Differentiëren bij de wskundeles?

advertisement
Bron: Opbrengstgericht differentiëren voortgezet onderwijs. KPC Groep (2013)
Differentiëren bij de
wiskundeles?
Maar hoe dan?
Een onderzoek naar de mogelijkheden om te differentiëren binnen de wiskundeles
HERMA
Naam:
Herma Wichers
Studentnummer: 1649857
Naam HU-begeleider: Basten Berg
Stageschool: Het Slatink, Etty Hillesum Lyceum te Deventer
Beroepsproduct 3: Opleiding docent wiskunde 2e graad, deeltijd, Instituut Archimedes
Projectnummer kennisbasis Archimedes: 8724
Datum: 5-1-2017
-0Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Samenvatting
In een klas zitten veel verschillende leerlingen met ieder hun eigen leerbehoeften. Om alle leerlingen
op maat te bedienen, wordt van de docent verwacht dat die zijn onderwijs zoveel mogelijk afstemt
op deze verschillende behoeften en niveaus van leerlingen. Dat dit geen gemakkelijke opgave is,
wordt gedeeld door de wiskundesectie van Het Slatink te Deventer. Iedereen wil wel differentiëren,
maar hoe dan? De hoofdvraag die dan ook vanuit de wiskundesectie naar voren kwam is wat de
docenten wiskunde op Het Slatink nodig hebben om gedifferentieerd werken binnen hun
wiskundelessen verder te ontwikkelen. Het doel was om hier een passend antwoord op te vinden.
Door middel van praktijkverkenning is onderzocht wat docenten al aan differentiëren doen en hoe
gestructureerd en bewust dit plaats vindt. Daarbij is ook gekeken waar de docenten behoefte aan
hebben om zich verder te ontwikkelen rond het gedifferentieerd lesgeven. Daarnaast is er uitgebreid
literatuuronderzoek gedaan naar vormen van differentiatie en hoe een goede gedifferentieerde les
er dan uitziet. Door de uitkomsten van de praktijkverkenning en de uitkomsten van de
literatuurverkenning samen te nemen en te bestuderen is er een duidelijk, gestructureerd
ontwerpplan ontstaan. Hiermee kunnen de docenten hun les omzetten naar een gedifferentieerde
les, waarbij gedifferentieerd kan worden naar instructie en leerstof in twee of drie groepen.
Door met elkaar meerdere malen te spreken over differentiëren en het uittesten van het
ontwerpplan, is er enthousiasme binnen de wiskundesectie ontstaan. Docenten zijn gestimuleerd
geraakt en willen doorgaan met dit ontwerpplan.
Omdat differentiëren een veel omvattend onderwerp is, wordt er aanbevolen om dit onderwerp
regelmatig te laten terugkomen tijdens sectievergaderingen. Een persoon zal zich verder verdiepen
rond dit thema, zodat het ontwerpplan verder aangepast en ontwikkeld kan worden naar de wensen
en ervaringen van de verschillende docenten.
-1Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Inhoud
Samenvatting ................................................................................................................................ - 1 Hoofdstuk 1 Inleiding .................................................................................................................... - 5 1.1
Aanleiding en opdracht ................................................................................................... - 5 -
1.2
Context van de school in relatie tot het probleem ......................................................... - 5 -
1.3
Onderzoeksvraag met toelichting ................................................................................... - 6 -
Hoofdstuk 2 Verkennend onderzoek ............................................................................................ - 7 2.1
Inleiding verkennend onderzoek ..................................................................................... - 7 -
2.2
Praktijkverkenning ........................................................................................................... - 7 -
2.2.1
Inleiding ................................................................................................................... - 7 -
2.2.2
Aanpak en middelen ................................................................................................ - 8 -
2.2.3
Resultaten en conclusies ......................................................................................... - 9 -
Resultaten: ............................................................................................................................ - 9 Conclusies naar aanleiding van de antwoorden op de deelvragen: ................................... - 11 2.3
Literatuurverkenning ................................................................................................. - 12 -
2.3.1
Inleiding ................................................................................................................. - 12 -
2.3.2
Antwoorden op deelvragen................................................................................... - 12 -
Gedifferentieerd lesgeven (deelvraag 8) ............................................................................. - 12 Voordelen gedifferentieerd lesgeven (deelvraag 9)............................................................ - 13 Eisen aan een goede gedifferentieerde les (deelvraag 10) ................................................. - 14 Vormen van gedifferentieerd werken binnen de les (deelvraag 11) ................................... - 16 2.3.3
Conclusie ............................................................................................................... - 17 -
Hoofdstuk 3 Het beroepsproduct ............................................................................................... - 18 3.1
Conclusie verkenning..................................................................................................... - 18 -
3.2
Ontwerpeisen ................................................................................................................ - 20 -
Inleiding ontwerpeisen ....................................................................................................... - 20 Ontwerpeisen: .................................................................................................................... - 20 3.3
Beschrijving van het beroepsproduct............................................................................ - 22 -
Onderwerp .......................................................................................................................... - 22 Doelgroep............................................................................................................................ - 22 Doel ..................................................................................................................................... - 22 Vorm.................................................................................................................................... - 22 Hoofdstuk 4: Evaluatie van het product ..................................................................................... - 24 4.1
Opzet ............................................................................................................................. - 24 -
4.2
Resultaten presentatie ontwerpplan ............................................................................ - 24 -
4.3
Conclusies ..................................................................................................................... - 26 -
Hoofdstuk 5 Het evaluatieonderzoek ......................................................................................... - 27 5.1
Inleiding ......................................................................................................................... - 27 -2-
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
5.2
Aanpak en middelen ...................................................................................................... - 27 -
5.3
Resultaten...................................................................................................................... - 29 -
5.4
conclusies ...................................................................................................................... - 31 -
Hoofdstuk 6 Overdracht en evaluatie ......................................................................................... - 32 6.1
Opzet overdracht en evaluatie ...................................................................................... - 32 -
6.2
Resultaten...................................................................................................................... - 32 -
6.3
Discussie en aanbevelingen ........................................................................................... - 33 -
Punten ter discussie: ........................................................................................................... - 33 Aanbevelingen: ................................................................................................................... - 33 Literatuur .................................................................................................................................... - 34 Websites: .................................................................................................................................... - 34 Bijlagen ....................................................................................................................................... - 36 Bijlage 2A: Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning ...................................................... - 36 Bijlage 2A.1 vragenlijst docenten wiskunde ....................................................................... - 36 Bijlage 2A.2 Leidraad interview MT .................................................................................... - 37 Bijlage 2A.3 Vragenlijst leerlingen ...................................................................................... - 38 Bijlage 2B Geordende gegevens praktijkverkenning .............................................................. - 39 Bijlage 2B.1: Uitwerkingen vragenlijst docenten wiskunde................................................ - 39 Bijlage 2B.2 Uitwerkingen interview MT van Het Slatink (teamleider Kader/Mavo) ......... - 43 Bijlage 2B.3 Uitwerkingen vragenlijst leerlingen ................................................................ - 44 Bijlage 3A Het beroepsproduct ............................................................................................... - 47 Inleiding ....................................................................................................................................... - 49 Onderwerp........................................................................................................................... - 49 Doelgroep ............................................................................................................................ - 49 Doel ..................................................................................................................................... - 49 Vorm .................................................................................................................................... - 49 Wat gaat er aan de les vooraf?.................................................................................................... - 50 Groepen ............................................................................................................................... - 50 Klassenindeling .................................................................................................................... - 50 Doel ..................................................................................................................................... - 50 Afspraken ............................................................................................................................ - 50 Leerstof................................................................................................................................ - 50 Alles duidelijk? ..................................................................................................................... - 51 Tot slot ................................................................................................................................ - 51 Format (uitgebreid): differentiëren in de wiskundeles ................................................................ - 52 Schematische weergave IGDI-model ........................................................................................... - 55 Voorbeeldplanner voor instructieonafhankelijke leerlingen (groep 3) ....................................... - 56 Drie voorbeeldlessen volgens het format ‘Differentiëren in de wiskundeles’ ............................. - 58 -3Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Literatuur .................................................................................................................................... - 74 Bijlage 4A Onderzoeksinstrumenten evaluatie product ......................................................... - 75 Bijlage 4B Geordende gegevens evaluatie product ................................................................ - 76 Bijlage 5A Onderzoeksinstrumenten evaluatieonderzoek ..................................................... - 77 Bijlage 5A.1 Planning........................................................................................................... - 77 Bijlage 5A.2 Vragenlijst docenten n.a.v. uittesten ontwerpplan ........................................ - 78 Bijlage 5A.3 Vragenlijst leerlingen n.a.v. uittesten ontwerpplan ....................................... - 80 Bijlage 5A.4 Gespreksleidraad interview MT ...................................................................... - 81 Bijlage 5B Geordende gegevens evaluatieonderzoek ............................................................ - 82 Bijlage 5B.1 Geordende gegevens vragenlijst docenten. ................................................... - 82 Bijlage 5B.2 Geordende gegevens vragenlijst leerlingen. ................................................... - 84 Bijlage 5B.3 Uitwerking interview MT................................................................................. - 88 Bijlage 6A Gespreksleidraad evaluatie.................................................................................... - 90 Bijlage 6B Uitwerking evaluatiegesprek ................................................................................. - 91 -
-4Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Aanleiding en opdracht
De laatste jaren is er een ware omslag op Het Slatink geweest. In februari 2014 stelde de
onderwijsinspectie tijdens hun kwaliteitenonderzoek in oktober 2013 vast dat er tekortkomingen
waren in de opbrengsten en het onderwijsleerproces. De kwaliteit van het onderwijs is toen als zwak
beoordeeld. Naar aanleiding van dit rapport hebben de schoolleiding en de teams zich ingezet om
het onderwijs op Het Slatink te verbeteren. Na een tussentijds kwaliteitsonderzoek in maart 2015,
heeft In oktober 2015 de inspectie op basis van de opbrengsten van de school een basisarrangement
toegekend. In februari 2016 heeft de inspectie de school opnieuw bezocht. Hierbij heeft zij kunnen
constateren dat de ontwikkeling van het onderwijsproces en de kwaliteitszorg verder versterkt
waren. Alle lessen waren als voldoende beoordeeld op alle indicatoren van het didactisch handelen.
In de jaren van grote onderwijsontwikkelingen die er op het Slatink plaatsvonden, heeft het
manageteam (MT) gericht gestuurd op verbetering van de kwaliteit en daarom soms afscheid
genomen van enkele personeelsleden. Er zijn veel nieuwe collega’s op Het Slatink. Het MT, dat ook
gewijzigd is qua samenstelling, wil samen met het docententeam de koers die ingezet is verder
ontwikkelen. De schoolleiding heeft een professioneel schoolklimaat weten te realiseren, waar met
alle betrokkenen wordt samengewerkt aan de schoolontwikkeling (Onderwijsinspectie, 2016).
Nu er een goed pedagogisch klimaat heerst en de leerlingen in plaats van een consumptieve houding
een actieve leerhouding laten zien, is er pas ruimte om het didactisch handelen van docenten verder
te ontwikkelen, zodat er beter aangesloten kan worden bij de verschillende leerbehoeften van de
leerlingen. Omdat de MT gelooft in de professionaliteit van de verschillende vaksecties, zien zij graag
dat vaksecties het gedifferentieerd werken ontwikkelen en uitdragen als een olievlek, waarbij de
verbinding met de andere secties wordt gezocht.
1.2
Context van de school in relatie tot het probleem
Het Slatink is een VMBO-school in Deventer en heeft daarnaast de onderbouw van de Havo onder
haar hoede. De school is onderdeel van het Etty Hillesum Lyceum. De school is een echte stadsschool
met een zeer diverse populatie. Er zijn relatief veel leerlingen die extra ondersteuning en begeleiding
nodig hebben. Het Slatink gaat dit jaar officieel samen met locatie de Keurkamp, waardoor alle
niveaus binnen het VMBO samenkomen.
Het gebouw van het Slatink is oud, maar sfeervol. De digitalisering binnen het onderwijs
heeft (nog) niet een grote plek binnen het onderwijs. Er zijn geen IPad en laptops voor leerlingen.
Wel zijn er een paar computerlokalen, die docenten kunnen bespreken. De docenten werken met
een whiteboard en kunnen via hun laptop en beamer dingen digitaal laten zien.
Naar aanleiding van de ontwikkeling die de school heeft doorgemaakt na het
inspectierapport van 2013, heeft het MT veel verantwoordelijkheid gelegd bij de vaksecties. Zij vindt
dat de vaksectie vanuit hun vakkennis en professionaliteit zich verder didactisch moeten
ontwikkelen. Het MT ziet graag dat de ‘Extra Hulplessen’ aan leerlingen die extra ondersteuning
nodig hebben niet meer als aparte lessen worden gegeven, maar dat dit binnen de eigen les gaat
plaatsvinden. Hiervoor zal er een andere manier van lesgeven plaats moeten vinden, waarbij
voldoende aandacht is voor de leerling die meer ondersteuning nodig heeft, maar ook aandacht voor
de leerling die meer aankan. Daarbij mag de grote middengroep niet vergeten worden.
Op dit moment stuurt het MT de vaksecties geen richting uit hoe dit alles te bewerkstelligen,
maar stimuleert de verschillende vaksecties om tot ontwikkeling te komen betreffende differentiatie
binnen de les. Dit kan per vakgebied verschillen. Hierbij wil het MT dat de verschillende vaksecties
-5Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
met elkaar verbinding zoeken en dat de ontwikkeling voor wat betreft differentiëren binnen de les
zich als een olievlek zal uitsmeren. Dit hele proces bevindt zich nog in een beginstadium.
Het te ontwikkelen beroepsproduct kan hierbij een welkome aanvulling zijn. Eerst binnen de
vaksectie wiskunde en wellicht is dit het begin van de olievlek.
1.3
Onderzoeksvraag met toelichting
Om tot mijn onderzoeksvraag te komen, moest ik eerst meer van de school weten, daarbij rekening
houdend met de ontwikkelingsfase waarin de school zich momenteel bevindt. Naar aanleiding van
gesprekken met de sectie wiskunde en het MT ben ik tot de volgende onderzoeksvraag gekomen:
Wat hebben de docenten wiskunde op Het Slatink nodig om gedifferentieerd werken binnen hun
wiskundelessen verder te ontwikkelen?
Om vanuit deze onderzoeksvraag tot een product te komen zijn er deelvragen opgesteld die
genoemd worden in hoofdstuk 2.1. Deze deelvragen worden zowel vanuit de praktijkverkenning als
literatuurverkenning onderzocht. De antwoorden op deze deelvragen moeten leiden tot een
antwoord op de onderzoeksvraag. Het product kan pas gestalte krijgen als een aantal definities en
kaders duidelijk zijn.
Het onderzoek zal zich ontwikkelen tijdens de praktijk. Het wiskundeonderwijs op Het Slatink moet
beter afgestemd worden op de verschillende behoeften van leerlingen. Wat hebben docenten
wiskunde nodig, zodat hun didactisch handelen beter aansluit bij deze verschillende behoeften.
-6Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Hoofdstuk 2 Verkennend onderzoek
2.1
Inleiding verkennend onderzoek
Om de hoofdvraag: ‘Wat hebben de docenten wiskunde op Het Slatink nodig om gedifferentieerd
werken binnen hun wiskundelessen verder te ontwikkelen’ te kunnen beantwoorden, zijn een aantal
deelvragen opgesteld die vanuit de praktijk en theorie zullen worden onderzocht. Daarbij is het
belangrijk om een goed beeld te krijgen van wat er momenteel al aan differentiatie gebeurt binnen
de wiskundeles en wat het MT verwacht van de vaksectie wiskunde m.b.t. differentiëren binnen de
les. Daarbij wordt ook gevraagd in hoeverre leerlingen met hun verschillende (basisschool)
achtergronden al gewend zijn aan gedifferentieerd werken.
Door middel van literatuurverkenning wordt onderzocht wat gedifferentieerd lesgeven
inhoudt; welke vormen er zijn en waaraan moet een gedifferentieerde les voldoen.
N.a.v. de praktijk- en literatuur verkenning kan een antwoord worden gegeven op de hoofdvraag,
zodat er een product ontwikkeld kan worden dat goed aansluit bij het ontwikkelingstraject dat het
MT van Het Slatink voor ogen heeft.
2.2
Praktijkverkenning
2.2.1
Inleiding
Door deelvragen te beantwoorden, kan de huidige situatie rond gedifferentieerd werken in de
wiskundeles op Het Slatink in kaart worden gebracht.
De volgende deelvragen zullen in de praktijkverkenning worden onderzocht:
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
Wat wordt er door de verschillende docenten wiskunde onder differentiëren verstaan?
Wat doet elke docent wiskunde momenteel aan differentiatie binnen de les?
Waar heeft de docent behoefte aan om zich verder te ontwikkelen betreffende
differentiëren binnen zijn/haar les?
In hoeverre zijn leerlingen met hun verschillende (basisschool) achtergronden gewend aan
gedifferentieerd werken?
Wat verstaat het MT onder gedifferentieerd werken binnen de lessen?
Wat verwacht het MT van docenten wiskunde m.b.t. het gedifferentieerd werken?
Hoe zijn de bevindingen (observaties) tot nu toe v.w.b. differentiatie bij wiskundelessen?
De eerste 3 vragen zullen middels een vragenlijst aan docenten wiskunde worden gesteld. Vraag 4
wordt aan leerlingen gesteld d.m.v. een vragenlijst met een enkele korte toelichting en vraag 5 en 6
zal m.b.v. een interview aan het MT worden gesteld.
Door zowel docenten, MT en leerlingen te bevragen zal de huidige situatie rond gedifferentieerd
werken in kaart worden gebracht, maar zal tevens mede een antwoord geven op de hoofdvraag.
-7Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
2.2.2
Aanpak en middelen
Om in kaart te brengen waar Het Slatink staat betreffende het gedifferentieerd lesgeven in de
wiskundeles is er een vragenlijst afgenomen bij de zes docenten wiskunde (bijlage 2A.1), een
interview met het MT (bijlage 2A.2) en een vragenlijst bij vijfennegentig leerlingen van de
brugklassen over hun verschillende achtergronden betreffende gedifferentieerd werken op de
verschillende basisscholen waar zij vandaan komen (bijlage 2A.3).
Daarbij wordt in de vragenlijst aan de docenten wiskunde en het interview met de MT verder
ingegaan op mogelijke wensen en ontwikkeling betreffende het gedifferentieerd werken.
“Als onderzoeker streef je naar een valide onderzoek (Donk & Lanen, 2013, p. 43). De gekozen
onderzoeksinstrumenten zorgen er voor dat er wordt gemeten wat nodig is om de onderzoeksvraag
te beantwoorden. Dit betekent voor de praktijkverkenning dat de vragenlijst voor de docenten
wiskunde gestructureerd is opgesteld, zodat de data makkelijker te analyseren is. De vragenlijst is
opgesteld volgens de aandachtspunten van Van der Donk en Van Lanen (2013), waarbij vooral gelet
is op de logische volgorde van de vragen. Vooraf aan de vragenlijst is het doel van dit onderzoek
besproken en wat er met de data zal gaan gebeuren. De vragenlijst wordt anoniem ingevuld. Als
door gegeven antwoorden de anonimiteit van de docenten niet gewaarborgd kan worden, dan
worden deze niet meegenomen in de resultaten.
Er wordt gebruik gemaakt van een trechtervormige vragenreeks (Donk & Lanen, 2013, p.
208). Na een algemene vraag over wat er wordt verstaan onder gedifferentieerd lesgeven worden er
een aantal vragen gesteld om het onderwerp verder uit te diepen. Er is gekozen om in de vragenlijst
voor docenten open vragen te stellen, zodat de docenten bij deze nulmeting hun eigen interpretaties
en gedachtengang kunnen verwoorden, zonder dat zij zich belemmerd voelen door al aangegeven of
te kiezen antwoorden. Omdat het om een kleine groep gaat waarbij de vragenlijst werd afgenomen
(6 docenten), was deze manier van bevragen goed mogelijk. De vragenlijst is tijdens een
sectievergadering afgenomen, dit voorkomt systematische verstoringen. Iedereen heeft onder
dezelfde omstandigheden de vragenlijst ingevuld, zodat de nulmeting zo betrouwbaar mogelijk is. De
resultaten van deze vragenlijst staan in bijlage 2B.1.
Het interview met het MT heeft een zelfde opzet als de vragenlijst voor de docenten. Er is een
leidraad met een logische volgorde voor het interview opgesteld, waarbij steeds verder wordt
ingezoomd op de belangrijkste gesprekspunten, de zogenaamde trechterstructuur (Donk & Van
Lanen, 2013). Er is gekozen voor een interview, omdat er tijdens het interview verdiepende, vervolg
of speciferende vragen gesteld kunnen worden. Het belangrijkste is om een goed beeld te krijgen van
wat het MT onder gedifferentieerd werken verstaat en hoe zij de voortgang van de ontwikkeling
betreffende de hoofdvraag zien. De uitwerkingen van dit interview staan in bjlage 2B.2
Wat leerlingen uit de brugklas al weten van gedifferentieerd werken, zonder deze term als zodanig te
benoemen, is bevraagd door middel van een vragenlijst met gesloten vragen en twee open vragen.
Omdat de brugklasleerlingen net van de basisschool komen en het werken op de basisschool nog
vers in het geheugen ligt, is er voor gekozen om alleen deze groepen te bevragen. De vragen zijn in
de klas mondeling toegelicht, omdat er op de verschillende basisscholen diverse termen worden
gebruikt voor hetzelfde, bijvoorbeeld weekplanner of weektaak. Er zijn bij vier brugklassen
vragenlijsten afgenomen. Daarnaast is er met enkele leerlingen apart gesproken over hun
bevindingen op de basisschool rond gedifferentieerd werken. Ik heb zowel met leerlingen gesproken
die verlengde instructie kregen, als met leerlingen die extra werk of uitdaging kregen en met
leerlingen die tot de middengroep behoorden. Dit om een completer beeld te krijgen van de
werkwijze vanuit het basisonderwijs. De uitwerkingen zijn te vinden in bijlage 2B.3
-8Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Vadiliteit
De democratische validiteit is verhoogd door met verschillende partijen die belang hebben bij een
oplossing van het praktijkprobleem te praten en te ondervragen. In dit geval de docenten wiskunde,
het MT en de leerlingen. Daarbij is de procesvaliditeit verhoogd doordat de aanpak van het probleem
in gang wordt gezet zoals dit normaliter ook binnen de schoolorganisatie gebeurt. Door middel van
pioniers die het voortouw nemen moet er een olievlek ontstaan binnen de school. De katalyserende
validiteit wordt verhoogd, omdat het onderzoeksproces erop gericht is om de collega’s een beter
begrip te geven van de onderwijspraktijk met oog op verbetering van het onderwijs door middel van
