Beleidsplan Wmo %t 2015-2018

advertisement
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
%t
Beleidsplan Wmo
2015-2018
Gemeente
Oldenzaal
Behoort bij besluit van de gemeenteraad
van 27 oktober 2014. nr. 472
De griffier.
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 1 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Beleidsplan Wmo Oldenzaal
2015-2018
In Oldenzaal doet iedereen mee!
Samen leven, samen zorgen
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 2 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Voorwoord
De titel van het beleidsplan Wmo is 'In Oldenzaal doet iedereen mee! Samen leven, samen zorgen.'
Dat is de opgave die wij ons stellen; samen met inwoners, instellingen en werkgevers ervoor zorgen
dat Oldenzalers die echt ondersteuning nodig hebben, vanaf 1 januari 2015 zo goed mogelijk bediend
worden en kunnen blijven meedoen. Daarbij willen we luisteren naar mensen die allemaal beschikken
over hun eigen krachten en talenten. En er staan voor én te midden van de mensen voor wie meedoen in de samenleving niet vanzelf gaat, omdat zij een beperking of (chronische) aandoening hebben.
Geen gemakkelijke opgave in tijden van economische tegenwind en budgetten die fors krimpen. De
AWBZ-taken komen naar ons toe met een forse korting. Het invullen van deze opgave betekent dan
ook dat wij een beroep doen op solidanteit en saamhorigheid. Kortom wij moeten naar elkaar om willen zien. Dit betekent niet zorg overnemen, maar het vanzelfsprekend vinden dat wij ouders, familie,
vrienden en buren bijstaan wanneer dat nodig is. En als dit niet voldoende is weet deze stad zich gesteund door de vele vrijwilligers en mantelzorgers die onze stad rijk is. Zij vormen het fundament van
de maatschappelijke ondersteuning.
Wij vragen onze maatschappelijke partners gevraagd dicht bij de inwoners te staan en goed te luisteren naar de verhalen van de mensen zelf om samen te kijken welke ondersteuning mensen nodig
hebben. Geen initiatieven overnemen maar ondersteunen. Wanneer er toch nog meer nodig is om
zelfstandig te blijven wonen of mee te doen, blijft de gemeente beschikbaar. Medewerkers kijken samen met de cliënt wat er aanvullend op de eigen mogelijkheden en vaardigheiden nodig is. Soms
betekent dit een verwijzing naar een gespecialiseerde zorginstelling.
Ook met deze gespecialiseerde zorg is samenwerking gezocht. Hen is gevraagd om zich niet alleen te
richten op hen die gespecialiseerde zorg nodig hebben, maar ook te luisteren naar bewoners die ondersteuning vragen zodat zij op eigen kracht door kunnen gaan.
In Oldenzaal zetten we in op verbinding en samenwerking. Tussen gezinnen, vrijwilligers, zorgleveranciers en de gemeente als regisseur. We willen de inwoners optimaal ondersteunen in hun mogelijkheden en verantwoordelijkheden. 'Regie op eigen leven' en 'perspectief voor de toekomst' zijn
daarbij belangrijk. Om het halen van die doelen te stimuleren, vindt ondersteuning van de cliënten
plaats op basis van de Eigen Kracht-principes.
Wij hebben al een mooi netwerk van betrokken organisaties die goed werk leveren en tegelijkertijd
actief meedenken over hoe dingen anders en beter kunnen. Het beleidsplan Wmo is bijvoorbeeld opgesteld in nauwe betrokkenheid met de adviescommissie Wmo, het strategisch Wmo-overleg (onze
zorg- en welzijnspartners) en deels ook in afstemming met de Twentse gemeenten. Gezamenlijk
staan we voor een flinke opgave en we hebben elkaar nodig om dit tot een succes te maken. De wil is
er zeker om er samen voor te gaan.
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 3 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Het is goed om te realiseren dat dit plan onderdelen omvat waarvan de beleidsvoornemens al eerder
zijn vastgelegd (bijv. welzijnsvisie) of waarbij (gezien de korte tijd tot de invoering van de Wmo) processen zoals de inkoop al van start zijn of zijn afgerond. Om een goed overzicht te krijgen van de
Wmo 2015, zowel voor de algemene voorzieningen als voor de maatwerkvoorzieningen, zijn deze
zaken allemaal opgenomen in de nota.
Wij zullen elk jaar een notitie opstellen ten aanzien van de stand van zaken en eventuele actualisering van de beleidsvoornemens en inspanningen. Elke twee jaar zal een
evaluatie plaats vinden gericht op de maatschappelijke effecten, te beginnen in 2016.
september 2014
Het college van burgemeester en wethouders
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 4 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Samenvatting
Op 1 januan 2015 treedt de (nieuwe) Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in werking. Deze wet
maakt onderdeel uit van het bredere programma Hervorming Langdurige Zorg van de rijksoverheid,
waarbij een grote "herverkaveling" plaats vindt in het veld van zorg en ondersteuning.
De gemeente wordt met de nieuwe Wmo verantwoordelijk voor de extramurale begeleiding (individuele begeleiding, groepsbegeleiding en dagbesteding voor mensen die zelfstandig thuis wonen),
ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen)-ondersteuning, kortdurend verblijf, de inloop GGZ
(geestelijke gezondheidszorg), begeleid wonen op participatie gericht en het vervoer naar begeleidingsactiviteiten.
Er gaan ook onderdelen van de huidige AWBZ over naar de Zorgverzekenngswet (persoonlijke verzorging en verpleging). De AWBZ zelf verdwijnt en wordt vervangen door de Wet langdurige zorg
(Wlz). Deze wet is bedoeld voor mensen die levenslang zijn aangewezen op intensieve zorg.
Bovendien wordt door het Rijk in de langdurige zorg gestuurd op een sterke vermindering van plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen. Er zullen dus meer mensen (extra) ondersteuning vanuit de
Wmo nodig hebben om langer thuis te kunnen blijven wonen. Ook wat betreft de aard van de regelgeving zal de Wmo sterke wijzigingen ondergaan. Tegelijkertijd wordt er fors gekort op huidige Wmotaken (hulp bij het huishouden) en op de nieuwe taken
In de voorbereiding op de nieuwe taken in zowel de Wmo, jeugdzorg als de participatiewet heeft de
gemeente Oldenzaal het beleidskader Maatschappelijke Ondersteuning 2012 vastgesteld, met daar in
de volgende uitgangspunten:
ledereen doet mee naar vermogen. Actieve deelname aan de samenleving door alle Oldenzaalse
burgers, binnen de mogelijkheden die iemand heeft.
De eigen kracht van de burger en van de samenleving als geheel wordt optimaal benut, met behulp van krachtige sociale netwerken en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap.
De toegang tot informatie, begeleiding en hulp is eenvoudig, transparant en dicht bij huis georganiseerd.
Maatschappelijke ondersteuning gebeurt met zo min mogelijk schotten tussen deelterreinen, met
minimale bureaucratie en ruimte voor de professional om maatwerk te leveren.
Er wordt gewerkt volgens een integrale aanpak, met één regievoerder, één budget en één totaalplan.
De inzet van specialistische ondersteuning zo kort en licht als het kan, zo lang en zwaar als het
moet.
De gemeente heeft de regierol en voert daar waar nodig uit.
De ondersteuning wordt waar mogelijk lokaal georganiseerd en regionaal opgeschaald indien
noodzakelijk.
• De financiering gebeurt zonder schotten, de kosten zijn beheersbaar en er wordt gestuurd op het
gewenste eindresultaat.
Gemeenten moeten in de voorbereiding op de nieuwe taken een beleidsplan vaststellen (voor 1 november 2014). Nu is er gezien de korte tijd al veel werk verricht en zijn diverse uitgangspunten, zoals
de bovengenoemde al (eerder) vastgesteld. Om een goed overzicht te krijgen van de Wmo 2015 zijn
deze zaken wel opgenomen in de nota.
De gemeente Oldenzaal zet zich ervoor in dat alle Oldenzalers, ook mensen met een beperking mee
kunnen blijven doen in onze samenleving. Dat mensen zoveel mogelijk in hun kracht komen, in eerste
instantie met eigen vaardigheden of met hulp uit de omgeving, of vanuit de algemene voorzieningen.
Als dat niet mogelijk is, komt een zogeheten maatwerkvoorziening aan de orde.
Een algemene opmerking is, dat het verstandig en realistisch is om voor deze omslag meerdere jaren
uit te trekken; uitgegaan wordt van de jaren 2015, 2016 en 2017.
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 5 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Zeker het eerste jaar zijn, als gevolg van overgangsrecht de mogelijkheden tot vernieuwing nog beperk(ter).
Met het beleidsplan stelt de gemeente ook een aantal specifieke beleidsvoornemens vast voor de
periode 2015-2018.
Tot slot is het goed te realiseren dat de budgetten beperkt zijn en dat er vanaf 2016 gewerkt zal worden met een nieuw objectief verdeel model Wmo. De consequenties hiervan voor Oldenzaal zijn op dit
moment nog niet bekend. Een en ander betekent dat er zeker financiële risico's zijn en daarmee creatieve oplossingen nog belangrijker worden.
Op de laatste pagina 's van dit beleidsplan is een beknopte inventarisatie van een aantal uitwerkingsvraagstukken en beslispunten opgenomen
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 6 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Inhoudsopgave
1. Inleiding en algemene uitgangspunten
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
Wmo 2015 algemene uitgangspunten
Wmo 2015 concreet
Primaat ligt bij lokaal
Regionale uitgangspunten
Financieel
2. Toegang
3. Algemene voorzieningen
7
7
8
8
9
10
10
10
11
13
3.1 Bevorderen sociale samenhang
Welzijn
13
14
3.1.2 Woonservicegebieden
3.1.3 Kulturhusen/samenwerking in de wijk
3.2 Preventie
3.2.1 Eigen kracht
3.3 Ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers
3.3.1
3
3
3
4
4
7
2.1 Proces
2.2 Maatschappelijk plein
2.2.1 Ontwikkeling sociale (wijk)teams
2.3 Privacy
2.4 Cliëntondersteuning
2.4.1 Landelijke afspraken
2.4.2 Standpunt Twentse samenwerking en lokale insteek
2.5 Afstemming zorgverzekering
2.6 Resultaatmeting
3.1.1
3
Vrijwilligers en vrijwillige inzet
3.3.2 Mantelzorg
3.4 Inloop GGZ
3.5 Telefonische bereikbaarheid
14
15
15
16
16
16
17
19
19
4. Maatwerkvoorzieningen
21
4.1 Maatwerkvoorzieningen zelfstandig leven en maatschappelijke deelname
4.2 Kortdurend verblijf
4.3 Opvang en Beschermd Wonen
4.3.1 Opvang
4.3.2 Beschermd wonen
4.4 Gestructureerd huishouden
4.5 Zintuiglijk beperkten
4.6 vervoer
4.6.1 Vervoer bij ondersteuning maatschappelijke deelname
4.6.2 Vervoer individuele voorzieningen
4.6.3 Collectieve voorzieningen
4.6.4 Wet Langdurige Zorg (WLZ) en sociaal recreatief vervoer
4.7 Hulpmiddelen en woningaanpassingen
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 7 van 45
22
23
23
23
23
24
25
26
26
26
26
27
27
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
4.8 Maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten
4.8.1 Maatwerk
4.8.2 Uitbreiding collectieve zorgverzekering en aanvullend maatwerk via de bijzondere
bijstand
4.9 Persoonsgebonden budget (Pgb)
4.9.1 Persoonsgebonden budget ten opzichte van Zorg in Natura (ZIN)
4.9.2 Tarieven
4.9.3 Sociale verzekeringsbank, fraudebestrijding
27
28
29
30
31
31
31
4.10 Kwaliteitseisen
31
5. Scheiden van wonen en zorg
33
6. Eigen bijdragen
35
7. Overgangsrecht/Jaar
37
8. Communicatie
39
8.1
8.2
8.3
8.4
Partnercommunicatie
Cliëntencommunicatie
Inwonerscommunicatie
Regionale samenwerking Samen 14
9. Beleidsvoornemens en actiepunten
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 8 van 45
39
39
39
40
41
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
1.
Inleiding en algemene uitgangspunten
1.1
Wmo 2015 algemene uitgangspunten
Op 1 januari 2015 treedt de (nieuwe) Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 in werking. Deze wet
maakt onderdeel uit van het bredere programma Hervorming Langdurige Zorg van de rijksoverheid,
waarbij een grote "herverkaveling" plaats vindt in het veld van zorg en ondersteuning.
Het rijk wil de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning aanpassen aan de veranderende eisen
en omstandigheden: mensen willen zo lang mogelijk thuis kunnen wonen, de regie op hun eigen leven
behouden en niet eenzaam zijn. De mogelijkheden tot het bieden van passende ondersteuning aan
mensen in de eigen leefomgeving door het sociale netwerk of met behulp van gemeentelijke voorzieningen moeten beter benut worden. Daarvoor is belangrijk dat mensen met beperkingen zoveel mogelijk in staat worden gesteld op gelijke voet te participeren en deel te nemen aan het dagelijks leven.
Dat is de kern van de Wmo-2015: het werken aan een inclusieve samenleving, waarin iedereen mee
doet en gezien wordt. De gemeente heeft de opdracht gekregen de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten te bevorderen. Belemmeringen moeten worden weggenomen.
1.2
Wmo 2015 concreet
Meer specifiek wordt de gemeente met de nieuwe Wmo verantwoordelijk voor de extramurale begeleiding (individuele begeleiding, groepsbegeleiding en dagbesteding voor mensen die zelfstandig thuis
wonen), ADL-ondersteuning , kortdurend verblijf, de inloop GGZ (geestelijke gezondheidszorg), begeleid wonen op participatie gericht en het vervoer naar begeleidingsactiviteiten. Bovendien wordt door
het Rijk in de langdurige zorg gestuurd op een sterke vermindering van plaatsen in verzorgings- en
verpleeghuizen. Er zullen dus meer mensen (extra) ondersteuning vanuit de Wmo nodig hebben om
langer thuis te kunnen blijven wonen. Ook wat betreft de aard van de regelgeving zal de Wmo sterke
wijzigingen ondergaan. Tegelijkertijd wordt er fors gekort op huidige Wmo-taken (Hulp bij het Huishouden).
Er gaan ook onderdelen van de huidige AWBZ over naar de Zorgverzekenngswet (persoonlijke verzorging en verpleging). De AWBZ zelf verdwijnt en wordt vervangen door de Wet langdurige zorg
(Wlz) (bedoeld voor mensen die levenslang zijn aangewezen op intensieve zorg).
1.3
Primaat ligt bij lokaal
Het is nadrukkelijk aan de afzondedijke gemeenten om lokaal invulling te geven aan hun nieuwe verantwoordelijkheden. In tegenstelling tot de decentralisatie van de jeugdzorg ligt er géén landelijke
opdracht om taken regionaal op te pakken. Voor een beperkt aantal vraagstukken ligt het echter voor
de hand om deze bovenlokaal of regionaal op te pakken, vanuit inhoudelijke en/of doelmatigheidsafwegingen. De decentralisatie van AWBZ-functies naar de Wmo is dus vooral een kwestie van slim
samenwerken. Voor deze onderdelen (o.a. inkoop van een aantal functies) bereiden de 14 Twentse
gemeenten bereiden zich samen voor onder de naam Samen14.
Het uitgangspunt 'lokaal wat lokaal kan' betekent concreet dat iedere gemeente zelf een beleidsplan
Wmo opstelt. Ook de toegang wordt lokaal belegd, waardoor de gemeenten ieder voor zich bepalen
welke vorm(en) van ondersteuning burgers krijgen. Dit betekent dat een gemeente, samen met de
burger (en zijn of haar omgeving), een maatschappelijk ondersteuningsplan (MO-plan) opstelt. De
gemeente kan daarbij besluiten algemene voorzieningen (lokale verantwoordelijkheid) en/of maatwerkvoorzieningen in te zetten.
In de voorbereiding op deze nieuwe taken in de Wmo, jeugdzorg en participatiewet heeft de gemeente
Oldenzaal het beleidskader Maatschappelijke Ondersteuning 2012 vastgesteld. De uitgangspunten
zijn de volgende:
1. ledereen doet mee naar vermogen. Actieve deelname aan de samenleving door alle Oldenzaalse
burgers, binnen de mogelijkheden die iemand heeft.
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 9 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
2. De eigen kracht van de burger en van de samenleving als geheel wordt optimaal benut, met behulp van krachtige sociale netwerken en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap.
3. De toegang tot informatie, begeleiding en hulp is eenvoudig, transparant en dicht bij huis georganiseerd.
4. Maatschappelijke ondersteuning gebeurt met zo min mogelijk schotten tussen deelterreinen, met
minimale bureaucratie en ruimte voor de professional om maatwerk te leveren.
