Johann Sebastian Bach (1685-1750), Die Kunst der Fuge (BWV 1080) door Wim Faas Het is rond 1740. Bach plaatst zijn ganzenveer terug in de pennenhouder. Bondiger dan deze twee maten kan ik het thema niet krijgen, denkt hij. Er zit melodie in, het biedt mogelijkheden tot harmonie en het heeft een ritmisch einde. 'Hiermee ga ik het doen'. Tientallen fuga’s heeft Bach al geschreven; van jongs af aan. Was een fuga niet dé compositievorm die de muziek het meeste recht deed omdat alle stemmen gelijkwaardig zijn aan elkaar? En kon je als componist je meesterschap niet het beste bewijzen door het schrijven van de perfecte fuga? Dat meesterschap had Bach trouwens al dikwijls getoond. Fuga’s in koorwerken, in orgel- en klavecimbelcomposities. Hij had zijn Wohltemperierte Klavier geschreven, een verzameling van 24 preludes en fuga’s voor alle toonsoorten; zowel in majeur als in mineur. Maar nu staat hij voor de uitdaging om zijn kunsten rond slechts één kort thema te tonen. Alle denkbare mogelijkheden om dit thema fugatisch te verwerken wil hij oppakken. Hij gaat eenvoudig beginnen en dan de vierstemmige fuga’s steeds complexer maken. Het thema omkeren, of spiegelen. Variaties aanbrengen in ritme en tempo. Het zal een zoektocht worden, maar als het af is, zal blijken dat het een kunstwerk is. Een Kunst der Fuge. Het is zomer 2015. Tineke Steenbrink (met zus Judith artistiek leider van Holland Baroque) klapt haar laptop dicht, gaat achter haar klavecimbel zitten en speelt met haar rechterhand het thema van Die Kunst der Fuge. Ze laat het prachtige thema op haar inwerken. Het verbaast haar opnieuw. Bondiger kan het niet. De orkestleden hadden met elkaar besproken dat ze meer van ‘contrapunt’ wilden leren. De leer van ‘noot tegen noot’. En waar kom je dan op uit… Maar sindsdien was ze meer met vragen, meningen, mythes en studies rond Die Kunst der Fuge bezig geweest dan dat ze werkelijk de muziek ervan gespeeld had. Voor musicologen is dit werk van Bach hierom een dankbaar onderzoeksobject. Zijn bewaard gebleven handschrift van Die Kunst der Fuge dateert van 1742 en bevat twaalf fuga’s en twee canons. Na zijn dood verschijnt het werk in drukvorm. Deze versie bevat vier canons en veertien fuga’s, waarvan de laatste niet is voltooid. Hier kleeft meteen de eerste vraag aan: is deze laatste fuga werkelijk niet voltooid of is er een vel muziekpapier verloren gegaan? Of heeft Bach er bewust voor gekozen hem zo te beëindigen? Zeker is dat Bach in de late jaren veertig aan het werk is blijven sleutelen, ook gericht op een uitgave in drukvorm. Het manuscript van de eerste fuga’s heeft hij zelf nog verzorgd. Na zijn dood heeft zijn zoon Carl Philipp Emanuel de gedrukte versie gecompleteerd. Een versie waarin naast nieuwe delen ook veel wijzigingen in de volgorde hebben plaatsgevonden. Musicologen discussiëren al een eeuw over de juistheid van deze drukversie waarbij het uiteindelijk gaat om de vraag: hoe heeft Bach het zelf gewild. Hoe Die Kunst der Fuge dan uit te voeren? Je kan er je hoofd over breken. Je kan studies doorlezen uit Amerika tot Nieuw-Zeeland. Het levert alleen maar meer vragen op; en je vergeet bijna dat muziek ook nog gespeeld kan worden. De laptop is dichtgeklapt, het besluit is genomen, de zoektocht gestaakt. Holland Baroque gaat de eerste versie spelen uit 1742. Die is korter, maar op en top Bach. Daar is geen discussie over. Tineke speelt nogmaals de eerste fuga. In de derde maat volgt de tweede stem in de linkerhand, dan de derde stem, de vierde… het denken stopt, de muziek tilt haar boven zichzelf uit in een beweging die oneindig lijkt. * Voorjaar 2017. De bezoekers van het concert vouwen hun programmaboekjes dicht. Vier strijkers en een klaveciniste van Holland Baroque staan klaar. Op de tweede viool wordt het thema van Die Kunst der Fuge geëxposeerd. Dan volgt de eerste viool, de cello, de altviool. Tenslotte mengt het klavecimbel zich in het spel. Met welke verwachtingen is het publiek gekomen? Op welke manier moet je sowieso naar deze muziek luisteren? Kan je wel meerdere stemmen tegelijk volgen? Een enkeling misschien twee. Maar drie, vier stemmen? Hoofdbrekens zal het geven. Je kan gelezen hebben dat verderop het thema wordt omgekeerd, of zelfs gespiegeld, maar wie ‘hoort’ dat werkelijk? Het zijn vragen die er niet meer toe doen als je een paar maten naar Bachs meesterwerk hebt geluisterd en je je mee laat voeren in een vlucht1 van stemmen en samenklanken. Wim Faas