gedifferntieerd lesgeven. Dit past binnen de ontwikkeling die plaatsvindt op Het Slatink. De
dialogische validiteit wordt gewaarborgd door wekelijks met de begeleider de voortgang van het
onderzoek te bespreken. Daarnaast wordt de sectie wiskunde tijdens vergaderingen op de hoogte
gebracht van ontwikkelingen en kunnen zij van gedachten wisselen en feedback geven. Uiteindelijk
zal de resultaatvaliditeit verhoogd worden als er uit het onderzoek een bruikbaar product voor alle
docenten wiskunde wordt ontwikkeld, dat een goede oplossing biedt voor het probleem zoals
beschreven in de hoofdvraag: ‘Wat hebben de docenten wiskunde op Het Slatink nodig om
gedifferentieerd werken binnen hun wiskundelessen verder te ontwikkelen?’
(Donk & Van Lanen, 2013).
Betrouwbaarheid
Wanneer een dergelijk onderzoek nogmaals plaats zou vinden, zouden er andere resultaten uit het
onderzoek komen, omdat elke docent dan weer andere klassen heeft, zichzelf waarschijnlijk heeft
ontwikkeld en omdat er wellicht andere docenten op Het Slatink werken die meer of mindere
ervaring hebben met gedifferentieerd werken. Wel wordt betrouwbaarheid zoveel mogelijk
nagestreefd door triangulatie toe te passen.
Triangulatie
Triangulatie is toegepast door vanuit meerder standpunten de hoofdvraag te benaderen. Dit is
gebeurd door zowel de docenten, als het MT en de leerlingen te bevragen. Door gebruik te maken
van brontriangulatie wordt gekeken hoe vanuit verschillende respondenten tegen de kwestie wordt
aangekeken. Zo is de vraag: “Wat is volgens jou gedifferentieerd lesgeven?” zowel aan het MT als aan
de docenten wiskunde gesteld. Daarbij wordt de definitie wat gedifferentieerd lesgeven is vanuit de
literatuur door verschillende bronnen weergegeven (zie literatuurverkenning Hoofdstuk 2.3.2). Dit
alles vergroot de validiteit en de betrouwbaarheid (Donk & Van Lanen, 2013).
2.2.3
Resultaten en conclusies
Resultaten:
De resultaten worden hieronder bij de antwoorden van de deelvragen samengevat. In de bijlagen
2B.1 (uitwerkingen vragenlijst docenten, deelvragen 1, 2 en 3 ), bijlage 2B.2 (Uitwerking interview
MT, deelvragen 5, 6 en 7 ) en bijlage 2B.3 (vragenlijst leerlingen, deelvraag 5 en samenvatting
mondelinge toelichting door leerlingen) staan de uitgebreide antwoorden.
-
Deelvraag 1: Wat wordt er door de verschillende docenten wiskunde onder differentiëren
verstaan?
Docenten geven op bovenstaande vraag in het algemeen aan dat de docent rekening moet
houden met verschillen tussen leerlingen, voornamelijk in niveau. Een enkeling noemt hierbij het
werken in groepen, waarbij een groep verlengde instructie krijgt en een andere groep door kan
werken na de instructie. Ook geeft een docent aan dat er ook rekening moet worden gehouden
met werktempo en concentratie naast het niveau.
-9Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
- Deelvraag 2: Wat doet elke docent wiskunde momenteel aan differentiatie binnen de les?
De meeste docenten geven in de vragenlijst aan (zie bijlage 2B.1) dat ze eerst klassikale
instructie geven en hierna individuele leerlingen helpen die nog vragen hebben over de nieuwe
stof of over het huiswerk dat gemaakt is. Eén docent geeft aan in groepen te werken, zodat
leerlingen na de instructie door kunnen werken en er tijd is voor verlengde instructie. Er wordt
ook aangegeven dat de tijd en ruimte er lang niet altijd is binnen de les om te differentiëren.
Twee docenten geven aan dat zij voor de beter leerling af en toe extra werk hebben op een
hoger niveau.
De meeste docenten geven aan dat alle leerlingen mee moeten doen met de klassikale
instructie. Eén docent laat leerlingen zelf kiezen of die meedoet aan de instructie. Eén docent
zegt dat hij varieert of leerlingen wel/niet mee moeten doen met de klassikale instructie.
Daarbij houdt hij wel in de gaten dat leerlingen die slecht presteren voor wiskunde wel
meedoen met de instructie.
-
Deelvraag 3: Waar heeft de docent behoefte aan om zich verder te ontwikkelen
betreffende differentiëren binnen zijn/haar les?
Alle docenten geven aan dat ze de meerwaarde van differentiëren binnen de les zien vanwege
het feit dat de leerling op maat bediend kan worden, verveling wordt tegengegaan, er meer
aandacht voor de zwakkere leerling is, wat ten goede kan komen aan zijn/haar zelfvertrouwen.
De sterkere leerling kan door werken of uitdagender werk doen. Oftewel een betere benutting
van de mogelijkheden van de leerling, zoals een docent verwoordt.
Als ondersteuningsbehoefte om het gedifferentieerd lesgeven verder te ontwikkelen zijn er
diverse antwoorden gegeven zoals: Een schoolbrede aanpak waar leerlingen gewend aan
kunnen raken, scholing hoe te differentiëren, de mogelijkheid om bij andere docenten te kijken,
een methode waarin extra en aanvullende opdrachten staan, een duidelijk, gestructureerd plan
of leidraad zoals die uit dit onderzoek ontwikkeld kan gaan worden. Meerdere docenten
noemen ook rust in de klas, leerlingen die gewend zijn zelfstandig te werken en de grootte van
de klas.
-
Deelvraag 4: In hoeverre zijn leerlingen met hun verschillende (basisschool)
achtergronden gewend aan gedifferentieerd werken?
Van de vijfennegentig leerlingen die ondervraagd zijn, geeft 93% aan dat er op school in
groepen werd gewerkt. Deze leerlingen gaven allen aan dat er in drie groepen werd gewerkt.
Deze groepen hadden verschillende benamingen op de basisschool. 68% van de leerlingen
geeft aan dat ze geen extra uitleg kregen in een instructiegroep. 17% kreeg dit altijd en 15 %
van de leerlingen zegt dat ze dit soms kregen.
Van de ondervraagde leerlingen zegt 8% dat ze niet mee hoefden te doen met de klassikale
uitleg van nieuwe stof. 79% moest dit wel altijd en 13 % zegt dat ze dit soms wel moesten. 93%
van de ondervraagde leerlingen werd in een groep ingedeeld. De leerlingen geven aan dat ze in
3 groepen werden ingedeeld. In een mondelinge toelichting van enkele leerlingen wordt gezegd
dat er sprake is van een verlengde instructie groep, die na de klassikale instructie verlengde
instructie krijgt in een groepje. Dan is er de groep die niet/soms mee hoeft te doen met de
uitleg en verder kan werken aan extra opdrachten of verrijkingsstof. Daarbij geeft een enkeling
aan dat ze niet alles uit het boek hoefden te maken, omdat ze bijv. andere opdrachten moeten
maken. En dan is er de grote middengroep die na de klassikale instructie aan het werk kan met
de overige opdrachten. De leerlingen die in groepen werken geven aan dat ze werken met een
dag– of weektaak waarop de opdrachten staan die zij moeten maken. Bij sommige is dit ook
een weektaak waarop andere vakken staan.
- Deelvraag 5: Wat verstaat het MT onder gedifferentieerd werken binnen de lessen?
Binnen het lesuur rekening houden met verschillende niveaus. Verlengde instructie geven en
verrijking aan de groep die meer aankan. Daarbij is het de kunst om de middengroep niet te
vergeten.
- 10 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-
Deelvraag 6: Wat verwacht het MT van docenten wiskunde m.b.t. het gedifferentieerd
werken?
Vooral heel veel feedback vanuit de secties. De secties moeten kritisch naar zichzelf kijken. En
vooral mensen die het voortouw (zoals hier en daar nu gebeurt) nemen en die de anderen
enthousiast maken. Het is de bedoeling dat de vaksecties het gedifferentieerd werken binnen
de les ontwikkelen en de verbinding met elkaar zoeken. Er zijn nog geen eisen rond dit
ontwikkelpunt. Het MT hecht wel groot belang aan gedifferentieerd lesgeven met als doel
uiteindelijk bovengemiddeld te presteren.
-
Deelvraag 7: Hoe zijn de bevindingen (observaties) tot nu toe v.w.b. differentiatie bij
wiskundelessen?
Er wordt verwacht dat docenten zoveel mogelijk gedifferentieerd lesgeven, maar dit moet nog
worden ontwikkeld. Er worden nog geen eisen aan het gedifferentieerd lesgeven gesteld,
hoewel het bij lesobservaties wel wordt beoordeeld. De praktijk is dat er in de les weinig wordt
gedifferentieerd. Van werkelijk gestructureerde differentiatie lijkt veelal geen sprake.
Conclusies naar aanleiding van de antwoorden op de deelvragen:
De docenten geven aan dat ze gedifferentieerd lesgeven belangrijk vinden, omdat ze op deze
manier iedere leerling op maat kunnen bedienen. In de praktijk betekent dit dat iedereen over
het algemeen klassikale uitleg geeft. Hierna worden leerlingen individueel of soms in groepjes
geholpen. Dit wordt door sommigen Verlengde Instructie genoemd. Aan de leerlingen die meer
aankunnen wordt nauwelijks toegekomen. Het MT geeft ook aan dat van werkelijk
gestructureerde differentiatie binnen de lessen weinig sprake is. De meeste docenten hebben
wel eens (in een ver verleden) een cursus/scholing over gedifferentieerd werken gehad, maar
hoe het werkelijk in de praktijk toegepast kan worden, is gezien de gegevens van de vragenlijst
een stap verder.
Docenten geven aan dat ze ondersteuning nodig hebben om gedifferentieerd te kunnen
werken via scholing of een gestructureerd plan. Rust en de grootte van de klas wordt vaak
aangegeven als belemmering. Volgens het MT is er nu juist wel ruimte om dit te ontwikkelen,
omdat er op dit punt een grote stap is gemaakt. Goed klassenmanagement lijkt dus een
voorwaarde. Eén docent zegt dat hij vanwege het afbouwen van zijn onderwijscarrière niet zit te
wachten op vernieuwingen. Omdat dit antwoord leidt tot herkenning van de persoon, is dit
antwoord buiten beschouwing gelaten.
Vanuit de brugklasleerlingen wordt duidelijk gemaakt dat ze (zonder dat ze dit letterlijk zo
benoemen), gewend zijn aan werken met groepen en werken aan een dag/weektaak binnen hun
niveaugroep. Het lijkt dus een logische stap om deze lijn meteen door te trekken naar het
voortgezet onderwijs.
Het MT heeft voortrekkers nodig die het gedifferentieerd werken ontwikkelen en anderen
enthousiast maken.
Mijn conclusie is dat binnen de wiskundesectie het gedifferentieerd werken nog niet
gestructureerd voorkomt, terwijl de noodzaak door een ieder hiervan wel wordt erkend.
- 11 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
2.3
Literatuurverkenning
2.3.1
Inleiding
In de volgende paragraaf worden de deelvragen door middel van literatuurverkenning beantwoord.
De deelvragen moeten een beeld geven van wat gedifferentieerd werken inhoud. In de
praktijkverkenning is gebleken dat docenten wel ongeveer weten wat gedifferentieerd lesgeven
inhoudt, maar dat dit nog niet op een duidelijke, gestructureerde manier plaatsvindt.
De volgende deelvragen worden beantwoord:
8)
9)
10)
11)
Wat is gedifferentieerd lesgeven?
Welke voordelen zijn er aan gedifferentieerd lesgeven?
Aan welke eisen moet een goede gedifferentieerde les voldoen?
Welke vormen van gedifferentieerd werken binnen de les zijn er?
2.3.2
Antwoorden op deelvragen
Gedifferentieerd lesgeven (deelvraag 8)
Er zijn meerdere definities van differentiatie. Dat laat zien dat het een veel en breed
onderzocht onderwerp is. Het levert veel zienswijzen op. Neem Bokser (2005). Hij stelt dat
differentiatie de onderwijskundige oplossing is voor het omgaan met verschillen. Vanuit het
nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO) wordt differentiatie gezien als het nemen van
maatregelen waarmee de pedagogisch medewerker of leerkracht tegemoet komt aan de verschillen
tussen leerlingen. De onderwijsprofessional kan aanpassingen doen in aanbod (hoeveelheid en
vorm), tijd, te bereiken doelen en verwerkingswijze. Voor alle kinderen geldt dat ze het beste leren
als het aanbod om van te leren, zo veel mogelijk aansluit bij hun vaardigheden, capaciteiten en
interesses (SLO, 2016).
Berben en Van Teeseling (2015) zeggen over differentiëren dat het een bewust, doelgericht
aanbrengen van verschillen in instructie, leertijd of leerstof is, binnen een (heterogene) groep of klas
leerlingen, op basis van onder andere hun prestaties. Kerpel (2014) voegt hieraan toe dat het doel is
om alle leerlingen een bepaald niveau te laten behalen. Leerlingen hebben namelijk verschillende
niveaus en onderwijsbehoeften. Het onderwijs moet aangepast zijn aan de verschillen tussen
leerlingen.
De grote gemene deler in bovenstaande is dat allen zeggen dat differentiëren het omgaan
met verschillen tussen leerlingen is. Zowel het SLO als Berben en Van Teeseling (2015) voegen hier
aan toe dat dit omgaan met verschillen kan plaatsvinden door rekening te houden met aanbod van
de stof, tijd, te bereiken doelen en verwerkingswijze. Berben en Van Teeseling (2015) leggen nog
extra nadruk op het omgaan met verschillen tijdens de instructie. Uit bovenstaande theorieën kan
geconcludeerd worden dat gedifferentieerd lesgeven een manier van lesgeven is waarbij bewust
wordt omgegaan met verschillen tussen leerlingen en hun onderwijsbehoeften.
Geerts en Van Kralingen (2012) maken onderscheid tussen interne en externe differentiatie.
Wanneer er sprake is van differentiatie binnen de klas of groep, noemen ze dit interne differentiatie.
Daarbuiten wordt het externe differentiatie genoemd, zoals bijvoorbeeld de indeling in de
verschillende niveausoorten binnen het voortgezet onderwijs. Binnen dit onderzoek wordt er alleen
gekeken naar de interne differentiatie, omdat het onderzoek zich richt op het omgaan met
verschillen binnen de klassensituatie.
Binnen de interne differentiatie zijn er twee vormen van differentiatie. De convergente
differentiatie en de divergente differentiatie. Bij convergente differentiatie wordt er uitgegaan van
de vakinhoud. Alle leerlingen moeten eenzelfde minimaal doel behalen. Dat betekent dat alle
leerlingen op hetzelfde moment aan dezelfde basisdoelen werken. De lessen worden georganiseerd
door rekening te houden met het verschil tussen leerlingen qua o.a. tempo, verwerkingen en inhoud
aanbod. In de praktijk komt het er veelal op neer dat snelle leerlingen extra opdrachten krijgen en
dat de zwakkere leerlingen extra hulp krijgen. Het verschil zit in de mate van instructie, begeleiding
- 12 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
of zelfstandigheid. Bij divergente differentiatie wordt er uit gegaan van de individuele leerbehoeften
van een leerling. Om dit goed te kunnen doen, moet je duidelijk het leerplan en curriculum voor ogen
hebben. Leerlingen kunnen op hetzelfde moment aan verschillende basisdoelen werken, maar
moeten uiteindelijk wel alles van het leerplan en curriculum hebben doorlopen (Geerts & Van
Kralingen, 2012, 3e dr.).
Kerpel (2014) stelt dat bij convergente differentiatie alle leerlingen meedoen aan de
klassikale instructie. Hierna gaan leerlingen zelfstandig met de leerstof aan de gang. De docent heeft
nu tijd om zwakkere leerlingen verlengde instructie te geven. Deze leerlingen worden dus niet op een
eigen leerlijn gezet of bij voorbaat opgegeven. Convergente differentiatie verlengt juist de
instructietijd voor deze leerlingen. De meer begaafde leerlingen maken verdiepingsstof.
De leerkracht legt uit, oefent samen met de leerlingen en laat ze daarna zelfstandig oefenen.
Bij divergente differentiatie is de docent meer begeleider van het leerproces. Er wordt zoveel
mogelijk aangesloten bij de individuele niveaus en leerbehoeften van de leerlingen. (Kerpel A. ,
2014).
Ook het SLO (2016) zegt dat veel leerlingen gebaat zijn bij een sterk gemeenschappelijk
basisaanbod en basisdoelen. Zij leren veel van de interactie met elkaar. Het verdient dan ook de
voorkeur om de leerlingen zo lang mogelijk bij het basisaanbod van doelen en leerinhoud te houden.
En waar nodig wordt extra instructie, tijd en ondersteuning ingezet.
Op de traditionele kennisscholen komt convergente differentiatie het meest voor. De
leerstof is hier leidinggevend en er wordt uitgegaan van een middengroep. Op scholen die kiezen
voor flexibele leertrajecten en competentiegericht onderwijs aanbieden, komt divergente
differentiatie voor. In de meeste gevallen is er een mix van deze twee vormen (Geerts & Van
Kralingen, 2012, 3e dr.).
Voordelen gedifferentieerd lesgeven (deelvraag 9)
Er blijkt uit onderzoek dat de meest gunstige resultaten uit leerprestaties ontstaan, wanneer
er gedifferentieerd wordt lesgegeven. Er wordt rekening gehouden met sterkere en zwakkere
leerlingen (Bokser, 2005). Ook volgens Geerligs en Van der Veen(2010) gaat het bij differentiatie om
de optimalisering van het cognitieve leren van alle leerlingen. Hiernaast heeft interne differentiatie
ook motivationele en sociale beweegredenen, namelijk het bevordert het zelfstandig kunnen werken
en het kunnen samenwerken. Kerpel (2014) geeft aan dat een groot voordeel van convergent
differentiëren is dat leerlingen zo lang mogelijk met de klas meedoen. Zo profiteren zij van de
instructie en de interactie in de groep.
Berben en Teeseling (2015) zeggen dat het grootste voordeel van differentiëren is dat er
recht wordt gedaan aan verschillen tussen leerlingen. Praktisch gezien stellen zij dat de
lesvoorbereiding anders verloopt. De les wordt beter en anders voorbereid. De les wordt efficiënter,
omdat je jezelf steeds moet afvragen wat er eigenlijk toe doet in deze les en welke instructie en
activiteiten daarvoor nodig zijn. Doordat je meer uitgaat van de vraag wat leerlingen nodig hebben
om het lesdoel te bereiken, kijk je kritischer naar in hoeverre de methode daarin bijdraagt. Hierdoor
word je methodeonafhankelijker. Tevens werk je meer opbrengstgericht, omdat je data gebruikt om
de lessen vorm te geven en je het rendement van de lessen goed evalueert.
Om de uitdaging bij de betere leerling terug te brengen, is differentiatie nodig. Door een
ambitieuze leercultuur in de klas te brengen kan dit inspirerend werken voor elke leerling, maar ook
voor de docent. Aandacht voor de meer begaafde leerling is belangrijk, maar uitstraling naar de
overige leerlingen is net zo belangrijk, zodat iedereen zijn of haar eigen topniveau kan bereiken (Valk,
2014).
Naast alle voordelen die genoemd zijn over gedifferentieerd lesgeven stelt Tomlinson (2000)
dat differentiatie niet als een receptenboek voor lesgeven kan worden gezien. Het moet een manier
van denken over onderwijs en leren zijn. Variëren in werkvormen en opdrachten is een natuurlijk
- 13 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
kenmerk van het didactisch handelen van de docent die wil differentiëren (Couberghs, Cools, de
Martelaar, & Stuyven, 2013).
Eisen aan een goede gedifferentieerde les (deelvraag 10)
Volgens Bosker (2005) is differentiatie de manier om onderwijs af te stemmen op de leerbehoeften
van de leerling. Het is belangrijk om dit differentiëren volgens een cyclisch proces te doen. Dit proces
begint met het signaleren en diagnosticeren om de beginsituatie vast te stellen. Hierna wordt er
zowel bij de instructie als bij de lesstof gedifferentieerd. Tot slot wordt er getoetst en geëvalueerd
om te kijken of het gestelde doel is behaald. Zie figuur 1.
Figuur 1 Cyclus bij differentiëren volgens Bosker (2005)
Verdoorn (2014) heeft als commentaar op de cyclus van Bosker dat er twee niveaus door
elkaar lopen, namelijk een les, waarbij gedifferentieerd wordt naar instructie en lesstof, maar niet
gediagnostiseerd en getoetst wordt. Het andere niveau is de lessencyclus met de toets als belangrijke
rol. Ook zegt hij dat het signaleren en diagnosticeren lastig is, als er nog geen lesactiviteit is geweest.
Daarom heeft hij de cyclus van Bosker aangepast, zodat de cyclus per les (omdat het per leerdoel
plaatsvindt), per aantal weken ( lessencyclus eindigt met methodegebonden toets) en per half of een
heel jaar ( afhankelijk van de periode tussen twee Cito-toetsen). Verdoorn (2014) noemt deze 3
niveaus micro (per les), meso (per aantal weken) en macro (per half jaar). Zie figuur 2.
- 14 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Figuur 2 Cyclus bij differentiëren volgens Verdoorn
Convergente differentiatie naar instructie levert een effectiever antwoord op de
verschillende behoeften van leerlingen in een heterogene groep. Er worden betere leerprestaties
bereikt. Dit geldt zeker als er gewerkt wordt in kleine, tijdelijke subgroepen met verlengde instructie.
Op deze manier worden ook de zwakkere leerlingen uitgedaagd de doelen te halen en krijgen zij hulp
van goed presterende leerlingen en van de docent die aansluit bij hun behoeften (Amsing &
Mathijssen, 2013).
John Hatty (2009) heeft onderzocht dat de rol van de docent zeer invloedrijk is (20%-30%).
Daarnaast zijn allerlei andere zaken van invloed op de leerprestaties zoals, thuissituatie, achtergrond,
intelligentie, schoolorganisatie, schoolleiding, maar ook de klas, vriendengroep etc. waartoe de
leerling behoort. John Hatty stelt dat de docent veel oog moet hebben voor de individuele leerling en
zijn/haar leerproces. Daarbij uitdagende doelen stellen, verschillen signaleren en daarop inspelen en
gerichte feedback geven.
De docent moet over een aantal basisvaardigheden kunnen beschikken, om goed te kunnen
differentiëren. M. Slooter (CPS) ontwikkelde samen met R. Broesder (Windesheim) en F. van Lier
(Veluws College) een piramide die inzicht geeft op de ontwikkeling van docentvaardigheden.
Onderaan staat als eerste stap ‘De vijf rollen van de leraar’ (Docent als gastheer, presentator,
didacticus, pedagoog en afsluiter). Als tweede stap kan de docent passende werkvormen inzetten.
Hierna komt de stap naar omgaan met verschillen, waaronder differentiëren valt. En in de top van de
piramide staat zelfregulatie (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.).
Berben en Teeseling (2015) gaan uit van vijf stappen om te komen tot een goede
gedifferentieerde les. Hierbij maken zij duidelijk dat differentiëren een middel en geen doel op zich
is. In stap een worden er gegevens over leerlingen verzameld. In stap twee worden deze
geanalyseerd, waarna in stap drie subgroepen kunnen worden gevormd. Dit kan d.m.v. de indeling
‘instructieafhankelijke’ leerlingen, de ‘instructiegevoelige’ leerlingen en de ‘instructieonafhankelijke’
leerlingen. Bij toepassing van indeling van twee groepen wordt er gekozen voor een groep
‘instructieafhankelijke’ leerlingen en een groep ‘instructiegevoelige’ en ‘instructieonafhankelijke’
leerlingen. In stap vier wordt het onderwijsaanbod ontworpen, zodat duidelijk is wat de verschillende
subgroepen aangeboden moeten krijgen. Als laatste stap wordt de organisatie van differentiatie
genoemd. Hierbij kan gedacht worden aan opstelling van de klas, werkafspraken, gedrag van de
docent en benodigd materiaal.
Om een goede gedifferentieerde les te kunnen geven, is er een duidelijke structuur nodig
binnen de les. Uit onderzoek is gebleken dat bij het consequent gebruikmaken van het activerende
directe instructiemodel (ADI) de leerresultaten zullen verbeteren.
ADI kent de volgende fasen binnen de les:
- 15 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
1. Terugblik: voorkennisophalen, huiswerk bespreken, met als doel om nieuwe kennis te
koppelen aan bestaande kennis
2. Oriëntatie: lesdoel en programma worden genoemd.
3. Uitleg: aanbieden, voordoen en visueel materiaal zijn daarbij belangrijk. Hieronder valt ook
complete instructie (wat, hoe, hoelang, welke hulp, klaar en dan? (Ebbens & Ettekoven,
2013)).
4. Begeleide inoefening: eerst oefenen met vergelijkbare opgaven alvorens verder te gaan met
uitleg. Vragen stellen over vergelijkbare opdrachten, leerlingen aan laten geven hoe ze aan
antwoord gekomen zijn etc.
5. Zelfstandige verwerking: verwerken van de lesstof alleen, in duo’s of groepjes. Docent geeft
op vaste momenten feedback aan de andere groep(en) die geen verlengde instructie hebben
gehad.
6. Evaluatie (terug- en vooruitblik): nagaan of doelen van de les behaald zijn. Werkproces kan
ook worden besproken. Systematisch terugblikken helpt geleerde te onthouden.
Als docenten werken volgens ADI, differentiëren ze nog niet. Het IGDI-model, Interactieve
Gedifferentieerde Directe Instructiemodel, helpt docenten wel om te differentiëren. Dit model heeft
ADI-model als basis. De fasen begeleide inoefening en zelfstandige verwerking geven bij het IGDImodel het moment om te differentiëren (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.). Het SLO (2016) zegt
over deze twee modellen dat deze binnen een vaste lesstructuur interactie bewerkstelligt tussen de
docent en de leerlingen als wel door de leerlingen onderling. Hierbij is het doel de nieuwe kennis op
te nemen en te koppelen aan de voorkennis.
Vormen van gedifferentieerd werken binnen de les (deelvraag 11)
Volgens Kerpel (2014) kun je differentiëren naar instructie, waaronder bijvoorbeeld verlengde
instructie voor diegene die de stof nog niet begrijpt. Daarnaast kun je differentiëren naar leerstof,
waarbij de docent weloverwogen selecteert wat iedereen moet maken. Ook kun je differentiëren
naar tijd/tempo. Daarnaast kan er gedifferentieerd worden naar minimumdoel. Differentiatie naar
zorg kan plaatsvinden door extra hulp van bijvoorbeeld een remedial teacher. Er kan ook
differentiatie plaatsvinden bij toetsing en/of beoordeling. Bepaalde leerlingen hoeven minder stof te
maken. Ook kunnen zij anders beoordeeld worden. Daarbij heeft zij het over ‘compacten’ van de
leerstof voor de meer begaafde leerling. Compacten wil zeggen dat de meer begaafde leerling niet
alle basisstof hoeft te doen, maar de vrijgekomen tijd gebruikt kan worden voor verrijking, werk met
meerwaarde. Ook De Boer, Hessing, Loeffen (2013) van de KPC Groep zeggen hierover dat de fase
van verwerking van deze groep leerlingen meestal korter is, omdat herhalingsopgaven geschrapt
kunnen worden. Om er voor te zorgen dat leerlingen hierna zinvol verder kunnen is het van belang
om verrijkende en bij het (denk)niveau van de leerling passende opdrachten te geven.
Berben en Van Teeseling (2015) geven óók de vormen aan van differentiëren naar instructie,
leerstof, leertijd en toetsing. Daarnaast onderscheiden zij ook de vorm van differentiëren naar
leerstijl, waarbij de leercyclus van Kolb (1975) wordt aangehouden. Deze cyclus gaat uit van de
leerling als doener (ervaren), dromer (reflecteren), denker (conceptualiseren) en beslisser
(toepassen).
Volgens Tomlinson (1999) gaat het bij differentiëren om de visie waarbij de docent
verschillen tussen leerlingen kan renderen. Dit kan door onderscheid te maken tussen differentiatie
op niveau van de inhoud (datgene wat leerling moet leren) met als meest gebruikte model het Basis,
Herhaling en Verdiepingsmodel (BHV-model). De leerinhoud kan aangepast worden in functie van
belangstelling, leerstijl, ontwikkelingsniveau en werktempo. Daarnaast kan er gedifferentieerd
worden naar product (leerresultaten n.a.v. vooropgestelde leerdoelen) En als laatste kan er
gedifferentieerd worden in het proces ( de weg die de leerling aflegt om doel te bereiken). D.m.v.
- 16 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
verschillende werkvormen die rekening houden met belangstelling, leerstijlen en mogelijkheden van
de leerling wordt deze weg bewandeld (Couberghs, Cools, De Martelaar, & Stuyven, 2013).
2.3.3 Conclusie
Er is veel onderzoek gedaan naar het differentiëren binnen de les. Samengevat lijkt differentiëren
noodzakelijk als onderwijskundige oplossing voor het omgaan met verschillen, zoals Bosker (2005) al