5. Er wordt gewerkt volgens een integrale aanpak, met één regievoerder, één budget en één totaalplan.
6. De inzet van specialistische ondersteuning zo kort en licht als het kan, zo lang en zwaar als het
moet.
7. De gemeente heeft de regierol en voert daar waar nodig uit.
8. De ondersteuning wordt waar mogelijk lokaal georganiseerd en regionaal opgeschaald indien
noodzakelijk.
9. De financiering gebeurt zonder schotten, de kosten zijn beheersbaar en er wordt gestuurd op het
gewenste eindresultaat.
1.4
Regionale uitgangspunten
De 14 gemeenten in Twente hebben samen de Visie-en keuzenota maatschappelijke ondersteuning in
Twente: iedereen kan meedoen, iedereen doet mee, vastgesteld (april 2012). Hierin zijn gezamenlijke
uitgangspunten gedefinieerd als het gaat om de decentralisatie van de AWBZ-functies naar de Wmo.
Deze hebben betrekking op de regionale samenwerking op het gebied van inkoop, maar ze kleuren
ook de lokale uitvoering. Het betreft de volgende uitgangspunten:
1. We kiezen voor een beleidsrijke invoering
2. We nemen de burger als vertrekpunt
3. We werken met het regisseursmodel
4. We bieden de burgers gepaste keuzevrijheid.
5. We stimuleren de vernieuwing van het aanbod.
6. We zorgen voor regionale facilitering van de lokale uitvoering.
1.5
Financieel
Alleen al als gevolg van de decentralisaties van AWBZ-functies naar de Wmo en de jeugdzorg worden
de gemeentelijke budgetten in de regio uitgebreid met respectievelijk €125 miljoen en €140 miljoen.
Het betreft hier circa 20.000 volwassenen en 17.500 jeugdigen met een ondersteuningsbehoefte. In
Oldenzaal gaat het om circa 530 cliënten die nu gebruik maken van de functie begeleiding en een
bedrag van circa € 5,9 miljoen voor de nieuwe Wmo taken in 2015. Dit budget is overigens voor meer
bedoeld dan begeleiding: o.a. ook voor compensatie chronisch zieken, mantelzorg- en cliënt ondersteuning, inloop ggz. Voor bestaande taken HH (nu: 2500 cliënten, waarvan circa de helft Hulp bij het
Huishouden) is een bedrag van € 2,75 miljoen beschikbaar.
De budgetten zijn aanzienlijk lager dan de huidige budgetten voor deze bestaande en nieuwe taken.
Als gevolg hiervan hebben de Twentse gemeenten de tarieven maatwerkvoorzieningen gekort en voor
Hulp bij het Huishouden is dit proces nog gaande. Toch blijven de financiële risico's groot. Deze zijn
onderstaand toegelicht.
De baten voor Wmo nieuw zijn gebaseerd op cijfers van Vektis over feitelijk zorggebruik in 2013 (en
dus niet op indicaties). Het aantal indicaties is hoger dan het aantal mensen dat zorg (530) gebruikt.
Mochten mensen die nu nog geen zorg krijgen (en waarvan de indicatie doodoopt in 2015) dit in 2015
wel gaan doen, dan vallen zijn ook onder het overgangsrecht. Daarmee kunnen de kosten oplopen.
Verder is het, zeker als gevolg van de maatregelen op het gebied van scheiden van wonen en zorg,
goed mogelijk dat de instroom groter wordt dan de uitstroom in de Wmo. Mensen zullen langer thuis
blijven wonen en daardoor langer een beroep doen op ondersteuning vanuit de Wmo.
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 10 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Hier zijn beperkt wel extra middelen voor beschikbaar gesteld door het Rijk (middelen extramuralisenng), maar onbekend is of dit wel voldoende is.
Daar tegenover staat, dat voor een deel van de mensen de indicatie afloopt in 2015. Hoe eerder dit is,
hoe eerder een andere (goedkopere) oplossing kan worden afgesproken.
Ondanks of juist door de grote risico's wordt het belangrijk de algemene voorzieningen te versterken.
Het gaat daarbij m.n. om het ontwikkelen van alternatieve voorzieningen en/of extra investering in
preventie waarmee na einde overgangsrecht of bij nieuwe cliënten een nieuwe en goedkopere oplossing kan worden geboden.
Volgens het rapport "Objectief verdeelmodel Wmo" zou Oldenzaal vanaf 2016 een zogenaamde nadeelgemeente. (10 tot 40 euro minder per inwoner ten opzichte van het gemiddelde in Nededand).
De uitkomsten van het objectieve verdeelmodel Wmo 2015 per gemeente zullen worden gepubliceerd in de septembercirculaire van het Gemeentefonds. De financiën vanaf 2016 zullen daarnaast ook wijzigen omdat door het Rijk voor het jaar 2015 diverse bedragen aan de Wmo zijn toegevoegd (in het kader van de overgang), die de jaren erna minder zullen worden of verdwijnen.
Hoe dan ook wil de gemeente zich ervoor inzetten dat alle Oldenzalers, ook mensen met een beperking mee kunnen blijven doen in de samenleving. Dat mensen zoveel mogelijk in hun kracht komen, in
eerste instantie met eigen vaardigheden of met hulp uit de omgeving, of vanuit de algemene voorzieningen. Als dat niet mogelijk is, komt een zogeheten maatwerkvoorziening aan de orde.
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 11 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
2.
Toegang
In dit hoofdstuk komt vooral aan de orde hoe de toegang tot het sociale domein in Oldenzaal georganiseerd gaat worden. Het college heeft hier al eerder over besloten (onder de naam Maatschappelijk
Plein). Daarnaast komen ook een aantal specifieke zaken aan de orde: zoals cliëntondersteuning, de
afstemming met functies uit het welzijn en uit de zorgverzekering.
2.1
Proces
Ongeacht met wie de burger/gezin te maken krijgt vedoopt het proces om te komen tot een ondersteuningsplan altijd volgens de principes van de Kanteling waarin het leveren van maatwerk op basis
van de eigen mogelijkheden, de sociale context van de burger en de lokale situatie een belangrijke rol
spelen. De consulent neemt de burger en zijn of haar persoonlijke situatie en/of leefomgeving als vertrekpunt. Er vindt eerst onderzoek plaats naar de vraag achter de vraag. Welke problemen ervaart de
burger en welke kansen zijn er om deze op te lossen? Uitgangspunt is de integrale insteek, zonodig
komen ook andere leefgebieden dan die uit de Wmo aan de orde. Hoe loste hij deze tot nu toe op? Is
er een verandering opgetreden in zijn leven? Daarbij staat de vraag naar wat nodig is om de problemen op het gebied van zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie op te lossen centraal. Maar
ook: wat wil iemand graag en waar ligt de kracht van deze burger? Oplossingen worden om te beginnen gezocht in (het versterken van) iemands eigen kracht en/of het sociaal netwerk. Vervolgens wordt
nagegaan wat aan algemene voorzieningen mogelijk is. En tenslotte wordt als het nodig is besloten tot
individuele voorzieningen, waarbij de gemeente uiteindelijk beslist over de toegang als het gaat om
een maatwerkvoorziening. De toekenning van een maatwerkvoorziening moet in een beschikking
worden vastgelegd.
Procedure toegang tot ondersteuning in het kort
In de wet zijn de formele stappen vastgelegd die gevolgd moeten worden om te beoordelen of iemand
(uiteindelijk) in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning. In
hoofdlijnen zijn dat
1. De eerste stap is de melding: iemand komt zelf met een vraag naar ondersteuning, of wordt door
iemand anders aangemeld
2. Daarop volgt het gesprek/onderzoek, waarin de ondersteuningsbehoefte en de mogelijkheden van
eigen kracht, van het sociale netwerk en van algemene voorzieningen nader worden onderzocht en
waarin zonodig besloten wordt tot inzet van een maatwerkvoorziening. Deze fase wordt altijd afgesloten met een schriftelijk verslag. De afspraken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan
voor de cliënt. Het is ook mogelijk dat de cliënt zelf (met of zonder hulp van een cliëntondersteuner)
zijn eigen ondersteuningsplan schrijft.
3. De toekenning van een maatwerkvoorziening wordt vastgelegd in een beschikking. De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK. Zowel inkomen als een deel van het vermogen
worden bij de berekening van de hoogte van de eigen bijdrage meegenomen. Het rijk stelt vast op
welke wijze de (maximale) eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen wordt berekend. In de verordening worden de regels voor deze procedure vastgelegd.
2.2
Maatschappelijk plein
Voor de inrichting van de toegang tot de ondersteuning en de ondersteuning zelf, zijn de volgende
uitgangspunten uit het Beleidskader Maatschappelijke Ondersteuning relevant:
• De toegang tot informatie, begeleiding en hulp is eenvoudig, transparant en dicht bij huis georganiseerd;
• Maatschappelijke ondersteuning gebeurt met zo min mogelijk schotten tussen deelterreinen, met
minimale bureaucratie en ruimte voor de professional om maatwerk te leveren;
• Er wordt gewerkt volgens een integrale aanpak, met één regievoerder, één budget en één totaalplan.
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 12 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Er wordt uitgegaan van het volgende groeimodel:
• De huidige taken die de gemeente zelf uitvoert, blijft de gemeente vooralsnog zelf uitvoeren;
• De gemeente zoekt partijen met wie de uitvoering vanaf 2015 e.v. gezamenlijk gestalte kan worden gegeven (met inachtneming reeds in gang gezette activiteiten (bijv. CJG 2.0));
• Werkende leren: vanuit de praktijk verder invulling geven aan organisatorische en juridische ppsconstructies;
• In de beginfase rechtstreekse verantwoordelijkheid nemen voor de aansturing van de uitvoering.
Om tot bovenstaande te komen heeft het college besloten te gaan bouwen aan het 'Maatschappelijk
plein Oldenzaal'. Op of vanuit dit 'plein' wordt de maatschappelijke ondersteuning voor de Oldenzaalse burger integraal georganiseerd. Het gaat hier om de ondersteuning waar de gemeente verantwoordelijk voor is, overeenkomstig het gestelde in het beleidskader. Belangrijk is dat er voldoende expertise is in het Maatschappelijk Plein ten aanzien van o.a.:
• Nieuwe doelgroepen;
• De Eigen Kracht insteek;
• Kennis van de sociale kaart (algemene en maatwerkvoorzieningen).
Verder is een goede samenwerking met onze partners, ook partners die werken vanuit de zorgverzekering, van groot belang. Overigens is dit ook een wettelijke verplichting.
De gemeente wenst een toegang en ondersteuning zonder een doorverwijscultuur met een veelheid
aan loketten, aanmeldingsprocedures, indicatie-Zdiagnosesystemen en ondersteuningsaanpakken. Er
wordt daarbij niet alleen gekeken naar het individu, maar er komt één duurzaam ondersteunings- en
participatieplan voor de cliënt en zijn omgeving (alle leden van het huishouden en de bij het huishouden intensief betrokken) wanneer dat relevant is. Onderdeel van een integrale aanpak is ook de sterkere inzet op de eigen kracht, het eigen netwerk en de mogelijkheden om vrijwilligers te betrekken.
2.2.1
Ontwikkeling sociale (wijk)teams
Met de hervorming van de langdurige zorg in Nededand krijgen gemeenten en zorgverzekeraars een
sleutelrol bij het aanbieden van een integraal en samenhangend aanbod van zorg en ondersteuning.
Landelijk wil men de ontwikkeling van sociale wijkteams stimuleren om ervoor te zorgen dat de domeinen van de zorgverzekering, Wmo (algemene en maatwerkvoorzieningen) dichtbij elkaar gebracht
worden. Teams die moeten bijdragen aan het welzijn van burgers en het op een efficiënte wijze beantwoorden van zorg- en ondersteuningsvragen van burgers. Insteek in Oldenzaal is, zeker omdat wij
een compacte gemeente zijn, dat dit in principe wordt gekoppeld aan het maatschappelijk plein.
De gemeente gaat onderzoeken hoe het Maatschappelijk Plein, welzijn en zorg zo
goed mogelijk met elkaar verbonden kunnen worden, zowel voor wat betreft casuïstiek
van mensen die een maatwerkvoorziening nodig hebben, als ten aanzien van preventie/welzijn, zorg.
Vanaf derde/vierde kwartaal 2014
Specifiek ten aanzien van de wijkverpleegkundige gaan de Twentse gemeenten hierover in gesprek
met Menzis. Er zullen ons een aantal keuze mogelijkheden worden voorgelegd. Zie hierover ook paragraaf 2.5.
2.3
Privacy
De Participatiewet, Wmo en Wet op de jeugdzorg geven in samenhang met andere specifieke wetgeving, meer in detail de noodzakelijke juridische grondslagen voor de uitwisseling van persoonsgegevens door verantwoordelijken in en tussen sectoren. In de (landelijke) beleidsvisie "Zorgvuldig en be-
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 13 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
wust, gegevensverwerking en privacy in een gedecentraliseerd sociaal domein" is het onderstaande
opgenomen over privacy in de Wmo 2015 .
Gemeenten dienen de ondersteuning zo goed mogelijk af te stemmen op de specifieke situatie van de
cliënt waarbij de ondersteuningsbehoefte en het eventueel daarop volgende aanbod, integraal en
levensbreed worden bezien. Dit kan alleen indien een optimale afstemming plaatsvindt tussen de gemeente en andere diensten en functionarissen. Welke gegevens op welke wijze met wie worden gedeeld, is afhankelijk van de individuele omstandigheden en de complexiteit van de geboden ondersteuning. Het zal echter nooit mogen gaan om meer gegevens dan noodzakelijk is in een specifiek
geval en de gegevens zullen ook alleen gedeeld worden met die partijen voor wie het noodzakelijk is
voor hun taakuitvoering om over die gegevens te beschikken. Gemeenten zullen deze afweging in
specifieke situaties zorgvuldig moeten maken. De Wmo 2015 regelt aan wie en onder welke voorwaarden gemeenten gegevens kunnen verstrekken. Voor een goede beoordeling van de persoonlijke
situatie moet de gemeente kunnen beschikken over de noodzakelijke persoonsgegevens. Dit zijn in
voorkomende gevallen ook gegevens van zorgverzekeraars, zorgaanbieders, jeugdhulp, onderwijs en
werk en inkomen.
Het is van belang dat de betrokkene tijdens het onderzoek op de hoogte wordt gesteld van de verwerking en verstrekking van deze gegevens en dat de gemeente daarvoor aan de cliënt toestemming
vraagt. In de Wmo 2015 wordt, behoudens enkele uitzonderingen, er steeds van uitgegaan dat het
verwerken of verstrekken van persoonsgegevens slechts gebeurt met ondubbelzinnige instemming
van betrokkene. Echter ook dan heeft de overheid de plicht om terughoudend om te gaan met de uitvraag en registratie van persoonsgegevens. Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen zal de overheid gegevens uitwisselen buiten de betrokkenheid en zonder samenspraak met de burger. In dergelijke situaties is er in de regel sprake van een noodzaak tot handelen omdat de veiligheid en /of gezondheid van betrokkenen of omgeving in het geding is. Geeft betrokkene geen toestemming voor het
verstrekken van gegevens, dan is artikel 12, tweede lid, van de Wbp van toepassing dat regelt dat
personen verplicht zijn tot geheimhouding van de persoonsgegevens waar zij toegang toe hebben.
De Wmo 2015 tornt niet aan het medisch beroepsgeheim. In artikel 12, tweede lid, van de Wbp is
geregeld dat personen verplicht zijn tot geheimhouding van de persoonsgegevens waar zij toegang
toe hebben. Voor gegevens betreffende de gezondheid geeft artikel 21, tweede lid van de Wbp aanvullende geheimhoudingsvereisten. Voorts is het zo dat deze gegevens uitsluitend mogen worden
ingezien door diegenen voor wie het voor de uitoefening van hun taak noodzakelijk is daar kennis van
te nemen. Dit volgt eveneens uit artikel 9, vierde lid, van de Wbp waarin geregeld is dat verwerking
van gegevens achterwege blijft als een geheimhoudingsplicht daaraan in de weg staat. Bovendien
geldt onverkort het toestemmingsvereiste van betrokkene.
Deze vereisten moeten deel worden van (o.a.) de werkwijze, processen, automatiseringssystemen
van het Maatschappelijk Plein, en afspraken met partners. Hierbij geldt uiteraard dat ook onder de
huidige Wmo en in de lokale zorgstructuur zorgvuldig met privacy wordt omgegaan. Het gaat om de
aanscherping op basis van de nieuwe Wmo en de verbreding in het sociale domein.
