn kredietwaardigheid. Het is
belangrijk dat een bedrijf waakt over zijn financieringsbeleid en er evenwicht blijft tussen financiering
met eigen middelen en VV.
Ook mate waarin bedrijf zich in de markt plaatst is enorm belangrijk. (sterke merknaam of patenten).
Houders Britse junkbonds zijn slecht af bij faillissement
Obligaties in feite net zo risicovol als aandelen, zonder dat ze kans hebben op een met aandelen
vergelijkbare waardestijging.
Beleggers in de VS hebben minder risico met junkbonds om 4 redenen:
- de faillissementwetgeving in het VK geeft alle voorrang aan fiscus, banken en andere
crediteuren, waardoor er niets overblijft voor de obligatiehouders.
- In het VK (en Europa) worden junkbonds vaak uitgegeven door de houdstermaatschappijen
niet door de vennootschap waar de (te verdelen) activa in worden gehouden.
- In het VK worden slecht draaiende bedrijven steeds opgebroken, terwijl bedrijven in VS
onder het zogenoemde ‘chapter 11’ in surséance van betaling kunnen gaan. Hierdoor kan het
probleem worden opgelost (herfinanciering) of het bedrijf kan als ‘going concern’ worden
verkocht, wat veel meer oplevert dan opbreken en vervolgens losse onderdelen verkopen.
- Beleggers in de VS maken meer kans te delen in de boedel, ook al zijn meer preferente
crediteuren nog niet geheel voldaan.
Het zijn vnl. Amerikaanse beleggers die in Europa junkbonds en zgn. ‘secured loans’ hebben gekocht.
Daarbij zijn ze er vermoedelijk van uit gegaan dat deze jonge Europese markten op dezelfde leest zijn
geschoeid als de Amerikaanse.
De Europese markt verschilt met de Amerikaanse op punten als accountancyregels, de mate waarin
bedrijven resultaten publiceren, segmentering van de markten, de rustiger opstelling van
aandeelhouders en andere opbouw markt van pensioenfondsen en andere institutionele beleggers.
Obligaties
Bedrijven hebben wat emissievolume betreft, de plaats van de overheden ingenomen. Vele grote
internationale bedrijven kunnen zich gemakkelijker dan vroeger rechtstreeks op de internationale
kapitaalmarkten financieren dan via klassieke kredietformules bij banken, omdat zij qua schaal en
financieringsbehoeften de mogelijkheden van vele banken overtreffen of omdat hun
kredietwaardigheid hoger ligt dan die van hun financiers. Daardoor kunnen zij zich immers
goedkoper op de kapitaalmarkt financieren dan (sommige van) hun kredietverstrekkers bij het
aantrekken van de nodige werkmiddelen.
16
Obligaties van bedrijven met een lagere kredietrating bieden een betere rendementen dan bv.
staatsobligaties, papier van de hoogste kwaliteit.
De renteverschillen of credit spreads liggen hoger in de USD-markt dan in de EUR-markt. Komt door
sectordiversiteit: 90% van de debiteuren in de EUR-markt zijn financiële instellingen (USD-markt
60%).
De niveaus van de credit spreads zijn bijzonder aantrekkelijk geworden. Zij liggen hoger dan het vorig
historisch hoogtepunt.
Junkbonds moeten gemeden worden.
Obligaties Bekaert ‘op enkele minuten’ geplaatst
De markt voor bedrijfsobligaties is momenteel erg gunstig
Perpetuele obligaties: uw eeuwige rust?
De aandelenmarkten liggen onder vuur. Daarom gaan aandelenbeleggers naar de obligatiemarkt.
Maar niet al te hoog rendement. Perpetuele of eeuwigdurende obligatie in trek.
Een eeuwigdurend karakter maar toch hebben deze leningen vandaag uitgebracht een eindvervaldag
rond 2049. Ze zijn niet zo nieuw. Bv. War loan.
Coupon
Relatief hoge coupon en dito actuarieel rendement. Ze vragen toch om een omzichtige interpretatie,
de meeste zijn achtergesteld van karakter dus meer risico’s, bij faillissement… maar omdat deze
uitgegeven worden door financiële instellingen is dit wellicht niet het geval. Maar het kan.
Veelal met callcontstructie: de emittent heeft eenzijdig het recht de lening vervroegd terug te
betalen als het hem zint. D.w.z. als de herfinancieringrente op dat ogenblik lager uitvalt.
Renteevolutie is belangrijk. De vaste rente op een eeuwigdurende obligatie biedt weinig
bescherming als zich plotse (opwaartse) rentebewegingen zouden voordoen of in perioden waard de
inflatie met 2 cijfers zou worden geschreven. In perioden van neerwaartse georiënteerde rente
echter, zal de belegger er uiteraard alle belang bij hebben om langlopend papier in de portefeuille op
te nemen. Zo kan hij een maximale (tussentijdse) mw realiseren op zijn obligaties. Bv. de rente zou
plots met 1% toenemen. In dat geval daalt een obligatie met een restlooptijd van 3j eensklaps met
2,3%. Een obligatie met een restlooptijd van 10j vermindert ongeveer 7% in waarde.
Varianten
Bepaalde emittenten garanderen een vaste coupon tot op het ogenblik van de 1ste call. Indien de
emittent dan beslist de lening niet terug te roepen, zal hij de vaste coupon vervangen door een
referentierente verhoogd met een aantal basispunten.
Indien de lening niet gecalled wordt, engageert deze debiteur zich om de 3meuriborrente te betalen
vermeerderd met een opslag van 300 basispunten. Dit is wel een heel hoge rente, wat aflossing dus
waarschijnlijk een optie maakt. Verlenging kan, maar dat is niet erg waarschijnlijk.
U vraagt, wij antwoorden
In 1997 kochten wij een nulcouponobligatie van British Telecom in Brits pond tegen 84,9% (plus
kosten). De obligatie was in 1990 uitgebracht tegen 33,9% en zou na 10j tegen 100% worden
uitbetaald. Tot mijn ontzetting stelde ik op de einddatum vast dat mijn vertrouwde bankier 25% RV
inhield op het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetaling dus op 66,1%. Dat is toch niet
logisch: ik had slechts voorheffing verwacht op het verschil met de prijs die ik bij de aankoop had
17
betaald, dus op 15,1%. Kan ik te veel ingehouden voorheffing op 1 of andere manier nog
terugkrijgen?
1. Belastingwetgeving schrijft voor dat als buitenlandse effecten in B via een professionele (zoals uw
bankier) op de einddatum wordt terugbetaald, RV moet worden ingehouden op het verschil tussen
de terugbetalingprijs en de oorspronkelijke uitgifteprijs, ongeacht het moment van verwerving.
2. Als er geen sprake is van heffing van B RV aan de bron moet u roerende inkomsten in uw
belastingaangifte opnemen, maar daarbij volstaat het om een bedrag op te nemen dat overeenkomt
met de periode dat u de obligatie bezat. Voor een nulcouponobligatie kan dat een slok op een borrel
schelen: in uw geval bv. was dan slechts belasting verschuldigd geweest op 15,1% i.p.v. 66,1%.
- ofwel verkoopt u de nulcouponobligatie kort voor de einddatum in B.
- ofwel houdt u de obligatie tot de einddatum maar laat u zich in het buitenland terugbetalen.
Index-obligaties koppelen rendement aan inflatie
De waarde van zo’n geïndexeerde obligatie wordt immers elk jaar automatisch verhoogd met het
inflatiecijfer van het afgelopen jaar. Hoe hoger de inflatie, hoe meer kapitaal je dus op de vervaldag
terugkrijgt voor je obligatie. In ruil hiervoor is de jaarlijkse coupon een stuk lager dan het
couponrendement van een ‘gewone’ obligatie.
Als kleine belegger wordt je op de markt van geïndexeerde obligaties niet met open armen
ontvangen. De gemiddelde waarde is € 5 mln of meer voor zo’n obligatiepakket en is dus een typisch
professionele markt. Geïnteresseerden kunnen wel via hun bank kleine orders plaatsen € 100 000,00
of minder. Maar kosten zijn relatief hoog. Voor particulieren is het een stuk interessanter te beleggen
via een gespecialiseerd inflation-linked-obligatiefonds.
Nadeel: geen vervaldag. Geld opnemen kan dus enkel door de aangekochte deelbewijzen van het
fonds weer te verkopen tegen hun inventariswaarde. Die inventariswaarde weerspiegelt weliswaar
volledig het geïndexeerde kapitaal en de uitgekeerde coupons, maar fluctueert daarnaast ook in
functie van de rentestand en de inflatie. De inventariswaarde kan dus ook wel eens dalen.
Wie ontbreken vervaldag probleem vindt, kan ook inspelen op inflatiethema via zgn inflation linked
structured notes. Dat zijn gestructureerde beleggingfondsen met een vervaldag en kapitaalgarantie,
waarvan de opbrengst gelinked is aan de inflatie. Hoe hoger de inflatie, hoe hoger hun rendement.
Ze hebben een vaste uitgiftedatum en een vervaldag waarop het belegde kapitaal gegarandeerd
wordt terugbetaald. Nadeel: Op de vervaldag wordt geen geïndexeerd kapitaal uitbetaald maar je
krijgt enkel je nominale inleg terug. Band met inflatie zit hier dan ook volledig in coupon. Van een
indexatie van het belegde kapitaal is bij deze beleggingen echter geen sprake. Wil je als belegger op
de vervaldag over een waardevast kapitaal beschikken, dan moet je daar de ontvangen coupons dus
zelf voor opzijzetten.
Stap veilig in aandelen
Converteerbare obligaties zijn obligaties die de eigenaar kan omruilen voor aandelen en dat tegen
en vooraf afgesproken prijs, de conversieprijs. Dat kan gedurende een bepaalde periode, de
‘conversieperiode’. In praktijk valt die vaak samen met de volledige looptijd van de obligatie. Zolang
de beleger niet converteert, krijgt hij elk jaar een coupon. Is de uitgever kredietwaardig is de coupon
kleiner. Het is technisch gezien een gewone obligatie waaraan een ‘call-optie’ werd toegevoegd. Als
de aandelen van de emittent stijgen, kan het interessant worden om te converteren. Dat is het geval
wanneer de afgesproken prijs waartegen u kunt kopen, lager ligt dan de aandelenkoers. Als
alternatief kan u in dat geval natuurlijk ook de converteerbare obligatie zelf tegen een mooi gestegen
18
prijs verkopen. Converteerbare obligaties evolueren immers in dezelfde richting als de
aandelenmarkten.
De prijs kan theoretisch onbeperkt stijgen terwijl de daling gelimiteerd is. Wanneer het
onderliggende aandeel daalt, wordt conversie in aandelen weliswaar onaantrekkelijk. Maar omdat
men op eindvervaldatum net zoals bij klassieke obligaties zijn oorspronkelijke inzet recupereert, zal
de daling beperkt zijn.
Nadeel: achtergesteld van karakter: emittent in financiële problemen eerst andere SE’s vergoed.
Beleggingsfondsen
Veel uitgiftes zijn onderhands en vinden direct hun weg naar gespecialiseerde fondsen. Voordelen: u
laat al het werk over aan de fondsbeheerder (de evaluatie van converteerbare obligaties is geen
simpele opgave. Wordt bepaald door reeks parameters zoals de alfa’s, bèta’s, delta’s (hoe sterk de
koers van convertibles schommelt in functie van de aandelenmarkt) en duration). U kunt wel het
best rekening houden met vervroegde terugbetalingmogelijkheden, valutaconversies,…. Spreiden is
de boodschap.
Fiscaliteit
U wordt belast op de volledige mw op obligatiefondsen van het kapitalisatietype. D.w.z. dat niet
alleen de coupons van de obligaties maar ook de eventuele mw bij verkoop worden belast. Nadeel
omdat dit type product juist mw nastreeft.
Met distributiefondsen ontkomt u niet aan mwtaks omdat de fondsen verplicht worden alle
inkomsten (coupon +mw) uit te keren. Doen ze dat niet, dan vallen ze net als kapitalisatiefondsen
onder de mwtaks.
