2016 FOKREGLEMENT N.O.G. N.O.G. Fokreglement http://www.geiten.org/ Inhoud 1. De organisatie ..............................................................................................................3 1.1 Het lidmaatschap ....................................................................................................3 1.2 De fokcommissies ...................................................................................................3 1.3 Het stamboeksecretariaat .......................................................................................3 1.4 Stamboekinspectie ..................................................................................................3 2. Het stamboek ...............................................................................................................4 2.1 Het register (hulpstamboek) ....................................................................................4 2.1.1 Nubische geiten met een onbekende afstamming ................................................4 2.2 Het jongveeregister .................................................................................................4 2.3 Het stamboek ..........................................................................................................4 3. Rassen. ........................................................................................................................5 3.1 De stamboekrassen ................................................................................................5 3.2 De Melkgeit .............................................................................................................5 3.3 Overige rassen ........................................................................................................5 4. Registratie ....................................................................................................................6 4.1 Het registreren van dekkingen.................................................................................6 4.1.1 Dekbewijs.............................................................................................................6 4.1.2 Deklijst .................................................................................................................6 4.1.3 Kunstmatige inseminatie en embryotransplantatie................................................7 4.1.4 Geboorteregistratie...............................................................................................8 4.1.5 Wettelijk verplichte Geboorte registratie in de I&R databank. ...............................8 4.1.6 Geboorte registratie NOG.....................................................................................8 4.2. Het registreren van lammeren bij de NOG..............................................................9 4.2.1 Het registreren van Geitlammeren bij de NOG..................................................9 4.2.2 Registreren van Boklammeren bij de NOG .......................................................9 4.2.3. Het afstammingsbewijs ..................................................................................10 5 Opname in het stamboek .............................................................................................11 5.1 Uitsluitingen en erfelijke gebreken. ........................................................................11 5.1.1. Voorlopige opname van jonge bokken...............................................................12 5.1.2. Definitieve opname van bokken.........................................................................13 5.2.1 Opname van geiten in het stamboek ..................................................................14 5.2.2 Opname van geiten in het register......................................................................14 5.3. Herkeuring op verzoek .........................................................................................15 5.4. Herkeuring op beroep...........................................................................................15 6. Prestatieonderzoek .....................................................................................................16 6.1 Melkproductiecontrole - NOG ................................................................................16 6.2. Groei-eigenschappen. ..........................................................................................16 6.3. Afstammelingenkeuringen ....................................................................................16 1 7 Predicaten ...................................................................................................................17 7.1. Stamboek (S) .......................................................................................................17 7.2. Bokmoeder (BM) ..................................................................................................17 7.3. Bokmoeder B (BMB) ............................................................................................18 7.4. Keurstamboek (KS) ..............................................................................................19 7.5. Stergeit.................................................................................................................19 7.6. Keurbok................................................................................................................19 7.7. Topgeit .................................................................................................................19 7.8. Ontnemen van predicaten ....................................................................................19 8. Aan- en afvoer van dieren...........................................................................................20 8.1. Aan- en verkoop ...................................................................................................20 8.2. Afvoer ..................................................................................................................20 8.3. Export ..................................................................................................................20 8.4. Import...................................................................................................................20 Bijlage 1 Informatie omtrent registratie en identificatie van geiten ...................................21 Bijlage 2: Rasstandaard / Rasomschrijvingen .................................................................22 Nederlandse Bonte Melkeit .............................................................................................22 Nederlandse Witte Melkgeit ............................................................................................24 Nederlandse Toggenburger Melkgeit ..............................................................................27 Nederlandse Nubische Melkgeit .....................................................................................30 Nederlandse Boer Geit ...................................................................................................34 Bijlage 3: Geboorte bericht .............................................................................................38 2 1. De organisatie Het doel van de Nederlandse Organisatie voor de Geitenfokkerij (NOG) is het bevorderen van een doelmatige fokkerij van geiten in Nederland in de ruimste zin van het woord. Het uitvoeren van taken op het gebied van registratie, waaronder begrepen het aanleggen en bijhouden van een registratiebestand van geiten en het verzamelen en vastleggen van voor de fokkerij belangrijke gegevens van de geregistreerde dieren, alsook het verwerken van de geregistreerde gegevens behoort tot de kerntaken van de NOG. 1.1 Het lidmaatschap De geitenhouder is lid van een plaatselijke vereniging. De verenigingen zijn lid van de NOG, waardoor de geitenhouder gebruik kan maken van de diensten van de NOG. 1.2 De fokcommissies De fokcommissies hebben als taak de raseigenschappen van geiten te bewaren en te versterken. Elk stamboekras1 heeft haar eigen fokcommissie. De fokcommissie bepaalt de rasstandaard, welke dieren er voor de fokkerij ingezet kunnen worden en geeft voorlichting aan de fokkers. Iedere fokker die bij de NOG geregistreerde dieren van het betreffende ras heeft, is automatisch aangesloten bij de betreffende fokcommissie en spreekt op de door de fokcommissie belegde vergaderingen mee over de raseigenschappen en allerlei andere zaken. 1.3 Het stamboeksecretariaat Het landelijk stamboekbestand wordt beheerd onder verantwoordelijkheid van het NOGbestuur en omvat het gehele leden-, fokkers- en dierenbestand van de NOG. De door het bestuur aangestelde regionale stamboeksecretariaten onderhouden deelbestanden, waarin in ieder geval de gegevens van de fokkers en dieren van de betreffende regio zijn opgeslagen. Mutaties worden geregeld (eenmaal per twee tot vier weken) uitgewisseld met het landelijk stamboekbestand onder technische begeleiding van de ICT-coördinator van de NOG. 1.4 Stamboekinspectie Stamboekinspecties worden uitgevoerd door daartoe opgeleide en aangestelde inspecteurs. De stamboekinspecteurs vallen onder de verantwoordelijkheid van de landelijke organisatie en worden door de permanente scholingscommissie van de NOG begeleid middels instructie- en bijscholingsdagen en instructiemateriaal. 