Leerlijn mondelinge communicatie

advertisement
Leerlijn Communicatieve vaardigheden
Faculteit Farmaceutische Wetenschappen
Lyda Blom, consulent leerlijn communicatieve vaardigheden
Majanne Wolters, vakdocent mondelinge communicatie
Hilka Wolschrijn , vakdocent schriftelijke communicatie
1
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1 Dit rapport
1.2 Onderscheid Bachelor- en Masterfase
1.3 De aanleiding
1.4 Historie
2. Leerlijn Mondelinge communicatie
2.1 Inleiding
2.2 Voorbeelden uit de beroepspraktijk
2.3 Eindtermen mondelinge communicatie
2.3.1 Individueel gesprek
2.3.2 Presentaties
2.3.3 Groepsgesprek
2.4 Leerproces
2.5 Onderwijsmomenten
2.6 Toetsing
3. Leerlijn Schriftelijke communicatie
3.1 . Inleiding
3.2 . Voorbeelden uit de beroepspraktijk
3.3 . Eindtermen schriftelijke communicatie
3.4 Leerproces
3.5 Onderwijsmomenten
3.6 Toetsing
4. Toetsing
4,1 Normstelling
4.2 Consequenties
4.3 Gehandicaptenbeleid
5. Voorzieningen
5.1 Docenten
5.1.1
Leerlijn mondelinge communicatie
5.1.2.
Leerlijn schriftelijke communicatie
5.2 Ruimten
5.3 Materiaal
Referenties
Bijlagen
1.
2.
3.
4.
Format Toetsing Baliegesprekken FPZ (april 2002)
Competenties
Leerniveau’s
Leertheorien
3
1.
Inleiding
1.1. Dit rapport
Dit rapport beoogt inzicht te geven in de opbouw van de leerlijn communicatieve
vaardigheden, in het nieuwe farmacie curriculum van de Universiteit Utrecht. In het rapport
wordt onderscheid gemaakt in mondelinge communicatie en schriftelijke communicatie (hfdst
2 en 3). We beperken ons daarbij tot de communicatie in de Nederlandse taal en verwijzen
voor het onderwijs in de Engelse taalvaardigheid graag naar de medewerkers van het James
Boswell Instituut.
Deze notitie is een weergave van de plannen, die op dit moment ontwikkeld worden door de
auteurs. Ten dele zijn deze plannen al verwerkt in onderwijsblokken van het eerste studiejaar
(ingevoerd in 2001-2002). We hopen met dit stuk duidelijkheid te geven over de wijze waarop
onderwijs op het gebied van communicatie vorm kan worden gegeven en een basis te leggen
voor een gedegen en verantwoorde aanpak.
1.2
Onderscheid Bachelor en Master fase
In dit rapport worden eindtermen gehanteerd voor zowel de Bachelorfase als Masterfase,
voor mondelinge en schriftelijke communicatie (zie voor details de hoofdstukken 2 en 3). In de
Masterfase wordt voortgebouwd op hetgeen in de Bachelorfase is bereikt. In de Bachelorfase
ligt het accent op academische vaardigheden, terwijl in de Masterfase naast academische
vaardigheden aandacht besteed wordt aan beroepgerelateerde communicatieve
vaardigheden. In deze notitie wordt achtereenvolgens ingegaan op de volgende thema’s:
- de leerlijn mondelinge communicatie (hfdst 2)
-de leerlijn schriftelijke communicatie (hfdst 3)
-de toetsing (hfdst 4)
-de benodigde voorzieningen (hfdst 5)
-wat moet er nog gebeuren (hfdst 6).
Voor de ge-interesseerde lezers, staan we nog even stil bij de aanleiding voor de
onderwijsvernieuwing en de aandacht voor communicatieve vaardigheden in het curriculum.
Tenslotte nemen we de lezer nog even mee terug naar de recente historie van het onderwijs
op het gebied van communicatieve vaardigheden in onze faculteit.
1.3 De aanleiding
De huidige belangstelling binnen de faculteit voor communicatieve vaardigheden heeft te
maken met verschillende -deels samenhangende- ontwikkelingen: de sterk veranderde
beroepsuitoefening, de toegenomen aandacht voor academische vaardigheden binnen de
universiteit en het oordeel van de Visitatiecommissie over het oude curriculum in 1999 (1).
Veranderde beroepsuitoefening
Communicatie is een belangrijk instrument voor professioneel handelen van openbare
apotheker, ziekenhuisapotheker en apotheker-academicus. Voorheen stond het
geneesmiddel als chemisch product centraal. Tegenwoordig is de begeleiding bij het
geneesmiddelgebruik hoofdthema. Apothekers stellen zich op als begeleiders van
geneesmiddelgebruikers (2). De wijziging in de beroepsuitoefening van product- naar patiëntgericht, bleef tot voor enige jaren beperkt tot de openbare farmacie. Recent heeft ook de
beroepsgroep van ziekenhuisapothekers gekozen voor een meer patiëntgerichte
taakopvatting (3).
Academische vaardigheden
Enige jaren geleden ontstond aandacht voor academische vaardigheden binnen de faculteit
en werd er een commissie gevormd, die een advies uitbracht over het onderwijs op het
gebied van academische vaardigheden (4). Zo onstond bredere aandacht voor het thema
communicatieve vaardigheden binnen de faculteit.
4
Visitatiecommissie
Het oordeel van de Visitatiecommissie over het oude curriculum was duidelijk: er was te
weinig aandacht voor de actuele beroepsuitoefening van apothekers. Op grond van de
eindrapportage van de Visitatiecommissie zijn in nauwe samenwerking met het veld
(beroepsorganisatie, praktiserend apothekers) nieuwe eindtermen geformuleerd, waaraan
afgestudeerden moeten voldoen (5).
Een nieuw curriculum
De eindtermen in het nieuwe farmacie-curriculum zijn gegroepeerd rond de taken van de
apotheker, daarnaast worden de academische vaardigheden genoemd. Communicatieve
vaardigheden/competenties worden vaak vermeld, onder meer in onderstaande voorbeelden
van geformuleerde eindtermen voor de afstuderende basisapotheker:
Enige eindtermen (5):
“via overleg/educatie van anderen tot optimaal geneesmiddelgebruik komen”
“beleid kunnen adviseren rond verslaving/intoxicaties”
“kunnen interveniëren in geval van niet-optimale farmacotherapie’
“in staat zijn tot effectieve communicatie met patiënt in de Nederlandse taal”
“in woord en geschrift adequaat communiceren met diverse doelgroepen
(apothekers, artsen, patienten, assistenten)
“leiding kunnen geven aan bedrijfsprocessen”
Er is gekozen voor een nieuwe onderwijsmethode, namelijk probleemgestuurd onderwijs. Dit
vereist grote zelfstandigheid van de student en samenwerking binnen de onderwijsgroep. De
kwaliteit van de onderwijsgroep zal sterk beinvloed worden door de mate waarin de
groepsleden in staat zijn tot samenwerking. Helder communiceren vormt daarbij een
belangrijk instrument. Het is dan ook zinvol en noodzakelijk aandacht te besteden aan het
thema communicatie in groepen, gezien de sterke invloed van deze samenwerking op het
leerproces van de student.
1.4
Historie
Sinds 1985 vindt binnen de apothekersopleiding van de faculteit Farmacie in Utrecht
communicatie-onderwijs plaats (6). Voorheen onder de titel “Voorlichtingskunde en
communicatie” , sedert enkele jaren onder de benaming “farmaceutische patiëntenzorg”.
Oorspronkelijk begonnen als facultatief onderwijs, waarvoor geen studiepunten werden
toegekend, is inmiddels een 3 weken durende cursus ontstaan waarin integratie tussen
farmacotherapie, communicatie en medicatiebegeleiding centraal staat. Het docententeam
bestaat uit praktiserende openbare apothekers (Schalekamp, vd Schuit) en vakdocenten op