2.4
Cliëntondersteuning
De MEE-organisaties leveren op dit moment cliëntondersteuning gericht op mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking (aangeboren of ontstaan door een chronische ziekte of
een beperking uit het autistisch spectrum). De huidige cliëntondersteuning door MEE is ook gericht op
de ouders, familieleden, andere verwanten, verzorgers of vertegenwoordigers. De MEE organisaties
worden momenteel bekostigd via een subsidieregeling onder de AWBZ. Deze regeling wordt uitgevoerd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ).
Omdat de nieuwe Wmo vanaf 2015 de verantwoordelijkheid voor onafhankelijke cliëntondersteuning
voor alle burgers (breder dan mensen met een beperking) bij de gemeente belegt, worden de MEEmiddelen toegevoegd aan het sociaal deelfonds van het Gemeentefonds. Dit geldt ook voor de midde-
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 14 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
len die de MEE-organisatie krijgen voor de coördinatie van de netwerken voor Integrale Vroeghulp. De
middelen zijn niet geoormerkt en voor gemeenten vrij besteedbaar binnen de wettelijke kaders aan de
doelen van het sociaal deelfonds, te weten de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet. Ook
voor cliëntondersteuning zal vanaf 2015 geen sprake zijn van een gelabeld budget.
2.4.1
Landelijke afspraken
De overdracht van de verantwoordelijkheid van de cliëntondersteuning voor mensen met een beperking naar de gemeenten, vraagt om zorgvuldigheid. Daarom hebben de betrokken organisaties, MEE
Nededand (de branchevereniging van de 22 MEE organisaties), de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van VWS, gezamenlijke afspraken gemaakt over de wijze waarop deze transitie
vorm krijgt. Daartoe is afgesproken dat gemeenten en MEE organisaties voor 1 mei 2014 gezamenlijk
afspraken maken die tot doel hebben:
• het borgen van de continuïteit van de cliëntondersteuning voor mensen met een beperking;
• het vermijden van frictiekosten bij MEE-organisaties als gevolg van de transitie.
Deze afspraken hebben in ieder geval betrekking op het jaar 2015.
2.4.2 Standpunt Twentse samenwerking en lokale insteek
Insteek is dat de Twentse gemeenten vasthouden aan het principe "lokaal wat lokaal en regionaal wat
regionaal moet"; besloten is dat het vormgeven van onafhankelijke cliënt ondersteuning een lokale
verantwoordelijkheid is.
We moeten een besluit nemen hoe we de lokale cliëntondersteuning voor mensen met een beperking
(in brede zin) gaan regelen.
Voornemen van de gemeente Oldenzaal is dat een deel van de huidige cliëntondersteuners van MEE Twente komt te werken in het Maatschappelijk Plein.
Verder willen wij de onafhankelijke cliëntondersteuning positioneren bij het welzijnswerk, zo mogelijk met inzet van vrijwilligers of cliëntenorganisaties.
Vanaf derde/vierde kwartaal 2014. Invoering per 2015.
2.5
Afstemming zorgverzekering
Gemeenten en zorgverzekeraars hebben als gevolg van de herziening langdurige zorg een aantal
gezamenlijke opgaven. Gemeenten en zorgverzekeraars zijn in het nieuwe zorgstelsel, met respectievelijk de uitvoering van de Wmo, de Zorgverzekenngswet (Zvw), en de Wet Langdurige Zorg verantwoordelijk voor de ondersteuning en zorg aan mensen die thuis of in een instelling wonen. De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars is in de Wmo 2015 wettelijk vastgelegd. De wijze
waarop de gemeente de taken op grond van de Wmo uitvoert moet worden afgestemd met de zorgverzekeraars. Gemeenten nemen in de verordening op hoe de samenwerking met de zorgverzekeraar
wordt vormgegeven.
De afgelopen periode zijn afspraken gemaakt over intensievere samenwerking tussen Menzis en de
14 Twentse gemeenten. Zo worden onderdelen uit het huidige uitvoeringsprogramma van de Gemeente Enschede bijvoorbeeld verbreed naar de regiogemeenten. Nauwe afstemming en betrokkenheid tussen de regiogemeenten en Menzis is onontbeedijk om goede afspraken te kunnen maken
aansluitend bij wat past in de regio.
De wijkverpleegkundige krijgt in het nieuwe stelsel een aantal taken en verantwoordelijkheden, waaronder de schakelfunctie. De aanspraak wijkverpleging stelt dat zorgverzekeraars en gemeenten afspraken moeten maken over de inzet van de "schakelwijkverpleegkundige" en de afstemming tussen
zorg en maatschappelijke ondersteuning in de wijk. De schakelwijkverpleegkundige moet ook een
10
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 15 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
onafhankelijke rol bieden ten opzichte van de wijkverpleegkundigen die bij de diverse instellingen
werkzaam zijn.
Hierover worden vóór 1 januari 2015 afspraken tussen gemeenten en zorgverzekeraars gemaakt. Voor het maken van deze afspraken geldt het representatiemodel,
hetgeen betekent dat Menzis als dominante zorgverzekeraar In Twente deze afspraken
ook namens de andere zorgverzekeraars maakt.
Lokaal heeft men wel de keuze tussen 3 modellen waarop de schakelverpleegkundige
in de betreffende gemeenten voor een aantal uren komt te werken. Voor Oldenzaal is
het belangrijk dat gekozen wordt voor een model dat het beste aansluit bij het Maatschappelijk Plein.
Een ander belangrijk thema voor samenwerking zijn mantelzorgers. De gemeente is verantwoordelijk
voor de ondersteuning van mantelzorgers, ook als de cliënt zorg krijgt uit ZVW of WLZ. Het is daarom
belangrijk dat de zorgverzekeraar, bij haar contractering van zorgaanbieders, regelt dat deze
zorgaanbieders hun activiteiten afstemmen met de mantelzorger.
Gemeenten kunnen gegevens over een cliënt nodig hebben die bekend zijn bij een zorgverzekeraar of
een zorgaanbieder kan gegevens nodig hebben om een verzoek om ondersteuning goed te kunnen
beoordelen. Die gegevensuitwisseling kan slechts plaatsvinden als betrokkene daarvoor ondubbelzinnig toestemming heeft vedeend. Dit vergt een actieve houding van gemeente, zorgverzekeraar en
zorgaanbieder. Er is ovedeg nodig over de wijze waarop wij dit vormgeven. De zorgverzekeraar en de
zorgaanbieder zijn verplicht gegevens kosteloos te verstrekken, evenals omgekeerd.
2.6
Resultaatmeting
Met de uitvoering van de Wmo wordt met name gestuurd op de gewenste eindresultaten. Deze vorm
van sturing heeft consequenties voor de wijze van budgetbeheersing, de contractenng (en de wijze
van bewaking van uitvoering) van zorgaanbieders alsmede de inzet vanuit de maat-schappelijke ondersteuningsplannen.
I
Dit betekent dat op al deze onderdelen wordt bezien welke (meet)instrumenten
het meest geëigend is, al dan niet in aanvulling op de bestaande indicatoren.
Door middel van de (meet)instrumenten wordt inzicht op verschillende niveau's nagestreefd (uitvoering, beleid en management), met de mogelijkheid te sturen op doelmatigheid, kwaliteit en het te bereiken resultaat van de vorm van ondersteuning. Daarnaast is het van belang goed zicht te verkrijgen
op basis van signalen van cliënten en aanbieders. Vooral gebruikers, cliëntengroepen zelf, mantelzorgers en professionals kunnen veel informatie geven over hun beoordeling van de geboden ondersteuning, en indirect van het beleid.
11
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 16 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
3.
Algemene voorzieningen
Dit hoofdstuk gaat in op de algemene (vrij toegankelijke) voorzieningen welke zich vooral richten op
het bevorderen van sociale samenhang, preventie. Belangrijke uitgangspunten hiervoor zijn al eerder
vastgelegd in o.a. de welzijnsvisie en de nota's informele zorg en vrijwilligerswerk.
Wat zijn algemene voorzieningen
Algemene voorzieningen zijn sociale voorzieningen, die burgers kunnen helpen mee te doen in onze
samenleving zonder tussenkomst van de gemeente. Ze zijn dus in pnncipe vrij toegankelijk voor
iedereen. Een formele beslissing (beschikking) van de gemeente is niet nodig voor deelname. Het is
wel mogelijk dat een aanbieder een activiteit niet voor iedereen openstelt. Vaak kan een algemene
voorziening een vooriiggend volwaardig en goedkopere invulling zijn van de gewenste/noodzakelijke
ondersteuning in zelfredzaamheid en participatie.
Daarmee is niet gezegd dat de gemeente geen rol heeft waar het gaat om algemene voorzieningen.
De gemeente subsidieert het (professionele) welzijnswerk, die groepsgerichte activiteiten ontplooit.
Activiteiten die gencht zijn op het behouden/versterken van de zelfredzaamheid (activiteiten gencht op
ontmoeting, op activering, stimulering, belangenbehartiging, op educatie). De gemeente ondersteunt
organisaties die vrijwilligers als buddy mobiliseren voor mensen voor wie meedoen niet vanzelfsprekend is. De gemeente draagt bij aan een infrastructuur voor sport, cultuur en recreatie.
Voorbeelden van algemene voorzieningen
Algemene voorzieningen kunnen zijn gericht op het individu of het collectief. Voorbeelden van individuele
algemene voorzieningen: maaltijdsen/ice, alarmering, strijkservice, boodschappendienst, klussendienst,
dienstverlening aan huis, buddydiensten. Voorbeelden van collectieve algemene voorzieningen: eetkamerprojecten, welzijnsdiensten, sport- en cultuurvoorzieningen, alzheimer café, lotgenotencontacten.
Oldenzaalse organisaties waaronder deze voorzieningen ressorteren
Stichting Welzijn Ouderen (Tafeltje Dekje, Alarmering, ouderenadvies), leent/erkbedrijf de Werkwijzer
(project Service in de Stad), Humanitas (diverse maatjesprojecten), zorgaanbieders (ontmoetingsactiviteiten, eetkamers), Humanitas Onder Dak (dagactiviteitencentrum/inloophuis de Steenpoort), Stichting
Present, Stichting Impuls (peuterspeelzaalwerk, versterken sociale netwerken w.o. verenigingsondersteuning, sterk houden/ versterken informele zorg, meehelpen bij ontwikkelen nieuwe voorzieningen),
Carintreggeland (Algemeen Maatschappelijk Werk), Steunpunt Informele Zorg (mantelzorgondersteuning,
alzheimer café), een breed scala aan organisaties op het terrein van informele zorg (met kerken, Leendert Vriel, Rode Kruis enz.), ouderenbonden, Jeugdgezondheidszorg, stichting Palet (ondersteuning
vluchtelingen), stichting Openbare Bibliotheek, dagopvang allochtone ouderen St. Maarten, Tactus (bemoeizorg, preventieactiviteiten), diverse recreatieve voorzieningen (sport en cultuur, diverse evenementen, recreatieve voorzieningen zoals het Hulsbeek), MEE, de netwerk- en ketenstructuur, preventieactiviteiten Mediant, slachtofferhulp.
In dit hoofdstuk komen een aantal belangrijke doelen van algemene voorzieningen aan de orde, zoals:
het bevorderen van sociale samenhang, preventie, ondersteunen van mantelzorg en vrijwilligers, maar
ook de inloop ggz.
3.1
Bevorderen sociale samenhang
Algemene voorzieningen dragen niet alleen bij aan de zelfredzaamheid van burgers, ze stellen burgers ook in staat mee te doen en zorgen voor verbinding. De leefbaarheid van de samenleving en de
sociale betrokkenheid op elkaar valt of staat met de aanwezigheid van een zekere infrastructuur aan
algemene voorzieningen. De gemeente hecht er belang aan dat deze algemene voorzieningen niet op
eilandjes staan. De gemeente zet zich op verschillende manieren in om de samenhang tussen de
voorzieningen te bevorderen.
Meerdere voorzieningen hebben een duidelijke signaleringsfunctie. Om signalen te kunnen delen en
samen tot een adequate aanpak te komen kent de gemeente een netwerk- en ketenstructuur 0-100
jaar (zie bijlage). Deze structuur zal in de komende periode zijn aansluiting moeten vinden op het
Maatschappelijk Plein (zie Hoofdstuk toegang).
13
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 17 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
3.1.1 Welzijn
In mei 2013 heeft de gemeenteraad de notitie 'Visie op welzijn en het welzijnswerk' vastgesteld. Meedoen aan de samenleving, ontwikkelingskansen, vrijwilligerswerk en sociale netwerken zijn de centrale begnppen in de notitie. Met eigen kracht als uitgangspunt.
Welzijnswerk is zeker niet alleen voorbehouden aan professionals. Veel welzijnswerk ligt besloten in
vrijwilligersinitiatieven. De recreatieve sector (sport en cultuur) en de zorgsector zijn van oudsher stevige vrijwilligersbolwerken. Ook belangenbehartigerverenigingen behoren tot deze bolwerken. Zij dragen in sterke mate bij aan de welzijnsbeleving van burgers. Deze sociale verbanden maken het burgers mogelijk mee te doen in de wereld, bieden warmte en beschutting, bieden onderlinge hulp en
zorg. De gemeente acht het van groot belang deze bolwerken 'in de lucht te houden'.
Welzijnswerk helpt mensen om niet (verder) in de problemen te geraken, uit de buurt te blijven van
dure tweedelijns zorgvoorzieningen (= preventieve taak). In het welzijnswerk worden mensen in hun
kracht gezet. Zonder welzijnswerk in al zijn vormen zouden we veel duurder uit zijn in de zorg waarop
vele burgers ergens in hun leven zijn aangewezen.
Belangenbehartiging
-
cliëntondersteuning
Niet alle burgers die zich met een zorg of ondersteuningsvraag bij de gemeente metden zijn in staat hun
problemen/behoefte/vraag goed te verwoorden. Deze burgers moeten kunnen rekenen op onafhankelijke
ondersteuning (zie cliëntondersteuning onder 5b). ClubsA/erenigingen die zich vrijwillig inzetten voor
belangenbehartiging kunnen hierin een rol spelen. Ook het professionele welzijnswerk kan hierin mogelijkerwijs een (coördinerende) rol vervullen. Zie ook paragraaf 2.4.
De gemeente streeft een efficiënte innchting van het gesubsidieerde welzijnsveld na. Dit om de grote
opdracht in het sociale domein goed te kunnen vervullen. In 2011 is de gemeente gestart met een
proces dat moet leiden tot organisatorische en functionele verbindingen tussen zes organisaties: Impuls, Stichting Welzijn Ouderen, Palet, Stichting Informele zorg, de bibliotheek en het maatschappelijk
werk. Voor dit proces heeft de gemeente externe ondersteuning ingezet.
Het proces heeft geleid tot een fusie tussen twee (Impuls en SWO) van de zes organisaties en zal naar het zich laat aanzien leiden tot een gezamenlijk werkplan van betrokken organisaties voor 2015. De visie op welzijn en welzijnswerk is mede het vertrekpunt
voor dit werkplan. Dit werkplan (en die voor de jaren erna) zal zich moeten focussen op
de Wmo 2015, waarbij preventie, bevorderen van sociale samenhang en de ontwikkeling van alternatieve algemene voorzieningen belangrijke uitgangspunten zullen zijn.
Vanaf derde, vierde kwartaal 2014.
3.1.2 Woonservicegebieden
In een woonservicegebied gaat het over de relatie tussen wonen en woonomgeving aan de ene kant
en zorg en welzijn aan de andere kant. De gemeente heeft het voortouw genomen om met de partners op het terrein van wonen, zorg en welzijn te komen tot een visiedocument Woonservicegebieden
Oldenzaal (1® kwartaal 2011). Doel is te komen tot een integraal en afgestemd aanbod van wonen,
zorg en welzijn, dat deelname van alle inwoners van Oldenzaal (en met name ouderen en mensen
met een beperking) aan de samenleving bevordert en dat hen helpt om zo lang mogelijk zelfstandig te
blijven wonen. Bij die deelname staat eigen verantwoordelijkheid (ook voor elkaar) en zelfredzaamheid centraal. Om het doel te bereiken is structurele afstemming en samenwerking vereist. Samenwerking tussen de partners in zorg en welzijn is cruciaal bij het beoogde integrale aanbod. Van belang
in deze is de rol die wordt toegedicht aan de wijkverpleegkundige als schakel tussen zorg en maatschappelijke ondersteuning (zie hoofdstuk 5 onder afstemming met zorgverzekeraar).
14
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 18 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
De partners hebben in het visiedocument vastgelegd zich in te zetten om hun voorzieningen te laten
'ademen met de buurt'. De hen ten dienste staande faciliteiten willen ze zo breed mogelijk inzetten in
het maatschappelijk belang. In het visiedocument wordt het belang van de welzijnsfunctie 'ontmoeting'
onderstreept. Ontmoeting draagt in de beleving van de partners bij aan participatie en zelfredzaamheid. Door ontmoeting mogelijk te maken (met voldoende ontmoetingsplekken) en te stimuleren willen
de partners de betrokkenheid in de buurt en leefbaarheid bevorderen de aanwezigheid van voldoende
ontmoetingsplekken onderstreept. In deze visie ligt een link met de gevolgen van de beleidswijziging
'Scheiden wonen en zorg' (zie hoofdstuk 6) waardoor mensen steeds langer thuis blijven wonen.