1 vier melkgeitenrassen: de Nederlandse Witte geit, de Nederlandse Bonte geit, de Nederlandse Toggenburger geit, de Nederlandse Nubische geit en één vleesgeitenras: de Nederlandse Boergeit 3 2. Het stamboek Het totale stamboek bestaat uit het register (of hulpstamboek), het jongveeregister en het eigenlijke stamboek. 2.1 Het register (hulpstamboek) Geiten met een geheel of gedeeltelijk onbekende afstamming (of een onvolledige afstamming), maar die voor wat betreft het exterieur voldoen aan de eisen die door de fokcommissie aan het ras worden gesteld en hierop zijn beoordeeld door een voor het betreffende ras erkende inspecteur van de NOG, kunnen worden ingeschreven in het register 2 . Voor de beoordeling op raskenmerken dienen de dieren van de melkgeitenrassen melkgevend te zijn. Deze dieren worden registerdieren genoemd en in het databestand gekenmerkt met een "R". 2.1.1 Nubische geiten met een onbekende afstamming Nubische dieren met een onbekende moeder en een stamboekvader kunnen geregistreerd worden. Deze dieren worden bij het Nubische ras gekenmerkt met F1 in het databestand. Indien er doorgekruist wordt met Nubische stamboekbokken kan na zes generaties de geit aangeboden worden voor opname in het stamboek. De dieren uit deze kruisingen worden in het databestand gekenmerkt met F2, F3, F4, F5 en F6 voor respectievelijk de tweede kruising met een stamboekbok tot en met de zesde kruising met een stamboekbok. Dochters uit een F6-geit en een stamboekbok kunnen als volbloed in het jongveeregister worden ingeschreven3. F- geiten mogen aan keuringen meedoen, hierbij worden ze beoordeeld als volbloed Nubische geiten. 2.2 Het jongveeregister Geitenlammeren, geboren uit stamboek-, volbloed- of registerdieren kunnen worden opgenomen4 in het jongveeregister. Voor het registreren van boklammeren gelden in het algemeen strengere regels ten aanzien van afstamming en exterieur. De geregistreerde dieren in het jongveeregister worden volbloeddieren genoemd en in het databestand gekenmerkt met "JVR". Bij het ras Boergeit geldt dat dieren die een volbloedpercentage hebben van 75% of meer geregistreerd kunnen worden in het jongveeregister. Bij goedkeuring na stamboek inspectie kunnen deze dieren in het stamboek worden opgenomen. 2.3 Het stamboek Volbloeddieren kunnen worden opgenomen in het stamboek als zij voldoen aan de exterieureisen die door de fokcommissie zijn gesteld. Opname in het stamboek kan bij bokken vanaf een leeftijd van vier maanden, geiten van de melkrassen dienen melkgevend te zijn en geiten van het Boergeiten ras dienen minimaal 1 jaar oud te zijn. De stamboekopname dient te gebeuren door een voor het betreffende ras erkende inspecteur van de NOG. Goedgekeurde dieren worden stamboekdieren genoemd en in het databestand gekenmerkt met een "S". Later kan dit al naar gelang prestatie veranderen in "BM" of "BMB"of "KS" (zie 6. Predicaten) 2 noot:: voor de rassen Ned. witte geit, Ned. Bonte geit, Ned.Toggenburger geit en de Ned.Boer geit is opname in het register mgelijk. Bij afwezigheid van het register (zoals bij de Ned. Nubische geit) kunnen dieren van een onbekende afstamming niet worden geregistreerd en spreekt men van een gesloten stamboek. 3 noot: F-geiten hebben dus een duidelijk andere status dan R-geiten, zij worden niet als rasvertegenwoordigers binnen het ras geregistreerd. Overeenkomsten tussen register geiten en F-6 geiten is dat van beide de dochters als volbloed kunnen worden erkend. 4 mits ze geen zichtbare erfelijke gebreken vertonen 4 3. Rassen. De NOG registreert alle rassen van haar leden. Er wordt onderscheid gemaakt in de stamboekrassen, melkdieren en overige 5: 3.1 De stamboekrassen Van de volgende rassen wordt een stamboek bijgehouden6: · · · · · Nederlandse Witte geit (wit), Nederlandse Bonte geit (bont), Nederlandse Toggenburger geit (toggenburger), Nederlandse Nubische geit (nubisch) Nederlandse Boergeit (boergeit), Voor de deze rassen wordt een jongveeregister en een stamboek bijgehouden. Voor het nubische ras geld dat het stamboek gesloten is en er gewerkt word met een “F-dieren systeem” voor dieren met een onbekende afstamming. (zie 2.1.1. Nubische geiten met een onbekende afstamming) 3.2 De Melkgeit De Melkgeit is een gebruiksras met duidelijke melktypische eigenschappen. Kleur, kopvorm, oorstand en oorlengte zijn niet van belang. Elk melktypisch dier kan binnen dit ras geregistreerd worden. Dit kunnen dieren van de stamboekrassen, dieren uit overige (melkgeiten-)rassen, kruisingen tussen rassen en dieren met een onbekende afstamming. Van dit gebruiksras wordt een register (hulpstamboek) bijgehouden, waarin alle aangeboden dieren kunnen worden geregistreerd op verzoek van de eigenaar. Nakomelingen uit deze geregistreerde dieren worden opgenomen in het jongveeregister van het ras Melkgeit. Indien bij inspectie blijkt dat er geen erfelijke afwijkingen zijn, worden de dieren opgenomen in het register (hulpstamboek) met een stamboekrapport gebaseerd op melk- en gebruikseigenschappen. 3.3 Overige rassen Alle dieren van andere rassen kunnen worden geregistreerd met of zonder ouders. Voor deze dieren wordt geen stamboek of jongveeregister bijgehouden, alleen een register (hulpstamboek). Voor de volgende rassen is dit van toepassing en is er een codeletter gereserveerd: A: Angorageit D: Dwerggeit E: Duitse Edelgeit F: Franse Alpinegeit H: Hertegeit L: Landgeit S: Wallische geit Niet vermelde(gecodeerde) rassen worden gecodeerd met O voor overig. Registratie gebeurt op verzoek van de eigenaar met de rascode die behoort bij het door de eigenaar opgegeven ras. 5 Voor de melkgeit en overige rassen word alleen de registratie bijgehouden. Voor de Witte, de Bonte, de Toggenburger en de Boergeit is opname van geiten met geheel of gedeeltelijk onbekende afstamming in het register mogelijk. 6 5 4. Registratie De registratie van dieren en opname in het stamboek is aan een aantal voorwaarden gebonden. De fokker is ten alle tijden verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de dieridentificatie middels de door het ministerie van economische zaken vrijgegeven methode en het melden van mutaties bij I&R7 databank. Daarnaast gebruikt de fokker het unieke levensnummer om het dier bij de NOG te laten registreren. (meer over registratie onder 4.1.4 geboorte registratie) 4.1 Het registreren van dekkingen Er wordt een onderscheid gemaakt tussen dekkingen uit de hand en het inscharen van bokken. Bij dekkingen uit de hand wordt de datum van de dekking genoteerd. Bij inscharen wordt de periode waarin de bok samen met de geiten gehuisvest of geweid is geweest, opgegeven. Indien men de dekking heeft gezien of er van een dekblok gebruik is gemaakt, kan tevens de vermoedelijke dekdatum vermeld worden. Als er bij het inscharen van bok wordt gewisseld, moet er een periode van veertien dagen tussen het uitscharen van de ene bok en het inscharen van de volgende bok aangehouden worden, tenzij men gebruik maakt van dekblokken met per bok een verschillend gekleurd blok. In dat geval voldoet een periode van vier dagen tussen het uit- en inscharen, onder voorwaarde dat de dekdata zijn vastgelegd. Het is niet toegestaan meerdere bokken tegelijkertijd in één koppel in te scharen of in een bronst te gebruiken. 4.1.1 Dekbewijs De eigenaar van de geit is verplicht een dekbewijs in te vullen en of in te laten vullen bij het dekken van zijn of haar geit. Dit dekbewijs bevat de naam en het levensnummer van de geit, de naam en het levensnummer van de bok, de dek datum8, de naam en het UBN van de eigenaar van de bok, de naam en het UBN van de eigenaar van de geit op het moment van de dekking. De NOG is gemachtigd om naar dit dekbewijs te vragen ter controle van de afstamming. De eigenaar van de geit dient dit tijdens en na de dracht te kunnen tonen aan de NOG of zijn/haar gemachtigde. 4.1.2 Deklijst De eigenaar van de bok dient een lijst bij te houden van geiten die door de bok zijn gedekt. Deze lijst bevat: de naam en het levensnummer van de bok, de namen en levensnummers van de geiten die gedekt zijn met daarbij de dekdatum8, eigenaar en het UBN van de eigenaar van de gedekte geit. De NOG is gemachtigd om naar deze deklijst te vragen ter controle van de afstamming. De eigenaar van bok dient dit bewijs gedurende het leven van de bok te bewaren. Bij controle dient dit getoond te kunnen worden aan de NOG of zijn/haar gemachtigde. 7 8 Identificatie & Registratie (bij het RVO, Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland) Bij het samen weiden word de periode vermeld dat de geit bij de bok heeft geweid/gelopen. 