Samenvatting 3 (2011

advertisement
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
3. Achtergronden vanuit de filosofie
Overzicht van dit hoofdstuk
mens en maatschappij
1400-1600
Vroegere westerse individualiteit
Opvattingen en bevindingen mens
1600-1700
• Rationalisme en empirisme
• Het rationalisme van René Descartes
Herhaling :
 Overgang middeleeuwen naar Renaissance
Wezen, doel, waarom der dingen ?
Achterliggende werkelijkheid
Teleologische verklaring
Contemplatief
Hoe?
Natuur, waarneembare wereld
Causale verklaring (natuurwet)
Praktisch omgaan met , manipulatie, experiment
Vroege westerse individualiteit (Tekst achteraan cursus )
1. Inleiding
•
•
mogelijk punt van discussie: situering aanvang van Westerse focus op het individu?
– Filosofie: Griekse oudheid
– Juridisch: 1250 (ontstaan van privé-eigendom)
– Hier: Renaissance
Het is onmogelijk om een vast moment of periode te linken aan het begin van de westerse
focus op het individu. Het startpunt in de Engelse tekst wordt bij de Renaissance gepakt. (
Rond 1400 )
•
Mobiliteit : vb boeren die naar de stad vertrokken op hoop op een beter leven. Bij deze
uittocht : verlies van traditionele rol in de gemeenschap.
•
in principe niet los van context van economische, politieke en juridische veranderingen
– bv. mobiliteit: van vaste functie en rol in dorp (gemeenschap) naar positie los van
eigen ‘wortels’ in de stad (samenleving)
– bv. afschaffing van lijfeigenschap (Engels= serfage)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
1.1 Vroege manifestaties (c. 1400-1600)
•
Renaissance (° 15de eeuw)
– het zelfbewuste individu
– minder afhankelijk van kerk en traditie
• cf. driestandenmaatschappij:
adel, geestelijkheid en de burgerij
–
•
cf. ontwikkeling van steden
Verschillende uitingsvormen van de toegenomen aandacht voor het individu (1400-1600)
– Kunst
- Religie (protestantisme )
– Humanisme
– Literatuur - Dagelijks leven
Verdere uitleg :
kunst
– vanaf Renaissance, stijging representatie individualiteit in artefacten (schilderijen en
beeldhouwwerken)
– het belang van het persoonlijke van de kunstenaar (handtekening)
– nieuw genre van zelfportret
literatuur
– Biografieën
Cf. uitvinding boekdrukkunst
en stijgende geletterdheid
–
Autobiografieën
• Bv. ‘Vita’ door Cellini (1500–1571), Italiaanse beeldhouwer
en goudsmid
• Cellini (1570) ‘No matter what sort he is, everyone who
has to his credit what are or really seem great
achievements, if he cares for truth and goodness, ought to
write the story of his own life in his own hand; but no one
should venture on such a splendid undertaking before he is
over forty.’
protestantisme: Luther, Calvijn (begin 16de eeuw)
– Protestantse Reformatie: exclusieve relatie van individu met God
• zelf bijbel lezen
• eigen gewetensonderzoek
• ‘te biecht gaan’ in persoonlijk gebed in isolatie
• leidde ook tot innerlijke eenzaamheid
humanisme
– vrije wil
• vb. Erasmus: eigen richting geloof kiezen
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
–
vb. Montaigne (cf. infra) : menselijke geest ( nadruk op de autonome
autoriteit van de mens )
bv. “Dit (het eigen oordeel van het kind) te vormen is het enige doel van
zijn opvoeding, zijn zwoegen en zijn studie.”
basis voor de Verlichting
Dagelijkse leven
– ‘privacy’
• vb. eigen bord,
• stoel i.p.v. bank
– ontstaan etiquette
Vroege manisfestaties Westerse individualiteit (1400 – 1600)
• Renaissance: individu als referentie
• uitingen hiervan
– kunst en literatuur
– protestantisme
– humanisme
– dagelijkse leven
• merk op: individualiteit ‘buitenkant’
– effect op de gemeenschap (talent, eigendom, rechten)
– minder ‘idiosyncratisch innerlijke leven’
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
3.1 Rationalisme vs. empirisme (17e eeuw)
Cogito, ergo sum ( < Descartes )
1. Inleiding
1.0. ‘aanleiding’ of de ‘erfenis’ Renaissance
Schematisch overzicht:
• Ontwikkeling ‘exacte’ wetenschappen
– enerzijds: mathematisch kennisideaal
• cf. videofragment vorige les: o.b.v. Newtons theorie over de gravitatiekracht
konden twee tot dan toe onbekende planeten worden ontdekt (o.a. omdat
de precieze voorspellingen voor de planeet Uranus niet klopte)
– anderzijds: empirische gegevens, experiment
• scepticisme
– ontstaan
• na ondergraven van middeleeuws dogmatisme1 (onbetwijfelbaar standpunt )
• na overdreven optimisme humanisme (mens centraal)
– Michel de Montaigne (1533 – 1592)
• Hij wees voortdurend op de onbetrouwbaarheid van zintuigen en verstand
• ‘Niet is zo zeker als de onzekerheid en niets is zo onaanzienlijk en tegelijk zo
overmoedig als de mens!’
• Voornaamste woordvoerder van dit scepticisme
• ontwikkelingen in de filosofie
– regels voor wetenschappelijk onderzoek
• Descartes: ‘Regels voor de juiste aanwending van het verstand’
• Bacon: ‘Het nieuwe werktuig’ (cf. volgende les)
– deductie (Aristoteles): algemene → bijzondere
– inductie (Bacon): bijzondere → algemene
Descartes, als de vader van het rationalisme en Bacon, als de weg bereider van het
empirisme. Zowel het rationalisme als het empirisme poogden een alternatief te vinden voor
het heersende scepticisme. Deze stroming was als het ware vanzelfsprekend gegroeid na het
ondergraven van het Middeleeuws dogmatisme gedachtegoed, door het overdreven
optimisme van de eerste humanisten.
– alternatief voor scepticisme
• van metafysica (zijnsleer) naar epistemologie (kenleer): van waar komt
zekerheid?
Samenvatting
Erfenis Renaissance
-‘Exacte’ wetenschappen
- Scepticisme
Ontwikkelingen filosofie
- Methode
-Van metafysica naar epistemologie
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
1.1. Gemeenschappelijke karakteristieken
• Streven naar totale levens- en wereldbeschouwelijke vernieuwing
– Descartes: nieuwe moraal (cf. infra: de vrije wil van de res cogitans leidt mede tot ontvoogding
van kerkelijke levensbeschouwing)
–
aantal vertegenwoordigers empirisme: politiek en economie (cf. infra Hobbes’ visie op de
staat – homo homini lupus)
•
In het rationalisme trad dit uitdrukkelijker op de voorgrond ( moraal .. )
Ook empirisme aanwezig, zoals blijkt uit de betogen die een aantal vertegenwoordigers
ervan wijdden aan politiek en economie
•
vernieuwing  vast, onwrikbaar uitgangspunt
– cf. scholastiek (Middeleeuwse filosofie)
• uitgangspunt: dogma Kerk
• verzoening met filosofie
– vb. Christendom en vragen antieke denkers (zie vorige les)
– vb. rede fundament voor wat in geloof werd beleden? Wat is
verhouding filosofie – theologie?
– vb. Thomas van Aquino: Godsbewijs
– i.t.t. scholastiek
• uitgangspunt: dogma Kerk
– methodisch dogmatisme
• volgens bepaalde regels verkregen uitgangspunt
• methodische analyse van bestaande kennis tot punt wat niet meer verder
analyseerbaar is. Dit is het nieuwe fundament van het ‘gebouw der kennis’.
De ‘filosofie’ werd toen echter bedreven door kloosterlingen en het duurde tot de hoge
middeleeuwen ( Thomas van Aquino ) voor er een goede verstandhouding tussen de kerk en
filosofie werd voor gesteld.
•
•
weg der methode ontleend aan natuurwetenschappen
• immers: daar leidt methodische onderzoeksprocedure tot onbetwijfelbare
kennis
1.1. Gemeenschappelijke karakteristiekenvan rationalisme en empirisme
• totale levens- en wereldbeschouwelijke vernieuwing
• onwrikbaar uitgangspunt
– i.t.t. Scholastiek: niet dogma Kerk
– wel: methodisch dogmatisme
• belang methode afgeleid uit natuurwetenschappen
1.2. Verschillen
•
accent werkwijze natuurwetenschappen
– rationalisme: mathematisch geformuleerde kennis
• cf. Galilei en Newton in astronomie en mechanica
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
–
nadruk op ‘redelijke’ kennis (van de rede)
In dit opzicht sluit het rationalisme aan bij de filosofie van Plato
( link leggen !! )
empirisme
• samenvatting van empirische data
• nadruk op via zintuigen verkregen kennis
•
kennisverwerving als interactie subject en object
– rationalisme: nadruk op subject
• object
– inert voorwerp (‘uitgebreidheid’ of res extensa)
– moet door mathematische principes bewerkt en geordend worden
– empirisme: nadruk op object
• subject
– passief
– cf. oorspronkelijk is menselijk verstand een ‘tabula rasa’
Kennisverwerving als interactie subject vs object en mens en werkelijkheid.
-Rationalisme
bewerkt en geordend worden DOOR het uitgeruste menselijke verstand !
- Empirisme, nadruk op object, de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid.
• waarde zintuiglijke waarneming
– rationalisme: geen betrouwbare of algemeen geldende kennis
• cf. Plato: zintuiglijke is slechts veranderlijkheid
– Voorbeeld: grijze rechthoek
– Argument van de was
een stuk was geeft aanleiding tot allerlei waarnemingen.
Wanneer dat stuk was dicht bij een vlam wordt gehouden
veranderen die waarnemingen. Toch is het dezelfde was.
Dat besluit kan enkel genomen worden o.b.v. een oordeel van
de rede en niet o.b.v. zintuiglijke waarnemingen
•
•
–
i.t.t. wiskunde en geometrie (bv. oppervlakte driehoek)
taak wetenschap: zintuiglijk waarneembare terugbrengen tot geometrische
vormen en getallen
cf. illustratie: geometrische suprematie in kunst en architectuur
empirisme: enige (waarneembare) werkelijkheid
• onveranderlijke wereld achter zintuiglijke ?
– ‘zinloos’, d.w.z. niets is met zekerheid te zeggen
– metafysisch: van zichtbare naar bovenzinnelijke
• taak wetenschap: studie van zintuiglijke werkelijkheid (cf. illustratie:
inductie)
– wetmatigheden
– condities waarin veranderlijkheid zich voordoet
– experiment
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Rationalisme
Empirisme
Werkwijze
natuurwetenschappen
Kennisverwerving
Mathematisch geformuleerde
kennis
Subject
Samenvatting empirische
gegevens
Object
Zintuiglijke waarneming
Slechts veranderlijkheid
Enige werkelijkheid
3.2 Het rationalisme
René Descartes (1596-1650):
de mens als denkende machine
2.1 Iets over zijn leven
Erg veel data die je niet moet kennen , want het zijn illustratie slides
2.2 Descartes’ methode: systematisch doorgevoerde twijfel
• Bestaande kennis op houdbaarheid toetsen
• Zoektocht naar zuivere kennis
– D.w.z. betrouwbaar
– D.w.z. onbetwijfelbaar
• Methodische twijfel (methode = ‘weg naar’)
– i.t.t. sceptici: twijfel is eindpunt
– Voor Descartes is twijfel beginpunt (voorwaarde)
Systematische twijfel
a. Destructieve fase
• Uitgangspunt
– “Omdat ik mij uitsluitend wilde wijden aan het zoeken naar de waarheid dacht ik dat
ik, wat er ook gebeurde, als absoluut vals zou verwerpen alles waaraan ik ook maar
in het minst kon twijfelen.”
•
Twijfel aan zintuiglijke kennis
– “… omdat de zintuigen ons zo vaak bedriegen.’
•
Twijfel aan kennis die van anderen komt
– “… omdat er mensen zijn die zich al redenerende ook in de meest eenvoudige
meetkundige vraagstukken vergissen.”
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Punt van totale twijfel …
– “ alsof alle dingen die mij ooit door de geest waren gegaan niet meer waarheden
bevatten dan de drogbeelden van mijn dromen”.
b. Scharnierpunt
• Uitkomst uit totale twijfel
– “Maar onmiddellijk daarna drong het tot mij door, dat het niet anders kon of die “ik”
die al denkend alles in twijfel trok moest iets zijn. Ik merkte op dat deze waarheid ‘Ik
denk, dus ik ben’ zo vast en zeker was dat de meest buitensporige veronderstellingen
van de sceptici niet in staat waren haar te ondermijnen. En ik kwam tot de slotsom
dat ik haar zonder aarzeling kon aanvaarden als het eerste principe van de filosofie
waarnaar ik op zoek was.”
• Dus: de twijfel of het denken komt tot stilstand bij het vinden van zichzelf (bewust zijn van
een bewustzijn).
– “zijn ogen sluit, zijn oren toestopt, zijn zintuigen uitschakelt en zelfs de beelden de de
dingen buiten hem tracht uit te wissen, om zo in zijn eigen innerlijk zichzelf als
denkend wezen te ontdekken.”
c. Constructieve fase
• Veralgemening: “dat dingen waar zijn die ons helder en duidelijk onderscheiden voorkomen”
• Welke zijn heldere en duidelijke onderscheiden ideeën (idée claire et distincte)?
– Idee van God:
• Voorstelling van een volmaakt wezen.
– Kan niet volmaakt zijn als het niet bestond.
– Die voorstelling kan niet vanuit onszelf komen (want wij zijn
onvolmaakt)
“Ik als eindig wezen kan de idee van een oneindige substantie niet
gevormd hebben, tenzij deze mij was ingegeven door een waarlijk
oneindig wezen.”
– Realiteit van zintuiglijk gegeven werkelijkheid
• stel dat alle sensaties die ik heb niet zouden verwijzen naar een
werkelijkheid (cf. hersenen op sterk water)
• onmogelijk: God kan geen bedrieger zijn (“un Dieu trompeur”, “un malin
génie”), want bedrog wijst op tekortkomingen terwijl God volmaakt is. God
zou ons bedriegen als onze neiging om te geloven in het bestaan van een
materiële wereld buiten ons bewustzijn, misleidend zou zijn.
– eveneens onbetwijfelbaar zijn ruimtelijkheid en beweging
• zijn noodzakelijke voorwaarden van zintuiglijke voorstellingen in het
algemeen (of ze nu echt werkelijk zijn of droom doet daarin niets terzake)
• zijn uitdrukbaar in mathematische begrippen
•
Dit zijn aangeboren ideeën, waarvan we de waarheid intuïtief inzien. De rest van de kennis
kan via deductie uit deze ‘premissen’ worden afgeleid.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Nota: Godsbewijs
• binnen ‘religieuze’ context (cf. proces tegen Galilei in 1633)
• Descartes was tegen een puur materialistisch mensbeeld (cf. ook zijn dualisme: volgens
materialisten leidt dat tot ‘a ghost in the machine’).
• 18de eeuw (Verlichting): God wordt overbodig
•
•
•
Descartes’ methode: systematisch doorgevoerde twijfel
Systematische twijfel op zoek naar zuivere kennis
– Destructieve fase:
• twijfel aan sensorische kennis
• Kennis van anderen
• Punt van totale twijfel
– Scharnierpunt: cogito ergo sum
– Constructieve fase: heldere en duidelijke ideëen
• Godsbewijs
• Zintuiglijke realiteit buiten ons
• Ruimtelijkheid en beweging
Fundament van kennis: ‘intuïtie’ en dan deductie
2.3 De dualistische visie
1.het lichaam als machine
Uit “cogito, ergo sum” volgt:
“Ik wist dat ik een substantie was, waarvan de essentie slechts bestaat uit denken en die, om te
zijn, geen ruimte nodig heeft noch afhankelijk is van materie. Ik, dat wil zeggen de ziel, waardoor
ik ben wat ik ben, is geheel gescheiden van het lichaam.”
De mens
-Ziel
-Lichaam
- Res cogitans
-Res extensa
- Zuiver denkende substantie -Tijd ruimtelijke substantie
-Puur fysische wetmatigheden :
werkt als een machine
Cf. Dieren : puur robot
Interesse Descartes
• anatomische en fysiologische vraagstellingen
• mechanische modellen van mens en dier (hydraulica)
Cf. later: Le Canard Digérateur (de verterende eend) van
Jacques de Vaucanson (1709-1782)
•
Harvey: mechanische werking bloedsomloop
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Besluit Descartes: lichaam is (ingewikkelde) machine
hydraulische werking
• ‘esprits animaux’ (animale geesten):
- Vluchtige stof of gas
- Reservoir in hersenholten
- afkomstig uit het bloed
• Zenuwen zijn holle buisjes:
-Esprits animaux stromen naar spieren en zintuigen
-Klepjes voor regulatie doorstroming
-Spier zwelt op en daardoor ontstaat beweging (cf. hydraulisch aangedreven
fonteinfiguren)
Voorbeeld uit ‘Traité de l’homme’
1. Vuur (kleine bewegende deeltjes ) prikkelt de zenuwbuis
in de voet. (mechanica)
2. Zenuwvloeistof zet zich in beweging in de zenuwbuis en
opent klepje bij de hersenholte.
3. Zenuwvloeistof stroomt uit hersenholte naar:

Spieren in de voet : wegtrekken

Naar spieren in hoofd en ogen: draaien en kijken

Naar spieren in handen : naar voor bewegen om
Verlichting te brengen.
Opmerking bij voorbeeld vuur
- puur fysiologische werking
- Reflex!
- los van pijngewaarwording (res cogitans)
- Pijn is een bewustzijnsinhoud en het voelen van pijn is maar mogelijk
doordat er in de mens een tweede substantie aanwezig is; de ‘res
cogitans’
Besluit Descartes: lichaam is (ingewikkelde) machine
Belang voor ontwikkeling in geneeskunde (“iatrofysici” of fysica ten dienste van geneeskunde):
• Arts als ingenieur; ziekenhuis als reparatiewerkplaats
• Wetten hefboomwerking (cf. ledematen) en hydraulica (hart is pomp, nier is een filter)
2.het bewustzijn: de res cogitans
-Intuïtie en deductie = denken
• Typische activiteit denkende substantie
• Eigenheid van de mens (in vergelijking met andere levende wezens)
- studie van res cogitans ( kennis er van krijgen kan enkel door … )
• niet ontleedbaar in fysica of fysiologie
• enkel door introspective
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
Kennis er van verkrijgen we enkel door onmiddelijke ervaring, door introspectie, een
naar zichzelf kijken van het bewustzijn waardoor het in taal kan duidelijk maken wat het
voelt, ziet of denkt.
in taal duidelijk maken wat het voelt, ziet, of denkt
 onmogelijkheid om een mens te maken (i.t.t. bewegende machine)
“[een wezen] dat woorden verschillend kan rangschikken om te antwoorden op de
betekenis van alles wat in zijn aanwezigheid wordt gezegd, zoals zelfs de
onnozelste mensen kunnen.”
 cf. problematiek artificiële intelligentie: of computer kan ‘denken’ of ‘talig’ reageren.
Descartes: taal wordt betekenisvol gebruikt als teken van bewustzijn, dat
daarom niet tot materie is te herleiden.
3.De interactie tussen beide substanties
•
•
er bestaat wisselwerking
– lichaam beïnvloedt bewustzijn
• waarneming of gewaarwording: bewustzijnsinhouden via zintuigen
– bewustzijn beïnvloedt lichaam
• wilshandeling
immateriële substantie ↔ materïële substantie
Cf. ‘ghost in the machine’
•
uitwisseling vindt plaats ter hoogte van de pijnappelklier (epifyse; Vesalius ‘hersenpenisje’)
– beweeglijke klier in de hersenholte
– centraal, geen opsplitsing in linker- en rechterhelft
• cf. slechts één bewuste visuele waarneming van twee ogen
– (onterecht gebleken) veronderstelling: enkel bij mensen
– Verschillende ‘bovenstaande’ redenen hebben wellicht in deze plaatsbepaling een rol
gespeeld. Een ruimtelijke opsplitsing van de ‘geest’ die per definitie ondeelbaar is,
past niet in descartes’ opvatting. Bovendien leveren bijvoorbeeld onze twee ogen
slechts één bewuste visuele waarneming ; dus moeten de zintuiglijke indrukken
ergens centraal verwerkt worden.
•
werking pijnappelklier
a. lichaam  bewustzijn (‘bottom-up’)
– animale geesten kunnen positie klier beïnvloeden
– elke positie ~ aparte gewaarwording voor bewustzijn
vb: pijngewaarwording en visuele waarneming
b. bewustzijn  lichaam (‘top-down’)
– bewustzijn kan zelf omvang en positie klier beïnvloeden
vb : arm opheffen
geest  pijnappelklier  animale geesten  spieren in arm zwellen  spiercontractie
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
4.Een illustratie: pijngewaarwording en visuele waarneming
•
•
(3)
Pijngewaarwording
– elk zintuig kan communiceren met pijnappelklier via zenuwen als holle buisjes
– pijn omdat animale geesten de pijnappelklier in zulk een positie brengen dat het
bewustzijn dit als ‘pijn aan de voet’ zal rapporteren.
– Cf. er bestaat ook fantoompijn
dus: positie pijnappelklier  specifieke bewustzijnsinhoud
visuele waarneming
(2)
(1)
1.Object op netvlies
2.Transmissie via animale geesten
3.Projectie op pijnappelklier
Met correcties : omkering + info over diepte
(afk v beweging & positie ogen)
•
•
•
vorm van nativisme: op basis van informatie in pijnappelklier weet het bewustzijn waar het
waargenomen object zich bevindt
cf. Locke (empirist): de geest vrij passief, puur werking lichaam
andere plaatsen: dieptewaarneming enkel mogelijk o.b.v. aangeboren geometrische
begrippen in de geest (en zo dan afstand kan waarnemen)
– merk op: problematisch standpunt Wellicht heeft descartes dit idee nooit uitgewerkt omdat hij
dan zou moeten besluiten dat ofwel een dier geen afstande ...