het gebied van schrifteljike communicatie (Wolschrijn), mondelinge communicatie (Wolters,
Blom) en medicatiebewakingssystemen (Paes). Training en toetsing van communicatieve
vaardigheden vindt plaats in samenwerking met acteurs en professionals (arts, assistent,
patient). Een voorbeeld van het gebruikte format is bijgevoegd als bijlage 1. Van de aldaar
opgedane ervaringen wordt gebruik gemaakt in de opzet van het nieuwe onderwijs.
In een terugblik op het communicatie-onderwijs in het oude curriculum, worden de problemen
zichtbaar die dit onderwijs ervaren worden door docenten en studenten (7). Zoals
bijvoorbeeld het probleem van de cultuurshock voor de student. Na 5-6 jaar confrontatie met
exacte wetenschappen, volgt ineens vak waarin minder van axioma’s wordt uitgegaan,
andere onderwijsmethoden worden aangeboden en feedback wordt gegeven op persoonlijke
zaken als gesprekstechniek. Zo kunnen studenten feedback krijgen op hun beperkte
taalvaardigheid, welke niet eerder ter sprake kwam maar wel aanwezig was. Met de start van
een nieuw curriculum zullen de knelpunten zoals ervaren door betrokken docenten en
studenten in de oude studie-opzet, kunnen worden opgelost. Vanaf de basis van de opleiding
zal de student feedback krijgen op zijn/haar communicatieve vaardigheden en ondersteuning
krijgen bij het ontwikkelen van deze vaardigheden tot het gewenste eindniveau.
5
1. 5
De toekomst
Als faculteit zullen we ons moeten realiseren dat hetgeen wij eisen van onze student, ook
geldt voor ons als docenten/medewerkers. Uit onderzoek onder geneeskunde-studenten is
bekend dat attitudevorming bij de student sterk bepaald wordt door de ervaringen in het
onderwijs. Het “wandelgangen-/-buiten de les contact’ heeft meer invloed dan het
docentencontact in lessituaties (8). Als docenten zijn we rolmodel voor de student, vervullen
we een voorbeeldfunctie. Dit betekent dat bij het docententeam aandacht voor en reflectie op
eigen communicatieve vaardigheden dient te worden gestimuleerd. Een aanzet hiertoe is al
gegeven door het inhaken met communicatie onderwijs bij ander onderwijs en het toekennen
van een rol voor de tutoren bij toetsing.
Daarnaast zal er een invloed uitgaan van de stage-apothekers, waar studenten in het 4e en
6e studiejaar te gast zullen zijn.Bij de selectie van zowel docenten als van stage-adressen zal
zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met de attitude en communicatieve
vaardigheden van degenen die studenten begeleiden.Naast selectie is aandacht wenselijk
voor reflectie op eigen gedrag en het veranderen daarvan waar nodig. een logische volgende
stap. Deze verandering zal het rendement in het communicatie onderwijs in sterke mate
positief kunnen beinvloeden.
Referenties.
1. Farmaceutische Opleidingen. Onderwijsvisitatie. De kwaliteit van het universitair onderwijs.
VSNU, Utrecht. juni 2000.
2. Blaey CJ de. Het ultieme medicijn. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van
bijzonder hoogleraar farmaceutische patiëntenzorg. Universiteit Utrecht, juni 2000.
3. NVZA nota.
4. Commissie Academische Vaardigheden. Fac Farmacie UU 2000.
5. Curriculum Farmacie. Concept blauwdruk. Faculteit Farmacie. Universiteit Utrecht. Juli
2000.
6. Jong LTW de, Blom AthG, Wieringa NF. Voorlichtingskunde voor de apotheker;
academische en postacademisch. Pharm Weekbl 1986; 121: 510-513.
7. Blom,. Ramaekers et al. Patient in beeld . 2001.
8. Batenburg V. Hoe is het met de attitude van de aanstaande arts?
Husarts en Wetenschap 1998; 41 7): 339-342.
6
Hoofdstuk 2
2.1
Mondelinge communicatie
Inleiding
Er kunnen drie hoofdgebieden onderscheiden worden die relevant zijn als het gaat om
mondelinge communicatie. Deze zullen allereerst toegelicht worden met voorbeelden uit de
praktijk (2.2). Vervolgens wordt in paragraaf 2.3. ingegaan op de eindtermen die op
studentenniveau gerealiseerd moeten worden voor ieder van deze gebieden. In paragraaf 2.4
wordt stil gestaan bij het leerproces in de backelor- en masterfase, waarbij ter sprake komt
wat consequenties zijn van individuele verschillen tussen studenten voor het te verzorgen
onderwijs. Tenslotte volgt in paragraaf 2.5 een overzicht van het onderwijs op de drie
deelgebieden gericht, zoals dat in de verschillende onderwijsjaren ingepland zou kunnen
worden.
2.2
Voorbeelden uit de beroepspraktijk
Individueel gesprek
Er zijn verschillende soorten gesprekken met diverse partijen waarin een student en de
afgestudeerde zal moeten kunnen functioneren. Er zijn gesprekken met mede-studenten,
begeleiders in onderwijs, patienten, zorgverleners (arts, verpleegkundige), teamleden,
collega’s, ondergeschikten, en leidinggevenden. De gesprekken variëren in
karakter/doelstelling: informerend, adviserend, probleemverheldering, feedback geven,
onderhandeling, conflicten bespreken. Deze verschillen in gesprekspartners en aard van het
gesprek, vereisen het ontwikkelen van diverse gespreksvaardigheden. Daarnaast kunnen er
nog verschillen zijn in de mate waarin emoties en inhoudelijke diepgang meespelen,
waardoor er niveau’s te onderscheiden zijn vereiste deskundigheid op het gebied van
communicatieve vaardigheden.
Presentatie
Als professional krijgen afgestudeerden te maken met presentaties voor hun eigen team, al
dan niet in projectgroepen, voor managementteams, op symposia, etc. Ook kunnen
presentaties verzorgd worden voor patiëntenorganisaties, zoals de apotheker die gastspreker
is voor de locale diabetesgroep of ouderensoos, of een vwo klas. Bij presentaties zullen
thema’s vakinhoudelijk zijn, de presentator beschikt over kennis die wordt overgedragen aan
de doelgroep. Bij een werkoverleg in een apotheekteam kan het een nieuwe
farmacotherapeutische behandeling zijn, bij een FTO bijeenkomst de gentherapie en in de rol
als onderzoeker kan het een referaat zijn.
Groepsgesprek/vergadering
Al in de onderwijsbijeenkomsten tijdens PGO zijn vaardigheden nodig om goed te kunnen
participeren in een groep. Als apothekers zullen zij regelmatig participeren in allerlei groepen
zoals het FTO, werkoverleg (bv om nieuwe afspraken met betrekking tot vakantiedagen toe te
lichten), kwaliteitskringen, onderzoeksoverleg etc. Vaak zullen apothekers in groepen
functioneren waarin zij een taak als voorzitter krijgen te vervullen.
2.3.
Eindtermen mondelinge communicatie
Voor de drie deelgebieden individueel gesprek, presentaties en groepsgesprekken worden
aparte doelen geformuleerd voor de bachelor fase en de masterfase. Indien een onderscheid
gemaakt in te bereiken eindtermen voor de 2 afstudeerrichtingen in de masterfase, dan wordt
dit aangegeven bij de betreffende eindterm. Dit is slechts in geringe mate het geval.
2.3.1
Individidueel gesprek
Bachelor fase
 De student is in staat een gesprek te voeren met verschillende doelgroepen in de
Nederlandse taal. De student geeft leiding aan het gesprek en is in staat om zowel
7