6 4.1.3 Kunstmatige inseminatie en embryotransplantatie Kunstmatige inseminatie (KI) wordt als bevruchtingsmethode voor stamboekdieren erkend, mits: · het sperma is gewonnen volgens de in Nederland geldende regels en / of op een officieel spermawinstation; · het sperma afkomstig is van een in het stamboek opgenomen bok, of bij importsperma, afkomstig is van een voor het betreffende stamboek erkende bok; · het sperma deugdelijk en uniek is geïdentificeerd; · er op het dekbewijs is aangegeven dat het KI betreft (door achter de datum "KI" te noteren). Lammeren geboren uit embryotransplantatie (ET) worden als volbloed lammeren erkend, mits: · de biologische ouders voldoen aan de eisen die aan ouders van volbloedlammeren worden gesteld; · er een certificaat van oorsprong van het embryo is; · de volledige transplantatie door bevoegde personen is uitgevoerd; · er een door de uitvoerder ondertekend bewijs van implantatie bij de ontvangende moeder is. 7 4.1.4 Geboorteregistratie De geboorte registratie bestaat uit twee zaken: · Een wettelijke verplichte geboorte registratie in de I en R databank van de Overheid,(4.1.5.) · Een geboorte registratie bij de NOG voor de stamboer registratie (4.1.6.) Voor de juiste registratie en identificatie is ten alle tijden de fokker/eigenaar zelf verantwoordelijk en aansprakelijk. Regelmatig worden door de NOG onder meer steekproefsgewijs dieren aangewezen voor afstammingsonderzoek (DNA-onderzoek). De leden zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan deze en andere controles. Indien onregelmatigheden worden geconstateerd in registratie, afstamming en / of levensnummer worden de betreffende dieren uit de registers van het betreffende ras verwijderd en het dier wordt onder het ras "overig / onbekend" geplaatst. Indien relevant, wordt de afstamming van het dier doorgehaald. Eventuele nakomelingen kunnen nooit als volbloeddier erkend worden 4.1.5 Wettelijk verplichte Geboorte registratie in de I&R databank. Na de geboorte van geit / boklammeren is de fokker9 wettelijk verplicht alle dieren aan te melden in de I&R data bank. Ieder geboren dier krijgt dan een uniek levensnummer. Dit levensnummer moet visueel en digitaal te lezen zijn10. Meer hierover en over wetgeving omtrent registratie en identificatie van geiten zie Bijlage 1. 4.1.6 Geboorte registratie NOG Nadat de geit- en boklammeren zijn geregistreerd in de I&R databank word de geboorte van de stamboek dieren gemeld bij een van de NOG11 stamboek secretarissen. Dit aanmelden word door de fokker gedaan dmv. het te downloaden geboorte bericht/formulier op de NOG site. (zie: bijlage 3 Geboorte Registratie) Bij de aanmelding gebruikt de fokker het (volledige) unieke levensnummer waarmee deze het geboren dier(lam) ook in de I&R databank heeft geregistreerd. (zie 4.1.5) Daarnaast word in het bericht de geboorte datum, het geslacht(per lam), de hoornaanleg, de vader en moeder en eventuele (erfelijke-) afwijkingen vermeld. 9 Houder van geiten ongeacht het ras of soort. dit word gerealiseerd door de chip in een oormerk of in een Keramische bolus in de maag(pens). 11 voor aanvullende stamboek voorwaarden zie: 4.2 Registreren van lammeren bij de NOG 10 8 4.2. Het registreren van lammeren bij de NOG 4.2.1 Het registreren van Geitlammeren bij de NOG Voor het registreren van geitlammeren binnen een stamboekras in het jongveeregister moet de moeder binnen dat ras zijn ingeschreven in het register, jongveeregister of het stamboek. Daarnaast moet de vader staan ingeschreven in het stamboek van het zelfde betreffende ras. De geboortemeldingen (zie: 4.1.6 geboorteregistratie) moeten correct en tijdig zijn opgestuurd naar de stamboeksecretaris. Geitlammeren van het boergeitenras Bij het ras Nederlandse Boergeit geldt dat het geboren dier minimaal een volbloedpercentage van 87.5 % moet hebben. Uitzonderring bij kruising van rassen Een uitzondering op de regel dat beide ouders binnen hetzelfde ras moeten zijn geregistreerd is gemaakt voor: · Bonte boklammeren en geitlammeren uit een kruising Bont x Wit, · Bonte boklammeren en geitlammeren uit Wit x Wit · Witte geitlammeren, afkomstig uit een kruising Bont x Wit. Deze lammeren worden geregistreerd in het jongveeregister Bont. Deze geitlammeren worden wel opgenomen in het jongveeregister, zodat deze dieren in ieder geval worden geregistreerd, verder kunnen zij alleen worden gebruikt in de bontfokkerij en niet via het register weer in het Witte stamboek terecht komen12. 4.2.2 Registreren van Boklammeren bij de NOG Voor het registreren van boklammeren voor de stamboek fokkerij van de stamboekrassen zijn aanvullende eisen gesteld. Bij aanmelding van de geboorte van fokboklammeren controleert de regionale stamboeksecretaris of de moeder en de vader van het boklam voldoen aan de door de NOG en fokcommissie gestelde eisen voor registratie binnen het ras. Daarnaast moeten de geboortemeldingen (zie: 4.1.6 Geboorteregistratie) correct en tijdig zijn opgestuurd naar de stamboeksecretaris. Algemene voorwaarde van de NOG bij de registratie van boklammeren: Als algemene voorwaarde geld, voor boklammeren die worden ingeschreven in het jongvee register, dat beide ouders moeten zijn ingeschreven in het stamboek13. Daarnaast worden er voor de verschillende rassen / fokcommissies aanvullende voorwaarden gesteld aan de ouders. Op de volgende pagina een overzicht van de aanvulling eisen per stamboek ras (fokcommissie) voor opname van bokken in het jongveeregister. 12 noot: Bonte dieren uit Witte ouders of een Bonte kruising uit Bont x Wit zijn in erfelijke aanleg zuiver bont en verschillen dus niet van andere bonte dieren. Een wit dier uit een kruising Bont x Wit is onzuiver bont (heeft de recessieve bontfactor). 13 Zij dienen dvm een exterieur beoordeling in het stamboek te zijn geregistreerd (zie: 5. Opname in het stamboek.) 9 Vervolg 4.2.2 Registreren van Boklammeren bij de NOG Aanvullende voorwaarden per (ras) fokcommissie. Fokcommissie Nederlandse Witte geit Bij de Nederlandse witte geit worden geen aanvullende eisen gesteld naast de algemene NOG voorwaarde. Een bok lam geboren uit een moeder geregistreerd in het Jongvee register14 wordt geregistreerd bij het ras Melkgeit met een geregistreerde afstamming (GA). Op het moment dat de moeder van dit bok lam is opgenomen in het stamboek15 kan de eigenaar een verzoekt bij de stamboeksecretaris indienen om het boklam over te schrijven naar het jongveeregister van de Nederlandse Witte geit. Fokcommissie Nederlandse Bonte geit De fok commissie van de Bonte geit stelt dat bokken geboren van een stamboek vader en een Bokmoeder A of een Bokmoeder B Geregistreerd kunnen worden in het Jongvee register. (zie 7.2 Bokmoeder (A) of 7.3 Bokmoeder B) Fokcommissie Nederlandse Toggenburger geit De fok commissie van de Ned. Toggenburger geit stelt dat bokken geboren van een stamboek vader en een Bokmoeder A of een Bokmoeder B Geregistreerd kunnen worden in het Jongvee register. (zie 7.2 Bokmoeder (A) of 7.3 Bokmoeder B) Fokcommissie Nederlandse Nubische geit Deze fokcommissie stelt geen aanvullende eisen naast de algemene NOG voorwaarden. Wel word er een wachtbokprincipe gehanteerd. Wachtbok: Bokjes geboren uit moeders die nog niet in het stamboek zijn opgenomen worden in het stamboekbestand geregistreerd onder het ras overige. De bok mag pas worden ingezet voor de fokkerij nadat de moeder in het stamboek is opgenomen16 en de bok (minimaal voorlopig) is opgenomen in het stamboek opgenomen17 Fokcommissie Nederlandse Boergeit Deze commissie stelt geen eisen naast de algemene NOG voorwaarden. Bokjes uit registergeiten van een stamboek vader komen wel in het Jongvee register. Daarnaast word er bij het Boergeiten ras een wachtbokprincipe gehanteerd. (Zie hiervoor bij Fokkommissie Nubisch: Wachtbok) Overige rassen Lammeren van de overige rassen (inclusief Melkgeit) kunnen worden geregistreerd. De afstamming van deze dieren kan eveneens worden vastgelegd indien de dekgegevens tijdig en correct zijn opgestuurd naar het stamboeksecretariaat. 4.2.3. Het afstammingsbewijs Na het aanmelden van de lammeren bij een van de secretarissen van de NOG doormiddel van het geboortebewijs/formulier18, ontvangt de eigenaar een volledig ingevuld jongveeformulier of afstammingsbewijs. De grotere bedrijven kunnen een overzichtslijst ontvangen. 