A+ F Spijsvertering Niveau 3 Voedingstoffen

advertisement
A+ F Spijsvertering Niveau 3
Voedingstoffen
Noem een aantal verschijnselen en stoornissen die zich kunnen
voordoen bij de spijsvertering.
 Lactulose overgevoeligheid
 Obesitas (vetzucht)
 Vitaminetekorten
1
2
3
8.1 voedsel en stofwisseling
Stofwisseling
chemische reacties van opbouw en afbraak allerlei stoffen;
metabolisme
 opbouwstofwisseling (anabolisme) energie gebruikt om bv,
eiwit op te bouwen
 afbraak (katabolisme); bij verbranding van glucose tot
kooldioxide en water; energie vrij gemaakt voor werking
spieren en hersenen
Voor goede stofwisseling werken orgaanstelsels samen;
spijsvertering, ademhaling, circulatie en uitscheiding (zie afbeelding)
4
5
Voedsel en energie
Voedsel is opgebouwd uit stoffen die als brandstof dienen.
Stoffen bestaan uit moleculen die te groot zijn om direct in het
bloedvaten of lymfe opgenomen te worden.
 Koolhydraten: gesplitst tot enkelvoudige suikers
 eitwitten ontstaan aminozuren
 vetten: vetzuren en glycerol
Na transport via bloed en lymfe worden deze producten in de cel
opgenomen
8.2 Noodzakelijke voedingstoffen
Bouwstoffen: water, mineralen en eiwitten
Belangrijk voor de groei. In het menselijk lichaam worden per seconde
2,5 miljoen rode bloedcellen afgebroken, die in dezelfde tijd ook
moeten worden aangemaakt om bloedarmoede te voorkomen
Ons voedsel levert ook energie in de vorm van koolhydraten, eiwitten
en vetten. De gezondheidsraad een adviesorgaan van de regering
geeft aanbevelingen voor de hoeveelheid die dagelijks nodig is om
ziekte te voorkomen.
6
8.3 Koolhydraten (sachariden/suikers)
Voornaamste energie bron voor de mens.
Enkelvoudige suikers (monosachariden) zijn glucose (druivensuiker)
en galactose, een bestand deel van lactose (melksuiker)
Enkelvoudige suikers( snelle /glucose) kunnen rechtstreeks in het
spijsverteringskanaal worden opgenomen. Galactose moet eerst in
de lever omgezet worden tot glucose.
Tweevoudige suikers / dubbelesuikers of disachariden, bestaan uit
twee enkelvoudige suikers
Lactose door het enzym lactase in de darmwand gesplitst in glucose
en galactose. Na de zoogperiode verdwijnt dat enzym. Bij 85 % van
de Europese rassen blijft dit enzym aanwezig.
De meeste anderen worden lactose-intolerant: na het consumeren
van lactose buikkrampen, winderigheid gerommel in de darm en
diarree. Soms schuimend en groenige ontlasting
9 % nederlandse bevolking lactose- intolerant.
Lactose zit in melk en melkproducten. Kant en klaar middelen, brood,
koekjeskoeken en bepaalde light frisdranken.
Let op lactose-intolerantie is iets anders dan koemelkallergie. Bij
allergie zet een eiwit het afweersysteem in werking.
8. 3 Samengestelde suikers
Zetmeel, is de stof waarin de plant zijn reservevoedsel opslaat.
Graan producten, pasta’s aardappelen.
Vertering suikers
7
Mondholte: zetmeel door speeksel enzym amylase in kleinere ketens
gesplitst. De Amylase uit de alvleesklier vervolgt in de twaalfvingerige
darm deze vertering; het eindproduct maltose ontstaat. Het enzym
maltase in de darmwand splitst deze stof tot glucose
Glycogeen: lijkt veel op zetmeel. Bevindt zich in lever en spiercellen.