feitelijke informatie te verzamelen, als inzicht te krijgen in gevoelens, meningen en
ervaringen.
De student is in staat op professionele wijze functionele gesprekken te voeren met
medestudenten, mentoren en docenten.
De student is in staat een standpunt te formuleren, deze te onderbouwen en dit
overtuigend te presenteren.
Masterfase
 De student is in staat om op adequate wijze veel voorkomende situaties aan de balie
correct af te handelen. (1e/2e uitgiftes, zelfzorgvragen)
 De student is in staat tot gedragsbeinvloeding door gevraagd/ongevraagde advisering
aan patient/assistent/arts (ongevraagde gedragsbeinvloeding = P-profiel)
 De student is in staat om op duidelijke en gestructureerde wijze educatie en
voorlichting te geven in de Nederlandse taal aan verschillende doelgroepen om zo te
komen tot een optimaal geneesmiddelgebruik.
 Student is in staat daartoe geschikte hulpiddelen in te zetten in communicatie met
niet Nederlandstalige patiënt (pictogrammen, tolkentelefoon) adequaat toe te passen
(=P-profiel)
 De student is in staat om op adequate wijze te reageren op voorkomende emoties bij
patiënten en klanten, zoals boosheid, schaamte, angst, bezorgdheid, verdriet.
 De student is in staat om functionele gesprekken met medewerkers te voeren, zoals
een correctief gesprek of een functioneringsgesprek.
 De student is in staat om op effectieve wijze anderen te adviseren. Dat kan zowel
patiënten als collega’s of artsen betreffen, bv. over beleid rond
medicatie/verslaving/intoxicaties.
2.3.2
Presentaties
Bachelorfase
 De student is in staat een wetenschappelijke presentatie in het Nederlands te
verzorgen.
 De student is in staat om wetenschappelijke informatie begrijpelijk over te dragen in
een presentatie.
 De student is in staat een standpunt te formuleren, deze te onderbouwen en dit
overtuigend te presenteren.
Masterfase
 De student is in staat om een boeiende en informatieve presentatie te verzorgen en
daarbij zonodig functioneel gebruik te maken van hulpmiddelen, zoals
presentatiesoftware. Het betreft dan zowel presentaties in de context van de
beroepsuitoefening (voor medewerkers, patiënten, FTO) als wetenschappelijke
presentaties in Nederlands en Engels.
 De student is in staat om op effectieve wijze anderen te adviseren. Dat kan zowel
patiënten als collega’s of artsen betreffen, bv. over beleid rond
medicatie/verslaving/intoxicaties.
2.3.3
Groepsgesprek
Bachelorfase
 De student is in staat om een bij zijn persoonlijke kwaliteiten passende actieve
bijdrage te leveren aan een groep en een groepsgesprek.
 De student is in staat een groepsgesprek of vergadering te leiden en zo bijvoorbeeld
beleid te ontwikkelen of tot een standpuntbepaling te komen.
 De student is in staat om door onderhandelen bij te dragen aan het oplossen van
belangentegenstelling met medestudenten.
8
Masterfase
 De student is in staat om een bij zijn persoonlijke kwaliteiten passende actieve
bijdrage te leveren aan een groep en een groepsgesprek.
 De student is in staat een groepsgesprek of vergadering te leiden en zo bijvoorbeeld
een probleem op te lossen, beleid te ontwikkelen of een gezamenlijk besluit te
nemen
 De student is in staat om door onderhandelen bij te dragen aan het oplossen van
belangentegenstelling.
2.4 Het leerproces
In de loop van hun studie krijgen studenten bepaalde competenties, kennis en vaardigheden
aangereikt via theorie, training en beoordeling. Toch is het van wezenlijk belang om
studenten vooral ook verantwoordelijk te maken voor hun eigen leerproces. De studenten
moeten dus niet alleen leren wat nu eenmaal voorgeschreven is, maar vooral met hun eigen
leervragen komen.
Het is belangrijk, dat een student zelfinzicht en zelfreflectie ontwikkelt. Daardoor zal de
student in staat zijn om zichzelf, het eigen gedrag, maar ook de eigen houding en drijfveren te
begrijpen en daardoor bij te sturen en zich te blijven ontwikkelen. Een groter zelfinzicht kan
ook bijdragen aan het beter kunnen begrijpen van andere mensen, wat vaak een voorwaarde
is om adequaat te communiceren.
Bachelorfase
In de bachelorfase zal er vooral aan gewerkt worden dat de studenten inzicht krijgen in hun
eigen niveau. Duidelijk moet worden in hoeverre zij aan de gestelde doelstellingen voldoen en
waar voor hen leerpunten en verbeterpunten liggen.
Daarnaast leren zij gedurende de bachelorfase de basisvaardigheden die nodig zijn om de
gestelde onderwijsdoelen te kunnen bereiken. We mogen er van uit gaan dat de meeste
studenten na de bachelorfase in staat zijn om zelfstandig in een skillslab de eigen
vaardigheden aan te scherpen of complexe vaardigheden te oefenen als vervolg op een
training.
Voor een goede opbouw van het curriculum is het nodig dat studenten in eerste instantie
vooral onder begeleiding werken, waarbij zij steeds vaker zelfstandiger gaan werken. In de
sessies met de trainer leren ze inzicht te krijgen in communicatie algemeen, de processen die
spelen, hoe ze kunnen leren en wat blokkades voor leren zijn. Ook kunnen ze dan leren
zorgvuldig te observeren (waarneming en interpretatie), feedback te geven en te ontvangen.
Door een aantal malen een toetstation in te bouwen, kan een student feedback krijgen op het
niveau dat bereikt is. Ook kan beoordeeld worden of extra training danwel doorverwijzing
nodig is.
Masterfase
Communicatie draait om het op effectieve wijze omgaan met anderen. Daarvoor zijn de juiste
gereedschappen, vaardigheden noodzakelijk. Het gaat echter niet alleen om het tot in de
puntjes kunnen hanteren van een gereedschap. Als de wil ontbreekt om dit
communicatiegereedschap in te zetten en integer te gebruiken, kunnen de gestelde doelen
niet bereikt worden. Noodzakelijkerwijs zal in de Masterfase in het communicatieonderwijs
dan ook veel aandacht besteed moeten worden aan de attitude van de student en
zelfreflectie.
Zelfstandig leren
In het studieprograma zal onderwijs aangeboden worden, uitgaande van de gedachtegang
dat zonder dit onderwijs studenten niet in staat zullen zijn het gewenste niveau te bereiken.
Sommige studenten hebben dit onderwijs niet nodig om dit eindniveau te bereiken. Het
verplicht stellen van onderwijs lijkt in dat verband onnodig. Mits toetsing plaatsvindt en
onderwijs daarop is afgestemd, is het verplicht stellen van de trainingen voor communicatieve
vaardigheden naar onze mening niet noodzakelijk. Het onderwijs is daardoor als facultatief te
beschouwen, hetgeen gezien het arbeidsintensieve karakter ervan een verantwoorde keuze
lijkt.
9
Naast het aangeboden onderwijs, zal er gelegenheid moeten zijn voor zelfstudie welke
bijdraagt aan de te ontwikkelen vaardigheden.
Dit zelfstandig leren kan plaatsvinden in skillslabs, waar geoefend kan worden en
videofeedback mogelijk moet zijn. Er zijn echter een aantal risico’s waar op gewezen moet
worden.
Risico’s zelfstudie:
 Zelfstandig leren vraagt grote investeringen in goed materiaal. Indien dit ontbreekt is het
rendement minimaal.
 Het ontbreken van feedback van deskundigen, heeft als risico dat de eigen beperkingen
niet worden waargenomen en daardoor niet kunnen worden verbeterd.
 Als de student inzicht heeft in de eigen beperkingen, dan is het de vraag in hoeverre men
in staat is te analyseren wat de oorzaak is van het niet kunnen hanteren van een situatie,
(‘ontbreekt me de kennis, mis ik een vaardigheid, zit het in mijn attitude en perceptie van
de situatie?’). Dit beperkt hen bij het verder ontwikkelen van vaardigheden.
Deze risico’s zijn te minimaliseren kunnen door:
 Het ontwikkelen van specifiek oefenmateriaal voor met name de masterfase van het
farmacie curriculum.
 Studenten niet alleen individueel te laten werken, maar ook in kleine groepjes.
 Studenten te laten werken in een ruimte waar een deskundige aanwezig is, die
geraadpleegd kan worden.
 Studenten regelmatig de mogelijkheid te bieden een toetsstation te doorlopen, zodat
feedback gekregen kan worden over de vorderingen.
Keuzetrainingen
Studenten verschillen in het tempo waarmee én in de mate waarin zij de verschillende
doelstellingen kunnen bereiken. Het onderwijsaanbod is zodanig afgestemd op de
eindtermen, dat de meeste studenten hiermee in staat moeten zijn aan de gestelde eisen te
voldoen. Naast het geboden onderwijspakket zijn individuele aanvullende trajecten denkbaar
welke tegemoet komen aan individuele verschillen in vaardigheden. Daarbij kan gebruik
worden gemaakt van zelfstudie/skillslab of aanvullende cursussen.
Een inventarisatie is wenselijk van de geconstateerde behoeften aan extra scholing op het
gebied van mondelinge communicatie, zoals dat op dit moment wordt waargenomen door
diverse betrokkenen bij de huidige 1e jaars studenten. Daarbij is zowel een rol weggelegd
voor tutoren, mentoren, vaardigheidsdocenten als de student zelf. Op grond van deze
inventarisatie zal een aanbod moeten worden ontwikkeld. Vooralsnog kan gedacht worden
aan extra trainingen in het verlengde van het reeds aangeboden onderwijs (niet alle
studenten hebben voldoende aan de basistrainingen) evenals aan aanvullende trainingen
voor het wegwerken van specifieke deficienties/belemmeringen in communicatief gedrag.
Aanvullende trainingen
 Nederlandse taal
 Omgaan met sprekersangst
 Sociale vaardigheden
 Faalangsttraining
 Verwoorden/behartigen eigen belangen
 Conflicthanteren en onderhandelen
 Verdieping gespreksvaardigheden
 Stemgebruik/-ademhalingstechniek
Na inventarisatie van de behoeften aan aanvullende trainingen zal een inventarisatie moeten