Niet duur
De beurzen zijn onzeker, de onderliggende aandelen zijn veeleer goedkoop geworden en de
rendementpremies op de obligatiemarkt zijn spectaculair toegenomen. Dat leidt ertoe dat
convertibles niet duur zijn en waar voor hun geld bieden.
Staatsobligaties en soortgelijke bieden totale bescherming, convertibles niet.
Bibbergeld reverse convertibles
U krijgt een coupon en op eindvervaldag uw kapitaal terug. Maar indien de koers van het
onderliggende aandeel beneden de bij aanvang vastgestelde conversieprijs valt, kan de emittent bij
dit type producten terugbetalen in aandelen. Gevaar: i.p.v. uw begininleg krijgt u dan aandelen
waarvan de waarde ver onder uw beginkapitaal ligt. Om de intekenaar te vergoeden voor dat risico
krijgt hij een coupon die een pak hoger ligt.
De perverse eigenschappen van reverse convertibles
Indien de koers van de onderliggende waarde stijgt, krijgt hij zijn obligaties terugbetaald; indien de
koers fors daalt, krijgt hij de aandelen.
Klikfondsen bv. laten de beleggers al te hoge commissies betalen voor de combinatie van
kapitaalgarantie en een eventuele meestijging met de beurs. Ook gedekte warrants zijn duur. Zet ze
maar eens naast vergelijkbare opties. Emittenten van deze producten weten echter dat particuliere
beleggers niet kunnen zien hoe duur zij zijn. Zij kunnen de impliciete en verwachte volatiliteiten van
onderliggend product –belangrijkste invloedsfactor voor de waarde – niet berekenen.
Huisvader
Klikfonds is voor voorzichtige huisvaders die willen meegenieten van een beursklim maar (buiten de
hoge kosten en gederfde intresten en dividenden) geen geld verliezen.
19
Callwarrant: deel uitmaken van grote bedrijven zonder de hoge kosten voor buitenlandse
beurstransacties te betalen.
Putwarrant: als je kan voorspellen dat de koers van een bedrijf zal zakken.
Reverse convertibles: de kleine beleggers laten zich lijmen dor een jaarlijkse coupon van ruim 10%
maar zijn doorgaans blind voor de enorme risico’s die aan deze mooie premie verbonden zijn.
Meestal is dat hun eigen verantwoordelijkheid, maar er zijn gevallen bekend van kantoordirecteurs
die tegenover hun cliënten de grote risico’s verzwijgen of als sterk overdreven van tafel vegen.
Recht bij emittent
De reverse convertible is net als de gewone convertible een obligatie die gedurende of op het einde
van haar looptijd kan worden omgezet in een ander financieel product, meestal een aandeel of
aandelenmandje.
Maar het recht om te converteren ligt niet bij de belegger maar bij de emittent. Dus als de koers van
onderliggend aandeel in die periode van meestal ongeveer 2j mooi stijgt, dan krijgt de houder zijn
vette jaarcoupon en op het einde van de looptijd gewoon zijn geld terug. De koerswinst van het
aandeel is voor de emitterende instelling. Indien de koers van het onderliggend aandeel fors daalt,
dan krijgt de belegger de fors in waarde verminderde aandelen in handen.
Het is dus niets anders dan de som van een obligatie met een geschreven putoptie: de schrijver van
de putoptie krijgt een premie (de hoge coupon), maar kan worden verplicht om in bepaalde
omstandigheden bepaalde aandelen te kopen. Die bepaalde omstandigheden zijn per definitie
ongunstig voor de koper.
Deze risicovolle bezigheid vergt kennis en opvolging van de markten en is voorbehouden wie pijnlijke
verliezen nu en dan wil en kan aanvaarden. Argeloze kasbon- en obligatiebeleggers die van hun
kantoordirecteur een ‘uiterst aantrekkelijke nieuwe belegging’ aangeboden krijgen, horen daar
beslist niet bij. Indien een belegger een putoptie wil schrijven, schrijft hij beter echt een putoptie. De
premie voor het schrijven van een put op de individuele aandelen, is volgens specialisten meestal
hoger dan de premie boven de risicovrije rentevoet die de coupon van een reverse convertible biedt.
Bovendien mag de belegger op de optiebeurs kiezen op welk aandeel hij een putoptie schrijft.
Risico bij belegger
Een reverse convertible is een gedroomd product om risico’s af te wentelen op de kleine belegger en
daar nog winst aan over te houden ook.
Het komt erop neer dat de waarde van afgeleide producten als opties en warrants in de eerste plaats
afhankelijk is van de volatiliteit (beweeglijkheid beurskoers) van onderliggende waarde. Een koper
van optie of warrant koopt immers het recht om dat onderliggende effect in toekomst te kopen (bij
call) of te verkopen (bij put) tegen een vooraf bepaalde prijs. Hoe steker de koers van dat effect
schommelt, hoe groter de kans dat die koers tijdig boven (call) of onder (put) die uitoefenprijs gaat
en de koper munt slaat uit zijn belegging.
De verkopers hiervan lopen een volatiliteitsrisico: indien volatiliteit van onderliggende effect na de
verkoop stijgt, dan stijgt waarde van verkochte warrants of opties. Dat betekent verlies voor grote
financiële instellingen. Zij kunnen dat vermijden door tegelijk warrants of opties te kopen op dezelfde
onderliggende waarde. Zeer elegante en lucratieve manier om dat doel te bereiken, is uitgifte
reverse convertible of verkoop van een obligatie in combinatie met de aankoop van een putoptie.
Knock-in, knock-out
Het enige risico dat de instelling nog loopt is het commercieel risico: ze moeten aan de man worden
gebracht vandaar soms agressieve verkoopstechnieken, waarbij de verplichte waarschuwing voor
hoge risico soms vergeten wordt. Daarom varianten zoals knock-out (de emittent betaalt alleszins de
obligatie à pari terug indien het onderliggend instrument een bepaald niveau opwaarts overschrijdt)
en knock-in (de emittent betaalt alleszins de obligatie à pari terug zolang de koers van het
20
onderliggende effect boven een bepaald bodemniveau blijft indien de koers onder dat niveau zakt,
mag de emittent terugbetalen in aandelen).
Reverse convertible is lekker snoepje voor emittenten, niet voor voorzichtige beleggende huisvader.
SG brengt oogverblindende reverse convertible ‘certificaat win-win 2003’
Indien het goed gaat met de 7 onderliggende aandelen, krijgt de belegger een mooie coupon. Indien
het met min. 1 van de 7 slecht gaat, krijgt de belegger de koerswaarde van de aandelen. In
tegenstelling tot wat de bruisende titel beweert, is succes dus allerminst gewaarborgd.
Belegger is allerminst zegezeker. Kleine lettertjes in advertentie: wie een belegging in Certificaten
overweegt, moet beseffen dat de Certificaten mogelijk aan waarde verliezen. Het mogelijk verlies
kan belangrijk zijn en kan zelfs het bedrag van de inleg in het Certificaat volledig eroderen.
Ernstige schade
De gem. belegger kent dit nieuwe product absoluut niet. Hij weet de risico’s dus ook niet in te
schatten. Hij is overgeleverd aan de emittenten en hun bereidheid klare wijn te schenken.
Belastingvrij
Voordelen
- De korf van onderliggende aandelen bestaat uit 7 heuse steraandelen.
- Indien geen enkel van die 7 aandelen in het laatste levensjaar van het certificaat tot 60% of
minder van zijn initiële koers daalt (knock-in niveau), krijgt de belegger na 3j 145% van de
nominale waarde uitbetaald. De initiële waarde korf wordt bepaald a.h.v. slotkoers aandelen.
- Return is bovendien vrij van RV 15%, omdat Certificaat geen tussentijdse coupons uitbetaald.
Nadelen
De kans dat de knock-in bereikt wordt is evenwel vel groter dan bij een gem. reverse convertible die
betrekking heeft op slechts 1 aandeel: i.p.v. 1 zijn er nu 7 kansen op een forse koersdaling na 2 tot 3j.
als dat gebeurt, krijgt de belegger na de looptijd van 3j de volledige koerswaarde van de
aandelenkoers. Dat kan positief zijn voor de belegger, als de koerswinsten van de andere 6 aandelen
het grote verlies van dat ene aandeel voldoende compenseren.
- Het ideale scenario komt in praktijk niet dikwijls voor
- De 6 anderen moeten meer dan het verlies van de 7de compenseren.
- De belegger krijgt de 7 aandelen niet, hij krijgt de koerswaarde van de korf.
Objectief afwegen
Is enkel geschikt voor een belegger die bereid is zijn inleg op het spel te zetten.
Module 7: Aandelen
Aandelen renderen meer dan obligaties, zelfs voor aandelenbeleggers met
pech
Voorts horen obligaties niet thuis in portefeuilles van beleggers met een LTperspectief.
Dow 120 000
De superioriteit van aandelen tegenover obligaties geldt in alle omstandigheden. Aandelen zijn
weliswaar volatieler dan obligaties, maar zelfs als we met dat risicoaspect rekening houden, blijven
21
(Britse) aandelen te verkiezen boven (Britse) obligaties. Als we enkel op de aspecten risico en return
focussen heeft de LTbelegger sinds 1869 geen reden om in obligaties te beleggen. Ofwel wil je
absoluut geen risico lopen, en dan beleg je 100% in liquiditeiten. Ofwel verdeel je je kapitaal over
liquiditeiten en aandelen, afhankelijk van je risicoaversie.
Zelfs de aandelenbelegger met vreselijke pech is beter af dan de gem. obligatiebelegger. We
berekenden de returns voor iemand die sinds 1969 jaarlijks telkens op de slechtste dag belegde, nl.
de dag waarop het jaarrecord werd gevestigd.
Eeuweneinde
De returns waren erg hoog en de standaardafwijkingen (een maat voor risico) bleven laag de laatste
2 decennia.
Deze conclusies gelden ook voor niet-Britse markten.
Begin 1981 was het begin van de prijsstabiliteit op alle markten. De sectorinvloeden nemen het dus
stilaan over van de landeninvloeden.
10 wijze beurslessen
Adré Kostolany
1. De massapsychologische verschijnselen zijn op de beurs dezelfde als in de schouwburg:
iemand geeuwt en in een mum van tijd geeuwt iedereen.
De koers wordt niet beïnvloed door de feiten zelf, maar door de psychologische reactie (op roddels
en actuele gebeurtenissen) van het publiek op die feiten. Dit geldt enkel op KT niet op LT. Dit komt
overeen met de benadering van de behavioral finance: op KT kunnen aandelenkoersen afwijken van
hun theoretische koers en aan over- of undershooting doen, afhankelijk van het aanvoelen van de
beleggers. Op LT moet de aandelenkoers evenwel neigen naar deze theoretische koers. Je kunt het
vergelijken met een elastiek die maar rekbaar is tot een bepaald punt.
2. De 2 moeilijkste dingen op de beurs zijn een verlies accepteren en een geringe winst niet
realiseren
Dispositie- effect: De neiging van beleggers om een aandeel waarop ze verliezen, te lang in
portefeuille te houden en een aandeel waarop ze winst maken, te snel te verkopen. Beleggers willen
niet graag met verlies verkopen, zolang zij een stuk niet verkocht hebben zien ze niet hoeveel verlies
ze hebben gemaakt. Je moet je vergissing inzien en een zinkend schip verlaten. “terwijl soepelheid
een goede eigenschap is om uit mislukkingen de juiste conclusie te trekken, zijn halsstarrigheid en
hardnekkigheid de slechtste raadgevers”.
3. Wie niet in staat is zelf een mening te vormen en een beslissing te nemen, mag niet naar de
beurs
Anderen kopen massaal een bepaald aandeel, die zijn niet beter geïnformeerd. Hun beweegredenen
kunnen onderling zo verschillen, dat je daar onmogelijk conclusies uit kunt trekken. Aanvankelijk
moet je tegen de tendens in aan de markt deelnemen, vervolgens met de trend meegaan en er ten
slotte opnieuw tegen ingaan. Periode waarin je trend volgt is vrij kort +/- 1/3 van het totale verloop.