In het visiedocument hebben de partners de focus gelegd op de wijken 't Centrum, de Thij en ZuidBerghuizen. In deze gebieden woont 2/3 van de Oldenzaalse bevolking en zijn de meeste ouderen
van 60 en ouder gehuisvest. Ouderen vormen de grootste Wmo-doelgroep.
Aan het visiedocument is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de periode t/m 2015. Daarin is
een negental projecten opgenomen verdeeld over de programma's 'Plezieng wonen', 'Een geschikte
fysieke woonomgeving in vitale wijken' en 'Zorg, welzijn en dienstverlening' (kortweg wonen, woonomgeving en sociaal). Nagenoeg alle projecten zijn in uitvoering. De uitvoeringstermijn van het uitvoeringsprogramma is met 1 jaar verlengd.
Na afloop van de projectperiode woonservicegebieden willen we vanuit de gemeente
de samenwerking met de partners evalueren en zo mogelijk continueren en samen een
uitvoeringsprogramma voor de periode erna opstellen.
Vanaf derde kwartaal 2015
3.1.3 Kulturhusen/samenwerking in de wijk
In de wijk de Thij is de gemeente bezig een concept 'Kulturhus met meerdere husen' te ontwikkelen.
Meerdere beleidskaders (wijkvisie, visie woonservicegebieden, ondenwijshuisvesting) hebben hier
richting aan gegeven. Bij de ontwikkeling van dit concept zijn verschillende partijen op terrein van wonen, zorg, welzijn, onderwijs en sport betrokken. De partners willen, in het belang van de bewoners
van deze wijk, optimaal gebruik kunnen maken van de in de wijk aanwezige faciliteiten (gebouwen,
buitenaccommodaties, menskracht). De partners (inclusief de WBO en vrijwilligersorganisaties) zetten
zich in, gesteund door de drie provinciale steunfunctieorganisaties, om een gezamenlijke maatschappelijke agenda op te stellen. Een agenda op basis waarvan de voor de wijkbewoners van belang zijnde activiteiten worden geïnitieerd. Een agenda ook waann zowel de activiteiten van iedere organisatie
afzondedijk als de gezamenlijke activiteiten blijken.
De Kulturhusontwikkeling in de Thij sluit aan bij de gebiedsindeling die is gemaakt in het visiedocument Woonservicegebieden Oldenzaal. In dat document is de focus gelegd op de wijken Centrum, de
Thij en Zuid-Berghuizen.
Een ontwikkeling richting gezamenlijke maatschappelijke agenda en gezamenlijke activiteiten zoals in de wijk de Thij staan we ook voor in het centrum en Zuid-Berghuizen.
In de wijk Zuid-Berghuizen staat een dergelijke ontwikkeling inmiddels in de steigers.
De Thij: eind 2014; Zuid-Berghuizen en Centrum: 2015-2016
3.2
Preventie
Preventie gaat over 'het voorkomen van' (van problemen, dat iets verergert). Overal doen we in deze
samenleving dingen om erger te voorkomen. In de gezondheidszorg, in het onderwijs, met spelregels
in de sport (maar ook met met APK's,, met stoplichten enz). Sec geredeneerd vanuit Wmo biedt onze
infrastructuur aan algemene voorzieningen preventief houvast. Alle algemene voorzieningen in onze
15
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 19 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
samenleving hebben een impliciete preventieve functie. Ze helpen burgers in hun zelfredzaamheid en
bij het behouden/versterken van hun eigen regie en bieden gelegenheid tot participatie. Onze rol bij
algemene voorzieningen en welzijn is hiervoor beschreven.
Onze rol als het gaat om het behouden/bevorderen van zelfredzaamheid en van de kracht van de civil
society komt ook tot uitdrukking in het kennisdocument Eigen Kracht.
3.2.1
Eigen kracht
In het kennisdocument 'Eigen Kracht' (febr. 2014) beschrijven we niet alleen wat wij er in Oldenzaal
onder verstaan, maar ook hoe we onze rol zien als het gaat om zelfredzaamheid, de kracht van de
civil society (burgermaatschappij) en burgerparticipatie/overheidsparticipatie. Vanuit de gemeente
helpen we burgers met het behouden/versterken van zelfredzaamheid (wat we hebben gedefinieerd
als 'het vermogen om zelfstandig je leven te leiden, je eigen problemen op te lossen en dagelijkse
algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen') door bijv. algemene voorzieningen te faciliteren, door gerichte opdrachten aan het professionele welzijnswerk, door ons in te zetten voor het
verkrijgen van werk en inkomen, door bijzondere bijstand te vedenen, door ons armoedebeleid, met
het vedenen van individuele (Wmo)voorzieningen.
Vanuit de gemeente dragen we bij aan een sterke burgermaatschappij door bijv. vrijwilligers en mantelzorgers te ondersteunen (zie onder d.), met de uitvoering van ons sport- en cultuurbeleid en met het
handen en voeten geven aan onze welzijnsvisie (die zowel ingaat op het professionele als vrijwillige
welzijnsveld). Verder hebben we in onze kadernota Burgerparticipatie vastgelegd hoe we burgers
betrekken bij onze beleidsontwikkelings- en uitvoeringsprocessen.
We beraden ons op onze rol wanneer het initiatief uitgaat van burgers. Hoe moeten we
ons als overheid opstellen om die initiatieven (meer en meer) mogelijk te maken/houden, hoe kunnen we ervoor zorgen dat regels en procedures initiatief niet in de weg
staat, welke faciliterende rol willen we vervullen. Burgerinitiatieven hebben soms een
steuntje in de rug nodig. Met het professionele welzijnsveld gaan wij afspreken om
daarin een rol te vervullen.
Vanaf 2015
3.3
Ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers
Vrijwilligers en mantelzorgers vertegenwoordigen voor de gemeente een 'krachtig kapitaal' dat ondersteuning verdient. De ondersteuning die de gemeente hen biedt is vastgelegd in de nota's Informele
Zorg Oldenzaal (2012) en Vrijwilligersbeleid (2013). Aan beide nota's zijn uitvoeringsplannen gekoppeld, waann de gemeente de ondersteuning expliciet maakt.
3.3.1 Vrijwilligers en vrijwillige inzet
De visie in de nota Vrijwilligerswerk beschrijft dat vrijwilligerswerk doen, je de kans geeft een bijdrage
te leveren aan de samenleving, verantwoordelijkheid te nemen. Vrijwilligerswerk maakt mensen gelukkiger, brengt vreugde en plezier. Vrijwilligerswerk doe je voor jezelf (geeft inhoud aan je leven, je
leert er van) en voor anderen. Vrijwilligerswerk vergroot de betrokkenheid tussen mensen (ook tussen
mensen die zo op het oog anders in het leven staan), het geeft de samenleving kracht. Als vrijwilliger
doe je op en top mee. Zo bezien is de vrijwilliger het uithangbord van de Wmo, zij doen mee in optima
forma. De intrinsieke kracht van vrijwilligersinitiatieven mogen we niet onnodig in de weg staan met
belemmerende regels en moeilijke procedures. Daarom moeten we steeds opnieuw onze rol zorgvuldig kiezen en invullen. Waar nodig op (grote) afstand, waar nodig door ondersteuning te bieden.
Als missie is verwoord dat we er toe willen bijdragen dat vrijwilligerswerk in onze samenleving optimaal kan gedijen en dat we ruimte bieden aan nieuwe initiatieven.
16
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 20 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
De nota beschrijft verder dat de landelijk beschreven basisfuncties voor de gemeentelijke ondersteuning van het vrijwilligerswerk inmiddels goed in het Oldenzaalse beleid verweven zijn. De Vrijwilligerscentrale Oldenzaal, die onder de vlag valt van de stichting Impuls, voert de meeste ondersteuningstaken uit. De centrale houdt een databank bij van de organisaties in Oldenzaal (zowel met als zonder
professionals) waar vrijwilligers actief zijn. In de nota is als meest recent gegeven een aantal van 320
genoemd. De centrale doet periodiek metingen in het Oldenzaalse vrijwilligersveld naar behoeften en
knelpunten.
In Oldenzaal zijn vele (vrijwilligers)organisaties actief in het informele circuit. Organisaties die ieder op
z'n eigen manier burgers ondersteuning bieden. De gemeente onderkent het grote belang van deze
ondersteuning en hecht er aan dat deze organisaties waar mogelijk en nodig samen optrekken. Daarom heeft de gemeente het professionele welzijnswerk de opdracht gegeven met ai deze partners het
Platform Informele Zorg Oldenzaal te vormen. Een platform dat elkaar regelmatig treft, dat kennis met
elkaar deelt en daarmee een goede basis creëert voor samenwerking.
De samenwerkende partners hebben samen de Wegwijzer Informele Zorg en Armoedebestrijding
Oldenzaal opgesteld. Alle partners staan hierin vermeld. Het professionele welzijnswerk draagt er zorg
voor dat deze wegwijzer up-to-date blijft. De meest recente wegwijzer dateert van mei 2014.
Een nieuwe ontwikkeling die gelinkt kan worden aan het vrijwilligersbeleid is de versterkte inzet van
professionals (buurtbeweegcoaches) die sportverenigingen ondersteunen bij het invullen van een
bredere maatschappelijke functie (naast de sportfunctie). Deze professional kan op een lijn worden
gezet met de maatschappelijk makelaar die al actief is bij de vrijwilligerscentrale.
De inzet van vrijwilligers speelt een rol bij de bepaling of en zo ja welke ondersteuning kwetsbare burgers nodig hebben die zich bij de gemeente melden met een zorg-/ondersteuningsvraag. Ook wordt
gekeken of de cliënt zelf door middel van vrijwilligerswerk zijn participatie in kan vullen. Op die manier
kan mogelijk ook sociaal isolement worden doorbroken.
3.3.2 Mantelzorg
Mantelzorgers vormen een bijzondere groep binnen het sociale netwerk: vaak hebben mantelzorgers
geen keuze en gaat het ook om langdurig zorgen voor een naaste. De zorgvedening vloeit rechtstreeks voort uit de bestaande sociale relatie en overstijgt in zwaarte, duur en intensiteit vaak de gebruikelijke hulp die mensen elkaar geven.
De visie in de nota Informele Zorg Oldenzaal beschrijft dat mantelzorgers en vrijwilligers onmisbare
schakels zijn in de zorg. Hun inzet raakt de kern van de Wmo: zelfredzaamheid, participatie, sociale
samenhang en wederkerigheid. Het vedenen van mantelzorg is niet alleen maar een belasting, verreweg de meeste mantelzorgers en vrijwillige zorgvedeners halen veel voldoening uit hun inzet voor een
ander. De 'last' is voor velen niet onoverkomelijk. Vele vormen van naastenzorg zijn goed in te passen
in het dagelijks leven en zijn niet intensief. We moeten er evenwel voor waken dat het evenwicht in
hun draagkracht en draaglast verstoord raakt. We moeten er voor zorgen dat ze die ondersteuning
krijgen die ze nodig hebben en verdienen.
Iedere burger heeft in z'n leven wel eens een familielid of goede bekende geholpen. Velen doen dat al
jaren. De hulpvraag waarvoor ze zich gesteld zien wordt bepaald door ziekte of gebrek. Verschillende
doelgroepen van mantelzorgers Qonge mantelzorgers, allochtone mantelzorgers, de werkende mantelzorger) stuiten op verschillende problemen. Niet iedere mantelzorger is in staat alle vormen van
hulp te bieden. Kortom: de mantelzorger bestaat niet. Mantelzorgondersteuning is niet uitsluitend de
verantwoordelijkheid van de lokale overheid. Diverse partijen spelen een rol. Te denken valt aan de
eerstelijnszorg, de zorginstellingen, de steunpunten mantelzorg, de welzijnsinstellingen, vrijwilligersorganisaties, verzekeraars en werkgevers.
De gemeente wil er aan bijdragen dat er een sluitend ondersteuningsaanbod is voor mantelzorgers,
een aanbod dat keuzevrijheid biedt en bereikbaar is voor alle mantelzorgers.
Als missie is verwoord dat we willen uitdragen dat mantelzorg de gewoonste zaak van de wereld is. In
de wetenschap dat bij mantelzorgers overbelasting op de loer ligt wil de gemeente er vanuit de regierol toe bijdragen dat er een sluitend en goed bereikbaar ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers is.
17
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 21 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Uit de missie en visie vloeien doelstellingen voort gencht op (h)erkenning en waardering, op de bekendheid van het ondersteuningsaanbod bij zorgvragers, mantelzorgers en zorgvrijwilligers, op een
afgestemd ondersteuningsaanbod, op het kunnen combineren van mantelzorgtaken met andere taken
(als werk en school) en op het voorkomen van overbelasting.
Aan de nota is een uitvoeringsplan gekoppeld. Op basis van een analyse van de knelpunten en ontwikkelingen, gesprekken met het veld en een tweetal op Oldenzaal gerichte onderzoeken zijn voor de
komende jaren 21 acties beschreven gerangschikt onder de volgende beleidslijnen:
• beleid gericht op afstemming en samenwerking (ook regionaal) met regierol gemeente;
• beleid gericht op signalering van mantelzorgers in risicovolle situatie;
• beleid gericht op combinatie van mantelzorg en betaalde arbeid;
• beleid gericht op versterken basisfuncties, met aandacht voor specifieke doelgroepen;
• beleid gericht op belangenbehartiging en waardering;
• beleid gericht op bekendheid mantelzorg en aanbod mantelzorgondersteuning;
• beleid gericht op actualiseren van het vrijwilligersbeleid.
Voor de ondersteuning van de mantelzorgers in Oldenzaal subsidieert de gemeente het Steunpunt
Informele Zorg Oldenzaal voor een jaadijks bedrag van € 82.496,- (subsidiepeil 2014). Voor het uitvoeren van de acties in het uitvoeringsplan zijn ook incidentele middelen voorhanden.
Een nieuwe ontwikkeling in de mantelzorgondersteuning is de decentralisatie van de landelijke middelen mantelzorgcompliment ingaande 2015. Deze middelen worden volgens de beleidsbrief van
staatssecretaris van Rijn van 5 november 2013 (over het 'versterken, vedichten en verbinden' van de
informele zorg), 'geoormerkt' toegevoegd aan het gemeentefonds. Gesproken wordt over een landelijk
bedrag tussen de 50 en 60 miljoen dat in 2015 naar de gemeenten komt (zo'n € 4,- per inwoner), oplopend naar 100 miljoen in de daarop volgende jaren.
In dezelfde beleidsbrief wordt gesproken over een door de VNG en Mezzo (landelijke vereniging voor
mantelzorg en vrijwilligerszorg) te vervaardigen handreiking over de wijze waarop de gemeente deze
nieuwe middelen kan aanwenden. Die handreiking is voor 2014 aangekondigd, maar nog niet verschenen. In de beleidsbrief maakt de staatssecretaris gewag van overleg dat hij heeft gevoerd met
landelijke partners over de 'Agenda informele zorg en ondersteuning voor de toekomst'. In dat ovedeg
zijn de volgende thema's voor toekomstig ondersteuningsbeleid naar voren gekomen: het (h)erkennen
en waarderen van mantelzorgers en zorgvrijwilligers, het versterken van respijtzorg (met een koppeling aan dagopvang/dagbesteding), aan het versterken van de relatie tussen de formele zorg en de
informele zorg (professioneel-vrijwillig), deskundigheidsbevordering, balans tussen werk, zorg en ondersteuning en vrije tijd.
Wij zijn met partners in zorg- en welzijn en met meerdere gemeenten in Twente in gesprek om ons te oriënteren op de richting voor het vernieuwde ondersteuningsbeleid
waarvoor we ingaande 2015 de middelen vanuit het mantelzorgcompliment tot onze
beschikking krijgen. Daarbij willen we ook een link leggen met algemene voorzieningen/ondersteuning (bijv. dagbesteding, respijtvoorzieningen, service in de stad, die
mantelzorgers de nodige ondersteuning bieden). Dit zal worden uitgewerkt in door het
college vast te stellen nadere regels.
Nadere regels: eind 2014
Nieuw in de Wmo 2015 is verder dat mantelzorgers, behalve dat hun inzet meegewogen wordt in het
bepalen in welke mate en welke vorm van ondersteuning nodig is, ook zelf een beroep kunnen doen
op ondersteuning door de gemeente als dat nodig is in verband met het vedenen van mantelzorg.