stelde. Dit wordt ondersteund door het SLO (2016). Deze beveelt daarbij aan om maatregelen te
nemen ten behoeve van het omgaan met verschillen ten aanzien van de stof (hoeveelheid en vorm),
tijd, te bereiken doelen en de verwerkingswijze. Zowel het SLO (2016) als Berben en Van Teeseling
(2015) voegen hier heel bewust aan toe dat er tijdens de instructie extra naruk moet komen te liggen
op het omgaan met verschillen, waarbij er gesproken wordt over instructieafhankelijke,
instructiegevoelige en instructieonafhankelijke leerlingen, dus drie groepen. Wanneer er in twee
groepen wordt gewerkt, worden de instructiegevoelige- en instructieonafhankelijke leerlingen samen
genomen. Zowel Bosker (2005) als Verdoorn (2014) gaan uit van een cyclus die doorlopen moet
worden gedurende een les of lessenserie om het onderwijs af te stemmen op de leerling. In beide
cycli wordt differentiëren naar instructie en lesstof gehanteerd. Daarbij kan er volgens Berben en Van
Teeseling (2015) ook nog gedifferentieerd worden naar leerstijl, toetsing en beoordeling.
Uit bovenstaande theorieën blijkt dat het differentiëren naar instructie en lesstof erg
belangrijk is om te voldoen aan het omgaan met verschillen tussen leerlingen. Om het differentiëren
op het Slatink verder te ontwikkelen, wordt dan ook in eerste instantie voor deze twee vormen
gekozen. Dit om overzicht, duidelijkhed en gewenning te creëren. In een later stadium kunnen
wellicht andere vormen van differentiëren worden meegenomen.
Om een goede gedifferentieerde les te kunnen geven, is er een duidelijke structuur nodig
binnen de les. Uit onderzoek is gebleken dat bij het consequent gebruikmaken van het activerende
directe instructiemodel (ADI) de leerresultaten zullen verbeteren. Het ADI-model en het IGDI-model
zorgen voor een vaste structuur binnen de les, waarin zeven verschillende fasen, inclusief complete
instructie tijdens de fase ‘Uitleg’ zijn verwerkt. Hierbij zorgen de fasen begeleide inoefening en
zelfstandige verwerking binnen het IGDI-model de mogelijkheid om te differentiëren. Tijdens de
zelfstandige verwerking kan de docent op vast moment feedback geven aan de groepen die geen
verlengde instructie hebben gehad. (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.). Het SLO (2016) zegt over
deze twee modellen dat deze binnen een vaste lesstructuur interactie bewerkstelligd tussen de
docent en de leerlingen als wel door de leerlingen onderling. Hierbij is het doel de nieuwe kennis op
te nemen en te koppelen aan de voorkennis. Het
Convergente differentiatie naar instructie levert een effectiever antwoord op de
verschillende behoeften van leerlingen in een heterogene groep. Er worden betere leerprestaties
bereikt. (Amsing & Mathijssen, 2013). Ook Bosker (2005) onderschrijft deze stelling. Volgens Kerpel
(2014) verlengt convergente differentiatie de instructietijd voor zwakkere leerlingen. De meer
begaafde leerlingen ‘compacten’ de leerstof en maken verdiepingsstof, waardoor ze meer worden
uitgedaagd. De Boer, Hessing, Loeffen (2013) van de KPC groep hebben een zelfde standpunt. Daarbij
zegt het SLO (2016) dat veel leerlingen gebaat zijn bij een sterk gemeenschappelijk basisaanbod en
basisdoelen. Zij leren veel van de interactie met elkaar. Het verdient dan ook de voorkeur om de
leerlingen zo lang mogelijk bij het basisaanbod van doelen en leerinhoud te houden. En waar nodig
wordt extra instructie, tijd en ondersteuning ingezet.
Voor een goede uitvoering van differentiatie binnen de les is het belangrijk dat de docent
over een aantal basisvaardigheden beschikt. Hierbij spelen ’De vijf rollen van de leraar’ (Docent als
gastheer, presentator, didacticus, pedagoog en afsluiter) (Slooter, 2014) een grote rol. (Berben & Van
Teeseling, 2015, 4e dr.) Binnen Het Slatink wordt gewerkt volgens ‘De vijf rollen van de leraar’. Het is
dus een logische stap dat hierop kan worden aangesloten bij het verder ontwikkelen van het
gedifferentieerd lesgeven, zoals met dit beroepsproduct beoogd wordt.
- 17 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Hoofdstuk 3 Het beroepsproduct
3.1
Conclusie verkenning
Vanuit de praktijkverkenning wordt duidelijk dat alle docenten de meerwaarde van differentiatie
zien. De docenten geven aan dat ze gedifferentieerd lesgeven belangrijk vinden, omdat ze op deze
manier iedere leerling op maat kunnen bedienen (zie paragraaf 2.2.3 Resultaten en conclusie,
deelvraag 3). Ook het MT van Het Slatink ziet deze meerwaarde, al zijn er rond differentiëren nog
geen eisen gesteld op school (zie paragraaf 2.2.3 Resultaten en conclusie, deelvraag 7). Uit het
interview met het MT blijkt dat de school zich als doel stelt uiteindelijk bovengemiddeld te presteren.
Docenten willen graag scholing of een ontwerpplan hoe zij het differentiëren kunnen toepassen
binnen hun les.
De resultaten uit de literatuurverkenning laten zien dat het differentiëren breed is
onderzocht en als overeenkomst heeft dat het kunnen omgaan met verschillen een belangrijke en
noodzakelijke onderwijskundige oplossing is (Amsing & Mathijssen, 2013) (Berben & Van Teeseling,
2015, 4e dr.) (Bokser, 2005) (Couberghs, Cools, de Martelaar, & Stuyven, 2013) (Geerligs & Veen Van
der, 2010, 14e dr.) (Verdoorn, 2014) . Daarbij hebben de onderzoekers ieder eigen zienswijzen om
het differentiëren te optimaliseren. Over één ding zijn ze het echter eens, namelijk dat convergente
differentiatie betere leeropbrengsten geeft (Amsing & Mathijssen, 2013) (Berben & Van Teeseling,
2015, 4e dr.) (Bokser, 2005) (SLO, 2016) (Verdoorn, 2014). Hieruit blijkt dat er bij het ontwerpen van
het product moet worden uitgegaan van convergente differentiatie.
Het MT geeft aan dat vanuit lesobservaties op Het Slatink door het MT van werkelijk
gestructureerd differentiëren geen sprake lijkt te zijn (zie paragraaf 2.2.3 Resultaten en conclusie,
deelvraag 7). Ook docenten geven aan dat zij wel individuele hulp geven, maar dat dit niet
gestructureerd plaatsvindt. Bij de meeste docenten doet eerst de hele klas mee aan de instructie,
waarna leerlingen die vragen hebben individueel of in een klein groepje worden geholpen (zie
paragraaf 2.2.3 Resultaten en conclusie, deelvraag 2).
Om een goede gedifferentieerde les te geven is een vaste structuur binnen de les nodig die
consequent wordt gehanteerd. Hierdoor zullen leerprestaties verbeteren. Het ADI-model en het
IGDI-model, met hun indeling in zeven fasen, inclusief complete instructie tijdens de fase ‘Uitleg’,
zorgen voor deze vaste structuur, waarbij binnen het IGDI-model ook daadwerkelijk gedifferentieerd
wordt naar instructie en leerstof. Daarbij geeft het moment van zelfstandige verwerking de
mogelijkheid om feedback te geven aan de leerlingen die geen verlengde instructie hebben gehad.
(Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.). In de cycli van Verdoorn (2015) en Bosker (2005) wordt ook
het differentiëren naar instructie en lesstof gehanteerd. Dit laat zien dat differentiëren naar
instructie en lesstof erg belangrijk is. Het SLO (2016) ondersteunt als nationaal expertisecentrum
leerplanontwikkeling deze stelling en verwijst als bruikbaar model om te differentiëren naar
instructie en leerstof volgens het IGDI-model van Berben en Van Teeseling (2014). Dit model kan
houvast geven aan de docenten, zodat zij op een gestructureerde wijze instructieafhankelijke-,
instructiegevoelige- en instructieonafhankelijke leerlingen op maat kunnen bedienen. Hierbij zorgen
de fasen begeleide inoefening en zelfstandige verwerking binnen het IGDI-model de mogelijkheid om
te differentiëren. De instructieonafhankelijke groep kan ‘compacten’ en verdiepingsstof maken,
waarbij ‘complete instructie’ belangrijk is. (zie paragraaf 2.3.2 Antwoorden op deelvragen, deelvraag
11). Tijdens de fase zelfstandige verwerking krijgen de leelingen die geen verlengde instructie hebben
gehad feedback van de docent. Klassenindeling hierop inrichten met instructieafhankelijke groep
vooraan. Vanuit de praktijkverkenning blijken leerlingen op de basisschool al vaak volgens deze
structuur te werken (zie paragraaf 2.2.3 Resultaten en conclusie, deelvraag 4). Daarnaast blijkt uit de
praktijkverkenning dat docenten een leidraad of plan (structuur) willen, dat eventueel schoolbreed
kan worden ingezet (zie paragraaf 2.2.3 Resultaten en conclusie, deelvraag 3).
Uit bovenstaande bevindingen kan de conclusie worden getrokken dat het werken met het
IGDI-model een bruikbaar model zal zijn om het gestructureerd differentiëren verder te ontwikkelen.
- 18 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Op Het Slatink wordt al met ‘De vijf rollen van leraar’ (Slooter, 2014) gewerkt. Berben en Van
Teeseling (2015) onderschrijven deze vijf rollen om te komen tot goede differentiatie (zie paragraaf
2.3.2 Antwoorden op deelvragen, deelvraag 10). Het is dan ook een logische stap om deze rollen
bewust terug te laten komen in het ontwerpplan.
- 19 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
3.2
Ontwerpeisen
Inleiding ontwerpeisen
Het beroepsproduct dat gemaakt wordt naar aanleiding van de praktijk- en literatuurverkenning zal
een praktisch format zijn voor het uitvoeren van een gestructureerde, gedifferentieerde les. Hierbij
zullen drie uitgewerkte lessen volgens dit format worden uitgewerkt als voorbeeld. Bij dit format en
drie lessen zal een handleiding gemaakt worden voor het voorbereiden van een gedifferentieerde
wiskundeles. De documenten moeten daarom overzichtelijk zijn en eenvoudig leesbaar met concrete
voorbeelden.
De docenten zullen op deze manier een goed houvast hebben om tot differentiëren te komen,
waardoor dit op een gestructureerde manier binnen de les kan plaatsvinden.
Ontwerpeisen:
Inhoudelijke kenmerken:
-
Uitgaan van convergente differentiatie
Convergente differentiatie levert betere leerresultaten op (Bokser, 2005), (Amsing &
Mathijssen, 2013), (Verdoorn, 2014), (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.) en (SLO, 2016).
Daarbij is convergente differentiatie het meest effectief om alle leerlingen de (minimale)
doelen te laten behalen (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.)
-
Differentiëren naar instructie en leerstof
Uit theorieën zoals beschreven in de conclusie van paragraaf 2.3.3 blijkt dat het
differentiëren naar instructie en leerstof erg belangrijk is om te voldoen aan het omgaan met
verschillen tussen leerlingen. . Het SLO (2016) ondersteunt als nationaal expertisecentrum
leerplanontwikkeling deze stelling
-
De zeven fasen volgens het IGDI-model (met ADI-model als basis) duidelijk naar voren laten
komen met daarbij de betekenis van elke fase en de rol van de docent binnen elke fase.
In iedere les waarin gedifferentieerd wordt, worden deze fasen doorlopen:
 Terugblik
 Oriëntatie
 Uitleg (inclusief complete instructie (Ebbens & Ettekoven, 2013))
 Instructie en begeleide inoefening
 Verlengde instructie
 Zelfstandige verwerking
 Evaluatie (Terug- / vooruitblik)
Het ADI-model en het IGDI-model, met hun indeling in zeven fasen, inclusief complete
instructie tijdens de fase ‘Uitleg’, zorgen voor deze vaste structuur, waarbij binnen het IGDImodel ook daadwerkelijk gedifferentieerd wordt naar instructie en leerstof in de fasen
‘Instructie’ en ‘Zelfstandige verwerking’ (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.) (Kerpel A. ,
2014). . Het SLO (2016) verwijst als bruikbaar model om te differentiëren naar instructie en
leerstof volgens het IGDI-model van Berben en Van Teeseling (2014)
- 20 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Praktische kenmerken:
- Ontwerpplan moet overzichtelijk en goed leesbaar zijn, waarin vaste structuur van de les
duidelijk naar voren komt.
Om een goede gedifferentieerde les te geven is een vaste structuur binnen de les nodig die
consequent wordt gehanteerd (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.).
-
Zichtbaar maken wanneer ‘De vijf rollen van de leraar’ zich voordoen
Iedere les wordt er door de docent gewerkt volgens de principes van ‘De vijf rollen van de
leraar’. De docent als gastheer, presentator, didacticus, pedagoog en afsluiter. (Slooter,
2014). Volgens Berben en Van Teeseling (2015) spelen deze vijf rollen een belangrijke rol bij
de basisvaardigheden waar een docent aan moet voldoen om te kunnen differentiëren.
Docenten op Het Slatink werken al volgens ‘De vijf rollen van de leraar’ (Slooter, 2014).
Hierop kan dus goed worden aangesloten.
-
Complete instructie bij de uitleg (Wat? Hoe? Hoe lang? Welke hulp? Klaar en dan?) (Ebbens &
Ettekoven, 2013). Deze wordt zowel mondeling als schriftelijk op bord/papier gegeven
(Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.). De instructieonafhankelijke groep kan ‘compacten’
en verdiepingsstof maken, waarbij ‘complete instructie’ belangrijk is (Kerpel, 2014)
-
Indeling instructietijd en vast feedbackmoment.
Welke groep krijgt wanneer hoeveel aandacht.
Klassikaal en Verlengde instructie. Tijdens fase van zelfstandige verwerking krijgen de
leerlingen die geen verlengde instructie hebben gehad feedback van de docent. (Berben &
Van Teeseling, 2015, 4e dr.)
-
Indeling in drie (of twee) subgroepen (instructieafhankelijke groep, instructiegevoelige groep
en instructieonafhankelijke groep). Dit n.a.v. prestaties, observaties en d.m.v. gesprekken
met leerlingen: (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.) (SLO, 2016). Deze groepen andere
namen geven.
-
Indeling klassenplattegrond.
Waar zitten de verschillende groepen? De instructieafhankelijke groep wordt voorin het
lokaal gezet. De instructiegevoelige en instructieonafhankelijke groep kunnen door elkaar
worden geplaatst. (Berben & Van Teeseling, 2015, 4e dr.)
-
Planner voor de instructieonafhankelijke groep waarin de ‘compacte leerstof’ en de
verrijkings-verdiepingsstof wordt beschreven.
Compacten van de leerstof en verrijkings-/verdiepingsstof aanbieden in een
taakbrief/planner.
De fase van verwerking van de groep instructieonafhankelijke leerlingen is meestal korter,
omdat herhalingsopgaven geschrapt kunnen worden. Hierna moeten leerlingen zinvol verder
kunnen. Daarom is het belangrijk dat er verrijkende en bij het niveau van de leerling
passende opdrachten worden gegeven (Boer et al., 2013).
Compacten wil zeggen dat de meer begaafde leerling niet alle basisstof hoeft te doen, maar
de vrijgekomen tijd gebruikt kan worden voor verrijking, werk met meerwaarde. (Kerpel A. ,
2014)
- 21 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
3.3
Beschrijving van het beroepsproduct
Onderwerp
Het product dat ontworpen is, is een praktisch format waarmee docenten wiskunde hun les dusdanig
vorm kunnen geven, dat zij een gestructureerde gedifferentieerde les geven. Daarbij worden drie
lessen volgens dit format uitgewerkt als voorbeeld.
Doelgroep
Het ontworpen product is voor alle docenten wiskunde van Het Slatink. Omdat het MT wil
bewerkstelligen dat vaksecties van elkaar leren en elkaar motiveren en stimuleren ten aanzien van
ontwikkelingen, is het mogelijk dat dit product wordt besproken en gedeeld met andere secties.
Eerst zal dit product echter worden getest, geëvalueerd en eventueel aangepast binnen de
wiskundesectie.
De drie uitgewerkte lessen zijn gebaseerd op de methode ‘Getal en Ruimte 1 VMBO-KGT’
(Reichard, et al., 2012). Andere docenten wiskunde die hiermee ook les geven, kunnen deze lessen
gebruiken.
In eerste instantie zal het product door alle docenten wiskunde worden uitgetest bij één van hun
klassen. Dit zal dus op verschillende niveaus binnen het Slatink plaatsvinden. Op deze manier kunnen
docenten wennen hoe het is om gestructureerd te differentiëren binnen hun les, zonder dat ze
overspoeld worden door teveel organisatie, informatie en veranderingen. Het product wordt
uitgeprobeerd, geëvalueerd en bijgesteld. Uiteindelijk zal het product worden ingezet om alle klassen
gestructureerde differentiatie te kunnen bieden.
Doel
Het product zal er aan bijdragen dat er een gestructureerde differentiatie plaatsvindt binnen de
wiskundeles. Docenten zullen meer bewust bezig zijn met het op maat bedienen van leerlingen die
meer instructie nodig hebben, maar ook met leerlingen die minder instructie nodig hebben en meer
verdieping aankunnen. De les zal zo verlopen dat de docent bewuster tijd plant om alle groepen te
bedienen. Hierbij ondervinden de leerlingen dat ze meer worden aangesproken op hun eigen niveau.
Leerlingen zullen daardoor meer gemotiveerd raken, wat ten goede komt aan de resultaten. Daarbij
verloopt de les volgens een gestructureerd model, dat zowel aan de docent, maar zeker ook aan de
leerling duidelijkheid biedt.
Vorm
Het product zal bestaan uit een praktisch schema waarin de fasen binnen het IGDI-model (Berben &
Van Teeseling, 2015, 4e dr.) worden genoemd. Binnen dit format worden de verschillende fasen in de
les per groep (instructieafhankelijke- , instructiegevoelige- en instructieonafhankelijke groep)
zichtbaar. Hierin wordt duidelijk gemaakt wanneer de docent welke fase per groep doorloopt. Hier
wordt een globale tijdsplanning per les bij gezet om te voorkomen dat bijvoorbeeld te lang stil wordt
gestaan bij de instructieafhankelijke groep, terwijl ook de instructiegevoelige- en
instructieonafhankelijke groep recht hebben op aandacht en hulp. Hiernaast komt er in dit schema te
staan waar ‘De vijf rollen van de leraar’ zich voordoen. Naast een uitgebreider schema, met meer
uitleg, komt er een beknopter schema waar alleen in hoofdlijnen de lesindeling staat, zoals die kan
plaatsvinden tijdens een gedifferentieerde les.
Als voorbeeld worden er drie lessen uitgewerkt volgens dit schema voor klas 1 kader/mavo.
Voor de instructieonafhankelijke groep wordt er een voorbeeldplanner gemaakt bij deze drie lessen.
In deze planner zal compacte stof staan met daarbij verrijkende opdrachten.
In de handleiding die bij het product hoort, staat precies beschreven wat het doel is van het
product en voor welke doelgroep het product bedoeld is. Daarnaast wordt hierin meer praktische
- 22 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
informatie gegeven over waar de docent voorafgaande aan een gedifferentieerde les moet denken,
zoals indeling van de groepen en klassenopstelling. Ook wordt hierin uitgelegd hoe het schema met
de indeling van een gedifferentieerde les gebruikt kan worden. Dit moet er toe leiden dat de docent
binnen zijn eigen klassensituatie het gestructureerde differentiëren kan toepassen.
Zowel de schema’s, drie voorbeeldlessen, planner als handleiding worden digitaal opgeslagen
in de map van de wiskundesectie, zodat alle docenten wiskunde hierbij kunnen. Daarnaast zal iedere
docent wiskunde een papieren exemplaar ontvangen.
Het MT zal het product digitaal toegestuurd krijgen.
- 23 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Hoofdstuk 4: Evaluatie van het product
4.1
Opzet
Tijdens de sectievergadering van 15 november 2016 is het ontwerpplan “Differentiëren in de
wiskundeles” gepresenteerd aan de collega’s docenten wiskunde. Zij zijn degene die het product
gaan testen. De opdrachtgever, tevens docent-coach, was hier ook bij aanwezig.
De sectie wiskunde wil zich verder ontwikkelen in het gedifferentieerd lesgeven. Het product dat
gepresenteerd is zal hier aan bij kunnen dragen om dit op een gestructureerde manier toe te passen.
Elke docent zal gedurende één hoofdstuk met in ieder geval één klas werken aan differentiatie met
behulp van het product.
Tijdens mijn presentatie is er verslag gedaan over het onderzoek naar differentiëren. Hierbij is de
hoofdvraag van het onderzoek als uitgangspunt genomen: ‘Wat hebben de docenten wiskunde op
Het Slatink nodig om gedifferentieerd werken binnen hun wiskundelessen verder te ontwikkelen?’
Om het onderzoek verder toe te lichten is er verwezen naar de praktijkverkenning en de
literatuurverkenning. Zo is voor iedereen duidelijk hoe het product tot stand is gekomen. Hierna is
aan iedereen het product op papier uitgedeeld en is het besproken. Hierbij konden collega’s vragen
stellen. Na de presentatie hebben collega’s een vragenlijst ingevuld (zie bijlage 4A
Onderzoeksinstrumenten evaluatie product). Deze vragenlijst werd anoniem ingevuld. De ontworpen
vragenlijst is een schaalvragenlijst, waarbij vijf antwoordmogelijkheden zijn. Dit is gedaan omdat bij
een dergelijke vragenlijst antwoorden goed te vergelijken zijn (Donk & Van Lanen, 2013). Daarbij is er
bij een oneven aantal keuzemogelijkheden de mogelijkheid om een neutraal antwoord in te vullen,
namelijk de middelste. In deze fase van het onderzoek zal nog niet iedereen een duidelijke mening
hebben over de stelling waarop ze moeten reageren. Deze vragenlijst biedt een overzicht of de
bruikbaarheid en duidelijkheid omtrent het ontworpen product voldoet. Ook is er na alle gesloten
vragen de mogelijkheid geboden om ‘tips en tops’ te geven.
Nadat conclusies zijn getrokken over dit voorlopige ontwerpplan, zal het (eventueel
aangepaste) product met MT worden besproken d.m.v. een interview. Als docenten het product
hebben getest, zal er opnieuw een evaluatie plaats vinden. Ook worden leerlingen dan gevraagd naar
hun ervaringen.
4.2
Resultaten presentatie ontwerpplan
De vragenlijst die is afgenomen is door zeven docenten ingevuld. Eén docent komt van de
vestiging De Keurkamp. De Keurkamp (opleiding voor Basis/Kader) en Het Slatink zullen vanaf
komend schooljaar officieel samengaan.
In bijlage 4B (Geordende gegevens evaluatie product) zijn de gegevens van de vragen systematisch
verwerkt.
Hieronder worden de antwoorden op de vragen vermeld:
1) Het ontwerpplan is duidelijk en goed lees baar.
Hierop hebben vier mensen het hoogst cijfer 5 ’helemaal mee eens’ ingevuld. Drie mensen
hebben cijfer 4 ‘mee eens’ Ingevuld.
Conclusie: Dit geeft aan dat voor alle collega’s dit ontwerpplan duidelijk en goed leesbaar is.
2) Het ontwerpplan is eenvoudig om te zetten naar mijn eigen lessen.
Eén persoon heeft ingevuld dat die het hier ‘niet mee eens’ is. Twee personen hebben het
neutrale cijfer 3 omcirkeld. Vier personen hebben cijfer 4 ‘mee eens’ ingevuld.
Conclusie: Deze gegevens kunnen zeggen dat sommige personen (nog) niet weten hoe zij dit
ontwerpplan daadwerkelijk kunnen toepassen. Het kan ook zijn dat zij zich daartoe nog niet
zeker voelen, omdat ze er nog niet mee gewerkt hebben. Het feit dat vier mensen eens zijn
met de stelling laat zien dat het merendeel van de collega’s er vertrouwen in hebben dat zij
hun lessen op basis van het ontwerpplan kunnen ontwerpen.
- 24 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
3) Het ontwerpplan helpt mij om op een gestructureerde manier te differentiëren binnen de
les
Hierop geven twee personen een neutraal antwoord. Het kan zijn dat zij dit eerst willen
ervaren, maar op dit moment nog niet weten of dit daadwerkelijk het geval zal zijn. Eén
persoon is het helemaal eens met de stelling. De overige vier personen zeggen het hier mee
eens te zijn.
Conclusie: De meerderheid ziet het ontwerpplan als positief hulpmiddel om tot een
gestructureerde gedifferentieerde les te komen.
4) Door gebruik te maken van het ontwerpplan ben ik me meer bewust van alle fasen binnen
de les.
Eén persoon is het niet eens met deze stelling. Het kan zijn dat deze persoon zich al bewust is
van alle fasen in de les of dat de fasen in het ontwerpplan niet duidelijk genoeg zijn. Twee
personen reageren met een neutraal antwoord. Drie personen geven aan dat ze het met de
stelling eens zijn en één persoon is het helemaal eens met de stelling.
Conclusie: Het merendeel van de ondervraagden lijkt zich dus meer bewust van de
verschillende fasen.
5) Door gebruik te maken van het ontwerpplan is mijn rol als docent duidelijk binnen deze
fasen.
Met deze stelling is één persoon het niet eens. Vijf personen zijn het hier wel mee eens en
één persoon zegt het hier helemaal mee eens te zijn.
Conclusie: De overgrote meerderheid is positief over deze stelling en weet wat zijn/haar rol is
tijdens de verschillende fasen van de les door gebruik te maken van het ontwerpplan.
6) De leerlingen zullen effectiever werken als het ontwerpplan wordt toegepast.
Hierop geven vier mensen een neutraal antwoord. Twee personen zijn het met de stelling
eens en één persoon is het helemaal eens met deze stelling.
Conclusie: Het feit dat vier mensen een neutraal antwoord geven kan er mee te maken
hebben dat ze daar nog geen antwoord op kunnen geven, omdat ze nog niet gewerkt hebben
met het ontwerpplan, zoals een enkeling dit ook aangeeft als opmerking.
7) Door de lessen in te richten volgens het ontwerpplan zullen de resultaten van de leerlingen
uiteindelijk toenemen.
Vier personen geven op deze stelling een neutraal antwoord. Daarbij geven drie personen
aan dat zij het met deze stelling eens zijn.
Bij stelling 6 en 7 maken twee personen duidelijk dat ze dit lastig vonden te beantwoorden, omdat ze
nog niet met het ontwerpplan hebben gewerkt. Dit verklaart ook hun neutrale antwoorden.
Aan het eind van de vragenlijst konden de collega’s nog tips en tops aangeven over het ontwerpplan.
Als top werd geschreven dat het ontwerpplan er als een goed doordacht plan uitziet. Een stimulans
om het differentiëren weer aan te pakken. En aandacht voor de betere leerling! Hiernaast werd ook
genoemd dat het erg afhankelijk is van de leerlingen die je in je klas hebt of het lesgeven volgens dit
ontwerpplan mogelijk is.
- 25 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
4.3
Conclusies
Uit bovenstaande gegevens blijkt het dat de meeste docenten het ontwerpplan als een goede
leidraad voor het invullen van hun lessen beschouwen om tot gestructureerd differentiëren te
komen. Het plan is goed en duidelijk leesbaar. Het omzetten van het ontwerpplan lijkt (nog) niet voor
iedereen eenvoudig. De achterliggende reden is nog niet duidelijk. Hierbij zal echter wel meespelen
dat de ene docent vanuit vorige opleiding of scholing al meer ervaring heeft opgedaan met
gedifferentieerd lesgeven dan de ander. Ook zijn in deze vragenlijst de antwoorden meegenomen
van de docent die niet (meer) voor vernieuwingen openstaat. Wat wel duidelijk naar voren komt is
dat de rol van de docent binnen elke fase als duidelijk/zeer duidelijk wordt ervaren in het
ontwerpplan.
De meerderheid van de docenten geeft aan dat het ontwerpplan helpt om op een
gestructureerde manier te differentiëren binnen de wiskundeles. Twee personen hebben hier een
neutraal antwoord op gegeven. Dit laat voor mij zien dat wellicht sommige collega’s nog moeten zien
of dit ook werkelijk zo zal zijn. Zij zijn niet negatief, maar ook niet positief.
Wat opvallend is, is dat door gebruik te maken van het ontwerpplan de rollen van de docent
binnen de zeven fasen voor zes personen duidelijk/zeer duidelijk is. Eén persoon zegt dat die het niet
met de stelling bij vraag 5 eens is. Tijdens een sectieoverleg en volgend evaluatiemoment zal hier in
het algemeen naar gevraagd worden.
Vraag 6 en vraag 7 zijn veelal neutraal beantwoord. Als opmerking werd hier ook
bijgeschreven dat dit nog niet te beantwoorden was, omdat het eerst moet worden uitgeprobeerd.
Wellicht hadden deze vragen beter alleen bij het evaluatieonderzoek na het uittesten van het
ontwerpplan gesteld kunnen worden. Echter, met deze vragen beoog ik uit te vinden of collega’s
