Informeel en formeel leren

advertisement
Informeel en formeel leren
Informeel leren
Informeel leren, niet officieel, voorlopig, vrijblijvend, het leren zonder een bewust doel, spontaan en op
spelenderwijs leren
Vb.
Je maakt nu wel een informele afspraak , dat is een informeel woord.
De term ‘informeel leren’, en zeker ook ‘non-formeel leren’, worden nog niet zo lang gebruikt. Ze komen
eigenlijk voort uit de term ‘niet-formeel onderwijs’. Dit wordt in het rapport van Colley, Hodkinson en
Malcom gesteld. Daar wordt gesteld dat de mate van formaliteit van onderwijs geen kenmerk is van het leren
van een individu, maar een sociaal-culturele eigenschap die buiten de lerende staat. Informeel leren is
gedefinieerd als het leren dat ontstaat vanuit dagelijkse ervaringen die gerelateerd zijn aan werk, familie of vrije
tijd. Het is niet gestructureerd in termen van leerdoelen of leertijd en het leidt niet tot het verkrijgen van een
certificaat.
Formeel
Formeel leren is verplicht leren, en opdreunen van leerstof, officieel.
Vb.
formele kleding verplicht (stropdas, colbert etc)
Van formeel naar informeel
Informeel leren is het leren zonder een bewust doel. Let wel, het informeel leren kan enkel gebeuren als iemand
er voor open staat. Wanneer de leraar zich bewust wordt van het doel, gaat het informele leren over naar nonformeel leren. Als dit leren dan nog eens geïnstitutionaliseerd is dan noemen we dit formeel. Eigenlijk is er een
continuüm van formeel leren naar informeel leren. Informeel leren is in zijn uiterste vorm alle leren dat geen
expliciet doel heeft, wat terloops en toevallig plaatsvindt, niet gepland, onbewust. Het betreft dan de spontane,
toevallige situaties die leiden tot verbeteren van het handelingsrepertoire.
Werkplekleren
In de jaren negentig van de 20e eeuw werd de term informeel leren gebruikt om het leren op de werkplek aan te
duiden. Het verschil met formeel leren is dat de opleidingen die werden verstrekt aan werknemers, bijvoorbeeld
in opleidingsinstituten, de plank vaak missloegen. De reden: té theoretisch of té ver weg van de werksituatie.
Vanuit de belangstelling voor het informeel leren ontstond ook de term werkplekleren. Daarmee is
werkplekleren niet automatisch informeel leren of andersom.
Wat is leren?
Leren, we doen het elke dag. Soms bewust maar meestal onbewust. Of het nou gaat om televisie kijken of
wanneer je woordjes stampt, je leert in beide gevallen. De meeste van de informele dingen die je leert worden
als normaal ervaren. Dit zijn de competenties die iedereen bezit. Denk hierbij aan lopen, praten en fietsen.
Iedereen kan het en je krijgt er geen diploma voor als je ze hebt behaald. Heel anders is het wanneer je een
opleiding gaat doen om competenties te bemachtigen. Je gaat hierbij dingen bestuderen en opdrachten maken
en uiteindelijk krijg je een diploma. Er zijn ook mensen die dezelfde dingen kunnen zonder dat ze er ooit voor
naar school zijn gegaan. Ze hebben deze competenties verworven door informeel leren. Dit kan komen doordat
een ouder het al wist en ze het zo hebben meegekregen. Waarschijnlijk waren ze zelf niet op de hoogte van het
leerproces dat ze hadden doorgemaakt. Het nadeel is dat ze er nooit een diploma voor hebben gekregen.
Het meeste wat je in je leven hebt geleerd, heb je bemachtigd zonder dat je er ooit voor naar school bent
geweest. Je leert dus het beste door informeel leren. Je doet iets en ondertussen leer je. Hierbij speelt motivatie
een veel minder grote rol dan wanneer je verplicht een boek moet gaan lezen.
Zou het mogelijk zijn alle competenties in het leven te bemachtigen door informeel leren? Ja, ik denk het wel.
Alleen vergt het een ander schoolsysteem. Het zogenaamde “nieuwe leren”.
