Lesdoelen april t/m juli 2014 Rekenen Wij gaan deze periode oefenen met: - Breuken gelijkwaardig maken Breuken vergelijken en het verschil bepalen Combineren van inhoudsmaten (1dm3 = … liter) Schaal aflezen en gebruiken Ongeveer uitrekenen van procenten (19 van de 198, hoeveel procent ongeveer?) Getallen met drie cijfers achter de komma (15 duizendste = 0,015) Schattend vermenigvuldigen van kommagetallen (7x24,9 = ongeveer..) Delen Relatie tussen breuken, procenten en kommagetallen (3/10 = 0,3 = 30%) Spelling Wij zijn nu vooral bezig met de volgende regels: - Journaal (leenwoorden uit het frans, deze moet je onthouden) voorbeelden: coupé, bureau, cadeau, blouse, retour, douche, douane etc. - Bloemenvaas (woorden met een tussen –n of een tussen –s. Hoor je een –s, dan schrijf je die ook, eindigt het eerste woord in het meervoud op – en en niet op –es dan schrijf je -n) voorbeelden: dorpsschool, trainingspak, verkeersvlieger, rozenstruik, hondenhok, brievenbus, horlogemaker, gemeentehuis - Patiënt (woorden met een trema of liggend streepje) voorbeelden: conciërge, feeën, tatoeëren, zee-eend, familie-uitstapje, na-apen, zo-even - Nederland (woorden met een hoofdletter: eerste woord van de zin, persoonsnamen, aardrijkskundige namen, namen van feestdagen en historische gebeurtenissen) voorbeelden: Amsterdam, Zoetermeer, Hemelvaart, Franse kaas, Noord-Holland - Voltooid deelwoorden (denk aan t ex kofschip) voorbeelden: ik heb geverfd, ik heb gepakt, ik heb gezongen, ik heb geluisterd - Werkwoorden in de verleden tijd (stam + te(n)/de(n)) voorbeelden: ik pakte, hij pakte, wij pakten, ik strandde, hij strandde, wij strandden Taal We oefenen deze periode met de volgende onderdelen: - Woordenschat rond de thema’s reizen, gezondheidszorg en reclame. Gericht luisteren Herhalen van onderwerp en gezegde en het leren wat een voorzetsel is Hoofdletters en leestekens plaatsen Een dialoog voor een verhaal schrijven Een spannend, gestructureerd verhaal schrijven Begrijpend lezen Wij oefenen eigenlijk het hele jaar met de volgende strategieën: (Elke week een andere strategie, na 5 weken worden deze getoetst in een blokles waar alle strategieën door elkaar aan bod komen) - Voorspellen (waar denk je dat de tekst over gaat en wat weet je er zelf al van? Dit doen we eigenlijk voor élke les) Samenvatten Relaties en verwijswoorden Vragen stellen Ophelderen van onduidelijkheden Ook oefenen we in elke les met het vinden van de betekenis van moeilijke woorden. Hoe kom je achter de betekenis zonder het meteen te vragen? (kijk naar de plaatsjes, lees een stukje terug en verder, kijk of je al een stukje van het woord kent) Lesdoelen januari t/m maart 2014 Rekenen Wij gaan deze periode oefenen met: - Verhoudingstabellen Cijferend optellen/aftrekken Breuken van een geheel (20 is … deel van 100) Werken met rekenmachines Kortingen uitrekenen met procenten ( 20% van € 500) Delen ( 322:14) Spelling Wij zijn nu vooral bezig met de volgende regels: - Rugby (woorden met de q,x en y: deze moet je onthouden) voorbeelden: quiz, xylofoon, psycholoog, fax, excuus, explosief etc.) - Team (Engelse woorden, deze moet je onthouden) voorbeelden: pony, keeper, blocnote, goal, cockpit, camping, lunch, bulldozer - Voltooid deelwoorden (denk aan t ex kofschip) voorbeelden: ik heb geverfd, ik heb gepakt, ik heb gezongen, ik heb geluisterd) - Werkwoorden in de verleden tijd (stam + te(n)/de(n)) voorbeelden: ik pakte, hij pakte, wij pakten, ik strandde, hij strandde, wij strandden) Taal We oefenen deze periode met de volgende onderdelen: - Woordenschat rond de thema’s rampspoed, organisaties en politiewerk Zinsdelen Objectief/subjectief Retorische vragen Opzoeken in woordenboek (herhaling) Leren van bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord Begrijpend lezen Wij oefenen eigenlijk het hele jaar met de volgende strategieën: (Elke week een andere strategie, na 5 weken worden deze getoetst in een blokles waar alle strategieën door elkaar aan bod komen) - Voorspellen (waar denk je dat de tekst over gaat en wat weet je er zelf al van? Dit doen we eigenlijk voor élke les) Samenvatten Relaties en verwijswoorden Vragen stellen Ophelderen van onduidelijkheden Ook oefenen we in elke les met het vinden van de betekenis van moeilijke woorden. Hoe kom je achter de betekenis zonder het meteen te vragen? (kijk naar de plaatsjes, lees een stukje terug en verder, kijk of je al een stukje van het woord kent)