14 Een eenjarige geit zonder exterieur beoordeling/opname in het stamboek. Dmv een exterieur beoordeling/opnameraport 16 Dmv een exterieur beoordeling/opnameraport 17 Dmv een exterieur beoordeling/opnameraport 18 Zie: Bijlage 3 Geboorte formulier 15 10 5 Opname in het stamboek Bij de opname van dieren in het stamboek of register wordt gebruik gemaakt van een NOGkeurrapport. Dit rapport is verdeeld in de zogenaamde: bovenbalk, onderbalk en bemerkingen. De bovenbalk bevat de beoordelingscriteria, te weten: Algemeen voorkomen, Type, Ontwikkeling, Uier19 en Benen. Voor deze criteria worden punten gegeven op een schaal van 65 tot 100. In de onderbalk worden diverse onderdelen beoordeeld op een schaal van 1 tot en met 9. Bij de afwijkingen wordt aangegeven of het dier bepaalde afwijkingen in bouw of kleur vertoont, waarbij onderscheid gemaakt wordt in lichte- en ernstige afwijkingen en in uitsluitingen. (meer hierover in: 5.1 uitsluitingen en erfelijke gebreken) Een inspecteur van de NOG, die bevoegd is om dieren van het betreffende ras te beoordelen, bepaalt of het voor beoordeling aangeboden dier voldoet aan de eisen die de betreffende fokcommissie heeft opgesteld20. Hiervan wordt een volledig keurrapport opgemaakt. Na inbreng van het keuringsrapport in het stamboekbestand van de NOG ontvangt de eigenaar via het stamboeksecretariaat een bewijs van de afstamming met vermelding van het laatst ingebrachte/behaalde keuringsrapport. Hierbij komen eerdere rapporten van het betreffende dier te vervallen. Indien het dier niet voldoet aan de eisen, die door de fokcommissie zijn gesteld, vermeldt de inspecteur dit duidelijk bij de stamboekopname op het keurrapport en geeft dit daarnaast ook mondeling met toelichting door aan de eigenaar. Opnames kunnen plaatsvinden op keuringen, centraal of aan huis. In het laatste geval moet de eigenaar een verzoek indienen bij de door de NOG hiertoe aangewezen regionale coördinatoren en zijn voorrijdkosten verschuldigd, tenzij anders besloten door het NOGbestuur. Er wordt onderscheid gemaakt in een voorlopige opname (voor jonge bokken), definitieve opname (voor bokken), Stamboekopname (voor geiten) herkeuring op verzoek (voor bokken en geiten) en herkeuring op beroep. Een dier mag slechts eenmaal per kalenderjaar aangeboden worden voor opname in het stamboek (met uitzondering van herkeuring op beroep). 5.1 Uitsluitingen en erfelijke gebreken. Geiten of bokken met exterieurfouten die volgens de rasstandaard niet zijn toegestaan of geiten of bokken met erfelijke gebreken krijgen een score "onvoldoende" bij bemerkingen, wat een afkeuring inhoudt21. In het databestand worden deze geiten gekenmerkt met "AFG". De enige uitzondering op afkeuring bij een score "onvoldoende" bij bemerkingen geldt voor de kruisingdieren Wit x Bont binnen het Bonte ras, die eenkleurig wit zijn. De score "O" leidt hier niet tot afkeuring. Eenkleurige bonte bokken worden wel afgekeurd! 19 voor het ras Boergeit word in plaats van Uier het onderdeel Bespiering beoordeeld Als richtlijn word per ras gebruik gemaakt van de rasomschrijvingen te vinden in Bijlage 2 21 Deze dieren mogen niet meer voor stamboekfokkerij worden ingezet. 20 11 5.1.1. Voorlopige opname van jonge bokken Jonge bokken, die voldoen aan de voorwaarden omschreven in 4.2.2., kunnen vanaf een leeftijd van vier maanden tot een leeftijd van één jaar worden aangeboden voor voorlopige opname in het stamboek. Indien de jonge bok bij de stamboekopname aan de (minimale) stamboek voorwaarden voldoet mag deze dekdiensten verrichten totdat deze achttien maanden oud is. Na 18 maanden vervalt de voorlopige opname. De bok zal dan opnieuw moeten worden aangeboden voor dan de definitieve opname in het stamboek (zie 5.1.2) Gebeurt dit niet dan kan de bok niet meer worden ingezet voor stamboekfokkerij. Beide opnames zijn nodig om de bok te mogen in zetten voor stamboek fokkerij. Per ras moet de bok aan minimale exterieur voorwaarden22 voldoen. Deze voorwaarden zijn per ras door de betreffende fokkommissie opgesteld. Hieronder staan de minimale voorwaarden per ras uitgesplitst. De jonge bokken worden beoordeeld aan de hand van de voor dat ras betreffende rasstandaard. Daarnaast moeten ze, zoals eerder genoemd, voldoen aan de voorwaarden omschreven in 4.2.2. Voor alle rassen geld dat een afgekeurde bok word uitgesloten van stamboekfokkerij. Jonge bokken23 kunnen bij de voorlopige opname voor het onderdeel algemeen voorkomen maximaal 89 punten behalen. Nederlandse Witte Geitenras De voorlopig opgenomen witte bok moet voor Algemeen Voorkomen (AV) minimaal 70 punten of meer hebben behaald. Nederlandse Bonte geitenras De voorlopig opgenomen bonte bok moet van kleur wit en zwart of wit en bruin zijn24. Voor het Algemeen Voorkomen (AV) moeten zij minimaal 70 punten of meer hebben behaald. Nederlandse Toggenburger geitenras De voorlopig opgenomen Toggenburger bok moet voor Algemeen Voorkomen (AV) minimaal 70 punten of meer hebben behaald. Daarnaast dient deze een minimale kruishoogte25 te hebben van 60 cm. Het Nederlandse Nubische geitenras en het Nederlandse Boer geitenras stellen geen minimale eisen bij de voorlopige opname. 22 Ook wel “stamboek eisen” genoemd Boergeit bokken tot 24 maanden 24 bemerkingen. Eenkleurige bokken krijgen een O en zijn afgekeurd 25 Voorheen schofthoogte 23 12 5.1.2. Definitieve opname van bokken26 Na een leeftijd van twaalf maanden kunnen bokken worden aangeboden voor definitieve opname in het stamboek27. Indien de bokken bij definitieve opname aan de minimale stamboekeisen voldoen, mogen deze de rest van hun leven ingezet worden ten behoeve van de stamboekfokkerij. Hieronder de voorwaarden, per ras, voor de definitieve opname in het stamboek. Voor alle rassen geld dat een afgekeurde bok word uitgesloten van stamboekfokkerij. Nederlandse Witte Geitenras De definitief opgenomen witte bok moet voor het Algemeen Voorkomen (AV) minimaal 70 punten of meer hebben behaald. Nederlandse Bonte geitenras De definitief opgenomen bonte bok moet van kleur wit en zwart of wit en bruin zijn28. Voor het Algemeen Voorkomen (AV) moeten minimaal 70 punten of meer zijn behaald. Een de bok dient minimaal een kruishoogte29 te hebben van 80 cm. Nederlandse Toggenburger geitenras De definitieve opgenomen Toggenburger bok moet voor Algemeen Voorkomen (AV) minimaal 75 punten of meer hebben behaald. Daarnaast dient deze een minimale kruishoogte30 te hebben: van minimaal 74 cm op een leeftijd van 12 maanden, minimaal 76 cm op een leeftijd vanaf 18 maanden en minimaal 78 cm van 2 jaar of ouder. Het Nederlandse Nubische geitenras en het Nederlandse Boer geitenras stellen geen aanvullende eisen bij de stamboek opname. 26 Ook hier geld dat bokken moeten voldoen aan de voorwaarden als omschreven in 4.2.2. Om volwassen bokken na een leeftijd van achttien maanden te kunnen inzetten voor de fokkerij moet het dier eerst definitief zijn ingeschreven in het stamboek. 28 bemerkingen. Eenkleurige bokken krijgen een O en zijn afgekeurd 29 tot 2014 is er gewerkt met de schofthoogte 30 tot 2014 is er gewerkt met de schofthoogte 27 13 5.2.1 Opname van geiten in het stamboek31 Volbloed geiten van de stamboek melkgeitrassen kunnen worden aangeboden voor opname in het stamboek als ze in lactatie zijn. Voor het vleesgeitenras Boergeit kan opname in het stamboek vanaf een leeftijd van twaalf maanden. De opname in het stamboek is definitief maar kan later gewijzigd worden door middel van een herkeuring (zie 5.3) Eerste lactatiegeiten32 en boergeit geiten jonger dan 24 maanden krijgen voor het onderdeel algemeen voorkomen maximaal 89 punten. Eerste lactatiegeiten33 kunnen daarnaast voor het onderdeel uier eveneens maximaal 89 punten behalen. 5.2.2 Opname van geiten in het register Geiten van onbekende afstamming kunnen, mits ze (voor de melkgeitenrassen) in lactatie zijn, worden aangeboden voor opname in het register van Wit, Bont, Toggenburger of Boergeit. Nubische geiten met een stamboek vader en een moeder met een onbekende afstamming worden geregistreerd als F1 dieren34. Jonge geiten als eerste lactatiegeiten en boergeit geiten jonger dan 24 maanden krijgen voor het onderdeel algemeen voorkomen maximaal 89 punten. Eerste lactatiegeiten kunnen daarnaast voor het onderdeel uier eveneens maximaal 89 punten behalen. Hieronder een overzicht van de minimale eisen/voorwaarden per ras voor opname van geiten in het stamboek of register Nederlandse Witte Geitenras Algemeen voorkomen >= 70 punten Kortharig / wit. Leeftijd: Geen eis. Nederlandse Bonte geitenras Kortharig en tweekleurig (zwart/wit of bruin/wit). Eenkleurige volbloed geiten worden wel opgenomen maar met bemerking O (onvoldoende) op eenkleurig Leeftijd: Geen eis. Nederlandse Toggenburger geitenras Gewenste schofthoogte op volwassen leeftijd (drie jaar): 70 cm. Beharing glad/fijn, iets langere haren aan rug en dijen toegestaan (kam en broek). Aftekening: kleur dient egaal te zijn, de nuance is minder belangrijk. Uitsluitingsfouten: -geheel witte onderkaak (van keel tot sik); -losse witte vlek(ken) aan romp en/of hals; -bruine vlekken of strepen in het witte tekeningsbeeld (niet zijnde het dunne potloodstreepje op de voorbenen, dit is een uiterlijke schoonheid); -geheel witte haren in het bruine tekeningsbeeld (stekelharig); Leeftijd: Geen eis. Nederlandse Nubische geitenras Stelt geen eisen/voorwaarden (Vervolg Boergeit op volgende pagina) 31 Voor geiten die voldoen aan de in 4.2.1 genoemde voorwaarden Met een leeftijd van 12 tot 24 maanden 33 Met een leeftijd van 12 tot 24 maanden 34 Meer hierover zie 2.1.1. Nubische geiten met een onbekende afstamming 32 14 Vervolg: overzicht van de minimale eisen/voorwaarden (pag.14) Nederlandse Boer geitenras Kleur: Alle kleurafwijkingen worden vooralsnog beschouwd als schoonheidsfouten. Uitsluitingsfouten: blauwe ogen, hol voorhoofd, snoekenbek met overbeet > 6 mm, varkensbek. Leeftijd: Minimaal twaalf maanden. 