positief gestemd zijn over de resultaten en werkproces van de leerlingen dat het werken met het
ontwerpplan kan brengen.
Gezien de tips en tops die gegeven werden n.a.v. de presentatie kan ik concluderen dat het
ontwerpplan positief onthaald is. De meeste docenten geven aan te verwachten hier goed mee te
kunnen werken en zien het als een stimulans om het differentiëren (weer) op te pakken. Waarbij
opgemerkt wordt dat het format er uitziet als een goed doordacht ontwerpplan. Ook wordt er als
positief punt gemeld dat er in dit plan aandacht is voor de betere leerling.
Op dit moment zijn er geen punten waarop het product moet worden aangepast. Het is wel
belangrijk dat er in de sectievergadering regelmatig over de voortgang gesproken wordt. Ook gezien
het feit dat er verschillende achtergronden van docenten met meer of minder ervaringen binnen het
onderwijs zijn.
- 26 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Hoofdstuk 5 Het evaluatieonderzoek
5.1
Inleiding
‘Wat hebben de docenten wiskunde op Het Slatink nodig om gedifferentieerd werken binnen hun
wiskundelessen verder te ontwikkelen?’ Zo luidt de hoofdvraag van dit onderzoek. In de laatste fase
van het onderzoek is het ontworpen format uitgetest door de docenten wiskunde op Het Slatink. Er
is afgesproken dat iedere docent wiskunde het ontwikkelde format zou uittesten bij minimaal één
klas gedurende een hoofdstuk uit de wiskundemethode. In dit hoofdstuk van het onderzoek wordt
het format geëvalueerd en n.a.v. onderzoeksvragen wordt er gekeken of het ontworpen format een
antwoord geeft op de hierboven gestelde hoofdvraag.
Het evaluatieonderzoek wordt gedaan door een vragenlijst onder de docenten wiskunde af
te nemen. Ook de leerlingen die les hebben gehad volgens het ontwerpplan worden d.m.v. een
vragenlijst ondervraagd. Daarnaast wordt met het MT een interview afgenomen.
De volgende deelvragen worden onderzocht:
1) Is het ontwerpplan duidelijk en gestructureerd?
2) Helpt het ontwerpplan om op een gestructureerde manier te differentiëren naar instructie
en leerstof?
3) Is de docent zich meer bewust van de verschillende fasen binnen de les?
4) Is de rol van de docent (volgens ‘De 5 rollen van de leraar’ (Slooter, 2014)) duidelijk binnen
alle fasen van de les?
5) Werken de leerlingen effectiever door gebruik te maken van het ontwerpplan?
6) Zijn de resultaten toegenomen door de lessen vorm te geven volgens het ontwerpplan?
7) Blijven de docenten werken volgens de aangeboden structuur in het ontwerpplan?
8) Weten de leerlingen in welke groep ze zitten?
9) Ervaren de leerlingen dat er gestructureerd les wordt gegeven en hulp wordt geboden?
10) Ervaren de leerlingen dat er meer rekening wordt gehouden met onderlinge verschillen?
5.2
Aanpak en middelen
Het ontwerpplan over differentiëren binnen de wiskundeles is gedurende een hoofdstuk uit
de wiskundemethode uitgetest door de docenten wiskunde bij (minimaal) één klas. Om het
ontwerpplan goed te evalueren is er gebruik gemaakt van twee gebruikersgroepen, de docenten
wiskunde en de leerlingen die les hebben gehad volgens de structuur van het ontwerpplan. Deze
twee gebruikersgroepen hebben een vragenlijst ingevuld. Daarnaast is het MT geïnterviewd over het
ontwerpplan. Door deze triangulatie toe te passen wordt de validiteit en de betrouwbaarheid van de
data vergroot (Donk & Van Lanen, 2013). Daarbij is het van belang dat de personen die betrokken zijn
bij een verandering mee kunnen denken en vanuit de directie de nodige draagvlak en steun krijgen
(Donk & Van Lanen, 2013).
Bij de docenten wiskunde is een vragenlijst afgenomen. Het gaat om zes docenten. Vooraf
aan de vragenlijst is het doel van deze vragenlijst besproken en wat er met de data zal gaan
gebeuren. Er is gekozen om de vragenlijst te beginnen met de vraag of de docent het ontwerpplan
gedurende een hoofdstuk heeft toegepast. Als hier positief op is geantwoord vult de docent de
verdere vragenlijst in. Deze vragenlijst is een lijst met schaalvragen waarbij een stelling beoordeeld
wordt op een schaal van vier met als uiterste waarden ‘helemaal mee eens’ en ‘helemaal mee
oneens’. Er is bewust voor gekozen om in deze fase van het onderzoek de ondervraagde stelling te
laten nemen en te laten kiezen uit vier mogelijkheden. Zodoende wordt een neutraal antwoord
voorkomen. Wanneer de docent ‘helemaal mee eens’ antwoord, wordt dat als een positieve
- 27 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
waardering gezien. Ook als de docent ‘mee eens’ invult wordt dit als een positieve waardering
gezien, echter er kunnen dan verdere ontwikkelpunten zijn of onderwerpen rond het product ter
verbetering. De vragen zijn toegespitst op het gebruik van het ontwerpplan, zowel praktisch als
inhoudelijk. Door de data te verzamelen en te analyseren volgens de methode ‘Aantallen berekenen’
(Donk & Van Lanen, 2013) kunnen de deelvragen worden beantwoord en uiteindelijk kan daarmee
een eindconclusie worden getrokken. De vragenlijst is opgesteld volgens de aandachtspunten van
Van der Donk en Van Lanen (2013), waarbij vooral gelet is op de logische volgorde van de vragen en
of de vragen een antwoord geven . Er mag expliciet maar één antwoordmogelijkheid worden
gekozen. Dit staat bij de instructie vermeld. Aan het einde van de vragenlijst wordt de mogelijkheid
geboden om opmerkingen te maken over het ontwerpplan en/of de gegeven lessen m.b.v. het
ontwerpplan. Deze opmerkingen kunnen van belang zijn voor het verder evalueren en ontwikkelen
van het ontwerpplan in de toekomst. (Zie voor vragenlijst bijlage 5A.2)
In de vragenlijst voor de leerlingen staan vragen die betrekking hebben op het ontwerpplan,
waarmee kan worden gekeken of zij de lessen ervaren zoals met het ontwerpplan bedoeld wordt.
Allereerst moeten zij invullen in welke groep zij zijn ingedeeld. Deze indeling is belangrijk om te
ontdekken of de leerlingen uit de drie (of twee) verschillende instructiegroepen anders op de
gegeven lessen volgens het ontwerpplan reageren. De leerlingen vullen een vragenlijstlijst in die
alleen met ‘ja’ of ‘nee’ kan worden beantwoord. Hierbij wordt ook duidelijk gemaakt dat ze het
antwoord moeten aankruisen waarmee ze het meest eens zijn. Ook dit staat expliciet vermeld bij de
vragenlijst, om te voorkomen dat ze meerdere antwoorden aankruisen (Donk & Van Lanen, 2013). De
analysemethode ‘Aantallen omzetten naar procenten’ wordt hierbij gebruikt, omdat er leerlingen
vanuit verschillende niveaus en klassen zijn ondervraagd (Donk & Van Lanen, 2013).
Zowel de vragenlijst voor de docenten als voor de leerlingen is eerst besproken met de
opdrachtgever (docent-coach en wiskundedocent). Op deze manier is nagegaan of de vragen goed
begrepen worden en of er relevante vragen ontbreken. Hiermee wordt de validiteit en de
betrouwbaarheid verhoogd (Donk & Van Lanen, 2013, p. 209).
Er is gekozen om een interview met het MT te houden, omdat zij vanuit hun visie (nog) geen
vast omlijnd plan hebben t.a.v. het invoeren van het differentiëren binnen de lessen op Het Slatink
(zie ook paragraaf 2.2.3 deelvraag 6). Het interview met het MT is erop gericht om hen kennis te
laten maken met het ontwerpplan en in hoeverre het MT het ontwerpplan als meerwaarde ziet voor
het ontwikkelen van het differentiëren binnen de wiskundeles.
- 28 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
5.3
Resultaten
De resultaten van de vragenlijsten en interview worden hieronder bij de antwoorden op de
deelvragen samengevat. In de bijlage 5B.1 (geordende gegevens vragenlijst docenten) en bijlage 5B.2
(geordende gegevens vragenlijst leerlingen) staan de geordende gegevens.
Zes docenten wiskunde hebben het formulier ingevuld. Daarvan zijn er twee die niet gewerkt
hebben met het ontwerpplan om diverse redenen. Van één docent wordt de reden waarom hij het
ontwerpplan niet heeft uitgetest hier niet genoemd. Deze reden kan de anonimiteit van de docent
niet waarborgen. De andere docent geeft aan dat vanwege onrust in de klassen het werken volgens
het ontwerpplan nog niet aangedurfd wordt. De vragenlijst behorende bij het uittesten van het
ontwerpplan is dan ook door 4 docenten ingevuld. Eén docent heeft de klas in twee groepen
ingedeeld. De overige docenten hebben de klas in drie groepen ingedeeld.
Negenenzestig leerlingen hebben de vragenlijst ingevuld. De leerlingen komen uit de klassen
1 Kader/Mavo, 2 Mavo, 3 Kader en 4 Mavo. De vragenlijst is uitgewerkt in de groepen 1, 2 en 3
(instructieafhankelijke, instructiegevoelige en instructieonafhankelijke groepen) zoals de leerlingen
konden aangeven op het vragenformulier.
In bijlage 5B.3 (Uitwerking interview MT) staat het uitgewerkte interview met het MT.
Antwoorden op de deelvragen:
1) Is het ontwerpplan duidelijk en gestructureerd?
Vier docenten geven aan dat ze het met deze stelling ‘helemaal eens’ zijn.
Het MT zegt dat het een zeer duidelijk format is. De vraag die het MT zich stelt is of het
format voor iedere docent, klas en les bruikbaar is. Er is besproken dat het format een
middel is om tot differentiëren te komen of verder te ontwikkelen. Het is geen doel op zich
zoals ook vermeld in dit onderzoek en het product.
2) Helpt het ontwerpplan om op een gestructureerde manier te differentiëren naar instructie
en leerstof?
Drie personen geven aan het hier mee eens te zijn. Eén persoon geeft aan het hier helemaal
mee eens te zijn. Er wordt opgemerkt dat het ontwerpplan stimuleert om (weer) bewust
bezig te zijn met het differentiëren naar instructie en leertijd, waarbij je van te voren al
nadenkt over wat je welke groep gaat aanbieden en wanneer je hulp kunt bieden aan de
verschillende groepen.
Het MT denkt dat het ontwerpmodel duidelijkheid geeft, structuur is helder. Per klas /niveau
moet worden gekeken of dit model werkt. Lagere niveaus hebben wellicht meerder kortere
instructiemomenten nodig. Goed dat er initiatieven worden ondernomen om recht te doen
aan iedere leerling. Ook in het kader van Passend Onderwijs.
3) Is de docent zich meer bewust van de verschillende fasen binnen de les?
Eén persoon geeft aan het hier niet mee eens te zijn, één persoon is het hier helemaal mee
eens en twee personen zijn het eens met de stelling.
4) Is de rol van de docent (volgens ‘De 5 rollen van de leraar’ (Slooter, 2014)) duidelijk binnen
alle fasen van de les?
Drie docenten zijn het met de stelling eens en één docent is het helemaal eens met de
stelling. Ook het MT zegt dat in het ontwerpplan het duidelijk is wanneer de docent welke rol
vervult volgens ‘De vijf rollen van de leraar’ (Slooter, 2014).
5) Werken de leerlingen effectiever door gebruik te maken van het ontwerpplan?
Drie docenten zijn het eens met de stelling, één docent is het niet eens met de stelling.
Hierbij werd opgemerkt dat in een vierde klas de verandering voor onrust zorgde. Leerlingen
willen niet het predicaat krijgen dat ze extra aandacht nodig hebben. Een ouder heeft de
- 29 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
docent hierover ook gemaild. Daarbij is een opmerking gemaakt over hoe je materiaal voor
de betere leerling krijgt.
Het MT denkt over de effectiviteit dat het zal afhangen van de klas.
6) Zijn de resultaten toegenomen door de lessen vorm te geven volgens het ontwerpplan?
Twee docenten geven aan het hier mee eens te zijn. In een opmerking hierover schrijft een
docent, die met twee klassen volgens het ontwerpplan heeft gewerkt, dat de resultaten bij
één klas is toegenomen en bij de andere juist afgenomen. De groep van de
instructieonafhankelijke leerlingen had in die klas vooral minder gepresteerd dan voorheen.
Twee docenten hebben ingevuld dat deze vraag niet van toepassing is, omdat zij nog geen
toetsen hebben afgenomen. Een docent maakt daarbij de opmerking dat die zich kan
voorstellen dat de resultaten omhoog gaan, omdat leerlingen door het werken volgens het
ontwerpplan echt gezien worden door de docent. Dit kan motiverend werken en tot
verbeterde resultaten leiden. Een valkuil kan zijn dat leerlingen die bij voorgaande
hoofdstukken goed gepresteerd hebben, bij andere onderwerpen meer moeite hebben,
maar minder mee (hoeven te) doen met de uitleg. Deze leerlingen dienen door de docent
scherp in de gaten te orden gehouden.
7) Blijven de docenten werken volgens de aangeboden structuur in het ontwerpplan?
Twee docenten geven aan dat ze het met deze stelling eens zijn en twee docenten geven aan
dat ze het helemaal eens zijn met deze stelling.
8) Weten de leerlingen in welke instructiegroep (groep 1 instructieafhankelijke, groep 2
instructiegevoelige en groep 3 instructieonafhankelijk) ze zitten?
Alle leerlingen hebben ingevuld in welke groep ze zitten.
9) Ervaren de leerlingen dat er gestructureerd les wordt gegeven en hulp wordt geboden?
Alle leerlingen geven aan dat de docent duidelijk aan het begin van de les wordt verteld wat
ze in de les gaan doen. Het doel wordt genoemd volgens de alle leerlingen uit groep en groep
3. Volgens 12% van de leerlingen uit groep 2 gebeurt dit niet.
Een terugblik op de vorige les vindt plaats volgens 93% uit groep 1, 76% uit groep 2 en 69%
uit groep 3.
Voor 100% van de leerlingen uit groep1 is het duidelijk wanneer zij geen hulp kunnen krijgen
van de docent. Bij groep 2 is dit 88% en bij groep 3 is dit voor 92% van de leerlingen duidelijk.
Van groep 1 weet 100% van de leerlingen wat ze moeten doen als ze klaar zijn. Van groep 2
weet 83% dit en van groep 3 weet 92% dit.
Volgens 47% van groep 1, 46% van groep 2 en ook 46% van groep 3 wordt de les afgesloten
met een vraag of opdracht over het behandelde onderwerp.
10) Ervaren de leerlingen dat er meer rekening wordt gehouden met onderlinge verschillen?
Van groep 1 is het voor 100% van de leerlingen duidelijk welke opdrachten ze moeten
maken. Bij groep 2 is dit 95% en voor 69% van de leerlingen uit groep 3 is duidelijk welke
opdrachten ze moeten maken. Van groep 3 geeft 77% aan dat zij werken volgens een planner
en 69% uit deze groep geeft aan dat zij ‘compacten’ en andere opdrachten maken die meer
uitdagend zijn en de wiskunde interessanter maken. In een opmerking door een leerling
wordt gezegd dat ze het fijn vindt dat ze niet altijd met de uitleg hoeft mee te doen.
- 30 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
5.4
conclusies
In dit onderzoek is onderzocht wat de docenten op Het Slatink nodig hebben om het gedifferentieerd
werken binnen hun wiskundeles verder te ontwikkelen. Door het beantwoorden van de deelvragen
kan een conclusie getrokken worden of het ontwerpplan daartoe heeft bijgedragen en daarmee
wordt een antwoord gegeven op de hoofdvraag: ‘Wat hebben de docenten wiskunde op Het Slatink
nodig om gedifferentieerd werken binnen hun wiskundelessen verder te ontwikkelen?
Het ontwerpplan is voor de docenten duidelijk en gestructureerd. De docenten die de
vragenlijst hebben ingevuld zeggen dat het ontwerpplan hen helpt om op een gestructureerde
manier te differentiëren naar instructie en leerstof. Eén docent geeft aan dat vanwege onrust in de
klas het ontwerpplan niet is gebruikt. Een voorwaarde om tot gestructureerd differentiëren te
komen lijkt een goed klassenmanagement te zijn. Dit kwam ook naar voren in zowel de
praktijkverkenning als de literatuurverkenning van dit onderzoek. Ook meer ervaren docenten en het
MT geven aan dat niet iedere klas geschikt zal zijn om te werken volgens het ontwerpplan. Daarnaast
wordt vermeld dat het lastig is om leerstof voor de betere leerling te verzamelen. In de
sectievergaderingen zal hier verder over gesproken moeten worden.
Wat wel duidelijk is, is dat de verschillende fasen van de les en ‘De vijf rollen van de leraar’
goed naar voren komen en helpen om tot gestructureerd differentiëren te komen. Daarbij lijkt het
voor alle groepen leerlingen duidelijk hoe de les er voor hen uitziet, of de docent de klas nu in drie of
in twee groepen heeft ingedeeld. Uit de vragenlijst voor de leerlingen komt ook naar voren dat de
verschillende fasen in de les merkbaar zijn, al wordt de les niet altijd afgesloten met een evaluatie
(ongeveer 50% van alle leerlingen geeft dit aan). Voor alle leerlingen is het duidelijk in welke groep ze
zitten en in de meeste gevallen weten zij ook wanneer zij wel/geen hulp/uitleg kunnen krijgen van de
docent.
Docenten kunnen over het algemeen niet zeggen of door te werken volgens het ontwerpplan
de leerlingen effectiever werken en betere resultaten halen. Hiervoor moet langer en meer
onderzoek gedaan worden. Wel geven zij allen aan dat ze blijven werken volgens de aangeboden
structuur van het ontwerpplan. Het ontwerpplan stimuleert hen om bewust met differentiatie bezig
te zijn. Het ontwerpplan lijkt dan ook voor het grootste deel van de docenten een antwoord te zijn
op de hoofdvraag: ‘Wat hebben de docenten wiskunde op Het Slatink nodig om gedifferentieerd
werken binnen hun wiskundelessen verder te ontwikkelen?’ Hier moet wel bij vermeld worden dat
het uitgebreid uittesten en het doorontwikkelen van het ontwerpplan meer tijd vraagt dan dat nu
met één hoofdstuk uit de wiskundemethode is uitgetest.
- 31 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Hoofdstuk 6 Overdracht en evaluatie
6.1
Opzet overdracht en evaluatie
Met de opdrachtgever van de school, tevens docentcoach en wiskundedocent, wordt een gesprek
gehouden over het ontwerpplan. In dit gesprek vindt de overdracht en evaluatie plaats. Omdat het
gesprek in de laatste week voor de kerstvakantie plaatsvindt, is er gekozen om dit gesprek alleen te
laten plaatsvinden met de opdrachtgever. De sectie wiskunde komt deze laatste week voor de
vakantie niet meer bij elkaar. Daarbij hebben de collega’s hun bevindingen over het ontwerpplan al
uitgebreid gegeven, zoals te zien is in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 van dit onderzoek. Ook de
opdrachtgever heeft als docent wiskunde zijn bijdrage geleverd aan hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5.
In het kort zullen de stappen van probleem, verkenning, ontwerp, product en
evaluatieonderzoek in de praktijk worden doorlopen. Omdat de opdrachtgever nauw bij het
onderzoek betrokken is geweest en er regelmatig overleg heeft plaatsgevonden, zal het gesprek
voornamelijk gaan over welke verbeterpunten er aan het ontwerpplan zijn en welke sterke punten er
genoemd kunnen worden t.a.v. het ontwerpplan. Daarnaast wordt er gekeken hoe kunnen we
vervolg kunnen geven aan de ontwikkeling t.a.v. differentiëren met de sectie wiskunde na afloop van
dit onderzoek (Zie bijlage 6A: gespreksleidraad evaluatie).
Met de sectie wiskunde zal na de kerstvakantie het ontwerpplan en de uitkomst van de
verbeterpunten en punten ter discussie worden besproken. De interesse is bij de collega’s al gewekt,
doordat ze tijdens het onderzoek werden bevraagd en geïnformeerd. Daarbij hebben ze al gewerkt
met het ontwerpplan en zijn hun bevindingen in de resultaten en conclusies meegenomen.
6.2
Resultaten
De grootst mogelijke winst die het onderzoek heeft voortgebracht is het enthousiasme bij de
collega’s wiskunde om (weer) met differentiatie aan het werk te gaan. Nu op een bewuste,
gestructureerde manier. Door in sectievergaderingen het verloop van het onderzoek te bespreken en
daarbij bevindingen uit de praktijk- en literatuurverkenning aan elkaar te koppelen, worden collega’s
meegenomen in het proces. Daardoor is het niet alleen een onderzoek dat plaats heeft gevonden,
maar is het een onderwerp geworden dat bij de hele sectie wiskunde is gaan leven. Collega’s hebben
actief meegedacht en hebben hun input gegeven. Het is belangrijk dat voor iedereen de materie
behapbaar blijft en het enthousiasme behouden. Daarom is er de keuze gemaakt om te beginnen
met differentiëren naar instructie en leerstof.
Als sterke kanten van het product wordt genoemd dat het duidelijk en goed leesbaar is. Het
is gestructureerd en goed toe te passen in de lessen. Het motiveert en stimuleert om het
differentiëren bewust aan te pakken. Hierbij word je gedwongen om goed na te denken over het
verloop van de les. Het is duidelijk wanneer je welke groep kunt bedienen. Er is meer aandacht voor
de betere leerling. Het ontwerpplan geeft duidelijk aan welke voorbereidingen je moet treffen voor
een les. Daarbij zijn alle rollen van de docent in de verschillende fasen van de les goed zichtbaar.
Wanneer het ontwerpplan goed wordt toegepast, geeft dit veel duidelijkheid voor de leerlingen. Zij
weten wat hen te wachten staat, wat er in de les gaat gebeuren, wanneer ze geholpen worden en
wat er van ze verwacht wordt.
Als zwak punt wordt genoemd dat bij minder ervaring in het onderwijs de stap te groot kan
zijn om te werken volgens het ontwerpplan. Het klassenmanagement moet goed op orde zijn. Ook
wordt onrust bij verschillende klassen als een belemmering gezien om te werken volgens het
ontwerpplan. Het zal niet voor elke klas en niveau geschikt zijn en zal daar misschien op moeten
worden aangepast. Dit kan in de loop van de tijd verder bekeken worden.
Om het ontwerpplan goed uit te voeren wordt er een goede voorbereiding van de docent
gevraagd. Dit kost veel tijd. Aan de andere kant zal de ervaring die er wordt opgedaan waarschijnlijk
- 32 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
meer rust brengen, omdat aan meerder leerlingen de juiste aandacht kan worden besteed. Hier
wordt in het ontwerpplan bewust tijd voor ingebouwd.
(Zie bijlage 6B: Uitwerking evaluatiegesprek)
6.3
Discussie en aanbevelingen
In het evaluatiegesprek dat plaatsvond met de opdrachtgever is er gesproken over wat er nodig is om
het ontwerpplan verder te ontwikkelen, verder te implementeren en te continueren. Samen met de
punten die als zwak zijn benoemd in bovenstaande paragraaf worden er een aantal punten genoemd
die tot discussie en aanbevelingen zullen leiden.
Punten ter discussie:
- In hoeverre is het ontwerpplan aan te passen zodat in zoveel mogelijk klassen gewerkt kan
worden met het ontwerpplan?
- Hoe kan begeleiding gecreëerd worden om klassenmanagement op orde te krijgen, zodat dit
geen belemmering hoeft te zijn om te komen tot gestructureerd differentiëren naar leerstof
en instructie?
- Is het ontwerpplan toe te passen ook op lagere niveaus? Zijn hier kortere
instructiemomenten en feedbackmomenten bij nodig?
Aanbevelingen:
Om het enthousiasme bij de collega’s te behouden, is het belangrijk dat er regelmatig
gesproken wordt over het differentiëren tijdens de sectievergaderingen.
- Eén persoon zal als voortrekker zich verder verdiepen in de materie rond differentiëren en
zal zorgen dat dit punt regelmatig op de agenda staat. Hierdoor zal de ingeslagen weg verder
ontwikkeld worden en
- Mogelijkheid creëren om van elkaar te leren en daarbij bij elkaar in de klas te kunnen kijken.
- Begeleiding van nieuwe en/of onervaren docenten.
- Materiaal voor de betere leerling en/of een methode die meer aansluit bij verschillen van
leerlingen.
- Resultaten gedurende langere tijd bijhouden en evalueren om te kijken of het differentiëren
bijdraagt aan betere resultaten.
- 33 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Literatuur
Berben, M., & Van Teeseling, M. (2015, 4e dr.). Differentëren is te leren! Omgaan met verschillen in
het voortgezet onderwijs. Amersfoort: CPS.
Boer, E., Hessing, de, R., Loeffen, E., & Veltman, H. (2013). Opbrengstgericht differentiëren voortgezet
onderwijs. Handreiking voor docenten. 's Hertogenbosch: KPC Groep.
Bokser, D. R. (2005, januari 11). De grenzen van gedifferentieerd onderwijs. Rede uitgesproken bij de
aanvaarding van het ambt van hoogleraar theoretische en vergelijkende onderwijskunde en
het onderwijsonderzoek. Groningen.
Couberghs, C., Cools, W., de Martelaar, K., & Stuyven, K. (2013). Binnenklasdifferentiatie, Leerkansen
voor alle leerlingen. Leuven: Acco.
Donk, C. v., & Van Lanen, B. (2013). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2013). Effectief leren, Basisboek. Groningen/Houten: Noordhoff
Uitgevers.
Geerligs, T., & Veen Van der, T. (2010, 14e dr.). Lesgeven en zelfstndig leren. Assen: Van Gorcum.
Geerts, W., & Van Kralingen, R. (2012, 3e dr.). Handboek voor leraren. Bussum: Cohinho.
Leenders, Y., Naafs, F., & van den Oord, I. (2002). Effectieve instructie: Leren lesgeven met het
activerende directe instructiemodel. Amersfoort: CPS.
Reichard, L., Dijkhuis, J., Admiraal, C., Vaarwerk, te , J., Verbeek, J., Jong, de, G., . . . Hiele, R. (2012).
Getal en Ruimte 1VMBO-KGT, tiende editie. Goningen: Noordhoff Uitgevers.
Slooter, M. (2014). De vijf rollen van de leraar. Amersfoort: CPS.
Websites:
-
Amsing, M., & Mathijssen, B. (2013). Omgaan met verschillen in het voortgezet onderwijs.
Onderzoek naar de toepassing van differentiatie van instructie in de regulier lespraktijk van
docenten. Geraadpleegd op 16 oktober 2016 via KPC Groep: http://www.kpcgroep.nl/kpcgroep/publicaties/opbrengstgericht-differentieren-vo.aspx
-
Kerpel, A. (2014). Differentiatie. Geraadpleegd op 15 oktober2016 via http://wijleren.nl/differentiatie-uitleg.php
-
Kerpel, A. (2014). Effectieve instructie met het Effectieve instructiemodel. Geraadpleegd op 9
november 2016 via http://wij-leren.nl/directe-instructie-model.php
-
Onderwijsinspectie. (2016, maart 17). Onderzoek naar kwaliteitsverbetering. Geraadpleegd
op
2 oktober 2016 via https://zoekscholen.onderwijsinspectie.nl/zoek-envergelijk/sector/vo/onderwijssoort/vmbo+k/id/7685?redir.
-
SLO (2016). Differentiatie. Opgehaald van Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling.
Geraadpleegd op 15 oktober 2016 via
http://www.slo.nl/primair/themas/jongekind/lexicon/Differentiatie/
- 34 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-
SLO (2016). Passend onderwijs. Opgehaald van Nationaal Expertisecentrum
Leerplanontwikkeling.
Geraadpleegd op 24 oktober 2016 via
http://passendonderwijsaanbod.slo.nl/organisatie/instructie/banende/
-
Valk, T. v. (2014). Exellentie en differentiëren. Opgehaald van School aan zet. Geraadpleegd
op 24 oktober 2016 via
http://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/307428/Excellentie_en_Differentiatie_w
ebversie.pdf?sequence=1
-
Verdoorn, M. (2014). Differentiëren volgens drie cyclische processen. Opgehaald van .
Geraadpleegd op 28 oktober 2016 via http://wij-leren.nl/differentiatie-cyclus.php
- 35 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bijlagen
Bijlage 2A: Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning
Bijlage 2A.1 vragenlijst docenten wiskunde
Vragenlijst docenten wiskunde: ‘Differentiëren in de wiskundeles’.
1) Wat is volgens jou gedifferentieerd lesgeven?
2) Geef jij zelf gedifferentieerd les? Zo ja, kun je benoemen hoe je dit doet?
3) Kun je enkele vormen noemen waarop je binnen je les kunt differentiëren?
4) Maak je zelf gebruik van deze verschillende vormen? Zo ja, welke? Kun je hiervan een
voorbeeld noemen?
5) Doen alle leerlingen altijd mee met de klassikale instructie? Zo nee, wie bepaalt of de
leerling wel/niet meedoet?
6) Kun je voordelen opnoemen van gedifferentieerd werken?
7) Denk je dat differentiëren betere leerresultaten zal opleveren? Leg uit waarom wel/niet.
8) Zijn er belemmeringen voor het gedifferentieerd werken binnen je les? Zo ja, welke?