4. Ik heb geen hoge dunk van de beursparasieten, de kleine spelertjes, die iedere dag kopen
en verkopen, kopen en verkopen
Als speculeren op de beurs zo gemakkelijk was, zouden er geen zware beroepen meer bestaan.
Iedereen zou daytrader (die vullen enkel de zakken van makelaars) zijn. De meest succesvolle
strategie bestaat er in om een aandeel lang genoeg in portefeuille te houden om de volledige rit naar
boven mee te maken. Geduld is en blijft, zeker op de beurs, een mooie deugd.
22
5. Wat zou de beurs zijn zonder dwazen? En wat zou de beurs zijn als een supercomputer alles
zou weten. Mijn antwoord op beide vragen: er zou geen beurs zijn!
Een computer heeft geen fantasie en dat is 1 van de belangrijkste eigenschappen van een belegger.
Een aantal onweegbare factoren zijn binnen- en buitenlandse politiek en technologische
ontwikkeling.
6. Bij beleggingsvragen kan je de belegger alleen wat zij eigenlijk willen hebben met succes
aanraden. Zij laten zich altijd beetnemen door beloften van onrealistische winsten
Nog steeds belofte onrealistische winsten bv. ABN Amro biedt in euro met een intrest van 11% op
een looptijd van 4 jaar een obligatie aan. Maar ze hebben bepaald dat de hoofdsom kan terugbetalen
met aandelen van Nokia. Als deze waardeloos zijn geworden (gebeurd op de markt van de
technologieaandelen) hoeft ABN Amro helemaal geen kapitaal terug te betalen en is de belegger de
hoofdsom kwijt.
7. De koersen maken het nieuws dat vervolgens de ronde doet en niet andersom
Voor beleggers wordt het alsmaar moeilijker ondanks de snel evoluerende media- en
informaticatechnieken waardoor de beurs doorzichtiger wordt. Beleggers krijgen nu nl. zo’n hoop
info dat het steeds lastiger wordt succesvolle conclusies te trekken. Razendsnelle info heeft enkel
waarde als jij de enige bent die erover beschikt.
8. Bedrijfseconomen, econometristen en andere deskundigen moeten zich verre van de beurs
houden
Geen enkele waarde hechten aan de adviezen van experts. Experts trekken juist de patronen van het
verleden door naar de toekomst.
9. Opties kopen? Het is zoals bij een wissel: teken, en u zult zien hoe snel de tijd verstrijkt!
De verkoper, die de opties schrijft, maakt de grootste winst. In 4 van de 5 gevallen verliest de koper
van een optie immers de optiepremie. Wie een optie schrijft, vraagt zo’n optiepremie in ruil voorde
verplichting die hij aangaat om aandelen voor een vaste prijs te (ver)kopen.
10. Een goed belegger handelt verstandelijk, d.w.z. op basis van overwegingen, en niet
emotioneel
Een goed belegger gaat uit van een bepaald denkbeeld over wat juist of niet juist is en reageert niet
emotioneel onder invloed van het grote publiek. Bovenden beoordeelt een goed belegger de koers
objectief, of hij op dat moment zelf winst maakt of verlies lijdt, heeft geen invloed op zijn mening. De
beurskoersen zijn immers onafhankelijk van zijn eigen situatie.
Maar tegelijk moet een goed belegger ook de volgende eigenschappen bezitten: scherpzinnigheid,
intuïtie en fantasie. Want op de beurs zegt het gevoel ons vaak wat we moeten doen en het verstand
wat we moeten laten.
Lust u nog een IPO?
Bij een IPO of Initial Public Offering, beslist een privébedrijf om een deel van zijn aandelen naar de
beurs te brengen met de bedoeling cash op te halen. Liefst zoveel mogelijk als het even kan.
1999 was top, 2000 een flop
In 1999 leefde de particuliere belegger in een ideaal, zorgeloos beursklimaat dat, de bomen tot in de
hemel deed groeien. De bedrijven haalden massa’s kapitaal op en hun aandeelhouders van het
eerste uur hadden eind ’99 bergen geld vergaard. De koersen swingden de pan uit als nooit tevoren.
In de ogen van steeds meer particuliere beleggers begonnen dollartekens te fonkelen. Iedereen
stond te springen om in te tekenen op IPO’s.
23
In ’00 zadelden ze de investeerders voor het eerst op met een aanzienlijk verlies. De nieuwkomers
van ’00 vaarden niet veel beter.
Als het regent in NY, druppelt het in Brussel. IPO’s “te link” voor de gewone belegger?
Voor ’01 stonden alweer nieuwkomers in een lange rij te trappelen om naar de beurs te komen.
Maar je kan maar beter voorzichtiger zijn:
- De institutionele beleggers verdelen de aandelenkoek onder elkaar en de particulieren
mogen vechten voor enkele kruimels.
- Double digit winsten op KT zitten er niet meer in. Een IPO wordt langzamerhand weer een
belegging op LT.
- Als je het aantal aandelen krijgt dat je hebt gevraagd, geef ze dan terug want het wil zeggen
dat niemand anders ze wil.
- Wacht met beleggen tot na de lockupperiode, die begint op de beursdag dat het bedrijf voor
het eerst noteert. Insiders mogen tijdens de lockupperiode hun aandelen niet verkopen.
Gem. duurt die periode 180d maar ze kan variëren van 3 tot 24m naar gelang van de
afspraken. Verkopen insiders hun aandelen onmiddellijk na die periode, dan moet er een
rood lampje gaan branden en investeer je beter in een andere onderneming.
Als je kapitaal je lief is, speel dan voor Sherlock Holmes
Parool 1: info verzamelen
1. Breng een bezoek aan het bedrijf en probeer zoveel mogelijk te weten te komen over de
producten, de productie en het management. Vertrouw bij zo’n eerste bezoek op je intuïtie.
Heb je dan al een slecht voorgevoel bij wat je ziet en te weten komt, haak dan af. Steken de
eerste indrukken je in je overtuiging dat het bedrijf solide is, graaf dan verder.
2. Tracht meer te weten te komen via de gewone pers en de vakpers. Kijk op jobwebsites of het
bedrijf vaak mensen in dienst neemt.
3. Makkelijker de branche die je kent. Je eigen beroep en interesses vormen een perfecte
startbasis om IPO’s te selecteren.
4. Pluis het internet uit. Bezoek de website van het bedrijf en die van concurrenten.
5. Probeer te achterhalen wat analisten over de IPO te vertellen hebben. Opgelet: ga niet te
rade bij die bank of dat beurshuis dat het bedrijf naar de beurs begeleidt. Zij zijn uiteraard
enthousiast. Ga op zoek naar een objectieve mening.
Parool 2: aandeel opvolgen
Neem regelmatig een krant of gespecialiseerd tijdschrift door. Via het internet kan je tegenwoordig
ook gebruikmaken van een gratis nieuwsmailservice.
Ook volg je maar beter de aanbevelingen van diverse beurshuizen. Vergeet niet dat beurshuizen
verdienen op transacties. Hoe meer jij verhandelt hoe beter voor hen.
Analisten durven ook wel eens “buy”- of “strong buy”-aanbevelingen te doen om ze eventueel later
zelf als klant te kunnen binnenhalen voor een SPO (second Public Offering of kapitaalverhoging).
U zei IPO?
Aftermarket
De handel en koersvorming van een aandeel na de beursemissie.
Beursemissie
Uitgifte van effecten door een bedrijf.
Prijsvork
Bandbreedte waarin de aandelen worden aangeboden. Het aandeel zal binnen deze bandbreedte
aan de beleggers worden aangeboden, v. € 20,00 – 22,00.
24
Bestens inschrijven
Particulieren schrijven op emissie altijd “bestens” in. In dit geval wil dat zeggen dat ze zelf niet prijs
kunnen vastleggen maar dat bank die de aandelen uitgeeft, vooraf de prijsvork bepaalt. Bv. € 20,00 –
22,00. Als de emissie slaagt, zal de prijs van het aandeel voor particulieren in dit geval € 22,00 zijn.
Deze prijsvork is van tevoren bekend. Het is dus iets anders dan zelf bestens een order op te geven.
Lead Underwriter
Bank die het hoofd is van alle banken en beurshuizen die het bedrijf naar de beurs brengen. De Lead
Manager coördineert de emissie.
Co-underwriter
Bank die naast de Lead Underwriter de beursgang begeleidt en ervoor zorgt dat de aandelen ook aan
haar klanten worden aangeboden.
Due diligence
Boekhoudkundig onderzoek van de onderneming met de medewerking van juristen, fiscalisten en
accountants. Er wordt gekeken of er geen lijken in de kast liggen.
Flippen
Inschrijven op een emissie en de aandelen onmiddellijk na de eerste stijging verkopen met als enige
doel de koerswinst op te strijken. Deze beleggers hebben meestal geen enkele interesse voor het
bedrijf.
Greenshoe
Overtoewijzingsoptie waarbij de bank extra aandelen kan uitgeven om het koersverloop binnen 30d
na emissie te stabiliseren. De bank meldt de extra uitgifte via een persbericht.
IPO
Bij een IPO of Initial Public Offering, beslist een privébedrijf om een deel van zijn aandelen naar de
beurs te brengen met de bedoeling om vers geld op te halen.
Cashen
De eigenaars van het bedrijf verkopen hun belang in het bedrag en geven geen nieuwe aandelen uit.
Het bedrijf profiteert hier dus niet van.
(lockupperiode)
Aandeelhouders die verkopen, mogen hun aandelen pas een aantal maanden na de beursintroductie
verkopen. Dit voorkomt dat de aandeelhouders alleen willen incashen en de middelen niet gebruiken
om de groei van de onderneming te financieren. Het hangt af van de beurs en de soort notering hoe
lang de periode duurt.
Majoreren
Voor meer stukken inschrijven dan je eigenlijk wil hebben. Dit gebeurt regelmatig bij emissies.
Doordat de vraag groot is en het aanbod vaak klein, majoreren de inschrijvers. Je loopt dan wel het
risico dat je bij een mislukte emissie alle stukken krijgt waarop je hebt ingeschreven. Heel risicovol.
Overtekend
Er is op meer aandelen ingeschreven dan er beschikbaar waren. Als er een mln stukken beschikbaar
waren en er vraag was naar 5 mln stukken, dan is de emissie 4x overtekend.
Private placement
25
Ophalen van geld bij institutionele beleggers en participatiemaatschappijen.
Prospectus
Boek waarin de onderneming beschrijft wat zij doet, hoe haar financiële gesteldheid is en wat de
specifieke risico’s zijn. De onderneming beschrijft ook wat zij met de emissieopbrengst zal doen. Het
prospectus bevat veel financiële gegevens, o.a. van dochterondernemingen en deelnemingen. Een
must voor de serieuze belegger.
(Red Herring)
Voorlopige prospectus, die zo wordt genoemd omdat de voorlopige teksten rood worden afgedrukt.
Roadshows
Presentaties die het bedrijf en de begeleidende bank geven aan institutionele beleggers voor de
eigenlijke emissie.
Zoek een maatje groter
Een vaak werkerend vooroordeel is er een over de kleine waarden die op de beurs worden
genoteerd, de small caps. Die zouden op LT beter presteren dan hun grotere broers. Large caps
werden vaak in de grond geboord maar de tijden zijn nu veranderd. Wij geven u 7 redenen om
vandaag in large caps te investeren. Op heel LT zullen de small caps het best presteren.
1. Vaker in het nieuws: regelmatiger gevolgd in de pers. Meer analisten die de large caps volgen
en verwachtingen uitbrengen. De kans is dus groter dat die verwachtingende uiteindelijk
gerealiseerde resultaten benaderen. De investeerder loopt minder risico zich te vergissen.
2. De waarderingen van large caps zijn interessanter in het licht van hun verwacht winstgroei
voor dit jaar en voor volgend jaar. De investeerders hebben meer kans goede zaken te doen
met large caps dan met small caps.
3. De meerderheid van de investeerders geeft de voorkeur aan fondsen, meestal
aandelenfondsen. En die fondsen en beveks investeren vaker in large caps. Large caps zijn
beter verhandelbaar dan kleinere waarden.