De verschillen op een rijtje uit het boek van Marzano
Het traditionele onderwijs
Zelfstandig leren
- vooral de docent actief
- vooral de leerling actief
- de leerstof centraal
- leer en denkactiviteiten centraal
- de leerling ontvanger van de kennis
- de leerling producent van de kennis
- vooral onderwijzen van inhoud
- onderwijzen van vaardigheden en inhoud
- frontaal onderwijs
- begeleidend onderwijs
- individueel onderwijs
- samenwerkend leren
- de docent plant
- leerling reguleert eigen leergedrag
- leerling volgt opdrachten op
- leerling kiest
-docent beoordeelt
- leerling reflecteert
In de linker kolom doet de leerling wat de docent zegt en in de rechterkolom plannen de leerlingen zelf de
leeractiviteiten, zetten leervaardigheden in, vragen begeleiding van de docent en reflecteren op eigen handelen.
Daarbij houden zij zin in leren, zorgen zij voor feedback en zijn ze kritisch op eigen aanpak.
Vijf dimensies van Marzano
Wat is het?
Marzano beschrijft in zijn instructiestrategie vijf dimensies van leren/denken. Hij heeft deze strategie
ontwikkeld op basis van een grote hoeveelheid onderzoek over leren en beschouwt de vijf dimensies als de
noodzakelijke ingrediënten voor actief en authentiek leren van leerlingen.
Marzano pleit ervoor om aan alle dimensies aandacht te besteden en er niet één achterwege te laten. Hij pleit
daarbij voor een afwisseling van zowel docentgestuurde activiteiten (presentaties) als meer leerling gestuurde
activiteiten (workshops). Bij dat laatste pleit hij voor hogere orde leren.
De 5 dimensies van Marzano op een rijtje
1.
2.
3.
4.
5.
Motivatie
Nieuwe kennis verwerven en integreren
Kennis verbreden en verdiepen
Kennis toepassen in betekenisvolle situaties
Reflecties
1 Motivatie
De rol van de docent hierin is dat hij op een innovatieve manier met zijn leerlingen omspringt. Ook diegene die
in eerste instantie niet veel met bepaalde lesstof heeft, moet bij de les worden gehouden. Dimensie 1 geeft
strategieën, technieken, aanbevelingen en voorbeelden om zin in leren te krijgen, om gemotiveerd te worden en
te blijven. Denk hierbij aan:
1. Een positieve houding t.a.v. school
de leerling voelt zich geaccepteerd en veilig
2. Duidelijke opdrachten
de leerling ervaart de leertaken als relevant
3. Strategieën om de betrokkenheid van leerlingen te vergroten
de docent begeleidt de leerling bij het eigen leren
2 Nieuwe kennis verwerven en integreren
De denkvaardigheden waar het om gaat zijn bijvoorbeeld vergelijken, classificeren, abstraheren, inductief
redeneren, deductief redeneren, stellingen onderbouwen enz.
3 Kennis verbreden en verdiepen
Dimensie 3 gebruiken betekent kortweg denkvaardigheden toepassen. Een overzicht van de acht
denkvaardigheden van dimensie 3:
Vergelijken
Het vinden van overeenkomsten en verschillen van bepaalde criteria
Classificeren
Groeperen in categorieën op basis van kenmerken
Abstraheren
Het ontdekken van een onderliggend thema of patroon in informatie
Inductief redeneren
Algemene conclusies trekken op basis van observatie en analyse
Deductief redeneren
Algemene regels toepassen op specifieke situaties en daarover een
uitspraak doen
Stellingen onderbouwen
Bewijzen/of ondersteuning opbouwen voor een redenering
Fouten analyseren
Fouten opsporen in het eigen en/of andermans denkproces
Denken over normen en
waarden
Denken over de eigen meningen, normen en waarden en die van anderen
Een voorbeeld van dimensie 3 bij scheikunde:
Classificeer de elementen van het periodiek systeem in vaste stoffen, vloeibare stoffen en
gassen (op kamertemperatuur). Dat is de ‘gewone’ kennis. Maak nu een
classificatiesysteem dat hiervan verschilt. Leerlingen moeten nu heel andere kennis
gebruiken (bijvoorbeeld economisch belang, gemakkelijk / moeilijk te winnen of
waardevol).