worden uitgevoerd van het beschikbare aanbod, zoals verzorgd door instellingen zoals James
Boswell en Ivlos. Onderzocht moet worden in hoeverre dit aanbod aansluit bij de behoeften
van onze doelgroep en/of de faculteit cursussen gaat (laten) ontwikkelen en aanbieden. Een
voorbeeld hiervan is het recent gestarte Nederlandse taalonderwijs voor farmaceuten, zoals
10
de faculteit deze door het James Boswell instituut laat verzorgen voor de huidige 1e jaars met
taaldeficienties.
2.5. De onderwijsmomenten
Onderstaand overzicht betreft het onderwijsaabod, gerelateerd aan thema (individuele
communicatie, communicatie in een groep of presentaties), onderwijsvorm, groepsgrootte en
dagdelen onderwijs/student. De laatste kolom geeft aan wat eventueel een geschikt blok zou
kunnen zijn om dit onderwijs aan te relateren/in in te passen.
Bij de interpretatie van het onderwijs kan het nuttig zijn bijlage 2 te raadplegen, welke een
omschrijving geeft van competenties, waaraan de vaardigheden gerelateerd zijn.
Overzicht Onderwijsmomenten Mondelinge Communicatie
Onderwerp
Introductie PGO
Communicatie en
presenteren
Presenteren
Interviewen 1
Interviewen 2
Overleg en samenwerken
Voorzitten/projectmatig
werken
Tweegesprekken
Kwaliteit v. samenwerking
Onderwijsvorm
Training
College
(n)
8
> 100
Dd/uren
2 dd
2 * 1 uur
Geschikt blok
Blok 1.1
1.2
Introduktietraining
College
Introduktietraining
Training
Training
8
> 100
8-9
12
6
2 dd
1 uur
2 uur
3 dd
1 dd
1.2
L1
L1
1.5
2.1
Training
Supervisie
4 dd
1 dd
2.2 en L2
Bachelor-3
Presenteren en overtuigen
Voorbereiding stage
Baliegesprekken
FTO leiden
Professioneel omgaan met
klanten
Leidinggeven
Training
Training
Training
Training
Training
12
Bestaan
de
groep
16
8?
6-8
8
8 - 12
2 dd
2 uur+ 2 dd
3 dd
1 dd
4 dd
3.1 of 3.2
S1
4.3
4.5
5.5P
Training
8 - 12
6 dd
6.3
Toelichting onderwijsonderwerpen
Introduktie PGO
Inzicht in PGO en de zevensprong, inzicht in de rol van de voorzitter, notulist en tutor.
Communicatie en presenteren
Communicatiemodel, observeren, waarneming en interpretatie, feedback.
Opbouw van een presentatie, belang van nonverbale communicatie, omgaan met spanning.
Presenteren
Het voorbereiden en houden van een presentatie, nonverbale communicatie, contact met
publiek.
Interviewen 1
Inzicht in gespreksvaardigheden: spreken, actief luisteren, (door)vragen, samenvatten.
Interviewen 2
Inzicht in opbouw en verloop van een interview, inzicht in en hanteren van
gespreksvaardigheden, inleven in een ander.
11
Overleg en samenwerken
Inzicht in samenwerking en eigen rol daarin, weten en kunnen bijdragen aan een overleg,
inzicht in groepsprocessen en rollen en eigen rol daarin.
Voorzitten /projectmatig werken
Kunnen voorzitten van een overleg, inzicht in kernpunten van projectmatig werken.
Tweegesprekken
gespreksleiding, doelgerichtheid, gespreksmodellen, afkappen, rode lijn vasthouden, jargon,
sensitiviteit (afstemmen, inleven), kunnen gebruiken van basisgespreksvaardigheden.
Kwaliteit van samenwerking
Inzicht verwerven in hoe actuele samenwerkingsproblemen opgelost kunnen worden, het
bespreekbaar maken van samenwerking.
Presenteren en overtuigen
Versterken van de nonverbale communicatie, inzicht in en kunnen overtuigen en
argumenteren.
Voorbereiding stage
functioneren in een team, omgang met begeleiders, assertiviteit en conflicthanteren.
Baliegesprekken
Opbouw van een baliegesprek kennen en kunnen hanteren, inzicht in eerste en tweede
uitgifte, kunnen hanteren van allerlei veelvoorkomende situaties, omgaan met emoties,
instrueren.
FTO leiden
Kunnen voorzitten van een FTO, kunnen onderhandelen met artsen over te voeren beleid,
rekening houdend met gevoeligheden.
Professioneel omgaan met klanten
Slecht nieuws gesprek, omgaan met verschillende doelgroepen (oa niet-Nederlandstaligen),
voorlichting en educatie, probleemoplossend gesprek, klantgerichtheid, omgaan met
klachten, verantwoordelijkheid, rolopvatting, adviseren.
Leidinggeven
Stijlen van leidinggeven, visie op leidinggeven, delegeren, coachen, aansturen/instrueren,
kwaliteiten, teamvorming, functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken.
12
2.6 Toetsing
In de diverse onderwijsdoelstellingen is geformuleerd in welke situaties de student competent
moet zijn. Om aan de beschreven doelstellingen te voldoen moet een student over de
volgende competenties beschikken. Bij de toetsing zal observatie gericht zijn op competenties
welke zich uiten in gedragsmaten. Een overzicht van deze meetbare competenties wordt
weergegeven in bijlage 2. Deze competenties zijn algemeen van aard. Bekend is uit andere
opleidingen en assessmentbureaus dat deze competenties inderdaad meetbaar/toetsbaar zijn
en van waarde zijn voor het beoordelen van het competentieniveau van een student (of
werkende).
Wat betreft normstelling voor professioneel handelen ontbreken overigens concrete normen.
De NAN (Nederlandse Apotheek Normen) en ZAN (ziekenhuis) benoemen wel handelingen,
maar geven niet een uitwerking welke direct bruikbaar is binnen onderwijssituaties.
Er zal dus vooralsnog moeten worden uitgegaan van de door docenten zelf ontwikkelde
normstelling, bij het beoordelen van de communicatieve vaardigheden van de student.
Het zal duidelijk zijn dat enige uniformiteit in beoordelingen door de verschillende
docenten/tutoren vereist is en normstelling de basis vormt van de beoordelingen van
studenten. Het trainen van docenten/tutoren is daarbij een onderdeel om samen op één lijn te
komen. Ervaring leert dat dit niet vanzelf gaat en begeleiding van de docent communicatieve
vaardigheden vereist.
De momenten waarop toetsing plaatsvinden dienen vooraf ingeroosterd te worden, docenten
zu]len zich hierop moeten kunnen voorbereiden door training/zelfstudie en de eventueel
vereiste ruimten moeten beschikbaar zijn. Bijgaand treft u een overzicht aan van geplande
toetsmomenten van de vaardigheden van de student op het gebied van de mondelinge
communicatie.
13
Beoordelingsmomenten mondelinge communicatie
Wat
Presenteren
studiejaar
bach 1
Blok
1.2, 1.4, 1.5, L1
wie
tutoren
hoe
formulier, presentatie in blok
waarde
formatief *
Interviewen
bach 1
L1
tutoren
formulier, proefinterview simulatiepat.
formatief *
Functioneel gesprek
bach 1
mentoraat
mentor
gesprek adhv criteria-lijstje
Groepsgesprekken
bach 1
1.1, 1.2, 1.3, 1.4
tutoren
PGO-formulier
Groepsgesprekken
en samenwerken
bach 1
L1, 1.5
tutoren
PO-formulier
trainers, feedback
medestudenten formulier
Doelstellingen bach.
+ competenties
bach 1
eind jaar 1
vaardigheidsdocenten
persoonlijk leerverslag
Groepsgesprekken
bach.2
2.1, 2.2, 2.4
2.5, L2
tutoren
tutoren
PGO- formulier, form. voorzitten
PO-formulier
assessor,
vaardigheidsd.
verslag over 3 gesprekken met simul.patient, waarvan een beoordeeld
door assessor
formatief gespr.
verslag summ.
summatief
Tweegesprekken bach. 2 en 3
2.2, 2.3, 2.4, 2.5,
3.1, 3.2, 3.5
formatief
formatief *
formatief *
formatief
formatief
summatief
formatief
formatief
Presenteren
bach.2 en 3
2.1, 2.2, 2.3, 2.4,
2.5, 3.1, 3.2, 3.5
tutor of
assessor
formulier, presentatie in blok
Groepsgesprekken
bach. 3
3.1, 3.2, 3.3 of 3.5
tutor
Medestudenten
feedback adhv vragenlijst
zelfbeoordelingslijst
formatief
Functioneel gesprek
bach. 3
L3
scriptiebegel.
Gesprek adhv lijst criteria/vragen
formatief
voor enkele onderdelen summatief voor portfolio, bij onvoldoende scoren, wordt extra training verplicht gesteld.
14
Wat
Doelstellingen bach.
+ competenties
studiejaar
bach. 3
Blok
eind jaar 3
wie
vaardigheidsdocenten
hoe
persoonlijk leerverslag
Tweegesprekken bach.
(groeps?)
3
eind jaar 3
assessoren
stationstoets, gesprekken met meer summatief
simulatiepatiënten/acteurs
Tweegesprekken
mast. 1
4.3
assessoren
stationstoets baliegepsprek (form) summatief
FTO (pres.)
mast. 1
4.5
tutor
Medestudenten
feedback adhv form.
FTO (groeps.)
mast. 1
4.5
tutor / assessor
simulatie FTO wordt beoordeeld
adhv formulier
Groepsgesprekken
+ samenwerken
mast. 1
S1
stageteam
stageverlener
nog onduidelijk
eenvoudig formulier
Tweegesprekken
mast. 2
5.5P
assessoren
gesprekken met simulatiepatiënten summatief
Presenteren
mast. 2
onderzoek
assessor
Referaat over onderzoek adhv form.
Management (twee)
mast. 2
6.3
assessor
simulatiegesprekken, evt. extra
formatief
Gesprekken bij onvoldoende ontwikk.
oefenapotheek: formulier
summatief
assessor
Management (groep)
mast. 2
Twee-/groepsgesprekken
mast. 2
Doelstellingen master
+ competenties
mast. 2
6.3
S2 en S3
eind studie
tutor, trainer,
medestudenten
assessoren
feedback adhv formulier
stageteam
stageverlener
nog niet bekend
adhv eenvoudig formulier
vaardigheidsdocenten
logboek + leerverslag
15
waarde
summatief
formatief
formatief
formatief
formatief
summatief
formatief
oefenapotheek: overleg/vergadering
leiden, formulier
summatief
formatief
summatief
16
3.
Leerlijn Schriftelijke communicatie
3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat achtereenvolgens in op de verschillende soorten teksten (3.2), de
eindtermen voor de Bachelorfase en de Masterfase, het leerproces bij schrijfvaardigheden
(3.3.), het onderwijsaanbod (3.4) en tenslotte de toetsing van het behaalde niveau (3.5).
3.2
Voorbeelden uit de beroepspraktijk
Apothekers, zoals openbare apothekers, ziekenhuisapothekers en farmaceutisch
onderzoekers, schrijven in hun beroepspraktijk verschillende typen teksten. Aan deze
verschillende soorten teksten zijn ook verschillende eisen (teksconventies) te stellen waaraan
moet worden voldaan om het beoogde doel van de tekst te kunnen bereiken.