4. Per dag worden enkele miljoenen large caps verhandeld. Dit is goed voor de liquiditeit.
5. Steeds meer large caps gaan over tot groeialternatieven of herpositionering van hun
activiteiten waar om gevraagd werd door de investeerders.
6. Wanneer het minder goed gaat voor de markten, krijgen de smal caps de grootste klappen.
Large caps bieden een grotere weerstand.
7. Het is bij large caps dat de dividendrendementen vaak het aantrekkelijkst zijn.
Wat?
Large cap
Grote waarde of grote beurskapitalisatie.
Small cap
Een waarde met een kleine marktkapitalisatiewaarde (het verhandelbare en op de beurs
verhandelde deel is laag.
Toch varieert het concept van de large caps naargelang van de grootte van de markt van het land
waar ze worden genoteerd.
De prijs-boekwaarde, een gezonde basis
De boekwaarde per aandeel = EV
Aantal geplaatste aandelen
26
Het voornaamste probleem bij de berekening van dit kengetal vormt de waardering van de IMVA.
Het EV wordt immers voor een groot gedeelte bepaald door de ingehouden winsten. Het tempo van
de afschrijving op de IMVA bepaalt sterk de winst. Hierover bestaan grote verschillen tussen
ondernemingen onderling, en tussen ondernemingen in Europa en de VS.
Bij ‘new economy’ bedrijven ontstaan echter een probleem qua activeren.
De belegger die alleen kijkt naar ondernemingen, die lager noteren dan de boekwaarde, zal het
afgelopen jaar dan ook veel hebben gemist.
Een voordeel van de prijs/boekwaarderatio is dat deze parameter over de tijd veel minder
onderhevig is aan grote schommelingen dan de koerswinstratio. Als er in een jaar weinig winst wordt
behaald, resulteert dit in een enorm imposante K/W verhouding, maar dat zegt natuurlijk niets over
hoe een bedrijf presteert.
De prijs/boekw is niet zaligmakend voor investeringsbeslissingen. Het biedt echter altijd een gezond
fundament. En gezond verstand is voor beleggers nog steeds geen weggegooid goed.
Aandacht voor koers op omzet
De belangrijkste waarderingsmeter voor aandelen is de koerswinstverhouding.
Een overname wordt vaak als niet duur omschreven als minder dan 2x de omzet per aandeel betaald
werd. Uiteraard is dat geen algemene regel, want rentabiliteit is belangrijker dan omzet. Maar het is
toch via de winstmarge op de omzet dat de winst moet worden gerealiseerd. Die winstmarge kan
vanzelfsprekend sterk van sector tot sector verschillen en we moeten ook een onderscheid maken
tussen commerciële en industriële ondernemingen.
We hebben die koersomzetberekening toegepast op de resultaten die nu eindelijk in groot aantal
dagelijks worden gepubliceerd. Alhoewel vergelijken tussen verschillende ondernemingen gevaarlijk
is; kunnen de absolute cijfers toch een verduidelijking zijn voor al degenen die zich voor bepaalde
aandelen interesseren.
In normale beursomstandigheden moeten veel ondernemingen toch aan een koers/omzet van 1
kunnen geraken als de winstmarge op de omzet niet marginaal is. Voor ons biedt deze ratio nog
perspectief, te meer daar de omzetverwachtingen voor dit jaar positief zijn.
Grote schoonmaak
Een koers/omzet van 2 komt wel degelijk voor.
Natuurlijk kunnen we koersomzetratio’s niet toepassen op holdings en portefeuillemaatschappijen.
Daar speelt in de eerste plaats de intrinsieke waarde.
Bij dit alles verliezen we niet uit het oog dat de rentevoeten op LT bijna van dag tot dag aantrekken,
wat slecht nieuws is voor de beurs. Toch geloven we dat er heel wat koopwaardige aandelen zijn als
we enkele jaren vooruit willen kijken.
Hoe zwaar weegt het volume?
Het dagvolume stelt het aantal aandelen voor dat verhandeld werd gedurende de dag.
27
Het volume geeft in de eerste plaats een indicatie over de liquiditeit van het aandeel. Hoe meer het
aandeel verhandeld wordt, hoe groter de garantie voor de belegger dat hij het aandeel altijd kan
kopen en verkopen. Het bestaan van de verschillende Brusselse markten hangt samen met de
liquiditeit van de aandelen die er noteren. De meest liquide aandelen noteren op de Brusselse
termijnmarkt, terwijl minder liquide aandelen op de contantmarkt noteren. Op de contantmarkt
komt slechts 1 of 2x/d een koers tot stand, terwijl aandelen op de termijnmarkt continu verhandeld
kunnen worden.
Verder zijn er in Brussel in volgorde van dalende liquiditeit de tweede markt en de wekelijkse veiling.
Behalve dat het een indicatie geeft over de liquiditeit meet het volume de intensiteit of de druk die
achter een prijsbeweging schuilt. Koersstijgingen die gepaard gaan met een toenemend volume
wijzen er doorgaans op dat het aandeel in een stijgende trend zit. Koersdalingen die gepaard gaan
met grote volumes wijzen op een dalende trend.
Interessante info voor de belegger is het verschil tussen het gem. dagvolume van de afgelopen 2w en
van het afgelopen jaar. Hoe verder de volumes uit elkaar liggen, hoe meer of hoe minder het aandeel
tijdens de afgelopen 2w in de aandacht stond.
In het domein van de technische analyse wordt de OBV-indicator (on balance volume) gebruikt. Deze
indicator houdt zowel rek. met de prijs als met het volume. Bij een prijsstijging wordt de OBV van de
vorige dag vermeerderd met het volume van de dag. Bij een prijsdaling wordt de OBV-indicator
verminderd met het volume van de dag. Blijft de koers gelijk, dan blijft ook de indicator onveranderd.
Volgens technisch analisten is de OBV meer richtinggevend dan de koersgrafiek zelf. Een koop- of
verkoopsignaal krijgt men als de OBV door zijn trendlijn breekt of als er divergentie optreedt tussen
koers en OBV.
Het gebruik van het volume als beleggingscriterium moet dus eerder als aanvulling gezien worden op
de fundamentele analyse.
K/W en PEG
Fundamentele analyse is een methode die rek. houdt met een heleboel variabelen. De studie van die
variabelen resulteert voor de belegger of analist in een bepaalde mening over het aandeel: kopen,
verkopen, houden.
K/W
De koers-winstverhouding (vaak afgekort tot K/W) is de meest gebruikte en ook eenvoudigste
waarderingsmethode. De Engelse benaming luidt Price Earnings Ratio of P/E ratio. De koerswinstverhouding is eigenlijk niets anders dan de verhouding tussen de beurskoers van een aandeel
en de winst. Beurskoers van het aandeel
Courante winst per aandeel
De koers-winstverhouding is niet onbelangrijk, zodat op LT aandelen steeds bewegen in functie van
de winst die het bedrijf realiseert. Op KT kan de beurskoers onderhevig zijn aan grillen, maar op LT is
er steeds een convergentie met de winstontwikkeling. De K/W is erg belangrijk voor een belegger
omdat het cijfer aangeeft hoeveel jaar het duurt voor u uw inzet hebt terugverdiend, in de
veronderstelling dat de winst gelijk blijft. De koers-winstverhouding geeft een eerste goede indicatie
van de waardering of aantrekkelijkheid van een aandeel, maar zoals zo vaak is ook deze ratio niet
zaligmakend.
PEG
De koers-winstverhouding kan echter ook een vertekend beeld opleveren. De winst van een bedrijf is
immers niet altijd eenduidig te berekenen (incl. of excl. eenmalige mw, hoe hoog liggen de
28
afschrijvingen, …). Een tweede element dat het gebruik van de koers-winstverhouding als
waarderingsparameter bemoeilijkt, is het feit dat bedrijven die sneller groeien, het verdienen om
met een hogere K/W te noteren.
Om de relatieve aantrekkelijkheid van beide aandelen op te meten, gebruiken we de PEG-ratio (Price
Earnings Growth in het Engels). Als de PEG < 1, is het bedrijf aantrekkelijk, want de k/w ligt onder de
groeivoet. Een PEG die substantieel > 1 ligt, is minder aantrekkelijk. Ondanks de ‘optische’ hogere
k/w van een bedrijf aantrekkelijker gewaardeerd dankzij de betere groeivooruitzichten. Dankzij de
PEG-ratio kunt u verschillende bedrijven binnen eenzelfde sector of over de landsgrenzen heen
gemakkelijker en betrouwbaarder analyseren.
Het belang van de free float als liquiditeitsparameter
Samen met het verhandelde volume is de free float de belangrijkste liquiditeitsparameter van een
aandeel. De free float is het % vrij verhandelbare aandelen. Steeds meer ondernemingen die naar de
beurs komen, brengen slechts en kleine proportie van hun aandelen in handen van het publiek. Te
lage free floats liggen mee aan de basis van de hoge volatiliteit die de aandelenbeurzen momenteel
kenmerken.
Algemeen wordt de free float gedefinieerd als het % aandelen dat vrij verhandelbaar is op de beurs
en dus niet in handen is van de overheid, moedermaatschappijen of familiale aandeelhouders. Hoe
hoger de free float, hoe meer aandelen van hand kunnen veranderen en dus hoe hoger de liquiditeit.
Een verhoogde liquiditeit zorgt op haar beurt voor een lager risico aangezien er minder kans bestaat
voor prijsdistorties. Voor handelaars in afgeleide producten vormt de free float een belangrijk
criterium. Hoe lager de free float, hoe gevaarlijker een lancering van afgeleide producten vermits het
aanbod van aandelen onvoldoende groot kan zijn.
Het identificeren en definiëren van dit % is echter een subjectief vraagstuk. Wereldwijd erkende
berekeningsmethodes zijn hiervoor niet beschikbaar, en de methodes kunnen – weliswaar licht –
verschillen van bron tot bron. De beurs van Brussel definieert de free float als het % aandelen dat
niet geregistreerd staat overeenkomstig de zgn. Transparantiewet. Volgens deze wet moeten
aandeelhouders die > 5% van een onderneming bezitten zich kenbaar maken aan de CBFA.
De meeste indexen, waaronder de Bel 20, gebruiken de grootte van de free float als een criterium
voor de opname van een aandeel. Hierdoor zouden aandelen, waarvan het publiek slechts een klein
deel in handen heeft, een kleinere weging krijgen.
Beheerders van indexfondsen komen hierdoor vaak in problemen omdat zij, in hun poging de index
perfect te volgen, niet altijd in staat zijn het nodige aantal aandelen van de betreffende onderneming
te kopen. Aangezien de vraag het aanbod overstijgt, worden de koersen van deze aandelen
kunstmatig de hoogte ingejaagd en wordt een voedingsbodem voor een hoge volatiliteit gecreëerd.
De hoge koersen doen de index buiten proportie evolueren. Foutieve interpretaties van het
beursklimaat zijn dan nooit ver weg.
De Bel 20 houdt wel al rek. met een voldoende free float van de aandelen. Voor een opname in de
belangrijkste B beursindex, moet de free float min. 25% bedragen.
Over de vereiste grootte van de free float bestaat verder weinig consensus.
Honden en puppies blaffen weer
‘dogs of dow’ is een heel simpele methode waarvan bewezen is dat ze op LT de markt klopt.
29
‘dogs of dow’, ‘dow yield strategy’ of ‘dow dividend strategy’, is 1 van de meest simpele
beleggingstheorieën. Op nieuwjaarsdag neemt men de 10 aandelen uit de Dow Jones Industrial met
het hoogste dividendrendement. De Dow Jones Industrial bestaat uit de 30 aandelen die de
Amerikaanse economie het beste weerspiegelen.
In deze 10 aandelen belegt men een gelijk bedrag. Bij de jaarlijkse herziening worden die aandelen
verkocht waarvan het dividendrendement uit de top-10 valt, en vervangen door nieuwe
hoogrentende aandelen. Bij deze herziening moet men erop letten dat de gelijke spreiding behouden
blijft. Aandelen die te sterk zijn doorgestegen en zo een te grote weging in het portfolio nemen,
moeten worden verkocht, en aandelen die gedaald zijn, aangekocht.