•
•
ofwel: dieren kunnen geen afstand waarnemen (i.t.t. observatie)
ofwel: dier beschikt ook over rationele vermogens (i.t.t. dualistische visie)
5.Tot slot: eenheid geest- lichaam
• naast scheiding ook eenheid tussen beide substanties
• mens heeft vrije wil
– mens is dus meer dan machine (materialisme)
– bepaalt het morele handelen van de mens
– verstand om passies (=lichamelijkheid) te beheren
• cf. selectieve aandacht:
bewust naar iets luisteren
zelfs bij achtergrondgeluiden
(tenzij zeer extreme geluiden)
• “Er is geen ziel zo zwak of hij
kan, mits goed gestuurd,
absolute macht over zijn
passies verkrijgen.”
– tegen determinisme (mens is speelbal
van de natuur of de materie)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Descartes beseft echter dat er soms limieten aan deze rationele controle van onze passies kunnen zijn,
die vooral bepaald worden door de intensieit ervan.
Vb; ongepast reageren bij te intense emoties, waardoor de geest de pijnappelklier niet meer onder
controle krijgt.
Voor Descartes is de latere opvatting van Freud die het conflict in de psyche zelf zal situeren
onaanvaardbaar. Onze geest is een eenheid en kent geen conflicten.
6.besluit: belang van Descartes voor de psychologie
•
•
•
•
•
kloof mens – dier:
– pas overbrugd door evolutieleer (19de eeuw)
bewustzijn  natuurwetenschappen
– ruimte voor een psychologie:
• studie van het bewustzijn
• belang van introspectie
• studie van de denkende mens: gevoelens en driften moeten beheerd worden
door het verstand
waarneming, spierbeweging (gedrag!)  mechanistische fysiologie
– pas met behaviorisme wordt psychologie de studie van gedrag
Het is onmogelijk om een vast moment of periode te linken aan het begin van de westerse
focus op het individu. Het startpunt in de Engelse tekst wordt bij de Renaissance gepakt. (
Rond 1400 )
Mobiliteit : vb boeren die naar de stad vertrokken op hoop op een beter leven. Bij deze
uittocht : verlies van traditionele rol in de gemeenschap.
3.3 Het empirisme en associationisme
3.1 Inleiding
Rationalisme
Empirisme
Zintuiglijke
waarneming
Mathematisch
geformuleerde kennis
Slechts
veranderlijkheid
Samenvatting
empirische gegevens
Enige werkelijkheid
Kennisverwerving
Subject
Object
Werkwijze natuurwet.
Opmerkingen
empirisme
Weinig onderlegd in
wiskunde
Gewaarwording en
perceptie
(Samen met fysiologie
-> psychologie )
Bouwstenen van
kennis maar ook
samenvoeging (o.b.v.
associatie )
Waarom woren het empirisme en associatonisme gewoonlijk in één adem genoemd ?
- Empiristen waren er van overtuigd dat al onze kennis uiteindelijk op zintuiglijke
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
gegevens gebaseerd zijn. Deze gegevens moesten op een of andere manier
samengevoegd worden tot een zinvol element van kennis. Voor het samenvoegen
van deze elementen deed men beroep op de associatiewetten. Kortom : de
empiristen leveren de bouwstenen, de associatonisten leveren de mortel om deze
bouwstenen samen te voegen.
3.2 Voorlopers: Bacon en Hobbes
3.2.1. Francis Bacon (1561 – 1626)
- Tegen Descartes’ methode en uitgangspunt
3.2.2. Thomas Hobbes (1588 – 1679)
- Tegen Descartes’ dualistische visie
Francis Bacon
- Descartes : had als onbetwijfelbaar uitgangs punt van de rede als bron gekomen door alles in vraag
te stellen dat ons via de zintuigen aan kennisinhoud bereikte. Bacon ziet juist in deze ratio de bron
van misvorming in onze kennis. Hij waarschuwt voor het gebruik van hypothesen
3.2.1. Francis Bacon (1561 – 1626)
•
•
Aristoteles (4de eeuw v. Chr.): Organon
– deductie: syllogistische denkvormen, bv.
• Major: Alle mensen zijn sterfelijk
• Minor: Socrates is een mens
• Conclusie: Socrates is sterfelijk
– inductie: zintuigen kunnen ons niet bedriegen
Novum Organon (1620)
– major bij syllogismen?
• Vaak gebaseerd op filosofische of theologische stellingen
• vaak onterechte veralgemeningen als observatiegegevens:
• Ze missen elke empirische toetsbaarheid
“The syllogism is made up of propositions, propositions of words, and words
are markers of notions. Thus if the notions themselves (and this is the heart
of the matter) are confused, and recklessly abstracted from things, nothing
built on them is sound. The only hope therefore lies in true Induction.”
° In organon, had Aristoteles zich intensief bezig gehouden met de vraag ‘hoe we aan betrouwbare
kennis komen’
- Hij gaf twee wegen aan om te komen tot ‘geloofwaardige’ kennis : De weg van de inductie ( via
observatie ) en de weg van de deductie ( via logische redenering ) Wat betreft de observatie
methode is er volgens A. Geen probleem. Zintuigen kunnen ons niet bedriegen.
° Francis Bacon gaat uitvoerig in op het syllogisme als bron voor kennis.
- Hij verwerpt niet zozeer het deductieve karakter er van, maar wel de wijze waaro men meestal tot
de major komt
.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
• Menselijk kennisapparaat
- Onvolkomenheden
- Tijdens proces van inductie vaak ten prooi aan wat Bacon de ‘idolen van
het verstand zal noemen.
•
Uitleg ‘Idolen van het verstand’
-> Door deze idolen gaat men vanuit de waarneming te snel over tot algemene, niet
bewezen grondstellingen ( axioma’s ) waaruit men vervolgens afleidingen (deducties )
maakt.
•
gevaren: idolen van het verstand
– idolen van de menselijke stam: mens als maatstaf voor de natuur
• vb. antropomorfisme, vb. planeten draaien in cirkels
– idolen van de grot: persoonlijke vooroordelen van de waarnemer
• vb. weglaten observaties uit verslag omdat ‘irrelevant’
– idolen van de markt: problemen i.v.m. taal, begrippenapparaat
• vb. hij is kwaad omdat hij agressief is
•
reïficatie: woorden zijn namen voor bestaande realiteiten (vb. ‘ziel’, geluk,
‘eerste beweger’)
– idolen van het theater: vooroordelen wegens wijsgerige of theologische
leerstellingen. Geen voorbeeld want er bestaan geen cognitieve vermogens want de
menselijke geest is één en ondeelbaar.
•
Inductie (vervolg )
 gevaren:
- idolen van het verstand
 resultaat
- slechts een veronderstelling
- moet verder getoetst worden
 ‘natuurlijke’ observatie en experiment
- merk op:
• manipulatie van natuur
• kennis is macht (fenomeen wordt controleerbaar)
 aanbevelingen methodiek: onderzoek condities waarin het verschijnsel
• zich voordoet
• zich niet voordoet
• zich gedeeltelijk voordoet
•
wetenschap
– kennis op basis van observatie ( rede)
– waarschuwt voor gebruik van hypothesen
• vb. Copernicus’ stelling is voor Bacon te hypothetisch en te mathematisch
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
ideaal van wetenschapper
– niet: mier (puur dataverzameling)
– niet: spin (vangt werkelijkheid met eigen web)
– wel: bij (verzamelt (observeren) materiaal en bewerkt (experimenteren) het)
3.2.1. Francis Bacon
- kennis gronden op observatie en inductie
- subject (ratio) mogelijke bron van misleiding
 idolen van het verstand
 hypothesen
- experiment (kennis is macht)
- grondlegger van Engels empirisme
3.2.2. Thomas Hobbes (1588 – 1679)
Descartes had de mens TEN DELE tot een machine herleid. Dit ‘ten dele’, wordt een ‘UITSLUITEND’ bij
zijn Engelse tijdsgenoot Thomas Hobbes : Voor hem is de mens uitsluitend materie : een machine
waarvan het functioneren volledig volgens de wetten van de mechanica kan begrepen worden,
althans in principe.
mens- en wereldbeeld
 materialistisch: alles is materie en beweging
– o.b.v. wetenschap, o.a. Galileï : wet der traagheid (een object is blijvend in rust of
beweging zolang er geen mechanische krachten door een ander object op
uitgeoefend worden.)
– ‘For seeing life is but a motion of limbs … why may we not say, that all automata …
have an artificial life? For what is the heart, but a spring, and the nerves, but so many
strings; and the joints so many wheels giving motion to the whole body’
• mens- en wereldbeeld (vervolg)

mens = bewegende machine (‘vital motion’)
– materieel substraat = bloedsomloop
– hart (‘prime mover’)
• bron van alle gewaarwording (‘fountain of all sense’)
• controlecentrum
– beweging= snelheid bloed
• sneller = aangenaam
• als gehinderd = onaangenaam
– beweegredenen (motivatie): hedonisme
• bewegen naar aangename (‘appetites’, ‘pleasure’)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.



•
•
• vluchten van onaangename (‘aversions’, ‘pain’)
geen vrije wil
– vrijheid = vrij van belemmeringen of hinderpalen
• cf. vrije val parachutist
• vrij van belemmeringen
• toch volledig gedetermineerd
– dus: determinisme (cf. beweegredenen)
individualistisch (cf. Descartes)
egocentrisch
• cf. ‘homo homini lupus’ (de mens is voor de medemens als een wolf)
• absolute staatsvorm nodig (o.b.v. sociaal contract)
Thomas Hobbes (1588 – 1679)
mens = bewegende machine
– materialisme
– determinisme (plezier vs. pijn)
– egocentrisme
– Atheïsme
Staat nodig om samen-leving te garanderen
3.3 De empiristen: Locke, Berkeley en Hume
John Locke(1632-1704)
1. Ervaring als enige bron van kennis
• tegen aangeboren ideeën, immers relativiteit van:
– regels van logica (cf. kinderen, zwakbegaafden)
– morele regels (cf. verschillende culturen)
• menselijke geest = onbeschreven blad (“tabula rasa”)
citaat Locke (1690)
Essay concerning Human understanding “Let us suppose the mind to be, as we say,
white paper, void of all characters without any ideas. How comes it to be furnished?
Whence comes it by that vast store, it with an almost endless variety? Whence has it
all the materials of reason and knowledge? To this I answer, in one word. From
experience. In that all our knowledge is founded, and from that it ultimately derives
itself”.
Dus : ervaring als enige bron van kennis ( en dus belang van leerprocessen )
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Bron
Voorwerpen buiten
ons
Interne werking geest
•
Instantie
External senses
(sensations)
Internal senses
(reflection)
overdenking
Resultaat
Ideas of sensation
Voorbeeld
Ik zie een wit blad
papier
Ideas of reflection
Ik weet dat ik naar dit blad
kijk
Dus:
Dus:
- Metakennis,
-Bewust zijn van bewustzijn
-Slechts mogelijk dankzij
‘idea of sensation’
verdere indeling ‘ideas of sensation’
– enkelvoudig:
• niet verder analyseerbaar
• rechtstreeks terug te voeren tot kwaliteiten object
• passief proces van waarneming:
-> via zintuigen ontvangen we een soort fotografische afdruk van object
2. Enkelvoudige ideeën
“These I call original or primary qualities of body, which I think we may observe to produce simple
ideas in us, viz. solidity, figure, motion or rest, and number.”
•
primaire eigenschappen
– materiële aard, bv. vastheid, uitgebreidheid, vorm, beweging, aantal
– onafhankelijk van de waarneming
– herleidbaar tot de eigenschappen van en verhoudingen tussen de atomen
– één-tot-één relatie objecten – gewaarwording
•
secundaire eigenschappen
– kleuren, geluiden, smaak, pijn
– behoren niet als dusdanig tot het object: afhankelijk van de waarnemer
• cf. hand in warm of koud water en dan in ‘neutrale’ temperatuur
• blinde kan niet leren wat kleur is, wel wat een vorm is (tastzin)
•
verdere indeling
‘ideas of sensation’
– enkelvoudig:
– Samengesteld of complex:
• samenvoeging van enkelvoudige ideeën tot zinvolle gehelen
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
‘ideas of sensation’:
overzicht
– enkelvoudig:
• primaire eigenschappen (“objectgestuurd”)
• secundaire eigenschappen (“subjectgestuurd”)
– samengesteld:
• samenvoeging van enkelvoudige ideeën tot zinvolle gehelen
3. Complexe ideeën en associatieprincipe
• samenvoeging van enkelvoudige ideeën
– natuurlijke band :
• overeenkomstig de aard van het object
• Vb. Vorm en eenheid van een blad papier wordt mij opgedrongen
•
Later: invoering begrip associatie:
– gedachtenexperiment (William
Molyneux)
• blindgeboren die op latere leeftijd leert zien
• Locke:
– wel 2 voorwerpen
– niet: visueel onderscheid tussen kubus en bol
– fantasie
• complexe ideeën zonder ‘natuurlijke band’
– verkeerde of pathologische associaties
• cf. leerpsychologie en psychoanalyse
Een eerste aanleiding hiertoe was een probleem dat zijn Ierse vriend William Mollyneux hem
voorgeschoteld had
- De blinde
Een tweede aanleiding
Een derde aanleiding
- nl. Vriend gestorven in ziekenhuis, wanneer je zelf met een kwaal in ziekenhuis belandt
onaangenaam gevoel met dood vriend en eigen situatie in ziekenhuis. Vandaar verkeerde associatie.
( Een aversieve stimulus )
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
citaat Locke,
Essay concerning human understanding,
chapter XIII, ‘of the associations of ideas’
“Wrong connexion of ideas a great cause of errors – This wrong connexion in our minds of ideas in themselves
loose and independent of one another, has such an influence, and is of so great force to set us awry in our actions,
as well moral as natural, passions, reasonings, and notions themselves, that perhaps there is not any one thing
that deserves more to be looked after.”
–
voorbeelden van Locke ( fobieën)
•
kobolten en duisternis ‘. The ideas of goblins and spirits have really no more to do with
darkness than light: yet let but a foolish maid incalculate these often on the mind of a child,
and raise them there together, possibly he shall never be able to separate them again as long
as he lives, but darkness shall ever afterwards bring with it those frightful ideas, and they shall
be joined, that he can no more bear the one than the other.
•
Man receives a severe injury from another, thinks on the man and that action over and over,
and by ruminating on them strongly, or much, in his mind, so cements those two ideas
together, that he makes them almost one… Thus hatreds are often begotten from slight and
innocent occasions’
•
“conditionering”: o.b.v. contiguïteit wordt iets een aversieve stimulus
–
vb. kamer waar iemand gestorven is
Lockes ideeënleer
• Ideas of reflection
• Ideas of sensation
– Enkelvoudig
• Primair
• Secundair
– Complex
• Natuurlijke band -> associatie
4. Samenvattend
• dualisme: object – geest
• deels nativisme:
– geen aangeboren ideeën naar inhoud
– wel: aangeboren mentale mogelijkheden (denken, waarnemen, taal)
 ‘maakbaarheid’ van de mens, belang leerprocessen
• realisme
• echte toetssteen van kennis ontbreekt
° Zoals Descartes, houdt Lock er een dualistische visie op na, MAAR bij Locke wordt het
bewustzijn reeds een analyseerbare gegevenheid.
° Beiden zijn ook realistien
- Voor Locke is de enige bron van kennis, de buitenwereld die ons via de zintuigen bereikt.
- Voor Descartes was dit bijkomstig ; Ongeacht de kennis die we via de zintuigen verwerven,
bezat de denkende geest zijn eigen bron van onomstotelijke kennis.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
3.3 De empiristen: Locke, Berkeley en Hume
•
•
Fundament van kennis?
probleem in Lockes’ afbeeldingstheorie
– Als we werkelijkheid kennen
d.m.v. afbeeldingen, dan blijft
vraag naar waarheidsgehalte
van onze ideeën.
– het is onmogelijk om de
werkelijkheid zoals ze via de
zintuigen ervaren wordt
(afbeelding) te toetsen buiten
de zintuigen om aan de
werkelijkheid.
Fundament van kennis
visie Berkeley
‘Het is mogelijk dat we voorzien worden van alle ideeën die we nu hebben, zonder dat er
daarbuiten objecten bestaan die erop lijken’ (in Principles of Human Knowledge, 1710)
Verwerping onderscheid primaire en secundaire eigenschappen door Berkeley
•
Some there who make a distinction between primary and secondary qualities. By the former they mean extension,
figure, motion, rest, solidity or impenatrability, and number; by the latter they denote all other sensible qualities,
as colours, sounds, tastes, and so forth. The ideas we have of these they acknowledge not to be the resemblances
of anything existing without the mind, or unperceived, but they will have our ideas of the primary qualities to be
patterns or images of things which exist without the mind, in an unthinking substance which they call matter. By
matter, therefore, we are to understand an inert, senseless substance, in which extension, figure, and motion do
actually subsist. But it is evident from what we have already shown, that extension, figure, and motion are only
existing in the mind, and that an idea can be like nothing but another idea, and that consequently neither they nor
their archetypes can exist in an unperceiving substance. Hence, it is plain that the very notion of what is called
Matter or corporeal substance, involves a contradiction in it.
•
gevolg: immaterialisme
– het is onnodig om aan te nemen dat er buiten ons bewustzijn een materiële
werkelijkheid bestaat.
– vorm van idealisme: werkelijkheid is afhankelijk van onze geest, daarbuiten en los
daarvan bestaat geen ander werkelijkheidsprincipe.
– geen echte idealist:
“ Dat de dingen die ik met mijn ogen zie en met mijn handen voel bestaan, ook
werkelijk bestaan, is voor mij aan geen twijfel onderhevig.”
– werkelijkheid
• voorstellingen (ideas)
• geest (spirit) die deze voorstellingen bevat
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
•
•
•
•
•
•
•
“esse est percipi”
• letterlijk: bestaan is waargenomen worden
• materiële wereld is niet ‘veroorzaker’ van onze ideeën
• onmogelijk om achter de waargenomen eigenschappen nog een ‘drager’
(een materieel substraat) van die eigenschappen aan te nemen (dat zelf niet
kan worden waargenomen)
• uitspraak over een object
– verwijst naar serie gewaarwordingen,
– niet naar een onafhankelijk van de waarneming bestaande realiteit
geestelijk monisme:
– ‘Er is geen andere substantie dan geest, of dat wat waarneemt’
Fundament van kennis: visie Berkeley
probleem met afbeeldingstheorie
oplossing: immaterialisme
gevolg: geestelijk monisme
Fundament van kennis?
Locke: afbeeldingstheorie
Berkeley: geestelijk monisme
Hume: verwerpt ook ‘geestelijke substantie’
fundament van kennis:
visie Hume
“Het bewustzijn is een soort schouwburg, waar allerlei denkbeelden (perceptions) achtereenvolgens optreden,
steeds weer voorbijtrekken, wegglijden en zich vermengen in oneindig verschillende houdingen en toestanden. (…)
De vergelijking met een schouwburg moet ons niet misleiden. De geest wordt gevormd door niets anders dan de
opeenvolgende voorstellingen. We hebben ook niet het flauwste idee van de plaats zelf waar deze taferelen
worden vertoond of van het materiaal waaruit ze is opgebouwd” (Hume, 1739, A Treatise of Human Nature)
•
•
•
geen materiële, maar ook geen geestelijke substantie!
bewustzijn is serie van psychische activiteiten die elkaar opvolgen in een voortdurende
stroom van gewaarwordingen.
De termen ‘bewustzijn’, ‘ik’, ‘zelf’ zijn reïficaties van iets wat in feite niet bestaat
“There are some philosophers who imagine we are every moment intimately conscious of what we call our self;
that we feel its existence as a demonstration, both of its perfect identity and simplicity… For my part, when I enter
most intimately into what I call myself, I always stumble on some particular perception or other, of heat or cold,
light or shade, love or hatred, pain or pleasure. I never catch myself at any time without a perception, and never
can observe anything but the perception. When my perceptions are removed for any time, as by sound sleep, so
long am I insensible of myself, and may truly be said not to exist. And were all my perceptions removed by death,
and could I neither think, nor feel, nor see, nor love, nor hate, after the dissolution of my body, I should be entirely
annihilated, nor do I conceive what is further requisite to make me a perfect nonentity.”
Locke : geestelijk en materiële substantie
Berkeley : verwerping materiële substantie en geestelijk blijft behouden
Hume : verwerping van beiden
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
geen ‘ik’ of ‘zelf’
– is een complexe idee
– deelelementen ~ concrete sensaties
– totaliteit werd nooit ervaren
agnosticisme (we kunnen God niet kennen)
– ook weer complexe idee
– vertrekkende van concrete sensaties
– totaliteit werd nooit ervaren
visie Hume
• geen geestelijke substantie
• geen ‘ik’ of ‘zelf’
• agnosticisme
Hume breekt dus duidelijk met het Cartesiaans substantie idee.
- Deelelementen wellicht berusten op concrete situaties, maar totaliteit...
Lockes ideeënleer
–
–
enkelvoudig:
• primaire eigenschappen
• secundaire eigenschappen
samengesteld:
• samenvoeging van enkelvoudige ideeën tot zinvolle gehelen
• o.g.v. ‘natuurlijke band’  associatie
Berkeleys associatiebegrip
•
complexe voorstellingen o.b.v. contiguïteit:
– steeds samen voorkomen van bepaalde gewaarwordingen
– na verloop van tijd: conglomeraat van waarnemingen geeft indruk van één object
– gewoontevorming
Bij Locke staat het begrip associatie niet centraal, bij Berkeley is dit wel een cruciaal begrip.
Het samenvoegen van verschillende gewaarwordingen is louter het gevolg van
gewoontevorming.
•
voorbeeld Berkeley
“Sitting in my study I hear a coach drive along the street; I look through the casement and see it; I walk out and
enter it. Thus common speech would incline one to think I heard, saw, and touched the same thing, to wit, the
coach. It is nevertheless certain the ideas intromitted by each sense are widely different and distinct from each
other; but, having been observed constantly to go together, they are spoken of ans one and the same thing.”
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
noot:
het waarnemingsproces volgens Berkeley
1709: Essay towards a new theory of vision
Dit essay kwam tot stand naar aanleiding van de stelling die Locke had ingenomen met
betrekking tot het reeds vermelde Molyneux-probleem.
