De rol van radiotherapie bij primair cutane lymfomen

advertisement
2
OVERZICHTSARTIKELEN
De rol van radiotherapie bij primair
cutane lymfomen
Radiotherapy for primary cutaneous lymphoma
dr. L.A. Daniëls1, prof. dr. M.H. Vermeer2, prof. dr. R. Willemze2 en dr. K.J. Neelis1
Samenvatting
Summary
Cutane lymfomen: epidemiologie en
stadiëring
Cutane lymfomen zijn een zeldzame groep lymfomen
met een incidentie van ongeveer 1:100.000 per jaar.1
Er wordt onderscheid gemaakt tussen primair cutane
lymfomen, waarbij de presentatie zich beperkt tot de
huid, en secundair cutane lymfomen, die zich presenteren als huidlokalisatie van een systemisch lymfoom.
Het klinisch gedrag en beloop van primair cutane lymfomen kan erg verschillen van histologisch identieke
systemische varianten, met over het algemeen een meer
indolent beloop. Binnen de primair cutane lymfomen
wordt onderscheid gemaakt tussen cutane T-cellymfomen (CTCL) en cutane B-cellymfomen (CBCL). Op
basis van klinische kenmerken, histologie en immuunfenotypering wordt een nader onderscheid gemaakt in
verschillende subtypen.2
Allereerst moet worden nagegaan of het een primair of
secundair cutaan lymfoom betreft. Mycosis fungoides
en de leukemische variant hiervan (het Sézary-syndroom)
worden gestadieerd volgens het gereviseerde TNMB-stageringssysteem van de Internationale Vereniging
voor Cutane Lymfomen (ISCL) en de Europese Organisatie voor Onderzoek en Behandeling van Kanker
(EORTC) (zie Tabel 1, pagina 41). Voor de overige vormen
van primair cutane lymfomen wordt een ander TNMclassificatiesysteem gebruikt.3,4 Voor beide classificeringssystemen geldt dat een hoger ziektestadium correspondeert met een afname in levensverwachting. De
behandeling van cutane lymfomen is afhankelijk van
het histologisch subtype en ziektestadium. In dit artikel
wordt de rol van radiotherapie besproken in de behandeling van primair cutane lymfomen.
Cutane lymfomen vormen een zeldzame groep van
lymfoproliferatieve aandoeningen. Primair cutane lymfomen gedragen zich vaak indolenter dan hun nodale
varianten en zijn derhalve vaak lokaal te behandelen.
Naast lokale corticosteroïden, lichttherapie en topicale
cytostatica is radiotherapie een zeer effectieve lokale
behandeling, met zeer goede lokale controle. Afhankelijk
van de cutane uitgebreidheid kan worden gekozen voor
lokale radiotherapie of behandeling door middel van
totale huidbestraling. De bestralingsdosis is afhankelijk
van de presentatie en het subtype van het lymfoom.
(Ned Tijdschr Hematol 2016;13:40-6)
Cutaneous lymphomas are a rare group of lymphoproliferative disorders. Primary cutaneous lymphomas often
have a more protracted disease course than their nodal
counterparts and can therefore often be treated locally.
Apart from treatment with topical steroids, light therapy
or topical cytostatic therapy, radiation treatment is highly
effective, with high local control rates. Depending on
the extent of disease either local radiation therapy or
total skin irradiation is indicated. The irradiation dose
depends on presentation and the subtype of lymphoma.