9) Heb je (ooit) scholing gehad rond het thema differentiëren? Zo ja, in welke vorm?
10) Zijn er volgens jou vaste afspraken over het gedifferentieerd werken op Het Slatink? Zo
ja, benoem deze.
11) Wat zou je nodig hebben om het gedifferentieerd lesgeven in je klas (verder) te
ontwikkelen? Wat zijn jouw ondersteuningsbehoeften betreffende het differentiëren in
de klas?
- 36 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bijlage 2A.2 Leidraad interview MT
Leidraad interview MT van Het Slatink (Teamleider Kader/Mavo)
1) Wat is volgens MT gedifferentieerd lesgeven?
2) Wat voor belang hecht het MT aan gedifferentieerd lesgeven?
3) Heeft het MT een eenduidig beeld van hoe een gedifferentieerde les eruit moet zien?
4) Is dit beeld gebaseerd n.a.v. een bepaalde theorie?
5) Welke vormen van gedifferentieerd werken kom je tegen tijdens lesobservaties?
6) Wat wordt er door het MT verwacht t.a.v. gedifferentieerd werken van docenten?
7) Zijn er duidelijke afspraken rond gedifferentieerd werken op Het Slatink?
Zo ja, zijn deze bij alle collega’s bekend?
8) Hoe worden docenten begeleid/gestimuleerd t.a.v. gedifferentieerd werken binnen de
les?
9) Heeft het MT het idee dat dit onderwerp leeft bij de docenten?
10) Zijn er belemmeringen volgens het MT voor het (verder) ontwikkelen van
gedifferentieerd werken binnen de les?
11) Welke behoeften zijn er vanuit het MT om het differentiëren (verder) te ontwikkelen
- 37 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bijlage 2A.3 Vragenlijst leerlingen
Vragen leerlingen 1 kader/mavo over gedifferentieerd werken op de
basisschool
Vragen over de rekenles op de basisschool:
1) Vond je rekenen moeilijk op de basisschool? Ja/soms/nee
2) Kreeg je extra uitleg bij rekenen in bijvoorbeeld een instructiegroepje? Ja/soms/nee
3) Moest je altijd meedoen met de uitleg van een nieuwe les? Ja/soms/nee
4) Werd je ingedeeld in een groep, zodat je wist of je extra uitleg zou krijgen of dat je door
mocht werken of ander of extra werk kon maken? Ja/nee
5) Als je in groepen werd ingedeeld, hoe werden deze groepen dan genoemd?
…………………………………………………………………………………………………………………
6) Werkte je met een dagtaak, weektaak, taakbrief of planner? Ja/nee
Zo ja, vul ook vraag 7 in.
7) Wat stond er in deze dagtaak/weektaak/taakbrief of planner? Beschrijf dit kort.
………………………………………………………………………………………………………………………….
- 38 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bijlage 2B Geordende gegevens praktijkverkenning
Bijlage 2B.1: Uitwerkingen vragenlijst docenten wiskunde
1)
-
-
Wat is volgens jou gedifferentieerd lesgeven?
Iedere leerling op zijn eigen niveau lesgeven
Rekening houden met verschillen
Lesgeven waarbij je aan meerdere onderdelen / meerdere groepjes in dezelfde les bezig
bent
Lesgeven op verschillende (minimaal 3 niveaus)
Verschillend niveau verschillend lesgeven
Werken met verschillende werkvormen. Werken met verschillende groepen Bijv. 3
groepen. Een groep kan na de instructie meteen aan de gang. Een andere groep heeft
een tweede instructie nodig. En dan houdt de docent nog een groepje over die ondanks
twee instructies nog niet aan het werk kan gaan. De docent kan dan met een klein
groepje met deze leerlingen verder
Rekening houden met verschillen, m.n. in niveau, maar ook werktempo, concentratie
2) Geef jij zelf gedifferentieerd les? Zo ja, kun je benoemen hoe je dit doet?
- Ja, eerst klassikale uitleg, dan leerlingen helpen die het niet begrepen hebben. Soms
bijles op uitnodiging buiten de les om.
- Soms, in ieder geval elke les wel groepje die problemen hebben met enkele opgaven
- Tot op zekere hoogte wel. Ik maak gebruik van verlengde instructie
- De achterlopende leerlingen geef ik extra uitleg. Voor de hardlopers extra en ander
niveau sommen.
- Ja, ik werk met verschillende groepen. Soms geef ik eerst theorie/instructie om nadien
huiswerk te bespreken. Soms krijgt een zwakke leerling meer aandacht door verlengde
instructie.. Wie geen vragen heeft kan dan binnen de les verder werken.
- Weinig. Af en toe krijgt een leerling die extra werk heeft op hoger niveau en soms is er
de mogelijkheid om rekening te houden met verschillende type leerlingen. Helaas is de
tijd en ruimte er lang niet altijd om te kunnen differentiëren.
3)
-
Kun je enkele vormen noemen waarop je binnen je les kunt differentiëren?
Leerlingen extra helpen die iets niet hebben begrepen
Lesstof en interesse
Verlengde instructie, goede leerlingen sneller aan het werk, extra/uitdagend werk
Uitleg en aangeboden werk, Onderlinge samenwerking
Verschillende werkvormen, verschillende groepen die meer/minder instructie nodig
hebben
Niveau, werktempo, concentratie, verschillende leerstijlen van leerlingen
4) Maak je zelf gebruik van deze verschillende vormen? Zo ja, welke? Kun je hiervan een
voorbeeld noemen?
- Ik geef leerlingen die meer aankunnen en misschien door willen naar de Havo extra
uitleg wat met dat onderwerp te maken heeft
- Lesstof
- Verlengde instructie, extra/uitdagend werk/goede leerlingen sneller aan het werk zetten
- Ja, extra werk de hardlopers voor. Een voorloper een achterloper laten helpen
- 39 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-
-
Ik varieer in werkvormen. Een gezamenlijke opdracht met een tijdslimiet. Een extra
instructie voor de leerling die het onderwerp lastig vindt. Een diagnostische oefentoets
om de leerling te laten ervaren welk onderwerp ze wel/niet beheersen
Weinig, soms krijgt zwakke leerling meer aandacht door verlengde instructie. Soms is er
een leerling die extra werk heeft op hoger niveau. Soms is er tijd/ruimte om met
verschillende type leerlingen rekening te houden. Helaas is die tijd en ruimte lang niet
voldoende om te kunnen differentiëren. Voor een toets geef ik extra bijles en de toets
wordt ook altijd uitgelegd. Een leerling die op hoger niveau extra werkt, krijgt ook een
extra cijfer voor die toets.
5) Doen alle leerlingen altijd mee met de klassikale instructie? Zo nee, wie bepaalt of de
leerling wel/niet meedoet?
-
-
-
Ik bepaal dat we klassikaal beginnen en dat iedereen meedoet. Ik bepaal ook wanneer
leerlingen die het al begrijpen aan het werk mogen en verder dan niet mee hoeven te
doen met de klassikale instructie, maar zelfstadig aan het werk kunnen.
- Ook dat varieert. Soms wil ik dat iedereen meedoet, dan kan ik iedereen bevragen.
Maak dan soms ook handig gebruik van een leerling die het wel snapt. Een andere keer
geef ik de leerling de vrijheid o zelf te bepalen of ze de instructie moeten volgen. Wel
houd ik een vinger aan de pols bij leerlingen die er qua cijfer slecht voor staan
Nee, de leerlingen zelf. Voor zover ik kan bepalen wil ik dat iedereen mee doet aan de
klassikale instructie
Iedereen doet het eerste deel mee. Ik bepaal wie er mee doet aan de Verlengde
Instructie
Ja
Hoop ik wel, anders dwing ik door met strafwerk te dreigen of te geven als diegene door
blijft praten
6) Kun je voordelen opnoemen van gedifferentieerd werken?
- Ja, de les heeft meer afwisseling. In de les kan de ‘slimme leerling’ doorwerken
- Voor de zwakke en sterke leerling is het een voordeel om gedifferentieerd te kunnen
werken. De zwakke leerlingen kun je waar nodig extra helpen om het gemiddelde niveau
te bereiken en de sterkere leerlingen krijgen extra uitdaging en verdieping op eigen
niveau. Hierdoor zijn de succeservaringen en motivatie van de leerlingen hoger
- Leerlingen op eigen niveau bedienen, verveling voorkomen, leerlingen die minder goed
mee kunnen komen zelfvertrouwen geven. Snelle leerlingen kunnen instructie sneller
loslaten en kunnen zich verrijken
- Iedereen op zijn eigen niveau/ interesse
- Meer aandacht voor de zwakkeren en beter leerlingen besteden tijd beter
- Leerling wordt op maat bediend. Minder kans op verveling en betere benutting van de
mogelijkheden van de leerling
7) Denk je dat differentiëren betere leerresultaten zal opleveren? Leg uit waarom wel/niet.
- Ja, met verschillende werkvormen houd je de les aantrekkelijk. Daardoor zou je de
motivatie kunnen behouden en dat kan betere resultaten opleveren
- Wanneer er genoeg tijd en ruimte is om consequent te kunnen differentiëren denk ik
wel dat motivatie en succeservaringen van leerlingen hoger wordt en hierdoor ook de
leerresultaten
- Ik weet het niet zeker. De differentiatie zegt nog niet dat de leerling beter presteert.
Voor de achterblijvers is de kans groter dan voor de hardlopers
- Jazeker. Verveling voorkomen en leerlingen die minder goed mee kunnen komen krijgen
zelfvertrouwen
- 40 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-
Misschien dankzij die interesse
Als de omstandigheden zoals structuur en klimaat goed zijn en als je weet hoe je goed
kunt differentiëren, wel ja
8) Zijn er belemmeringen voor het gedifferentieerd werken binnen je les? Zo ja, welke?
- Vanwege het type leerling en grote klassen waarmee wij werken is het wel moeilijk om
goed en vooral consequent te differentiëren. Ik weet niet zo goed hoe ik differentiëren
praktisch moet aanpakken.
- De wel/niet aanwezige rust. De wel/ niet aanwezige wil tot samenwerken
- Docent moet een goede voorbereiding hebben gedaan om de les tot een succes te
maken
- Ja, klasgrootte, daardoor minder ruimte om lastige leerlingen apart te zetten en teveel
leerlingen die je moet bedienen.
- Onrust. Leerlingen hebben er niet allemaal zin in. Daarbij weet ik zelf niet hoe ik het
differentiëren vorm kan geven binnen de les om iedereen genoeg te bedienen
- Gedragsproblemen bij leerlingen. Dit vraagt veel tijd en aandacht. Weet ook te weinig
van hoe ik differentiëren praktisch kan uitvoeren.
9)
-
Heb je (ooit) scholing gehad rond het thema differentiëren? Zo ja, in welke vorm?
Ja, PABO-achtergrond
Ja, cursussen
Ja, interne cursus hier op school, maar dat is al weer lang geleden
Ja, klassikaal, weet er niet al te veel meer van
Ja, tijdens mijn PABO-opleiding is hier aandacht aan besteed
Ja, een beetje, maar is te weinig onderhouden of aandacht aan gegeven
10) Zijn er volgens jou vaste afspraken over het gedifferentieerd werken op Het Slatink? Zo
ja, benoem deze.
- Geen vaste afspraken, maar wel dat van iedereen verwacht wordt om gedifferentieerd
les te geven. Kijken bij elkaar om tips en tricks te leren
- Naar eigen invulling van de docent. Het is weleens benoemd, maar zover ik weet zijn er
geen vaste afspraken voor.
- Er wordt aangegeven dat je het moet doen
- Niet dat ik weet
- Nee
- Nee
11) Wat zou je nodig hebben om het gedifferentieerd lesgeven in je klas (verder) te
ontwikkelen? Wat zijn jouw ondersteuningsbehoeften betreffende het differentiëren in
de klas?
- Een schoolbrede aanpak waar leerlingen gewend aan kunnen raken. Een opzet waarin je
de differentiatie binnen je les vorm kan geven
- Jouw plan???
- Ik ben aan het afbouwen voor zover dat mogelijk is in het onderwijs. Sta voor
vernieuwingen niet meer zo open
- De mogelijkheid om bij andere docenten te kijken. Voorlichting hoe je in de praktijk
werkelijk kunt differentiëren.
- Door het passend onderwijs zijn er veel verschillende type leerlingen en dus ook veel
verschillende behoeften. De klassen zijn groot, om vervolgens ook nog altijd goed te
kunnen differentiëren binnen een lesuur, val dan niet mee
- 41 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-
Een methode waarin extra en aanvullende opdrachten staan. Rust in de klas en
leerlingen die gewend zijn om zelfstandig te werken, zodat je aandacht kunt verleggen
van de klas naar een groep
- 42 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bijlage 2B.2 Uitwerkingen interview MT van Het Slatink (teamleider
Kader/Mavo)
1) Wat is volgens MT gedifferentieerd lesgeven?
- Binnen het lesuur rekening houden met verschillende niveaus. Verlengde instructie
geven en verrijking aan de groep die meer aan kan. Daarbij is het de kunst om de
middengroep niet te vergeten.
2) Wat voor belang hecht het MT aan gedifferentieerd lesgeven?
- Groot belang, met in het achterhoofd dat het pedagogisch klimaat en didactisch
handelen voldoende is. Pas nu is hier ruimte voor om aan te werken. Uiteindelijk doel is
om bovengemiddeld te presteren.
3) Heeft het MT een eenduidig beeld van hoe een gedifferentieerde les eruit moet zien?
- Nee, kan per vak erg verschillen. Vanuit de vaksecties dit thema ontwikkelen en als een
olievlek laten uitvloeien binnen de school. De extra hulplessen, die nu buiten de gewone
lessen vallen kunnen binnen de les worden opgevangen.
4) Is dit beeld gebaseerd n.a.v. een bepaalde theorie?
- Nee, zover zijn we nog niet
5) Welke vormen van gedifferentieerd werken kom je tegen tijdens lesobservaties?
- Verlengde instructie, meervoudige intelligentie. Eigenlijk nog heel weinig. Geen vaste
structuur in de differentiatie.
6) Wat wordt er door het MT verwacht t.a.v. gedifferentieerd werken van docenten?
- Er wordt verwacht dat leerkrachten zoveel mogelijk gedifferentieerd werken binnen de
les, maar dit is nog een speerpunt en moet nog worden ontwikkeld. Het is de bedoeling
dat dit binnen de vaksecties ontwikkeld wordt en dat deze de verbinding met elkaar
zoeken en zoals een olievlek uitsmeert.
7) Zijn er duidelijke afspraken rond gedifferentieerd werken op Het Slatink?
Zo ja, zijn deze bij alle collega’s bekend?
- Nee. Een enkele sectie is hier mee bezig (Nederlands), maar er zijn nog geen eisen rond
gedifferentieerd werken
8) Hoe worden docenten begeleid/gestimuleerd t.a.v. gedifferentieerd werken binnen de
les?
- De docent-coaches geven tips. N.a.v. lesbezoeken krijgen de docenten feedback
9) Heeft het MT het idee dat dit onderwerp leeft bij de docenten?
Ja, gezien de ontwikkelingen rond dit thema waar enkele collega’s mee bezig zijn binnen
hun sectie. Nee, gezien het lesgeven van alle dag, waarin dit nog te weinig voorkomt
10) Zijn er belemmeringen volgens het MT voor het (verder) ontwikkelen van
gedifferentieerd werken binnen de les?
- De belemmeringen waar we enkele jaren geleden mee te maken hadden, zijn zo
langzamerhand weg (zie inspectierapport (Onderwijsinspectie, 2016)). We moeten
zorgen voor borging van wat de school op dit vlak al bereikt heeft.
11) Welke behoeften zijn er vanuit het MT om het differentiëren (verder) te ontwikkelen
- Vooral heel veel feedback vanuit de secties. De secties moeten kritisch naar zichzelf
kijken. En vooral mensen die het voortouw (zoals hier en daar nu gebeurt) nemen en die
de anderen enthousiast maken.
- 43 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bijlage 2B.3 Uitwerkingen vragenlijst leerlingen
1) VOND JE REKENEN MOEILIJK OP DE
BASISSCHOOL?
ja, 18
nee, 48
soms, 29
2) KREEG JE EXTRA UITLEG IN BIJVOORBEELD
EEN INSTRUCTIEGROEPJE?
ja;16
soms, 14
nee, 65
3) MOEST JE ALTIJD MEEDOEN MET DE
UITLEG VAN EEN NIEUWE LES?
nee, 8
soms, 12
ja, 75
- 44 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
4) WERD JE INGEDEELD IN EEN GROEP, ZODAT
JE WIST OF JE EXTRA UITLEG ZOU KRIJGEN OF
DAT JE DOOR MOCHT WERKEN OF ANDER OF
EXTRA WERK KON MAKEN?
nee, 7
ja, 88
5)
Als je in groepen werd ingedeeld, hoe werden deze groepen dan
genoemd?
Reacties:
- 1 ster, 2 sterren of 3 sterren
- Met kleuren: rode, gele of blauwe groep
- Met tekens: driehoek, cirkel of vierkant
6) WERKTE JE MET EEN DAGTAAK,
WEEKTAAK, TAAKBRIEF OF PLANNER?
nee, 8
ja, 87
- 45 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
7) Wat stond er in deze dagtaak/weektaak/taakbrief of planner? Beschrijf dit kort. (87
leerlingen hebben dit ingevuld)
Reacties (samenvatting):
- Sommen die je moest maken die week. We hadden ook een weektaak voor taal.
- Wat je moest doen als je klaar was, bijvoorbeeld iets afmaken voor geschiedenis of
tekenen.
- Alles wat je moest doen die dag voor taal, rekenen, begrijpend lezen, geschiedenis en
aardrijkskunde en wat je kon gaan doen als je klaar was
- Alles wat je moest doen die week voor taal, rekenen, begrijpend lezen, geschiedenis
en aardrijkskunde en wat je kon gaan doen als je klaar was.
- Hier stond alles op wat je die week tijdens zelfstandige werkuren kon gaan doen,
zoals rekenen, taal, maar ook andere vakken.
- Als je iets af had, moest je het rondje voor die opdracht inkleuren.
- Als je in groep ‘2 **’ zat, moest je daar kijken wat je voor rekenen of taal moest doen
en dit maken.
Reacties enkele individuele gesprekjes als toelichting op vragenlijst:
- We hadden 3 groepen in de klas. Iedereen kreeg op dinsdag een weektaak. Daarop
stond wat je die week moest maken voor taal en rekenen en wat je moest doen als je
klaar was.
- Ik zat in de ‘1 ster groep’. Ik zat met rekenen in een groepje dat altijd extra uitleg
kreeg van de juf. Soms vond ik dat niet leuk.
- Ik zat in de ‘3 sterren’. Ik hoefde niet altijd mee te doen met de uitleg, maar mocht
doorwerken met de weektaak. Ik hoefde niet alles te maken uit het rekenboek. Dit
stond in de weektaak. Als ik het rekenboek af had, moest ik verder met rekenen uit
Plustaken. Dit was alleen voor de kinderen die in de ‘3 sterren’ zaten.
- Ik vond het fijn om in de rode groep te zitten, want dan kreeg je extra uitleg en hielp
juf je meer dan bij de andere groepen. Soms kwamen er leerlingen bij de rode groep
zitten die eigenlijk in de groene groep zaten. Zij wilden dan ook even extra uitleg,
omdat ze het niet zo goed snapten.
- Ik snapte altijd alles wel en moest dan soms heel lang wachten totdat ik mocht
beginnen. Daar baalde ik van.
- Op het bord stond wat je die dag of week allemaal moest doen voor alle vakken.
- 46 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bijlage 3A Het beroepsproduct
Bron: Opbrengstgericht differentiëren voortgezet onderwijs. KPC Groep (2013)
- 47 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Inhoud
Inleiding ............................................................................................................................................. - 49 Onderwerp ................................................................................................................................. - 49 Doelgroep .................................................................................................................................. - 49 Doel ............................................................................................................................................ - 49 Vorm .......................................................................................................................................... - 49 Wat gaat er aan de les vooraf? ......................................................................................................... - 50 Groepen ..................................................................................................................................... - 50 Klassenindeling .......................................................................................................................... - 50 Doel............................................................................................................................................ - 50 Afspraken................................................................................................................................... - 50 Leerstof ...................................................................................................................................... - 50 Alles duidelijk? ........................................................................................................................... - 51 Tot slot ....................................................................................................................................... - 51 Format (uitgebreid): differentiëren in de wiskundeles ...................................................................... - 52 Schematische weergave IGDI-model................................................................................................. - 55 Voorbeeldplanner voor instructieonafhankeljke leerlingen (groep 3) ............................................... - 56 Drie voorbeeldlessen volgens het format ‘Differentiëren in de wiskundeles’.................................. - 58 Literatuur ........................................................................................................................................... - 74 -
- 48 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Inleiding
‘Wat hebben de docenten wiskunde op Het Slatink nodig om gedifferentieerd werken binnen hun
wiskundelessen verder te ontwikkelen?’ Zo luidde de onderzoeksvraag van waaruit bijgaand
ontwerpplan is ontstaan. Na praktijkonderzoek zowel bij docenten, MT en leerlingen van Het Slatink,
als onderzoek vanuit de literatuur, is er een ontwerpplan tot stand gekomen dat antwoord geeft op
deze vraag. Bij het ontwerpplan wordt er gewerkt met het Interactieve Gedifferentieerde Directe
Instructiemodel (Berben & Van Teeseling, Differentëren is te leren! Omgaan met verschillen in het
voortgezet onderwijs, 2015). In dit model (IGDI-mod) bestaat de mogelijkheid tot differentiëren naar
instructie en leerstof.
Onderwerp
Het ontwerpplan over differentiëren in de wiskundeles is een praktisch format waarmee docenten
wiskunde hun les dusdanig vorm kunnen geven, dat zij een gestructureerde gedifferentieerde les
geven. Daarbij worden drie lessen volgens dit format uitgewerkt als voorbeeld.
Doelgroep
Het ontwerpplan voor het geven van een gedifferentieerde les is te gebruiken door alle docenten
wiskunde van Het Slatink. Omdat het MT wil bewerkstelligen dat vaksecties van elkaar leren en
elkaar motiveren en stimuleren ten aanzien van ontwikkelingen, is het mogelijk dat dit product wordt
besproken en gedeeld met andere secties
De drie uitgewerkte lessen als voorbeeld zijn gebaseerd op de methode ‘Getal en Ruimte 1 VMBOKGT’ (Reichard, et al., Getal en Ruimte 1VMBO-KGT, tiende editie, 2012). Andere docenten wiskunde
die hiermee ook les geven, kunnen deze lessen gebruiken.
Doel
Het product zal er aan bijdragen dat er een gestructureerde differentiatie plaatsvindt binnen de
wiskundeles. Docenten zullen meer bewust bezig zijn met het op maat bedienen van leerlingen die
meer instructie nodig hebben, maar ook met leerlingen die minder instructie nodig hebben en meer
verdieping aankunnen. De les zal zo verlopen dat de docent bewuster tijd plant om alle groepen te
bedienen. Hierbij ondervinden de leerlingen dat ze meer worden aangesproken op hun eigen niveau.
Leerlingen zullen daardoor meer gemotiveerd raken, wat ten goede komt aan de resultaten. Daarbij
verloopt de les volgens een gestructureerd model, dat zowel aan de docent, maar zeker ook aan de
leerling duidelijkheid biedt.
Vorm
Het ontwerpplan bestaat uit een praktisch schema waarin de fasen binnen het IGDI-model (Berben &
Van Teeseling, Differentëren is te leren! Omgaan met verschillen in het voortgezet onderwijs, 2015)
worden genoemd. Binnen dit format worden de verschillende fasen in de les per groep
(instructieafhankelijke- , instructiegevoelige- en instructieonafhankelijke groep) zichtbaar. Hierin
wordt duidelijk gemaakt wanneer de docent welke fase per groep doorloopt. Hier wordt een globale
tijdsplanning per les bij gezet om te voorkomen dat bijvoorbeeld te lang stil wordt gestaan bij de
instructieafhankelijke groep, terwijl ook de instructiegevoelige- en instructieonafhankelijke groep
recht hebben op aandacht en hulp. Daarnaast wordt er in dit schema genoemd waar ‘De vijf rollen
van de leraar’ (Slooter, 2014) zich voordoen. Naast een uitgebreid schema, met meer uitleg, is er een
beknopter schema waar alleen in hoofdlijnen de lesindeling staat, zoals die kan plaatsvinden tijdens
een gedifferentieerde les.
Als voorbeeld zijn er drie lessen uitgewerkt volgens dit schema voor klas 1 kader/mavo. Voor de
instructieonafhankelijke groep is er een voorbeeldplanner gemaakt bij de drie lessen. In deze planner
zal compacte stof staan met daarbij verrijkende opdrachten.
- 49 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Zowel de schema’s, drie voorbeeldlessen, planner als handleiding worden digitaal opgeslagen in de
map van de wiskundesectie, zodat alle docenten wiskunde hierbij kunnen. Daarnaast zal iedere
docent wiskunde een papieren exemplaar ontvangen.
Wat gaat er aan de les vooraf?
Groepen
De klas wordt in drie groepen verdeeld:
1. ‘Instructieafhankelijke’ groep (Hierna te noemen: groep 1). Dit zijn de leerlingen die moeite
hebben om zonder extra hulp het lesdoel te behalen. Zij hebben extra begeleiding nodig van
de docent.
2. ‘Instructiegevoelige’ leerlingen (hierna te noemen: groep 2). Dit zijn de leerlingen die na een
instructie zelfstandig verder kunnen werken.
3. ‘Instructieonafhankelijke leerlingen’ (hierna te noemen: groep 3). Deze leerlingen hebben
minder/geen behoefte aan instructie. Zij beheersen de lesstof vlot en/of kunnen zelfstandig
werken. Zij hebben vaak behoefte aan meer verdiepingsstof.
(Berben & Van Teeseling, Differentëren is te leren! Omgaan met verschillen in het voortgezet
onderwijs, 2015)
De groepen kunnen ingedeeld worden naar aanleiding van prestaties, observaties en gesprekken met
leerlingen. Zorg dat het voor iedere leerling duidelijk is in welke groep die zit. Deze groepen kunnen
wisselen in samenstelling. Er kunnen bijvoorbeeld nieuwe groepen gemaakt worden n.a.v. nieuwe
prestaties, observaties en gesprekken met leerlingen.
Klassenindeling
Plaats de leerlingen uit groep 1 vooraan bij elkaar, zodat deze groep al bij elkaar zit als er verlengde
instructie kan plaatsvinden. Als er genoeg ruimte in het lokaal is kan er een instructiegroep gevormd
worden, waar de leerlingen kunnen gaan zitten zodra de verlengde instructie plaatsvindt. Groep 2 en
groep 3 kunnen door elkaar zitten, maar mogen ook als groep bij elkaar geplaatst zodat ze beter
kunnen samenwerken.
Doel
Stel per les heldere en duidelijke (minimum) doelen. Zorg dat deze zichtbaar zijn voor de leerlingen.
Bedenk daarbij wat voor leerstof voor alle leerlingen belangrijk is. Doelen kunnen per instructiegroep
verschillen.
Afspraken
Zorg dat het programma voor iedereen duidelijk is. Zet dit op het bord/scherm/papier. Maak
duidelijke afspraken hoe de les verloopt en vertel wat jij als docent doet. Denk daarbij aan wanneer
leerlingen wel/niet jouw hulp mogen inroepen. Wanneer moeten leerlingen stil werken en hoelang?
Wanneer mogen ze met elkaar overleggen?
Denk na over wanneer je elke groep aandacht kunt geven. Als je een vaste route loopt door de klas,
weten leerlingen wanneer ze hulp kunnen krijgen. Over het algemeen zal dit plaats kunnen vinden na
de verlengde instructie.
Leerstof
Bedenk wat de drie groepen moeten gaan doen. Groep 1 zal wellicht herhalingsopgaven moeten
maken, terwijl groep 3 extra uitdagende opdrachten kan maken.
- 50 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Groep 3 zal niet altijd met de instructie mee hoeven te doen. Ook zullen zij niet alle leerstof hoeven
te maken die de andere groepen wel maakt. Bekijk welke opdrachten deze groep moet maken en
welke opdrachten onnodige herhalingsopdrachten voor hen zijn, het zogenaamde ‘compacten’.
Daarnaast hebben zij uitdagender opdrachten nodig. Deze opdrachten kunnen in een planner aan
groep 3 worden uitgedeeld. In het ontwerpplan staat een voorbeeldplanner.
Alles duidelijk?
Bedenk of alles duidelijk is voor de leerlingen.
Weten de leerlingen:
 Wat ze moeten doen?