Het is niet noodzakelijk dat de portefeuille op het einde van het jaar wordt gewijzigd. Door de vele
aanhangers van de theorie is het waarschijnlijk verstandiger op een ander tijdstip in het jaar te
handelen. Zolang jaar na jaar voor hetzelfde tijdstip wordt gekozen, zijn de resultaten vergelijkbaar.
Maar al te graag worden er varianten op deze theorie uitgevonden om dan op basis van een
historische reeks aan te tonen dat deze methoden beter zijn dan de originele. Zo zijn er de puppies.
Uit de selectie van de dogs, worden de 5 aandelen met de laagste koers weerhouden. Een lage koers
dient als indicatie voor een goedkoop aandeel. Een andere variante, geïntroduceerd door
MotleyFool, beperkt het aantal aandelen tot 4. Wanneer het aandeel met de laagste koers eveneens
het hoogste dividendrendement heeft, dan wordt het aandeel uit de lijst geweerd. In het verleden
bleken de winstvooruitzichten van deze aandelen te slecht om een koerswinst te realiseren. Wie
begin dit jaar echter de methode van MotleyFool volgde, miste het gigantische koersherstel van
Phillip Morris (+60%).
Comeback
De theorie steunt op het idee dat beleggers tegen de markttrend moeten ingaan. De ondernemingen
uit de Dow Jones-index zijn machtige multinationals, die wel gedoemd zijn om te blijven bestaan.
Wel kunnen ze een tijdje uit de gratie van de belegger vallen waardoor de koers te zwaar wordt
afgestraft en het dividendrendement de hoogte inschiet. Het moment dus om in te stappen.
De ene afwijking is de andere niet
Afwijkingen ten overstaan van een gem. vormen een aanvulling op de gewone % wijzigingen en
geven de belegger een duidelijker beeld van de koersevolutie van een aandeel. Ze worden tevens als
aankoop- en verkoopsignaal gebruikt bij technische analyse.
In principe kan men het gem. berekenen voor om het even welke periode en met om het even welke
koersen.
Indien men de koers van een aandeel vergelijkt met bv. De koers van een jaar geleden, kunnen zeer
tijdelijke of extreme koersveranderingen een vertekend beeld geven. Vermits men bij de berekening
van een gem. een reeks van koersen gebruikt, in ons geval 50 of 200, worden die extreme en
tijdelijke koerssprongen uitgevlakt. Hoe langer de periode waarover het gem. berekend wordt, hoe
minder tijdelijke koersschommelingen zullen doorwegen. Zo krijgt men een stabieler en vollediger
beeld van de evolutie van een aandeel.
Via de analyse van gem. kan men dus korte en langetermijnrente van een aandeel beter inschatten
en kan men ook een trendommekeer ontdekken. Vermits een gem. gebaseerd is op vroegere
koersgegevens, is het in eerste instantie een trendvolgend element dat een bestaande koerstrend
accentueert.
30
Toch wordt het gem. in de technische analyse gebruikt om aan- en verkoopsignalen aan te duiden.
Hiervoor vertrekt men van de grafiek van het voortschrijdende gem. (VG). Deze bekomt men door de
berekening van het gem. dagelijks te herhalen voor dezelfde periode, in onze situatie 50 en 200d.
Door de vertraagde reactie van het VG ligt de grafiek in een stijgende trend onder de koers en in een
dalende trend boven de koersgrafiek van het aandeel. Bij een trendommekeer moeten de
koersgrafiek en de grafiek van het VG elkaar dus kruisen. Het VG loopt nog even verder, terwijl de
koersgrafiek een ommekeer vertoont. Precies de momenten waarop de grafieken elkaar kruisen
worden in de technische analyse gebruikt om aan- en verkoopsignalen weer te geven. Men leest dit
zo: de beide VG moeten elkaar raken en 2 punten van de koers van het aandeel. Als de koers daalt na
het punt is dit het teken van verkopen als de koers stijgt na het 2de punt is dit een aanleiding om te
kopen.
Op deze basissignalen worden in de technische analyse en eindeloos aantal varianten gedefinieerd
waarbij ook gebruik gemaakt wordt van meerdere gem. en hun relatie tot de koers.
Zoals steeds kan de technische analyse enkel als aanvulling op de fundamentele analyse gebruikt
worden, zoniet zou men voor onprettige verassingen kunnen komen te staan.
Bèta: nuttig maar niet onfeilbaar
Bèta is een van de basisbegrippen in het Capital Asset Pricing Model (CAPM), een theorie die het
verband definieert tussen het risico en de return van financiële activa.
De waarde van een financieel actief hangt af van 2 zaken:
- Verwachte return
- Risico
Als 2 aandelen beide een verwachte return voor volgend jaar van 10% kunnen voorleggen, dan zullen
de investeerders kiezen voor het aandeel met het minste risico. Maar hoe wordt dit risico gemeten,
en hoeveel risico aanvaarden we in ruil voor een iets hogere return? Hier doet het CAPM zijn intrede.
Het model stelt dat het risico van een actief gelijk is aan zijn gevoeligheid voor de bewegingen in de
‘marktportefeuille’. De gevoeligheid voor de marktbewegingen wordt bèta genoemd. De
marktportefeuille is de referentie-index voor dat bepaald actief. Stijgt de referentiemarkt met 10%,
dan zal een actief met een bèta van 1 in theorie met 10% toenemen. Een actief met een bèta van 2
daarentegen zal er volgens het CAPM met 20% op vooruitgaan.let op, want in tegengestelde zin
werkt deze hefboom eveneens.
Naast het meten van de gevoeligheid voor de marktbewegingen wordt het CAPM tevens gebruikt
voor de berekening van de return die investeerders verwachten van een bepaald project. Dit project
kan een investering zijn in een bepaald aandeel, maar tevens de bouw van een fabriek of zelfs fusie.
Hoe hoger de bèta, hoe hoger de verwachtingen inzake rendement. Komen de toekomstig verwachte
winsten lager uit dan vereist wordt a.h.v. berekeningen via het CAPM, dan is een investering niet aan
te raden.
Hefboom
In de aandelentijd is het evenwel de toepassing bij een belegging in aandelen die ons interesseert.
Fondsmanagers kunnen gebruik maken van het CAPM bij het opbouwen van een goed
gediversifieerde portefeuille. Jan Modaal roept de bèta erbij wanneer hij het risico van zijn aandelen
wil inschatten. Zo zouden volgens de theorie aandelen met een hoge bèta beter moeten presteren in
een stijgende markt. Is de markt eerder neerwaarts gericht, dan grijpen we beter terug naar
aandelen met een relatief lage bèta.
31
De bèta’s van de aandelen opgenomen in de EuroTop 100-index worden berekend over een periode
van 5j. hier wordt als referentiemarkt niet meer de sectorindex gebruikt maar wel de respectieve
nationale indexen. En ook hier moeten we vaststellen dat theorie en praktijk niet steeds aan
hetzelfde leer trekken.
Al bij al besluiten we dat de bèta zeker zijn verdienste heeft. In een sterk stijgende markt is de kans
groot dat een aandeel met een hoge bèta een betere prestatie zal neerzetten dan een aandeel met
dezelfde activiteit maar met een lagere bèta. Is de richting van de markt of referentie-index minder
uitgesproken, dan is enige reserve ten overstaan van het gebruik zeker op zijn plaats.
Een bondige leidraad voor de resultatenrekening
Consolidatie
De boekhoudtechniek om de resultaten van moeder- en dochtervennootschappen bij elkaar te
voegen, zodat een resultatenrek. van een groep wordt opgesteld die lijkt op die van één
vennootschap. Consolideren is veel meer dan het samentellen van alle verschillende posten in de JR,
omdat de wederzijdse vorderingen en operaties tussen bedrijven van de groep moeten worden
geëlimineerd. Alle bedrijven die door de moedervennootschap worden gecontroleerd, worden
geconsolideerd.
Bedrijfsopbrengsten
Die omvatten omzet en enkele andere posten zoals wijzigingen in de voorraad verkoopbare
producten en bestellingen in uitvoering. Financiële inkomsten, zoals renten op bankrek. En
uitzonderlijke inkomsten, worden niet bij de bedrijfsopbrengsten geboekt. In de boekhouding van de
Angelsaksische landen gebeurt dat wel. Daar worden alle inkomsten bij de bedrijfsopbrengsten
meegeteld.
Bedrijfswinst of operationele winst
Bedrijfsopbrengsten – bedrijfskosten.
De bedrijfskosten omvatten de personeelslasten, de kosten van grond- en hulpstoffen en van
diensten en diverse goederen en ook de bedragen die opzij worden gezet om als provisie te dienen.
Bij deze kosten komen operationele afschrijvingen en de afschrijving van goodwill en de
waardeverminderingen op voorraden.
In de Angelsaksische landen wordt het begrip ebit (Earnings Before Interest and Taxes) gebruikt.
Komt overeen met onze bedrijfswinst, met dit verschil dat de financiële en andere inkomsten bij de
bedrijfsopbrengsten worden opgeteld.
Courante winst of winst uit de gewone bedrijfsuitoefening
Bedrijfswinst + financieel resultaat
Het financieel resultaat = financiële opbrengsten – financiële kosten
Voor de meeste ondernemingen is het financieel resultaat negatief. De courante winst geeft aan
hoeveel winst voor belastingen een bedrijf uit zijn recurrente activiteiten haalt.
Netto courante winst
Sommige bedrijven publiceren ook de netto courante winst of netto lopende winst (in Nl: resultaat
uit de gewone bedrijfsuitoefening na belastingen).
Winst uit de recurrente activiteiten na belastingen.
De netto courante winst geeft aan hoeveel nettowinst een bedrijf uit zijn recurrente activiteiten
haalt.
Het relevantste cijfer is het groepsaandeel in de netto courante winst na afschrijving van de
consolidatieverschillen of goodwill, kortweg de netto courante groepswinst. Daar zuivert men de
32
belangen van derden uit de netto courante winst. De belangen van derden ontstaan doordat de
dochterbedrijven in een groep niet noodzakelijk voor de volle 100% eigendom zijn van de
moedervennootschap. Als een dochteronderneming slechts voor 90% in handen is van de
moedervennootschap, heeft zij recht op 90% van de netto courante winst van de
dochteronderneming. De overige 10% winst wordt bij de belangen van derden gerekend.
Bij de interpretatie van de netto courante winst is voorzichtigheid geboden. In tegenstelling tot het
courant resultaat is er geen definitie het netto courant resultaat, wat de creatieve speelruimte dan is
vergroot. Veel ondernemingen rekenen kosten zoals afschrijving van goodwill niet mee. De
consolidatieverschillen of goodwill = de prijs die voor een overname van een onderneming wordt
betaald – de boekw van die onderneming. Dure overnames weerspiegelen zich in grote
afschrijvingen van goodwill.
In de Angelsaksische landen wordt de goodwill niet afgeschreven, maar wordt elk jaar een
inschatting gemaakt van de economische waarde van de participaties, waarna de boekw indien nodig
wordt aangepast. De ondernemingen proberen dergelijke aanpassingen zoveel mogelijk te vermijden
om de winst zo hoog mogelijk te houden.
Brutowinst of de winst voor belastingen van de geconsolideerde ondernemingen
Uitzonderlijk resultaat + courante winst
Uitzonderlijk resultaat is naar analogie met financieel resultaat = uitzonderlijke of eenmalige
opbrengsten – idd kosten
Alleen opbrengsten en kosten die een uitzonderlijk karakter hebben voor de onderneming mogen
hier worden geboekt.
Na aftrek van de vennootschapsbelastingen en het bijtellen van het aandeel van de groep in de
nettowinst van bedrijven in vermogensmutatie (de bedrijven waard de groep slechts een
minderheidsparticipatie in heeft) bekomt men de geconsolideerde nettowinst. Daarvan moet men
nog het aandeel van derden aftrekken om het groepsaandeel in de geconsolideerde nettowinst, of
kortweg de groepswinst, te verkrijgen.