5.3. Herkeuring op verzoek Elk dier mag opnieuw voor opname in het stamboek worden aangeboden, mits het dier in hetzelfde kalenderjaar nog niet eerder is aangeboden. Met een herkeuring vervallen de eerdere stamboekopnames. Indien bokken bij een herkeuring niet meer voldoen aan de stamboekeisen, mogen ze niet meer ingezet worden in de stamboekfokkerij. Geiten en bokken geboren uit paringen van voor deze afkeuringen blijven wel stamboekdieren. 5.4. Herkeuring op beroep Indien de eigenaar het niet eens is met de beoordeling van de inspecteur, kan hij binnen veertien dagen na de datum van de beoordeling een herkeuring op beroep aanvragen bij de secretaris van de NOG. Binnen veertien dagen na de aanvraag om een herkeuring op beroep zal een daartoe aangewezen tweetal inspecteurs de herkeuring uitvoeren. Deze uitslag is bindend. De kosten van herkeuring op beroep zijn voor rekening van de aanvrager, indien de herkeuring een gelijke of lagere waardering oplevert voor Algemeen Voorkomen. Indien het dier een hogere waardering voor Algemeen Voorkomen krijgt, zijn de kosten voor rekening van de NOG. Als kosten worden de standaardkosten die gerekend worden bij een huiskeuring gehanteerd. 15 6. Prestatieonderzoek 6.1 Melkproductiecontrole - NOG Informatie over en eisen gesteld aan de melkproductiecontrole vindt u in het "Reglement Melkproductiecontrole van de NOG". 6.2. Groei-eigenschappen. Voor het ras Boergeit is men voornemens in de toekomst de groei prestatie van lammeren vast te leggen door middel van het wegen van Lammeren. Een reglement hiervoor is in ontwikkeling. 6.3. Afstammelingenkeuringen Ten behoeve van de gegevensverzameling voor het schatten van fokwaardes35 voor exterieur kunnen keuringen op afstammelingen worden gehouden. Deze worden uitgevoerd door de NOG-inspecteurs en kunnen plaatsvinden tijdens keuringen en / of bedrijfsbezoeken. Leden van de NOG, en leden van instellingen / organisaties die werkzaamheden mede namens de NOG verrichten, zijn verplicht hun medewerking hieraan te verlenen. De aldus opgemaakte keuringsrapporten worden alleen gebruikt voor fokwaardeschattingen en gelden niet voor stamboekopname. 35 Door het teruglopende aantal van geiten en bokken binnen het stamboek is het op deze manier schatten van fokwaardes tot een minimum gedaald. (het word nog maar zeer weinig toegepast) 16 7 Predicaten Aan dieren van de stamboekrassen kunnen predicaten worden verstrekt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De predicaten S, BM en KS worden automatisch verstrekt, de overige predicaten moeten worden aangevraagd bij het stamboeksecretariaat. Bij verandering van het predicaat wordt een nieuw afstammingsformulier ter beschikking gesteld. 7.1. Stamboek (S) Geiten en bokken die ingeschreven zijn in het stamboek, krijgen het predicaat Stamboek. Dit wordt door middel van "S" gecodeerd weergegeven in het databestand en op het afstamingsformulier. 7.2. Bokmoeder (BM) Alleen bij het Toggenburger- en het Bonte- geitenras is het predicaat Bokmoeder of het predicaat Bokmoeder B vereist voor geiten waarvan men zonen wil laten registreren in het jongveeregister36. (zie 4.2.2.) Bij Witte, Nubische en Boergeiten wordt dit predicaat niet (meer) toegekend. Aan Toggenburger- en Bonte- geiten wordt het predicaat Bokmoeder (BM) toegekend als zij aan de daartoe gestelde eisen van de fokcommissie voldoen. Het predicaat Bokmoeder is een predicaat voor het leven. Hierna de gestelde eisen waaraan moet worden voldaan per ras. Toggenburger Bokmoeder (BM) Aan de Toggenburger geiten worden voor het Bokmoeder predicaat de volgende eisen gesteld. Afstamming : Drie generaties volbloed (ouders, grootouders en overgrootouders). Exterieur : Alle onderdelen van de bovenbalk minimaal 80 punten. Hoogtemaat (bij beoordeling): Leeftijd Schofthoogte 1 jaar >= 68 cm 2 jaar >= 69 cm 3 jaar en ouder >= 70 cm Productie: (minimum eisen afhankelijk van leeftijd bij aflammeren. Aan elk onderdeel moet worden voldaan) Leeftijd (jr.mnd) Vet & eiwit (kg) Lactatieduur (dagen) Vet & eiwit (gr/dag) < 1.02 53 250 174 1.02-1.06 56 250 184 1.06-1.10 59 250 194 1.10-2.02 63 250 207 2.02-2.06 66 250 217 2.06-2.10 68 250 223 > 2.10 70 250 230 36 Dit zodat deze bokken later (na stamboekopname) dekdiensten kunnen verrichten. 17 Bonte Bokmoeder (BM) Aan Bonte geiten worden voor het Bokmoeder predicaat de volgende eisen gesteld. Afstamming : twee generaties volbloed (ouders en grootouders) Productie: De geit moet minimaal beschikken over een melklijst van minimaal 200 dagen met een minimale productie van 60 CVE. 7.3. Bokmoeder B (BMB) Aan Toggenburger- en Bonte geiten wordt het predicaat Bokmoeder B toegekend, als zij aan de daarvoor gestelde eisen van de fokcommissie voldoen. Het predicaat Bokmoeder B is een predicaat voor het leven.. De eigenaar van de geit dient zelf een aanvraag voor Bokmoeder B in te dienen bij het bestuur van de fokcommissie. Hieronder de door de fokcommissies gestelde minimum eisen voor het predicaat Bokmoeder B per ras. Toggenburger Bokmoeder B (BMB) Afstamming: Drie generaties volbloed (het dier zelf, de ouders, grootouders). Hierbij dienen de vrouwelijke voorouders van de geit37 >= 87 punten voor het Algemeen voorkomen te hebben behaald en voor de onderdelen Type, Benen en Uier >=85 punten38. Het bestuur van de toggenburger fokcommissie benoemt een selectiecommissie. Deze selectiecommissie bestaande uit drie inspecteurs die gespecialiseerd zijn in het Toggenburger ras. Zij beoordelen de geit aan de hand van de genenbank en haar (zo mogelijk) beschikbare fokprestaties39. De commissie beoordeelt op basis van de op dat moment beschikbare gegevens en de op dat moment geldende exterieur beoordeling40 van de betreffende geit. De selectiecommissie kan daarna al dan niet overgaan tot aanmelding van de geit bij de NOG voor toekenning van het predicaat Bokmoeder B (BMB), Bonte Bokmoeder B (BMB) Afstamming: Twee generaties volbloed. Exterieur: een exterieur beoordeling van minimaal 85 punten voor de onderdelen algemeen voorkomen en uier (in de bovenbalk). Voor de bokken, geboren uit Bokmoeders B gelden dezelfde eisen als voor bokken geboren uit geiten met het predicaat Bokmoeder. 37 De geit zelf, haar moeder en haar moeders moeder Bij een Oud keuringsrapport: Algemeen voorkomen, uier en benen = AB 39 Eigenaren van geiten waarvan een van de voorouders niet geheel aan de eisen voldoen kunnen wel een aanvraag indienen. Dit ivm genetische afwegingen ten aanzien van de genenbank. 40 Stamboek opname of een herkeuring 38 18 7.4. Keurstamboek (KS) Voor het predikaat Keurstamboek (KS) komen volbloedgeiten van de stamboekmelkgeitenrassen in aanmerking, die voldoen aan de volgende exterieur- en productie-eisen: Exterieur: Algemeen voorkomen en Uier >= 85 punten, de overige onderdelen van de bovenbalk: >= 80 punten. Productie: Minimumeisen zijn een CVE van 83 bij een minimum aantal melklijstdagen van 250. Ingangsdatum voor dit certificaat is 1-1-2006 voor vanaf die datum afgesloten melklijsten. 7.5. Stergeit Het predikaat Stergeit wordt op verzoek van de eigenaar verleend aan geiten, die zowel in eigen prestatie als in nafok bovengemiddeld zijn. De volgende eisen worden gesteld aan een Stergeit. Eigen prestatie: De geit moet ingeschreven zijn in het stamboek; Minimaal één melklijst dient te voldoen aan de eisen voor Keurstamboek. Nafok: Er dienen minimaal zes directe nakomelingen te zijn geregistreerd binnen hetzelfde ras als de Stergeitkandidate. Van de directe nakomelingen die definitief in het stamboek zijn opgenomen moet het Algemeen Voorkomen zodanig zijn, dat tenminste vijftien punten worden behaald volgens onderstaand schema: 85 t/m 89 - 4 punten 90 t/m 100 - 5 punten De melkproductie van de helft van de in het stamboek geregistreerde dochters binnen hetzelfde ras moet voldoen aan de eisen voor Keurstamboek (bij oneven aantal dochters de kleinste helft). 7.6. Keurbok Bokken waarvan de fokwaardeschatting voor CVE, op basis van minstens vijfentwintig dochters, minimaal + 15% is van het landelijk gemiddelde van de gefiatteerde lijsten in het vorige kalenderjaar, krijgen het predicaat Keurbok (KB). 7.7. Topgeit Geiten die in eigen prestatie hoog scoren wat betreft exterieurkenmerken én productieeigenschappen komen in aanmerking voor het predicaat Topgeit. Het predikaat wordt eenmalig toegekend aan geiten van de stamboekrassen met een Algemeen Voorkomen van minstens 88 punten en met een melk productie van tenminste 150 CVE41. Ingangsdatum voor dit certificaat is 1-1-2006 voor vanaf die datum afgesloten melklijsten. 7.8. Ontnemen van predicaten Het stamboekpredicaat van een bok kan op verzoek van de fokcommissie van het betreffende ras ingetrokken worden door het bestuur van de NOG, na consultatie van bestuurslid voor fokkerijaangelegenheden. Hiermee is het dan ook niet meer toegestaan om het dier in de stamboekfokkerij te gebruiken. Redenen van intrekking van het stamboekpredicaat kunnen zijn: - Overdragen van erfelijke gebreken; - Overdragen van ras- en kleurafwijkingen; - Slechte vererving van gebruikskwaliteiten. 