Hoe ze het moeten doen?

Hoe lang ze de tijd hebben?

Welke hulp ze kunnen krijgen en op welk moment?

Wat moeten ze doen als ze klaar zijn?
Deze complete instructie (Berben & Van Teeseling, Differentëren is te leren! Omgaan met verschillen
in het voortgezet onderwijs, 2015) wordt het liefst zowel mondeling als op het bord/scherm/papier
weergegeven.
Tot slot
Het werken in drie groepen is een middel om tot differentiëren te komen en geen doel op zich. Je
kunt er ook voor kiezen om op gezette tijden alle leerlingen door elkaar te plaatsen, waardoor de
zwakkere leerlingen ook met de sterkere leerlingen kunnen samenwerken.
Als het werken met drie groepen (in eerste instantie) te veel is of teveel voorbereiding vraagt, dan is
het ook mogelijk om in twee groepen te werken. Neem dan als groepen de instructieafhankelijke
groep (groep1) en de instructiegevoelige groep en instructieonafhankelijke groep samen (groep 2).
Veel succes met alle voorbereidingen en het differentiëren in je les!!!
- 51 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Format (uitgebreid): differentiëren in de wiskundeles
Tijd
Fase
Leerlingen ontvangen bij de deur.
- Doel van de les staat op bord/scherm
2 min.
- Programma staat op bord/scherm
3 min.
Start van de les
- Bespreek de doelen van de les
- Bespreek het programma van de les
Groep 1
Groep 2
Groep 3
(instructie-afhankelijk)
(instructiegevoelig)
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Gastheer
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Presentator
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Didacticus/
Presentator
(instructieonafhankelijk) Rol van de
docent
Terugblik
5 min.
-
-
Wat weten de leerlingen nog van de
vorige les? Dit kan met een korte
opdracht worden gecontroleerd. Er
kunnen ook begrippen teruggevraagd
worden. Of een opdracht die leerlingen
volgens het Denken Delen Uitwisselen
moeten oplossen. (Verschillende
werkvormen zijn in te zetten)
Eventueel (korte) huiswerkbespreking
(bij vele vragen over hetzelfde)
- 52 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Oriëntatie
- Vertel kort waar het probleem over
5 min.
gaat dat de leerlingen gaan leren. Als
het kan neem dan een voorbeeld uit
de praktijk waar dit probleem aan
gekoppeld wordt.
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Didacticus
5 min. Uitleg
- Uitleg wat er gedaan moet worden
door de drie groepen. (Hieronder valt
ook complete instructie (wat, hoe, hoelang,
welke hulp, klaar en dan?)
-
Instructie nieuwe stof. Aanbieden,
voordoen en visueel materiaal zijn
daarbij belangrijk. Zorg dat alle
leerlingen betrokken zijn. Laat
leerlingen zoveel mogelijk actief
meedoen!
8 min. Instructie en begeleide inoefening
- Eerst oefenen met vergelijkbare
opgaven alvorens verder te gaan met
uitleg. Vragen stellen over
vergelijkbare opdrachten, leerlingen
aan laten geven hoe ze aan antwoord
gekomen zijn etc.
Leerlingen die het
snappen mogen
zelfstandig gaan
verwerken (in stilte)
Doet mee met instructie
Didacticus
als docent zegt dat dit
moet.
Als de leerling zelfstandig
verder kan met behulp
van de planner (en
volledige instructie) en
weet wat die moet doen,
dan werkt die zelfstandig
verder. De leerling mag er
altijd voor
kiezen de volledige
Didacticus
instructie mee te doen.
Leerlingen verwerken
zelfstandig (in stilte).
- 53 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
7 min. Verlengde instructie
- Leerlingen krijgen extra uitleg. Dit
kan door opdrachten samen door te
nemen. Daarbij leerlingen veel laten
verwoorden wat ze doen.
-
Leerlingen verwerken
zelfstandig (in stilte).
Didacticus/
Pedagoog
Diegene die mee wil
doen met de
verlengde instructie
sluit aan. (eigen
keuze)
Theorie waar nodig te
herhalen/andere manier uitleggen.
9 min. Zelfstandige verwerking
- Alle leerlingen werken nu
zelfstandig. Er kan nu ook
samengewerkt worden in tweetallen
of groepjes. Leerlingen mogen elkaar
vragen stellen.
-
Doet mee
Didacticus/
pedagoog
Doet mee
Docent loopt (vaste) ronde om
feedback/ hulp/uitleg te geven aan
groep 3 en groep 2. Hierna komt
groep 1 en kun je evt. ronde
herhalen.
6 min. Evaluatie (terug- en vooruitblik)
- Korte controlevragen/opdrachten om
te kijken of de doelen zijn behaald.
-
In deze fase kan er ook over het
werkproces geëvalueerd worden.
-
Vooruitblik naar volgende les…in
aansluiting op deze les. Wat moeten
leerlingen meenemen.
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Afsluiter
- 54 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Schematische weergave IGDI-model
Differentiatiemodel (drie groepen)
Terugblik
Oriëntatie
Uitleg
Instructie en inoefening instructiegevoelige en
instructieafhankelijke leerlingen
Verlengde instructie aan
Zelfstandige verwerking
instructieafhankelijke
instructiegevoelige leerlingen
leerlingen
Zelfstandige verwerking
Feedback
Zelfstandige verwerking
instructieonafhankelijke
leerlingen
Feedback
Evaluatie / terug- en vooruitblik
Differentiëren is te leren (Berben & Van Teeseling,
Differentëren is te leren! Omgaan met verschillen in het voortgezet onderwijs, 2015)
- 55 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Voorbeeldplanner voor instructieonafhankelijke leerlingen (groep 3)
Planner 1 KGT Hoofdstuk 4: Lijnen en hoeken
Hieronder vind je de opdrachten die jij gaat maken. Doe mee met de uitleg als de leerkracht dit zegt of als je dit zelf nodig vindt op
dat moment. Je mag doorwerken als je alles goed snapt. Lees de uitleg in het boek goed. Kijk wel elke keer goed na (vraag om het
uitwerkingsboek) en verbeter eerst. Stel ook vragen! Mocht je sommige dingen niet goed snappen, maak dan extra opdrachten over
dit onderwerp, die je nog niet hebt gedaan.
Datum Les Omschrijving: Uit het boek:
1
2
3

Leren: theorie voorkennis 4 “Horizontaal en
verticaal”

Maken: opgave 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 10

Leren: theorie H 4.1 lijnen

Maken: opgave 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10

Leren: theorie H4.1 ”Evenwijdige lijnen tekenen”

Maken: opgave 11, 12, 13, 14, 15,
Opdrachten van het stencil


Stencil ‘Voorkennis 4’
Maken opgave: 7 en 8
Stencil H4.1 “Evenwijdig”
Maken opgave 16 en 17
Extra
uitleg/opmerkingen
In onderstaande link
vind je uitlegfilmpjes die
je thuis alvast kunt
kijken voorafgaande
aan de les of na de les
voor extra uitleg.
Onderwerpen:
- Lijnstuk
- Loodrechte
lijnen
- Evenwijdige
lijnen
- Kijklijnen
https://sway.com/CieunC
DNJmQyS1ud
- 56 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
4
5
6

Leren: theorie H4.2 “Hoeken”


Maken opgave: 18, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27

Leren: theorie H4.3 “Hoeken meten”


Maken opgave 28, 29, 30, 31, 32, 34, 37, 38, 39


Leren: theorie H4.4 “Hoeken tekenen”


Maken opgave 41, 42a en b, 43, 44, 46, 47, 48
Stencil H4.2 “Hoeken”
Maken opgave 27
In onderstaande link
vind je uitlegfilmpjes die
je thuis alvast kunt
Stencil H4.3:”Hoeken meten” kijken voorafgaande
aan de les of na de les
Maken opgave 33 en 42
voor extra uitleg.
Stencil: Hoeken meten met
een geodriehoek en
Onderwerpen:
bijbehorende opdracht
- Hoeken
Stencil H4.4 “Hoeken
- Hoeken meten
tekenen”
(met
Maken opgave 53
geodriehoek)
-
Hoeken tekenen
https://sway.com/9KM8
Rr8iRpyckwk6
7

Leren: samenvatting Hoofdstuk 4

Maken: Diagnostische toets H4, helemaal
8

9


(blz. 176)
Gericht herhalen: maak de opgaven van de
Herhaling H4 die fout gingen bij de D-Toets.
Start Gemende opgaven H4
Gemengde opgaven H 4 afmaken (helemaal)