Kasstroom
Nog een belangrijke graadmeter is de kasstroom. Die drukt uit hoeveel geld een onderneming
binnenkrijgt. Hoe groter de kasstroom hoe meer middelen een bedrijf heeft om te investeren. Naar
analogie met de resultatenrek. onderscheiden we de kasstroom, bedrijfskasstroom (ook ebitda
genoemd), courante kasstroom en netto courante kasstroom
Hoe slechte resultaten verdoezelen
1. Leidt de aandacht af
- Breng een ander resultaat naar voor: bedrijfswinst of bedrijfskasstroom (ebitda) zijn meestal
positief; lukt dat niet, dan is er nog altijd de omzet.
- Gebruik kleine lettertjes; filter negatieve items uit resultaten naar voetnoten; geef netto courant
resultaat met in kleine lettertjes de vermelding voor afschrijving van goodwill, of een nettoresultaat
met in de kleine lettertjes de vermelding excl. buitengewone en incidentele resultaten.
2. Verander van boekhoudkundig system: laat zeer veel creativiteit toe
- Omschakeling naar IAS of US GAAP; zorgt voor veel uitzonderlijke items, die resultaten moeilijker
interpreteerbaar maken. Zorg voor ingewikkelde tabel met omrek. van ene systeem naar het andere.
- De Pro-formarek.: vergelijking met een pro-formarek. Over het voorgaande jaar kan gunstiger
uitvallen. Is dat niet het geval, behoud dan de ‘historische’ resultatenrek.
3. Gebruik aangepaste resultaten
- Haal verlieslatende participaties uit de consolidatiekring.
33
- Leg grote provisies aan als resultaten uit de gewone bedrijfsvoering tegenvallen en steek de schuld
voor de slechte resultaten op de uitzonderlijke posten.
- Haal de afschrijving van goodwill uit de resultaten.
4. Verken de wereld buiten de balans
Steek buitenmaatse schulden en de lasten ervan in niet-geconsolideerde vennootschapen in
financiële offshorecentra.
5. Verhoog het dividend
Begin met communiqué met de mededeling dat het dividend wordt verhoogd. Meer is niet nodig om
de vluchtige lezer een goed gevoel te geven.
6. Gebruik ingewikkelde kromtaal met zwaarwichtige woorden
Laat veel creativiteit toe.
U beschikt over € 25 000,00
We hebben nagedacht over wat we met het geld willen bereiken, risicoprofieltest uitgebreid, kennis
genomen van de historische returns van de belangrijkste beleggingsactiva en we hebben mogelijke
opbrengsten, risicogehalte, liquiditeit, fiscaliteit, ideale horizon van de verschillende
beleggingscategorieën in kaart gebracht.
1. Defensief profiel
- 5% pensioensparen
Elke portefeuille. Fiscaal erg voordelig, want jaarlijks aftrekbar van de belastingen met op het einde
een milde eindbelasting. Het is een beperkt bedrag meer toch de moeite waard. Product voor
LTinvestering. Opteren voor Vvariant (Vrek.).
- 15% spaarboekje
Elke portefeuille. Voordelen: geen risico, fiscaliteit (belastingvrije interesten € 1 550,00), relatief hoge
rentevergoeding (zeker in vergelijking met kas-, staats- en Vbon), hoge liquiditeit, ….
- 40% obligatie(s)(fondsen)
Relatief zeker rendement op (middel)LT, risico van faillissement blijft bestaan. Daarom
obligatiefondsen, individuele falingrisico wordt uitgesloten. Hoofdzakelijk ‘investment grade’
(obligaties met hoogste kwaliteit). Muntrisico moet beperkt worden door als basismunt de € te laten
overwegen. Wie een extra inkomen wenst moet beleggen in individuele obligaties van topkwaliteit.
- 40% gemengde fondsen (met kapitaalgarantie)
Mixfonds = een fonds waarin zowel aandleen als obligaties zitten. Hoger risico daarom
kapitaalgarantie, zodat het rendement van de investering (in nominale termen) niet negatief kan
worden. LT, hogere return, kapitaalbehoud en zeker rendement.
2. Agressief profiel
- 5% pensioensparen
Elke portefeuille. Fiscaal erg voordelig, want jaarlijks aftrekbar van de belastingen met op het einde
een milde eindbelasting. Het is een beperkt bedrag meer toch de moeite waard. Product voor
LTinvestering. Pensioenspaarfonds, hogere return, matig risico op LT.
- 15% spaarboekje
Elke portefeuille. Voordelen: geen risico, fiscaliteit (belastingvrije interesten € 1 550,00), relatief hoge
rentevergoeding (zeker in vergelijking met kas-, staats- en Vbon), hoge liquiditeit, …. Vooral omwille
van liquiditeitsredenen.
- 15% obligatie(s)(fondsen)
Relatief zeker rendement op (middel)LT, risico van faillissement blijft bestaan. Daarom
obligatiefondsen, individuele falingrisico wordt uitgesloten. Hoofdzakelijk ‘investment grade’
34
(obligaties met hoogste kwaliteit). Muntrisico moet beperkt worden door als basismunt de € te laten
overwegen. Wie een extra inkomen wenst moet beleggen in individuele obligaties van topkwaliteit.
Lager % dan defensief profiel. Gaan voor een hoger globaal rendement en accepteren het bijhorende
hogere risico.
- 15% gemengde fondsen
Een lager % . Kapitaalgarantie achterwege laten voor hoger rendement te bekomen. Wel beheerst
omdat de som nog relatief beperkt is. Bij kleinere bedragen is wat meer aandacht nodig voor het
risico gezien de geringere diversificatiemogelijkheden en dus de grotere impact van 1 ‘verkeerde’
investering op het totale rendement.
- 50% aandelenfondsen of tak 23-fondsen
Zo hoog mogelijke return, maar oog houden op risico. Dus uitdrukkelijk geen individuele aandelen,
diversificatiemogelijkheden toch beperkt vandaar keuze voor algemene aandelenfondsen of tak 23fondsen.
Neutraal profiel: tussen beide geschetste profielen in bewegen.
En wat met € 10 000,00?
Te beperkte som. Bovendien krijgt de risicofactor door het beperkte bedrag een veel zwaarder
gewicht in de eindkeuze dan de return.
Hou het echt bij basisbeleggingsproducten als het spaarboekje, pensioensparen en één algemeen
fonds (een obligatiefonds voor het defensieve profiel en een gemengd fonds, best met
kapitaalgarantie, voor een agressiever profiel).
U beschikt over € 100 000,00
1. Defensief profiel
- Pensioensparen
Blijft basiselement met opteren voor Vformule.
- 15% spaarboekje
Hoge liquiditeit en een mooi rendement (incl. fiscaliteit).
- 10% Vrek.
LTproduct, mede om fiscale redenen met een tot op vandaag behoorlijk rendement, maar niet te
beschouwden als de Vvariant van het spaarboekje.
- 50% obligatie(s)(fondsen)
Belangrijkste component. Relatief zeker rendement op LT. 35% investeren in obligatiefondsen met
ruimte voor hoogrentende obligaties (speculative grade) en 15% in obligaties of obligatiefondsen
geïndexeerd aan de inflatie (bieden inflatie- en rentecontext een bescherming), mocht de rente de
komende jaren toch terug sterk gaan stijgen, wellicht het belangrijkste (opportuniteits)risico dat een
obligatiebelegger vandaag loopt.
- 10% aandelenfondsen met kapitaalgarantie
Deels voor kapitaalbescherming wat de risicofactor onder controle houdt. En voor de extra return.
- 15% aandelenfondsen algemeen
Europees/wereldwijd aandelenfonds waardoor ons risico het algemene marktrisico is en ook onze
opbrengst meegaat met de algemene beursevolutie. Op LT biedt dit ook de garantie van een
positieve return.
2. Agressieve profiel
- Pensioensparen
Opteren voor pensioenspaarfonds.
- 10% spaarboekje
35
Liquiditeitsaspect, zodat we cash achter de hand hebben om op zich aandienende opportuniteiten in
te spelen.
- 15% obligatie(s)(fondsen)
Samen met spaarboekje vastrentend component. Combinatie investment grade, speculative grade en
converteerbare obligaties omwille van veiligheid en meer rendement.
- 10% vastgoedfonds en/of bevaks:
Klassieke vastgoedinvestering als beleggingsobject natuurlijk niet aan de orde. Een alternatief om
toch een stukje vastgoed in portefeuille te nemen, is de keuze voor een vastgoedfonds of de aankoop
van individuele vastgoedbevaks (fiscaal gunstig regime van 15% RV) omwile van het hoge rendement
(hoge couponuitkeringen). Vastgoedbevaks moeten immers min. 80% van hun winst uitkeren om hun
fiscaal gunstig regime te behouden.
- 25% aandelenfondsen algemeen
Voorkeur een (of meerdere) Europees/wereldwijd aandelenfonds(en), waarbij risico beperkt wordt
tot de beweging van de aandelenmarkten zelf, los van het individuele aandelenrisico.
- 15% aandelensectorfondsen
Risicogehalte ligt al wat hoger omdat men de verkeerde sectorkeuzes kan maken. Anderzijds hebben
we een hoger rendement.
- 25% individuele aandelen
Nodige kennis hebben. Wie niet kan de 2 voorgaande bestanddelen verder opdrijven tot
respectievelijk 40 en 25%. Goede spreiding: 10tal waarden. Daarom moet ook gekozen worden naar
‘blue chips’ (steraandelen). Ook ondergewaardeerde (B) holdings zijn een mogelijkheid. Maar er is
geen plaats voor speculatieve waarden.
Neutraal profiel 50/50 tussen vastrenten en aandelen, defensief 75/25 vastrenten en aandelen en
agressief 25/75.
Systematisch beleggen: zinvol of zinloos?
Systematisch beleggen
Een manier van beleggen waarbij op vaste tijdstippen een bedrag wordt belegd.
Het perfecte instapmoment herkennen, is moeilijk
Het beste beleggingsresultaat behaalt men door op het perfecte moment, dus op het dieptepunt
van de aandelenkoersen, een som te beleggen. In praktijk bijzonder moeilijk ook voor professionele
beleggers. Bij beleggen spelen nl. naast rationele factoren ook emotionele invloeden een rol. Bv.
euforie op de markten: aan te hoge koersen instappen, overdreven pessimistisch: aankopen
uitstellen en lage koersen missen.
Constant in de markt aanwezig zijn, is de meest ideale situatie. Systematisch beleggen biedt daartoe
de mogelijkheid: de belegger hoeft zich geen zorgen meer te maken over het ideale instapmoment
en emotionele invloeden worden vermeden.
Systematisch beleggen reduceert het risico van een slechte timing
Belegger koopt nl. niet alles op mogelijks ‘te duur’ moment, maar mooi gespreid in tijd. Bij lagere
koersen verwerft belegger gewoon meer deelbewijzen; bij hogere koersen iets minder deelbewijzen.
Verhouding risico – rendement
We weten dat het uitstellen van risico bij beleggen tot gevolg heeft dat ook het rendement van de
belegging gevoelig afneemt. Bij systematisch beleggen wordt het aankooprisico aanzienlijk
gereduceerd, toch heeft dat nauwelijks invloed op het rendement.
Volatiliteit kan extra troef zijn
36
De volatiliteit is de beweeglijkheid van de onderliggende markt. Een hoge volatiliteit betekent sterke
koersschommelingen. Bij systematisch beleggen kan daaruit voordeel worden gehaald en bijgevolg
kunnen beweeglijke koersen een extra opbrengst opleveren. Periodes met hoge volatiliteit zijn dus
bijzonder interessant om aan systematisch beleggen te doen.
Kracht van de kapitalisatie
Een lager geïnvesteerd bedrag – met start op jongere leeftijd – een hoger eindresultaat oplevert dan
een hoger geïnvesteerd bedrag op ‘oudere’ leeftijd.
Besluit
Zinvol. Constant in markt aanwezig zijn. Verloopt automatisch en zonder emotionele beïnvloeding.