41 Voor de berekening van de CVE moet het dier minimaal 250 dagen zijn gemolken. 19 8. Aan- en afvoer van dieren Bij het aan- en afvoeren van dieren, maar ook bij het deelnemen aan evenementen of keuringen is de eigenaar ten allentijden zelf verantwoordelijk voor een correcte registratie in de I&R databank van de overheid. Meer hierover in Bijlage 1 en onder 4.1.3 Wettelijk verplichte Geboorte registratie in de I&R databank. Naast de wettelijke meldingen aan de overheid is de eigenaar (en lid NOG) verantwoordelijk voor de meldingen aan de NOG zoals hieronder beschreven. 8.1. Aan- en verkoop Indien een geregistreerd dier verkocht wordt aan een ander NOG-lid, moeten de stamboekpapieren opgestuurd42 worden naar het stamboeksecretariaat, met vermelding van naam, adres, lidnummer en UBN van de nieuwe eigenaar. De verkoper is verantwoordelijk voor de correcte afhandeling. Voor de nieuwe eigenaar is het lidmaatschap van een vereniging van de NOG vereist voor registratie van dieren op zijn/haar naam. In alle andere gevallen wordt het dier "buiten stamboek" geplaatst, wat wil zeggen dat er geen nieuwe nakomelingen van kunnen worden geregistreerd en het dier niet mag deelnemen aan door de NOG geregistreerde keuringen en andere activiteiten. Indien een verkochte geit al gedekt is, dient het dekbewijs te worden meegegeven aan de nieuwe eigenaar, zodat hij/zij de nakomelingen kan laten registreren. 8.2. Afvoer Indien het dier voor de dood of voor de handel is verkocht of indien het dier gestorven is, moeten de stamboekpapieren en eventuele dekbewijzen bij de regionaal stamboeksecretaris worden ingeleverd met opgave van reden of doel van afvoer. 8.3. Export Bij verkoop naar het buitenland dienen exportcertificaten te worden meegeleverd. De verkoper stuurt de gegevens van het betreffende dier, met vermelding van de nieuwe eigenaar, naar het stamboeksecretariaat, dat ervoor zorgdraagt dat het exportcertificaat bij de betrokkene komt. 8.4. Import Importdieren, -sperma en -embryo's kunnen door de NOG worden erkend als officiële afstammingsgegevens kunnen worden overlegd. Dieren, geïmporteerd vanuit landen binnen de EU, van overeenkomstige in Nederland gehouden rassen en ingeschreven in het stamboek van het betreffende ras, worden direct ingeschreven. Aan geïmporteerde embryo's uit in het land van herkomst erkende stamboekdieren van een overeenkomstig ras worden dezelfde eisen gesteld als aan embryo's uit de NOG-stamboek- en registerdieren. Aan het gebruik van geïmporteerd sperma worden dezelfde eisen gesteld als bij het gebruik van sperma uit NOG-stamboek- en registerdieren. 42 Dit kan ook dmv een email aan de betreffende stamboeksecretaris 20 Bijlage 1 Informatie omtrent registratie en identificatie van geiten Een houder van geiten of schapen is verplicht dit te registreren bij de overheid. Deze registratie is er om bij de uitbraak van ziekten snel te kunnen bepalen waar er zich dieren bevinden en waar ze vandaan komen of geweest zijn. Bij de start van het houden van geiten is het nodig een UBN (Uniek Bedrijfs Nummer) aan te vragen bij Rijksdienst Voor Ondernemend nederland (RVO) Met het UBN word de locatie waar de dieren worden gehouden aangegeven43.. Zonder dit UBN-nummer mag men in Nederland geen geiten houden. Via de I&R databank geeft u aan welke geiten(oornummers) u houd. Dit door hun unieke levensnummer aan te melden op je UBN. Iedere geit heeft namelijk een uniek levensnummer. (vergelijkbaar als het BSN nummer bij mensen) Als men geiten verplaatst/koopt of verkoopt meld men dit in de I&R databank. Hier vermeld men naar wel UBN het dier vervoert of afgevoerd word. Dieren kunnen alleen afgevoerd worden van een UBN naar en ander UBN (of afvoer voor destructie door sterfte. U kunt hiervoor terecht bij Rendac: www.rendac.nl ) De nummers die bij de geboren lammeren worden aangebracht dienen te zijn aangeschaft bij een door de overheid erkende leverancier44. Alle dieren, die over de weg vervoerd worden en dieren ouder dan zes maanden, dienen te zijn gemerkt met een uniek levensnummer. Dit levensnummer moet aan de geit zijn aangebracht door middel van één van de volgende methoden45: · Twee groene oormerken (één oormerk is voorzien van een elektronisch uitleesbare chip); · Eén grijs oormerk of een tatoeage (in het oor) in combinatie met een maagbolus(met daarin een elektronisch uitleesbare chip). (Let op! dit staat lost van de stamboekadministratie van de NOG. Daar doet u apart melding) Meer informatie over het UBN, eI&R en het merken van dieren vindt u op de site van de overheid. (www.rvo.nl) http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/dieren-houden/dieren-registreren 43 Het UBN is op zijn beurt gekoppeld aan het BSN nummer van de eigenaar van de geiten Deze leverancier zorgt er voor dat de unieke vrije nummers (ongebruikte nummers) aan het UBN (Unieke Bedrijfs Nummer) worden gekoppeld zodra deze zijn gekocht.Erkende leveranciers zijn te vinden op http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/dieren/dieren-registreren/schapenen-geiten/oormerken-voor-schapen-en-geiten (bijna onder aan de pagina bij downloads) 45 Gegevens: aug. 2016 44 21 Bijlage 2: Rasstandaard / Rasomschrijvingen Nederlandse Bonte melkgeit 22 23 Nederlandse Witte Melkgeit Rasstandaard van de Nederlandse Witte geit: Algemeen Voorkomen: De Nederlandse Witte geit is een hoogbenige, gerekte, kortharige, melktypische geit met een goede ontwikkeling en een correcte bouw. Type: Een hoogbenige, gerekte, wigvormige en melkrijke geit. In de juiste verhoudingen ruime hoogte-, breedte- en lengtematen en een enigszins open en solide bouw. De verhouding romplengte ten opzichte van de hoogtemaat is ongeveer 117%. De verhouding voorbeenlengte en schofthoogte is ongeveer 50%. Ontwikkeling: Naast ruime breedte-, lengte- en inhoudsmaten streeft men bij de geit naar een schofthoogte van ongeveer 80 cm op volwassen leeftijd. Beenwerk: Harde en droge beenkwaliteit met in voor-, achter- en zijaanzicht een correcte stand en een veerkrachtige, ruime stap. Uier: Een goed ontwikkeld, lang, breed en hoog aangehecht uier. Net iets binnen de uier geplaatste spenen van ongeveer 5 cm lang met een loodrechte stand. Een symmetrisch gevormd uier die soepel en zacht aanvoelt en voorzien is van een sterke ophangband. Bespiering: Voldoende bespiering om als melkgeit goed te kunnen functioneren. Kop en hals: Een sprekende, fijn besneden kop met lange, staande oren en een recht neusbeen. Een brede bek met goed ontwikkelde kaken. Een lange, voldoende bespierde hals die vloeiend aansluit op de voorhand. Voorhand: 24 Een gesloten voorhand die voldoende breed en diep is. Middenhand: Een ruime en sterke middenhand met lange, gewelfde ribben die schuin naar achteren liggen, waarbij een 7-vormige hongergroef zichtbaar is. Achterhand: Het kruis is breed, lang en iets hellend (ongeveer 155 graden). De dijen voldoende bespierd. Kleur: Wit Beharing: Naast een dunne, soepele huid is de beharing kort, fijn en glad. Rasstandaard van de Nederlandse Witte bok: Algemeen Voorkomen: De Nederlandse Witte bok is een hoogbenige, gerekte, kortharige, bok met een goede ontwikkeling en een correcte bouw. Het geheel straalt macht en kracht uit. Type: Een hoogbenige en gerekte bok. In de juiste verhoudingen ruime hoogte-, breedte- en lengtematen en een enigszins open en solide bouw. De verhouding romplengte ten opzichte van de hoogtemaat is ongeveer 117%. De verhouding voorbeenlengte en schofthoogte is ongeveer 50%. De bok toont meer macht en is zwaarder van uitvoering dan de geit. Ontwikkeling: Naast ruime breedte-, lengte- en inhoudsmaten streeft men bij de bok naar een schofthoogte van ruim 90 cm op volwassen leeftijd. Beenwerk: Harde en droge beenkwaliteit met in voor-, achter- en zijaanzicht een correcte 25 stand en een veerkrachtige, ruime stap. Het gehele beenwerk is wat zwaarder dan bij de geit, wat wil zeggen meer bot. Scrotum: Een goed ontwikkeld scrotum met een dunne, soepele huid. Bespiering: Een goede bespiering met name in de hals, lendenen en dijen. Kop en hals: Een sprekende, fijn besneden kop met lange, staande oren en een recht neusbeen. Een brede bek met goed ontwikkelde kaken. Een lange, goed bespierde hals die vloeiend aansluit op de voorhand. Kop en hals stralen mannelijkheid uit. Voorhand: Een gesloten voorhand die voldoende breed en diep is. Middenhand: Een ruime en sterke middenhand met lange, gewelfde ribben. Achterhand: Het kruis is breed, lang en iets hellend (ongeveer 155 graden). De dijen goed bespierd. Kleur: Wit Beharing: Naast een dunne, soepele huid is de beharing kort, fijn en glad. 26 Nederlandse Toggenburger Melkgeit Nederlandse Toggenburger Melkgeit Algemeen voorkomen Kruishoogte en romplengte moeten als het ware een vierkant blok vormen en het geheel dient voldoende grof van bouw te zijn. Type Compact. De gebruikswaarde (melkgeit) moet duidelijk zichtbaar aanwezig zijn. Ontwikkeling Gestreefd dient te worden naar een geit van 70 cm kruishoogte op volwassen leeftijd (circa vier jaar), met een