•
Molyneux-probleem:
– Locke:
• twee voorwerpen buiten hem
• twee afzonderlijke voorwerpen
– Berkeley: er bestaat oorspronkelijk slechts chaos van gewaarwordingen
• ‘zien’ van een voorwerp niet onderscheidbaar van een louter imaginaire
voorstelling
• vormperceptie enkel mogelijk o.b.v. leerprocessen
– samenvoegen van kinesthetische gewaarwordingen van de
oogspieren en de daaraan verbonden visuele prikkels
– 1728: Dr Chelseden: patiënt rapporteert aanvankelijk losse indrukken zonder notie
van object, afstand of samenhang
•
leerprocessen
– vormperceptie
– perceptie van afstand
– Dieptewaarneming (i.t.t. Descartes: aangeboren geometrische vormen)
• interpositie (als verder meestal bedekt door voorwerpen die dichterbij staan)
• relatieve grootte en helderheid
• visuele sensatie en sensatie van oogbewegingen
• Vrucht van ervaring ( leerprocessen !!)
• opmerking:
cf. directe en indirecte perceptietheorieën in de huidige psychologie
Humes associatiebegrip
•
•
opnieuw vraag naar demarcatie kennis
startpunt:
– sensatie (‘impressions’)
• gewaarwording, indruk
• periferie
– vb. roos ruiken
– Voorstelling (‘idea):
• beeld, voorstelling
• centraal
• ‘bleke kopie’
– niet noodzakelijk: kan ook soms sterk en helder zijn
vb. reuk roos in bewustzijn terug oproepen
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
voorstellingen en impressies kunnen enkelvoudig of complex zijn
als complex:
– beantwoordend aan een voorwerp van ervaring:
• ervaring van een ‘appel’ is samenspel van afzonderlijke gewaarwordingen
• ook idee van een appel is complex
– los daarvan
• ‘knip- en plakwerk’ van enkelvoudige voorstellingen
Vb. Een vliegend paard, een hemel met rijstpap, ...
• in hun totaliteit nooit een voorwerp van ervaring geweest
•
programma Hume:
– enkel voorstellingen (enkelvoudige en complexe) afkomstig van sensaties
(enkelvoudige en complexe)
– methode om tot zuivere kennis te komen
– anders is het speculatieve kennis
• voorbeelden: ‘ik’, ‘God’, ‘buitenwereld’
•
•
na demarcatie, opnieuw vraag naar associatie?
associaties ~ psychische zwaartekracht
“Were ideas entirely loose and unconnected, chance alone would join them; and it is impossible that the same
simple ideas should fall regularly into complex ones (as they commonly do) without some bond of union among
them, some associating quality”
•
Associating quality?
– gelijkenis
– contiguïteit
– leiden tot perceptie van oorzaak-gevolgrelaties
• maar: deze laatste is uiteindelijk terug te voeren tot voorgaande twee
• causaliteit is secundair:
– berust op steeds samen voorkomen
– cf. biljartballen
– foute perceptie van causaliteit (bliksem en donder)
– Causaliteit is een theoretische constructie en beantwoordt niet aan
een empirische ervaring. Meer nog : het steeds opeenvolgen van
twee gebeurtenissen kan leiden tot een valse causale conclusie.
Vb : Vallen van een steen : zwaartekracht is geen ervaringsgegeven.
We kunnen hier nooit een noodzakelijkheid afleiden.
gevolg:
• probleem van natuurwetten (‘vallen van een steen’)
• probleem van inductie (‘alle zwanen zijn wit’)
• maar: ‘Be a philosopher; but admit all your philosophy, be still a man!”
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Humes associatiebegrip
• Sensaties en voorstellingen
– enkelvoudig
– complex
• criterium voor zuivere kennis: voorwerp van ervaring?
• associaties
– gelijkenis
– contiguïteit
• oorzaak-gevolg is slechts secundair
• probleem van natuurwetten en inductie!
•
•
•
associatie
Locke: natuurlijke band en ‘associatie’
Berkeley: contiguïteit (gewoontevorming)
Hume: gelijkenis en contiguïteit
probleem van inductie!
•
•
•
•
•
3.4
•
•
•
associationisme:
– verdere uitwerking associaties
– uiteindelijk: geheel > samenstellende delen
Reflectie (cf. infra)
De empiristen komen dicht bij basisidee van de leerpsychologie
Toch bestuderen ze hun vaststellingen nog niet op een empirische manier
Hun empirisme gaat over een mensbeeld
Het associationisme: Hartley en vader en zoon Mills
David Hartley (1705-1757)
James Mill (1773-1836)
John Stuart Mill (1806-1873)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Hartley: samenvatting
associaties
– fysiologisch
parallel
•
•
– psychisch
associatiewetmatigheden: A a, b, c
aanzet psychofysiologie
James Mill (1773-1836)
•
Analysis of the phenomena of the human mind (1829)
In dit werk bereikte de associatiepsychologie een hoogtepunt als een soort
bewustzijnsmechanisme.Al onze herinneringen, waarnemingen en gedachten waren volgens
Mill het resultaat van het associatie mechanisme. Naast deze synchrone associatie, waardoor
we als het ware tot een ‘complex idea’ konden komen, besteedde Mill ook veel aandacht aan
de ‘successieve associatie’: Het ene complexe idee dat het andere oproept. Deze associaties
vormen onze stream of thought, waarbij sensaties en ideeën elkaar voortdurend opvolgen.
•
bewustzijnsmechanica: geheel = som delen
– associatie:
• synchroon: ruimtelijke contiguïteit( vb. huis)
• successief: tijdelijke contiguïteit (vb. gedachtenstroom)
– afzonderlijke elementen behouden hun identiteit
Voorbeelden synchrone associatie
• waarneming ‘huis’ is uitputtend te ontleden in:
– waarnemingen afzonderlijke elementen
vb. kleuren, vormen, afmetingen, …
–
voorstellingen uit herinnering (vroegere ervaring)
vb. kamers, trappen, meubels
•
opmerking: dus ‘huis’ is slechts schijnbaar als onmiddellijke zintuiglijke informatie gegeven
(synchrone associatie)
abstracte idee ‘huis’:
– vanuit geheugen worden tegelijkertijd een enorm aantal voorstellingen in één
ogenblik in het mengvat van het bewustzijn samengeklonken
illustratie: succesieve associatie of gedachtenstroom
Though follows thought; idea follows idea; incessantly. If our senses are awake, we are continually receiving
sensations… but no sensations alone. After sensations ideas are perceptually excited of sensations formerly
received; after those ideas, other ideas; and during the whole of our lives, a series of those two states of
consciousness, called sensations, and ideas, is constantly going on. I see a horse: that is a sensation. Immediately I
think of his master: that is an idea. The idea of his master makes me think of his office; he is a minister of state:
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
that is another idea. The idea of a minister of state makes me think of public affairs; and I am led into a train of
political ideas; when I am summoned to dinner. This is a new sensation…”
•
bewustzijnsmechanica: geheel = som delen
– associatie:
• synchroon: ruimtelijke contiguïteit( vb. huis)
• successief: tijdelijke contiguïteit (vb. gedachtenstroom)
– afzonderlijke elementen behouden hun identiteit
–
sterkte associatie is afhankelijk van
• levendigheid: emotionele beladenheid (pijn of plezier)
• frequentie: zowel voor sensaties als voor ideeën
voorbeeld levendigheid
“That the association of two ideas, but for once, does, in some cases, give them a very strong connection, is within
the sphere of every man’s experience. The most remarkable cases are probably those of pain and pleasure. Some persons
who have experienced a very painful surgical operation, can never afterwards bear the sight of the operator, however strong
the gratitude which they may actually feel towards him.” (James Mill)
voorbeeld frequentie
– aanleren van een muziekinstrument:
• effect van oefenen (herhaling)
• cf. proces van automatisatie
– perceptie van kleur wit o.b.v. ronddraaiend wiel met de
basiskleuren op.
• hierop zal John Stuart Mill reageren
•
•
James Mill (samenvatting)
bewustzijnsmechanica
– associatie:
• contiguïteit:
– ruimtelijk: synchrone associatie
– tijd: successieve associatie
• sterkte
– levendigheid
– frequentie
– afzonderlijke elementen behouden hun identiteit
-> Wat direct en onmiddelijk ervaren wordt, bestaat uit een veelheid van betekenisloze
sensaties die op grond van contiguïteit aan elkaar gekoppeld zijn. ( synchrone associatie ) Dit
samenvoegingsproces kent een mechanisch verloop : alle onderdelen van de ‘mechaniek’
blijven hun identiteit behouden.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
John Stuart Mill (1806-1873)
•
•
A system of logic (1843)
mentale scheikunde: geheel  som delen
– associatie doet iets nieuws ontstaan
• cf. scheikunde: H en O geeft H2O
– beperkingen introspectie:
• niet meer terug tot oorspronkelijke sensaties
– vb. wit licht; vorm, afstand
• elementaire sensaties zijn abstracties, hypothetische bouwstenen van het
bewustzijn
• cf. latere Gestaltpsychologie
•
van ervaring (subjectief) tot observatie
( Hij schetste voor het eerst de experimentele methodiek )
– ‘Slechts die gewaarwordingen van de zintuigen die duidelijk en wetmatig in verband
staan met externe objecten kunnen op wetenschappelijk verantwoorde wijze
beschreven worden’ (Mill, 1843)
– cf. Wundt: ‘Grundzüge der physiologische Psychologie’; Dit vormde tevens de
essentie van Wundts poging om de psychologie een wetenschappelijke status te
geven. In zijn ‘Grundzuge des physio.... Beschrijft Wundt immers de lichamelijke of
externe condities die wetmatig verbonden zijn aan het optreden van bepaalde
psychische verschijnselen.
•
•
•
•
•
• lichamelijke of externe condities  psychische verschijnselen
wetenschappelijke methodiek!
John Stuart Mill (samenvatting)
chemische metafoor
invloed psychologie
– beperkingen introspectie
– wetenschappelijke methodiek voor onderzoek gewaarwordingen
algemeen: schets van experimentele methodiek
3.5. Draagwijdte van het empirisme
• opvoeding!
– Locke (1693) Some thoughts concerning education
• opvoeding maakt de man:
– “Ik durf te zeggen, dat wàt mensen zijn, goed of slecht, nuttig of niet,
zij dat in negen van de tien gevallen zijn door hun opvoeding”
• belang van ervaringen tijdens kindertijd
– "the little and almost insensible impressions on our tender infancies
have very important and lasting consequences."
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
–
Hartley (1749) Observations on Man
• als zelfde omgeving, zelfde indrukken, zelfde associaties: geen verschillen
tussen mensen
James Mill
• “de vorming van het hele menselijke karakter door omgevingsinvloeden
middels het universele Associatieprincipe en de daaruit vloeiende
onbeperkte mogelijkheid de morele en intellectuele capaciteiten van de
mensheid te verbeteren.”
–
–
–
–
–
opmerking: cf. opvoeding John Stuart Mill (maar met zware depressie op 21-jarige
leeftijd)
cf. Watson: van baby tot advocaat, pastoor of moordenaar
cf. nature-nurture debat (erfelijkheid-milieu)
Spencer (1820-1903) en Bain (1818-1903):
• ook fylogenetische basis voor associaties: dus geen pure tabula rasa
• cf. evolutietheorie (Darwin: 1809-1882)
Seligman
° Preparedness ; het lijkt er op dat voor elke soort sommige associaties gemakkelijker geleerd
worden dan anders omdat ze betrekking hebben op de overlevingskansen van het individu.
•
•
3.5. Draagwijdte van het empirisme
opvoeding!
– Locke
– Hartley
– Mill
cf. latere psychologie:
– nature-nurture debat (erfelijkheid-milieu)
– Watson
– Spencer en Bain: ook fylogenetische basis
• 3.6 Besluit
empirisme en associationisme:
– problematische van empiristisch elementarisme:
waarneming > gewaarwording
–
ook waarneming niet zonder ‘rede’
tussen fysiologische prikkeling en waarneming zit activiteit van ons
bewustzijn (hersenen)
– noch een zuiver rationalisme, noch een zuiver empirisme is haalbaar (Kant)
• In de gedachte dat de waarneming te analyseren valt als zintuiglijke gewaarwordingen die de
eerste en meeste betrouwbare boodschappen uit de buitenwereld zijn.
• De klassieke empiristen beweerden dat wij de objectieve wereld kunnen waarnemen dank zij
die zintuiglijke gegevens.
• De gestaltpsychologie benadrukt dat wat wij direct ervaren veeleer door het bewustzijn
gestructureerde of georganiseerde ‘gehelen’ zijn.
-> de werkelijkheid wordt niet als zodanig aan ons gegeven, maar door ons “georganiseerd”.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
3.4 Immanuel Kant (1724-1804)
•
•
poging tot integratie rationalisme en empirisme (cursus: enkel Copernicaanse wending)
twee stellingen
– er is een werkelijkheid-an-sich: realisme
– alle kennis is geïnterpreteerde kennis (idealisme)
of
–
–
–
–
–
•
•
•
zintuiglijke gegevens basis voor kennis (empirisme)
verstand heeft a priori schema’s(rationalisme)
• vb. ruimte en tijd(waarnemen)
• vb. Categorieën(denken): substantie, oorzaak-gevolg, …
Wij ontvangen zintuiglijke gegevens die een basis vorm van onze kennis. (empirisme )
Ons verstand beschikt over grondbegrippen die eveneens voor het ontstaan van kennis
noodzakelijk zijn. (rationalisme)
- Verstand heeft a priori schema’s van ons denken en waarnemen.
3.6 Besluit
tegenstelling: empirisme vs. rationalisme
– niet of het een, of het andere
Kant als poging tot synthese
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
4. Verlichting en romantiek
Overzicht van dit hoofdstuk
Opvattingen mens en maatschappij
• Vroege Westerse individualiteit (c. 1400-1800)
1.1. Vroege manifestaties (c. 1400-1600)
1.2. Het rationele individu (c. 1600 – 1700)
1.3. Verlichting en Romantiek (c. 1700-1800)
1.4. Besluit
•
•
•
1.1 Vroege manisfestaties Westerse individualiteit (1400 – 1600)
Renaissance: individu als referentie
uitingen hiervan
– kunst en literatuur
– protestantisme
– humanisme
– dagelijkse leven
merk op: individualiteit ‘buitenkant’
– effect op de gemeenschap (talent, eigendom, rechten)
– minder ‘idiosyncratisch innerlijke leven’
– (tenzij misschien deels in religie?)
1.2. Het rationele individu (c. 1600 – 1700)
• Descartes: cogito ergo sum
– menselijke geest als bron van kennis
– zelfgenoegzaam, competent ik
• cognitief vlak
• controle over eigen lichaam
• Locke: tabula rasa (of maakbaarheid mens)
– individualiteit o.b.v. ‘ervaring’
– leidde tot
• individuele vrijheid
• onzekerheid:
– verlies traditionele identiteit
– geen onsterfelijke ziel als determinant
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
•
1.2. Het rationele individu (c. 1600 – 1700)
Descartes: rationaliteit menselijke geest
Locke: ‘maakbaarheid’ mens
merk op: context van ‘ontluistering’
– 1633: Galileo’s conflict kerk
– Newton (1687) Principia Mathematica
1.3. Verlichting en Romantiek (c. 1700-1800)
• Verlichting
– secularisatie
– wetenschappelijke en mechanistische visie op natuur
– kracht van de rede
• Tegenbeweging: Romantiek
– ‘sensibilité’ i.p.v. rationaliteit
– gevoelens!
– vb. Rousseau:
• eigen gevoelens
• diepte en edelheid in ‘ongeciviliseerden’ (kinderen en ‘wilden’)
– Franse Romantiek verloor haar invloed tijdens Franse Revolutie, maar dook rond
1800 terug op.
– aandacht voor individuele verschillen:
– Lavater (eind jaren 1770) fysiognomie (cf. hoofdstuk over empirische
voorlopers)
1.4. Besluit
•
•
•
Besluit:
vroegere Westerse individualiteit
van collectieve naar individuele
zelfreflectie
– religie
– Filosofie
Aandacht voor gevoelens
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
4.1 De Verlichting (18e eeuw)
•
‘eeuw van de Rede’
– Encyclopédie (1751-1771): Diderot en d’Alembert
• secularisatie
– cf. Laplace (1749-1827) ‘Ik heb deze hypothese niet nodig” op vraag van Napoleon
waar er plaats was voor God in zijn astronomie.
– materialisme (cf. mens is machine)
• antidogmatisme
– liberalisme (mening, handel)
– 1789: Franse Revolutie (tegen gevestigde machten)
Verklaring van de rechten van de mens
Waar voor mensen als Galileï, Newton, Descartes en Berkeley het bestaan van God als het ware
vanzelfsprekend was, begon men de verwijzing naar een bovennatuurlijk weze overbodig te vinden.
Antidogmatisme vooral sterk centraal bij Locke en Descartes
•
Julien Offray de La Mettrie (1709 – 1751)
1745: Histoire naturelle de l'âme
1748: L’homme machine
La Mettrie, steunde zijn inzichten vooral op de toenmalige
ontdekkingen in de fysiologie.
Berlijn, het toenmalige centrum van de Verlichting. De ideeën
van verlichting zullen later vervangen worden door het
positivisme.
–
–
ontdekkingen in de fysiologie ( empirische voorlopers)
materialisme:
• alles ligt verankerd in lichamelijke processen
“Wanneer ik goed doe of kwaad; wanneer ik ‘s morgens deugdzaam, ‘s avonds verdorven ben, dan is mijn bloed
daarvan de oorzaak. (…) Toch blijf ik geloven dat ik een keuze heb gemaakt. Ik feliciteer mijzelf en mijn vrijheid. (…)
Wat een dwazen zijn we! Dwazen en zoveel te meer ongelukkig, omdat we onszelf steeds maar meer verwijten
maken te hebben gedaan wat niet eens in onze macht lag.” (de La Mettrie)
–
–
continuïteit dier en mens:
• aap kan mits de nodige training zich gedragen als een mens (inclusief taal)
Atheïsme en materialisme (vluchtte uit Frankrijk en uit Nederland naar Berlijn)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
•
Verlichting (18de eeuw)
‘eeuw van de Rede’
– cf. Encyclopédie
secularisatie
antidogmatisme
materialisme
– cf. Julien Offray de La Mettrie: L’homme machine
4.2 De Romantiek
= tegenbeweging
Schematisch
•
Verlichting
– Verstand
– Wetenschap
– Berekenend
– Atomistisch
– Mechanistisch
– utilitaristisch (menselijk geluk)
Romantiek
- Verbeelding
-Intuïtie en gevoel
- Invoelend
-Holistisch
-Vitalistisch/organicistisch
-Heroïsch
De romantiek was in veel opzichten een tegenbeweging : Antimechanistisch, antimaterialistisch,
antirationalistisch
In sociaal-economisch perspectief had deze beweging veel meer weg van een recentere
hippiebeweging.
Enkele tegenstellingen verder uitgewerkt
•
verbeelding vs. verstand
– scheppende verbeeldingskracht vs. koele, analytische aanpak
– actieve, gevoelsmatige omgang individu – wereld
– belang van de kunst
• i.t.t. Verlichting (kunstenaar is ambachtsman)
•
Gevoel vs. zintuiglijkheid
– gevoel
> verstand
> zintuiglijke gewaarwording
Het gevoel primeert niet enkel op het verstand maar ook op de zintuiglijke
gewaarwording.
– vindt inhoud in zichzelf, kan zich niet vergissen
– Herder (1744-1803): ‘ik voel, dus ik ben’
– Voorbeeld: Goethe (1774). Die Leiden des jungen Werthers
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
‘Terug naar de natuur’
– Verlichting: natuur = machine
• cf. eerste grote industriële revolutie
– eenheid natuur – geest herstellen
• via voeling met natuur: harmonie menselijke geest
– Zie bijvoorbeeld landschapsschilderkunst (o.a. Constable en Turner)
Ze beschouwen de natuur als een dynamisch, steeds veranderend, groeiend schepsel: een
organisme met een leven en een ziel.
•
psychologie van het onbewuste
– rationalisme en empirisme: rationele denken en waarnemingsproces
– onbewuste: gevoel en emoties
• Carus (1789-1869): Psyche (1846)
– onbewuste
» absoluut: als vitale oorsprong waaruit het (zelf)bewustzijn
zich ontwikkelt
» relatief: wat ooit bewust is geweest, nadien onbewust is
geworden, maar toch een invloed blijft uitoefenen op ons
bewust handelen.
“Om maar niet te denken aan de stromen en het leed die slechte,
gekoesterde neigingen en verkeerd verwerkte levenssituaties vaak
volledig onverwacht in nog verhevender mate met zich meevoeren.’
(Carus, 1831)
•
•
interesse voor de droom
– Novalis: werking van de wereldziel in elk individu
– symboliek van droomthemata (cf. later Freud)
– Noemt de droom een ‘natuurseelenwirkung’
Organisme versus machine
– “groeisel” vs. “maaksel”
– 17de eeuw:
•
God als ‘Grote horlogemaker’
•
mechanistische fysica:
– onderscheid levende en niet-levende wezens irrelevant
– leven = samenvoeging van materiële onderdelen
– geen discontinuïteiten, geen breuk in grote keten van oorzaken en
gevolgen
– hieruit volgt: preformatietheorie
» alles is al bepaald en moet zich slechts ‘ont-wikkelen’
» cf. homunculi in spermatozoa (Van Leeuwenhoek, 1694)
– eigenheid levende wezens: organisme
– zelforganiserend
• Kant (1790): “Een organisme is dus niet zomaar een machine, want die heeft
alleen maar bewegende kracht. Een organisme bezit in zich vormende kracht
die het op materie uitoefent die die kracht niet heeft: het organiseert. Het
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
–
•
•
•
•
•
•
•
gaat dus om een zich voorplantende vormende kracht die door mechanische
beweging alleen niet verklaard kan worden.”
vaak leidt dit tot vitalisme
• het leven kan niet alleen als mechanisme verklaard worden.
• Er is een “onstoffelijke element” ("essentiële vonk“, energie, ziel).
von Herder: samenleving als levend organisme
• verloop van de geschiedenis ~ samenhang, groei en doelgerichtheid
Andere Romantische thema’s
– ontstaan geschiedschrijving:
• Tegen vooruitgangsgedachte van Verlichting
• Bezorgdheid om toekomst en nostalgie naar verleden
• Concept van geschiedenis:
– Ontwikkeling van de wereld is een verhaal met een onbekend einde
dat door individuen beïnvloed wordt.