Wetenschappelijke teksten:
Samenvattingen, literatuuronderzoeken, onderzoeksverslagen, wetenschappelijke
artikelen, posters.

Voorlichtings en educatiemateriaal:
Folders, bijsluiters, bijscholingsteksten (bijv. voor apothekersassistenten en
verpleegkundigen), informatieve teksten, voorlichtende posters.

Beleidsteksten:
Dit kan zijn projectvoorstellen, beleidsadviezen, jaarplannen, onderzoeksvoorstellen,
werkplannen.

Instructies en protocollen:
Laboratoriumhandelingen, bereidingen, gebruiksinstructies, beslisbomen.

Verslagen en notulen:
Laboratoriumverslagen, gespreksnotulen, interviewverslagen, projectverslagen,
jaarverslagen, verslagen van evaluatie/functioneringsgesprekken.

Correspondentie
Post-/mail-correspondentie met medici, zorgverzekeraars, patiënten, leveranciers.
3.3 Eindtermen schriftelijke communicatie
Bij het gekozen onderscheid in eindniveaus in de verschillende studiejaren, is uitgegaan van
het principe “van eenvoud, naar complex”. Bij het schrijven van teksten is de mate waarin een
tekst complexer wordt afhankelijk van diverse facetten:
 omvang tekst: beperkt versus omvangrijk
 onderwerp: eenvoud versus complex
 doelgroep: bekend versus onbekend voor auteur
Het hierna volgend schema betreft een voorstel voor de eindcompetenties per fase van het
curriculum. De keuzes inzake eindcompetenties voor de bachelor en masterfase, vormen de
basis voor het onderwijsaanbod en de toetsingsmomenten.
17
Schema Eindcompetenties Bachelor-/Master-fase Schriftelijke Communicatie
Fase
Bach.
Wetenschappelijk
Samenvatting ned
Scriptie (L3)*
Verslag klein
Onderzoek
Poster in ned.
Mast.
Samenvatting eng
Poster in eng
Artikel in ned
Ozoeksverslag
Voorlichting
Educatie
Eenvoudig:
-dicht bij eigen
doelgroep
-makkelijke
materie
-concreet
-zakelijk
-beperkte
informatie
Bijsluiters
Beleidstekst
Complex:
- doelgroep ver
van je af
-moeilijk materie
-abstract
-emotioneel
-veel informatie
Jaarplan
Projectvoorstel
Instructies
Protocol
Voor medestudenten
Verslagen en
notulen
Laboratoriumverslag
Werkplan
Van projecten
Correspondentie
In Nederlands
Met patiënten,
organisaties,
medici
Van gesprekken
(o.a.notulen)
Beleidsadvies
Onderzoeksvoor
stel
Voor
anderen
Van interviews
Jaarverslagen
Stageverlagen
In Engels
‘beladen’ (bijv
oranje hand
envelop)
Farmacoth.
Advies
Discussiestuk
3.4 Leerproces schrijfvaardigheden
Welke vaardigheden?
Voor het maken van de verschillende teksten, zoals bij 3.1 genoemd zijn een aantal
(academische) vaardigheden nodig:
 Kunnen werken met ICT, zoals e-mailprogramma's, tekstverwerkers en illustratiesoftware.
 Creativiteit bezitten en kunnen toepassen op tekstinhoud, -stijl en - vorm.
 Tekstconventies op verschillende typen teksten kunnen toepassen.
 Een tekst weten aan te passen aan doel en doelgroep (vereist kennis van de doelgroep)
 Adequate toepassing van methoden van pretesten.
 Bronnenoverzicht kunnen opstellen volgens geldende normering (bv Vancouverstyle).
 De Nederlandse taal goed beheersen. (spelling, grammatica, woordenschat, leestekens)
 De Engelse taal redelijk actief beheersen (spelling, grammatica, woordenschat)
Een didactische benadering om deze vaardigheden te verwerven is via kennisverhoging, door
zelf ervaring op te doen als lezer, door veel zelf te oefenen en door commentaar op eigen
producten te ontvangen. Daarnaast zullen werkcolleges nodig zijn waarin studenten uitleg en
instructies ontvangen.
Kennis
Het onderwijs in de theoretische achtergronden en de vereisten aan schriftelijke
communicatie kan via algemene instructies in de klapper ‘Farmacie studeren, hoe doe je
dat?’ , verwijzingen naar de vele boeken en naslagwerken.
Daarnaast is het zelf verschillende typen teksten bewust lezen en beoordelen een essentieel
onderdeel om inzicht te krijgen in te hanteren schrijfconventies. Bijvoorbeeld door het
beoordelen van bestaande producten of van producten van medestudenten. Dit laatste is
vooral nuttig als men het product ook zelf heeft moeten maken
Oefenen en feed-back
Het belangrijkste echter is om te oefenen en commentaar te krijgen op de prestaties. Door al
tijdig, in het eerste jaar, herhaaldelijk terug te koppelen op schrijf- en taalvaardigheid van de
studenten kunnen zij zonodig zelf hier extra aandacht aan besteden. Studenten met duidelijke
achterstanden kunnen tijdig worden doorverwezen naar aanvullende cursussen. Een vroege
deskundige beoordeling is daarom op zijn plaats. Het huidige formulier voor de beoordeling
van schriftelijke communicatie zal ge-evalueerd moeten en zonodig aangepast worden. Bij
18
voorkeur wachten we daartoe de ervaringen van het eerste jaar af. Feedback kan gedeeltelijk
met dit beoordelingsformulier, maar zal ook specifieker over de tekst zelf moeten gaan.
3.5 Onderwijsmomenten
Alle typen teksten zullen zo mogelijk ieder jaar aan bod komen. Naast oefengelegenheid en
feedback, zal er onderwijs aangeboden moeten worden om studenten de principes van
schrijfvaardigheid aan te reiken en voor hen inzichtelijk te maken. Een overzicht hiervan staat
in de hierna opgenomen tabel, waarin de onderwerpen worden genoemd waar onderwijs
relevant is en de blokken waaraan dit gerelateerd zou kunnen worden (gezien inhoud/plaats
in de studie).
Werkcolleges Schriftelijke Communicatie
Onderwerp
Onderwijsvorm
Taal en stijl
Hoorcollege/boek
Schrijfproces+ tekstopbouw
Werkcollege
Eenvoudig en begrijpelijk
Werkcollege
Wetenschappelijk 1
Werkcollege
Doelgroepgericht
Werkcollege
Wetenschappelijk 2
Intervisie
Argumenteren/beleid
Werkcollege
Bijsluiters/folders
Werkcollege
Wetenschappelijk 3
Werkcollege
Bijscholing, educatief
Werkcollege
Beleidsplan
Werkcollege
(n)
50?
12-18
12-18
12-18
12-18
9?
12-18
12-18
9?
12-18
12-18
Dagdln
1/2
1
1
1
2
3
1
1
2
1
2
Geschikt blok
1.1 essay
L1 interview verslag
1.1 bereidingsprotocol
L2, eerste project
L2, tweede project
L3/OP:lit/oz.verslag
4.5 FTO-advies arts
?? publiekstekst
5.5 wetens.artikel
6.3 tbv assistenten
6.3 ap. beleidsplan
De werkcolleges worden zoveel mogelijk gerelateerd aan concrete opdrachten en moeten
daarom tijdens een blok gegeven worden waarin de studenten een tekst maken, waarin de
specifieke vaardigheid een belangrijke rol speelt. Een voorlopige uitwerking van de inhoud
van de werkcolleges volgt hierna.
Werkcollege “Taal en stijl”
Houding ten opzichte van tekstverzorging, zoals juiste spelling, correct Nederlands. Inzicht in
methoden om de lezer te interesseren voor een tekst door stijl en structuuraanduidingen.
Kennis van tekstconventies voor essay, ‘wetenschappelijke schrijfstijl’?
Bewust zijn van eigen zwakheden in stijl, beheersing Nederlands, formulering.
Werkcollege “Schrijfproces en tekstopbouw”
Tekstopbouw kunnen aanpassen aan doel, doelgroep, teksttype.
Inzicht in/kunnen toepassen van waaierschema te maken.
Kunnen hanteren: writersblock, tekstrevisie-methoden (pretest), feedback.
Werkcollege “Eenvoudig en begrijpelijk”
Van wetenschap naar doelgroep: kunnen selecteren en vertalen van complexe
informatie/vaktermen naar/in eenvoudig Nederlands (woordkeus, zinsbouw), met behoud
van concrete boodschap en zonder informatie-verlies. Correct toepassen van structuurelementen.
Werkcollege “Doelgroepgericht schrijven”
Weten en kunnen toepassen van elementen die een tekst voor een doelgroep aanvaardbaar
en interessant maken. Het kunnen afstemmen van tekst op de informatiebehoefte en het
taal-, lees- en kennisniveau van een doelgroep.
Werkcollege “Wetenschappelijk schrijven” 1,2,3.
Inzicht in en kunnen toepassen van tekstconventie voor wetenschappelijke publicaties, zoals
een onderzoeksverslag, abstract, poster, wetenschappelijk artikel.
19
Werkcollege “Argumenteren en beleid”
Logische opbouw van een betoog, argumentatie/contra-argumentatie.
Overtuigen met teksten.
Werkcollege “Bijsluiters schrijven”
Juridische vereisten, taalkundige mogelijkheden, toepassing pretest.
Werkcollege “Eductatie/bijscholing”
Korte inleiding in de didactiek/leerstijlen en de relatie met schriftelijke informatie.
Dit kunnen toepassen op verschillende doelgroepen (publiek, apothekersassistenten,
verpleging, thuishulp).
Werkcollege “Beleidsplan schrijven”
Inleiding op beleid, beleidstukken, opbouw beleidstuk, uitdieping argumentatie/overtuigen.
3. 6 Toetsing
Het portfolio met de individuele beoordelingsformulieren van de student en de mentor zouden
een beeld moeten geven van de individuele prestaties. Een probleem bij de individuele
beoordeling is dat studenten hun schriftelijke opdrachten vaak in groepsverband maken en
meestal zonder toezicht van de docent. In hoeverre studenten zelfstandig een tekst
geproduceerd hebben is dan ook de vraag. Hierdoor is het individuele niveau van de student
niet beoordeelbaar. Er zullen dan ook ‘tentamenachtige’ opdrachten moeten worden
ingebouwd voor de beoordeling van de schrijfvaardigheid van de individuele student.
Het voorstel is om in elk geval een individuele beoordeling uit te voeren aan het begin van
jaar 1 (essay) als nulmeting. Op basis van de resultaten kan advisering/doorverwijzing
plaatsvinden voor bijscholing aan studenten die slecht presteren. Door studenten te wijzen op
het gewenste eindniveau en het moment waarop toetsing plaatsvindt (inclusief consequenties
bij negatief oordeel) is studiegedrag stuurbaar in deze.
Aan het einde van het tweede jaar zal getoetst worden op de competenties:
- Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands
- Vaardigheid met e-mail en Word
- Kunnen hanteren van enkele conventies voor typen teksten (wetenschappelijk verslag,
eenvoudige voorlichtende tekst, een werkplan en een verslag van bijvoorbeeld een
gesprek)
- Een tekst kunnen aanpassen aan een eenvoudige doelgroep
Deze toets is een ingangstoets voor de Masterfase. In de Masterfase wordt de
schrijfvaardigheid getoetst middels opdrachten tijdens de stationstoetsen.
PM
nog doen
- Inventarisatie didaktische methoden andere opleidingen schrijfonderwijs.
- inventarisatie van digitale werkvormen (ICT)
- rol WebCT
20
Hoofdstuk 4.
Toetsing
4.1. Normstelling
Toetsing vormt de basis van het leergedrag van de student. Dit betekent dat er relatief veel
aandacht zal moeten zijn voor zorgvuldige toetsing van communicatieve vaardigheden. Er zal
toetsing moeten plaatsvinden welke voldoet aan een aantal criteria. Er is een uitgebreid
document opgesteld, ter voorbereiding van het nieuwe curriculum (Document”Toetsen”, dd
30-11-2000). Dit document noemt de volgende eisen inzake toetsing.
Eisen toetsinstrument/toetsing:

Validiteit
Wordt getoetst waar het om gaat?
Is wat we toetsen relevant in relatie met het thema/de competentie?
Is er een evenwichtig aanbod van onderwerpen rond het thema?
Heeft wat we meten, een voorspellende waarde?

Betrouwbaarheid
Leidt herhaalde toetsing tot eenzelfde resultaat?
De gedragsmetingen (= steekproef) moeten een goed beeld geven
van de capaciteiten van de student op dit terrein. We moeten dus
niet te kort en/of te beperkt zijn in toetsmomenten.