romplengte die iets meer is dan de kruishoogte (circa 106%). Beenwerk De voorbenen zijn vanaf de knieën wit gekleurd. De voorbenen zijn aan de binnenzijde wit, vanuit de oksels. De dieren zijn kort in de kootbanden. De lengte van de voorbenen is circa 50% van de kruishoogte. De achterbenen zijn wit vanaf de hak tot aan de hoef. De binnenzijde is wit vanaf en vanuit de liesstreek. Uier De uier is dun behaard. Deze haren moeten wit van kleur zijn. Kop en hals De kop is vrij kort en breed in het voorhoofd, met een zeer goed ontwikkelde kaak en een brede bek. Het neusprofiel dient recht te zijn met een duidelijke ‘insnijding’ onder de ogen. De hals mag niet te lang zijn, maar bespierd en krachtig. Voorhand Breed en ruim met voldoende diepte. Middenhand Per se niet te gerekt, maar wel ruim en (opvallend) diep met brede lendenen. Achterhand Kruis is vierkant van vorm. Dijen en schenkel goed gespierd. Kleur De hals, voor- en middenhand en het kruis dienen egaal bruin van kleur te zijn. Ook de dijen en schenkel waar de spiegeltekening niet geplaatst is. De meest ideale kleur is melkchocoladebruin. Variatie van donkerbruin tot zeer lichtbruin. De staart is op de bovenzijde bruin behaard en wit omrand. De onderkant dient vleeskleurig te zijn. Beharing Kort en glad. Kam over de rug en broek aan dij/schenkel is toegestaan. Fout: langharig en geschoren Aftekening Oren zijn wit omrand. Op de buitenkant een bruine driehoek. Binnenkant vleeskleurig. Het masker is vanaf de stootknobbels tot aan de snuit duidelijk zichtbaar aan beide zijden van het neusbeen. De snuit heeft dezelfde kleur. Bellen zijn niet verplicht. Indien aanwezig, dan het liefst wit van kleur. Behoren aan de hals te zitten, net onder de keelstreek. Veelal hebben de dieren onder de hals, in de keelstreek één grote of soms twee witte vlekken. 27 Nederlandse Toggenburger bok Algemeen voorkomen Kruishoogte en romplengte moeten als het ware een vierkant blok vormen en het geheel dient voldoende grof van bouw te zijn. Type Compact. Naast rasadel dient de bok mannelijkheid uit te stralen. Ontwikkeling Op een leeftijd van drie jaar dienen zij een kruishoogte te hebben van 80 cm of meer. Romplengte is circa 106% van kruishoogte. Beenwerk De voorbenen zijn vanaf de knieën wit gekleurd. De voorbenen zijn aan de binnenzijde wit, vanuit de oksels. De dieren zijn kort in de kootbanden. De lengte van de voorbenen is circa 50% van de kruishoogte. De achterbenen zijn wit vanaf de hak tot aan de hoef. De binnenzijde is wit vanaf en vanuit de liesstreek. Scrotum De achterkant van het scrotum is dun behaard. Deze haren moeten wit zijn. Kop en hals De kop is vrij kort en breed in het voorhoofd, met een zeer goed ontwikkelde kaak en een brede bek. Het neusprofiel dient recht te zijn met een duidelijke ‘insnijding’ onder de ogen. De hals mag niet te lang zijn, bespierd en krachtig. Voorhand Breed en ruim met voldoende diepte. Middenhand Per se niet te gerekt, maar wel ruim en (opvallend) diep met brede lendenen. Achterhand Kruis is vierkant van vorm. Dijen en schenkel goed gespierd. Kleur De hals, voor- en middenhand en het kruis dienen egaal bruin van kleur te zijn. Ook de dijen en schenkel waar de spiegeltekening niet geplaatst is. De meest ideale kleur is melkchocoladebruin. Variatie van donkerbruin tot zeer lichtbruin. De staart is op de bovenzijde bruin behaard en wit omrand. De onderkant dient vleeskleurig te zijn. Beharing Kort en glad. Kam over de rug en broek aan dij/schenkel is toegestaan. Fout: langharig en geschoren. Aftekening Oren zijn wit omrand. Op de buitenkant een bruine driehoek. Binnenkant vleeskleurig. Het masker is vanaf de stootknobbels tot aan de snuit duidelijk zichtbaar aan beide zijden van het neusbeen. De snuit heeft dezelfde kleur. Bellen zijn niet verplicht. Indien aanwezig, dan het liefst wit van kleur. Behoren aan de hals te zitten, net onder de keelstreek. Veelal hebben de dieren onder de hals, in de keelstreek één grote of soms twee witte vlekken. 28 Schoonheids- en uitsluitingsfouten. · bruine aanslag (haartoppen) in het witte tekeningsbeeld is een schoonheidsfout. · kleurnuance in het bruin is een schoonheidsfout. · een vlek of streepje aan de kop bij geiten is een schoonheidsfout. · haken en uitlopers aan de spiegel zijn schoonheidsfouten. · een witte driehoek aan de onderkaak sluit bekroning uit en bij opmaak van het keuringsrapport wordt voor Alg. Voorkomen geen punten toegekend maar de letters "Afg"=afgekeurd. · losse witte vlek(ken) aan de romp en/of aan de hals (halsvlakten en/of halsranden) zijn fouten, welke bekroning uitsluit en bij opmaak van het keuringsrapport wordt voor Alg. Voorkomen geen punten maar de letters "Afg" toegekend. · bruine vlek(ken) of strepen in het witte tekeningsbeeld zijn fouten, welke bekroning uitsluiten en bij opmaak van het keuringsrapport wordt voor Alg.Voorkomen eveneens de waar dering "Afg" toegekend. · geheel witgekleurde haren in het bruine tekeningsbeeld (stekelharig) is een fout welke bekroning uitsluit en bij opmaak van het keuringsrapport wordt voor Alg. Voorkomen geen punten maar deletters "Afg" toegekend. Het keuren van Toggenburgergeiten in volgorde van belangrijkheid: TYPE: a. zijaanzicht: met aandacht voor lichaamsdiepte ten opzichte van de beenlengte. middenhand: ruim en opvallend diep,maar niet gerekt! wigvorm is gewenst, echter met behoud van borstdiepte. b. vooraanzicht: een in verhouding tot de grootte,brede borst. c. bovenaanzicht: goed gevuld in schouders en lendenen,vierkant kruis, liever niet te scherp op de schoft. UIERVORM: een solide uier met korrekte speenstand en -vorm. BEENWERK + GANG: "let op korte kootbanden". BEHARING: glad en fijn ,iets langere haren toegestaan aan dijen en rug (broek en kam) maar liever niet. AFTEKENING: de kleur dient egaal te zijn, de nuance is minder belangrijk. 29 Nederlandse Nubische Melkgeit De rasstandaard van de Nubische melkgeit Algemeen Voorkomen De eerste indruk van een Nubische geit moet zijn: een uitgebalanceerde en goed ontwikkelde geit, met een “melktypische” uitstraling en met de typische kenmerken die het ras eigen zijn. De geiten dienen een fiere en trotse houding te hebben! Type Een goed ontwikkelde, sterk gebouwde, melktypische geit met een hoog gedragen hoofd en een elegante, majestueuze uitstraling. Ontwikkeling Een geit met ruime hoogte, breedte, lengte en inhoudsmaten. Wat betreft hoogtemaat streven we naar een schofthoogte van ongeveer 85 cm op volwassen leeftijd. Beenwerk De benen dienen sterk en droog te zijn. De voorbenen zijn in verhouding iets langer dan de borstdiepte, verhouding is ongeveer 60/40 %. De gang is veerkrachtig, statig en soepel. Uier De uier dient ruim, soepel, halfbolvormig te zijn. Zowel voor als achter goed aangehecht. De beide uierhelften dienen even groot te zijn, met een sterke ophangband. De spenen dienen verticaal op het laagste gedeelte geplaatst te zijn en verticaal aangehecht. De uier moet passen bij de geit en de spenen moeten passen bij de uier. Kop en hals De kop dient in verhouding te zijn met het lichaam, met een uitgesproken ramsneus en een elegante, rustige uitstraling. De oren dienen “laag” ter hoogte van de ogen geplaatst te zijn, open en lepelvormig van vorm en voorbij de neus te reiken. De hals is lang, slank en sierlijk en dient soepel over te gaan in de voorhand. De ogen lijken amandelvormig, met een frisse en levendige blik. Ogen hoog en wijd in de kop. 30 Voorhand Een brede, ruime borst met voldoende ruimte tussen de voorbenen. De schouders zijn goed aangesloten en wat steil. Middenhand Een lange, gerekte en een iets onregelmatige bovenbouw met behoud van een sterke rug en brede lendenwervels. De ribben dienen lang en gewelfd te zijn, de buik ruim en diep. In het profiel dient bij de geit een duidelijke wigvorm aanwezig te zijn. Achterhand Het kruis moet breed, vlak, lang en iets hellend (ongeveer 25 graden) zijn. De dijen moeten lang en vlak gespierd zijn. Kleur Iedere kleur en kleurschakering is toegestaan. Beharing De beharing dient kort, fijn en glad te zijn. Schoonheidsfouten: scheve staart zichtbare tanden Uitsluitingsfouten: varkensbek snoekenbek scheef neusbeen 31 De rasstandaard van de nubische bok Algemeen Voorkomen De eerste indruk van een Nubische bok moet een uitgebalanceerd en goed ontwikkeld dier zijn, met een mannelijke uitstraling en met de typische kenmerken die het ras eigen zijn. De bokken dienen een fiere en trotse houding te hebben! Type Een goed ontwikkelde, sterk gebouwde bok met een hoog gedragen hoofd en een elegante, majestueuze uitstraling. Ontwikkeling Een bok met ruime hoogte, breedte, lengte en inhoudsmaten. Wat betreft hoogtemaat streven we naar een schofthoogte van ongeveer 98 cm op volwassen leeftijd. Beenwerk De benen dienen sterk en droog te zijn. De voorbenen zijn in verhouding iets langer dan de borstdiepte, verhouding is ongeveer 60/40 %. De gang is veerkrachtig, statig en soepel. Scrotum Een goed ontwikkeld scrotum met een dunne, soepele huid. Kop en hals De kop dient in verhouding te zijn met het lichaam, met een uitgesproken ramsneus en een elegante, rustige uitstraling. De oren dienen “laag” ter hoogte van de ogen geplaatst te zijn, open en lepelvormig van vorm en voorbij de neus te reiken. De hals is lang, slank en sierlijk en dient soepel over te gaan in de voorhand. De ogen lijken amandelvormig, met een frisse en levendige blik. Ogen hoog en wijd in de kop. De kop van een bok dient zwaarder te zijn dan bij geiten, doch deze mag niet grof zijn. Voorhand Een brede, ruime borst met voldoende ruimte tussen de voorbenen. De schouders zijn goed aangesloten en wat steil. 