– Volksnationalisme:
• Verlichting: verschillen tussen individuen en volken zullen verdwijnen
(wegens rationeel inzicht)
• Romantiek: belang van het eigene en onderscheidende; karakteristieke
cultuuruitingen die samenhangen met verleden
– Romantiek in de geneeskunde
• Hahnemann: ‘homeopathie’
• Mesmer (cf. infra)
Enkele tegenstellingen
Romantiek vs. Verlichting
verbeelding vs. verstand
Gevoel vs. zintuiglijkheid
‘Terug naar de natuur’
Psychologie van het onbewuste
Organisme vs. Machine
4.3. Tussen Verlichting en Romantiek: Het mesmerisme
Visies op psychisch dysfunctioneren
• Middeleeuwen: op niveau van de geest
– ‘bezetenheid’ door de duivel
– Heksenjacht
• Evolutie naar ‘geestesziek’ en naar lichamelijke determinanten
– Cf. Tuke en Pinel
• Mesmerisme
– als voorbeeld van aanpak emotioneel dysfunctioneren
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
als voorloper van ‘hypnose’
Franz Anton Mesmer (1734-1815)
•
•
1734: PhD filosofie en diploma rechten (?)
1766: doctor geneeskunde:
– ‘Over de invloed van sterren en planeten op de genezing der ziekten’ (gedeeltelijk
plagiaat)
• 1768: huwelijk met 10 jaar oudere schatrijke weduwe:
– high society Wenen
• 1775: ‘ontmaskering’ duivelsuitdrijving door Johannes Joseph Gassner o.b.v. theorie over
magnetisme
• succes in Wenen
• 1777 : gevlucht naar Parijs na behandeling van Maria Theresia von Paradis (later bekende
blinde pianiste)
• groot succes in Parijs tot commissie Franse Academie
• 1785: verlaat Parijs
• 1815: overleden in Zwitserland
Mesmerisme
•
•
•
dierlijk magnetisme
– universum ~ fijne stof
– lichaam trekt die stof aan als een magneet
– zo : harmonie met de natuur (cf. Romantiek)
– tenzij ziekte:
• hinderpalen die magneetwerking belemmeren
• geen vitale doorstroming meer van universeel fluïdum
• therapie: met magnetische krachten die hinderpalen opheffen
therapie
– oorspronkelijk: aanraking
• ‘Om in harmonie met de zieke te geraken moet men eerst de handen op de
schouders leggen en langs de armen tot aan de toppen van de vingers gaan…
dit moet men twee of drie maal herhalen en daarna van het hoofd tot de
voeten naar beneden stromingen teweegbrengen’
– nadien ‘magnétiseur’
• zieke en dokter stemmen zich als magnetische
existenties op elkaar in (ijzerinname)
• via dit contact kan dokter de magnetische krachten
sturen
• dit leidde soms tot schokken bij patiënt (en genezing)
– in Parijs: groepstherapie ‘le Baquet’
1781: onderzoekscommissie van Franse Academie:
–
‘ayant enfin démontré, par des expériences décisives, que l’imagination sans magnétisme produit des
convulsions, et que le magnétisme sans l’imagination ne produit rien, ils ont conclu, d’une voix unanime,
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
sur la question de l’existence et de l’utilité du magnétisme, que rien ne prouve l’existence du fluide
magnétique animal; que ce fluide, sans existence, est, par conséquent, sans utilité;’
–
•
•
•
•
•
•
besluit commissie:
• vernietigend voor theorie
• verbod op praktijk (o.a. gevaar voor seksueel misbruik)
belang van Mesmer
– ontwikkeling hypnose
– ontstaan dynamische psychologie
– tijdsgeest Romantiek!
• harmonie Natuur
• aandacht gevoelens
– merk op: toen al tegenstelling met wetenschappelijke benadering (Academie)
• vraag: met weerlegging van theorie, ook een ‘ontkenning’ van de feiten
(emotioneel dysfunctioneren)? Want de commissie heeft wel nooit de
spectaculaire genezingen vermeld
Mesmer
context: Romantiek
theorie
– ‘dierlijk magnetisme’
– stromingen van universeel fluïdum
therapie:
– aanraking
– hypnose
– groepssessies
1781: commissie Franse Academie
belang:
– hypnose
– aanzet psychodynamisch denken
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
5. Achtergronden vanuit empirische bevindingen
‘… two general socio-historical trends, which we consider to have been crucial for the success of psychology:
individualisation and social management.’
•
•
•
•
•
•
•
•
Overzicht
een terugblik en een vooruitblik in de cursus
Opvattingen over mens en maatschappij
Achtergronden vanuit empirische bevindingen (eerste deel)
Aanpak cursus
Chronologische tijdslijn
Drie thema’s (niet onafhankelijk van elkaar):
– Inzichten en empirische bevindingen rond mens en menselijk gedrag
• Filosofie
• Empirische voorlopers:
– Fysiologie
– Individuele verschillen
– Het mensbeeld
• Trends van individualisatie en sociaal management
– ‘Wat is wetenschap’?
• ontstaan wetenschappelijke methode
Conclusie
Psychologie ontstaan vanuit
– Filosofie
– Fysiologie
Scharnierpunt: 19de eeuw
– Belangrijke empirische ontwikkelingen
– Grote wijzigingen in visie op mens en maatschappij
Keuze om eerst die context te bestuderen
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Inleiding ( Engelse cursustekts achteraan )
•
•
doel hoofdstuk: ‘to put the general early success of the discipline into perspective’
aan de hand van twee socio-historische trends:
– individualisatie:
• van groep naar individu
• interesse in individuele verschillen
• focus op innerlijke belevingswereld
– sociaal management:
• bewaken en controleren van het gedrag van individuen en groepen

merk op: paradox in deze twee trends!
• enerzijds individualisering, privatisering
• anderzijds mogelijk standaardisering, norm
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
overzicht
Vroege Westerse individualiteit (c. 1400-1800) (zie eerder)
Naar een ‘moderne’ samenleving (c. 1775-1920)
Individualisatie (c. 1800 – 1900)
Sociaal management (c. 1800 – 1900)
Psychologie (c. 1880-1910)
“Psychologische samenleving” (c. 1920-heden)
Besluit
2.Naar een ‘moderne’ samenleving (c. 1775-1920)
context: snelle, revolutionaire veranderingen
a. demografie
b. industrie
c. politiek
d. secularisatie en verwetenschappelijking
a. DEMOGRAFISCHE INVLOEDEN
 bevolkingstoename!
- o.m. dankzij :
i. hervorming landbouw
Hervorming landbouw : daling in oogstmislukkingen, stijging in productie
-> DUS meer mensen die fatsoenlijk konden eten, dus minder sterfte met
als gevolg meer mensen.
ii. vanaf 19de eeuw: vooruitgang hygiëne en preventie besmettelijke ziekten
- 1750: 140 miljoen mensen in Europa
- 1900: 420 miljoen
 verstedelijking
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
- 1850: helft Britten leeft in steden
 armoede in de steden
Armoede, omdat vele mensen migreerden naar deze steden vanuit het
platteland. Ze hadden amper geld en leefden in overbevolkte achterbuurten.
Het centrum van de stad was het domein van de middenklasse, ook wel
Bourgeoisie genoemd
Achterbuurten versus bourgeoisie en lagere middenklasse (in stadscentrum)
b. INDUSTRIËLE REVOLUTIES
 Wat?
- cf. industriële revoluties
- uitvinding stoommachines
- later: chemische industrie
 1800-1914: toenemende welstand, maar ook toenemende sociale ongelijkheid
 Kapitalisme
 Katoen en ijzer zijn de meest belangrijke industriële producten in die tijd.
 Mensen moesten ook omgaan met onzekerheid, want met economische
“booms” gingen ook vaak crisis gepaard.
 “One-way traffic, met kolonies die ruwe materialen aanvoerden tegen lage
prijzen voor Westerse Industrieën
c. POLITIEKE INVLOEDEN
 invloed van ‘middenklasse’
 poltieke revoluties
- 1776: VSA ‘declaration of independence’
- 1789: Franse Revolutie
 algemeen: liberaal individualisme
 strijd voor individueel stemrecht
d. SECULARISATIE
 dalende invloed van de kerk
- qua ‘denkkader’
- qua machtspositie
- deels i.t.t. invloed religie op dagelijks leven
- kerk nog altijd als autoriteit op moreel vlak
WETENSCHAPPELIJK WERELDBEELD
jaren 1830: ontwikkeling positivisme door A. Comte (cf. infra)
 religieus denken ~ primitief stadium van (sociale) evolutie
 wetenschappelijke analyse
- ook van sociale fenomenen
- ontstaan van sociologie
‘In political philosophy from now on there can be no
order or agreement possible, except by subjecting social
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
phenomena, like all other phenomena, to invariable
natural laws that will limit in each epoch … the extent
and character of political action’
WETENSCHAPPELIJKE ANALYSE VAN DE SOCIALE ORDE
 1850: Herbert Spencer
- schaarste -> sociaal conflict -> vooruitgang
- wet van de sterkste
 1859: Darwins evolutietheorie: variatie en selectie
 sociaal darwinisme als legitimatie van de sociale orde
- alleen de sterksten verdienen een gepriviligeerde sociale positie
- tegen sociale hervormingen (‘survival of the fittest’)

1867: das Kapital van Karl Marx
- kapitalisme als tussenstadium
- zal overgenomen worden door nieuwe sociale orde
- ‘wetenschappelijk socialisme’
- Invloed op arbeidersbeweging en andere bewegingen voor sociale
veranderingen
Naar een ‘moderne’ samenleving (c. 1775-1920)
context: snelle, revolutionaire veranderingen
• demografie
– bevolkingstoename
– verstedelijking
• industrie
– sociale ongelijkheid
– kapitalisme
– kolonisatie
• politiek
– liberaal individualisme
• secularisatie en verwetenschappelijking
– 1830: Comte
– 1850: Spencer
– 1859: Darwin
– 1867: Marx
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
1.
2.
3.
4.
5.
Overzicht
Vroege Westerse individualiteit (c. 1400-1800)
Naar een ‘moderne’ samenleving (c. 1775-1920)
Individualisatie (c. 1800 – 1900)
sociaal management (c. 1800 – 1900)
Psychologie (c. 1880-1910)
3. Individualisatie (c. 1800 – 1900)
•
middenklasse:
– positie individu o.b.v. verdiensten en persoonlijke eigenschappen
• i.t.t. groepslidmaatschap of geboortestatus
• geeft mogelijkheden
• maar ook onzekerheid (vervreemding in snelle sociale veranderingen)
– belang gezin
• privacy
– veilige plaats, weg van publieke leven
– wel uiting van gevoelens (i.t.t. publieke leven!)
• rolverdeling
– man: kostwinner
– vrouw: reproductie, maar met kinder- en huismeid!
3.1. Individuele verschillen in kaart gebracht
•
mogelijkheidheid succes van een individu
– maatschappelijke veranderingen
– liberalisme en sociaal darwinisme
– interesse voor persoonlijkheidseigenschappen
• cf. populariteit frenologie (cf. volgend hoofdstuk)
– rond 1800: Gall
– vanaf 1850: VSA
•
jaren 1860: ‘craniométrie’
– Broca (1861):
» volume hersenen ~ grootte individuele capaciteiten
» bewijs: eminente mannen versus vrouwen en ‘wilden’
– Lombroso (1876) L’uomo delinquente
» fysiognomie delinquent
» de geboren crimineel!
•
USA: doel van individueel, materieel welzijn
– sterk in lagere middenklasse
– liberale ideologie van succes
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
•
cf. populariteit handboeken als ‘the keys to success’ en ‘dollars and
sense, or how to get on’
belang van gevoelens!
– cf. 19de eeuwse Romantische kunst en poëzie
– ‘onderliggende’, diepere laag i.t.t. dunne laag van de bewuste rede
3.1. Individuele verschillen in kaart gebracht
‘nieuwe’ middenklasse
mogelijkheid van succes individu
individuele verschillen
– frenologie
– craniometrie
– individueel, materieel welzijn
– gevoelens
3.2. Besluit
•
•
•
stijgend individualisme
– individualistische waarden
– eigen individualiteit
• in vergelijking met anderen (individuele verschillen)
• eigen emoties
maar beperkt tot
– middenklasse
– man
• immers vrouw is emotioneel (als niet irrationeel)
• cf. rolverdeling in gezin
• cf. vrouwenstemrecht, toegang vrouwen universiteit
– blank
• cf. kolonisatie
– Groot-Brittannië
– Leopold II (1835-1909)
interesse voor die ‘anderen’, maar ook angst
– vb. arbeidersbeweging, feministen
– nieuwe vormen van sociaal ‘management’ om gedrag te reguleren (en te
controleren)
– De arbeidersbeweging en feministische bewegingen maakten de de middelklasse
bang. En dit stimuleerde tot nieuwe vormen ....
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
3.2. Besluit
individualisme
beperkt tot
– middenklasse
– man
– blank
angst voor het andere mede aanzet tot sociaal management
Voorbeeldvraag
•
1.
2.
3.
4.
5.
overzicht
Vroege Westerse individualiteit (c. 1400-1800)
Naar een ‘moderne’ samenleving (c. 1775-1920)
Individualisatie (c. 1800 – 1900)
sociaal management (c. 1800 – 1900)
Psychologie (c. 1880-1910)
•
•
4.Sociaal management (c. 1800 – 1900)
4.1. Praktijken
–
–
–
–
–
–
onderwijs
armenhulp
afzondering
hygiënisme
sociale zekerheid
eugenetica
4.2. Nieuwe kenmerken
–
–
–
toenemende invloed van de staat
individualisatie
wetenschap
4.3. Besluit
4.Sociaal management (c. 1800 – 1900)
•
•
definitie: geplande en systematische pogingen om menselijk gedrag te beïnvloeden en te
controleren
 alle samenlevingen, maar 19de eeuw
– toename
– nieuwe motivatie, organisatie en methode
4.1. Praktijken
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
cf. economische en sociale veranderingen in de loop van de 19de eeuw
grotere nood aan sociale organisatie en regulatie
– stadsplanning
– gezondheidszorg
– onderwijs
– zorg voor ‘achtergeblevenen’
uit humane motieven of uit angst voor sociale onrust en revolutie
voorbeelden:
•
•
•
onderwijs
– voorheen: monopolie kerk
– vanaf 17de eeuw ook door ‘local elites’
– 19de eeuw:
• secularisatie van inrichtende machten
• nationaal curriculum (cf. ‘vaderlandse geschiedenis’)
• schoolplicht
– motieven
• economisch (geletterde arbeider)
• Economisch ( zodat ze later eventueel nieuwe aanpassingen van een bepaald
machine kunnen lezen )
• sociale orde (verwaarloosde kinderen als potentiële criminelen)
• Sociale orde ( schrik dat verwaarloosde kinderen criminelen zouden kunnen
worden, dus ze een opleiding aangeven )
armenzorg
– kerk
– vanaf 16de eeuw: steden
– vanaf einde 18de eeuw: Verlichting: filantropie
– Filantropische ondersteuning : d.w.z. Dat deze beweging overtuigd was dat een groot
deel van de werkklasse leed onder sociale handicaps en ze nooit een vaste positie in
de samenleving zouden kunnen innemen.
– ° Screening om te zien of de persoon in kwestie fatsoenlijk genoeg was en zichzelf
zou kunnen behelpen in de toekomst.
– vaak combinatie van zorg en (her)opvoeding
• vb. screening van armen
• verandering van gewoonten van arbeidersklasse
afzondering van individuen
– psychiatrische patiënten
• met toenemende sociale organisatie werd ruimte voor deviant gedrag
beperkter
• vanaf begin 19de eeuw: nieuwe psychiatrische inrichtingen
– kinderen
• weeshuizen al vanaf middeleeuwen
• vanaf jaren 1830: nieuwe klasse van afhankelijke kinderen
– gehandicapten
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
–
–
–
–
•
•
•
geestelijk gestoorden
straatkinderen
jonge delinquenten
» nieuwe wet: heropvoeding i.p.v. gevangenis
kinderen die niet meekonden in normale schoolcircuit
Voorbeeld:
UPC-Kortenberg werd opgericht in 1849
hygiënisme
– cholera-epidemies na 1830
– medisch debat over oorzaak en bijgevolg verschil in preventie
• ‘besmetting”
– gewoonten veranderen
» kleren wassen
» handen en lichaam wassen met water en zeep
• “miasma” (Grieks voor vervuiling) theorie
– infrastructuur
» zuiver water
» rioolsysteem
» huisvuilophaling
sociale zekerheid
– bescherming bevolking tegen uitwassen van kapitalisme
• kinderbescherming (door kinderarbeid verbieden en schoolplicht invoeren)
• vanaf 1880: opbouw systeem van sociale zekerheid in Europa
– nationale en verplichte verzekering tegen ziekte, ongelukken en
pensioen
– VSA:
• algemeen: weerstand tegen actieve rol van de staat
• verschillen tussen staten: vb. midwesten en oostkust meer Europees gericht
eugenetica:
– Francis Galton:
• 1883: lanceerde de term ‘eugenetica’ (goed door geboorte)
• geïnspireerd door zijn neef Charles Darwin
• erfelijkheid van mentale en psychische eigenschappen
• voorstel tot geselecteerde huwelijken en reproductie (cf. renpaarden)
– vanaf 1900:
• Groot-Brittannië: positieve eugenetica
– meer voortplanting bij excellente personen
• VS: daarnaast ook negatieve eugenitica
– voorkomen van voortplanting
» vb. sterilisatiewetten in Iowa (1913) met als doel ‘the
prevention of the procreation of criminals, rapists, idiots,
feebleminded, imbeciles, lunatics, drunkards, drug fiends,
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
–
epileptics, syphilistics, moral and sexual perverts, and
diseased and degenerate persons’
Immigratiebeperkingen (veilig stellen ‘Amerikaanse ras’)
Sociaal management (c. 1800 – 1900)
4.2. Nieuwe kenmerken
• toenemende invloed van de staat
– tweede helft 19de eeuw: overname door de staat van privé-iniatieven van ‘verlichte’
individuen
• cf. onderwijs, sociale wetgeving, eugenetische wetten
– einde 19de eeuw: sociaal management als instrument voor nationale politiek
• voor gehele populatie: vb. stadsplanning, onderwijs, gezondheidszorg
• voor specifieke groepen
– basis voor latere welvaartsstaat
•
toenemende individualisatie
– vb. armenzorg: materiële hulp, maar ook poging tot ‘heropvoeding’, ‘civilisatie’
– vb. psychiatrische patiënten, jeugdcriminaliteit
• ‘heropvoeding’
• aandacht voor individuele geval
– vb. onderwijs
• bijhouden van prestaties individuele leerlingen
• op wetenschappelijke basis
– cf. nieuwe wetenschappen
• sociologie, demografie, pedagogie, psychiatrie, criminologie, psychologie!
• vertaling van wetenschappelijke ideeën in voorstellen voor sociale hervorming
• voorbeeld : Amerikaans ‘progressivism’
– als oplossing voor industrialisatie en urbanisatie (vb. hervorming
onderwijs)
– filosofie van het pragmatisme
» William James en John Dewey
» “true is what works”
4.3. Besluit
• sociaal management
– gehele populatie
– vermengd met idee van rationaliteit en wetenschappelijkheid
• advies, observatie, registratie van elk individu
• ongewijzigde machtsstructuur
– lagere klassen kregen directieven van middenklasse!
Itt. de sociale elite die advies kreeg ipv directieven
– zich richten naar sociale normen!
Belang van deze invalshoek
voor geschiedenis van de psychologie
• Cf. externalisme: context belangrijk bij wetenschapsgeschiedenis
• Cruciale veranderingen 19de eeuw
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
•
•
– Vb. studie van geesteszieken pas als psychiatrische instituten
Daarnaast ook empirisch onderzoek: zie volgend hoofdstuk
Overzicht
Bespreking voorbeeldtoets
een terugblik en een vooruitblik in de cursus
Opvattingen over mens en maatschappij
Achtergronden vanuit empirische bevindingen
5.Achtergronden vanuit empirische bevindingen
•
•
Invalshoek voor begrijpen ontstaan van de psychologie als wetenschap
- Onderzoek naar individuele verschillen
- Bevindingen vanuit fysiologie
- Aanzet tot experimentele methode
Opmerkingen
- ‘empirische’ bevindingen:
1. niet strikt filosofisch
2. wederzijdse beïnvloeding empirie en ‘filosofie’
Overzicht
Hoofdstuk: Achtergronden vanuit empirische bevindingen
5.1 Studie van individuele verschillen
• frenologie
5.2 Achtergronden vanuit fysiologie
• psychofysiologie
• psychofysiologie van de gewaarwording
• structuur en fysiologie van de hersenen
5.3 Aanzet tot experimentele methode
• persoonlijke equatie’ der astronomen
Frenologie
•
•
•
Inleiding
- Individuele verschillen en lichaamsbouw
- Het lichaam-ziel probleem
Gall en de frenologie
Besluit
INLEIDING
• frenologie of ‘hersenknobbeltheorie’
• situeren in twee soorten vragen (sinds Oudheid)
– interindividueel: verschillen in lichaamsbouw en in persoonlijkheid
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
Intraindividueel: band lichaamsbouw en de ‘ziel’
•
Individuele verschillen en lichaamsbouw
Hippocrates:
– vier lichaamsvochten (cf. vier elementen: vuur, lucht, water, aarde)
•
nl. gal, bloed, slijm en zwarte gal
– bij een gezond mens in evenwicht
• behandeling: bloedafname, purgeermiddelen, diëten
• Galenos:
– basistemperamenten ~ onevenwicht in lichaamssappen
• cholerisch, sanguinisch, flegmatisch en melancholisch
– naderhand geïnterpreteerd als psychologische temperamenten
Beide zien duidelijk een andere betekenis in een mogelijk onevenwicht van de 4 lichaamssappen.
•
Lavater (1755) Physiognomische Fragments zur Beförderung
der Menschenkennis und Menschenliebe
– fysiognomie (uiterlijke zegt iets over innerlijke;
specifiek gelaatstrekken en lichaamsbouw)
– vier basistemperamenten ~ karakteristieken
lichaamsbouw
– aantrekkingskracht:
• poging tot verklaring individuele verschillen
• diagnostisch middel om mensen te beoordelen
• De aantrekkingskracht van dit soort karakterstudies bestond niet enkel uit
het feit dat er een poging gedaan werd een verklaring te vinden voor
individuele verschillen, maar ook dat er een diagnostisch middel aan de hand
werd gedaan om mensen te beoordelen !
– ook toen al erg controversieel:
• enthousiasme: vb. Goethe
• determinisme: cf. Lichtenberg ‘Als fysiognomie dat wordt wat Lavater er van
verwacht, zal men kinderen gaan hangen nog voor zij de strop met daden
hebben verdiend’.