Cutane T-cellymfomen
Mycosis fungoides
In tegenstelling tot systemische lymfomen is ongeveer
75% van alle primaire cutane lymfomen van T-celorigine
radiotherapeut-oncoloog, afdeling Radiotherapie, 2dermatoloog, afdeling Dermatologie, Leids Universitair Medisch Centrum. Correspondentie
1
graag richten aan mw. dr. L.A Daniëls, radiotherapeut-oncoloog, afdeling Klinische Oncologie, K1-P, Leids Universitair Medisch Centrum, Postbus
9600, 2300 RC Leiden, tel.: 071 526 55 39, e-mailadres: [email protected]
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Trefwoorden: cutaan lymfoom, hematologische maligniteit, radiotherapie, totale huidbestraling
Keywords: cutaneous lymphoma, haematologic malignancy, radiotherapy, total skin irradiation
Jaargang 13, nummer 2 - maart 2016
40
OVERZICHTSARTIKELEN
Tabel 1. ISCL/EORTC gereviseerde TNM-B-classificatie voor mycosis fungoides en Sézary-syndroom.3
Huid
T1
Gelimiteerd aantal patches, papels of plaques op <10% van het lichaamsoppervlak
T2
Patches, papels of plaques op >10% van het lichaamsoppervlak
T3
Een of meer tumoren (>1 cm in diameter)
T4
Confluerend erytheem op >80% van het lichaamsoppervlak
Lymfeklieren
N0
Geen klinisch verdachte perifere lymfeklieren
N1a
Klinisch verdachte perifere lymfeklieren, histologisch geen aantasting, geen aangetoonde T-celklonaliteit
N1b
Klinisch verdachte perifere lymfeklieren, histologisch geen aantasting, met aangetoonde T-celklonaliteit
N2a
Klinisch verdachte perifere lymfeklieren, histologisch aangedaan: lymfeklierstructuur verstoord,
geen aangetoonde T-celklonaliteit
N2b
Klinisch verdachte perifere lymfeklieren, histologisch aangedaan: lymfeklierstructuur verstoord,
met aangetoonde T-celklonaliteit
N3
Klinisch verdachte perifere lymfeklieren, histologisch aangedaan: lymfeklierstructuur volledig verstoord,
met of zonder aangetoonde T-celklonaliteit
Nx
Klinisch verdachte perifere lymfeklieren, geen histologische bevestiging
Visceraal
M0
Geen viscerale betrokkenheid
M1
Viscerale betrokkenheid, pathologisch bevestigd
Bloed
B0
Afwezigheid van significante betrokkenheid van het bloed (≤5% van de perifere lymfocyten zijn
atypische Sézary-cellen)
B0a
Geen aangetoonde T-celklonaliteit
B0b
Wel aangetoonde T-celklonaliteit
B1
Geringe betrokkenheid van het bloed (>5% van de perifere lymfocyten zijn atypische Sézary-cellen,
maar voldoet niet aan criteria van B2
B1a
Geen aangetoonde T-celklonaliteit
B1b
Wel aangetoonde T-celklonaliteit
B2
Grote betrokkenheid van het bloed (≥1.000/μl Sézary-cellen met aangetoonde T-celklonaliteit)
Jaargang 13, nummer 2 - maart 2016
41
2
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE
Tabel 2. Relatieve frequentie en ziektespecifieke overleving van 1.905 primaire cutane lymfomen.1
Cutane T-cellymfomen
Frequentie (%)
Vijfjaars- ziektevrije
overleving (%)
Mycosis fungoides
44
88
Folliculotrope MF
4
80
Pagetoïde reticulose
<1
100
Granulomateuze ‘slack skin’
<1
100
Primair cutaan anaplastisch grootcellig lymfoom
8
95
Lymfomatoïde papulose
12
100
Subcutaan panniculitis-achtig T-cellymfoom
1
82
Primair cutaan CD4+ klein/middelgroot pleiomorf T-cellymfoom
2
75
Sézary-syndroom
3
24
Primair cutaan NK/T-cellymfoom, nasaal type
<1
NB
Primair cutaan agressief CD8+-T-cellymfoom
<1
18
Primair cutaan γ/δ-T-cellymfoom
<1
NB
Primair cutaan perifeer T-cellymfoom, niet gespecificeerd
2
16
Primair cutaan marginalezonelymfoom
7
99
Primair cutaan follikelcentrumcellymfoom
11
95
Primair cutaan diffuus grootcellig B-cellymfoom ‘leg’-type
4
55
Primair cutaan intravasculair grootcellig B-cellymfoom
<1
65
INDOLENT KLINISCH GEDRAG
AGRESSIEF KLINISCH GEDRAG
Cutane T-cellymfomen
INDOLENT KLINISCH GEDRAG
INTERMEDIAIR KLINISCH GEDRAG
NB=niet bereikt.