Onderscheidend
Kan onderscheid worden gemaakt tussen goed/slecht scorenden?
Er moet voldoende variatie aanwezig zijn bij het toetsen, waardoor
differentiatie mogelijk is tussen hen die meer/minder goed de
vaardigheden beheersen.
Toetsmateriaal
Voor de verschillende deelgebieden binnen de leerlijn communicatieve vaardigheden zal
toetsmateriaal ontwikkeld moeten worden. Voor een deel is dit al gebeurd binnen het
onderwijs farmaceutische patientenzorg (zie ook bijlage 1), voor een groter deel zal dit nog
moeten gebeuren. Het gaat daarbij opdrachten voor de studenten, rolinstructies voor de
simulatiepatiënten, toetsingsformulieren, instructies voor tutoren/assessoren die de toetsing
uitvoeren etc. De ervaringen bij geneeskunde evenals eigen ervaringen in het oude en
nieuwe farmaciecurriculum leren ons dat het niet eenvoudig is om bij het toetsen aan
bovengenoemde criteria te voldoen. Hieraan zal relatief meer aandacht moeten worden
besteed, zeker indien aan het niet behalen van gestelde leerdoelen serieuze consequenties
verbonden worden.
4.2 Consequenties
Het ontwikkelen van communicatieve vaardigheden vereist continue aandacht en feedback.
Het leerproces verloopt in stappen: bewustwording eigen beperkingen, bereidheid tot
verandering, aanleren vaardigheid (oefenen) en positieve effecten ervaren en
gedragsbehoud.
Voor een deel zijn communicatieve vaardigheden zeenvoudig aan te leren, zoals de techniek
van samenvatten of doorvragen. Het nut ervan is goed inzichtelijk te maken en de technieken
kunnen eenvoudig worden aangeleerd en geintegreerd in het eigen gedrag. Het onderwijs zal
zodanig zijn dat het behalen van gestelde eindtermen door de meerderheid van de studenten
mogelijk is.
Dit geldt echter niet voor alle vaardigheden. Moeilijker is het aanleren van vaardigheden zoals
luisteren en inleven. Deze vaardigheden zijn sterker gerelateerd aan attitude, met name de
attitude ten opzichte van de ander en de communicatie met de ander. Denkbaar is dat
sommige studenten niet het vereiste minimum niveau zullen behalen, ondanks individuele
21
leertrajecten aansluitend op het reguliere onderwijs. Dit gegeven benadrukt het belang van
vroegtijdige aandacht voor het ontwikkelen van vaardigheden en zelfreflectie door de student.
Dealniettemin is het denkbaar dat sommige studenten niet het gewenste niveau bereiken. Als
faculteit zullen we duidelijk moeten zijn over de betekenis daarvan. Kunnen deze mensen
wel/niet de Bachelor of Masterfase doorlopen? Welke consequenties worden eraan
verbonden indien een student bijvoorbeeld niet in staat is tot correct Nederlands, zodanig dat
professionele communicatie niet mogelijk is en er extra risico’s op misverstanden ontstaan?
Er moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat een student niet in staat zal zijn
het bachelordiploma te behalen, door het niet kunnen voldoen aan gestelde eisen op het
gebied van mondelinge danwel schriftelijke communicatie. Tijdige feedback aan de betrokken
student over diens functioneren en de kansen op verbetering danwel risico’s op het niet
kunnen afronden van de studie, is hierbij van essentieel belang.
4.4.Student met handicap
Uitgezocht moet worden in hoeverre uitzonderingen mogelijk moeten zijn in de vereiste
niveau’s die behaald moeten worden, voor studenten die een stoornis hebben welke hen
beperkt in hun communicatie. Dit betekent dat zij problemen zullen tegenkomen bij het
behalen van de gewenste eindniveau’s. Dit in tegenstelling tot de lichamelijke handicaps
welke eerder een beperking vormen bij het volgen van het onderwijs dan het behalen van het
gewenste eindniveau.
Gedacht kan worden aan een spraakhandicap (stotteren, slechte articulatie), dyslexie, een
contactstoornis of zintuiglijke handicaps (gehoor, zicht). De facultaire commissie die is
ingesteld ter advisering van het gehandicaptenbeleid zal worden gevraagd hierin te
adviseren.
Daarnaast zal ter begeleiding/doorverwijzing van deze studenten een overzicht nodig zijn van
hulpverlening/trainingen voor studenten met een handicap, welke hen beperkt bij het
realiseren van de eindcompetenties op het gebied van communicatieve vaardigheden.
22
5. Voorzieningen
5.1 Docenten
Bij de opzet van het nieuwe curriculum is nog geen rekening gehouden met de expertise op
het gebied van communicatieve vaardigheden, dit geldt zowel voor mondelinge communicatie
als voor schriftelijke communicatie. Een aanzet is gelukkig wel gerealiseerd met het
aantrekken van een docent voor mondelinge communicatie. Maar is dit voldoende?
Voor beide leerlijnen is aparte expertise nodig. Dit zullen we toelichten.
5.1.1 Leerlijn mondelinge communicatie
Het onderwijs op het gebied van communicatieve vaardigheden vereist aparte
expertise.Tutoren zullen niet automatisch hierover beschikken. Indien het relatief eenvoudige
vaardigheden betreft, is begeleiding en feedback door tutoren verantwoord. Zij kunnen
daarvoor in relatief korte tijd worden opgeleid. Er zijn echter ook vaardigheden welke minder
eenvoudig te doceren zijn en relatief veel expertise vragen van de begeleidend docent. Het
betreft expertise inzake de te trainen vaardigheden, zoals de functie van deelvaardigheden
kennen, inzicht in menselijk gedrag/gedragsuitingen adequaat kunnen interpreteren, goede
luistervaardigheden, inzicht in samenhang van vaardigheden/inzetten ervan, reflectie
op/inzicht in eigen gedrag.
Daarnaast vereist de onderwijsvorm “training” aparte expertise op het gebied van feedback
geven en het begeleiding van groepen. Het begeleiden en sturen van het groepsproces
tijdens de training, is een voorwaarde om dit onderwijs te kunnen uitvoeren. Ontbreekt deze
expertise, dan kan dit leiden tot ongewenste situaties met ongewenste emotionele gevolgen
voor individuele studenten. Naarmate het onderwijsthema directer te maken heeft met de
persoonlijke ervaringen/emoties van de student, worden meer vaardigheden gevraagd van de
begeleider/trainer. Op basis van deze overwegingen zijn we tot een indeling gekomen in
niveau’s van trainersexpertise.
Er zijn 3 niveau’s te onderscheiden op het gebied van trainingsvaardigheden:
Niveau 1
= tutoren kunnen de training geven (korte instructie/training vereist)
Niveau 2
= docenten met trainingsvaardigheden (intensieve training vereist)
Niveau 3
= professionele trainer vereist (opleiding vereist)
Naast expertise op het gebied van trainingen, is vakinhoudelijke kennis vereist in die situaties
waarin het onderwijs op het gebied van communicatieve vaardigheden zeer nauw-bijna niet
los te zien is van- vakinhoudelijke zaken. Een overzicht:
Vaardigheid
Individueel
Onderdeel
Trainersniveau
Algemeen-eenvoud
1
Algemeen complex (emotie)
3
Functioneringsgesprek
2
Baliegesprek eenvoud
1
Baliegesprek complex
3
Presenteren
Eenvoud
Wetenschappelijk-NL
Wetenschappelijk-Eng
1
2
2
+ : wetenschapper
+ en Engels acceptabel
Groepscom
Eenvoud
Complex (conflicten)
FTO
Werkoverleg
3
3
2/3
2/3
+
+
23
Vakkennis
+
+
Deskundigheid bij toetsing
Niet alleen het verzorgen van onderwijs vraagt expertise. Evenzeer is deskundigheid vereist
indien docenten de student gaan beoordelen. Het kunnen beoordelen van de
communicatieve vaardigheden van de student vraagt van een docent:
 verenigbaarheid met normstelling (wat is goed/slecht, weging kriteria)
 inzicht in communicatieprocessen (wanneer is doorvragen nodig)
 luistervaardigheden (alles goed waarnemen, zorgvuldigheid bij interpretaties)
 vakdeskundigheid in geval van professioneel handelen (inhoud is niet ontkoppelbaar)
Om op verantwoorde wijze studenten te toetsen, zal er deskundigheid gevraagd/ontwikkreld
moeten worden. Het enige verschil in expertise tussen trainers/beoordelaars betreft de
trainingsvaardigheden welke voor onderwijs wel noodzakelijk zijn en voor het beoordelen niet.
Docent mondelinge communicatie
Het invullen van onderdeel mondelinge communicatie in de leerlijn communicatieve
vaardigheden vereist input van de vakdocent, zoals op dit moment ook het geval is. Deze
docent zal zich moeten richten op een nadere invulling van het onderwijs en de toetsing van
mondelinge communicatieve vaardigheden. Dit houdt eveneens in de coordinatie van een
docentenpool.
Invulling onderdeel mondelinge communicatie:
 onderwijs/opdrachten gelijkmatig en evenwichtig over het curriculum verdelen
 bijstellen instructies in de klapper 'Farmacie studeren, hoe doe je dat';
 ontwikkelen onderwijsmateriaal/-oefeningen voor training en zelfstudie
 selectie relevant bestaand onderwijsmateriaal (video-banden)
 opstellen/bijstellen van beoordelingsformulieren voor diverse thema’s.
 ontwikkelen van andere vormen van toetsing
Coordinatie docentenpool
Mogelijk zijn er binnen de faculteit docenten, die zich verder willen ontwikkelen op het gebied
van communicatie. Dit kan zowel de individuele communicatie betreffen als communicatie in
groepen danwel presentatie-technieken. Deze varianten vereisen ieder voor zich aparte
expertise. Coordinatie en aansturing van participerende docenten is van belang, opdat
congruentie plaatsvindt in onderwijsaanpak en feedback/-beoordeling van studenten.
Supervisie/intervisie methodiek hierbij inzetten lijkt wenselijk.
Begeleidingstaak docent mondelinge communicatie
 begeleiding en instructie van docenten (docentenpool) evt ism externen
 studenten beoordelen, als het buiten het expertisegebied van de vakdocent ligt
 onderwijsmateriaal inventariseren/(laten) ontwikkelen
 aantrekken van externe deskundigheid bij capaciteitsproblemen.
 bijhouden/evaluatie nieuwe opzet
5.1.2. Leerlijn schriftelijke communicatie
Het verzorgen van het onderwijs op het gebied van schriftelijke communicatie vereist
expertise die enigszins divers van aard is. Naast deskundigheid op het gebied van taalkunde
(correct Nederlands), is expertise nodig op het gebied van de verschillende soorten teksten.
Het schrijven van een wetenschappelijk artikel vraagt immers om andere aandachtspunten en
daarmee deskundigheid dan het produceren van een voorlichtingstekst voor een algemeen
publiek.
Voor een deel is expertise in huis aanwezig, wetenschappers schrijven hun artikelen al. Ook
zullen veel medewerkers te maken hebben met het opstellen beleidstukken, schrijven van
verslagen, formuleren van instructies. Deze ervaring is bruikbaar en zou ingezet kunnen
worden bij dit onderwijs, na enige voorafgaande training (zelf beheersen, maakt nog niet een
goede docent). Op het gebied van publieksvoorlichting is al expertise in huis, zoals dat al in
het oude curriculum aan bod kwam (blok farmaceutische patientenzorg en keuzevak
schriftelijke voorlichting). Een groot deel van het onderwijs (begeleiding bij oefenen en geven
24
van feed-back) kan waarschijnlijk door de huidige docenten worden ingevuld. Deze hebben
echter wel begeleiding en instructie nodig.
Wat ontbreekt is taalkundige expertise (voor zover ons bekend), zowel het correct gebruik
van de Nederlandse taal als de Engelse taal vereist expertise welke ingehuurd zou kunnen
worden. Het laten verzorgen van enige werkcolleges, kan in dit verband al een welkome
verbetering zijn van de oude situatie. Ook voor de beleidsmatige teksten en verslagen is het
aantrekken van externe expertise te overwegen: de faculteit Letteren in Utrecht heeft
specialisten op dit gebied.
Toetsing
Naast onderwijs, is toetsing een belangrijk aspect. Alhoewel er voor het onderwijs meer
deskundigheid nodig is dan voor de toetsing, zal er aandacht moeten worden besteed aan de
eenduidigheid in de beoordeling door de docenten. Dit kan eveneens instructie/scholing
vereisen. Deze begeleiding en instructie kan voor een deel door de huidige docent
schriftelijke communicatie, maar ondersteuning door een taalkundige is gewenst. Hierbij
zullen docenten vooral zelf moeten oefenen in zowel het beoordelen van teksten als het
helder formuleren/rapporteren van hun commentaar.
Docent schriftelijke communicatie
Het invullen van de leerlijn schriftelijke communicatie vraagt aandacht van een docent welke
hierin een taak krijgt, evenals het geval is bij het onderdeel mondelinge communicatie. Deze
docent zal zich moeten richten op een nadere invulling van het onderdeel schriftelijke
communicatie, hetgeen eveneens de coordinatie van een docentenpool kan inhouden.
Invulling leerlijn schriftelijke communicatie:
 ontwikkelen van opdrachten, werkcolleges, toetsinstrumenten.
 Inroostering schriftelijke communicatie in het curriculum (onderwijs, toetsing)
 bijstellen instructies in de klapper 'Farmacie studeren, hoe doe je dat';
 opstellen van teksteisen voor diverse tekstypen.
 bijstellen van beoordelingsformulieren voor diverse tekstypen
Coordinatie docentenpool
Mogelijk zijn er binnen de faculteit goede schrijvers, die deze expertise ook willen inzetten als
docent en hiermee zich willen specialiseren als expert. Denkbaar zijn verschillende experts
op het gebied van wetenschappelijke teksten, beleidsteksten en publieksteksten. Coordinatie
en aansturing van deze groep docenten is van belang, opdat congruentie plaatsvindt in
onderwijsaanpak en feedback/-beoordeling van studenten.
Begeleiding
 begeleiding en instructie van docenten (docentenpool) evt ism externen
 teksten van studenten beoordelen, die buiten het expertisegebied van de vakdocenten
liggen (voorlichting, verslagen e.d.)
 onderwijsmateriaal inventariseren/(laten) ontwikkelen
 aantrekken van externe deskundigheid (taalkundige)
 bijhouden/evaluatie nieuwe opzet
5.2
Ruimten
Onderwijsbijeenkomsten
Het onderwijs op het gebied van mondelinge communicatie vereist ruimtelijke voorzieningen
welke aan een aantal eisen moeten voldoen, te weten:
 Vaste camera-opstelling/video-afspeel apparatuur
 Telefoonaansluiting
 Losse tafels/stoelen
 Overhead/(white-)bord/ flip-overs
25