•
•
later in de geschiedenis nog analoge pogingen en typologieën
basisstelling: individuele verschillen in psychisch functioneren verankerd in genetisch
bepaalde constitutie
cf. Gall en de frenologie
– ‘wetenschappelijke’ verklaring voor individuele verschillen
– verzet tegen empirisistisch opvatting: individuele verschillen ~ omgeving (opvoeding
en ervaringen)
Empiristen schreven deze verschillen uitsluitend toe aan omgevingsfactoren zoals
opvoeding en individuele ervaringen.
Dus voorbeeld debat erfelijkheid vs. Milieu
•
•
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Individuele verschillen en lichaamsbouw
• Cf. Grieken: vier basistemperamenten
• Lavater (1755): fysiognomie
– Aantrekkingskracht
• Typologie
• Aanzet tot verklaring (‘nature’ i.p.v. ‘nurture’)
– Controversieel (pseudowetenschap)
-Het lichaam-ziel probleem
•
locatie van de menselijke geest?
– hart (Aristoteles)
– nieren (Egyptenaren)
– pijnappelklier (Descartes)
– einde 18de eeuw: hersenen!
• bijdrage hiertoe: klinisch werk van William Tuke (1732 – 1822) en Philippe
Pinel (1745-1826)
– hervorming behandeling van psychiatrische patiënten
» tevoren: bezeten door duivel en opgesloten in instellingen
» geesteszieken!
– Voorbeeld van tijdsgeest van de Verlichting
Situering frenologie
• Individuele verschillen en lichaamsbouw
– Oudheid: Hippocrates en Galenos
– Lavater (1755): fysiognomie
• Aantrekkingskracht
– Typologie
– Aanzet tot verklaring (‘nature’ i.p.v. ‘nurture’)
• Controversieel (pseudowetenschap)
– cf. erfelijkheid – milieudebat: genetisch bepaalde constitutie
• localisatie van ‘geest’ in hersenen (eind 18de eeuw)
– cf. Tuke en Pinel: geesteszieken
GALL EN DE FRENOLOGIE
• Franz Joseph Gall (1758 – 1828)
– opleiding anatomie (menselijk hoofd)
– observaties bij gevangenen
• gauwdief – bult – locatie van ‘hebberigheid’
– onderzoek kennissen en beroemde personen: cranioscopie (zie citaat p. 79)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
–
–
–
–
•
1800: leerling Johan Caspar Spurzheim (1776-1832)
1802 gevlucht naar Parijs
1813: Gall en Spurzheim uit elkaar
Spurzheim: frenologie in Engeland en VS
VS: verder verspreid door o.m. Combe
• 1828 ‘Constitution of man’
•
‘Phrenological Society’, Phrenological Journal
Vier veronderstellingen
1.hersenen = locatie van de geest (materialisme, geen dualisme)
Gall gaat verder als Descartes die in de hersenen enkel de plaats had gezien waar ziel
en lichaam interageren
2.hersenen ~ deelorganen
3.deelorganen ~ psychische vermogens
• cf. Reid (1710 – 1796) vermogenspsychologie
4.uiterlijke vorm schedel ~ inwendige vorm hersenen
• namelijk
– te veel – bult
– te weinig – verzakking
–
merk op: in principe empirisch toetsbaar via correlationele methode
• maar:
– Gall eerder toevallige samenhangen
– De facto was theorie niet falsifieerbaar: steeds een uitleg als
observaties niet schenen te kloppen
• Combe (1836): a system of phrenology:
– quasi-wetenschappelijke methode
» cf. citaat cursus p. 93:
Moordenaars ~schedelabnormaliteit boven temporaalkwab
Besluit
•
•
semi-wetenschappelijk karakter
vormde ook uitdaging
– voor fysiologie: relatie schedel en inwendige hersenstructuren
– voor filosofie:
• deelvermogens?
• localisatie?
– immers geest als niet-ruimtelijke en niet-tijdelijke substantie
– (dit was ook al bekritiseerd door Helmholz’ tijdsmeting van de
zenuwgeleiding)
Filosofen hadden moeite met het idee dat de menselijke geest opgesplitst werd
•
startpunt latere ontwikkelingen psychologie
– neuropsychologie:
• localisatie- en specialisatietheorie hersenen
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
–
differentiële psychologie:
• ‘objectieve’ meting van interindividuele verschillen
Psychodiagnostiek
• schedelprofiel als persoonlijkheidstest (VS: selectiebureau Fowlers & Wells)
Gall en de frenologie
• Gall – Spurzheim – Combe
• basisaanname:
– deelorganen hersenen ~psychische vermogens
• in principe empirisch toetsbaar, maar de facto niet falisifieerbaar
• belang:als stimulus voor wetenschap
– fysiologie
– filosofie
– psychologie
• Overzicht
Hoofdstuk 1. Achtergronden vanuit empirische bevindingen
Studie van individuele verschillen
• frenologie
Achtergronden vanuit fysiologie
• psychofysiologie
• psychofysiologie van de gewaarwording
• structuur en fysiologie van de hersenen
Aanzet tot experimentele methode
• persoonlijke equatie’ der astronomen
5.2 Achtergronden vanuit fysiologie
a.Ontwikkelingen binnen de psychofysiologie ( chronologische volgorde )
• reflex
• werking van zenuwimpuls en elektriciteit
• sensorische en motorische zenuwbanen: Bell-Magendie
• snelheid van zenuwgeleiding
• Histologisch onderzoek
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Reflex
cf. Descartes (figuur vuur):
– reflex
• ‘automatische’ reactie op uitwendige prikkel
• zonder tussenkomt bewustzijn
– basis voor onderscheid
• onwillekeurige reacties (lichaam als machine)
• willekeurige reacties (interactie ziel -> lichaam)
‘reflex’ : Astruc (1736)
– weerkaatsing
– animale geesten weerkaatsen terug t.h.v. ruggengraat en veroorzaken bewegingen
1751: Whytt: experiment kikkers
– reflex zonder tussenkomst van hersenen
– statuut van dergelijke bewegingen?
hele discussie tot in 19de eeuw
onderscheid fysiologie (reflexen) en psychologie (bewuste gedragingen)
– maar later:
•
Pavlov: geconditioneerde reflex
•
Freud: onbewuste motieven voor gedrag
Reflex
Descartes
Astruc (1736)
Whytt (1751)
onderscheid reflexen en ‘bewuste’ gedragingen?
Werking van zenuwimpuls en elektriciteit
Galvani (1791): de viribus electricitatis in motu musculari (over elektrische krachten bij
spierbewegingen)
Belang van Galvani’s ontdekking?
– cf. eerste stromingen van Romantiek en vitalisme (bezielende kracht): elektriciteit is
organisch
– Volta (1800): elektriciteit is anorganisch
– Du Bois-Reymond (1848): Untersuchungen über tierische Elektrizität
 verder onderzoek van zenuwimpuls: spieren en zenuwen bestaan uit elektrisch
geladen deeltjes (met + en – kant)
– Zenuwgeleiding wordt materieel verschijnsel (i.t.t. esprits animaux)
Galvani (1791)---------- Vitalisme ↔ Volta (1800)
|---------------- Du Bois-Reymond ( 1848)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Sensorische en motorische zenuwbanen: wet van Bell-Magendie
Bell (1774-1842)
Magendie (1783-1855)
• wet van Bell-Magendie
– sensorisch – afferent – dorsaal
– motorisch – efferent –ventraal
•
invloed op ontwikkeling fysiologie en psychologie:
aanzet tot S – R kader (stimulus/afferent – reactie/efferent)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Snelheid van zenuwgeleiding
• du Bois-Reymond :
– foute theorie, maar aanzet tot electrochemische transmissie van zenuwcellen
– Door zijn werk werd de zenuwgeleiding ontdaan van de mystieke esprits animaux, de
pneumatics of the soul en werd het een materieel verschijnsel dat meetbaar was
omdat het in tijd en ruimte gelokaliseerd kon worden.
• Müller: snelheid kan nooit gemeten worden
• afstanden te klein
• aanhanger van vitalisme (uiteindelijke levenskracht niet ‘vatbaar’ voor
wetenschappelijk onderzoek)
• snelheid van zenuwgeleiding
• Helmholtz (1821-1894)
– kikkers en RT-metingen bij mensen:
• 50 à 100 m per seconde
– experiment bij mensen!
• bij tactiele prikkel: op knop drukken
• tactiele prikkel: enkel of schouder
• verschil in RT ~ verschil in afstand met motorisch centrum
– belang: psychische processen verlopen in de tijd en kunnen gemeten worden
– belang: psychische processen verlopen in de tijd en kunnen gemeten worden:
“In Helmholtz’ experiment zat de voorbereiding voor al het latere werk in de experimentele
psychologie aan de chronometrie van mentale activiteiten en reactietijden. Maar het belangrijkste
gevolg van het experiment en het onderzoek dat er op volgde, was dat het de ziel, als het ware,
vertijdelijkte, dat het ging meten wat voordien ongrijpbaar was, dat het de wezenlijke gangmaker van
de geest in de netten van de natuurwetenschap wist te strikken” (Boring, 1950, vertaling Bem, 1985)
– Cf. infra: volgens von Helmholtz diende psychologie uit te groeien tot een positieve
wetenschap.
•
•
•
•
•
snelheid van zenuwgeleiding
Niet meetbaar: Müller
Meetbaar:
– du Bois-Reymond (1848)
– von Helmholtz (1821-1894)
• Mentale chronometrie
• Psychische processen zijn meetbaar!
Histologisch onderzoek
onderzoek gestimuleerd door technische vooruitgang
– technieken om organisch weefsel te bewaren (en te kleuren)
– optische instrumenten (microscoop)
Colgi (1843-1926):
– een complex netwerk van neuronen
Santiago Ramon y Cajal (1852-1934):
– neuronen als onafhankelijke eenheden
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
fysiologie van de zenuwen
histologisch onderzoek
– techniek!
– Colgi (1843-1926)
– Santiago Ramon y Cayal (1852-1934)
Belang voor geschiedenis van de psychologie:
Een toenemende materialisatie van de zenuw(impuls)en en van daaruit een aanzet tot
het meten van bewustzijnsprocessen
•
b.Psychofysiologie van de gewaarwording
•
•
•
•
•
belang van introspectie (‘Selbstbeobachtung) in studie van gewaarwording
– proefdieren:
• voornamelijk onderzoek naar motorische centra (overte reactie)
• pas bij Skinner: sensoriële gevoeligheid bij dieren is te bestuderen via
discriminatief leren.
• Bij proefdieren kan men wel het effect observeren van stimulatie van centra
in de motorische cortex, maar veel moeilijker in de sensorische cortex,
vermits een dier niet kan rapporteren wat het gewaar wordt.
• Skinner, proef pagina 100 onderaan ! Kleur verschil detecteren bij duiven.
studie van gewaarwording (en waarneming) belangrijk, gegeven de epistemologische
discussies hierover bij de empiristen.
Müller (1801-1858)
– Handbuch der Physiologie des Menschen
– leermeester van du Bois-Reymond en Helmholtz
leer omtrent specifieke zenuwkwaliteiten
cruciale stelling (in empiristisch debat): de eigenschappen van onze zintuigen bepalen hoe
we waarnemen
cf. Bell:
“Onze bewustzijnsactiviteiten worden niet door de beperkte aard van het
geschapene bepaald, maar door het beperkte aantal zintuigen waarmee wij zijn
uitgerust.”
•
dus geen directe gewaarwording, maar de zenuwen bemiddelen tussen objecten en
bewustzijn.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
Psychofysiologie van de gewaarwording
introspectie
Müller (eerste helft 19de eeuw)
– grondbeginsel: eigenschappen van zintuigen bepalen mee de waarneming
c.Structuur en fysiologie van de hersenen
Pierre Flourens (1794-1867): extirpatiemethode
•
•
•
Fervent tegenstander van Gall (deelvermogens hersenen)
Enerzijds volgt Flourens dus wel Gall door een aantal hersenfuncties te differentiëren. Hij
spreekt in dat verband van de ‘action propre’, laar wijst hij ook op het feit van een zeker
‘action commune’ van die verschillende structuren.
Extirpatiemethode
– wegnemen van deel van de hersenen bij levende dieren om conclusies te trekken
over functie van deze delen
– onderscheid tussen zes functionele eenheden:
• cerebrum, cerebellum, medulla oblongata, tectum, ruggemerg, perifere
zenuwen
– Grote hersenen (zetel van het bewustzijn) is een eenheid (cf. Descartes)
– Een eenheid die volgens Flourens niet kan opgedeeld worden. In die zin levert hij een
fysiologische onderbouw voor de Cartesiaanse opvatting dat de geest 1 is en
ondeelbaar.
– aanzet tot plasticiteit hersenstructuren
• Functies die op het eerste gezicht lokaliseerbaar zijn (wegvallen na
extirpatie) komen soms geleidelijk terug
• Vooral bij jonge dieren
– Cf. slingerbeweging in geschiedenis tussen holisme en functionele kaart hersenen
(functionele kaart : een strikte lokalisatie van elke functie )
Taalcentra
Slide niet volledig. Vergelijken met cursustekst pagina 103
Broca richtte in 1859 de vereniging ‘Sociéte d’Antropologie in Parijs op. Deze vereniging was
bedoeld om – een beetje in lijn van Galls frenologie- een wetenschappelijke basis te vinden
voor de verbanden tussen fysische kenmerken en psychisch functioneren.
Ook in Frans wetenschappelijke middens bleef een zekere interesse bestaan voor een meer
specifieke lokalisatie van ‘hogere’ psychische functies.
- Wat door Flourens als 1 geheel werd beschouwd, kreeg dus geleidelijk een meer
differentieel uitzicht, zoals trouwens reeds bij Gall en de frenologie het geval was geweest.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Broca (1824-1880):
– patiënt ‘Tan’ die niet kon spreken,maar wel normaal functioneerde (afasie)
– autopsie: letsel in linkerhemisfeer (Broca-centrum)
– ‘il y a, dans le cerveau, des grandes régions distinctes correspondantes aux grandes
régions de l’esprit’
Motorische en sensorische centra
Ook hier vergelijken met de cursus, meer informatie.
- Dit opschuiven van het sensori-motorisch model naar de hogere regionen van het
zenuwstelsel werd stilaan beschouwd als de ontmaskering van het ‘bewustzijn’ als nietmateriële substantie.
•
•
Fritsch (1837-1927) en Hitzig (1839-1907)
stimulatie van de hersenschors
(uitvoerig experimenteren met elektrische stimulaties )
-honden en gewonde soldaten in Pruisische oorlog
Hitzig (1870) "On the Electrical Excitability of the Cerebrum“
•
Ferrier (1843-1928)
- kon een kaart samenstellen van de lokalisatie van
motorfuncties in de hersenen van de aap.
Holisme
- Pierre Flourens (1794-1867)
 Extirpatiemethode
 Functionele eenheden
 Plasticiteit
Achtergronden vanuit empirische bevindingen
Studie van individuele verschillen
• frenologie
Achtergronden vanuit fysiologie
• psychofysiologie
• psychofysiologie van de gewaarwording
• structuur en fysiologie van de hersenen
Aanzet tot experimentele methode
• persoonlijke equatie’ der astronomen
Functionele kaart
- Broca (1861) : Autopsie ‘Mr. Tan’
- Motorische en sensorische centra
 Fritsch en Hitzig
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
‘persoonlijke equatie’ der astronomen
6.1. Maskelyne en Bessel
•
1796: Maskelyne (hoofdastronoom Greenwich observatorium)
– ontslaat assistent Kinnebrooke
– reden: telescopische observaties sterren (‘oog en oor’ methode) weken gemiddeld
8/10 van een seconde af van zijn observaties
– Oog-oor methode: zie figuur
•
Bessel (1784-1846):
De ‘fait divers’ tussen Kinnebrook en Maskelyne trokken 20 jaar later de aandacht van
Bessel. En hij kwam met de volgende mogelijke verklaring
– inherente bron van foutenvariantie in waarnemingsproces zelf
– verschillen in observaties tussen gerenommeerde professionele astronomen
– Idee van ‘persoonlijke equatie’: zoeken naar een correctiefactor voor inter- (en
intra)individuele verschillen
•
Later onderzoek:
– standaard via “chronograaf” (1854)
– Omdat men steeds moest steunen op relatieve verschillen tussen individuen en geen
objectieve tijdsmeting had, was dit een moeilijk zaak. Het invoeren van de
chronograaf in Greenwich bracht hiervoor een oplossing. Wanneer dit toestel door
twee verschillende astronomen gebruikt werd, verdwenen grotendeels alle
interindividuele verschillen. Nu werd het mogelijk om voor elke astronoom de
perceptuele afwijking te bepalen met de ‘oog en oor methode’.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
–
Zo vond men ook dat de afwijking niet enkel bepaald werd door verschillen tussen de
astronomen, maar ook door andere factoren.
verschillen in observaties
• Stimulusfactoren:
– Vb. zon vs. maan, aard van de baan, snelheid lichtbron
• Ook intra-individuele verschillen
– Vb. of lichtbron verwacht werd of niet
persoonlijke equatie der astronomen
– Maskelyne: 1796
– Bessel: studie waarnemingsproces
• persoonlijke equatie
– Later onderzoek
• Chronograaf
• Variatie t.g.v.
– Stimulusfactoren
– Psychologische processen (verwachting) en daardoor ook
intraindividuele verschillen
Psychologische uitlopers
• methoden in beginnende experimentele psychologie
– Wundt complicatieklok
• Interactie visuele en auditieve stimulus
• Vergelijkbaar met oog-oor methode
– Complicatieexperimenten von Tchisch:
Bv. proefpersoon hoort de bel op een punt van de visuele schaal
waarop de bel objectief nog niet kon gehoord worden
•
•
 1885: Experimenten door von Tchisch (leerling van Wundt)
Negatieve inductie:
– Stel: aandacht op auditieve (‘prior entry’ in bewustzijn)
• bel rinkelt op schaalwaarde 5
• Proefpersoon hoort dit op schaalwaarde 6
• ‘Ziet’ slinger nog op schaalwaarde 4
Positieve inductie
– Stel aandacht op visuele (‘prior entry’)
• Bel rinkelt op schaalwaarde 5
• Pp. ziet slinger op 5, daarna pas dringt belgeluid door
• Op dat moment is slinger al verder: ‘hoort’ slinger op 6
Besluit: geen directe relatie tussen wat objectief gegeven is en wat waargenomen wordt
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Psychologische uitlopers
• methoden in beginnende experimentele psychologie
– Complicatieexperimenten
– Reactietijdexperimenten
• Donders (1818 – 1889): substractiemethode
– Voorbeeld
» Reactietijd op 1 visuele stimulus
» Reactietijd bij reactie op 1 van 2 visuele stimuli
» Verschil: mentale activiteit voor visuele discriminatie
(het verschil met de eenvoudige RT , schreef hij dan ook toe
aan de tijd die nodig was om de ‘mentale” activiteit van
discriminatie door te voeren.)
– Belang: complexe taak als aaneenschakeling van eenvoudige
processen die afzonderlijk gemeten kunnen worden
• James McKeen Cattell (1860-1944):
– ‘Noise key’:
» Reactie stemgeluid bij visuele stimulus
» Vb. RT(individuele letter) = RT(eenvoudig woord)
Waaruit hij besloot, althans voor volwassenen, dat woorden
als één unit verwerkt worden.
– Belang van interindividuele verschillen in RT
– Latere interesse in ‘mental testing’ (psychodiagnostiek)
•
persoonlijke equatie der astronomen
– belang psychologie
• Complicatieklok
– Wundt en von Tchisch (1885)
• Reactietijdexperimenten
– Donders: subtractiemethode
– Cattell: noise key en ‘mental testing’
• Of: basis mentale chronometrie (cf. von Helmholz)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
6. De onmiddellijke voorlopers
De eed van Helmholz
“Dat geen andere krachten (wetten) dan de fysisch-chemische in het organisme werkzaam
zijn. In al die gevallen waarin verschijnselen nog niet uit deze krachten (wetten) verklaard kunnen
worden, dient men hun verloop via de fysisch-mathematische methode te bestuderen, dan wel het
bestaan van andere krachten (wetten) te veronderstellen die vergelijkbaar zijn met de fysischchemische in de zin dat zij de verschijnselen ordenen in termen van oorzaak en gevolg” (Du BoisReymond, 1842)
Overzicht
6.1 Inleiding: Het positivisme (2de helft 19de eeuw)
6.2 Gustav Theodor Fechner (1801-1887)
 Iets over zijn leven
 Fechners psychofysica
 Enkele opmerkingen
 Besluit
6.3 Hermann Ludwig Ferdinand Von Helmholtz (1821-1894)
 Iets over zijn leven
 Helmholtz’ perceptietheorie
 Besluit
6.4 Besluit
6.1 Inleiding: Het positivisme (2de helft 19de eeuw)
•
19de eeuw: Verlichting > Romantiek
De ideeën van de verlichting halen het op die van de Romantiek. Vooral in de medische
wetenschap was de breuk met de romantiek opvallend. Men knoopte terug aan bij het
cartesiaans medisch model.
– wetenschappelijk = natuurwetenschappelijk
– cf.
• medische wetenschap: Cartesiaans medisch model: lichaam is ingewikkelde
machine
• filosofie
– August Comte (1798-1857)
– Friedrich Albert Lange (1828-1875)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
 August Comte (1798-1857)
– ‘Cours de Philosophie Positive’
– de wet van de drie stadia
De wet van de drie stadia
– psychologie:
Stadium
Metafysisch
Positivistisch (wetens.)
Object
Bewustzijn
Fysiologie
Methode
Introspectie
Waarneming
- Sympathie voor frenologie van Gall
- Cf. Later behaviorisme!
De psychologie verkeert nog in het metafysisch stadium zolang ze haar onderwerp definieert als een
studie van ‘bewustzijn’ en haar methode beperkt houdt tot introspectie. ( ~ Kants sceptisiscme wat
betreft de uitbouw van een wetenschappelijke psychologie.) Om wetenschappelijk te worden moet
de psychologie zich verankeren in de fysiologie.
•
•
•
 Friedrich Albert Lange (1828-1875)
Geschichte des Materialismus (1866)
tegen idealisme en materialisme
– apriori visie op (essentie van de) werkelijkheid
– verder dan ervaringskennis (Idealisme en materialisme maken zich volgens Lange
schuldig aan overtreding van de grenzen van de ervaringskennis.)