(zie Tabel 2). Mycosis fungoides (MF) is het meest
bekende en meest frequent voorkomende subtype van
CTCL en vormt ongeveer 60% van alle CTCL.1 Het
beginstadium kenmerkt zich door oppervlakkig en
schilferende erythemateuze patches die zich initieel
bij voorkeur in het rijbroekgebied manifesteren.5 Met
progressie van de ziekte worden de laesies meer gegeneraliseerd en vormen zich plaques en tumoren. De
behandeling van MF is sterk afhankelijk van de uitgebreidheid van de huidlaesies. Bij oppervlakkige laesies,
Jaargang 13, nummer 2 - maart 2016
42
OVERZICHTSARTIKELEN
waarbij al dan niet een groot huidoppervlak is aangedaan, wordt de voorkeur gegeven aan lokale behandeling in de vorm van lokale steroïden, UV- lichttherapie
gecombineerd met psoraleen of behandeling door middel
van topicale cytostatica zoals stikstofmosterd. Wanneer
echter sprake is van dikkere plaques op de huid of van
tumoren, is het oppervlakkige bereik van deze lokale
therapieën niet afdoende.
Radiotherapie speelt een belangrijke rol in de behandeling van MF. Ioniserende straling zorgt voor intracellulaire DNA-schade, met als gevolg dat celdelingen niet
meer mogelijk zijn en celdood optreedt. In-vitrostudies
tonen dat normale lymfocyten, zowel afkomstig uit het
perifere bloed als in lymfeklieren, zeer radiosensitief
zijn.6 Ook de neoplastische T-cellen van MF zijn zeer
radiosensitief. Dit maakt radiotherapie, al in relatief lage
doseringen, een van de meest effectieve behandelingen
die voor handen is voor deze aandoening. Omdat MF
een zeldzame entiteit is, is er slechts een beperkt aantal
observationele klinische studies die de effectiviteit van
behandeling met radiotherapie beschrijven. Omdat daarnaast de beoordeling van het ziektestadium, maar ook
responsbepaling op therapie, sterk subjectief is, zijn de
resultaten van deze verschillende studies moeilijk onderling vergelijkbaar.
Bij patiënten bij wie een beperkt gedeelte van de huid
is aangedaan met plaques en tumoren kan worden
gekozen voor behandeling van individuele laesies met
lokale radiotherapie. Er is een viertal kleine retrospectieve studies dat heeft gekeken naar het effect en de duur
van respons bij patiënten met uni- of oligolaesionale ziekte, gedefinieerd als een maximum van 4 lokalisaties.7-10
De grootste studie omvatte 32 radiotherapievelden.9
Geen van de patiënten was al eerder behandeld met
radiotherapie. De beperkte ziekteload werd behandeld
met een relatief hoge dosis radiotherapie, variërend van
20 tot 40 Gy in factiedoses van 1,8 Gy tot 2,0 Gy, zonder
aanvullende lokale behandeling. Het bestraalde volume
varieerde sterk tussen patiënten, met bestralingsvelden
tussen 2 en 25 cm grootte. De respons op de behandeling was zeer goed; alle studies beschreven een completeresponspercentage van meer dan 95%. Met een mediane
follow-upduur variërend van 36 tot 77 maanden werd een
vijfjaars- ziektevrije overleving van 50-86% beschreven.
Een subanalyse van de grootste studie, met 32 laesies bij
21 patiënten, toonde de langste responsduur bij patiënten met unilaesionale ziekte, en patiënten behandeld met
de hoogste bestralingsdosis.9 Er werd geen relatie gezien
Jaargang 13, nummer 2 - maart 2016
43
tussen responskans en bestraald volume. Bij een bestralingsdosis van 20-40 Gy is de meest gerapporteerde
toxiciteit gering erytheem van de huid met beperkte
desquamatie. Hoewel de uitkomsten van deze 4 studies
zeer goed zijn, heeft er zeer strenge inclusieselectie van
patiënten plaatsgevonden, waarbij niet uit te sluiten
valt dat vooral het indolente ziektebeloop van een zeer
vroeg stadium MF een groot deel van de gunstige ziektevrije overleving verklaart. Er zijn echter geen gegevens
gepubliceerd over het effect van lagere dosis radiotherapie
als behandeling van unilaesionale ziekte. In het Leids
Universitair Medisch Centrum (LUMC) wordt unilaesionale ziekte die persisteert na behandeling met lokale
steroïden behandeld met 20 Gy, met als doel langdurig
lokale controle te bereiken.