Stencil: Maken opgave 57
Bestudeer de theorie “Som
van de hoeken in een
driehoek” (som betekent:
uitkomst van de optelling)
Maken opgave 58. 59 en 60
Voor het maken van
opgave. 58, 59 en 60
bekijk je uitlegfilmpje
‘Hoeken berekenen’ via
onderstaande link
https://sway.com/9KM8
Rr8iRpyckwk6
- 57 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Drie voorbeeldlessen volgens het format ‘Differentiëren in de wiskundeles’
1KGT Hoofdstuk 4.2 ‘Hoeken’
Tijd
Fase
Groep 1
Groep 2
(instructie-afhankelijk)
(instructiegevoelig)
Leerlingen ontvangen bij de deur.
Doet mee
- Doel van de les staat op bord/scherm
2 min.
Lln. komt binnen, zoekt
- Programma staat op bord/scherm
zijn/haar plek en pakt
spullen erbij.
Start van de les
3 min.
-
-
Bespreek de doelen van de les
Bespreek het programma van de les
Terugblik
5 min.
-
Wat weten de leerlingen nog van de
vorige les? Op bord/ scherm staat
tekening met lijnen, lijnstuk, halve lijn,
snijpunten, , loodrechte en evenwijdige
lijnen, rechtehoekteken (teken met
Geogebra)N.a.v deze tekening
begrippen op laten schrijven. Hierna
delen met buurman/vrouw. (Denken,
Delen, Uitwisselen). Begrippen
klassikaal bespreken
Doet mee
Lln. kijkt en luistert
naar docent (en bord)
Doet mee
Lln. denken eerst
individueel na, schrijven
daarna op en overleggen
daarna met
buurman/vrouw. Vullen
begrippenlijst aan
(klassikale bespreking)
Doet mee
Groep 3
(instructieonafhankelijk) Rol van de
docent
Doet mee
Lln. komt binnen, zoekt Lln. komt binnen, zoekt
zijn/haar plek en pakt zijn/haar plek en pakt
spullen erbij.
spullen erbij.
Doet mee
Lln. kijkt en luistert
naar docent (en bord)
Doet mee
Lln. denken eerst
individueel na,
schrijven daarna op en
overleggen daarna met
buurman/vrouw.
Vullen begrippenlijst
aan (klassikale
bespreking)
Gastheer
Doet mee
Lln. kijkt en luistert naar
docent (en bord)
Presentator
Doet mee
Lln. denken eerst
individueel na, schrijven
daarna op en overleggen
daarna met
buurman/vrouw. Vullen
begrippenlijst aan
(klassikale bespreking)
Didacticus/
Presentator
- 58 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-
Eventueel (korte) huiswerkbespreking
(bij vele vragen over hetzelfde)
Oriëntatie
5 min.
-
-
Doet mee
Vertel kort waar het probleem over gaat
Leerlingen kijken en
dat de leerlingen gaan leren:
beantwoorden vragen
‘Kijkhoeken’
over de kijkhoek.
Docent staat net achter open deur op
de gang. Ziet niet alle leerlingen.
Benoemt welke lln die ziet. Stapt naar
binnen en benoemt leerlingen die die
niet zag. (Kan verduidelijkt worden met
2 touwen, die als kijklijnen dienst doen.
5 min. Uitleg
Doet mee
-
Uitleg wat er gedaan moet worden door
de drie groepen. (Hieronder valt ook
complete instructie (wat, hoe, hoelang,
welke hulp, klaar en dan?→ staat op
bord/scherm→ zie schema hieronder)
-
Instructie nieuwe stof: Uitleg
koershoekmeter.
Doet mee
Leerlingen kijken en
beantwoorden vragen
over de kijkhoek.
Doet mee
Doet mee
Leerlingen kijken en
beantwoorden vragen over
de kijkhoek.
Didacticus
Doet mee
-lln. doen mee met de
-Lln. doen mee met uitleg. -Lln. doen mee met
uitleg, zodat zij weten wat
Zij weten wanneer ze
uitleg. Zij weten
en hoe zij kunnen werken.
Didacticus
verlengde instructie
wanneer ze verlengde Hoelang zij zelfstandig
krijgen en wanneer ze
instructie krijgen en
moeten verwerken. Na de
zelfstandig kunnen
wanneer ze zelfstandig Verlengde instructie van
verwerken
kunnen verwerken
groep 1 kunnen zij vragen
-Lln. pakken hun
-Lln. pakken hun
stellen aan elkaar en
koershoekmeter en doen koershoekmeter en
docent.
mee met de uitleg hoe
doen mee met de
deze te gebruiken
uitleg hoe deze te
-leerlingen doen eerste stuk
mee met de uitleg van de
gebruiken
- 59 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
8 min. Instructie en begeleide inoefening
-
Filmpje kijklijnen en kijkhoeken
(www.listr.nl) en korte mondelinge
toelichting
Kijklijnen door leerling laten tekenen op
bord (Konijnen in veld, bezien vanuit
opening door hoge heg)
Samen opdr. 18 en 19
Uitleg rechte, scherpe, stompe,
gestrekte en volle hoek.
Enkele hoeken die op bord staan
worden benoemd (recht, scherp etc.)
Hoe herken je dit?
Doet mee
-Lln bekijken filmpje.
-Lln. bekijken tekening
op bord en hoe zij
kijklijnen zouden
tekenen. 1 leerling
tekent kijklijnen
-Maken hierna opdr. 18
en 19
-Lln. schrijven de
verschillende hoeken in
hun schrift.
Lln. beantwoorden
vragen over de hoeken
op het bord.
-Leerlingen die het
snappen mogen
zelfstandig gaan
verwerken (in stilte)
Leerlingen verwerken
7 min. Verlengde instructie
Doet mee
- Leerlingen groep 1 krijgen extra
zelfstandig opdr. 20,
-Lln.
bekijkt
opdr.
21
eerst
21, 22 en 24 (in stilte).
uitleg. Bij opdr. 21 de hoeken met
zelf.
Geven
antwoorden
elkaar bekijken. Wat voor soort hoek
Diegene die mee wil
op de vragen en
zie je. Hoe kun je dit met je
doen met de verlengde
verwoorden hoe e aan
geodriehoek controleren?
instructie sluit aan.
hun antwoord komen en
(eigen keuze)
- Opdr. 24 samen doen. Laten
vullen in.
ontdekken dat de hoek tussen de
wijzers 30 graden is als het 1.00 uur
is. Ook de hoeken tussen de wijzers
laten benoemen (recht, scherp etc.).
-Lln. bekijken filmpje en
luisteren naar korte
mondelinge toelichting. –
-Lln. bekijken tekening op
bord en hoe zij kijklijnen
zouden tekenen. 1 leerling
tekent kijklijnen.
-Maken hierna samen
opdr. 18 en 19
-Lln. schrijven de
verschillende hoeken in
hun schrift.
Lln. beantwoorden vragen
over de hoeken op het
bord.
Doet mee
werking van de
koershoekmeter.
- lln. werken zelfstandig
verder m.b.v. planner.
Didacticus
De leerling mag er altijd
voor
kiezen de volledige
instructie mee te doen.
Leerlingen verwerken
zelfstandig (in stilte).
Didacticus/
Pedagoog
- Opdr. 24: Lln. geven
antwoord waarom de
hoek tussen de wijzers 30
graden is als het 1.00 uur
- 60 -
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Lln. laten verwoorden hoe ze aan
hun antwoord komen,
10
min.
Theorie waar nodig te
herhalen/andere manier uitleggen.
Zelfstandige verwerking
-
-
-
-
Doet mee
-Lln mogen met elkaar
overleggen.
Alle leerlingen werken nu zelfstandig. Er
-Lln. verwerken zelfstandig -Lln mogen docent
kan nu ook samengewerkt worden in
opdr. 20, 22, 23, 25, 26, en vragen stellen
tweetallen of groepjes. Leerlingen
27
mogen elkaar vragen stellen.
Lln. kunnen individuele
vragen stellen over
Docent loopt (vaste) ronde om
bijv. gemaakte
feedback/ hulp/uitleg te geven aan
huiswerkopdracht
groep 3 en groep 2. Hierna komt (evt.
nog) groep 1 en kun je evt. ronde
herhalen.
5 min. Evaluatie (terug- en vooruitblik)
-
is. Leerlingen benoemen
de soort hoeken bij d
verschillende klokken
(stompe, rechte hoek etc.)
Korte opdracht op het bord. Klok met
tijd 3.00 uur en 6.00 uur. Hoeveel
graden maken de wijzers? Wat voor
soort hoeken zijn dit?
Korte bespreking over lesverloop
(proces) door de verschillende groepen.
Wat ging goed, wat kan de volgende
keer beter? Kon iedereen verder
werken?
Kan iedereen verder met huiswerk?
Doet mee
-Lln. maken de beide
opdrachten van het bord
en geven antwoord op de
vragen.
-Lln. evalueren met elkaar
het lesverloop.
- Lln. noteren voor zover
nog niet gedaan het
huiswerk en
benodigdheden volgende
les.
Doet mee
-Lln. maken de beide
opdrachten van het
bord en geven
antwoord op de
vragen.
-Lln. evalueren met
elkaar het lesverloop.
- Lln. noteren voor
zover nog niet gedaan
het huiswerk en
-Lln mogen met elkaar
overleggen.
-Lln mogen docent vragen
stellen.
Didacticus/
pedagoog
Lln. kunnen individuele
vragen stellen over bijv.
gemaakte
huiswerkopdracht
Doet mee
Afsluiter
-Lln. maken de beide
opdrachten van het bord en
geven antwoord op de
vragen.
-Lln. evalueren met elkaar
het lesverloop.
- Lln. noteren voor zover
nog niet gedaan het
huiswerk en benodigdheden
volgende les.
- 61 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-
Vooruitblik naar volgende les: Hoeken
meten. Neem volgende les mee:
koershoekmeter en je geodriehoek.
benodigdheden
volgende les.
- 62 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bordoverzicht (of zichtbaar tijdens de les op scherm)
Hoofdstuk 4.2 ‘Hoeken’
-
-
Lesdoel: - Kijklijnen en kijkhoek kunnen tekenen
- Verschillende soorten hoeken kunnen benoemen en herkennen
- Hoeken kunnen berekenen tussen de wijzers van de klok bij hele uren
Terugblik (hele klas)
Instructie hele klas
-
Instructie groep 1 en 2 (5 minuten)
-
Instructie groep 1 en Zelfstandig werken (7 minuten). Maken opdr. 20, 21, 22 en 24
-
Samenwerken/vragen stellen (10 minuten)
-
Afsluiting: - Wat heb je geleerd?
- Wat ging er goed?
- Wat kan er beter?
-------------------------------------------------------Klaar? - Kijk je werk na en verbeter je fouten.
- Ga verder met je huiswerk.
- Bekijk H4.3 en maak opdr. 28 en 29
-------------------------------------------------------- Maken in de les: opdracht 20, 21, 22 en 24 (wordt genoteerd na Instructie hele
klas)
-
Huiswerk ………………………(datum invullen):
-
evt. opdracht 20, 21, 22 en 24 nog afmaken.
-
Maken opdr. 23, 25, 26 en 27 (wordt genoteerd na Instructie hele klas))
- 63 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
1KGT Hoofdstuk 4.3 ‘Hoeken meten’
Tijd
Fase
Groep 1
Groep 2
(instructie-afhankelijk)
(instructiegevoelig)
Leerlingen ontvangen bij de deur.
Doet mee
- Doel van de les staat op bord/scherm
2 min.
Lln. komt binnen, zoekt
- Programma staat op bord/scherm
zijn/haar plek en pakt
spullen erbij.
Start van de les
3 min.
-
-
Bespreek de doelen van de les
Bespreek het programma van de les
Terugblik
5 min.
-
-
Wat weten de leerlingen nog van de
vorige les? Op bord/ scherm staan
tekening met rechte, scherpe, stompe,
gestrekte en volle hoek (teken met
Geogebra) Leerlingen noteren welke
hoeken ze zien. Begrippen klassikaal
bespreken. Leerlingen zelf deze hoeken
laten tekenen. Hierna delen met
buurman/vrouw. (Denken, Delen,
Uitwisselen)
Doet mee
Lln. kijkt en luistert
naar docent (en bord)
Doet mee
Groep 3
(instructieonafhankelijk) Rol van de
docent
Doet mee
Lln. komt binnen, zoekt Lln. komt binnen, zoekt
zijn/haar plek en pakt zijn/haar plek en pakt
spullen erbij.
spullen erbij.
Doet mee
Lln. kijkt en luistert
naar docent (en bord)
Gastheer
Doet mee
Lln. kijkt en luistert naar
docent (en bord)
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Lln. denken na en
schrijven daarna op. Doen
mee met klassikale
bespreking. Leerlingen
tekenen zelf enkele
hoeken en overleggen
daarna met
buurman/vrouw
Lln. denken na en
schrijven daarna op.
Doen mee met
klassikale bespreking.
Leerlingen tekenen zelf
enkele hoeken en
overleggen daarna met
buurman/vrouw
Lln. denken na en schrijven
daarna op. Doen mee met
klassikale bespreking.
Leerlingen tekenen zelf
enkele hoeken en
overleggen daarna met
buurman/vrouw
Presentator
Didacticus/
Presentator
Eventueel (korte) huiswerkbespreking
(bij vele vragen over hetzelfde)
- 64 -
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Oriëntatie
5 min.
-
5 min. Uitleg
-
Doet mee
Vertel kort waar het probleem over gaat
Leerlingen kijken en
dat de leerlingen gaan leren: ‘Hoeken
beantwoorden vragen
meten’
over hoeken meten met
de koershoekmeter.
Doet mee
Uitleg wat er gedaan moet worden door
de drie groepen. (Hieronder valt ook
complete instructie (wat (groep 2 en 3
krijgen korte instructie over opdr. 31 na
Verlengde instructie), hoe, hoelang,
welke hulp, klaar en dan?→ staat op
bord/scherm→ zie schema hieronder)
Doet mee
Leerlingen kijken en
beantwoorden vragen
over hoeken meten
met de
koershoekmeter.
Doet mee
Doet mee
Leerlingen kijken en
beantwoorden vragen over
hoeken meten met de
koershoekmeter.
Didacticus
Doet mee
-lln. doen mee met de
-Lln. doen mee met uitleg. -Lln. doen mee met
uitleg, zodat zij weten wat
Zij weten wanneer ze
uitleg. Zij weten
en hoe zij kunnen werken.
Didacticus
verlengde instructie
wanneer ze verlengde Hoelang zij zelfstandig
krijgen en wanneer ze
instructie krijgen en
moeten verwerken. Na de
zelfstandig kunnen
wanneer ze zelfstandig Verlengde instructie van
verwerken
kunnen verwerken
groep 1 kunnen zij vragen
-Lln. pakken hun
-Lln. pakken hun
stellen aan elkaar en
koershoekmeter en doen koershoekmeter en
docent.
- Instructie nieuwe stof: Uitleg: Het
mee met de uitleg hoe
doen
mee
met
de
meten van hoeken m.b.v.
deze te gebruiken
uitleg hoe deze te
-leerlingen doen eerste stuk
koershoekmeter.
mee met de uitleg van
gebruiken
hoeken meten m.b.v.
8 min. Instructie en begeleide inoefening
Doet mee
Doet mee
koershoekmeter.
- Samen striptekening bekijken over het
- lln. werken zelfstandig
Didacticus
-Lln. lezen strip en
-Lln. lezen strip en
meten van hoeken m.b.v.
verder m.b.v. planner.
luisteren naar korte
luisteren naar korte
koershoekmeter (H4.3)
mondelinge
toelichting.
mondelinge toelichting.
- Hoe moet je de koershoekmeter
-Lln. meten hoek A en
-Lln. meten hoek A en
houden en neerleggen om hoek te
hoek B op.
hoek B op.
De leerling mag er altijd
meten
-Maken hierna samen
-Maken hierna samen
voor
- Hoek A en hoek B opmeten m.b.v.
opdr. 28. Bekijken daarbij opdr. 28. Bekijken
kiezen de volledige
koershoekmeter. Klassikaal)
eerst wat voor soort hoek daarbij eerst wat voor
instructie
mee te doen.
- Samen opdr. 28, met aandacht voor wat getekend is
soort hoek getekend is
voor soort hoeken je ziet in combinatie
- 65 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
met het aantal graden. Als je ziet dat
hoek P een scherpe hoek is, kan die dus
niet 170 ̊ zijn
7 min. Verlengde instructie
10
min.
-
Leerlingen groep 1 krijgen extra uitleg.
Bij opdr. 29 de hoeken met elkaar
bekijken. Wat voor soort hoek zie je?
Meet deze hoeken op. Daarbij extra
aandacht hoe je de koershoekmeter
gebruikt.
-
Waarom kan de rode lijn van de
koershoekmeter niet andere kant
opdraaien?
-
Uitleg opdr. 31 hoek E1 en hoek E2
(samen gestrekte hoek, dus 180̊
Zelfstandige verwerking
-
-
-
-Leerlingen die het
snappen mogen
zelfstandig gaan
verwerken (in stilte)
Leerlingen verwerken
zelfstandig opdr. 29,
-Lln. bekijkt opdr. 29 eerst 30, 31(uitleg opdr.31
zelf. Geven antwoorden
na verlengde instructie
op wat voor soort hoek
groep 1), 32, 33 en 34
het is (stompe, rechte
(in stilte).
hoek etc.). Meten hierna
hoeken op
Diegene die mee wil
- Bedenken waarom rode doen met de verlengde
lijn van de
instructie sluit aan.
koershoekmeter niet de
(eigen keuze)
andere kant op kan
draaien.
- Bedenken hoeveel
graden hoek E1 en hoek E1
samen zijn en waarom.
-Lln mogen met elkaar
overleggen.
Doet mee
Doet mee
Alle leerlingen werken nu zelfstandig. Er
-Lln mogen docent
-Lln. verwerken zelfstandig vragen stellen
kan nu ook samengewerkt worden in
opdr. 30, 31, 32, 33 en 34,
tweetallen of groepjes. Leerlingen
Lln. kunnen individuele
mogen elkaar vragen stellen.
vragen stellen over
Docent geeft korte uitleg over opdr. 31
bijv. gemaakte
aan groep 2 en groep3 voor wie nodig.
huiswerkopdracht
Docent loopt (vaste) ronde om
feedback/ hulp/uitleg te geven aan
Leerlingen verwerken
zelfstandig (in stilte).
Didacticus/
Pedagoog
-Lln mogen met elkaar
overleggen.
-Lln mogen docent vragen
stellen.
Didacticus/
pedagoog
Lln. kunnen individuele
vragen stellen over bijv.
gemaakte
huiswerkopdracht
- 66 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
groep 3 en groep 2. Hierna komt (evt.
nog) groep 1 en kun je evt. ronde
herhalen.
5 min. Evaluatie (terug- en vooruitblik)
-
-
-
Doet mee
Afsluitende opdracht: Meet hoek bij
opdr. 39. Aandacht voor context van de -Lln. lezen opdracht en
verwoorden wat
opdracht.
bedoeling is van de
Korte bespreking over lesverloop
opdracht. Meten hoeken
(proces) door de verschillende groepen. en geven antwoord op de
Wat ging goed, wat kan de volgende
vragen.
keer beter? Kon iedereen verder
-Lln. evalueren met elkaar
werken?
het lesverloop.
Kan iedereen verder met huiswerk?
- Lln. noteren voor zover
Vooruitblik naar volgende les: Hoeken
nog niet gedaan het
tekenen. Neem volgende les mee:
huiswerk en
koershoekmeter en je geodriehoek.
benodigdheden volgende
les.
Doet mee
Doet mee
- Lln. lezen opdracht en
verwoorden wat
bedoeling is van de
opdracht. Meten
hoeken en geven
antwoord op de
vragen.
- Lln. lezen opdracht en
verwoorden wat bedoeling
is van de opdracht. Meten
hoeken en geven antwoord
op de vragen.
-Lln. evalueren met
elkaar het lesverloop.
- Lln. noteren voor
zover nog niet gedaan
het huiswerk en
benodigdheden
volgende les.
Afsluiter
-Lln. evalueren met elkaar
het lesverloop.
- Lln. noteren voor zover
nog niet gedaan het
huiswerk en benodigdheden
volgende les.
- 67 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bordoverzicht (of zichtbaar tijdens de les op scherm)
Hoofdstuk 4.3 ‘Hoeken meten’
-
-
Lesdoel: - Hoeken kunnen meten met de koershoekmeter
- Verschillende soorten hoeken kunnen benoemen en herkennen in
combinatie met het hoeken meten.
- Hoeken in een snijpunt kunnen benoemen en meten
Terugblik (hele klas)
Instructie hele klas
-
Instructie groep 1 en 2 (5 minuten)
-
Instructie groep 1 en Zelfstandig werken (7 minuten). Maken opdr. 30, (31), 32, 33
en 34
-
Uitleg (kort) groep 2 en 3 opdr. 31. Samenwerken/vragen stellen (10 minuten)
-
Afsluiting: - Wat heb je geleerd?
- Wat ging er goed?
- Wat kan er beter?
-------------------------------------------------------Klaar? - Kijk je werk na en verbeter je fouten.
- Ga verder met je huiswerk.
- Bekijk H4.4 en maak opdr. 41 en 42
-------------------------------------------------------- Maken in de les: opdracht 28 t/m 34 (wordt genoteerd na Instructie hele klas)
-
Huiswerk ………………………(datum invullen):
-
evt. opdracht 28 t/m 34 nog afmaken.
-
Maken opdr. 35, 36, 37 (wordt genoteerd na Instructie hele klas))
-
- 68 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
1KGT Hoofdstuk 4.4 ‘Hoeken tekenen’
Tijd
Fase
Groep 1
Groep 2
(instructie-afhankelijk)
(instructiegevoelig)
Leerlingen ontvangen bij de deur.
Doet mee
- Doel van de les staat op bord/scherm
2 min.
Lln. komt binnen, zoekt
- Programma staat op bord/scherm
zijn/haar plek en pakt
spullen erbij.
Start van de les
3 min.
-
-
Bespreek de doelen van de les
Bespreek het programma van de les
Terugblik
5 min.
-
-
Wat weten de leerlingen nog van de
vorige les? Starten met opdr. 40 Hierna
delen met buurman/vrouw. (Denken,
Delen, Uitwisselen). Begrippen
klassikaal bespreken
5 min.
Lln. kijkt en luistert
naar docent (en bord)
(instructieonafhankelijk) Rol van de
docent
Doet mee
Lln. komt binnen, zoekt Lln. komt binnen, zoekt
zijn/haar plek en pakt zijn/haar plek en pakt
spullen erbij.
spullen erbij.
Doet mee
Lln. kijkt en luistert
naar docent (en bord)
Lln. kijkt en luistert naar
docent (en bord)
Doet mee
Doet mee
Lln starten met opdr. 40
en overleggen daarna met
buurman/vrouw. Korte
klassikale bespreking
Lln starten met opdr.
40 en overleggen
daarna met
buurman/vrouw. Korte
klassikale bespreking
Lln starten met opdr. 40 en
overleggen daarna met
buurman/vrouw. Korte
klassikale bespreking
Doet mee
Doet mee
Doet mee
Vertel kort waar het probleem over gaat
Leerlingen kijken en
dat de leerlingen gaan leren: ‘Hoeken
volgen de stappen
tekenen’
-Leerlingen kijken
en volgen daarbij de
stappen
Gastheer
Doet mee
Doet mee
Eventueel (korte) huiswerkbespreking
(bij vele vragen over hetzelfde)
Oriëntatie
-
Doet mee
Doet mee
Groep 3
Leerlingen kijken en volgen
daarbij de stappen
Presentator
Didacticus/
Presentator
Didacticus
- 69 -
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-
Docent tekent hoek P van 50 ̊ en vertelt
daarbij in stappen waar de leerlingen op
moeten letten, wat ze eerst moeten
doen, wat daarna en P bij de hoek
neerzetten
5 min. Uitleg
-
-
Doet mee
Uitleg wat er gedaan moet worden door
de drie groepen. (Hieronder valt ook
complete instructie (wat, hoe, hoelang,
welke hulp, klaar en dan?→ staat op
bord/scherm→ zie schema hieronder)
-Lln. doen mee met uitleg.
Zij weten wanneer ze
(verlengde) instructie
krijgen en wanneer ze
zelfstandig kunnen
Instructie nieuwe stof: Hoeken tekenen verwerken
m.b.v. koershoekmeter en geodriehoek.
8 min. Instructie en begeleide inoefening
-
-
Doet mee
-Lln. tekent hoek L van
70 ̊. Daarbij de stappen
volgen zoals door docent
genoemd.
-Maken opdr. 42a onder
Opdr. 42a Samen (begeleide inoefening) begeleiding
-Lln tekenen driehoek met
Uitleg driehoek tekenen met gegeven
gegeven zijde en twee
zijde en twee hoeken.
Uitleg ‘Kijkhoeken in tweeën verdelen’ hoeken
-Kijken naar bord en doen
n.a.v. opdr. 48 ‘zaklamp’. Daarbij extra
mee met uitleg en maken
aandacht voor de horizontale lijn die de
opdr. 48 onder
kijkhoek in tweeën verdeeld.
begeleiding
Docent tekent samen met leerlingen
hoek L van 70 ̊. Daarbij steeds de
stappen verwoorden en uitleggen wat
die doet.
Doet mee
-Lln. doen mee met
uitleg. Zij weten
wanneer ze instructie
krijgen en wanneer ze
zelfstandig kunnen
verwerken
Doet mee
-Lln. tekent hoek L van
70 ̊. Daarbij de stappen
volgen zoals door
docent genoemd.
-Maken opdr. 42a
onder begeleiding
-Lln tekenen driehoek
met gegeven zijde en
twee hoeken
-Kijken naar bord en
doen mee met uitleg
en maken opdr. 48
Doet mee
-lln. doen mee met de
uitleg, zodat zij weten wat
en hoe zij kunnen werken.
Hoelang zij zelfstandig
moeten verwerken. Na de
Verlengde instructie van
groep 1 kunnen zij vragen
stellen aan elkaar en
docent.
Didacticus
-leerlingen doen eerste stuk Didacticus
mee met de uitleg van het
tekenen van (drie)hoeken.
- lln. werken zelfstandig
verder m.b.v. planner.
De leerling mag er altijd
voor
kiezen de instructie en
begeleide inoefening mee
te doen.
- 70 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
-Leerlingen die het
snappen mogen
zelfstandig gaan
verwerken (in stilte)
7 min. Verlengde instructie
-
-
10
min.
Leerlingen groep 1 krijgen extra uitleg.
Bij opdr.42b,c,d soort hoek laten
benoemen voordat lln. hoek gaan
tekenen, zodat lln. steeds de
combinatie zien van bijv. scherpe hoek
is kleiner dan 90 , dus de hoek die ik ga
tekenen moet er dan ook zo uitzien.
Opdr. 45 samen doen. Hierbij herhalen