18
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 22 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
3.4
Inloop GGZ
De inloop GGZ wordt een verantwoordelijkheid van gemeenten in het kader van de nieuwe Wmo. De
inloopfunctie wordt beschouwd als de meest laagdrempelige functie in het kader van dag- en arbeidsmatige activiteiten. De inloopfunctie in de GGZ is bedoeld voor personen met een langdunge
psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen (zoals een beperkte sociale redzaamheid). Het gaat hierbij dan ook vooral om de beschikbaarheidsfunctie. Dit betekent dat aan de deelnemers over het algemeen geen strikte eisen worden gesteld voor wat betreft deelname aan de inloop. Deelname aan de inloopfunctie is vrijwillig en vrijblijvend. Binnen de openingstijden van de inloopfunctie komen en gaan de bezoekers op het moment dat zij zelf willen. Bezoekers komen voor
een kopje koffie, een gesprekje of voor het starten van de dag. Bij de meeste inloopfuncties kunnen
bezoekers gebruikmaken van een internetcafé, een Tv-ruimte, spelcomputers en een leeshoek. Tot nu
toe was geen (AWBZ)indicatie vereist voor deelname. In de praktijk komen en gaan deelnemers op
het moment dat zij daaraan behoefte hebben en contacten aankunnen. Voor een dergelijke functie is
dan niet het aantal bezoekers(uren) van belang, maar vooral de openstelling van de voorziening, de
beschikbaarheid.
Het landelijke budget dat er nu in omgaat wordt vanaf 2015 verdeeld over alle gemeenten, ook de
gemeenten die geen inloopvoorziening kennen. De inloop GGZ wordt in de nieuwe wet principieel
gezien als een lokale verantwoordelijkheid: burgers moeten in hun wijk terecht kunnen voor contact,
dagbesteding etc. ongeacht hun beperking. Het rijk is voornemens 2015 als overgangsjaar te zien en
de middelen nog een keer aan de gemeente over te hevelen waar de voorziening is. Vanaf 2016 ontvangen alle gemeenten hiervoor dan ook middelen binnen het nieuwe Wmo-budget. Samen met de
gemeenten in de regio wordt op dit moment een inventarisatie gemaakt van de spreiding, de openingstijden, het gebruik en het budget per inlooplocatie. Op basis hiervan kunnen we beoordelen wat
mogelijk is en onze koers bepalen.
In Oldenzaal kennen we DAC de Steenpoort van Humanitas onder Dak als inloopvoorziening voor
deze doelgroep. Er wordt samengewerkt met Tactus en de RIBW. Overigens is de Steenpoort meer
dan alleen een inloophuis. Bij de Steenpoort vindt ook begeleiding individueel en groep plaats.
Momenteel vindt er in het kader van deze nieuwe verantwoordelijkheid onderzoek plaats naar de diverse inloopvoorzieningen in Enschede, Hengelo en Oldenzaal.
Op basis van dit onderzoek wordt bekeken hoe we dit in Oldenzaal in de toekomst vorm
willen geven: bijvoorbeeld handhaving bestaande voorziening, aansluiting bij welzijn.
Vanaf derde/vierde kwartaal 2014
3.5
Telefonische bereikbaarheid
Een nieuwe opdracht in de Wmo is dat wij "op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch
anoniem een luisterend oor en advies beschikbaar stellen". Door de VNG is onderzocht of het mogelijk is deze voorziening gezamenlijk als gemeenten in te kopen en uit te (laten) voeren, te financieren
met een uitname uit het gemeentefonds. Concreet gaat het daarbij om de mogelijkheid om gebruik te
maken van de diensten van Sensoor (landelijke inkoop), een organisatie die nu ook al landelijk opereert. De VNG heeft hiertoe een voorstel aan de ALV van juni 2014 voorgelegd, waarmee is ingestemd. 24-uurs bereikbaarheid vergroot de mogelijkheid voor mensen om langer thuis te kunnen blijven wonen. Door te weten altijd gehoor te krijgen. Er moeten goede samenwerkingsafspraken worden
gemaakt tussen de vrijwilligers van Sensoor en de medewerkers van de wijkteams, zodat zorgwekkende signalen tijdig kunnen worden doorgegeven en opgepakt.
19
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 23 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
4.
Maatwerkvoorzieningen
Dit hoofdstuk gaat over maatwerkvoorzieningen, zowel bestaande als nieuwe (varianten). Hierbij geldt
dat het proces van (regionale) inkoop of contractvorming, op basis van eerder vastgestelde uitgangspunten van maatschappelijke ondersteuning, mede gezien de krappe planning tot 1 januari al is gestart of soms al is afgerond.
Algemeen
Als blijkt dat iemand, ook met inzet van zijn sociale netwerk of algemene voorzieningen, niet of onvoldoende in staat is zichzelf te redden of tot maatschappelijke participatie kan komen, komt een maatwerkvoorziening aan de orde: een bijdrage op maat aan het realiseren van een situatie waarin de
cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. Zoals de term maatwerk weergeeft: de ondersteuning heeft betrekking op een individuele situatie, afgestemd op de specifieke omstandigheden en mogelijkheden van de aanvrager en
leidt (mogelijk) tot een maatschappelijk ondersteuningsplan.
Om maatwerk te kunnen leveren, is het van belang niet alleen de omstandigheden van de aanvrager
mee te wegen, maar ook de omstandigheden van de mantelzorger. Voor een maatwerkvoorziening is
altijd een beschikking nodig.
Maatwerk betreft de volgende ondersteuningsvormen:
a. Maatwerkvoorzieningen zelfstandig leven (onder de AWBZ: begeleiding individueel, inclusief beperkt aantal diensten persoonlijke verzorging ) en
maatschappelijke deelname (onder de AWBZ begeleiding groep)
b. Kortdurend Verblijf
c. Beschermd wonen in de geestelijke gezondheidszorg (onder de AWBZ: GGZ-C).
d. Gestructureerd huishouden.
Als het gaat om de eerste twee maatwerkvoorzieningen hebben de 14 gemeenten in Twente besloten
op regionaal niveau raamovereenkomsten af te sluiten met de aanbieders . Hierin worden de voorwaarden, kwaliteitseisen en taneven van de ondersteuning die een aanbieder kan leveren vastgelegd.
Bij het opstellen van maatschappelijke ondersteuningsplannen-plannen kunnen de lokale gemeenten
gebruik maken van dit regionaal gecontracteerde aanbod. Daarbij vragen maatwerkvoorzieningen op
het gebied van beschermd wonen, zintuigelijk beperkten en logeeropvangvoorzieningen om specifieke
aandacht.
In het inkoopbestek zijn de voorwaarden waaronder aanbieders in aanmerking komen voor een raamovereenkomst vastgelegd alsmede de eisen waaraan de dienstvedening minimaal moet voldoen. De
voorwaarden betreffen onder andere: kwaliteit, social return, resultaatmeting, duurzaamheid en innovatie. In de raamovereenkomsten zullen geen volume-afspraken worden vastgelegd. Op basis van de
gesprekken die de consulenten zullen hebben met onze burgers, zal blijken welke ondersteuning er
eventueel nodig en gewenst is. De looptijd van de overeenkomsten is voor onbepaalde tijd, maar elk
jaar kan het contract wederzijds worden opgezegd.
Beschermd wonen (GGZ-C) zal de eerste vijfjaar van de Wmo 2015 een verantwoordelijkheid van de
centrumgemeente (Enschede) zijn. Zij stemmen dit af met de omliggende gemeenten. Afgesproken is
dat gestructureerd huishouden (nieuwe term voor het huidige hulp bij het huishouden) een lokale aangelegenheid is. Wel worden in Twents verband nu de mogelijkheden verkend hoe om te gaan met de
bezuinigingen en zal in (sub)regionaal verband worden samengewerkt in aanbestedingen.
Daarnaast zullen in dit hoofdstuk ook aan de orde komen:
• Inkomenssteun chronisch zieken;
• Begeleiding aan mensen met een zintuiglijke beperking;
• Het Persoonsgebonden budget;
•
Kwaliteit.
21
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 24 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
4.1
Maatwerkvoorzieningen zelfstandig leven en maatschappelijke deelname
Hierbij gaat het om de begeleiding van een brede doelgroep van personen die in meer of mindere
mate ondersteuning nodig hebben bij het dagelijks functioneren. De huidige AWBZ functies individuele
begeleiding en groepsbegeleiding zijn door de gemeenten getransformeerd naar de nieuwe maatwerkvoorzieningen "ondersteuning zelfstandig leven" (voormalige AWBZ functie begeleiding individueel) en "ondersteuning maatschappelijke deelname" (voormalige AWBZ functie begeleiding groep).
Het gaat om maatwerkvoorzieningen voor alle leeftijden waarbij begeleiding voor jeugdigen (tot 18
jaar) onder de Jeugdwet valt en begeleiding aan personen boven de 18 jaar onder de Wmo. Binnen
deze maatwerkvoorzieningen is tevens de 5% persoonlijke verzorging opgenomen die vanuit de
AWBZ naar de Wmo overkomt. Deze 5% betreffen mensen die gestimuleerd moeten worden tot ADLhandelingen (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen), maar waarbij dit niet wordt overgenomen.
In het inkoopproces, om te komen tot raamovereenkomsten te komen (overigens zonder volumeafspraken) hebben de Twentse gemeenten samen opgetrokken. Binnenkort
zal er gegund worden.
De maatwerkvoorzieningen zijn onderverdeeld in dne niveaus (basis, middel, zwaar), een gemiddeld
aantal uren of dagdelen per niveau, met een vast tarief.
Doelen: Zelfredzaamheid en Participatie alle leeftijden
op grond van de Jeugdwet en de Wmo 2015
Resultaten o.a.
Mu
•
•
Ondersteuning Zelfstarwlig Leven'1'
Begeleiding Ondersteuning Zelfstandig Leven '2'
lr>dividueel
Ondersteuning Zelfstandig Leven '3'
•
•
•
•
•
Mantelzorg ontlasten
ADL / 5 % Persoonlijke
verzorgirig
Werknemersvaardigheden
Sociaal isolement
voorkomen
Deelname aaiviteiten
Zelfstandig ttiuis wonen
Etc.
Nu
Maatwerfcvoorziening:
Kenmerken:
'stimuleren en toezicht'
•helpen bij'
'overnemen en regie'
M aatwerfcvoorztening:
Ondersteuning Maatschappelijke Deelname '1'
Begeleiding Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 'T
Groep
Ondersteuning Maatschappelijke Deelname '3'
'stimuleren en toezicht'
'helpen bij'
'owmemen en regie"
Vervoer en Kortdurend verblijf als nodig extra comporwnt in MO-plan
Of de cliënt is geholpen met ondersteuning zelfstandig leven of maatschappelijke deelname wordt
bepaald aan de hand van het gesprek met de cliënt en de afweging van cliënt en regisseur wat het
meest passend is. Ondersteuning zelfstandig leven wordt over het algemeen individueel ingevuld,
ondersteuning maatschappelijk deelname in groepsverband. Ondersteuning maatschappelijke deelname is voorliggend op ondersteuning zelfstandig leven, als hetzelfde resultaat wordt beoogd en als
de geboden ondersteuning een adequate oplossing is voor cliënt. Immers: ondersteuning in een groep
is in de regel goedkoper dan individuele ondersteuning thuis.
Aanbieders zijn verantwoordelijk voor vervoer van en naar de locatie waar de ondersteuning plaatsvindt als de inwoner en zijn omgeving zelf niet in een oplossing kunnen voorzien. We vragen van aanbieders om nieuwe initiatieven te ontwikkelen voor vervoer die passen bij het kantelingsprincipe. Hierbij gelden de uitgangspunten: aandacht blijven houden voor locatiekeuze (ondersteuning zo lokaal
mogelijk), genchte Openbaar Vervoer (OV) educatie en training, OV maatjes/ambassadeurs, bevorderen van mentale toegankelijkheid, samenwerking met andere (zorg)instellingen.
22
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 25 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
4.2
Kortdurend verblijf
Bij het kortdurend verblijf is het doel dat mantelzorgers tijdelijk worden ontlast en cliënten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Vanaf 2015 valt het kortdurend verblijf voor jongeren tot 18
jaar onder de Jeugdwet. Kortdurend verblijf voor 18 jaar en ouder valt onder de Wmo. Daarnaast kan
kortdurend verblijf ingezet worden voor mensen die na een ziekenhuisopname gedurende een periode
van 6 tot 12 weken niet zelfredzaam zijn bij hun dagelijkse activiteiten.
Het kortdurend verblijf is geplaatst als deelproduct bij de maatwerkvoorzieningen omdat we het beeld
hebben dat wanneer we zo preventief mogelijk inzetten en bijvoorbeeld gezinnen ondersteunen, wellicht door een vorm van kortdurend verblijft, een cliënt zo lang mogelijk en zo goed mogelijk in de eigen gezinssituatie kan leven. Daarnaast bieden de aanbieders die maatwerkvoorzieningen leveren
ook vaak kortdurend verblijf (in combinatie) aan.
Kortdurend verblijf maakt ook deel uit van de aanbesteding maatwerkvoorzieningen (paragraaf 4.1).
4.3
Opvang en Beschermd Wonen
Ten aanzien van deze activiteiten wordt van gemeenten gevraagd meer aandacht te besteden aan
preventie en bestrijding van huiselijk geweld en het voorkomen van dakloosheid. Toch zal het niet
altijd te voorkomen zijn dat mensen zich genoodzaakt zien een beroep te doen op een instelling die
een vorm van opvang of beschermd wonen biedt. Zij zijn (tijdelijk) niet in staat zich op eigen kracht in
de samenleving te handhaven. Gemeenten moeten hen een vorm van beschermd wonen of passende
opvang bieden zo lang dat noodzakelijk is. De centrumgemeenten hebben hier een belangrijke rol in.
Voor ons is dat de Gemeente Enschede.
In de Wmo 2015 wordt geen onderscheid gemaakt tussen opvang voor dak- en thuislozen en opvang
bij huiselijk geweld.
In de wettekst staat over opvang en beschermd wonen dat de cliënt recht heeft op:
• Opvang: te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, indien hij de
thuissituatie heeft vedaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van
huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of
met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
• Beschermd wonen: te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, voor
zover hij in verband met psychische of psychosociale problemen niet in staat is zich op eigen
kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale
netwerk te handheven in de samenleving.
4.3.1 Opvang
In spoedeisende gevallen, bijvoorbeeld als onmiddellijk opvang noodzakelijk is in verband met nsico's
voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, beslist de gemeente na een melding direct om een
tijdelijke voorziening te verstrekken, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Voor mensen in
nood moet het niet uitmaken bij welke gemeente zij aankloppen, in alle gevallen moet de veiligheid
worden geborgd. Daarom is de eis van landelijke toegankelijkheid opgenomen in de wet, een persoon
die (veilige) opvang nodig heeft, kan ook in een andere dan zijn eigen gemeente terecht. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt dus belegd bij alle gemeenten.
4.3.2 Beschermd wonen
Vooralsnog worden de nieuwe middelen voor beschermd wonen voor een periode van vijfjaar (zonder
korting) overgeheveld naar de centrumgemeenten maatschappelijke opvang. Enschede is één van de
twee centrumgemeenten in Twente. Samen met Almelo bestrijken zij heel Twente. Oldenzaal valt
onder centrumgemeente Enschede. Met de gemeenten in dit werkgebied bestaat reeds een vorm van
samenwerking vastgelegd in het convenant: "samenwerken aan zorg en opvang Twente". Voor be-
23
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 26 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
schermd wonen voor mensen met een ZZP indicatie GGZ-C (psychiatrie inclusief verslavingszorg)
geldt een overgangsrecht van 5 jaar.
Mensen die geen huis (meer) hebben en niet in staat zijn zich op eigen kracht te redden kunnen tijdelijk opgevangen worden en ondersteuning ontvangen om hun leven weer zo goed als mogelijk op de
rails te krijgen. De daadwerkelijke opvang is zo kort mogelijk en slechts een deel van de keten. Het
uiteindelijke doel is te bevorderen dat zij weer in staat zijn/worden gesteld om op eigen kracht mee te
doen in de samenleving en weer zoveel mogelijk zelfstandig wonen. Het kan noodzakelijk zijn daarbij
(tijdelijk of blijvend) steunmaatregelen te bieden zoals de zorg voor de betaling van de vaste lasten,
ondersteuning bij dagstructurering etc. Door het verblijf in een opvanginstelling te beperken en mensen zo snel mogelijk in een woning onder te brengen wordt de keten ingekort. De keten eindigt met
uitstroom naar een zo zelfstandig mogelijke woonvorm en nazorg.
4.4
Gestructureerd huishouden
In de Wmo 2015 wordt genoemd dat mensen een gestructureerd huishouden moeten kunnen voeren
zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Met ingang van 1 januari 2015 worden de
huidige budgetten voor hulp bij het huishouden met 40% vedaagd. Het voorstel van de staatssecretaris maakt onderdeel uit van de hervormingen van het zorgstelsel. Achtediggende gedachte is dat het
huidige zorgstelsel onbetaalbaar is en dat meer zorg gedaan moet worden door vrijwilligers/mantelzorgers en minder door professionals.