Het ziektebeloop van MF kenmerkt zich door multipele
recidieven, hoewel terugkeer van de ziekte zich vaak
buiten de radiotherapievelden bevind. Effectieve behandeling van recidiefziekte, maar met een lagere dosis radiotherapie, betekent minder belasting voor de patiënt en
minder toxiciteit van de behandeling. Een drietal studies
heeft gekeken naar het effect van een lagere dosis als
behandeling van laaggradige cutane T-cellymfomen. Een
Nederlands cohort waarbij is gekeken naar het effect van
lokale radiotherapiebehandeling op 126 verschillende
MF-lokalisaties liet zien dat een radiotherapiedosis van
4 Gy in 2 fracties slechts bij 30% van de patiënten een
complete remissie geeft. Bij een dosis van 8 Gy in 2
fracties wordt bij meer dan 90% een complete respons
gezien.11 Deze resultaten komen overeen met internationale resultaten over behandeling van CTCL met
lage dosis radiotherapie.12,13 Hoewel in de verschillende
studies zeer heterogene groepen van patiënten zijn
geïncludeerd, variërend van patiënten met plaques tot
patiënten met multipele tumoren, wordt in alle studies
een hoog percentage complete remissies gerapporteerd
(88-94%). De mediane tijd tot terugkeer van de ziekte
binnen bestraald gebied varieert van 9 tot 24 maanden.
Behandeling van CTCL met lage dosis radiotherapie is
dus een effectieve behandeling met zeer goede kans op
respons. Gebruik van lage dosis radiotherapie, met een
beperkt aantal ziekenhuisbezoeken voor patiënten en
het uitblijven van bijwerkingen, maakt dit een patiëntvriendelijke behandeling en biedt bovendien de mogelijkheid om bij recidiefziekte binnen bestraald gebied
de behandeling tot meerdere malen te herhalen. Bij
onvoldoende respons op lage dosis radiotherapie van 8
Gy leidt re-irradiatie met een dosis van 20 Gy in 8 fracties
in alle gevallen alsnog tot een complete remissie.11
2
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE
Bij een groot aangedaan huidoppervlak met dikke
plaques of tumoren, waarbij er onvoldoende effect is van
behandeling met UV-lichttherapie, is behandeling van
de gehele huid met radiotherapie een behandelmogelijkheid. De indicatie voor totale huidbestraling (TSI)
wordt in multidisciplinair verband gesteld. De techniek
van TSI is halverwege de vorige eeuw ontwikkeld in
Stanford, en in de afgelopen decennia gemodificeerd.14
In Nederland wordt totale huidbestraling alleen in het
LUMC toegepast. Er wordt, net zoals bij lokale huidbestralingen, gebruikgemaakt van radiotherapie met
elektronen. Elektronen hebben de fysische eigenschap
dat ze slechts een oppervlakkige penetratie kennen.
Hiermee wordt de huid bestraald zonder dat dieper
gelegen organen een substantiële bestralingsdosis ontvangen, waardoor er geen systemische bijwerkingen van
de behandeling optreden. De techniek van TSI is gecompliceerd. Om het gehele lichaamsoppervlak te kunnen
bereiken, wordt de patiënt vanuit 6 verschillende hoeken
over een verticale as bestraald (zie Figuur 1). Daarbij
worden bestralingshoudingen gekozen waarbij de zogenoemde schaduwgebieden van de huid, zoals de binnenzijde van de bovenarmen en bovenbenen, maximaal
worden blootgesteld. Om te zorgen dat de patiënt in
de lengterichting in de bestralingsbundel past en om de
bestraling zo homogeen mogelijk te geven, wordt de patiënt op 3 meter van de focus van het bestralingstoestel
geplaatst. De gebieden die bij deze techniek toch onvoldoende bestralingsdosis ontvangen, zoals het perineum
of de voetzolen, ontvangen daarnaast nog lokale aanvulvelden. De bestralingsdosis die wordt gegeven varieert
in de literatuur tussen 30-36 Gy, verdeeld over 15 tot
20 bestralingsfracties binnen 6 tot 10 weken.15 Vrijwel
alle studies die hebben gekeken naar de responskans en
-duur van de behandeling met TSI zijn retrospectieve
studies. Vergelijken van uitkomsten onderling wordt
bemoeilijkt door het feit dat de indicatiestelling tot
behandeling met TSI zeer subjectief is en verschillende
studies heterogene patiëntengroepen hebben geïncludeerd. Over het algemeen wordt een hoge complete
respons op behandeling gerapporteerd bij behandeling
met 30 Gy of hoger van meer dan 80%.15 Duur van de
respons varieert sterk tussen de studies, met gerapporteerde mediane tijd tot progressie van 12 maanden en
vijfjaars- progressievrije overleving van 15-40%. Ook
binnen de studies variëren de resultaten sterk tussen
patiënten, afhankelijk van het initiële ziektestadium.15
De mediane tijd tot progressie lijkt aanmerkelijk langer
bij patiënten met T2-ziekte (patches of plaques ≥10%
van het lichaamsoppervlak) dan bij patiënten met T3-
Figuur 1. De Stanford-techniek voor totale huidbestraling.