Oppervlakte moet multifunctioneel gebruik toelaten.
Skillslab
Naast de contacturen kunnen de studenten gebruik maken van het skillslab, In het skillslab
hebben de studenten de gelegenheid om hun vaardigheden te versterken, in te trainen en
later in de studie zelfstandig te verwerven. Per jaar en per thema wordt speciaal materiaal
verzameld en ontwikkeld.
WebCT
Te onderzoeken/ontwikkelen: de mogelijkheden van WebCT voor zelfstudie en informeren
over interessante links. Daarnaast kan op WebCT een elektronische discussie gestart
worden, wat de vorm kan krijgen van een virtueel onderwijsleergesprek
Onderwijsruimte en skillslab
Videobanden
Voorbeeldmateriaal deelvaardigheden (aanschaffen)
Opname-capaciteiten uitbreiden
Bemensing
Beheer skillslab/onderwijsruimte:
agendering/toezicht/reparatie
Opstelling/onderhoud apparatuur
5.3
Materiaal
PM
Inventarisatie van benodigde video-banden aanschaf ten behoeve van onderwijsdemonstratie
Patientenpool dient te worden uitgebreid (ten behoeve van oefenen/toetsing mondelinge
communicatie).
26
Bijlage 1. Format Toetsing baliegesprekken
Naam student:
Beoordeling:
Datum:
Beoordelaar(s):
Communicatieve vaardigheden
1.luisteren
Toelichting:
1
2
3
4
2.Structuur
Toelichting:
1
2
3
4
3. Vragen
Toelichting:
5
Toelichting voor student (mbt scores in linkerkolom)
Beoordelingsapecten:

Juiste luisterhouding: oogcontact, aanmoedigen (ja,ja,
hummen, knikken), lichaamshouding open en
ontspannen, geïnteresseerd;

Feedback geven: ingaan op wat de ander zegt en laat
zien; parafraseren of kort samenvatten

Tijd nemen om te luisteren: stiltes inbouwen, je laten
onderbreken;

Gevoelens benoemen;

Samenvatten van veel of verwarrende info van cliënt.
5
Beoordelingsaspecten:

Inleiding; wat ga je vertellen? (‘het is belangrijk dat ik u
wat vertel over..’)

Orden de informatie die je wilt overbrengen; het
belangrijkste eerst en noem het aantal items dat je gaat
vertellen (‘ik wil u drie dingen vertellen);

Afronding (‘was het duidelijk’);

Samenvatten: (‘ik heb u verteld over …..’)

Vraag om feedback; check het begrip van de patiënt
(‘heeft u begrepen..’).

Stimuleer vraaggedrag; (‘Heeft u nog vragen?’, ‘Is alles
duidelijk?’)
1
4.Taal/Stem
Toelichting:
5. Bejegening
Toelichting:
2
3
4
5
Beoordelingsaspecten:

Open vragen; open vragen nodigen de patiënt uit meer te
vertellen (‘hoe, wat, waar, wanneer, waarvoor, waarmee,
hoe……..’) vooral aan begin van het gesprek ter
verkenning situatie patiënt;

Gesloten vragen; stel alleen gesloten vragen als je
specifieke of feitelijke informatie wilt krijgen (‘heeft u dit
geneesmiddel eerder gebruikt?’)

Geen suggestieve vragen; met suggestieve vragen leg je
het antwoord al in de mond, vermijden dus (‘Vindt u dit
middel ook zo vervelend?’)

Stel altijd één vraag tegelijk zodat de ander weet waarop
te antwoorden;

Vraag door bij vage antwoorden (met open vragen).

Feedback vragen; (‘bent u gerustgesteld, begrijpt u ‘?)
1
2
3
4
5
Beoordelingsaspecten:

Juiste volume, intonatie, articulatie;

Stem je spreektempo af op de ander;

Woordkeus; vermijdt vakjargon (eerste uitgifte, interactie,
contraïndicatie, etc);

Hoeveelheid tekst; probeer volledig te zijn, maar ook kort
en bondig;

Stopwoordjes; probeer ze te vermijden (euh, ja, zal ik
maar zeggen).
1
2
3
4
5
Beoordelingsaspecten:

Respect; Begroet de patiënt, toont oprechte interesse,
stel de hulpvrager centraal,

Aanvallende benadering; vermijd deze ten alle tijden;

Ruimte geven; geef patiënt de ruimte om vragen te stellen
en verhaal te doen, onderbreek patiënt ook niet;