Op 1 januari 2014 telde onze gemeente 1295 cliënten die ondersteuning kregen voor hulp bij het
huishouden (HH). De hulp in het huishouden bestaat uit twee categorieën. Hulp bij het huishouden 1
en hulp bij het huishouden 2. Hulp bij huishouden 1 is hulp bij het schoonmaken. Hulp bij het huishouden 2 is naast schoonmaak ook een hulp bij het organiseren van het huishouden. Hulp bij huishouden
2 vraagt meer van de hulp en is daardoor iets duurder.
Voor de bezuiniging op de huishoudelijke hulp is in regionaal verband afgesproken dat de invulling
van de bezuiniging een lokale keuzevrijheid is. Wel is besloten om in eerste instantie kennis te delen
en dan vervolgens te bekijken of bij de verdere stappen ook samengewerkt / gezamenlijk opgetrokken
kan worden. Dat de ondersteuning voor hulp bij het huishouden op een andere wijze vorm moet worden gegeven is daarmee evident. Hiervoor worden naast de algemene kaders voor maatschappelijke
ondersteuning de volgende uitgangspunten gehanteerd:
• Optimaal inzetten mogelijkheden eigen kracht
• Toename van de zelfredzaamheid
• Betaalbaarheid van de zorg
• Toekomstbestendig
• Beperken uitvoering(skosten) en administratieve lasten
• Eenduidige financieringsstructuur (voorkomen financieel vangnet via bijzondere bijstand).
Als een voodiggende voorziening geen passende ondersteuning kan bieden, komt dus de maatwerkvoorziening in beeld. De maatwerkvoorziening gestructureerd huishouden wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie, voor zover de inwoner in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp,
met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of
in staat is tot het voeren van een gestructureerd huishouden.
Hierbij wordt een bekostigingssysteem gehanteerd uitgaande van door zorgaanbieders te realiseren
resultaten 'gestructureerd huishouden' op basis van een vast bedrag per periode per cliënt.
Hulp bij het huishouden wordt daarmee een maatwerkvoorziening waarbij de inwoners op grond van
de nieuwe Wmo meer worden aangesproken op wat redelijkerwijs van hen verwacht mag worden. De
systematiek verandert in een systeem van resultaatfinanciering waarbij de aanbieder betaald krijgt
voor het resultaat gestructureerd huishouden. Dit maakt dat de aanbieder in gesprek kan met de cliënt
24
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 27 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
om samen afspraken te maken over de wijze waarop het resultaat behaald kan worden. Ondediggend
vertrekpunt hierbij is dat bij de ene cliënt meer inzet nodig is dan bij de andere.
Om het stelsel te vereenvoudigen wordt met een basispakket gewerkt. Dit basispakket beperkt zich tot
de hoofdruimtes van het huis (woonkamer, slaapkamer, badkamer, keuken en toilet). De cliënt behoudt de keuze bij welke door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder de zorg wordt afgenomen.
Als mensen zich melden bij het Maatschappelijk Plein met een probleem op dit gebied, moet via een
gesprek en een eventueel ondersteuningsplan blijken of de aanvrager in aanmerking komt voor ondersteuning bij het huishouden en Daarmee het basispakket voor een gestructureerd huishouden.
De ondersteuning wordt vedeend door zorg in natura of door het beschikbaar stellen van een persoonsgebonden budget (PGB). Voor zorg in natura worden zorgaanbieders ingeschakeld die door de
gemeente via een openbare aanbesteding worden gecontracteerd. De betreffende zorgaanbieder
levert dan personeel die bij de cliënt huishoudelijk werk verncht.
Hierbij wordt de volgende lijn gehanteerd:
• De ondersteuning voor HH wordt gegeven voor het resultaat 'gestructureerde huishouding'.
• Gestructureerd huishouden wordt "lean" ingevuld. Het gaat primair om woonkamer, één slaapvertrek, keuken en sanitaire ruimten (toilet en badkamer).
• Huishoudelijke hulp wordt overeenkomstig de doelstelling van de Wmo als ZIN aangeboden. Een
PGB wordt verstrekt indien de cliënt motiveert waarom deze meer passend is en de gemeente
vervolgens de verstrekking daarvan aangewezen acht. Verstrekking van een PGB verloopt door
tussenkomst van de SVB.
• De contractering van zorgaanbieders door de gemeente geschiedt op basis van resultaatafspraken gestructureerd huishouden.
• De cliënt betaalt de maximale inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening,
waarmee het beroep op de maatwerkvoorziening wordt beperkt.
• De toelating (beschikking) loopt via de gemeente door middel van een (eenvoudige) indicatie voor
recht op ondersteuning.
• Cliënt houdt de keuze bij welke door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder de zorg wordt
afgenomen.
• Cliënt en zorgaanbieder bepalen welke werkzaamheden gedaan moeten worden. In uitzonderingssituaties kan de gemeente op basis van een maatwerkplan aanvullend beschikken.
Voordeel van deze systematiek is dat ook de cliënt meer kostenbewust wordt en toch eigen invloed
ervaart door het ovedeg over de in te zetten ondersteuning.
4.5
Zintuiglijk beperkten
Bij de ondersteuning aan mensen met een zintuiglijke beperking, waaronder de doventolk in de leefsituatie, gaat het om specifieke ondersteuning. Ondersteuning waarvoor geldt dat er een gering aantal
cliënten gebruik van maakt, er een beperkt aantal aanbieders voor is en de inhoud van het aanbod
zeer specialistisch is. Daarom werkt de VNG in afstemming met het ministene van VWS aan de totstandkoming van de landelijke inkoopafspraken voor de specialistische ondersteuning van mensen
met een zintuiglijke beperking. Het resultaat van de landelijk inkoopafspraken kent de vorm van een
'raamovereenkomst' tussen gemeenten en aanbieders van specialistische begeleiding, voor mensen
met een zintuiglijke beperking. De raamovereenkomst gaat over de inhoud van de ondersteuning en
de afgesproken werkwijze tussen de gemeenten en aanbieders. Binnen de kaders van deze raamovereenkomst kunnen individuele regionale samenwerkingsverbanden of individuele gemeenten de
zorg 'afroepen' overeenkomstig de in de overeenkomst gestelde voorwaarden. De VNG zal voor dit
doel een landelijk 'coördinatiebureau' opzetten. Vanuit dit bureau worden contracten/raamovereenkomsten afgesloten met de landelijke aanbieders namens alle gemeenten en zal de
monitonng, het beheer en het contractmanagement verzorgen. Hierbij wordt aangesloten bij de landelijke inkoopafspraken voor de specialistische jeugdzorg. Inzet en bekostiging hiervan vindt plaats via
de individuele gemeente.
25
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 28 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
In februari 2014 is besloten een landelijke regeling voor Doventolk onder te brengen bij de VNG namens alle gemeenten. In de ledenvergadering van juni is ingestemd met het voorstel om een bedrag
van € 8 miljoen af te zonderen van het macrobudget Sociaal deelfonds voor het uitvoeren van de landelijke regeling Doventolk in de Wmo 2015. Op dit moment is de VNG, in afstemming met het ministene van VWS, bezig met de verdere uitwerking hiervan. Hierbij wordt getracht zo veel mogelijk aan te
sluiten bij de manier waarop de doventolk in de leefsituatie op dit moment, naar tevredenheid van de
gebruikers, door Zorgkantoor Menzis (namens alle zorgkantoren) wordt uitgevoerd. Daarnaast wordt
er in afstemming met het ministerie van SZW een verkenning gedaan naar het eventuele samenvoegen van de doventolk in de werksituatie, waar gemeenten straks op basis van de Participatiewet verantwoordelijk voor worden.
4.6
vervoer
Als de inzet van vervoer nodig is om te kunnen participeren of zelfredzaam te zijn en de persoon kan
dit niet zelf regelen of met zijn netwerk regelen of gebruik maken van algemene vervoervoorzieningen,
dan dient de gemeente vervoer als maatwerkvoorziening te verstrekken.
4.6.1 Vervoer bij ondersteuning maatschappelijke deelname
De huidige overgangscliënten met een indicatie voor vervoer behouden die in 2015 conform het overgangsrecht. Voor nieuwe cliënten moet in het gesprek worden gekeken naar de vervoersbehoefte en
mogelijkheden, waarbij cliënt in eerste instantie zelf verantwoordelijk is. Als in het gesprek blijkt dat er
geen ander vervoersmogelijkheid voor cliënt is, dan maakt het vervoer deel uit van het totale arrangement. De gemeente is niet verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de dagbesteding (maatwerkvoorziening maatschappelijke deelname), maar bekostigt hiervoor een nader te bepalen vergoeding aan de aanbieder van de maatwerkvoorziening maatschappelijke deelname. Ook dit maakt onderdeel uit van de aanbesteding uit paragraaf a.
We vragen van deze aanbieders om nieuwe initiatieven te ontwikkelen voor vervoer die passen bij het
kantelingspnncipe. Hierbij gelden de uitgangspunten: aandacht blijven houden voor locatiekeuze (ondersteuning zo lokaal mogelijk), gerichte Openbaar Vervoer (OV) educatie en training, OV
maatjes/ambassadeurs, bevorderen van mentale toegankelijkheid, samenwerking met andere
(zorg)instellingen en hanteren van flexibelere tijden.
Een cliënt die een voorziening verder weg wenst dan de voorziening die dichtbij beschikbaar is, betaalt de meerkosten van het vervoer zelf.
4.6.2 Vervoer individuele voorzieningen
Hier gaat het om burgers met een vervoersbeperking die zich lokaal willen verplaatsen per vervoermiddel en/of de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Om hier te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de aanvrager uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te
bereiken resultaat te bereiken. Hiervoor zijn diverse voorzieningen voor handen, te denken valt aan
rolstoel, scootmobiel, speciale fiets.
De Wmo 2015 biedt gemeenten meer mogelijkheden om voor voorzieningen die onder de huidige
Wmo individuele voorzieningen vallen, te verwijzen naar een gesubsidieerde of commerciële algemene voorziening.
4.6.3 Collectieve voorzieningen
Dit zijn Wmo-voorzieningen die individueel worden verstrekt, maar die toch door meerdere personen
tegelijk worden gebruikt. Collectief vraagafhankelijk vervoer ( C W ) is geen algemene voorziening,
maar een maatwerkvoorziening omdat hierbij de normale aanvraagprocedure geldt, wordt er een beschikking afgegeven waarop bezwaar en beroep mogelijk is. Tot nu toe is het CVV in de vorm van
Regiotaxi het meest duidelijke voorbeeld. De regiotaxi is ontstaan als openbare vervoersvoorziening
26
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 29 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
en is vrij toegankelijk voor iedereen. Het is het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot
deur. Voodiggende voorzieningen, zoals openbaar vervoer, kunnen individuele maatwerkvoorzieningen voorkomen. Voor het aantal vervoerkilometers dat een persoon per jaar nodig heeft geldt een
norm van maximaal 1.000 tot 1.500 kilometer per jaar. Als de vervoersbehoefte beperkter is kan een
lagere norm worden aangehouden.
De huidige contracten met de regiotaxi zullen worden verlengd tot juli 2016. In deze
periode zal het bestaande systeem met de uitgifte van pasjes waarmee met korting
gereisd kan worden, worden geëvalueerd en bezien worden of ook andere oplossingen
te overwegen zijn.
Vanaf: eind 2015
4.6.4 Wet Langdurige Zorg (WLZ) en sociaal recreatief vervoer.
Het uitgangspunt van de WLZ is dat een persoon met een indicatie voor de WLZ niet meer onder de
Wmo 2015 of de Jeugdwet valt. Dat geldt in ieder geval voor de maatwerkvoorzieningen.
4.7
Hulpmiddelen en woningaanpassingen
Sinds 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het aanbieden van adequate hulpmiddelen ten behoeve van haar inwoners op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (uiteraard voor zover
sprake is van een passende indicatie). De Wmo is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden
door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen.
De Wmo-hulpmiddelen zijn de hulpmiddelen, die de gemeente in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning verstrekt aan individuele personen die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervinden bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het
huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het
zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis
daarvan aangaan van sociale verbanden. Specifieker gaat het om:
• Woonvoorzieningen (aanpassingen in, aan en rond de woning zoals aangepaste douche- en toiletruimte, aangepaste keuken, trapliften etc);
• Vervoersvoorzieningen (scootmobielen, aanpassingen eigen auto, aangepaste fietsen, kinderfietsen);
• Rolstoelen (handbewogen en elektrische rolstoelen).
Naast de levering van de fysieke hulpmiddelen gaat het hierbij ook om het op maat maken van de
voorzieningen en het onderhoud.
Voorgesteld wordt te onderzoeken of een scootmobielpool een oplossing kan bieden
voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Deze is nog
niet in de gemeente aanwezig maar behoort tot de mogelijkheden in de nieuwe Wmo
2015. Met het inrichten van een scootmobielpool zou dit een aloemene voorziening
worden.
Vanaf: eind 2015
4.8
Maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten
Het rijk schaft met terugwerkende kracht per 1 januari 2014 twee (landelijke) financiële regelingen af
voor chronisch zieken en gehandicapten. Het gaat om de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en
gehandicapten (Wtcg) en de regeling Compensatie Eigen Risico (CER). Na gedegen onderzoek heeft
27
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 30 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
het Ministerie van VWS geconstateerd dat deze twee regelingen budgettair onbeheersbaar, (te) onderhoudsintensief en bovenal te ongericht zijn. Een groot deel van de mensen die een tegemoetkoming ontvangt, behoort niet tot de beoogde doelgroep van de regelingen. Andersom geldt dat een
deel van de beoogde doelgroep juist géén tegemoetkoming ontvangt.
Voor wat betreft de Wtcg en de CER wil het rijk van een ongerichte compensatie via deze regelingen
naar een vorm van ondersteuning die beter is toegesneden op de persoonlijke situatie van burgers.
De budgetten die hiermee vrijvallen worden na een forse korting overgeheveld naar het sociale domein van het gemeentefonds. In de afspraken over de Rijksbegroting 2014 is overigens wel besloten
om de huidige landelijke fiscale regeling voor aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, inclusief
de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten, alsnog per 2014 in aangepaste vorm te handhaven.
4.8.1 Maatwerk
De inkomensondersteuning wordt overgeheveld naar gemeenten. Gemeenten krijgen beleidsvrijheid
om ondersteuning op maat te regelen: passend bij de individuele behoeften en mogelijkheden van de
burger, gencht op zelfredzaamheid en participatie, via Wmo-voorzieningen of inkomenssteun (individuele bijzondere bijstand). De huidige rechthebbenden komen niet automatisch in aanmerking voor
ondersteuning. Dat kan ook niet want gemeenten krijgen veel minder budget dan via de oude regelingen beschikbaar was.
Achtergrond Wtcg
De Wtcg beoogde chronisch zieken en gehandicapten te compenseren voor de (niet gedefinieerde en
veronderstelde) meerkosten die zij maken ten opzichte van niet-chronisch zieken. Bijvoorbeeld hogere
kosten voor hulpmiddelen en extra uitgaven voor medicijnen. De algemene tegemoetkoming Wtcg, een
vast bedrag op jaarbasis, is afhankelijk van het zorgverbruik (lage of hoge vergoeding) en de leeftijd (tot
65 jaar: laag € 296,-/hoog €494,-en 65 jaar of ouder: laag €148,-/hoog €346,-).
Achtergrond CER
De CER beoogde chronisch zieken en gehandicapten te compenseren voor de (veronderstelde) meerkosten die zijn maken ten opzichte van niet-chronisch zieken voor wat betreft het verplicht eigen risico op
grond van de zorgverzekeringswet In 2013 bedraagt dit risico €350,-en in 2014 €360,-. De CER gaat uit
van de veronderstelling dat chronisch zieken en gehandicapten dit bedrag volledig aanspreken. Ter
compensatie krijgen zij het meerdere ten opzichte van de gemiddelde consumptie van het verplicht eigen
risico automatisch uitgekeerd door het CAK. In 2013 gaat het om een bedrag van €99, - (uitbetaald in
december 2013). De CER is inkomensonafhankelijk.
Reikwijdte inzet budgetten
Gemeenten kunnen met het totale budget van het sociale domein burgers op maat ondersteunen,
waaronder burgers met een chronische ziekte en/of beperking en daarmee samenhangende kosten.
Gemeenten kunnen kiezen of zij de vrijgekomen middelen Wtcg/CER specifiek inzetten voor de laatst
genoemde doelgroep. De bedragen mogen echter ook toegevoegd worden aan het totale budget en
bijvoorbeeld gekoppeld worden aan het opzetten/versterken van algemene voorzieningen gericht op
zelfredzaamheid en participatie.