Set-up van patiënten in 6 verschillende posities (anterior,
posterior en 4 oblique velden) met een 60˚-interval tussen
elke positie. Bron: Mazzeo E, et al. The current management
of mycosis fungoides and Sézary syndrome and the rol of
radiotherapy: principles and indications. Rep Pract Oncol
Radiother 2013;19:77-91.
(aanwezigheid van tumoren) of T4-ziekte.
Inmiddels is er ook een aantal kleine studies waarbij is
gekeken naar TSI-behandeling met lagere totale bestralingsdosis. Het resultaat na een dosis van 4 Gy was
sterk inferieur aan behandeling met hoge dosis radiotherapie, waarna deze behandeling werd gestaakt.16
Een studie van 21 patiënten behandeld met een dosis
van 10 Gy laat respons zien van 95%, met een mediane
tijd tot progressie van 6 maanden.17 In een tweede
retrospectieve studie van 45 patiënten, van wie 12 een
lage dosis TSI kregen met een mediane dosis van 20 Gy,
werd een niet-significant kortere reponsduur gezien na
behandeling met lagedosis- versus hogedosis-TSI van
6 versus 15 maanden.18 Behandeling met lagere dosis
biedt voor patiënten zowel logistieke voordelen in het
aantal bezoeken aan het ziekenhuis als vermindering
van bijwerkingen van de behandeling, zoals erytheem
van de huid, alopecia, oedeem aan handen en voeten,
en dystrofie van nagels. Vooralsnog lijkt de responsduur
van de behandeling met lage dosis inferieur aan die van
een hoge dosis TSI. Op basis van de huidige literatuur
is nog niet voldoende duidelijk welke patiënten het
meest gebaat zijn bij deze specifieke lagedosis-TSI. In
het LUMC wordt bij de aanwezigheid van multipele
tumoren vanwege de ziekteload gekozen voor een hoge
TSI-dosis van 35 Gy in 20 fracties door middel van
Jaargang 13, nummer 2 - maart 2016
44
OVERZICHTSARTIKELEN
4 MeV-elektronen. Bij een gegeneraliseerd huidbeeld met
onvoldoende effect van UV-lichttherapie zonder aanwezigheid van tumoren, wordt gekozen voor een lagere
dosis van 12 Gy in 6 fracties met 4 MeV-elektronen.
Overige cutane T-cellymfomen
Naast MF worden in de WHO-EORTC-classificatie nog
2 groepen CTCL onderscheiden: de groep van primair
cutane CD30+-lymfoproliferatieve aandoeningen en
een groep van doorgaans agressieve CTCL, waarbij er
in de behandeling geen rol voor radiotherapie is weggelegd. Binnen de eerste groep kunnen 2 aandoeningen
worden onderscheiden, die zowel klinisch als histologisch nogal wat overlap vertonen en daarom als 2 uitersten van een spectrum worden beschouwd: primair
cutaan anaplastisch grootcellig lymfoom (C-ALCL)
en lymfomatoïde papulose. Patiënten met een C-ALCL
presenteren zich doorgaans met een solitaire (ulcererende) tumor en voor deze patiënten is behandeling
met radiotherapie (20-30 Gy) de primaire keus van
behandeling.19 Lymfomatoïde papulose wordt klinisch
gekenmerkt door gegeneraliseerde papels en nodi, die
binnen enkele weken of soms maanden spontaan verdwijnen. Het heeft een chronisch, recidiverend, maar
bijna altijd goedaardig klinisch beloop. Radiotherapie
in een dosering van 8-20 Gy wordt bij uitzondering
overwogen wanneer patiënten een forse tumor ontwikkelen die (nog) niet in regressie gaat en (cosmetische)
klachten geeft.