Aankooprisico afgezwakt en beweeglijkheid van onderliggende markt kan zelfs een extraatje
opleveren. Kan vanaf kleine som.
20 op 20 voor Colruyt
“Weet wat je koopt” wordt zeker niet altijd in acht genomen door de volledige
beleggergemeenschap. Te wijten aan gebrek aan tijd en gebrek aan financiële kennis.
De belegger moet dan afgaan op het advies van zijn bankier of van zijn financiële raadgever zonder
werkelijk te weten wat hij koopt. Dat geldt niet alleen voor aandelen, maar ook voor alle andere
financiële producten. En we herinneren eraan: de aankoop van een aandeel komt neer op de
aankoop van een gedeelte van een onderneming.
Om de belegger te helpen zijn kennis van het financiële profiel van de onderneming waarvan hij
eigenaar is, is er een analyse doorgevoerd van bepaalde bedrijven. Het financieel risico van een
onderneming is immers ook uw financieel risico.
Evaluatiecriteria
1. Pay-outratio
Formule: dividend/netto resultaat
Pay-outratio wordt berekend als % winst dat aan de aandeelhouder wordt uitgekeerd. Hoe hoger
hoe beter, hoewel dit niet altijd geldt. Te veel winst uitkeren kan schade toebrengen aan de
activiteiten of kan een gebrek aan investerings- en groeiperspectieven bij het bedrijf weerspiegelen.
2. Gearing
Formule: schuld op LT/EV
De gearing, of schuldgraad, staat toe de schulden van een onderneming te vergelijken met haar eigen
middelen. Gearing < 50%: positief, 50% - 100%: neutraal en > 100%: negatief. Voor de onderneming
is vooral het hefboomeffect belangrijk en dat moet positief zijn (de betaalde intrest moet <
rendement van investeringen die met de lening gedaan werden).
3. ROE: Return on Equity
Formule: netto resultaat/EV
De ROE komt overeen met het rendement op EV. Hoe hoger hoe beter, maar het is ook belangrijk om
de evolutie van de ROE in de gaten te houden. ROE > 10%: positief, 0% - 10%: neutraal en negatief
voor een negatief resultaat.
4. Ebitda-marge
Formule: EBITDA/omzet
Meer nog dan de berekening ervan, is het de evolutie van de EBITDA (‘Earnings Before Intrest, taxes,
Depreciations and Amortisations’ of simpel bedrijfscashflow)-marge over de jaren heen die een
notering krijgt. Als de marge stabiel blijft of erop vooruitgaat, zal er sneller positief geoordeeld
worden dan wanneer de marge daalt. Als dat mogelijk was, vergeleken we ook binnen de sectoren.
5. Liquiditeitsratio in brede zin
Formule: beperkte circulerende activa/VV op KT
37
Deze ratio laat ons toe te bepalen in welke mate een onderneming haar engagementen (schulden)
op KT het hoofd kan bieden dankzij de meest liquide activa op de balans. > 100%: positief, 100% –
75%: neutraal en < 75%: negatief.
6. Dekking VV op LT
Formule: EBITDA/VV op LT
Hoge schuldratio is niet altijd negatief, voor zover het resultaat de onderneming toelaat gemakkelijk
de schulden terug te betalen. > 20%: positief (niveau waarop de schulden 5x EBITDA bedragen).
7. Niveau goodwill
Formule: goodwill/eigen kapitaal
Deze ratio staat toe uit te maken of de goodwill op de balans niet te veel inneemt van het eigen
kapitaal. De B boekhoudnormen verplichten afschrijven van goodwill, wat drukt op de resultaten. De
nieuwe IAS/IFRS-boekhoudnormen daarentegen zorgen ervoor dat de goodwill elk jaar opnieuw een
waarderingstest zal vormen (‘impairment test’), wat dus een groot risico inhoudt. < 25%: positief,
20% - 50%: neutraal en > 50%: negatief.
8. Wisselrisico
Om aan dit element en notering te kunnen toekennen, hebben we vooral rek. gehouden met dat
deel van het resultaat van een onderneming dat in een andere munt dan de € is.
9. Cycliciteit van de resultaten
Hier wordt vooral de sector van het bedrijf onder de loep genomen en de mogelijkheid die het heeft
om conjunctuurzwaktes te doorstaan.
10. Gemiddelde groei
Naast de cycliciteit is het belangrijk de gem. groei van de EBITDA over de voorbije jaren te volgen.
Groei > 10%: positief, 5% - 10%: neutraal en< 5%: negatief.
Tot uw orders!
Euronext biedt de institutionele en particuliere beleggers talrijke mogelijkheden om een beursorder
te plaatsen, zowel bij aankoop als verkoop. Het is goed om weten dat ze een zeer uitgebreid
orderpalet voorstelt dat waarschijnlijk een van de volledigste ter wereld is op de aandelenmarkten.
Tegen de koers
Eenvoudigste order: order tegen de (markt)koers. Het laat toe om onmiddellijk de gewenste
aandelen te kopen (of de aandelen waar men vanaf wil, te verkopen) tegen de best mogelijke prijs op
de markt voor zover er een tegenpartij is. Het niet-uitgevoerde gedeelte zal behouden blijven in het
orderboek als een ‘market’ order (zonder koerslimiet) en zal worden uitgevoerd tegen de koers an
ieder nieuw order dat aan de andere zijde van het orderboek wordt geplaatst.
Groot nadeel: de uiteindelijke koers van de transactie is niet gewaarborgd. Dat kan problemen
stellen bij een aandeel dat relatief zelfden wordt verhandeld en waar grote verschillen zijn tussen de
biedkoers (‘bid’) en vraagkoers (‘ask’). Het kan snel een aanzienlijk verlies veroorzaken, vooral
wanneer het order tussen 2 zittingen wordt geplaatst, tijdens de sluiting van de markt en wanneer de
koers een sterke schommeling laat zien vanaf de 1ste notering.
‘open’ orders bieden evenmin een waarborg over de uiteindelijke koers van de transactie. Deze
orders worden gebruikt voor de opening van de markt, wanneer men een uitvoering van het order
tegen de openingskoers (continuemarkt) of tegen de koers van de volgende fixing wil. Dit soort
orders wordt geplaatst wanneer de beurs gesloten is of gedurende een periode van pre-opening na
een eventuele schorsing van de notering.
Een open order houdt hetzelfde risico in als ieder niet-gelimiteerd order: het biedt geen enkele
waarborg inzake de koers van de transactie.
Limietorders
38
Om dergelijke onzekerheid over de uiteindelijke prijs van transactie te vermijden, is het mogelijk om
gelimiteerde orders op te geven, die heel wat duidelijker zijn, dan de orders tegen de koers.
Onafhankelijk van het aantal stukken dat particuliere beleggers willen kopen of verkopen, raad ik
altijd aan om met limieten te werken.
limietorder
Dit type order laat toe om een limiet vast te leggen, zowel voor de aankoop als voor de verkoop. Het
order wordt alleen uitgevoerd tegen de limietkoers of tegen een betere koers. Een gelimiteerd order
geeft echter geen enkele waarborg wat betreft de uitvoering. Indien de koper bv. een te ‘zuinige’
limiet opgeeft, bestaat er weinig kans dat hij snel aan zijn stukken geraakt. Daarom is het van belang
om te werken met ‘redelijke’ limieten die niet te ver van de laatste gedane koersen afliggen.
‘stop’- en ‘stop limit’orders
Deze soorten orders worden minder vaak gebruikt door particuliere beleggers: een ‘stop’order is een
order tegen de marktkoers dat niet wordt geactiveerd zolang de ‘stop’koers gespecificeerd in het
borderel gedurende een zitting niet is bereikt. Opgelet: het gaat dus niet over een order gelimiteerd
tegen en specifieke ‘stop’koers! Bij een ‘stop’order, wanneer de koers van het aandeel een bepaalde
‘stop’koers in de loop van de zitting heeft bereikt of overschreden, wordt het order veranderd in een
‘markt’order. De waarschijnlijkheid van uitvoering is dan groot, maar geen enkele waarborg bestaat
over de koers. Deze orders worden vooral gebruikt in het kader van een ‘stop loss’strategie om de
schade te beperken in een dalende beursomgeving (baissemarkt).
U koopt een aandeel tegen een koers van € 100,00. Om u te beschermen tegen een onverwachte
koersdaling, plaatst u een stopverkoop op € 95,00. Dat betekent dat indien de koers van het aandeel
€ 95,00 bereikt heeft, uw verkooporder zal worden geactiveerd. Het zal dan worden uitgevoerd tegen
de marktkoers.
Sommige aanhangers van de technische analyse gebruiken ook stop aankooporders in hoop dat ze
op juiste ogenblik op haussetrein kunnen springen: het order wordt pas in werking gesteld wanneer
een weerstandsdrempel naar boven toe wordt doorbroken en de weg vrij is richting nieuwe toppen.
Ik beveel de grootst mogelijke voorzichtigheid aan bij het plaatsen van dergelijke orders. Het verschil
tussen bied- en vraagkoers kan zeer groot zijn, vooral bij kleine aandelen. het is belangrijk om te
weten dat het order tegen de koers zal worden uitgevoerd en dat het op geen enkele manier is
gelimiteerd.
Een ‘stop limit’order is vergelijkbaar met een klassieke stoporder wat het principe van zijn activering
betreft. Het verschil zit in de uitvoeringsfase: terwijl een stoporder wordt gewijzigd in een order
‘tegen de koers’ (wat bijgevolg geen enkele controle toelaat over de uitvoeringskoers van het order),
wordt het ‘stop limit’order veranderd in een limietorder wanneer het wordt geactiveerd. De limiet
wordt bepaald bij het plaatsen van het order.
U kopt een aandeel tegen de koers van € 100,00. Om u te beschermen tegen een daling van het
aandeel plaatst u een stopverkooporder tegen € 95,00 met uitvoeringslimiet op € 93,00. Dat betekent
dat indien de koers van het aandeel tot € 95,00 daalt, uw order wordt geactiveerd. Het wordt dan
geplaatst als een verkooporder gelimiteerd op € 93,00.
Het verdient de voorkeur om dit soort order te gebruiken boven een klassiek stoporder. Zo vermijdt
u immers de verassingen die zeer zenuwachtige of volatiele markten in petto hebben.
‘ijsberg’order
Deze ‘ijsberg’order die ook ‘verborgen’orders genoemd worden, zijn weinig relevant voor kleine
aandeelhouders. Ze stellen u in staat om grote orders te plaatsen waarbij slechts een gedeelte van
39
het totale volume wordt getoond ten einde de veiligheid en de efficiëntie te verhogen, vooral op
relatief weinig liquide markten. Dit order, dat noodzakelijk moet gelimiteerd zijn, wordt ‘gesplitst’
opgenomen in het orderboek.
Belegger kan besluiten om 10 000 aandelen te verkopen, maar slechts 1 000 aandelen tegelijk laten
zien. Iedere keer wanneer een lot van 1 000 aandelen wordt verkocht, verschijnt een volgend lot van 1
000 stukken automatisch in het orderboek. Maar opgelet: de belegger verliest de prioriteit tussen
iedere schijf van 1 000 stukken indien andere verkopers eenzelfde limiet opgeven als hij. Dat zou niet
het geval zijn met een klassieke limietorder, waarbij onmiddellijk 10 000 stukken worden getoond.
‘ijsberg’orders worden toegelaten op voorwaarde dat een volume van min. 10x de min.
tradingeenheid van het aandeel in kwestie wordt getoond.
Welke geldigheidsduur?
2 typemogelijkheden om de geldigheid van de orders te preciseren:
- Day (dag): het order is alleen de dag zelf geldig. Indien het niet wordt uitgevoerd, vervalt het
automatisch. ‘dagorders’ die na de sluiting van de beurs worden ingevoerd, zijn geldig voor
de volgende beurszitting. (volgende dag)
- GTC (Good Till Canceled): het order blijft 365d geldig. De orders kunnen op ieder ogenblik
worden ingetrokken. Wanneer een order dat gedurende een dag geldig is, slechts
gedeeltelijk wordt uitgevoerd, wordt het overblijvende saldo ingetrokken op het einde van
de beurszitting. Indien u wenst dat ook het saldo wordt uitgevoerd, moet u een nieuw order
opgeven. Maar in dat geval zullen opnieuw transactiekosten worden aangerekend. Indien uw
order daarentegen een GTC-geldigheid heeft, blijft het resterende saldo op de markt tot
uitvoering of annulering.