Motie gemeenteraad inzet budgetten
De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 27 januan 2014 raadsbreed een motie aangenomen
waarin is uitgesproken om:
• de rijksbijdragen vanuit Wtcg/CER geoormerkt en gericht in te zetten voor mensen met een beperking en meerkosten;
• het wegvallen van de regelingen Wtcg en CER te compenseren door de inzet van de maximale
mogelijkheden vanuit de WMO en WWB voor gerichte inkomensondersteuning op basis van nader
vast te stellen critena.
28
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 31 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Mogelijkheden lokaal maatwerk voor chronisch zieken en gehandicapten
Er zijn verschillende opties om de meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten (deels) te
compenseren. In de nieuwe WMO wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om een forfaitaire vergoeding voor meerkosten te verstrekken. Hiermee ontstaan de volgende alternatieven:
De individuele bijzondere bijstand
Een financiële tegemoetkoming Wmo (daadwerkelijke kosten)
Een forfaitaire vergoeding vanuit de Wmo
Een vedaging van de eigen bijdrage vanuit de Wmo
Een verstrekking van een voorziening vanuit de Wmo
De collectieve (aanvullende) zorgverzekenng van gemeenten via de WWB
Subsidie aan een fonds (analoog aan bijvoorbeeld Stichting Leergeld).
Elke variant heeft voor- en nadelen. De kracht van het beleid voor ondersteuning van chronisch zieken
en gehandicapten ligt in de combinatie van één of meerdere opties.
We hebben alle opties vergeleken aan de hand van de volgende punten:
Doelgroep/mogelijkheid toelating tot regeling
Mogelijkheid tot differentiatie naar inkomen
Mate van gerichtheid op daadwerkelijke meerkosten
Beheersbaarheid uitgaven/budget voor gemeente
Uitvoenngskosten voor gemeente
Administratieve lasten voor burger
4.8.2 Uitbreiding collectieve zorgverzekering en aanvullend maatwerk via de bijzondere bijstand
Rekening houdend met het bovenstaande stellen wij voor om de meerkosten voor deze
doelgroep te compenseren via de bestaande collectieve zorgverzekering.
Invoering: per 2015
Via een uitbreiding op deze collectiviteit kunnen bijna alle meerkosten gecompenseerd worden, deels
vallen deze al binnen de bestaande zorgverzekenng die wij op dit moment aanbieden voor al onze
burgers met een inkomen tot 110% van het minimum. Uiteraard zal maatwerk naast een collectieve
voorziening noodzakelijk blijven.
Voor aantoonbare meerkosten die minder logisch binnen een zorgverzekering passen,
bijvoorbeeld extra energiekosten, ligt het voor de hand om individuele bijzondere bijstand in te zetten.
Deze werkwijze is nu ook reeds gebruikelijk.
Centrale inkomensnorm van 110% sociaal minimum vervalt voor collectieve zorgverzekering
De collectieve aanvullende ziektekostenverzekenng kan per 1 januan 2015 ook ingezet worden voor
inwoners met een inkomen boven 110% van het minimumloon. Het wetsvoorstel WWB maatregelen
beoogt de bevoegdheid voor de inzet van categoriale bijzondere bijstand per 1 januari 2015 voor (een
tegemoetkoming in de kosten van de premie van) de collectieve aanvullende zorgverzekering te verruimen door het schrappen van de centrale inkomensnorm van 110% van het sociaal minimum. De
gemeente kan grenzen stellen aan het inkomen en kan bepalen tot welk inkomen een (inkomensafhankelijke) tegemoetkoming in de kosten van de premie wordt verstrekt.
In hoeverre wij inwoners met een inkomen boven 110% van het minimum kunnen ondersteunen is op
dit moment nog niet duidelijk. De bedragen die wij beschikbaar hebben zijn ten opzichte van de rijksregelingen sterk gereduceerd. Verder is uitkomst ook afhankelijk van de onderhandelingen met de
29
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 32 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
zorgverzekeraar en de uiteindelijk te verwachten aantallen inwoners die naar aanleiding van de acties
van het CAK bij de gemeente aangemeld worden.
Door middel van gerichte communicatie zullen wij (vanaf eind juni 2014) ook zelf opzoek gaan naar inwoners die gebaat zijn bij specifieke ondersteuning op dit terrein.
Inhoud van het aanvullende pakket collectieve zorgverzekering
Over de inhoud van het aanvullende pakket onderhandelen wij op dit moment samen met meerdere
gemeenten in de regio met de zorgverzekeraar. Gemeenten kunnen aanvullende modules aan de
collectieve verzekering toevoegen die specifiek gericht zijn op een beperking en/of meerkosten. Zowel
de directe kosten als het eigen nsico kunnen worden opgenomen in de collectiviteit. Zorgverzekeraars
staan positief tegenover de voorstellen voor een uitgebreide vanant voor chronisch zieken en gehandicapten.
Insteek is de uitgebreide variant vanaf 2015 aan te bieden. Daarmee zetten we in op
het creëren van een maatwerkvoorziening via de collectiviteit. Is 2015 niet haalbaar
dan zal dat jaar als overgangsjaar worden gezien en een vergoeding worden verstrekt
op grond van de individuele bijzondere bijstand of een aanvullende forfaitaire vergoeding binnen de Wmo. Met betrekking tot de CER middelen over 2014 wordt aan een
analoge oplossing gewerkt.
Geen structurele regeling via de Wmo
Daar wij verwachten de ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten het beste te kunnen
regelen via de collectieve zorgverzekenng en aanvullend via de bijzondere bijstand, kiezen wij er
vooralsnog niet voor om een tegemoetkoming in de aantoonbare meerkosten voor deze doelgroep
structureel te regelen via de Wmo(verordening).
Uiteraard blijft een goede verbinding met de individuele maatwerkvoorzieningen binnen
de Wmo van belang om optimale ondersteuning te realiseren.
4.9
Persoonsgebonden budget (Pgb)
Met de aanvankelijk voorgestelde wetgeving wilde het Rijk de instroom in het Pgb beperken. Dit betekent dat daarmee een verschuiving zou ontstaan van Pgb naar ZIN (Zorg in natura). Inmiddels heeft
de wetgever door een amendement de Pgb meer gelijkwaardig gesteld aan ZIN, maar niettemin zijn er
nog een aantal beperkingen om gebruik te maken van Pgb.
Gemeenten moeten de mogelijkheid bieden voor het toekennen van een Pgb. Burgers hebben daarbij
meer mogelijkheden om ondersteuning te krijgen op een wijze die aansluit bij hun voorkeuren. De
uitbetaling loopt wettelijk verplicht via de Sociale Verzekeringsbank.
De wettekst beschrijft een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat het Pgb daadwerkelijk verstrekt wordt. Gemeenten moeten toetsten op 3 voorwaarden:
• Vermogen Pgb-taken uit te voeren.
• Motivering
• Kwaliteit.
In het strategische inkoopdocument dat is vastgesteld door alle 14 Twentse gemeenten zijn een aantal uitgangspunten t.a.v. het Pgb opgenomen:
30
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 33 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
•
•
•
Gemeenten sluiten geen raamovereenkomsten met Pgb-aanbieders. Vooralsnog worden geen
raamovereenkomsten gesloten met pgb-aanbieders. Het verschil tussen ZIN en Pgb zou daarmee
verdwijnen. Pgb-zorg kan goedkoper worden geleverd dan ZIN omdat diverse voorwaarden en eisen die in de raamovereenkomsten worden opgenomen niet van toepassing zijn.
Geen algemene kwaliteitseisen maar cliënt specifieke resultaatafspraken. De gemeente verstrekt
een Pgb-budget aan de cliënt. Vervolgens gaat de cliënt een overeenkomst aan met de Pgbzorgaanbieder en kan daarom vooraf geen algemene kwaliteitsafspraken maken. De lokale regisseur (consulent) vervult een belangrijke rol bij het toetsen en maken van resultaatafspraken.
Het pgb wordt lokaal ingevuld.
4.9.1
Persoonsgebonden budget ten opzichte van Zorg in Natura (ZIN)
Gezien de verschillen tussen de PGB en ZIN tarieven (pgb-tarieven zijn lager) doet zich een potentieel
financieel risico voor. De vraag is hoe wij om willen gaan met het toepassen van PGB t.o.v. ZIN. Willen we de instroom in de PGB beperken, zo ja, wat betekent dat dan financieel.
Wij willen mensen de vrije keuze laten, beide mogelijkheden aan de orde stellen en
willen in principe de instroom in het PGB minimaal stabiliseren.
4.9.2 Tarieven
De tarieven van een pgb zijn een lokale keuze en zullen voor eind 2014 worden bepaald in nadere
regels. Er wordt regionaal nog gewerkt aan een handreiking hierover. De tarieven zullen in nadere
regels worden vastgesteld.
Voor overgangscliënten geldt dat zij vanuit het overgangsrecht in elk geval tot eind 2015 (als hun huidige indicatie dan nog geldig is) zij nog recht hebben op het zelfde budget. Voor deze cliënten is het
korten op een budget, gezien de forse rijkskortingen dus nog geen mogelijk. Zie hierover ook het
hoofdstuk over overgangsrecht.
4.9.3 Sociale verzekeringsbank, fraudebestrijding
Vanaf 2015 zal de PGB financiering door de Sociale Verzekenngs Bank (SVB) vervuld worden. De
SVB bereidt zich nu voor op deze taak en komt met een aanbod via een aantal Service Level
Agreements (SLA's) waann gemeenten keuzes kunnen maken tussen diverse mogelijkheden in een
op te maken portal (een digitale uitwerking waarin per gemeente keuzes worden gemaakt).
Een onderdeel van de portal is ook toezicht om oneigenlijk gebruik van PGB gelden te voorkomen. In
Twente werken we met het Sociaal Recherche Twente (SRT) dat voor alle 14 gemeenten fraude onderzoek verricht met name op gebied Wwb en gedeeltelijk Wmo (is huidige opdracht). Misbruik is
veelal regeling overstijgend en staat niet los van elkaar. De SRT kan de aanpak van misstanden in
een keer doen waardoor effectiviteit en efficiency gewaarborgd zijn.
I
ln Oldenzaal zetten we eerst klantmanagers in, voordat iemand van de Sociale Recherche wordt ingezet Deze insteek zullen we in principe continueren.
4.10
Kwaliteitseisen
De Wmo 2015 maakt de gemeente integraal verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Er is afgezien van het ontwikkelen van landelijke kwaliteitsstandaarden, om gemeenten (in samenwerking met patiënten- en cliëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars
en andere betrokkenen) zoveel mogelijk ruimte te bieden voor het ontwikkelen van maatwerk op kwali31
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 34 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
teitsgebied. De door mensen ervaren kwaliteit is bepalend voor de kwaliteit van maatschappelijke
ondersteuning. Belangrijke aandachtspunten zijn daarbij:
het verbeteren van de mogelijkheden tot het combineren van informele hulp en professionele ondersteuning en het démedicaliseren van de geboden hulp en ondersteuning.
Het is van belang de ondersteuning te richten op de persoon en diens omgeving in plaats van (uitsluitend) op diens aandoening, beperking of indicatie. Het welbevinden van de mensen dient centraal te
staan. Het kwaliteitsbeleid zal in samenspraak met cliëntenorganisaties en aanbieders de komende
jaren verder ontwikkeld worden en kwaliteitsstandaarden worden ontworpen. Dit impliceert onder andere een 'wetsoverstijgend' kwaliteitsdenken.
Om de medeverantwoordelijkheid van zorgaanbieders te benadrukken geeft de wet een aantal basisnormen voor goede kwaliteit, waar aanbieders aan moeten voldoen:
• de vedeende zorg moet veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht zijn
• afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt
ontvangt
• verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de professionele standaard
• verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.
In de bestekken van de maatwerkvoorzieningen zelfstandig leven, maatschappelijke
deelname en gestructureerd huishouden is dit voor zorg in natura nader geconcretiseerd.
I
De door de cliënt met behulp van een PGB in te kopen maatwerkvoorziening moet
van goede kwaliteit zijn.
In een plan zal de aanvrager moeten aantonen waar hij zijn ondersteuning zal inkopen, op welke wijze
deze bijdraagt aan zijn zelfredzaamheid en participatie en hoe de kwaliteit van de ondersteuning is
gewaarborgd. De consulent heeft hier een belangrijke rol in.
32
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 35 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
5.
Scheiden van wonen en zorg
In de AWBZ is een herziening doorgevoerd met betrekking tot het scheiden van de financiering van
wonen en zorg. Op 1 januari 2013 is scheiden van wonen en zorg ingevoerd voor mensen met een
lichte zorgvraag, met indicaties voor de zgn. ZZP1 en ZZP2. Het scheiden van wonen en zorg voor
mensen met een zwaardere zorgvraag (ZZP3 en deels ZZP4) volgt. Het scheiden van wonen en zorg
is alleen van toepassing bij nieuwe indicaties. Bestaande indicaties blijven overeind. Bij toekomstige
ZZP-indicaties is de wooncomponent voortaan geen onderdeel meer van de indicatie. De indicatie
gaat straks allen nog over zorg, diensten en eventueel dagbesteding en behandeling.
Scheiden van wonen en zorg betekent dat bewoners van verzorgingshuizen voortaan zelf de huur
moeten gaan betalen. Anders dan onder de AWBZ zit in die huur meestal geen dekking voor de kosten van algemene ruimten als bijvoorbeeld restaurant, keuken, winkeltje, recreatieruimte. Deze algemene ruimten vormen een belangrijk deel van de meerwaarde van een verzorgingshuis (ze bieden de
gebruikers welkome beschutting), maar drukken zwaar op de exploitatie. De overheid heeft geen regeling getroffen om tegemoet te komen in de kosten van deze ruimten. Dus zoeken zorgaanbieders
en corporaties naar creatieve oplossingen voor dit nijpende vraagstuk. Daarbij wordt nagedacht over
het doorberekenen van de kosten aan de gebruikers (lees: de huurders van de woningen in hetzelfde
gebouw, in de vorm van servicekosten), het commercieel verhuren, het inzetten van deze ruimtes voor
breed maatschappelijk gebruik (welzijn). Bij dat laatste komt ook de gemeente in beeld (een wijkfunctie voor deze ruimtes).
Wij zetten ons in om in overleg met de zorg- en welzijnsinstellingen en woningbouwcorporatie de gevolgen van deze beleidswijziging te monitoren en de aanwezigheid van
ontmoetingsruimtes nabij te bevorderen. Deze inzet sluit aan bij hetgeen we met de
partners in zorg en welzijn en met de woningbouwcorporatie hebben vastgelegd in ons
visiedocument Woonservicegebieden Oldenzaal ten aanzien van het belang van ontmoetingruimtes (zie onder 3a).
2015/2016
33
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 36 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
6.
Eigen bijdragen
Elke inwoner van Oldenzaal kan een beroep doen op de Wmo, ongeacht inkomen en vermogen. Er
wordt wel verschil gemaakt bij de eigen bijdrage. Als algemene regel geldt dat de eigen bijdrage nooit
hoger mag zijn dan de kostprijs. De eigen bijdrage voor een algemene voorziening wordt in principe
door de aanbieder vastgesteld en geïnt. Deze bijdrage mag niet (zoals bij een maatwerkvoorziening)
inkomensafhankelijk zijn. Wel kan de gemeente korting verlenen, die korting kan oplopen tot 100%
b.v. als mensen al voor andere (maatwerk)voorzieningen maximaal hebben bijgedragen of een voorziening door een laag inkomen niet bereikbaar zou zijn. Dat zou er immers toe zou kunnen leiden dat
(alsnog) een beroep wordt gedaan op een maatwerkvoorziening. Het is ook mogelijk om in de vorm
van vouchers, kortingpassen e.d. toch het gebruik van een (vaak goedkopere) algemene voorziening
mogelijk te maken.
Net zoals voor de huidige AWBZ- en Wmo-voorzieningen blijft er een landelijke eigen-bijdrageregeling
voor maatwerkvoorzieningen. Dit wordt geregeld in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning (Besluit MO) bij de Wmo 2015. De systematiek zoals die nu bestaat blijft op hoofdlijnen in stand. Er zijn
twee wijzigingen:
• voor woningaanpassingen / hulpmiddelen voor kinderen mag ook een eigen bijdrage worden gevraagd;
• de termijn van maximaal drie jaar voor het betalen van een eigen bijdrage voor woningaanpassingen is losgelaten. De eigen bijdrage mag doodopen tot het maximum van de kostprijs is bereikt.
De bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening is afhankelijk van het inkomen en het vermogen. Het besluit MO geeft daarvoor de regels zodat in alle gemeenten een uniforme systematiek wordt
gehanteerd. De eigen bijdrage wordt geïnd door het CAK. Voor het vaststellen van de hoogte van de
eigen bijdrage gelden de landelijk vastgestelde regels. Zo wordt berekend welke inkomensafhankelijke
maxima gelden en hoe die worden berekend. De gemeente is vrij om evt. lagere waarden voor de
parameters te hanteren waardoor de (maximale) eigen bijdragen die cliënten betalen wordt vedaagd.
35
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 37 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
7.
Overgangsrecht/jaar
In de Wmo 2015 is voor verschillende doelgroepen overgangsrecht opgenomen:
a. Voor bestaande AWBZ-cliënten die extramurale begeleiding krijgen, blijft de indicatie nog maximaal een jaar van kracht, tenzij eerder met de cliënt een nieuw, gelijkwaardig ondersteuningsarrangement afgesproken kan worden.
b. Voor de doelgroep die in een beschermde woonvorm verblijft is een overgangsrecht van 5 jaar
opgenomen .
c. Voor mensen die een ZZP indicatie hebben (zorg met verblijf) blijft de indicatie geldig voor de in
het indicatiebesluit genoemde termijn.
d. Beschikkingen voor een (huidige) Wmo-voorziening, afgegeven vóór 1 januan 2015, behouden
rechtskracht. De gemeente mag de beschikkingen echter wel aanpassen, maar moet daarbij rekening houden met de wettelijke termijnen in de Awb.
Ten aanzien van doelgroep a:
We zullen in 2015 met alle overgangscliënten met een indicatie voor extramurale begeleiding een overgangsgesprek voeren. Doel van dit gesprek is op gekantelde wijze in kaart
brengen wat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt is en op welke wijze deze behoefte
kan worden ingevuld. De uitkomst van dit gesprek kan een nieuw aanbod zijn dat uitgeschreven wordt in een ondersteuningsplan. Als de cliënt dat wil kan het nieuwe aanbod
eerder ingaan dan de einddatum van het indicatiebesluit, doch uiterlijk 1 januari 2016.
Ten aanzien van doelgroep d (zie paragraaf gestructureerd huishouden):
•
Voor cliënten waarvan de indicatie loopt tot 1 januari 2015 geldt geen overgangstermijn.
• Voor cliënten waarvan de indicatie afloopt na 1 januari 2015 en voor 1 april geldt de
nieuwe regeling nog niet met ingang van 1 januari, maar aansluitend op de vorige
indicatie.
• Voor de cliënten waarbij de indicatie op of na 1 april afloopt, geldt vanaf 1 april 2015
de nieuwe regeling (versneld indiceren in november en december).
• Dit betekent een herbeoordeling van de cliënten in de maanden januari, februari en
maart 2015.
• Uiterlijk per 1 april 2015 zijn alle indicaties hulp bij het huishouden (uren en minuten
per week) omgezet naar een resultaatgerichte maatwerkvoorziening gestructureerd
huishouden
37
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 38 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
8.
Communicatie
Voor de veranderingen (transities) in het Sociale Domein is een communicatieplan opgesteld. De strategie is om in te zetten op drie soorten communicatie:
7. Partnercommunicatie (van gemeente naar huidige/ toekomstige partners)
8. Cliëntcommunicatie (van gemeente en partners naar cliënten)
9. Inwonercommunicatie (van gemeente en partners naar de samenleving).
Deze communicatieaanpak betreft in ieder geval de periode tot aan 1 januari 2015, de datum waarop
de verandenngen doorgevoerd zijn.
Uitgangspunt
De gemeente Oldenzaal moet net als alle andere gemeenten in een kort tijdbestek veel voorbereidingen treffen en veel besluiten worden voorbereid. Daarom is het essentieel dat betrokken doelgroepen
zo goed mogelijk geïnformeerd worden over het proces, de planning en inhoud. Laten weten wat je
weet, maar ook wat je niet weet. Zowel interne als externe doelgroepen hebben behoefte aan regelmatige informatie over de stand van zaken.
Gedragsbeïnvloeding
Het stimuleren van eigen kracht van inwoners en de integrale aanpak door de gemeente Oldenzaal
van problemen zijn beleidsuitgangspunten die een andere houding en gedrag vereisen van alle betrokken partijen. Dus van inwoners, cliënten, professionals uit maatschappelijke en zorgorganisaties
en van onszelf. De communicatie is dan ook gencht op gedragsbeïnvloeding. Daarbij ligt de nadruk op
gewenst gedrag, op zo'n manier dat mensen zich kunnen identificeren met degenen die het voorbeeldgedrag vertonen. Het voorbeeldgedrag wordt de norm. Dit gegeven is belangrijk bij het formuleren van boodschappen.
8.1
Partnercommunicatie
In de periode tot 2015 leggen we de nadruk op het stimuleren van goede communicatie tussen de
gemeenten ondeding en de samenwerkende partners. Onder de partners verstaan we zorgaanbieders
(Jeugdhulp/Awbz). We willen hen informeren over wat er gaat veranderen en hoe we dat oppakken.
We communiceren ook over zaken die (nog) niet duidelijk zijn. Dat doen we in ieder geval via de website en gericht schriftelijk naar de specifieke partners zoals huisartsen.
8.2
Cliëntencommunicatie
Voor zowel partners als cliënten hebben de verandenngen in jeugdhulp/Awbz de meeste impact: op
de korte en op de lange termijn. Zorgvuldige communicatie is hierbij dan ook het meest essentieel. We
informeren de cliënten op basis van vragen en antwoorden die we ontsluiten via de gemeentelijke
website, maar ook van de andere 13 Twentse gemeenten en de regio. De database kan ook door
partners gebruikt worden in de contacten met cliënten via balie en aan de telefoon. Uitgangspunt is:
transitieantwoorden geven daar waar de vragen gesteld worden. Ook de adviescommissies worden
hier nadrukkelijk in meegenomen. In afstemming met hen willen ook op nieuwe manier met burgers
communiceren.
8.3
Inwonerscommunicatie
Inwoners worden geïnformeerd over de veranderingen in het sociaal domein. Daarnaast is deze lijn
ook gericht op het vergroten van de eigen kracht en gemeenschapskracht van onze (zelfredzame)
inwoners. De communicatie is dan ook gencht op gedragsbeïnvloeding. Waarbij de nadruk ligt op
gewenst gedrag, op zo'n manier dat mensen zich kunnen identificeren met degenen die het voor-
39
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 39 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
beeldgedrag vertonen. Waardoor mensen geïnspireerd worden om hulp te vragen of aan te bieden
binnen hun netwerk.
8.4
Regionale samenwerking Samen 14
De lijnen 1 en 2 (partners en cliënten) pakken we zoveel mogelijk in regionaal verband op. Voor veel
partners geldt immers dat zij op regionaal niveau werken en vragen en antwoorden zullen voor veel
cliënten hetzelfde zijn. Uiteraard is er in de samenwerking ruimte voor 'couleur locale'. Verder communiceren we op regionaal niveau ook het thema 'continuïteit van zorg', omdat we daar op regionaal
niveau afspraken over gemaakt hebben. Deze informatie ontsluiten we ook lokaal.
I
Ook de adviescommissies worden nadrukkelijk in het communicatiebeleid meegenomen. In afstemming met hen willen ook op nieuwe manier met burgers communiceren.
40
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 40 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
9.
Beleidsvoornemens en actiepunten
planning
Wij zullen elk jaar een notitie opstellen ten aanzien van de stand van zaken en eventuele actualisering van de beleidsvoornemens en inspanningen. Elke twee jaar zal
een evaluatie plaats vinden gericht op de maatschappelijke effecten, te beginnen in
2016.
2
3
4^ kw
2015
Toegang
•
De gemeente gaat onderzoeken hoe het Maatschappelijk Plein, welzijn en zorg
zo goed mogelijk met elkaar verbonden kunnen worden, zowel voor wat betreft
casuïstiek van mensen die een maatwerkvoorziening nodig hebben, als ten aanzien van preventie/welzijn, zorg.
Vanaf
3''4' kW
2014
•
Voornemen van de Gemeente Oldenzaal is dat een deel van de huidige cliëntondersteuners van MEE Twente komt te werken in het Maatschappelijk Plein.
Verder willen wij de onafhankelijke cliëntondersteuning positioneren bij het welzijnswerk, zo mogelijk inzet met van vrijwilligers of cliëntenorganisaties.
Vanaf
3''4" kW
2014
Invoenng
per 2015
•
Over de wijkverpleegkundige worden vóór 1 januari 2015 afspraken tussen gemeenten en zorgverzekeraars gemaakt. Lokaal heeft men wel de keuze tussen
3 modellen waarop de schakelverpleegkundige in de betreffende gemeenten
voor een aantal uren komt te werken. Voor Oldenzaal is het belangrijk dat gekozen wordt voor een model dat het beste aansluit bij het Maatschappelijk Plein.
voor
1 jan
2014
Algemene voorzieningen
•
Het proces rond welzijn heeft geleid tot een fusie tussen twee (Impuls en SWO)
van de zes organisaties en zal naar het zich laat aanzien leiden tot een gezamenlijk werkplan van betrokken organisaties voor 2015. De visie op welzijn en
welzijnswerk is mede het vertrekpunt voor dit werkplan. Dit werkplan (en die
voor de jaren erna) zal zich moeten focussen op de Wmo 2015, waarbij preventie, bevorderen van sociale samenhang en de ontwikkeling van alternatieve algemene voorzieningen belangrijke uitgangspunten zullen zijn.
Vanaf
3"'4" kW
2014
•
Na afloop van de projectperiode woonservicegebieden willen we vanuit de gemeente de samenwerking met de partners evalueren en zo mogelijk continueren
en samen een uitvoeringsprogramma voor de periode erna opstellen.
Vanaf 3^
kW 2015
•
Een ontwikkeling richting gezamenlijke maatschappelijke agenda en gezamenlijke activiteiten zoals in de wijk de Thij staan we ook voor in het centrum en ZuidBerghuizen. In de wijk Zuid-Berghuizen staat een dergelijke ontwikkeling inmiddels in de steigers. De Thij: eind 2014; Zuid-Berghuizen en Centrum: 2015-2016
20142016
•
We beraden ons op onze rol wanneer het initiatief uitgaat van burgers. Hoe
moeten we ons als overheid opstellen om die initiatieven (meer en meer) mogelijk te maken/houden, hoe kunnen we ervoor zorgen dat regels en procedures
initiatief niet in de weg staat, welke faciliterende rol willen we vervullen. Burgerinitiatieven hebben soms een steuntje in de rug nodig. Met het professionele
welzijnsveld gaan wij afspreken om daann een rol te vervullen.
Vanaf
2015
•
Wij zijn met partners in zorg- en welzijn en met meerdere gemeenten in Twente
in gesprek om ons te oriënteren op de richting voor het vernieuwde ondersteuningsbeleid voor mantelzorgers (middelen vanuit het mantelzorgcompliment).
Daarbij willen we ook een link leggen met algemene voorzieningen/ondersteuning (bijv. dagbesteding, respijtvoorzieningen, service in de stad,
die mantelzorgers de nodige ondersteuning bieden). Dit zal worden uitgewerkt in
door het college vast te stellen nadere regels.
Eind
2014
41
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 41 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
planning
Op basis van dit onderzoek wordt bekeken hoe we dit in Oldenzaal in de toekomst vorm willen geven; bijvoorbeeld handhaving bestaande voorziening DAC
de Steenpoort, aansluiting bij welzijn.
Maatwerkvoorzieningen
• In het inkoopproces, om te komen tot raamovereenkomsten te komen (overigens
zonder volumeafspraken) hebben de Twentse gemeenten samen opgetrokken.
Binnenkort zal er gegund worden.
• De huidige contracten met de regiotaxi zullen worden vedengd tot juli 2016. In
deze periode zal het bestaande systeem met de uitgifte van pasjes waarmee
met korting gereisd kan worden, worden geëvalueerd en bezien worden of ook
andere oplossingen te overwegen zijn.
Vanaf
3"'4" kW
2014
Vanaf
eind
2015
•
Voorgesteld wordt te onderzoeken of een scootmobielpool een oplossing kan
bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand.
Deze is nog niet in de gemeente aanwezig maar behoort tot de mogelijkheden in
de nieuwe Wmo 2015. Met het inrichten van een scootmobielpool zou dit een algemene voorziening worden.
Vanaf
eind
2015
•
Wij stellen voor om de meerkosten voor de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten te compenseren via de bestaande collectieve zorgverzekenng.Voor
aantoonbare meerkosten die minder logisch binnen een zorgverzekering passen, bijvoorbeeld extra energiekosten, ligt het voor de hand om individuele bijzondere bijstand in te zetten.
per 2015
•
Wij zullen mensen de vrije keuze laten voor PGB of Zorg in Natura, uiteraard
beide mogelijkheden aan de orde stellen en willen in principe de instroom in het
PGB minimaal stabiliseren.
•
In Oldenzaal zetten we eerst klantmanagers in, voordat iemand (bij de verdenking van fraude met PGB) van de Sociale Recherche wordt ingezet. Deze insteek zullen we in principe continueren.
Scheiden van wonen en zorg
•
Wij zetten ons in om in ovedeg met de zorg- en welzijnsinstellingen en woningbouwcorporatie de gevolgen van deze beleidswijziging te monitoren en de aanwezigheid van ontmoetingsruimtes nabij te bevorderen. Deze inzet sluit aan bij
hetgeen we met de partners in zorg en welzijn en met de woningbouwcorporatie
hebben vastgelegd in ons visiedocument Woonservicegebieden Oldenzaal ten
aanzien van het belang van ontmoetingruimtes (zie onder 3a).
20152016
Overgangsrecht/jaar
•
We zullen in 2015 met alle overgangscliënten met een indicatie voor extramurale
een overgangsgesprek voeren. Doel van dit gesprek is op gekantelde wijze in
kaart brengen wat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt is en op welke wijze
deze behoefte kan worden ingevuld. De uitkomst van dit gesprek kan een nieuw
aanbod zijn dat uitgeschreven wordt in een ondersteuningsplan. Als de cliënt dat
wil kan het nieuwe aanbod eerder ingaan dan de einddatum van het indicatiebesluit, doch uitedijk 1 januan 2016.
Communicatie
•
De adviescommissies worden nadrukkelijk in het communicatiebeleid meegenomen. In afstemming met hen willen ook op nieuwe manier met burgers communiceren.
42
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 42 van 45
2015
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Bijlage 1: Kengetallen (cliënten)
Wmo -maatwerkvoorzieningen
(cijfers Vektis)
Onderstaand de aantallen cliënten uit Oldenzaal die indicaties hebben voor de nieuwe Wmo -taken
(indeling in de nieuwe benamingen van deze taken, voor uitleg hiervan: zie hoofdstuk maatwerkvoorzieningen).
Ondersteuning Zelfstandig Leven 1
188
Ondersteuning Zelfstandig Leven 2
55
Ondersteuning Zelfstandig Leven 3
44
12
Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 1
84
24
19
20
Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 2
12
5
28
Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 3
13
Vervoer bij Ondersteuning Maatschappelijke deelname
Persoonlijke verzorging (~> Ondersteuning Zelfstandig Leven)
18
5
527
Totaal
43
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 43 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Onderstaand de aantallen huidige Wmo-cliënten.
WMO oud
2013
Personen
Vervoer
Regio taxi
Vervoersvoorzieningen (o.a. scootmobiel)
Rolstoel
Handmatig, elektrisch en sport rolstoelen
Totaal
Hulp bij het Huishouden
Klanten zorg in natura HH1
Klanten zorg in natura HH2
Klanten PGB
Totaal HH
Gemiddelde uren HH/zorg in natura (per 4 weken)
Gemiddelde uren HH/PGB (per maand)
1800
380
450
740
90
475
1305
11,9
15,5
740
Uit eerder onderzoek is gebleken dat circa de helft van de mensen die nu begeleiding krijgt, ook een
Wmo-voorziening heeft.
Inkomenssteun chronisch zieken
Cijfers 2013 (informatie CAK 25 maart 2013).
Regeling
CER
WTCG
Totaal
Aantal personen
4244
4334
CER: Compensatie Eigen Risico
WTCG: Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken
Beschermd wonen GGZ - C
Unieke cliënten GGZ C Zorg in Natura
Unieke cliënten GGZ C Pgb
37
8
Cliëntondersteuning MEE Twente
•
174
• Waarvan 0-18: 50
44
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 44 van 45
vergaderingen gemeenteraad (openbaar) - 145
Gemeente
Oldenzaal
Bezoeludres Ganzenmarkt i
Postadres PostbuS 334
7570 A| Oldenzaal
Telefoon (0541) 58 81 11
E mail [email protected]
Internet vwvw.oldenzaal.nl
Scan nummer 13 van 19 - Scanpagina 45 van 45
Download