Psychologie (cf. J.S. Mill)
Zowel Mill als Lange stellen dat niet de ervaring maar de publiek gegeven
observatieuitspraak als wetenschappelijk gegeven centraal staat.
Indien men zou kunnen achterhalen welke psychische verschijnselen wetmatig verbonden
zijn aan bepaalde lichamelijke gebeurtenissen...
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
–
•
publiek gegeven observaties
• nauwkeurig beschreven
• innerlijke (gewaarwordingen) en uiterlijke (gedrag)
• herhaalbare omstandigheden
externe condities gespecifieerd
• Lichamelijke condities
– Cf. Müller: zenuwen bemiddelen tussen objecten en waarnemingen
• Voor zover ze parallel verlopen of wetmatig verbonden zijn met psychische
verschijnselen
• bij wetmatigheden: bewustzijn manipuleerbaar
invloed
– Wundt: afkondiging van een experimentele of fysiologische psychologie
– Ernst Mach (1836-1916)
Besluit
• positivistisch denkklimaat invloed op ontwikkeling psychologie als aparte wetenschap
• belang van methode
6.2 Gustav Theodor Fechner (1801-1887)
Van de twee belangrijkste onmiddelijke voorlopers behoort Helmholtz zeker tot deze
positivistische stroming. Fechner helemaal niet, al zal juist zijn werk een stimulans
zijn om het ideaal van het positivisme ook in de psychologie te verwezenlijken.
Iets over zijn leven
• geboren in Zuid-Oosten van Duitsland
• zoon van dominee (gestorven toen hij 5 jaar was)
• 16 jaar: studies geneeskunde aan universiteit Leipzig
• pseudoniem ‘Dr. Mises’
• faalde in praktijkgerichte examens
• studie fysica en wiskunde
• professor fysica in 1834
• onderzoek naar meer ‘psychologische’ vraagstellingen (kleurgewaarwordingen en gekleurde
na-beelden)
– Bv. Fechners kleur (zie illustratie)
• 1839-1842: totale inzinking (o.a. oogziekte)
• 1843: kentering: meer filosofische richting
•
spiritualistische levensvisie
In zijn filosofie verzette hij zich zeer sterk tegen het materialisme. Hij zocht het te bestrijden
door een identiteitstheorie van materie en geest te verkondigen. De titels van de boeken waarin hij
zijn filosofische stellingen tegen het materialisme verkondigde doen iets vermoeden van zijn –
eufemistisch uitgedrukt – ongewone ideeën.
– voorbeelden
• Das Büchlein vom Leben nach dem Tode (1836)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
•
• Nanna, oder über das Seelenleben der Pflanzen (1848)
• Zend-Avesta, oder über die Dinge des Himmels and des Jenseits (1851)
cf. Romantisch gedachtengoed
identiteitstheorie van materie en geest (i.t.t. materialisme)
– onderscheid is slechts schijn:
• “Van aan de binnenkant van een cirkel is de bolle zijde niet te zien, omdat
deze verscholen ligt achter de holle. In het omgekeerde geval is de holle zijde
verscholen achter de bolle. Beide zijden horen echter bij elkaar en zijn net zo
min te scheiden als de psychische en lichamelijke aspecten van de mens die
eveneens gezien kunnen worden als binnen- en buitenkant”.
[ Tekening namaken, slide 25 HC 8 ]
•
•
•
•
•
•
•
identiteitstheorie van materie en geest
– onderscheid is slechts schijn
– vandaar: psycho-fysica (naam!) als wetenschappelijke onderbouwing
– 1860 “Elementen der Psychophysik”
• aandacht van andere wetenschappers (o.a. Helmholtz, Delboeuf)
• strikt empirische uitgangspunten
– vanaf 1865: experimentele esthetiek
• 1876 Vorschule der Aesthetik
• 1882: Revision der Hauptpunkte der Psychofysik
trouw aan spiritualistische levensfilosofie
– 1879: ‘Die Tagesansicht gegenüber der Nachtansicht’
overleden 1887
bijdrage aan vestigen van een experimentele psychologie!
Gustav Theodor Fechner
Spiritualistische levensvisie
identiteitstheorie van materie en geest
uitbouw psychofysica
Fechners psychofysica
• denkkader: R  E  S
Fysische prikkel -> Lichamelijke (hersen)processen -> sensatie
–
cf. S-O-R van neobehaviorisme
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
doelstelling: bewijs dat ziel (S) en lichaam (E) twee verschijningsvormen van dezelfde
werkelijkheid zijn:
“[door te pogen] de actuele functionele verbanden tussen de verschijningswijzen van het
lichaam en die van de ziel zo exact mogelijk te bepalen. Men kan deze relatie het beste
zien als een mathematische functie, een vergelijking tussen de variabelen x en y, waarbij
iedere variabele als een functie kan gezien worden van de ander en elk afhankelijk is van
de veranderingen in de ander” (Fechner, 1860, p.8)
•
probleem: meting van S
– gewaarwording hoogstens ordinale schaal?
– Weber (1846) Der Tastsinn und das Gemeingefühl
• onderzoek naar juist merkbaar verschil
• wet van Weber (per zintuig):
betekenis: pas als de toename een bepaalde factor overschrijdt, wordt het
verschil in stimulusintensiteit ervaren.
vergelijk bv. wegen van (1kg vs 1.005 kg 1 g vs 5 g)
Verdere uitwerking in signaaldetectietheorie
Differentiële drempel : een constante verhouding tussen de intensiteit van de
uitgangsprikkel en de intensiteit van de prikkel die een juist merkbaar verschil
vertoont tov deze uitgangsprikkel.
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Absolute drempel : de minimumintensiteit van de fysische prikkel die nodig is om
een gewaarwording te veroorzaken.
•
assumptie:
– als wet van Weber opgaat voor juist merkbaar verschil, dan geldt dit ook voor iedere
willekeurige toename in intensiteit van de gewaarwording
VS S2  S1

 constante
S
S1
–
via wiskundige transformatie bekomt men dan:
S= k log R
Opmerkingen
– methoden voor meting van drempelwaarden
• methode der grenzen
– bestaan van negatieve gewaarwordingen (‘onbewuste gewaarwordingen’)
– verband met lichamelijke processen (E)?
•
•
•
Fechners psychofysica
RES
– uitwendige psychofysica: S = k log R
• bepaling absolute en differentiële drempel (methode!)
• m.b.v. wet van Weber
• negatieve gewaarwordingen
– inwendige psychofysica: S = k* log E
• E proportioneel aan R
• drempel in S (en niet in E)
• Besluit Fechner
belang voor ontwikkeling van academische experimentele psychologie in Duitsland
o.a. James minimaliseert betekenis van de psychofysica
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
6.3 Von Helmholtz (1821-1894)
Iets over zijn leven
• vooraanstaand geleerde 19de eeuw
– interesse in fysica, maar via de fysiologie heeft hij stempel gedrukt op ontstaan van
de psychologie
•
1845: eed van Helmholtz
– samen met leerlingen van Müller (Carl Ludwig, du Bois-Reymond) en Brücke (later
leermeester van Freud)
– “Dat geen andere krachten (wetten) dan de fysisch-chemische in het organisme
werkzaam zijn. In al die gevallen waarin verschijnselen nog niet uit deze krachten
(wetten) verklaard kunnen worden, dient men hun verloop via de fysischmathematische methode te bestuderen, dan wel het bestaan van andere krachten
(wetten) te veronderstellen die vergelijkbaar zijn met de fysisch-chemische in de zin
dat zij de verschijnselen ordenen in termen van oorzaak en gevolg” (Du BoisReymond, 1842)
– tegen vitalisme
– voor een fysisch-mathematische methode
•
1847: mathematische formulering van wet van van behoud van energie
– totale hoeveelheid energie (en materie) is constant in universum
– materialistische visie op de mens:
• alle fysische veranderingen hebben een fysische oorzaak
• cf. Hobbes
• de mens als machine
•
1849: professor in de fysiologie
– snelheid van zenuwgeleiding
– onderzoek naar visuele gewaarwording
– uitvinding ophtalmoscoop
• ophtalmoscoop:
Extra info ( niet te kennen voor het examen )
– Instrument om toestand van het netvlies en glasachtig lichaam te
onderzoeken
– Bestaat uit licht en verschillende lenzen
1856: ‘Handbuch der physiologische Optik’
– verschillende volumes (o.a. theorie kleurgewaarwording in 1866)
1863: ‘Tonempfindungen’ (auditieve gewaarwording ( resonantie – theorie )
1871: professor fysica
•
•
•
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
•
•
Von Helmholtz (1821-1894)
vooraanstaand geleerde 19de eeuw
1845: eed van Helmholtz
1847: materialistische visie op de mens
1849: professor in de fysiologie, o.a.
– zenuwgeleiding,
– kleurgewaarwording
– auditieve gewaarwording
1871: fysica
Helmholtz’ perceptietheorie
• uitgangspunt: leer van Müller ->
–
•
geen overeenkomst tussen aard stimulus en kwaliteit van de gewaarwording
• vb. zonnestraal: licht (oog) en warmte (huid)
hoe ontstaat uit gewaarwording dan ‘idee’ van object?
• Müller: fysiologisch nativisme
– vb. indruk van ruimtelijkheid omwille van de structuur CZS
• Helmholtz: niet-toetsbaare en dus niet-wetenschappelijke verklaring en dus
verwerpen van dit nativisme.
‘veel beter is de verschijnselen der perceptie te verbinden aan gebeurtenissen die
aantoonbaar aanwezig en effectief zijn – ook al zullen deze ook zelf weer verklaard
moeten worden – dan om te proberen hen te verklaren door een beroep te doen op
volkomen onbewezen hypothesen omtrent de werking en de eigenschappen van het
zenuwstelsel’ (Helmholtz, 1866, p. 532)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Helmholtz’ perceptietheorie
•
Unbewusster Schluss
– cf. empirisme en associationisme: belang van ervaring
– Elke waarneming is dus de resultante van vroegere ervaring of leerprocesen, een
idee waarmee hij aansluit bji empirisme en associatonisme, maar Helmholtz vondt
dit té vaag. Want geen toetsbaar begrip, in dit geval een ‘onbewuste gevolgtrekking
of inferentie’.
– onbewuste denkactiviteit (vergelijkbaar met bewuste, inductieve redenering)
• cf. Optik: ‘The psychic activities, by which we arrive at the judgment that a certain object of a certain
character exists before us at a certain place, are generally not conscious activities but unconscious ones.
In their results, they are equivalent to an inference, in so far as we achieve by way of the observed effect
upon our senses, the idea of the cause of this effect, even though in fact it is invariably only the nervous
excitations, the effects, that we can perceive directly, and never the external objects.’
–
-
mechanisme in principe toetsbaar: doorgedreven analyse van ‘Perzeption’ tot
‘Anschauung’
• cf. programmaverklaring van Wundt en Titchener
• cf. verschil bewuste (gecontroleerde) en onbewuste (automatische)
informatieverwerking
perceptie van de ruimte
• Kant:
– aangeboren begrip
– als een subjectieve filter waardoor we stimuli binnenlaten
– a priori
• von Helmholtz
– produkt van onbewuste inferenties
– o.b.v. verscheidenheid aan vroegere ervaringen die evenmin
ruimtegewaarwordingen waren.
– Helmholtz’ perceptietheorie
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Besluit
• cf. inherente tweeslachtigheid binnen de psychologie?
• aanzet voor Wundt: psychologie als onafhankelijke discipline
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
7.De vaders van de psychologie
7.1 Wundt en James
7.2 cursustekst : Laatste deel uit tekst ‘psychology and society’
Motto : Pyschology is the science of mental life, both of its phenomena and their conditions
Overzicht
Vooraf
Wilhelm Wundt (1832-1920)
1. Iets over zijn leven
2. Wundts psychologie: enkele basisthema’s
1. Experimentele psychologie
• over de methode
• Apperceptie en psychische causaliteit
• bevordering van gevoelens tot oorspronkelijke bewustzijnsverschijnselen
2. De Völkerpsychologie
3. Besluit
Vooraf
•
•
Wundt: vader onafhankelijke psychologie
– eerste laboratorium in Leipzig (1879)
– een der eerste psychologische tijdschriften (Philosophischen Studien, 1881, vanaf
1906: Psychologische Studien)
– Grundzüge der physiologische Psychologie (1874)
maar vertekend beeld:
“History has not been kind to Wundt’s vision for psychology. In fact, if one is
restricted to secondary sources in the English language, one can hardly find out what
the vision was.” (Danzinger, 1979, p. 205)
– redenen
• Borings History of experimental psychology
– standaardwerk geschiedenis van de psychologie
– maar heeft zich laten (mis)leiden door Titchener
• weinig vertalingen in Engels
• vertekend beeld in Amerikaanse psychologie dat via (Amerikaanse)
handboeken ook terugkwam naar Europa
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
1.Iets over zijn leven
•
•
•
•
•
•
1851: studies geneeskunde
studiebezoek aan onderzoeksgroep van J. Müller
1857: docent fysiologie
1858: assistent van Helmholtz
1858 Beitrage zur Theorie der Sinneswahrnehmung
bijdragen aan een theorie over zintuiglijke waarneming
– pleidooi uitbouw experimentele psychologie
– daarnaast ook studie van de natuurlijke geschiedenis van de mensheid voor ‘hogere’
psychische processen
1873-1874 Grundzüge der physiologische Psychologie
Hoofdlijnen van de fysiologische psychologie
–
–
–
eerste echte psychologische handboek
“fysiologisch” als synoniem voor experimenteel (en zelfs wetenschappelijk)
psychologie los van de fysiologie en van de filosofie
“Dit betekent niet dat de psychologie herleid wordt tot de fysiologie – wat ik trouwens voor onmogelijk houd maar dat zij van fysiologische, d.w.z. experimentele methoden gebruik maakt. Aangezien in een psychologisch experiment
externe variabelen ingevoerd worden om een bepaald psychisch gebeuren op te roepen, of om te bewerkstelligen dat een
eendere toestand van het bewustzijn zo goed mogelijk gerepliceerd wordt, ligt het grote belang van de experimentele
methode niet alleen hierin dat daardoor variaties mogelijk zijn in de condities waaronder geobserveerd kan worden, maar
ook en vooral omdat deze het mogelijk maakt dat in de psychologie überhaupt geobserveerd kan worden. (Wundt, 1874, I,
p. 5)
•
•
•
1874 universiteit Zürich
1875: universiteit Leipzig (leerstoel filosofie)
– uitbouw psychologisch laboratorium
– opleiding van vele (buitenlandse) psychologen (o.a. Thiery, stichter Leuvense
laboratorium voor experimentele psychologie)
1896 Grundriss der Psychologie
Schets, grondplan van de psychologie
–
–
•
•
theorie over gevoelens
als rechtzetting voor boek van Külpe (1893) met dezelfde naam, maar dit was meer
positivistisch georiënteerd
1900: begin Völkerpsychologie
letterlijk: volkerenpsychologie
– verdedigt de historische methode als aanvulling op de experimentele
naar schatting 50.000 pagina’s gepubliceerd!
2.Wundts psychologie: enkele basisthema’s
•
eigenheid psychologie is ‘koorddansen’
– experimentele, empiristische en positivistisch georiënteerde psychologie
• cf. Britse associatiepsychologie
• positieve wetenschap
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
• analyse bewustzijn (mechaniek?)
rationalistische en idealistisch georiënteerde psychologie
• als psychologie een positieve wetenschap zou worden, verloochent ze de
eigenheid van haar eigen object
2.1 Experimentele psychologie: over de methode
•
Wundt maakt onderscheid
– innere Wahrnehmung (reine Selbstbeobachtung): cf. filosofen
– experimentelle Selbstbeobachtung
•
Onderscheid ging later verloren door invoering van de term introspectie (voor beide vormen)
– Wundt (1892):
• cf. Baron von Münchhausen
De legendarische baron van Münchhausen werd in cartoons vaak afgebeeld
terwijl hij in drijfzand zinkt en zichzelf poogt te redden door aan zijn haar te
trekken. De metafoor is duidelijk. Zie puntje hier onder
• observator en datgene wat geobserveerd wordt valt samen (cf. Comte);
bekomen uitspraken zijn waardeloos
•
wel voorstander van experimentelle Selbstbeobachtung
– cf. psychofysische traditie:
• fysische prikkel -> verandering in psychische gewaarwording
• externe input -> psychische output
– Introspectie in dat geval onlosmakelijk verbonden met experimentatie
– Dus uitbouw laboratorium!
• chronoscopen, tachistoscopen, stemdetectie-apparatuur, enz.
• induceren van mentale processen
• onrechtstreeks meten van bewustzijnsprocessen (via reactietijden)
•
ook beperking van eenvoudige zintuigproeven: hogere psychische processen niet
toegankelijk voor (psychofysisch) experimenteel onderzoek
– immers: beheersing van externe variabelen is niet voldoende voor ingewikkelde,
psychische ervaringen
• vb. geconcentreerd studeren – niet opmerken van geluiden
– studie ervan aan de hand van producten van de menselijke geest, zoals taal, recht,
moraal, enz.
– uitbouw in Völkerpsychologie
•
besluit Blumenthal (1985) : Wundts experimenteel programma valt tussen twee visies
–
–
filosofische psychologie (Brentano, Dilthey):
• ridicularisering van experimentalisme in de psychologie
• cf. William James ‘brass instrument psychology’
studenten van Wundt
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
extreme verbondenheid met experimentalisme
cf. opleiding Amerikaanse psychologen
I.t.t. tot Wundts visie
– te extreem belang aan experiment
– te weinig belang aan rol van theorie
Experimentele psychologie: over de methode
• experimenteel (psychofysisch) onderzoek (experimentelle Selbstbeobachtung):
– onrechtstreeks meten van bewustzijnsprocessen
– tegen introspectie op zich
• “producten” menselijke geest:
– studie hogere psychische processen
• genuanceerde visie tussen twee tegengestelde visies over psychologie
– filosofische psychologie
– strikt experimentele psychologie
2.1 Experimentele psychologie : Apperceptie en psychische causaliteit
•
Bewustzijn is ‘stromende rivier’  visie empirisme en associationisme:
• Complexe bewustzijnsinhouden o.b.v. ‘associatie’ van
gewaarwordingen/ideëen
• ‘statisch’
• Rivier is verzameling deeltjes H2O
– Wundt: proceskarakter van bewustzijn
• “Een psychische ervaring is geen rustig beklijvende inhoud, maar een
samenhang van gebeurtenissen; ze bestaat niet uit objecten, maar uit
processen.”
•
bewustzijn is een activiteit, meer dan passieve associatie:
– Bij laag niveau van activiteit:
• Bij ‘afwezig’ door straat lopen is ervaring rijker dan datgene waarvoor de
stimuli verantwoordelijk zijn
– Bij hoge graad van activiteit:
• Apperceptie (selectieve aandacht): iets uit de achtergrond (Blickfeld) naar
voren roepen (in ‘Blickpunkt’ brengen)
Eenheid en samenhang van het bewustzijnsproces
•
•
Psychische causaliteit (psychische ervaringen worden mede van binnenuit veroorzaakt)
– Apperceptie: aandachtsfunctie
– Creatieve synthese:
• waarneming is meer dan “som” van de gewaarwordingen
• Bewustzijn werkt synthetiserend
• Meer dan ‘chemische metafoor’ (J.S. Mill)
– Water is inderdaad anders dan H en O
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
– Blijft gedetermineerd door chemische verbinding
Zie citaat Wundt (1887) Grundzüge der physiologischen Psychologie (p. 41)
Creatieve synthese:
– Voorbeeld: horen van een melodie
• meer dan constituerende noten (elementaristische analyse)
• Door creatieve synthese ook eigen affectieve en esthetische kwaliteiten
– Cf. latere Gestaltpsychologie, maar
• Wundt: ‘Gestalt’ als manifestatie van ‘psychische kracht’
• Gestaltpsychologie: Gestalt gevolg van eigenschappen fysiologisch substraat
in de hersenen
– Perceptie
– Motoriek
• Doelgerichte aspect
– Is een kwaliteit (betekenis, identiteit) die niet uit de analyse van
spiercontracties kan worden afgeleid.
– Emotie
– …
Fysische causaliteit
• Keten van oorzaken en
gevolgen
Psychische causaliteit
• Eigen wetmatigheden en principes
– Cf. Proceskarakter
bewustzijn, apperceptie,
creatieve synthese
• Wet van behoud van energie
• Onze geest schept een eigen
mentale energie
//
//
Gevolg : Eigen wetenschap ( psychologie ) is nodig
Apperceptie en psychische causaliteit
• Bewustzijn als proces (‘stromende rivier’)
• Apperceptie
• Creatieve synthese
 psychische causaliteit i.t.t. fysische causaliteit
 Psychologie als afzonderlijke wetenschap
2.1 Experimentele psychologie : Bevordering van gevoelens tot oorspronkelijke
bewustzijnsverschijnselen
•
associationistische en positivistische stroming:
– cf. empirisme: gewaarwordingen en ideeën als bouwstenen
– enkel lichamelijke gewaarwording van aangenaam versus onaangenaam (cf. Hobbes)
– gevoelens geen aparte categorie
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
Wundt:
– gevoelens even oorspronkelijk en gelijktijdig met gewaarwordingen
– gevoelens van buitenaf (omgeving, lichaam), maar ook van binnenuit (persoon)
gevoelenstheorie met drie dimensies
• aangenaam – onaangenaam
• opgewonden – kalm (cf. manie – depressie)
• “Spannung –Lösung” (verhoogde aandacht vs. ontspannen zijn)
inspiratiebron voor later onderzoek
• dimensies
– Schlosberg (1954): classificatie gelaatstrekken
– Osgood: drie dimensies in affectieve betekenissen
» Evaluatie (goed-slecht)
» Potentie (sterk – zwak)
» Activiteit (actief – passief)
• primauteit affecten tegenover cognities (cf. Zajonc)
Bevordering van gevoelens tot oorspronkelijke bewustzijnsverschijnselen
– gevoelens als oorspronkelijke bewustzijnsverschijnselen
• i.t.t. associatiepsychologie: hoogstens lichamelijke gewaarwording
(on)aangenaam
– gevoelenstheorie met drie dimensies
• aangenaam – onaangenaam
• opgewonden – kalm
• “Spannung –Lösung” (verhoogde aandacht vs. ontspannen zijn)
2.2 De Völkerpsychologie
•
•
‘hogere’ mentale processen (taal, denken, verbeelding)
– nauwelijks beïnvloed door fysische stimuli
– En dus niet meer toegankelijk voor experimenteel onderzoek
historische methode
– hogere processen ontwikkelen in sociaal verband
– indirect bestudeerbaar via ‘cultuurproducten’ (vb. instellingen,
zeden, recht en taal)
• cf. culturele antropologie – bv. Malinowski was een
leerling van Wundt
– vb. deel I Völkerpsychologie: taal
• cf. Chomsky: verschil oppervlakte- en dieptestructuur taal
– ook inductief (en dus geen ‘geesteswetenschappelijke’ methode zoals Dilthey
voorstelt)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
De Völkerpsychologie
• ‘hogere’ mentale processen (taal, denken, verbeelding)
• historische methode
• ook inductief
3.Besluit
•
Wundt
– demystificatie en nuancering
– ‘Godfather’ van de psychologie, niet enkel van de experimentele!