Beleggen via het internet wordt 20% goedkoper
Naar aanleiding van een prijzenoorlog tussen onlinemakelaars Binckbank en Fortuneo. Eerst
verlaagde Binckbank daarna volgde Fortuneo: het is onze ambitie de goedkoopste beursmakelaar van
B te zijn. Ze zijn nr. 2 op de F markt en controleert 1/5 van die markt. Dat is ook het marktaandeel dat
ze in B ambieert.
Duur, duurder, duurst
De kosten die u aan de financieel tussenpersoon moet betalen om voor u aandelen op de beurs te
kopen of verkopen, zijn samen met de ev. Kosten om die aandelen op een effectenrek. in te
schrijven, niet te onderschatten, zeker als het slechts een kleine of middelgrote verhandeling betreft.
U bent verplicht een beursorder te geven aan een erkend financieel tussenpersoon, en die werkt
uiteraard niet gratis. Elke tussenpersoon hanteert een verschillende kostenstructuur waardoor
vergelijken moeilijk is. Bovendien is de kans groot dat u uw aandelen niet materieel in uw bezit
houdt, mar ze op een zgn. effectenrek.op uw naam laat inschrijven: kosten. Kosten tussenpersoon
schommelen tussen € 150,00 en € 1 500,00!
De kosten op een rijtje
Wanneer uw financieel tussenpersoon uw order heeft uitgevoerd, zal hij u daar een borderel van
bezorgen. In principe gebeurt dat via de post. Soms echter vraagt men u om dat doc (bevat gegevens
van uw order, prijs waartegen de aan-of verkoop is uitgevoerd, en de kosten die de tussenpersoon
voor de verhandeling aanrekent) zelf thuis af te printen. Er zijn 2 soorten kosten:
1. Makelaarskosten
40
-
-
-
De meeste passen een proportioneel tarief toe bv. 1% van het verhandelde bedrag. Tarief is
vaak degressief, hoe groter het verhandelde bedrag, hoe lager het tarief. En vaak een
min.bedrag per verhandeling (nadeel kleine spelers). Sommige een vast bedrag bv. € 15,00
per schijf van € 25 000,00. Valt dikwijls voordeliger uit voor de consument. Sommige voegen
een aparte kostenrubriek toe voor het opstellen van het borderel.
Voor de B belegger zijn orders op de Brusselse beurs doorgaans minder duur dan orders op
een buitenlandse beurs (hier komen immers vaak extra kosten bij omdat de tussenpersoon
op zijn beurt bij een tussenpersoon in het buitenland moet aankloppen, die evenmin gratis
werkt, maakt rek. peperduur).
Andere kostenstructuur al naargelang de manier waarop de beursorders worden gegeven, in
een agentschap, via telefoon of via internet.
2. Kosten voor de effectenrek.
- Papier ruimt alsmaar vaker de plaats in voor elektronica. Steeds minder bedrijven geven hun
aandelen nog in papiervorm uit. Belegger is dan wel verplicht om zijn aandelenbezit op een
effectenrek. op zijn naam te laten inschrijven. Ze worden ook ontmoedigd door financiële
tussenpersonen door hoge leveringskosten. Zelfs de staat door taks voor materiële levering
0,60%. Effectenrek. heeft wel geen fiscale anonimiteit maar wel dat je de administratieve
rompslomp overlaat aan de financiële tussenpersoon: tijdig knippen van coupons om ze te
laten uitbetalen, opvolgen van speciale aanbiedingen (kapitaalverhoging, splitsing van
aandeel),… ook vervalt het risico op diefstal of verlies van de aandelen. Tussenpersoon
failliet: geen enkele reden om voor uw bezit te vrezen.
- Dienstverlening is uitzonderlijk gratis, hogere kosten niet per se synoniem met een
kwaliteitsvollere dienstverlening. Meestal bepaald %. Men neemt de waarde van de
effectenrek. op een bepaalde datum en men rekent “per regel” (d.w.z. per soort van
aandeel, en niet per stuk). Vaak is er een minbedrag. Andere gevallen beheerskosten
bovenop. Groot bedrag soms krijgen van korting.
De vergelijking
- Voor zo’n vergelijking moet men immers uitgaan van een concrete situatie:
o De aandelenmarkten waarop wordt verhandelt.
o Het feit of de aandelen al dan niet op een effectenrek. worden ingeschreven.
o De grootte van de aandelenportefeuille
o Het aantal verhandelingen per jaar
o Het bedrag per verhandeling
Dat beleggerprofiel speelt een grote rol: voor zeer actieve beleggers vormt het
makelaarsloon de zwaarste kostenpost, voor minder frequente gebruikers wegen de kosten
van de effectenrek. zwaarder door.
- niet iedereen is een grote belegger, en de ene belegt geregeld kleine bedragen terwijl de
andere veeleer een grote som ineens aan aandelen besteedt. Daarom tekenden wij 5
verschillende profielen van beleggers uit.
- Onlinebeursorders zijn minder duur (en soms veel minder) dan orders via de klassieke weg.
De tussenpersoon heeft in dat geval nu eenmaal minder kosten. Toch is het internet niet
altijd de goedkoopste oplossing. Nochtans een van de pioniers inzake online aandelen
verhandelen, beschouwt dat platform veeleer als een bijkomende dienst oor de cliënten, en
ziet daar geen reden in om die manier van aan/verkopen goedkoper te maken dan een
andere. De grote banken mogen dan wel een verlaagd tarief toepassen voor
onlinebeursorders, maar zelfs dan kunnen zij niet tippen aan de concurrentie. En voor
beursorders via de klassieke weg behoren ze tot de duurste op de markt. Het verschil is soms
duizelingwekkend
41
Wees nauwkeurig
Om elk misverstand te voorkomen:
- Naam van het aandeel dat u wenste verhandelen, met indien mogelijk ook het ISIN
(International Securities Identification Number) van het aandeel. Dat unieke codenr. Is het
zekerste instrument om een waarde terug te vinden. Die codes worden in de
gespecialiseerde financiële pers gepubliceerd.
- Aan- of verkoop?
- Aantal aandelen dat u wenst te verhandelen
- Limietkoers. Bij kopen, is de limietprijs dus de maxprijs die u bereid bent te geven; wanneer
u wilt verkopen, is het de vereiste minprijs (eronder wenst u niet te verkopen).
Leg uw order zwart op wit vast
-
-
Tot bij uw financieel tussenpersoon: borderel door hem ingevuld.
Telefonisch: daarna per fax of met een brief te bevestigen, kwestie van bewijs. Soms
opnemen van telefoongesprek (verplicht u te vragen). Sommige vooraf doc ondertekend
waarin u verklaart ermee akkoord te gaan dat uw telefonische orders worden uitgevoerd.
Online: beveiliging ingebouwd om te voorkomen dat andere personen in uw naam
verhandelingen uitvoeren. Absolute zekerheid is ondenkbaar maar toch vrij veilig. Meestal
rechtstreeks toegang tot het systeem van de tussenpersoon: wat op uw pc ingeeft, wordt
zonder verdere tussenstap als een rechtstreekse order beschouwd. Soms is dit alleen voor
bepaalde beurzen. Maar bijna altijd de beurzen waar de B het meest op verhandelen
rechtstreeks toegankelijk. Geen rechtstreekse toegang: u verstuurt slechts een veredelde
email want uw financieel tussenpersoon moet uw order dan nog behandelen. Bewijs: de
gegevens afprinten wanneer u alles hebt ingebracht. Rechtstreeks toegang tot systeem is
kans op fouten vrij klein, tenzij u ze zelf begaat; als er nog een menselijke tussenkomst
vereist is, kan er natuurlijk wel iets mis lopen.
Strips, het werkinstrument van de LTbelegger
Wat zijn strips?
Strips geven samen met het bijhorende aandeel recht op een verminderde RV van 15 i.p.v. 25% bij
de uitkering van een dividend. Voluit heten ze VVPR- strips (verminderde voorheffing – précompte
réduit).
Vanwaar komen die strips, een typisch Brussels fenomeen?
De oorsprong ligt bij de wet Cooreman-De Clercq van ’84 Genoemd naar 2 initiatiefnemers: senator
Etienne Cooreman en minister van Financiën Willy De Clercq. Wet betreffende steunmaatregelen
voor de Brusselse beurs. Bestaande uit creatie van AFV(Avantage fiscal-fiscaal voordeel)aandelen. bij
een kapitaalverhoging mochten bedrijven nieuwe AFVaandelen uitgeven die een lagere RV en andere
fiscale voordelen genoten. Een minpunt was dat de bij B aandelen toch al niet zo hoge liquiditeit
werd opgesplitst in 2 soorten aandelen, AFV en gewone. Werkgroep in ’94 kwam met stripscenario.
Voortaan konden bedrijven het recht op verminderde voorheffing afsplitsen van het onderliggende
aandeel en als VV-strip apart op de beurs laten verhandelen.
Hebben alle bedrijven intussen hun VVaandelen gestript?
Bijna, maar niet allemaal.
Kunnen bedrijven zomaar strips uitgeven?
Neen. VVstrips kunnen alleen maar worden uitgegeven samen met nieuwe aandelen.
42
Het aantal strips hangt af van het aantal nieuwe aandelen dat een bedrijf in de loop der jaren heeft
uitgegeven, via beursgang, kapitaalverhoging of bij uitoefening van aandelenopties van personeel.
Daardoor kan aantal strips in verhouding tot aantal uitstaande aandelen enorm uiteenlopen.
Hoe verloopt de handel in strips?
Strips noteren op het marktsegment enkele fixing van Euronext Brussel. Dat betekent dat slechts
1x/d een koers wordt gevormd, om 15u. de beurskoers mag max. 30% van de vorige koers afwijken.
Hoe komt het dat strips zo sterk in waarde verschillen?
De prijs van de strips is in belangrijke mate afhankelijk van de schaarste.
Ook belangrijk is in welke mate institutionele beleggers interesse hebben voor het aandeel.
Institutionele beleggers betalen geen RV en dumpen bijgevolg de strips die ze in het kader van een
aandelenruil of kapitaalverhoging in handen kregen.
Bedrijven die weinig strips hebben uitstaan en/of veel particuliere aandeelhouders tellen, zien hun
strip een stuk hoger noteren.
In het algemeen zijn strips de voorbije jaren fors duurder geworden, als gevolg van de herwonnen
beleggeraandacht voor het dividendrendement.
Hoe weet ik of een strip goedkoop of duur noteert?
Een vuistregel is de koers vergelijken met het voordeel dat die strip in een jaar oplevert. Zo bekomt u
ook voor strips een ‘koerswinstverhouding’, nl. het aantal jaar dat u de strip moet bijhouden
vooraleer u de aankoopprijs hebt gerecupereerd. Zoals alle vuistregels is de rekensom niet perfect,
aangezien je ervan uitgaat dat het dividend de komende jaren niet wordt verhoogd of verlaagd.
Betaal ik mij niet blauw aan transactiekosten?
Dat hangt ervan af. Onlinemakelaars rekenen voor strips dezelfde transactiekosten aan als voor
aandelen.
Interessanter zijn tarieven bij grootbanken. Die hanteren zonder uitzondering apart tarief voor strips.
Strippen op de beurs
- VVstrips geven recht op 15% RV op de dividenden.
- Strips kunnen alleen bij de creatie van nieuwe aandelen worden uitgegeven. Daardoor loopt
het aantal uitstaande strips van het ene tot het andere bedrijf fors uiteen.
- Om uit te maken of een strip duur of goedkoop noteert, is het handig de koers met de
jaarlijks uitgespaarde RV te vergelijken.
- Bij het doorgeven van een beursorder voor strips is het aangewezen vooraf de
transactiekosten in het oog te houden.
Download