Dimensies 3 Bestaande kennis verbreden en verdiepen. Kennis kan niet zomaar in het geheugen worden op geborgen om er daarna weer naar believen letterlijk uit op gehaald te worden. Kennis is niet statisch en blijft nooit hetzelfde, zelfs niet als we wat onthouden of geautomatiseerd hebben. We zijn constant bezig kennis uit te breiden en te verdiepen. Kennis wordt daardoor steeds anders. Zo wordt kennis wendbaar en kan het gebruikt worden in de wereld om ons heen. Dimensie 3 werkt met denkvaardigheden die algemeen in het onderwijs worden erkend. Denkvaardigheden: Vergelijken. Classificeren. Abstraheren Induceren Deduceren Stelling onderbouwen. Fouten analyseren Perspectieven analyseren. Inhoud: Overeenkomsten en verschillen aangeven. Het classificeren van dingen in categotieen op bassis van kenmerken. Het onderliggende patroon of principes afleiden verduidelijken. Algemene principes afleiden uit informatie of waarnemingen. Op grond van principes conclusies trekken over specifieke situaties of informatie. Ondersteuning opbouwen voor bepaalde beweringen. Fouten in denken blootleggen. Verschillende perspectieven onderscheiden en hiervan de redenen en logica blootleggen. Al deze denkvaardigheden worden aangeleerd volgens het drie fasemodel: eerst het stappenplan achterhalen, dan stap voor stap de vaardigheden uitproberen, dan door heel veel te oefenen automatiseren. Dat zal een hele tijd duren. Je kunt leerlingen deze denkvaardigheden nooit in een beperkte tijd aan leren. Vooral het inslijpen vergt veel tijd. Dat krijgen leerlingen niet cadeau. Het leren en gebruiken van de hogere denkvaardigheden van dimensie 3 is dan ook hard werken. Het gebruiken van de denkvaardigheden kan op meer docent- of meer leerling gestuurde wijze. Bijvoorbeeld docent gestuurde taak om te vergelijken zou kunnen zijn: vergelijk ruimtelijke figuren op zijaanzicht, vooraanzicht en doorsnede. Een meer leerling-gestuurde taak zou kunnen luiden: op welke punten kun je ruimtelijke figuren vergelijken? Een zelfstandig lerende leerling zal wellicht uit zichzelf dingen gaan vergelijken. Er zijn 2 manieren om in de klas te werken met Dimensie 3. Je kunt op basis van de denkvaardigheden activerende vragen stellen, maar je kunt de denkvaardigheden ook gebruiken om activerende leertaken te ontwerpen en je leerlingen deze leertaken te laten uitvoeren. Het toepassen van de denkvaardigheden van Dimensie 3 vraagt van leerlingen twee dingen: dat leerlingen zo’n denkvaardigheid begrijpen en er het nut van inzien en dat ze stap voor stap de vaardigheid kunnen toepassen. Kortweg: dat leerlingen denken en doen. Denken: Mensen kunnen niet niet denken. Ze zijn altijd meer of minder aan het denken over verschillende dingen. Mensen vergelijken of abstraheren, ze trekken conclusies en passen regels toe, ze betrappen anderen op fouten en analyseren perspectieven. In het leerproces is het van belang dat leerlingen de denkvaardigheden bewust gebruiken met het doel bewust gebruiken met het doel hun kennis van de leerstof te verdiepen en te verbreden, daarom strat het leerproces in Dimensie 3 altijd met het begrip van de betreffende denkvaardigheid: wat betekent dit precies? Doen: Denkvaardigheden zijn vaardigheden. Elke denkvaardigheid heeft een eigen stappenplan. Alle fasen van het onderwijzen en het aanleren van vaardigheden kunnen ook worden toegepast op de denkvaardigheden die in Dimensie 3 worden behandeld: het drie fase model. Natuurlijk doet de docent eerst de vaardigheid voor, waarna leerlingen het stappenplan achterhalen. Daarna gaan de leerlingen ermee oefenen.