Overzicht
William James (1842-1910):
de Amerikaanse ‘Godfather’
•
•
•
•
Situering
James’ opvatting over bewustzijn
• De ‘stream of consciousness’
• Bewustzijn als selectieve aandacht
James’ emotietheorie
Pragmatisme
Situering
•
•
1875: laboratorium voor fysiologie in Harvard (na studies geneeskunde)
zelf kritisch t.o.v. experimenteel werk
–
“De resultaten van al dat laboratoriumwerk lijken mij hoe langer hoe meer teleurstellend en
nietszeggend. Wat nodig is, zijn nieuwe ideeën. Voor ieder die er één aandraagt, vind je er
honderd die bereid zijn om geduldig op een of ander experiment te zwoegen” (James, 1886)
•
•
•
1885: professor filosofie
1889: professor psychologie
1890 Principles of psychology
•
kritisch standpunt tegen
– psychologie vanuit Duitsland
– dogmatisme van Titchener (leerling Wundt en daarna naar VS)
•
–
‘op dit moment verkeert de psychologie in een toestand waarin de natuurkunde zich
bevond voor Galileï en de bewegingswetten, of van de scheikunde voor Lavoisier’
(James, 1892)
zuiver theoretische vraagstelling van experimentele psychologie:
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
–
–
–
–
‘Alle natuurwetenschappers streven naar praktische voorspelling en beheersing; in
geen van die wetenschappen is dat vandaag de dag meer het geval dan in de
psychologie. Om ons heen staan massa’s mensen die uiterst geïnteresseerd zijn in de
beheersing van psychische toestanden en die voortdurend smeken om een vorm van
psychologische wetenschap die hen leert hoe te handelen’.
cf. verschil Duitse en Amerikaanse visie op natuurwetenschap:
– theoretische inzichten (cf. Maxwell of Einstein) versus
technologische beheersing (cf. Edison of Bell)
zo ook Amerikaanse visie op Duitse psychologie:
• slechts aan buitenkant ‘natuurwetenschappelijk’
• aan binnenkant: enkel inzicht in psychische verschijnselen i.p.v. praktische
beheersing ervan
zie ook (Amerikaans) pragmatisme en operationalisme (‘intelligence is what the test
tests’)
Voorbeeld: James (1894)
“Geef het idee van een eigen onderzoekslaboratorium op. Ik heb de indruk dat Amerika overvoerd is met dat
werk, en dat de resultaten niet in verhouding staan tot het geld dat eraan gespendeerd wordt. En bedoel ik
vooral het ‘exacte’ werk zoals dat in Wundts laboratorium wordt gedaan. Als er niets gewichtigs uit voortkomt
in de zin van ideeën ben ik bang dat er een terugslag zal komen’.
•
•
•
•
•
•
•
1892: terug leerstoel filosofie
– na benoeming Hugo Münsterberg als leider psychologisch laboratorium
James haalde münsterberg ( Een Duitser die zelf in onmin leefde met de Duitse
experimentele psychologen ) in1892 naar Harvard om de leiding van het
psychologisch laboratorium over te nemen zodat James zelf zijn leeropdracht terug
kon omzetten in filosofie.
1902 Varieties of religious experience
1907 Pragmatism
1909 The meaning of truth
Situering
kritisch t.o.v. experimentele psychologie
belang van nieuwe ideeën
pragmatisme:
– niet zozeer theoretisch inzicht maar praktische beheersing
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
James’ opvatting over bewustzijn
1. De ‘stream of consciousness’
•
•
cf. Wundt: bewustzijn als stromende rivier
(niet te herleiden tot verzameling van deeltjes water)
tegen ‘bouwstenenmodel’ van bewustzijn van empirisme en associationisme
De associatonisten maakten de vergissing dit bewustzijnsgebeuren als “ideeën” te
identificeren met de voorwerpen en ermee om te gaan alsof ze net zo onveranderlijk waren
als de voorwerpen waarop ze betrekking hebben.
bewustzijnsstroom
– ‘persoonlijke Zelf’ als onmiddellijk gegevene in de psychologie
– ‘gedachten’ niet los van de persoon (‘ik denk’)
– geen twee bewustzijnstoestanden zijn identiek (ook al gaat het over hetzelfde
voorwerp)
– gedachte is geen voorwerp (cf. ideeënleer Locke)
2. Bewustzijn als selectieve aandacht
•
aandacht of voortdurend selectieproces in ons bewustzijn
“Het [bewustzijn] heeft steeds meer belangstelling voor het ene deel van het voorwerp dan voor het andere; en
verwelkomt en verwerpt, of kiest doorlopend terwijl het denkt. […] Uit een wemelend continuüm dat op zichzelf
geen onderscheidingen of nadruk kent, geven onze zintuigen aandacht aan een bepaalde beweging, terwijl ze
een andere negeren en schenken zij ons een wereld vol van contrasten, van scherpe accenten, of abrupte
veranderingen, van schilderachtig licht en donker.”
•
Merk op: in associatiepsychologie geen aandacht voor selectie (passief subject)
•
functie van het bewustzijn? (cf. functionalisme)
– evolutie:
• aanpassing aan meest uiteenlopende omgevingen
• daardoor worden reacties mens onvoorspelbaar
– i.t.t. automatische reflexmachine
• cf. eenvoudigere organismen
– slechts enkele functies
– maar automatisch en trefzeker
•
dilemma zenuwstelsel
– onfeilbaar, rechtstreekse reactie op veranderingen in omgeving
– feilbaar, maar aangepast om te reageren op minitieuze veranderingen in omgeving
‘kortom, een hoogontwikkeld brein kan veel dingen doen, en na minieme aanwijzingen. Maar het vuurt lukraak.
Een laagontwikkeld brein doet slechts enkele dingen trefzeker, maar is daardoor voor de rest onbruikbaar…’
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
tegen visie ‘reflex is prototype van gedrag’
– cf. Wundt: tegen determinering door uitwendige omstandigheden
•
wel is lichamelijke component een noodzakelijke voorwaarde van mentale verrichtingen
– hersenfysiologie deel van de psychologie
•
•
•
•
Bewustzijn als selectieve aandacht
aandacht of bewustzijn als voortdurende selectie
aangepastheid aan omgeving
tegen idee van automatische reflexmachine
maar wel lichamelijke component
James’ emotietheorie
•
situering
– momenteel bekend als de James-Lange* theorie over emoties
(*Carl Lange uit Denemarken, niet Friedrich Albert Lange uit Duitsland )
•
– 1884 in Mind
analogie
– geen mentale verandering zonder lichamelijke verandering
– zonder fysieke gebeurtenis, geen emotie
Drie momenten
1. waarneming van een opwindende stimulus
2. onmiddellijke lichamelijke respons
3. voelen van deze lichaamsactiviteiten (emotie)
opmerkingen
– bemiddeling door bewustzijn in 1 en 3
– lichaamsveranderingen oorzakelijk voorrang op ‘emotie’
– niet: we klappertanden omdat we bang zijn,
– maar wel: we zijn bang omdat we klappertanden
•
Zie citaat cursus
"We kunnen beter zeggen dat we verdrietig zijn omdat we huilen, boos omdat we slaan, bang omdat we beven,
dan dat we huilen, slaan of beven omdat we verdrietig, boos, of angstig zijn. Zouden er geen lichamelijke
veranderingen volgen op de waarneming (van de opwindende gebeurtenis), dan zou die waarneming puur
mentaal zijn, bleek, kleurloos en gespeend van emotionele warmte. Misschien zouden we dan de beer zien;
besluiten dat we ons het beste uit de voeten konden maken; de belediging incasseren; en ons gerechtigd achten
een klap uit te delen; maar we zouden ons niet echt bang of angstig voelen".
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
James’ emotietheorie
• James – Lange theorie over emoties
• driestapsmodel
1. waarneming
2. lichamelijke respons
3. voelen (emotie)
Pragmatisme
•
visie in filosofie
– denken niet los van handelen
– ontstaan in Amerika
– James, Peirce, Dewey
•
denken
= oplossen van problemen (vb. kwaad uit het leven bannen)
 contextloze beschouwing van een eeuwige werkelijkheid (vb. beschouwingen over het probleem
van het kwaad)
“Philosopy recovers itself when it ceases to be a device for dealing with the problems of philosophers
and becomes a method, cultivated by philosophers, for dealing with the problems of men” (Dewey, 1886)
•
•
•
geen kloof tussen theorie en praktijk
geen scheiding tussen subject en object (maar interactie organisme en omgeving)
heeft bijgedragen tot ontstaan toegepaste psychologie!
– Testpsychologie
– Münsterberg: ergonomie, bedrijfspsychologie, personeelsselectie
– Stanley Hall: ontwikkelingspsychologie
– Dewey: onderwijspsychologie
– Begin klinische psychologie (o.a. bezoek Freud 1909 aan Hall).
Verdere uitbouw psychologie
• American Psychological Association
– 1892
De toenemende professionalisering van de psychologie als aparte wetenschap en als
specifiek beroepsveld leidde tot het oprichten in 1892 van de A.P.A.
– Hall als eerste voorzitter
•
Eigen tijdschriften:
– American Journal of Psychology (1887)
– Psychological Review (1894)
– Psychological Bulletin (1904)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Pragmatisme
denken is handelen
– filosofie: problemen van de mensen
– wetenschap: geen kloof tussen theorie en praktijk
– psychologie: toegepast!
Besluit
•
•
•
Twee vaders van de psychologie met elk een brede kijk op domein en methode van de
psychologie
Academische psychologie zal zich verder ontwikkelen (zie volgende les)
– Structuralisme – Gestaltpsychologie
– Functionalisme – behaviorisme – cognitieve psychologie
Wat met toegepaste psychologie?
7.2
Cursustekst ‘psychology & society’
1. Vroege Westerse individualiteit (c. 1400-1800) (zie vorige hoofdstukken)
2. Naar een ‘moderne’ samenleving (c. 1775-1920)(zie vorige hoofdstukken)
3. Individualisatie (c. 1800 – 1900) (zie vorige hoofdstukken)
4. Sociaal management (c. 1800 – 1900)( zie vorige hoofdstukken)
5. Psychologie (c. 1880-1910)
5.Psychologie (c. 1880-1910)
•
voorafgaand:
– psychologische noties binnen de filosofie
– 19de eeuw: monografieën met psychologie in de titel
• vb.
– Herbart (1824-25) ‘ Psychologie als Wissenschaft’
– Spencer (1855) ‘The principles of psychology’
– vanaf 1850: studie van mentale processen binnen de fysiologie
• Donders: reactietijdexperimenten
• Helmholtz: snelheid van zenuwimpuls
• Fechner: psychofysica
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
5.1. Een nieuwe discipline
•
1879: Wilhelm Wundt
De toekomst van psychologisch onderzoek leek te zullen gelinkd zijn aan fysiologie totdat
wilhelm wundt ten tonele verscheen. Psychologie moet in Wundts’ ogen afstand doen van
filosofie en fysiologie.
– oprichting eerste psychologisch laboratorium in Leipzig
– cf. zijn ideeën in 1873:
psychologie ~ studie van het bewustzijn
• filosofie: niet empirisch
• fysiologie: niet bewuste processen
•
snelle uitbreiding academische psychologie
– 1890: 15 laboratoria ; 1900: 60 laboratoria
– wetenschappelijke tijdschriften:
• vb. Psychological Review: 1894
– wetenschappelijke verenigingen:
• vb. APA: 1892
– wetenschappelijke congressen
• 1889: psychofysiologie
– handboeken
al van bij de aanvang tegengestelde benaderingen en achtergronden:
•
–
–
•
•
•
•
•
natuurwetenschappen: positivistische, kwantitatieve benadering
• cf. Wundts experimenteel programma:
– universele wetten van mentale functioneren
– theorie menselijke geest
vanuit Duitse fenomenologie: interpretatieve benadering
buiten universiteiten: Sigmund Freud
– vanaf 1890: combinatie therapeutisch werk met opbouw theorie
– interpretatieve analyse (therapie, droomduiding)
– onbewuste!
5.1. Een nieuwe discipline
1879: Wilhelm Wundt
snelle uitbreiding academische psychologie
al bij aanvang tegengestelde benaderingen
vanaf 1890: Sigmund Freud
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
5.2. Toegepaste psychologie
•
al vanaf 1890: opvatting dat de studie van de menselijke geest een sleutel was naar de
oplossing van veel problemen in de samenleving
– cf. citaat Stanley Hall
’Practical psychology, which has done so much and will do far more in grading intelligence
and fitting men to their jobs, will transcend the fields of business and school and address itself
to a more comprehensive program… All the great problems of our age are becoming more
and more psychological the better we understand them. The world needs a new psychology
larger in all its dimensions more than it needs anything else.’
–
cf. Nederlandse psycholoog Heymans (1909). De toekomstige eeuw der psychologie.
•
•
cf. toenemende tendens tot individualisering én sociale interventie
psychologie binnen taalgebruik van hogere klasse en van professionele werkers in
verschillende domeinen van sociaal management.
•
grote diversiteit:
– domeinen
• onderwijs en opvoeding, geslachtsverschillen, politiek,
ooggetuigenverslagen, psychiatrische diagnoses, antropologie, religie,
economie.
– theoretische begrippen en methoden
– achtergrond van beoefenaars
• sociologie, criminologie, psychiatrie, pedagogie
•
grotendeels los van academische psychologie
5.2. Toegepaste psychologie
• reeds vanaf 1890:
– psychologie als oplossing problemen individu en maatschappij
• grote diversiteit
• grotendeels los van academische psychologie
5.3. Psychologie als een beroep
•
aanvankelijk psychologie vooral interdisciplinair, vanaf midden jaren 1890 apart expertise
voor psycholoog, nl. psychodiagnostiek!
•
cf. interesse voor individuele verschillen
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
nieuwe impuls door Galton
• eugenetica
• statistiek (correlatie en regressie naar het gemiddelde)
• meten van individuele verschillen
– Darwinisme: vooruitgang dankzij variatie en selectie
– 1884: anthropometrisch laboratorium
– observeren van fysieke en mentale capaciteiten
» vb. ademhalingssterkte, kracht om te trekkken en te knijpen,
snelheid van blazen, horen, zien en kleurgewaarwording
•
vanaf 1890: James McKeen Cattell (VS)
– “mental testing”
– aanvankelijk weinig praktische relevantie
•
1905: Binet-Simon intelligentietest
– aanvankelijk screening zwakbegaafden
– al snel weg naar praktijk
samen met andere tests: basis voor evolutie naar aparte professionele identiteit van de
psycholoog.
•
5.3
•
Psychologie als een beroep
aparte professionele status mede dankzij psychodiagnostiek
– Galton: anthropometrisch laboratorium
– Cattell: ‘mental testing’
– Binet-Simon: intelligentietest
5.4
Besluit
- einde 19de eeuw: onstaan psychologie binnen westerse, individualistische samenleving
- academisch: een nieuwe discipline
- maar ook een praktische ‘wetenschap’
 aanvankelijk interdisciplinair, maar dankzij studie interindividuele verschillen
(Galton, Cattell, Binet-Simon) ook een aparte identiteit
 kruisbestuiving van theorie en praktijk
» cf. ook psychoanalyse (een andere reden van de psychologische
expansie tussen WOI en WO II)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
8. Geschiedenis van de psychologie
Overzicht
8.1 Ontwikkelingen in Duitsland
8.2 Ontwikkelingen in de VS
8.1 Ontwikkelingen in Duitsland
1.
2.
3.
4.
Wilhelm Wundt (zie hoofdstuk 7 )
Edward Bratford Titchener (1867-1927)
De eerste experimentele psychologen
De eerste tekenen van antipositivisme en de beginnende methodenstrijd
Overzicht
Vooraf
Wilhelm Wundt (1832-1920)
1. Iets over zijn leven
2. Wundts psychologie: enkele basisthema’s
1. Experimentele psychologie
• over de methode
• Apperceptie en psychische causaliteit
• bevordering van gevoelens tot oorspronkelijke bewustzijnsverschijnselen
2. De Völkerpsychologie
3. Besluit
2.Titchener
•
Iets over zijn leven:
– Studeerde filosofie in Oxford
– Vertaalde Wundts 'Physiologische Psychologie' in het Engels
– Bezocht Wundt in Leipzig
– Daarna benoemd in Cornell University (USA)
•
Psychologie : inhouden van het bewustzijn (en niet het proces)
• Doorgedreven elementair analytische aanpak (cf. empiristische traditie)
Elementaire gewaarwordingen  complexe gewaarwordingen
"The primary aim of the experimental psychologist has been to analyze the structure of mind; to ravel
out the elemental processes from the tangle of consciousness, or (if we may change the metaphor) to isolate
the constituents in the given conscious formation. His task is a vivisection, but a vivisection which shall yield
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
structural not functional results. He tries to discover, first of all, what is there and in what quantity, not what it
is there for."
•
Methode van introspectie,
– maar na doorgedreven training subject (en i.t.t. dagelijks taalgebruik)
– ervaring ordenen tot hanteerbare, predictieve, publiek toegankelijke en
overdraagbare kennis.
Hij streeft er dan ook naar de introspectie even onpersoonlijk, even objectief en even
feitelijk te maken als de observatie binnen de natuurwetenschappen.
"In het dagelijkse leven zeggen we niet dat deze visuele gewaarwording een grotere helderheid bezit
dan die, maar dat dit paar handschoenen lichter van kleur is dan het andere. We zeggen niet dat dit complex
van organische en tactiele gewaarwordingen van een grotere intensiteit is dan dat, maar dat deze doos
zwaarder is dan die. In het dagelijkse leven verwarren wij altijd de sensaties met hun stimuli of hun betekenis
(stimulus-error). Wij denken niet in termen van helderheid, intensiteit of toonhoogte, maar in termen van een
grijze koffer of het geluid van een viool." (Titchener, 1905)
•
Voorbeeld: pijngewaarwording als complex geheel van gewaarwordingen
"Indien ik een speld losjes op de huid van mijn hand druk, voel ik eerst een drukgewaarwording en
vervolgens, na een kort maar merkbaar interval, iets fijners zoals een prik of een huivering. Deze tweede
gewaarwording wordt veroorzaakt door een zwakke stimulering van een specifiek pijnzintuig. Om betrouwbare
resultaten te bereiken moet de huid geschoren worden en zacht gemaakt met water en zeep; vervolgens wordt
de huid geëxploreerd met een heel fijn puntig voorwerp. De gewaarwording van de pijnzintuigen blijkt drie
fasen te doorlopen: eerst als een heldere, kietelige gewaarwording; vervolgens als een prik of een draadachtige
huivering en tenslotte als een puntvormige pijn. Een pijngewaarwording heeft met een warmtegewaarwording
gemeen dat beide langzaam en gradueel hun maximale intensiteit bereiken. Met de gewaarwordingen van druk
en koude heeft het gemeen dat zij persisteert indien de stimulus ophoudt; de prik van een speld op de rug van
de hand kan als positief nabeeld ongeveer 10 sec. duren." (Titchener, 1911, p. 152-153)
Titchener
• Afwijkend t.o.v. Wundt
– Tegen notie van psychische causaliteit:
• Aandacht is verschil in duidelijkheid van het bewustzijn (zie voorbeeld
cursus)
– Tegen gevoelens als oorspronkelijke bewustzijnstoestanden
• Dimensie aangenaam – onaangenaam is voldoende
– Beperking van psychologie tot inhoudspsychologie, elementarisme of structuralisme
– In wat volgt zullen we merken dat de tegenstanders van wundt vooral de uitwerking
van Titcheners structuralisme voor ogen hadden. Ook wel aangeduid als
elementarisme, ... Etc. Benaming die ook voor de psychologie van Wundt werd
gebruikt, terwijl dit niet zo was.
– Structuralisme : achterhalen van structuur van bewustzijn via analyse van de
samenstellende delen.
• Bepaalde sterk het beeld van psychologie van Wundt in de VS
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
Structuralistische kijk op psychologie:
– Analyse van bewustzijnsinhouden
– Doorgedreven elementaristische aanpak
– Training in introspectie
Afwijkend t.o.v. Wundt (aandacht, gevoelens) en beperkte weergave van programma van Wundt
in VS
3.De eerste experimentele psychologen
•
•
•
•
•
Wundt:
– experimentele methode niet toepasbaar op ‘hogere-orde’ bewustzijnsprocessen
(positivistisch ingestelde) tijdgenoten:
– Tegen deze beperking van Wundt
– Eigenheid van de psychologie is de experimentele methode
Ebbinghaus
1885 Uber das Gedächtnis
1902 Grundzüge der Psychologie
Studie van geheugen
Ebbinghaus was na het lezen van Fechners werk enthousiast geworden over de
psychofysische methode.
Natuurlijk vatte hij het geheugen op als associaties van gewaarwordingen en voorstellingen,
maar terwijl de associatiepsychologen steeds bestaande complexe voorstellingen hadden
geanalyseerd, begon Ebbinghaus voorààn : Hoe ontstaan associaties, hoe leren we ?