ziekte of bij multipele lokalisaties geeft een dosis van 4
Gy in 2 fracties zeer goede en vaak langdurige respons.21
Hooggradige cutane B-cellymfomen
Het cutaan diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLCBL)
‘leg’-type is een type cutaan lymfoom, dat zich kenmerkt door een agressief gedrag en slechte prognose,
en dat conform de systemische variant primair wordt
behandeld met R-CHOP.21 De rol van radiotherapie
bij deze lymfomen beperkt zich tot behandeling van
residu of recidiefziekte, tot een dosis van 20 Gy in
8 fracties. Omdat deze lymfomen vooral voorkomen
op hogere leeftijd, zal een gedeelte van de patiënten
niet in aanmerking komen voor systemische behandeling. Er kan dan worden gekozen voor radiotherapie als
definitieve behandeling, waarbij wordt bestraald met
een dosis van 40 Gy.
Conclusie
Primair cutane lymfomen zijn een zeldzame entiteit
waarbij lokale behandeling vaak goede resultaten geeft.
Welke behandeling is geïndiceerd, wordt in multidisciplinair overleg vastgesteld. Radiotherapie speelt hierbij
een belangrijke rol. Het is een van de meest effectieve
behandelingen van een cutaan lymfoom. Het subtype
en de uitgebreidheid bepaalt welke bestralingstechniek
en dosis moet worden toegepast.
Referenties
1. Willemze R, Jaffe ES, Burg G, et al. WHO-EORTC classification for cutaneous
Cutane B-cellymfomen
Laaggradige cutane B-cellymfomen
Slechts 25% van de primair cutane lymfomen zijn cutane
B-cellymfomen. Er wordt, volgens de WHO-EORTCcriteria, onderscheid gemaakt tussen laaggradige lymfomen (primair cutaan marginalezonelymfoom en het
primair cutaan follikelcentrumlymfoom) en het primair
cutaan grootcellig B-cellymfoom ‘leg’-type.1
De laaggradige lymfomen kenmerken zich door een
indolent beloop. Radiotherapie speelt een belangrijke
rol in de behandeling van gelokaliseerde ziekte. Zoals
ook voor de systemische varianten van laaggradige lymfomen geldt, is er bij primaire presentatie in een vroeg
stadium kans op genezing van de ziekte. Voor radiotherapie met curatieve intentie wordt een bestralingsdosis
van 24 Gy in 12 fracties aanbevolen, hoewel er geen
grote series van cutane laaggradige lymfomen is waarin
het effect van deze dosis is onderzocht.20 De behandeling
is echter conform de aanbevelingen van behandeling van
vroege stadia laaggradige nodale lymfomen. Bij recidiefJaargang 13, nummer 2 - maart 2016
45
lymphomas. Blood 2005;105:3768-85.
2. Willemze R, Hodak E, Zinzani PL, et al. Primary cutaneous lymphomas:
ESMO clinical practice guidelines for diagnosis, treatment and follow-up. Ann
Oncol 2013;24(Suppl 6):vi149-54.
3. Olsen E, Vonderheid E, Pimpinelli N, et al. Revisions to the staging and
classification of mycosis fungoides and Sezary syndrome: a proposal of the
International Society for Cutaneous Lymphomas (ISCL) and the cutaneous
lymphoma task force of the European Organization of Research and Treatment
of Cancer (EORTC). Blood 2007;110:1713-22.
4. Kim YH, Willemze R, Pimpinelli N, et al. TNM classification system for primary
cutaneous lymphomas other than mycosis fungoides and Sezary syndrome:
a proposal of the International Society for Cutaneous Lymphomas (ISCL) and
the Cutaneous Lymphoma Task Force of the European Organization of Research
and Treatment of Cancer (EORTC). Blood 2007;110:479-84.
5. Smith BD, Wilson LD. Cutaneous lymphomas. Semin Radiat Oncol 2007;
17:158-68.
6. Hoppe RT. Mycosis fungoides: radiation therapy. Dermatol Ther 2003;16:347-54.
7. Piccinno R, Caccialanza M, Percivalle S. Minimal stage IA mycosis fungoides.
Results of radiotherapy in 15 patients. J Dermatolog Treat 2009;20:165-8.
8. Micaily B, Miyamoto C, Kantor G, et al. Radiotherapy for unilesional mycosis
2
NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE
Aanwijzingen voor de praktijk
1.