32 Middenhand Een lange, gerekte en een iets onregelmatige bovenbouw. De ribben dienen lang en gewelfd te zijn. In het profiel dient bij de bok (ten opzichte van de geit) een omgekeerde wigvorm aanwezig te zijn. Achterhand Het kruis moet breed, vlak, lang en iets hellend (ongeveer 25 graden) zijn. De dijen moeten lang en vlak gespierd zijn. Kleur Iedere kleur en kleurschakering is toegestaan. Beharing De beharing dient kort, fijn en glad zijn. Een enigszins langere, ruige beharing met bijvoorbeeld baard aan kin en beharing aan borst is bij volwassen bokken toegestaan. Schoonheidsfouten: scheve staart zichtbare tanden Uitsluitingsfouten: varkensbek snoekenbek scheef neusbeen 33 Nederlandse Boer Geit De rasomschrijving van de Nederlandse Boergeit is afgeleid van de rasstandaard zoals opgesteld in het land van herkomst, Zuid Afrika. Sinds vele jaren is deze standaard geëvolueerd tot één, die het ras steeds opnieuw heeft verbeterd in haar gebruikseigenschap voor vleesproductie. De Zuid Afrikaanse Boergeit wordt door experts over de hele wereld erkend als een superieure vleesproducerende geit. Drie selectiecriteria hebben hiertoe bijgedragen: 1. Het is een middelgrote geit; 2. De geit heeft een hoge karkasopbrengst; 3. Er bestaat een grote uniformiteit in exterieur. De grote uniformiteit, komt niet alleen naar voren in de kleuraftekening, maar ook in het uniforme formaat en hoge karkasopbrengst. De Nederlandse rasomschrijving is vastgesteld door de fokcommissie Nederlandse Boergeit (FNB) in de vergadering van 16 juni 2004 en daarna niet meer bijgesteld. Geschiedenis van het ras. Het ras is ontstaan door natuurlijke selectie die toegepast is door de fokkers in Zuid Afrika onder vaak stressvolle omstandigheden in de Afrikaanse omgeving. Strenge selectie op onderdelen die commercieel het meest aantrekkelijk waren, hebben geleid tot het ontstaan van dit superieure ras. Naar verluid is het ras ontstaan door de kruising van Nubische geiten met o.a. Europese en ook locale rassen. In het Zuid Afrikaanse stamboek, dat werd opgericht in 1959, werd vroeger gesproken over vijf types boerbokken: 1. De gewone boerbok. Dit is een dier met goede vleeseigenschappen, met kort haar en een variatie in aftekening, waaronder bruingestreepte, grijze en donkerbruin – bonte. Normaal gesproken hebben de dieren een bruine kop en hals. 2. De langharige boerbok. Dit is een laatrijpe geit, die naar zeggen een wat grove vleesstructuur heeft. Ook de waarde van de huid neemt af door langer haar, waarmee dit type als ongewenst werd beschouwd. 3. De bonte boerbok. Deze geit is ongehoornd en heeft een ongewenste bouw. 4. De inlandse boerbok. Deze geit is hoogbenig en is wisselend van bouw en kleuraftekening. In deze lijn heeft nooit erg veel fokkerij plaatsgevonden. 5. De verbeterde boerbok. De kenmerken die hier van belang zijn, zijn een goede bouw, hoge groeisnelheid, grote vruchtbaarheid, grote uniformiteit in kleur en bouw en een groot aanpassingsvermogen aan verschillende leefomgevingen. Dit laatste type vormt de basis van de ons bekende boergeit. In Zuid Afrika werd geen afstamming bijgehouden, maar ieder dier werd beoordeeld op zijn individuele kwaliteiten door getrainde inspecteurs. De boergeit kunnen we omschrijven als een snelgroeiende, goed geproportioneerde geit van evenredige afmeting, met een goede productie-eigenschap van eersteklas vlees. Er moet op alle leeftijden een goede verhouding zijn tussen de lengte van de benen en de diepte van de romp, waarbij lammeren en jonge geiten in verhouding iets hoogbeniger zullen zijn. 34 Maten en gewichten. Als gewenste maatvoering voor de schofthoogte is aan te houden. · · Voor geiten op 3 jarige leeftijd 70 cm . Voor de bokken op 3 jarige leeftijd minimaal 80 cm. Deze maten zullen getoetst worden tijdens de inspecties en zo nodig worden bijgesteld. Als gewenst gewicht is aan te houden: · · Voor geiten op 3 jarige leeftijd 70 kg. Voor bokken op 3 jarige leeftijd 100 kg. Deze gewichten zullen getoetst worden tijdens inspecties en zo nodig worden bijgesteld. Bespreking in onderdelen Kop en hals De boergeit heeft een in het oog vallende, sterke kop met bruine ogen en een vriendelijk voorkomen. Het neusprofiel is enigszins gebogen met wijde neusvleugels. De kaken moeten goed tegenover elkaar staan, zodat tot 1 ½-jarige leeftijd geen overbeet bestaat. Vanaf het doorbreken van de blijvende snijtanden (op een leeftijd van 1 ½ tot 2 jaar) mag er een overbeet bestaan van ongeveer 6 mm. Op het enigszins vooruitstekend voorhoofd staan twee sterke, donkergekleurde hoorns van gemiddelde lengte, die goed uit elkaar staan, waarbij ze eerst recht naar achteren groeien alvorens symmetrisch naar buiten te groeien. Hoewel onthoornen niet leidt tot uitsluiting, wordt het wel afgeraden. In zijaanzicht vormt de kop vanaf de neus tot en met de horens een halve cirkel. De brede, middenlange, vloeiend hangende oren mogen niet te kort zijn. De hals, die middelmatig van lengte is, moet in goede verhoudingen staan tot de lengte van de middenhand. NB: In de Verenigde Staten van Amerika wordt op dit onderdeel langzamerhand steeds verder afgeweken van de oorspronkelijke rasstandaard. De dieren daar worden graag gezien met een lange, wat slankere hals. Hoewel op een aantal onderdelen de geiten in de VS op dit moment nog beter zijn dan in ons land wordt in de Nederlandse rasstandaard toch op het onderdeel “kop en hals” nadrukkelijk het oorspronkelijke, Zuid Afrikaanse type gehanteerd. Op onderstaande foto (internet) ziet u een diert met een fraaie bilbespiering, maar ongewenst van type in de voorhand (lange, slanke hals). Schoonheidsfouten: · · · · Rechte of te platte hoorns, of te dicht bijeen Spitstoelopende kaken (puntbek) Stijve naar voren of opzij staande oren of te korte oren Horizontaal omkrullende of gevouwen oorpunten Uitsluitingfouten: 35 · · · · Hol voorhoofd Snoekenbek of varkensbek Blauwe ogen Verticaal gevouwen oren Voorhand De volle voorhand is goed bevleesd waarbij de overgang naar de voorbenen vloeiend is. De borst is ruim en diep. De vaste schouders zijn goed geproportioneerd en bevleesd en hebben een vloeiende overgang naar een brede, ronde (dus niet scherpe) schoft. Schoonheidsfouten: · · · · Weinig bevleesd Smalle borst of vooruitstekende borst Losse schouders Geen vloeiende overgang naar de schoft Middenhand De middenhand is lang, breed en diep met lange ribben. De lende is lang, breed en goed bespierd. De bovenbouw is recht. Schoonheidsfouten: · · Korte, smalle of weke rug Korte, smalle of weinig bespierde lende Achterhand Van voren naar achteren loopt de romp enigszins schuin af. De dijen zijn rond en goed bespierd. De basis van de staart zit in het midden en buigt veelal op naar één zijde. Schoonheidsfouten: · · Overbouwd (heupen hoger dan schoft) Weinig bespierd Beenwerk De sterke benen van gemiddelde lengte staan goed geplaatst en zijn in goede verhouding met de diepte van de middenhand. De sterke achterbenen hebben een rechte aslijn van het zitbeen door het spronggewricht en koot. De kootgewrichten zijn sterk en recht. De klauwen zijn zo donker mogelijk. Goede gang en stand. Schoonheidsfouten: · · · · Benen te bevleesd of te dun Achterbenen te dicht bij elkaar X-benen of O-benen Te steil in hak 36 · · Te week in de koten Spreidstand klauwen Huid en beharing. De huid moet los en soepel zijn, waarbij over de nek en borst huidplooien lopen, voornamelijk bij de bokken. De oogleden en andere onbehaarde plekken moeten gepigmenteerd zijn. Rond de anus moet de haarloze omgeving gepigmenteerd zijn, meer dan 75 % is wenselijk, 100% is ideaal. Kort, glad en glanzend haar is wenselijk. Een wat langere beharing tijdens de winter wordt getolereerd. Schoonheidsfouten: · · · Te weinig gepigmenteerd op onbehaarde plekken Te grove of te lange beharing Rosse oogleden (niet volledig gepigmenteerd) Productieorganen. De geit heeft een goed gevormd, goed aangesloten uier met niet meer dan twee functionerende spenen per kant, één speen per kant is wenselijk. Ook een gespleten speen met twee openingen, waarbij minimaal 50% van de speen gespleten is, wordt toegestaan. De bok heeft twee grote goed en gelijk gevormde testikels in één scrotum. De onderkant van het scrotum mag maximaal 2,5 cm gespleten zijn. De omtrek van het scrotum neemt toe met de leeftijd en kan variëren gedurende het seizoen. De bok mag niet meer dan 2 gescheiden tepels per kant hebben, wenselijk is 1 tepel per kant. 37 Bijlage 3: Geboorte bericht 38