4 Kennis toepassen in betekenisvolle situaties
Een leerling heeft een spelcomputer gekocht en verheugt zich nu al op dat nieuwe spel dat hij al heel lang wil
spelen. Om dat spel te spelen, moet hij eerst de werking van de computer begrijpen en daarna ontdekken hoe
het spel gaat. De leerling zal zijn ervaring van eerder gespeelde spellen toepassen en zich beroepen op zijn
basiskennis van spelcomputers – uiteindelijk wil hij het nieuwe spel spelen, en winnen. In de klas is het niet
anders. Je moet een leerling leren ‘ontdekken’ op basis van de voorkennis.
Onderzoek plegen motiveert, creëert betrokkenheid, is vaak leerling gestuurd en wordt zelfstandig, vaak samen
met anderen, uitgevoerd. Leerlingen ervaren dat het om hun ‘eigen’ onderzoek gaat: zij zijn zelf
verantwoordelijk voor een positief eindresultaat.
Bij het onderzoekend leren gebruiken leerlingen zowel kennis uit dimensie 2 (inhoudelijke kennis en
vaardigheden) als uit dimensie 3 (de hogere denkvaardigheden). De kennis uit dimensies 2 en 3 is altijd nodig
voor het producerend leren dat in feite in deze dimensie wordt behandeld.
Presenteren, reflecteren, samenwerken en communiceren in relatie tot toepassing van kennis: daar gaat het in
deze dimensie om.
5 Reflecties
Laat een onzekere leerling die niet zo sterk is in rekenen, een moeilijke som maken zonder dat je verder uitleg
geeft. Tien tegen één dat hij vraagt: ‘Dat moet ik toch zo doen? Doe ik dit goed? En de uitkomst is ¿ klopt dat?’
Geef dezelfde som als onderdeel van een bouwproject (bijvoorbeeld een tuinhuisje voor de schooltuin) waar de
hele klas aan meewerkt en zeg erbij: ‘Kijk hoe je het gisteren hebt gedaan. Bestudeer het stappenplan nogmaals
en doorloop dan deze som. Je resultaat hebben we nodig voor het dak van het tuinhuisje.’
De leerling zal nu op een andere manier te werk gaan. Leerlingen die zich bewust zijn van hun leren en
nadenken over wat ze aan het doen zijn, zijn betere leerders dan leerlingen die nooit 'naar binnen', maar alleen
'naar buiten' kijken. Deze leerders denken bijvoorbeeld wellicht dat een taak te moeilijk is, in plaats van dat ze
nadenken over hun eigen aanpak om die vervolgens bij te stellen. Leerlingen leren van hun fouten.
Dimensie 5 kent drie reflectieve denkgewoontes:
1. Kritisch denken
Ben ik precies en accuraat?
Ben ik helder en duidelijk?
Kijk ik naar verschillende mogelijkheden?
2. Creatief denken
Heb ik wel doorgezet?
Heb ik wel het uiterste uit mezelf gehaald?
3. Zelfregulatie en zelfsturing
Heb ik een goede planning gemaakt?
Heb ik de goede bronnen en materialen gebruikt?
Ben ik goed omgegaan met feedback?
Relevantie voor de onderwijspraktijk
Het denken van Marzano in de vijf dimensies heeft drie sterke kanten. De eerste is dat zijn instructiestrategie
gebaseerd is op een grote verscheidenheid aan onderzoek.
De tweede sterke kant is dat hij een volledig uitgewerkte instructiestrategie heeft ontwikkeld waarin de
belangrijkste (uit onderzoek) bekende leeractiviteiten van leerlingen verwerkt zijn.
De derde is dat hij naast een algemene beschrijving een trainingsmap voor docenten en een map voor trainers
van docenten heeft ontwikkeld, met een groot aantal voorbeelden en uitwerkingen.
De mappen zijn bijzonder goed door docenten ‘door te werken’. Al met al levert zijn aanpak bijzonder veel
variatie in voorbeelden, uitwerkingen, ideeën en adviezen. Het is materiaal om altijd achter de hand te hebben
en uit te putten.
Bron
www.vkbanen.nl/banen/artikel/...vijf-dimensies...1-Motivatie/101107.html
https://www.lsneducation.org.uk/user/login.aspx?code=031492&P=031492PD&action=pdfdl&src=XOWEB
Download