Cutane lymfomen zijn zeldzaam en indicatie voor behandeling zou moeten worden gesteld in
multidisciplinair overleg.
2.
Mycosis fungoides is het bekendste cutane T-cellymfoom. Omdat er voor deze ziekte geen genezing
mogelijk is, gaat bij behandeling met radiotherapie de voorkeur uit naar behandeling met een lage dosis
(8 Gy), waarmee zeer goede lokale controle wordt gezien.
3.
Voor CD30+-T-cellymfomen waarbij een behandelindicatie met radiotherapie wordt gesteld, wordt meestal
gekozen voor een wat hogere bestralingsdosis (20-30 Gy).
4.
Bij laaggradige cutane B-cellymfomen is er bij gelokaliseerde ziekte een aanzienlijke kans op genezing
van de ziekte. Hierbij wordt een bestralingsdosis van 24 Gy aanbevolen. Voor een palliatieve indicatie is
een lage dosis van 4 Gy meestal voldoende voor een langdurige respons.
fungoides. Int J Radiat Oncol Biol Phys 1998;42:361-4.
16. Lindahl LM, Kamstrup MR, Petersen PM, et al. Total skin electron beam
9. Wilson LD, Kacinski BM, Jones GW. Local superficial radiotherapy in the
therapy for cutaneous T-cell lymphoma: a nationwide cohort study from
management of minimal stage IA cutaneous T-cell lymphoma (Mycosis Fungoi-
Denmark. Acta Oncol 2011;50:1199-205.
des). Int J Radiat Oncol Biol Phys 1998;40:109-15.
17. Kamstrup MR, Gniadecki R, Iversen L, et al. Low-dose (10-Gy) total skin
10. Chan DV, Aneja S, Honda K, et al. Radiation therapy in the management of
electron beam therapy for cutaneous T-cell lymphoma: an open clinical study
unilesional primary cutaneous T-cell lymphomas. Br J Dermatol 2012;166:1134-7.
and pooled data analysis. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2015;92:138-43.
11. Neelis KJ, Schimmel EC, Vermeer MH, et al. Low-dose palliative radiotherapy
18. Elsayad K, Kriz J, Moustakis C, et al. Total skin electron beam for primary
for cutaneous B- and T-cell lymphomas. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2009;74:154-8.
cutaneous T-cell lymphoma. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2015;93:1077-86.
12. Thomas TO, Agrawal P, Guitart J, et al. Outcome of patients treated with a
19. Bekkenk MW, Geelen FA, Van Voorst Vader PC, et al. Primary and secon-
single-fraction dose of palliative radiation for cutaneous T-cell lymphoma. Int J
dary cutaneous CD30(+) lymphoproliferative disorders: a report from the Dutch
Radiat Oncol Biol Phys 2013;85:747-53.
Cutaneous Lymphoma Group on the long-term follow-up data of 219 patients
13. Piccinno R, Caccialanza M, Cuka E, et al. Localized conventional radio-
and guidelines for diagnosis and treatment. Blood 2000;95:3653-61.
therapy in the treatment of mycosis fungoides: our experience in 100 patients.
20. Lowry L, Smith P, Qian W, et al. Reduced dose radiotherapy for local control
J Eur Acad Dermatol Venereol 2014;28:1040-4.
in non-Hodgkin lymphoma: a randomised phase III trial. Radiother Oncol 2011;
14. Jones GW, Kacinski BM, Wilson LD, et al. Total skin electron radiation in the
100:86-92.
management of mycosis fungoides: Consensus of the European Organization
21. Senff NJ, Hoefnagel JJ, Neelis KJ, et al. Results of radiotherapy in 153
for Research and Treatment of Cancer (EORTC) Cutaneous Lymphoma Project
primary cutaneous B-Cell lymphomas classified according to the WHO-EORTC
Group. J Am Acad Dermatol 2002;47:364-70.
classification. Arch Dermatol 2007;143:1520-6.
15. Moraes FY, Carvalho HA, Hanna SA, et al. Literature review of clinical results
of total skin electron irradiation (TSEBT) of mycosis fungoides in adults. Rep
Pract Oncol Radiother 2014;19:92-8.
Ontvangen 30 november 2015, geaccepteerd 4 februari 2016.
Jaargang 13, nummer 2 - maart 2016
46
Download