– Ook experimenteel benaderbaar
• Bv. aanleren van betekenisloze lettergrepen (zodat geheugen bestudeerd
kan worden los van individuele geschiedenis)
– Ook kwantificeerbaar
• Vb. saving index:
Grondlegger van een onderzoekstraditie:
"More broadly, Ebbinghaus's Memory prefigured the style of twentieth-century psychology. Its subject
was learning, the favorite topic of functionalists, behaviorists and cognitive psychologists. The book minimized
theory while multiplying facts and looking for systematic effects on behavior of independent variables, such as
list length. Ebbinghaus strove to quantify his data and apply statistical methods. In short, Ebbinghaus
represents the empirical, atheoretical, research-oriented, eclectic modern psychologist.“ (Leahey, 200X, p. XX)
•
•
Ebbinghaus
Studie van geheugen
– Volgens experimentele methode
– Kwantificeerbare resultaten
Empirisch georiënteerd, weinig theorievorming
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Georg Elias Müller ( Johannes Müller)
Achtergrond
– Leerling van Fechner en von Helmholtz
– Stichter van tweede laboratorium voor psychologie in Göttingen in 1881
•
Strikt experimenteel psycholoog
– Kleurwaarneming
– psychofysica
– Geheugen
• Proefpersoon is zelf actief, zoekt naar betekenis
Verklaart het onthouden van betekenisloze woorden doordat de ppn actief
naar een ‘betekenis’ zoeken, een soort van patroon in de series proberen te
ontdekken.
• Kortetermijngeheugen
• Serieel positieeffect: vb woorden van het begin van een lijst en woorden op
het einde worden beter gereproduceerd.
•
Belang van methodologische precisie
"Müller had a life-long passion for methodological precision, a passion that he transmitted to many of
his followers. Indeed, at some points his work gives the impression that apparatus and measurement technique
were valued more than theoretical significance, which makes his writings difficult to read.”
•
Weinig theoretische integratie (tegen filosofische traditie)
“Experimental psychology began partly as a reaction against idle and unproductive philosophizing.
With Müller, more obviously than with Wundt, it became a form of resistance to philosophizing. Thus Müller,
moreso than Wundt, began a trend that grew rapidly in the early 20th century. His failure to theorize (or
philosophize), however, is no mark against his accomplishments as an experimentalist. On that score he
deserves more attention from historians of psychology than he has received."
•
•
•
Müller
Experimentele psychologie!
Strikt empirisch, belang methologische precisie, weinig theorievorming
Oswald Külpe en de Würzburger school
Aanvankelijk positivistische kijk op psychologie (cf. Titchener)
Complexe psychische
verschijnselen
•
->
Zintuiglijke elementen ->
Fysiologische processen
Denken :
– Mechanische aaneenschakeling van denkbeelden (bewustzijnsinhouden)
– Te onderzoeken met retrospectieve zelfobservatie
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Later: denkproces is niet toegankelijk
– Vb. bepaal welk van twee objecten het zwaarst is
– Denken is voorstellingsloos
– Wordt bepaald door de opdracht (‘Aufgabe’)
De ‘aufgabe’ , de opdracht bepaalt het denkproces en het proces zelf is niet
toegankelijk : het verloopt als het ware ‘onbewust’ van ‘binnen uit’ : het is een
doelgerichte activiteit.
– Is doelgericht
•
Afzwakking positivistische stellingname:
– Bewustzijnsinhouden: bv. kleuren, tonen, beelden uit herinnering
• Causale volgorde:
Prikkels
->
Gewaarwordingen ->
Enkelvoudige ->
voorstellingen
Complexe
voorstellingen
•
–
•
•
•
Kan leiden tot psychofysisch parallellisme of materialistische visie (louter
fysisch-chemische processen)
Bewustzijnsfuncties
Afzwakking positivistische stellingname:
– Bewustzijnsinhouden:
– Bewustzijnsfuncties:
• Bewustzijnsstroom, vanuit subject zelf
• Dus psychische wordt buiten fysisch-chemische geplaatst
– Dualisme
– Psychische niet vatbaar voor fysische beschouwingen
• Aanzet tot methodenstrijd!
Oswald Külpe
en de Würzburger school
Aanvankelijk positivistisch:
– Cf. Titcheners elementarisme
– Retrospectieve zelfobservatie
Later:
– Denkproces is voorstellingsloos en doelbewust
– Onderscheid:
• Bewustzijnsinhouden: causale volgorde
• Bewustzijnsfuncties: psychische eigenheid!
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
4. De eerste tekenen van antipositivisme en de beginnende methodenstrijd
1. Achtergrond
2. Reactieve-alternatieve variant
• Wilhelm Dilthey
• Edmund Husserl
3. Correctief-verruimende variant
• Gestaltpsychologie
• Sigmund Freud
4.1 Achtergrond
•
1860-1890: snelle industrialisatie Duitsland
– Politiek: van verzameling losse, krachteloze staatjes tot een wereldnatie
– Economisch: van agrarische samenleving naar een verstedelijkte industriestaat
– Sociaal: verdwijnen van traditionele waarden en normen naar utilitarisme en
materialisme
•
Universiteiten: culturele crisis!
– Immers: doel universiteit
•
‘Wissenschaft’ in het teken van ‘Bildung’ ( Bildung : Individ. Vorming )
• Brede levens- en wereldbeschouwelijke visie (Weltanschauung)
– Utilitarisme en materialisme als bedreiging van de (klassiek-humanistische)
fundamenten van de maatschappij
– Wortel van de crisis:
• Oprukkende positieve wetenschappen
• Opmerking: wel belang van natuurwetenschappen, maar niet zonder meer
toepasbaar binnen psychologie of ethiek
•
Antwoord op culturele crisis:
–
Reactief-alternatief
Toonaangevende vertegenwoordigers van deze lijn, zoals Dilthey en Husserl, deden
dit door te verklaren dat de natuurwetenschappelijke methode in feite was
toegesneden op het onderzoeken van de dode natuur of de materiële werkelijkheid.
Toepassing van deze methode op het terrein van de levende natuur en de cultuur
leidde onvermijdelijk tot een verminking of reductie daarvan.
• Afzetten tegen natuurwetenschappelijke methode (antipositivistisch is
antinatuurwetenschappelijk)
• Opsplitsing werkelijkheid (natuur-cultuur)
• Alternatieve methode voor geesteswetenschappen
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
–
•
•
•
Correctief-verruimend
• Verruimen van natuurwetenschappelijke methode zodat deze toepasbaar
blijft op de mens
• Behouden van eenheid in wetenschap
• Gestaltpsychologie en psychoanalyse van Freud
Achtergrond antipositivisme
Snelle industrialisatie Duitsland einde 19de eeuw
Universititeiten: Culturele crisis
– Bedreiging ‘Bildung’ en ‘Weltanschauung’ door utilitarisme en materialisme
Twee uitwegen
– Reactief-alternatief
– Correctief-verruimend
4.2 Reactieve-alternatieve variant
 Dilthey
•
Natuurwetenschappelijke methode
– Niet-levende natuur, materie
– Verklaren
– Wiskunde
•
Geesteswetenschappelijke methode
– Levende natuur, cultuur, geest
– Begrijpen (‘Verstehen’)
– Hermeneutiek
Natuurwetenschappelijke methode
Wetenschappelijke kennis omtrent een object of verschijnsel is pas volmaakt , indien men het kan
verklaren in termen van een mechaniek dat het betreffende verschijnsel nauwkeurig nabootst.
Geesteswetenschappelijke methode
Niet de uitgemergelde ervaring van de beginnende experimentele psychologie maar de totale
onverminkte ervaring moet het onderwerp zijn van deze nieuwe wetenschap. Deze totale ervaring
laat zich enkel van binnenuit begrijpen ( Verstehen ). Alleen door zich in te leven en opnieuw te
beleven kan de onderzoeker dit begrijpen.
Gevolg voor psychologie:
"En wat de psychologie betreft, die moet zich niet om een intellectualistisch bewustzijn bekommeren, niet om
schijnervaringen als gewaarwordingen, niet om mechanieken van dode materie, maar om de levende,
dynamische ziel in zijn fundamentele eenheid en eigenheid. Het associationisme reduceert ons leven tot
kleurenvlekken, getik, fluittonen, bobbels en gewichten. Maar wat we zien zijn bedroefde en opgewekte
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
mensen; we lezen poëzie en luisteren naar meeslepende verhalen, vervelen ons dodelijk of storten ons in
avonturen."
 Husserl
•
Fenomenologie als alternatieve methode (fenomenen moeten voor zich spreken)
– Zingevende betrokkenheid van subject op object
– Intentionaliteit
– Beleving van het object i.p.v. objectieve feit op zich
• Vb. stinkende geur van een gewaardeerde kaas
•
Fenemenologie van de walging
•
i.t.t. toenmalige experimentele psychologie (al kan beleving op zich ook onderzocht worden
in psychologische experimenten)
 Besluit reactief-alternatieve variant
•
Bron van methodenstrijd in de psychologie!
– Aandacht wijsgerig-anthropologische thema’s
– (ongenuanceerde) kritiek op methodisch-technische facetten
•
op zich weinig invloed op academische psychologie, maar wel op toegepaste psychologie
– psychotherapie, pedagogische psychologie
Reactief-alternatieve variant van het antipositivisme
• Dilthey: tegenstelling
– Geestes- en natuurwetenschappen
– Verstehen vs. Erklären
• Husserl: fenomenologie
– Intentionaliteit
– Zingevende betrokkenheid
• Vooral invloed op praktisch handelen
– Wijsgerig-anthropologische thema’s in psychotherapie en pedagogische psychologie
4.3 Correctief-verruimende variant
 Correctief-verruimende variant van het antipositivisme
• Herformulering van ‘de’ wetenschappelijke methode zodat die op de gehele werkelijkheid
toepasbaar is
• Streven naar alomvattende ‘Weltanschauung’ (i.t.t. splitsing à la Dilthey)
• Streefden geen radicale breuk met het sinds 1870 bestaande ideaal van een
natuurwetenschappelijke psychologie. Hun kritiek richtte zich niet tegen het
natuurwetenschappelijk karakter van de stroming, maar tegen het feit dat ze stoelde op een
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
ouderwets (Köhler) of veel te beperkt ( Freud ) beeld van de natuurwetenschappelijke
werkwijze inhield
 Gestaltpsychologie
• Max Wertheimer, Kurt Koffka, Wolfgang Köhler
•
Cf. Ontwikkelingen in (theoretische) natuurkunde
– Niet alleen krachten ( botsen en afstoten ) van elementaire deeltjes , maar ook
dynamische en organiserende krachtenvelden
– Bv. Het magnetisch veld
•
•
Het geheel is meer dan de som van de delen
Cf. Gestaltwetten
Gestaltpsychologie
• Correctief-verruimende variant van antipositivisme (tegen strikt elementaristische benadering)
– Cf. notie van dynamisch veld in fysica
– Geheel is meer dan som van de delen
• Wertheimer, Koffka, Köhler
 Sigmund Freud
• Aanvankelijk neurofysiologisch onderzoek
• Zag meer carrièremogelijkheden in de psychiatrie
• Psycho-analytische theorievorming (zie andere cursussen)
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
Freuds mensbeeld en methodologische situering :
•
•
Tegen opsplitsing natuur- en geesteswetenschappelijke benadering
Toch ook antipositivistisch in zijn reactie op (toenmalige) geneeskunde:
Freuds anitpositivistische stellingname blijkt duidelijk als hij anderen een gebrek aan respect
voor de feiten verwijt
"In deze materialistische, of nauwkeuriger gezegd, mechanistische periode heeft de medische
wetenschap weliswaar enorme vooruitgang geboekt, maar heeft zij tegelijkertijd de belangrijkste en moeilijkste
problemen van het leven op kortzichtige wijze miskend." (GW, XIV, p. 102, 103)
–
–
•
Lijden van een patiënt wordt pas serieus genomen als het verklaarbaar is
• Vb. hysterische patiënten
De feiten zelf worden ontkend
Wetenschap:
– Meer dan alleen louter absolute zekerheden
– Is kritische kennisvorming:
Tweedeling ; het verklaarbare en onverklaarbare splitsing in de wetenschap in de
wetenschap vond Freud net als de Gestalt ongewenst.
"Bij deze arbeid kent men verwachtingen, die men weer opzij moet zetten. Via observaties ontdekt men nu eens
hier, dan weer daar iets nieuws, maar de stukjes passen niet meteen in elkaar. Men stelt hypothesen op, maakt
hulpconstructies, die weer verworpen worden als zij niet voldoen; men heeft veel geduld nodig en een open oog
voor alle mogelijkheden; men moet eerdere overtuigingen kunnen laten vallen om niet blind te worden voor
nieuwe en onverwachte zaken; en ten slotte wordt men voor al die extra inspanningen beloond doordat de
stukken in elkaar passen en men zicht krijgt op een afgerond deel van het psychische gebeuren. Men heeft een
taak volbracht, zodat men de handen vrij heeft om aan een volgende te beginnen." (GW, XV, p. 188).
•
Inhoudelijk gevolg:
– Hysterische verschijnselen als ‘positieve’ gegevens serieus nemen
– Ook in deze schijnbaar toevallige verschijnselen zijn misschien zekerheden te
ontdekken
Freuds correctief-verruimend antipositivisme
• Tegen (toenmalige) geneeskunde
– Lijden patiënt enkel als verklaarbaar
• Wetenschap is kritische theorievorming
• Inhoudelijke theorievorming
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
8.2 Ontwikkelingen in de VS
1. William James (zie hoofdstuk 7 )
2. Het functionalisme: de school van Chicago
3. Het behaviorisme
• Overzicht
William James (1842-1910):
de Amerikaanse ‘Godfather’
1. Situering
2. James’ opvatting over bewustzijn
1. De ‘stream of consciousness’
2. Bewustzijn als selectieve aandacht
3. James’ emotietheorie
4. Pragmatisme
2. Het functionalisme: de school van Chicago
• Inleiding
1. John Dewey
2. James Angell
 Inleiding
• 1894: nieuwe aanstellingen aan ‘University of Chicago
– Filosofie: John Dewey (1859 – 1952)
– Psychologie: James Angell (1869-1949), leerling van W. James
 John Dewey
• 1896: The reflex arc concept in psychology
– Tegen S-R model uit fysiologie, waarbij organisme een passief, automatisch
reagerend wezen is
Uiteraard geen aanval op Watsoniaans behaviorisme want dat bestond toen nog
niet. Stimulus en respons zijn géén gescheiden momenten
"We are interested in total coordinations which are not properly to be reduced to a sum of constituent
reflex arcs. Nor is the reflex arc itself to be properly understood as a stimulus followed by a response, with
perhaps a sensation occurring in between them. The reflex is an indivisible coordination, for the response is to
the stimulus ... and the stimulus is to the response". (Boring, p. 554)
–
Stimulus en respons zijn ‘teleologische onderscheidingen’ (fasen met een eigen
functie), maar behorend tot een geheel van activiteiten en functies, gericht op een
voor het organisme relevant doel
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Opdoen van zintuiglijke indrukken: actieve betrokkenheid organisme
"Het levend wezen staat niet passief te wachten tot er iets gebeurt. Zelfs een mossel is actief ten
opzichte van haar omgeving en verandert deze tot op zekere hoogte. Het [levend wezen] doet iets met de
omgeving en ondergaat tengevolge daarvan iets. Een levend wezen werkt in op zijn omgeving; een inwerking
die bepaald wordt door de structuur van het organisme, die gecompliceerd of eenvoudig kan zijn. De daardoor
optredende veranderingen in de omgeving werken op hun beurt weer in op het levende wezen en zijn
activiteiten. Een levend wezen ondergaat de gevolgen van zijn eigen handelen. Deze nauwe band tussen doen
en ondergaan noemen wij ervaring." (Dewey, 1920, p. 86)
•
Kennis (verwerking van zintuiglijke informatie):
– tegen empirisme:
• Eenzijdige rol object
• Kennis is afspiegeling van de werkelijkheid
– tegen rationalisme:
• Eenzijdige rol subject
• Kennis is constructie van de werkelijkheid
– Voor pragmatisme
• product van interactie tussen subject en object
• Vloeit voort uit het praktisch omgaan met de werkelijkheid
– Dewey bedoelt dat zintuiglijke informatie nooit in een vacuüm optreedt, maar vrijwel
altijd plaatsvindt tijdens een activiteit van het organisme.
 James Angell
1906: in ‘presidential address’ voor APA geeft hij samenvatting functionalistische psychologie
1. Psychologie van mentale operaties (en niet van mentale elementen)
2. Mentale functies helpen het organisme om zich aan te passen aan de omgeving
3. Mentale processen  fysiologische processen
Functionalisme :school van Chicago
• Dewey:
–Tegen S-R model uit fysiologie
–Organisme is actief
–Kennis is product van interactie tussen subject en object
• Angell: uitwerking voor psychologie
3.Het behaviorisme
1. Voorlopers
1. Thorndike (1874-1949)
2. Russische reflexologie
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
2. John Watson
3. Kort overzicht verdere ontwikkelingen
 Voorlopers behaviorisme
•
-
1. 1. Edward Thorndike
Doctoraatsstudent van James
Uitwerking experimentele dierpsychologie
- Doolhoven met kuikens
- ‘puzzle box’ met katten
-
1898: ‘Animal intelligence: An experimental study of the associative processes in animals’
- Theorie over ‘trial-and-error’ leren
- Associatie:
- zintuiglijke indrukken – motorisch centrum
- S-R connectie
- Law of effect:
"Of several responses made to the same situation, those which are accompanied or closely followed by
satisfaction to the animal will, other things being equal, be more firmly connected with the situation."
(Thorndike, 1911, p. 244)
-
Volgens Thorndike ook generaliseerbaar naar opvoeding en schools leren
- Geen kwalitatief verschil in wetmatigheden bij leerproces bij mens
en dier
- Merk op: nieuw perspectief!
•
1.2. De Russische reflexologie
•
Sechenov (1863) ‘Refleksy golovnogo mozga’ (Reflexen van de hersenen) :
programmaverklaring
• Ook complexe, mentale processen zijn reflexief van aard (immers, externe en
interne stimuli)
• Associaties zijn gebaseerd op fysiologische processen
• Wat sinds Descartes willekeurig gedrag genoemd werd, was volgens
sechenov een illusie, het waren gedragingen die ontlokt werden door
externe of interne stimuli die we wellicht niet konden onderkennen, maar
die zuiver op neurlogische basis hun oorsprong vonden.
•
Pavlov (1905) ‘Eerste stappen naar een nieuw onderzoek’ (toespraak bij uitreiking Nobelprijs
geneeskunde voor zijn werk over de spijsvertering)
• Onderzoek van twee assistenten
• Wolfsohn: ook speekselsecretie bij honden bij het zien van voedsel
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
Snarsky:
1. Zwart gekleurd citroensap
2. Salvatie bij elke zwarte vloeistof
•
Standaard conditioneringsexperiment
•
Pavlov: belang van conditioneringsverschijnsel:
• Experimentele ondersteuning van programmaverklaring Sechenov: het psychische is
te herleiden tot fysiologische processen.
"Are there any grounds for differentiation, for distinguishing between that which the physiologist calls
the temporary connection and that which the psychologist terms association? They are fully identical; they
merge and absorb each other." (Pavlov, 1955, p. 251)
•
Bechterev: uitbreiding conditioneringsexperimenten naar motorische reacties (ook bij
mensen)
VP
(waarschuwing)
|
OVP ----------------------------
(Schok )
•
•
OVR
( Terugtrekken )
Opmerking: nu te beschouwen als vermijdingsleren (de prikkel wordt bij het
terugtrekken van het hand niet meer toegediend)
De proefpersoon trekt zijn vinger niet reflexief terug maar intentioneel
Voorlopers van het behaviorisme
• Thorndike:
• Animal intelligence:
• Trial-and-error leren
• Law of effect
• Russische reflexologie
• Sechenov(1863) ‘Reflexen van de hersenen’
• Pavlov (vanaf 1905): klassieke conditionering
• Bechterev: uitgebreid naar motorische reacties, ook bij mens
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
 John Watson
•
1913: zogenaamd ‘behavioristisch manifest’ (Psychology as the Behaviorist views it)
– Gesteund door bevindingen Thorndike en (vooral) Pavlov
– Tegen structuralisme van Titchener en functionalisme van James (die psychologie
beperkten tot de studie van het bewustzijn)
"This leads me to the point where I should like to make the argument constructive. I believe we can
write a psychology... and never use the terms consciousness, mental states, mind,... and the like. It can be done
in terms of stimulus and response, in terms of habit formation... In a system of psychology completely worked
out, given the response the stimuli can be predicted, given the stimuli the response can be predicted." (Watson,
1913, p. 174)
•
Zuivere S-R psychologie
– Elk gedrag is keten van S-R verbindingen
– Studie van aangeboren (en aangeleerde) S-R connecties bij babies
• Bv. kleine Albert (Watson & Raynor, 1920)
• Illustratie: John Watsons ‘‘little Albert experiment”
Zie bijvoorbeeld: http://www.youtube.com/watch?v=Xt0ucxOrPQE
•
Behavioristisch programma
– Heel gedragsrepertorium
– Beperkt aantal basisreflexen
•
Belang van ‘nurture’
Empirisme en associationisme
-Beperkt tot kennisinhouden
-‘Tabula rasa’
Give me a dozen healthy infants, well-formed, and my own specified world to bring them up in and I'll
guarantee to take any one at random and train him to become any type of specialist I might select –
doctor, lawyer, artist, merchant-chief and, yes, even beggar-man and thief, regardless of his talents,
penchants, tendencies, abilities, vocations, and race of his ancestors. I am going beyond my facts and I
admit it, but so have the advocates of the contrary and they have been doing it for many thousands of
years. [Behaviorism (1930), p. 82]
•
Behaviorisme in de VS
+ mogelijkheden voor een individu, gegeven de juiste omgeving (i.t.t. sociaal
darwinisme van Spencer)
- Gevaar van totalitaire staat (control by the environment)
•
Watson heeft zijn academische loopbaan moeten onderbreken
Samenvatting 2011-2012
Jessica S.
•
•
•
John Watson
1913: Behavioristisch manifest
Uitbouw S-R psychologie
– Studie van reflexen bij babies
– Belang van nurture
Succes in de VS (maar ook ondergang van eigen succes wegens gevaar totalitaire staat)
 Kort overzicht verdere ontwikkelingen
• Strikt behaviorisme: Guthrie
• Neobehaviorisme: S-O-R
• Radicaal behaviorisme van Skinner
• Jaren ’70: cognitieve psychologie
– Cognitieve thema’s
– Opkomende informatica gaf nieuwe ‘taalkader’
•
Besluit hoofdstuk
Al van bij aanvang van de psychologie
– zeer verscheiden invullingen van die nieuwe wetenschap:
• Onderzoeksthema’s
• Methoden
• Mensvisie
– Ontwikkelde de academische en de toegepaste psychologie zich relatief los van elkaar
Download