Zodra lichaam glucose nodig heeft, wordt glycogeen omgezet in
glucose. (hormoon insuline)
Cellulose ; hoofdbestanddeel van celwanden bij planten. Zorgen voor
gezonde darmpassage. Belang vezelrijk voedsel. (bruinbrood, fruit en
groeten) Laxeermiddelen zoals psylliumzaad (Metamucil en Volcolon)
bestaan ook grotendeels uit cellulosevezels.
8.4. Eiwitten
Eiwitten of proteïnen zij opgebouwd uit een groot aantal
aminozuren, Eiwitten zijn de belangrijkste bouwstoffen voor
celplasma, bloedplasma en klierproducten, zoals enzymen. Eiwitten
zijn noodzakelijk voor de opbouwstofwisseling en wondgenezing.
Indien er geen andere energiebron is, kunnen eiwitten gebruikt
worden als energiebron. Via chemische producten worden eiwitten,
dan omgezet in koolhydraten of vet. In vlees, kaas, eieren zitten veel
eiwitten.
Aminozuren: ruim 20 verschillende aminozuren (eiwit)
8
8.5 Vetten (lipiden)
Bestaan uit niet-wateroplosbare verbindingen. Vetvlek in kleding gaat
er niet met water uit.
Er zijn verschillende soorten vetten; een voorbeeld triglyceriden
Onderverdeling in verzadigde en onverzadigde vetten.
Vetten en oliën zij triglyceriden (1 monocul glycerol en 3 moloculen
vetzuur).
Verzadigde vetten: dierlijke producten
Onverzadigde vetten zitten vooral in plantaardige producten, vette
vis zoals zalm, markreel en haring) dit vet stolt niet in de koelkast.
Belang voor het verlagen van cholesterolgehalte in het bloed
(minder kans op hart en vaatziekten)
Triglyceriden verschillende functies:
 Brandstof: Vooral vetten: hoogst energetische waarde; mensen
worden dik van suikers en niet door het eten van veel vet.
 reserve-energiestof,
 warmte isolatie,
 elektrische isolatie,
 steunfunctie (steunvet rondom de nieren)
 oplosmiddel (vit A,D, E en K)
Vertering van triglyceriden
Kunnen zich niet mengen met waterige darminhoud (niet in water
oplosbaar) daarom moeten ze eerst geëmulgeerd worden; in fijne
druppeltjes verdeeld worden. Dat doen galzouten uit de lever die via
de galafvoer in de darm komen. Het enzym lipase (afkomstig uit
alvleesklier). Zorgt ervoor dat de geëmulgeerde vetdruppeltjes
9
verdeeld worden in glycerol en vetzuren. Deze stoffen worden
opgenomen in de darmwand.
8.6 Water:
Alle cellen bestaan uit 60% water.
Functies water:




Bouwstof
Oplosmiddel
Transportmiddel
warmteregelaar
8.7 Mineralen (elektrolyten)
Bouwstof en regulerende stof
Natruim, kalium, chloride, calcium, fosfor, ijzer,
10
Eiwit
(Proteinen)
vetten
mond
koolhydraten
Koolhydraten
Zetmeel:
Meervoudige
suikers
Suiker
Enkelvoudige
suikers
(druivensuiker)
Amylase speeksel
slokdarm
maag
dunnedarm
Pepsine
(maagsap)
Trypsine
(pancreassap)
Gal uit de lever
gaat het vet eerst
fijn verdelen
(emulgeren)
Amylase
Pancreas
= Sap alvleesklier
(twaalfvingerige
darm)
Erepsine
(darmsap)
Lipasen
(pancreassap)
Maltase
(darmsap)
Sacharase +
lactase
(darmsap)
(AMINOZUREN)
(GLYCEROL &
VETZUREN)
(GLUCOSE)
(GLUCOSE &
FRUCTOSE)
dikkedarm
Een enzym is een eiwit, dat een bepaalde reactie versnelt, een katalysator. Een enzym
maakt een chemische reactie in of buiten een cel mogelijk of versnelt deze zonder daarbij
zelf verbruikt te worden of van samenstelling te veranderen.
11
Download