Oordeel; Geef geen negatief oordeel tussen de regels
27

door, wees objectief
Toon empathie; (‘Ik vind het heel vervelend voor u….’)
Professionaliteit / kwaliteit gegeven informatie: inhoud
Informatie
1. Eerste uitgifte 1
2
3
4
5
Toelichting:
2. Tweede uitgifte 1
2
3
4
5
Informatie
Toelichting:
3. Te laat
1
2
3
4
5
Informatie
Genoemd ja/nee
Juist ja/nee
Genoemd ja/nee
Juist ja/nee
Genoemd ja/nee
Juist ja/nee
Genoemd ja/nee
Juist ja/nee
Naam middel
Vaststellen probleem
Verantwoording
Analyseren oorzaak
Informeren
Motiveren
Afronding
1
2
3
4
5
Toelichting:
5. Overconsumptie
Juist ja/nee
Naam middel
Check op TU
Check bekendheid
Check problemen
(h)erkenning problemen
oplossing probleem
Afronding
Toelichting:
4. Te vroeg
Genoemd ja/nee
Naam middel
Soort middel
EU-regel
Dosering
(bij)werking(en)
Instructies
Afronding
Informatie
Naam middel
Vaststellen probleem
Verantwoording
Analyseren oorzaak
Informeren
Motiveren
Afronding
1
2
3
4
5
Toelichting:
Informatie
Vaststellen probleem
WHAM-vragen
Verantwoording
Analyse oorzaak
Informeren patiënt
Advies
Afronding
Samenvattende opmerkingen:
Vaardigheden, waarin de student goed is:
Vaardigheden, waaraan de student aandacht moet besteden:
28
29
30
Bijlage 2.
Competenties
Luisteren
Luisteren: tonen belangrijke informatie op te pikken uit mondelinge mededelingen;
doorvragen; ingaan op reacties.
Sensitiviteit: zich bewust tonen van andere mensen en de omgeving alsmede de eigen
invloed hierop; gedrag laten zien dat getuigt van het onderkennen van de gevoelens en
behoeften van anderen.
Aanpassingsvermogen: doelmatig blijven handelen door zich aan te passen aan
veranderende omstandigheden, taken, verantwoordelijkheden en/of mensen.
Contact met de ander
Impact: een vertrouwenwekkende eerste indruk op anderen maken en deze weten te
handhaven.
Sociabiliteit: zich zonder moeite onder andere mensen begeven; gemakkelijk naar anderen
toestappen en zich gemakkelijk in gezelschap mengen.
Klantgerichtheid: onderzoeken van wensen en behoeften van de klant en hiernaar handelen;
anticiperen op behoeften van klanten; hoge prioriteit geven aan servicebereidheid en
klanttevredenheid.
Spreken
Mondelinge communicatie/spreekstijl: functioneel en prettig spreken; eigen mening en ideeën
aan anderen duidelijk maken, gebruik makend van duidelijke taal, gebaren en non-verbale
communicatie; taal en terminologie aanpassen aan anderen.
Mondelinge presentatie: ideeën en feiten op heldere wijze presenteren, gebruik makend van
ter zake doende middelen; presentatie afstemmen op de behoeften van het publiek.
Overtuigingskracht: proberen anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en trachten
instemming te verkrijgen door gebruik te maken van de juiste argumenten en methode.
Sturing geven
Instrueren/ coachen: richting en sturing geven aan een ander; stijl van coachen/instrueren
aanpassen aan de ander en de situatie, zodat de ander zich optimaal kan ontwikkelen of de
gegeven informatie eigen kan maken.
Leidinggeven: sturing geven aan gesprek om zo het gestelde doel te bereiken; richting en
sturing geven aan medewerkers in het kader van hun taakvervulling;stijl en methode van
leidinggeven aanpassen aan betrokken medewerker/groep medewerkers en situatie.
Resultaatgerichtheid: actief gericht zijn op het behalen van resultaten en
doelstellingen in een gesprek en de bereidheid tonen om in te grijpen.
Voortgangsbewaking: opstellen en bewaken van procedures om de voortgang van
een gesprek te bewaken en zeker te stellen.
Plannen en organiseren: op effectieve wijze doelen en prioriteiten bepalen en benodigde tijd,
acties, middelen aangeven om bepaalde doelen te kunnen bereiken.
Conflicthanteren en assertiviteit
Stressbestendigheid: effectief blijven presteren onder tijdsdruk, bij tegenslag, teleurstelling of
tegenspel.
Onderhandelen: effectief communiceren van eigen standpunten en argumenten en het
ontdekken en benoemen van gemeenschappelijke doelen op een wijze die tot
overeenstemming en acceptatie bij beide partijen leidt.
Groepscommunicatie
Samenwerken: een actieve bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat of
probleemoplossing, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct van
persoonlijk belang is.
Delegeren/taakverdeling: Taken, beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op
duidelijke wijze toedelen aan de juiste persoon; effectief gebruik maken van tijd en
vaardigheden van andere groepsleden.
31
32
Bijlage 3.
Leernivau’s
Het zich eigen maken van competenties is een proces, waarin diverse niveau’s doorlopen
worden. Deelvaardigheden gebruiken vereist enerzijds inzicht in de betreffende situatie en de
relatie met communicatieve vaardigheden, anderzijds vereist het beheersing van deze
vaardigheden. Maar daarmee is nog niet het gewenste eindniveau bereikt. Inzicht, beheersing
en toepassing van communicatieve vaardigheden in laboratorium, danwel praktijksituaties zijn
verschillende zaken. Er kan gesproken worden van te onderscheiden leerniveau’s in dit
verband, die ieder voor zich bijdragen aan het uiteindelijke rendement bij de student.
Leerniveau’s
Bij het zich eigen maken van communicatieve vaardigheden, doorloopt de student een aantal
niveau’s waaraan aparte leerdoelen gekoppeld zijn.
Leerniveau’s bij communicatieve vaardigheden
1. Student heeft inzicht in de functie/doel van de vaardigheid
2. Student kan vaardigheid + functie herkennen in praktijksituatie
3. Student kan vaardigheid zelf toepassen
4. Student past de vaardigheid routine-matig toe.
Niveau 1. Inzicht in functie vaardigheid
Inzicht in de functie van een deelvaardigheid is nodig om deze vaardigheid adequaat te
gebruiken. Motivatie speelt hierin een rol. Pas als de student doorziet wat het effect is van
een vaardigheid op het communicatieproces, zal deze de betreffende vaardigheid willen
inzetten.
Niveau 2. Vaardigheid kunnen herkennen
Inzicht in de functie van een vaardigheid is nog niet voldoende om deze adequaat, dat wil
zeggen gericht, te kunnen inzetten in communicatie-processen. Hiertoe zal de student inzicht
nodig hebben in het verloop van communicatieprocessen en de functie van de betreffende
vaardigheid. Het kunnen herkennen van de verschillende vaardigheden in
communicatieprocessen, is een belangrijk gegeven. Inzicht in communicatie-processen,
gecombineerd met kennis/inzicht in de functie van de verschillende deelvaardigheden, is
nodig voor een juiste beslissing inzake te ondernemen actie in een communicatie-processen.
Niveau 3. Vaardigheid kunnen toepassen
Het beheersen van de verschillende deelvaardigheden is een belangrijke fase in het
leerproces. Het streven is dat studenten alle noodzakelijke deelvaardigheden beheersen, die
zij nodig zijn in de verschillende soorten communicatieprocessen.
Het gaat daarbij om zowel de individuele communicatie als communicatie met en in groepen,
waarbij groepstaken vervult moeten kunnen worden (voorzitterschap etc).
Niveau 4, Vaardigheid routinematig toepassen
Beheersing van deelvaardigheden en deze adequaat toepassen in laboratorium situaties,
garandeert nog niet het routinematig toepassen ervan. Het bezit van basisvaardigheden op
het gebied van communicatie is nog geen garantie voor optimale communicatie. Integratie
van deelvaardigheden is nodig om maximaal rendement te behalen met communicatie. Het
gaat om de juiste toepassing van de basisvaardigheden in diverse situaties. Dit vereist van de
student zowel inzicht in situaties als sturing van het eigen gedrag. Inzicht in communicatieprocessen, de factoren die dit beinvloeden en de eigen rol daarin, is nodig voor een juiste
analyse van situaties. (=Meta-communicatie?) Sturing van eigen gedrag is nodig om met
communicatie de gewenste effecten te bereiken in een bepaalde situatie/bij de ander.
33
Bijlage 4. Leertheorien
Bij het leren van mondelinge communicatieve vaardigheden gaan we uit van het leermodel
van Kolb en het zogenaamde 4 stappen model. We zullen dit toelichten:
Het leermodel van Kolb
Kolb gaat er vanuit dat in het leerproces de student het meest effectief is als hij de volgende
vier stappen doorloopt:
1. Concreet ervaren
2. Waarnemen en overdenken
3. Vormen van abstracte begrippen
4. Actief experimenteren
Cirkel van Kolb
Vaak hebben mensen echter een voorkeursstijl waardoor ze minder effectief zijn. Door
verschillende onderwijsvormen aan te bieden, krijgen de studenten de kans om een complete
leercirkel te doorlopen.
1.
Theorie eigen maken: lezen, college, demonstratie door docent of video.
2.
Praktijkervaring: doen in de praktijk van PGO, PO, interviews, stage.
3.
Oefenen: training, na instructie bv. in skillslab.
4.
Feedback krijgen: informatie van anderen, feedback van videoopnamen.
5.
Reflectie: training, discussie, reflectieverslagen, gesprekken met tutor of mentor.
Het voordeel van theorie en praktijkervaring is, dat het weinig begeleiding vraagt. Theorie kan
eenvoudig aangedragen worden en geeft een goede basis, maar als mensen niet over een
bepaalde mate van zelfinzicht beschikken, zal theorie niet bijdragen aan het daadwerkelijk
veranderen van gedrag. De student moet dus goed in staat zijn om de theorie te koppelen
aan de eigen ervaring.
Van praktijkervaring leren studenten veel, vooral van nieuwe situaties. Echter, competenties
die studenten niet beheersen of lastige situaties waarbij zij geen idee hebben hoe daar
effectief mee om te gaan, kunnen zij zich op deze manier niet eigen maken. Het is dan het
trainen van fouten en bevestigd krijgen van wat je altijd al dacht of vond.
Vier stappenmodel
Hierbij gaan we er van uit dat leren volgens vier stappen verloopt:
1. Onbewust fout
2. Bewust fout
3. Bewust goed
4. Onbewust goed
Door de eerste training, colleges en praktijkervaring ontdekt de student wat fout gaat, de
fouten zijn niet meer onbewust, maar de student realiseert zich dat hij een fout maakt. Dit is
vaak een frustrerende ervaring, je weet dat je het fout doet, maar kunt het nog niet goed.
Deze ervaring kan leiden tot de motivatie om het anders, goed te willen doen. In de training,
via demonstraties (life en op video) leert de student hoe goed met een situatie omgegaan kan
worden, wat effectief is of hoe een bepaalde vaardigheid is. Dit betekent niet dat de student
het meteen goed kan. Door te oefenen in een omgeving of situatie waar fouten maken mag,
kan de student zich het juiste gedrag eigen maken. Ook dit is een lastige fase. De student
beheerst nu in enige mate de vaardigheid of competentie, hij heeft zich echter het gedrag nog
niet echt eigen gemaakt. Hij is zich er bewust van dat hij het goed doet, aan de ene kant is
dat prettig, vooral als de student merkt dat het nieuwe gedrag het gewenste effect heeft.
Echter, het voelt nog niet natuurlijk, de student heeft het gevoel niet zichzelf te zijn, heeft ook
het idee dat anderen dat zo ervaren (wat meestal niet zo is). Pas na enige tijd toepassen van
het nieuwe gedrag, wordt dit zo gewoon dat de student zich er niet meer echt bewust van is,
het hoort bij zijn gedragsmogelijkheden. Wellicht zal zelfs op termijn het eigen zelfbeeld
bijgesteld worden. (Van: bv. ik ben iemand die verlegen is naar ik ben iemand die goed kan
luisteren en doorvragen.)
34
35
36
Download