assenstelsel en punten in assenstelsel
tekenen.
Zelfstandige verwerking
Doet mee
Leerlingen verwerken
zelfstandig (in stilte).
Leerlingen verwerken
zelfstandig opdr. 42,
43, 44, 45, 47 (in stilte).
Didacticus/
Pedagoog
-Lln. bekijkt opdr. 42 b,c,d
Geven antwoorden op de
vraag wat voor soort hoek Diegene die mee wil
er getekend moet worden. doen met de verlengde
instructie sluit aan.
Tekenen van de hoeken
(eigen keuze)
- Opdr. 45: Tekenen
assenstelsel en punten.
Driehoek tekenen met
gegeven zijde en 2 hoeken
Doet mee
-
Alle leerlingen werken nu zelfstandig. Er
-Lln. verwerken zelfstandig
kan nu ook samengewerkt worden in
opdr. 43, 44, 47
-Lln mogen met elkaar
tweetallen of groepjes. Leerlingen
overleggen.
mogen elkaar vragen stellen.
-
Docent loopt (vaste) ronde om
feedback/ hulp/uitleg te geven aan
groep 3 en groep 2. Hierna komt (evt.
nog) groep 1 en kun je evt. ronde
herhalen.
-Lln mogen docent
vragen stellen
Didacticus/
pedagoog
-Lln mogen met elkaar
overleggen.
Lln. kunnen individuele
-Lln mogen docent vragen
vragen stellen over
stellen.
bijv. gemaakte
huiswerkopdracht
Lln. kunnen individuele
vragen stellen over bijv.
- 71 -
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
gemaakte
huiswerkopdracht
5 min. Evaluatie (terug- en vooruitblik)
-
-
Doet mee
Korte opdracht op het bord. Teken hoek
-Lln. maken de opdracht
P van 78 ̊. Verdeel deze in 2 gelijke
van het bord en geven
hoeken. Let op: P moet bij de hoek
staan. Hoe groot is hoek P1 en hoek P2? antwoord op de vragen.
Korte bespreking over lesverloop
(proces) door de verschillende groepen.
Wat ging goed, wat kan de volgende
keer beter? Kon iedereen verder
werken?
-
Kan iedereen verder met huiswerk?
-
Vooruitblik naar volgende les: Start
Diagnostische toets. Neem volgende les
mee: koershoekmeter en je
geodriehoek.
-Lln. evalueren met elkaar
het lesverloop.
- Lln. noteren voor zover
nog niet gedaan het
huiswerk en
benodigdheden volgende
les.
Doet mee
-Lln. maken de
opdracht van het bord
en geven antwoord op
de vragen.
-Lln. evalueren met
elkaar het lesverloop.
- Lln. noteren voor
zover nog niet gedaan
het huiswerk en
benodigdheden
volgende les.
Doet mee
-Lln. maken de opdracht van Afsluiter
het bord en geven
antwoord op de vragen.
-Lln. evalueren met elkaar
het lesverloop.
- Lln. noteren voor zover
nog niet gedaan het
huiswerk en benodigdheden
volgende les.
- 72 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bordoverzicht (of zichtbaar tijdens de les op scherm)
Hoofdstuk 4.4 ‘Hoeken tekenen’
-
-
Lesdoel: - Hoeken kunnen tekenen
- Herkennen welke soort hoek er getekend moet worden
Terugblik (hele klas)
Instructie hele klas
-
Instructie groep 1 en 2 (5 minuten)
-
Instructie groep 1 en Zelfstandig werken (7 minuten). Maken opdr. 42, 43, 44, 45,
47
-
Samenwerken/vragen stellen (10 minuten)
-
Afsluiting: - Wat heb je geleerd?
- Wat ging er goed?
- Wat kan er beter?
-------------------------------------------------------Klaar? - Kijk je werk na en verbeter je fouten.
- Ga verder met je huiswerk.
- Start diagnostische toets
-------------------------------------------------------- Maken in de les: opdracht 42, 43, 44, 45, 47 (wordt genoteerd na Instructie hele
klas)
-
Huiswerk ………………………(datum invullen):
-
evt. opdracht 42, 43, 44, 45,47 nog afmaken.
-
Maken opdr. 46, 49 en 50 (wordt genoteerd na Instructie hele klas))
- 73 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Literatuur
Berben, M., & Van Teeseling, M. (2015). Differentëren is te leren! Omgaan met verschillen in het
voortgezet onderwijs. Amersfoort: CPS.
Boer, E., Hessing, de, R., Loeffen, E., & Veltman, H. (2013). Opbrengstgericht differentiëren voortgezet
onderwijs. Handreiking voor docenten. 's Hertogenbosch: KPC Groep.
Reichard, L., Dijkhuis, J., Admiraal, C., Vaarwerk, t. ,., Verbeek, J., Jong, d. G., . . . Hiele, R. (2012). Getal
en Ruimte 1 VMBO-T/HAVO deel 1, tiende editie. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Reichard, L., Dijkhuis, J., Admiraal, C., Vaarwerk, te , J., Verbeek, J., Jong, de, G., . . . Hiele, R. (2012).
Getal en Ruimte 1VMBO-KGT, tiende editie. Goningen: Noordhoff Uitgevers.
Slooter, M. (2014). De vijf rollen van de leraar. Amersfoort: CPS.
- 74 Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers ̴1649857
Bijlage 4A Onderzoeksinstrumenten evaluatie product
Vragenlijst docenten n.a.v. presentatie ontwerpplan: Differentiëren in
de wiskundeles.
Geef je mening over de stellingen t.a.v. het ontwerpplan.
Geef aan op een schaal van vijf ‘ helemaal mee oneens’ (1) tot ‘helemaal mee eens’ (5). Omcirkel het
nummer dat volgens jou het meest van toepassing is.
1) Het ontwerpplan is duidelijk en goed leesbaar.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
2) Het ontwerpplan is eenvoudig om te zetten naar mijn eigen lessen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
3) Het ontwerpplan helpt mij om op een gestructureerde manier te differentiëren binnen
de les.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
4) Door gebruik te maken van het ontwerpplan ben ik me meer bewust van alle fasen
binnen de les.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
5) Door gebruik te maken van het ontwerpplan is mijn rol als docent duidelijk binnen deze
fasen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
6) De leerlingen zullen effectiever werken als het ontwerpplan wordt toegepast.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
7) Door de lessen in te richten volgens het ontwerpplan, zullen de resultaten van de
leerlingen uiteindelijk toenemen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
Heb je nog tips en tops over dit ontwerpplan? Schrijf ze graag hieronder of achter op dit blad.
Heel erg bedankt voor je medewerking!
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 75 -
Bijlage 4B Geordende gegevens evaluatie product
Vragenlijst docenten n.a.v. presentatie ontwerpplan
6
5
Schaalverdeling 1 t/m 5
5
4
4
4
4
4
4
3
3
1
3
2
3
2
2
2
3
2
2
4
1
1
1
1
1
1
1
5
1
000
0
0
00
0
0
0
00
00
0
0
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Vraag7
Vragen
1) Het ontwerpplan is duidelijk en goed leesbaar.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
2) Het ontwerpplan is eenvoudig om te zetten naar mijn eigen lessen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
3) Het ontwerpplan helpt mij om op een gestructureerde manier te differentiëren binnen de les.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
4) Door gebruik te maken van het ontwerpplan ben ik me meer bewust van alle fasen binnen de les.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
5) Door gebruik te maken van het ontwerpplan is mijn rol als docent duidelijk binnen deze fasen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
6) De leerlingen zullen effectiever werken als het ontwerpplan wordt toegepast.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
7) Door de lessen in te richten volgens het ontwerpplan, zullen de resultaten van de leerlingen uiteindelijk
toenemen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – 5 Helemaal mee eens
Tips/Opmerkingen: Ontwerpplan is afhankelijk van de groep leerlingen die je hebt.
Tops: Het plan ziet er goed doordacht uit.
Aandacht voor de betere leerling!
Stimulans om het differentiëren weer op te pakken.
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 76 -
Bijlage 5A Onderzoeksinstrumenten evaluatieonderzoek
Bijlage 5A.1 Planning
Wat
Uittesten ontwikkeld format
Interview n.a.v. ontwikkeld
format Vragenlijst n.a.v.
uittesten
Vragenlijst n.a.v. uittesten
Vragenlijst n.a.v. uittesten
Overdrachtsgesprek
Door wie
Docenten wiskunde
MT
Periode
Week 47 t/m week 50
Week 49
Docenten wiskunde
Leerlingen
Opdrachtgever
Week 51
Week 51
Week 52
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 77 -
Bijlage 5A.2 Vragenlijst docenten n.a.v. uittesten ontwerpplan
Vragenlijst docenten n.a.v. uittesten ontwerpplan: Differentiëren in de
wiskundeles.
Hieronder volgt eerst een vraag over het uittesten van het ontwerpplan. Heb je deze met ‘ja’
beantwoord, ga dan door met de rest van het formulier.
A. Heb je het ontwerpplan uitgetest met minimaal één klas? (kruis passend antwoord aan)
0
Ja. Met klas………….(vul in) Ik heb met 2 - 3 (omcirkel juiste getal) groepen gewerkt.
0
Nee. Kun je hiervan een reden geven:
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………...
Onderstaande alleen invullen als je het ontwerpplan hebt uitgetest.
B. Geef je mening over de stellingen t.a.v. het uittesten van het ontwerpplan.
Geef aan op een schaal van vier ‘ helemaal mee oneens’ (1) tot ‘helemaal mee eens’ (4).
Omcirkel het nummer dat volgens jou het meest van toepassing is (dus één mogelijkheid)
1) Het ontwerpplan is duidelijk en goed leesbaar.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
2) Het ontwerpplan heb ik gebruikt om mijn lessen vorm te geven.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
3) Het ontwerpplan heeft mij geholpen om op een gestructureerde manier te
differentiëren naar instructie en leerstof binnen de les.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
4) Door gebruik te maken van het ontwerpplan ben ik me meer bewust geworden van alle
fasen binnen de les.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
5) Door gebruik te maken van het ontwerpplan is mijn rol als docent duidelijk binnen deze
fasen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
6) De leerlingen werken effectiever als het ontwerpplan wordt toegepast.
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 78 -
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
7) Door de lessen in te richten volgens het ontwerpplan, zijn de resultaten van de
leerlingen toegenomen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – n.v.t. Helemaal mee eens (extra
mogelijkheid: niet van toepassing)
8) Het ontwerpplan zal ik komende tijd blijven toepassen binnen mijn lessen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
Heb je nog opmerkingen over het werken volgens dit ontwerpplan of over jouw gegeven lessen
volgens dit ontwerpplan? Schrijf ze graag hieronder op dit blad.
Heel erg bedankt voor je medewerking!
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 79 -
Bijlage 5A.3 Vragenlijst leerlingen n.a.v. uittesten ontwerpplan
Vragenlijst leerlingen
Omcirkel de letter van de zin die op jou van toepassing is:
A) Ik zit in groep 1 en krijg extra uitleg
B) Ik zit in groep 2 en hoef niet altijd met alle uitleg mee te doen
C) Ik zit in groep 3 en hoef vaak niet mee te doen met de uitleg.
Kruis het antwoord aan waar jij het meest mee eens bent
1) Aan het begin van de les vertelt de leerkracht duidelijk wat we deze les gaan doen.
0
ja
0 nee
2) Aan het begin van de les wordt het doel van de les genoemd.
0
ja
0 nee
3) De les wordt begonnen met een opdracht of een vraag over wat we de vorige les geleerd hebben.
0
ja
0 nee
4) Het is duidelijk wanneer ik zelfstandig moet werken en geen hulp kan vragen aan de leerkracht.
0
ja
0 nee
5) Ik weet precies welke opdrachten ik moet maken. Dit staat op het bord/scherm.
0
ja
0 nee
6) Ik weet precies welke opdrachten ik moet maken. Dit staat in de planner die ik gekregen heb.
0 ja
0 nee
Heb je bij vraag 6 ‘nee’ ingevuld, ga dan door naar vraag 8. Heb je ‘ja’ ingevuld, vul dan ook vraag 7 in.
7) In de planner staan minder (herhalings)opdrachten uit het boek, maar wel andere opdrachten die mij
meer uitdagen en de wiskunde interessanter maken?
0 ja
0 nee
8) Als ik klaar ben, weet ik wat ik moet doen.
0 ja
0 nee
9) Aan het einde van de les wordt de les afgesloten met een opdracht of vraag over wat we deze les geleerd
hebben.
0 ja
0 nee
Heb je nog opmerkingen over wat je hierboven hebt ingevuld, dan mag je die op de achterkant van dit blad
schrijven.
Heel erg bedankt voor het invullen van dit formulier!
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 80 -
Bijlage 5A.4 Gespreksleidraad interview MT
Leidraad interview MT van Het Slatink
1) Is het ontwerpplan duidelijk en goed leesbaar?
2) Is het ontwerpplan voor docenten goed om te zetten naar hun lessen in de praktijk?
3) Komt de structuur van een gedifferentieerde les goed naar voren?
4) Komen de verschillende fasen van de les in het ontwerpplan naar voren?
5) Is in het ontwerpplan duidelijk welke rol de docent vervult binnen de verschillende
fasen?
6) Denk je dat de leerlingen effectiever werken als er gewerkt wordt volgens het
ontwerpplan?
7) Denk je dat de resultaten zullen toenemen als er gewerkt wordt volgens het
ontwerpplan?
8) Denk je dat docenten m.b.v. het ontwerpplan gemotiveerd zullen raken om het
differentiëren verder toe te passen en te ontwikkelen?
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 81 -
Bijlage 5B Geordende gegevens evaluatieonderzoek
Bijlage 5B.1 Geordende gegevens vragenlijst docenten.
 Twee docenten geven aan niet met het ontwerpplan te hebben gewerkt en hebben de
vragenlijst daarom niet verder ingevuld. Wel hebben zij een opmerking geschreven.
 Vier docenten hebben de vragenlijst ingevuld:
Vragenlijst docenten n.a.v. uittesten ontwerpplan:
Differentiëren in de wiskundeles
4.5
4
4
Schaalverdeling 1 t/m 4
4
3.5
3
3
3
3
1
2.5
2
2 2
22
2
3
1.5
1
1 1
1
1
4
1
0.5
2
n.v.t
000
00
00 0
0
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
00
0
0
Vraag 5
Vraag 6
00 0
00
Vraag7
Vraag 8
0
Vragen
1) Het ontwerpplan is duidelijk en goed leesbaar.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
2) Het ontwerpplan heb ik gebruikt om mijn lessen vorm te geven.
Helemaal mee oneens 1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
3) Het ontwerpplan heeft mij geholpen om op een gestructureerde manier te differentiëren naar instructie
en leerstof binnen de les.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
4) Door gebruik te maken van het ontwerpplan ben ik me meer bewust geworden van alle fasen binnen de
les.
helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
5) Door gebruik te maken van het ontwerpplan is mijn rol als docent duidelijk binnen deze fasen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
6) De leerlingen werken effectiever als het ontwerpplan wordt toegepast.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
7) Door de lessen in te richten volgens het ontwerpplan, zijn de resultaten van de leerlingen toegenomen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 – n.v.t. Helemaal mee eens (extra mogelijkheid: niet van
toepassing)
8) Het ontwerpplan zal ik komende tijd blijven toepassen binnen mijn lessen.
Helemaal mee oneens
1 – 2 – 3 – 4 Helemaal mee eens
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 82 -
Opmerkingen over het werken volgens het ontwerpplan:
-
-
-
-
-
Over de resultaten kan ik nog niet echts iets zeggen. Toets moet nog komen en voor aantal
leerlingen zijn de resultaten erg afhankelijk van het wiskundig onderwerp, dus erg afhankelijk
van het soort hoofdstuk.
Ik kan me voorstellen dat resultaten omhoog gaan, omdat de leerlingen nu echt worden gezien
door de docent en daardoor meer gemotiveerd raken, maar na één hoofdstuk werken volgens
dit plan, kun je dat nog niet zeggen.
Het kan een valkuil zijn dat leerlingen die goed gescoord hebben bij vorige toetsen bij andere
hoofdstukken (die ze moeilijker vinden) foutief bepalen of ze wel/niet meedoen met de
(verlengde) instructie. Deze leerlingen dienen door docent scherp in de gaten te worden
gehouden.
Docent die bij twee klassen het ontwerpplan heeft uitgetest schrijft dat bij één klas de
resultaten beter waren dan voorheen, bij de andere klas juist slechter dan voorheen. M.n.
leerlingen die uit de instructieonafhankelijke groep hadden in één van de twee groepen
beduidend minder gescoord.
Sommige leerlingen hebben er moeite mee om predicaat ‘heeft extra aandacht nodig’ te krijgen.
Zelfs mail van ouder gehad.
Plan motiveert om weer bewust met differentiëren te werken.
Hoe kom je aan materiaal voor de betere leerling uit groep 3?
Opmerking docenten die niet met plan hebben gewerkt:
- Het is nog niet gelukt om precies volgens het ontwerpplan te gaan werken. Er is nog teveel
onrust in mijn klassen, waardoor ik het niet aandurf om leerlingen zelfstandig te laten werken
volgens een planner of niet mee te laten doen bij de klassikale uitleg. Ik probeer wel zoveel
mogelijk de betere leerlingen te laten doorwerken en hulp te bieden aan leerlingen die dat
nodig hebben.
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 83 -
Bijlage 5B.2 Geordende gegevens vragenlijst leerlingen.
Vragenlijst leerlingen
Negenenzestig leerlingen hebben de vragenlijst ingevuld. De leerlingen komen uit de klassen 1
Kader/Mavo, 2 Mavo, 3 Kader en 4 Mavo. De vragenlijst is uitgewerkt in de groepen zoals de leerlingen
hieronder konden aangeven.
Omcirkel de letter van de zin die op jou van toepassing is:
A) Ik zit in groep 1 en krijg extra uitleg.
B) Ik zit in groep 2 en hoef niet altijd met alle uitleg mee te doen.
C) Ik zit in groep 3 en hoef vaak niet mee te doen met de uitleg.
15 leerlingen ( 22% )
41 leerlingen ( 59% )
13 leerlingen ( 19% )
Kruis het antwoord aan waar jij het meest mee eens bent
1) Aan het begin van de les vertelt de leerkracht duidelijk wat we deze les gaan doen.
0
ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
Aan het begin van de les vertelt de leerkracht
duidelijk wat we deze les gaan doen.
50
40
30
20
10
0
41
15
13
0
Groep 1
0
0
Groep 2
Groep 3
groep 1: ja=100 % nee=0 %
groep 2: ja= 100 % nee=0 %
groep 3: ja=100 % nee=0 %
INDELING IN GROEPEN
Ja
Nee
2) Aan het begin van de les wordt het doel van de les genoemd.
0
ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
Aan het begin van de les wordt het doel van de
les genoemd.
40
30
20
10
0
36
15
groep 1: ja=100 % nee=0 %
groep 2: ja=88 % nee=12%
groep 3: ja=100 % nee=0%
13
5
0
Groep 1
0
Groep 2
Groep 3
INDELING IN GROEPEN
Ja
Nee
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 84 -
3) De les wordt begonnen met een opdracht of een vraag over wat we de vorige les geleerd hebben.
0
ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
De les wordt begonnen met een opdracht of
een vraag over wat we de vorige les geleerd
hebben.
40
30
20
10
0
31
14
10
9
1
Groep 1
Groep 2
groep 1: ja=93 %
groep 2: ja=76 %
groep 3: ja=69 %
nee=17 %
nee=24 %
nee=31 %
4
Groep 3
INDELING IN GROEPEN
Ja
Nee
4) Het is duidelijk wanneer ik zelfstandig moet werken en geen hulp kan vragen aan de leerkracht.
0
ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
Het is duidelijk wanneer ik zelfstandig moet
werken en geen hulp kan vragen aan de
leerkracht.
40
30
20
10
0
36
15
groep 1: ja=100 % nee=0 %
groep 2: ja=88 % nee=12 %
groep 3: ja=92 % nee=8 %
12
5
0
Groep 1
1
Groep 2
Groep 3
INDELING IN GROEPEN
Ja Nee
5) Ik weet precies welke opdrachten ik moet maken. Dit staat op het bord/scherm.
0
ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
Ik weet precies welke opdrachten ik moet
maken. Dit staat op het bord/scherm.
50
40
30
20
10
0
39
15
9
0
Groep 1
2
Groep 2
groep 1: ja=100 % nee=0 %
groep 2: ja=95 % nee=5 %
groep 3: ja=69 % nee=31 %
4
Groep 3
INDELING IN GROEPEN
Ja
Nee
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 85 -
6) Ik weet precies welke opdrachten ik moet maken. Dit staat in de planner die ik gekregen heb.
0 ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
Ik weet precies welke opdrachten ik moet
maken. Dit staat op de planner.
50
40
30
20
10
0
41
13
2
10
0
Groep 1
Groep 2
groep 1: ja=13 % nee=87 %
groep 2: ja=0 % nee=100 %
groep 3: ja=77 % nee=23 %
3
Groep 3
INDELING IN GROEPEN
Ja
Nee
Heb je bij vraag 6 ‘nee’ ingevuld, ga dan door naar vraag 8. Heb je ‘ja’ ingevuld, vul dan ook vraag 7 in.
7) In de planner staan minder (herhalings)opdrachten uit het boek, maar wel andere opdrachten die mij meer
uitdagen en de wiskunde interessanter maken?
0 ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
In de planner staan minder
(herhalings)opdrachten uit het boek, maar wel
andere opdrachten die mij meer uitdagen en de
wiskunde interessanter maken.
groep 3: ja=69 % nee=31 %
9
10
4
5
0
0
0
0
0
Groep 1
Groep 2
Groep 3
INDELING IN GROEPEN
Ja Nee
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 86 -
8) Als ik klaar ben, weet ik wat ik moet doen.
0 ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
Ik weet precies welke opdrachten ik moet
maken. Dit staat op de planner.
34
40
30
20
15
12
7
10
groep 1: ja=100 % nee=0 %
groep 2: ja=83 % nee=17%
groep 3: ja=92 % nee=8 %
1
0
0
Groep 1
Groep 2
Groep 3
INDELING IN GROEPEN
Ja
Nee
9) Aan het einde van de les wordt de les afgesloten met een opdracht of vraag over wat we deze les geleerd
hebben.
0 ja
0 nee
AANTAL LEERLINGEN
Ik weet precies welke opdrachten ik moet
maken. Dit staat op de planner.
25
20
15
10
5
0
19
7
22
8
Groep 1
6
Groep 2
groep 1: ja=47 %
groep 2: ja=46 %
groep 3: ja=46 %
nee=53 %
nee=54%
nee=54 %
7
Groep 3
INDELING IN GROEPEN
Ja
Nee
Heb je nog opmerkingen over wat je hierboven hebt ingevuld, dan mag je die op de achterkant van dit blad
schrijven.
Opmerkingen:
- Ik snap alles, maar moet meedoen met de uitleg.
- Soms zegt ze van te voren wat ik moet doen als ik klaar ben, soms ook niet.
- Soms mensen door laten werken die het snappen.
(opmerkingen van deze leerlingen waren alle drie van leerlingen die werken in groep
2)
- Fijn dat ik niet hoef te wachten met de uitleg en door kan werken. Ook de extra
opdrachten zijn fijn. (leerling uit groep 3)
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 87 -
Bijlage 5B.3 Uitwerking interview MT.
1) Is het ontwerpplan duidelijk en goed leesbaar?
Het is heel duidelijk vormgegeven. De criteria waarop groepen worden ingedeeld mis ik
nog. Oja, er staat dat groepen ingedeeld kunnen worden n.a.v. resultaten, observaties
en/of gesprekken. Misschien kan dit nog wat specifieker worden uitgewerkt.
2) Is het ontwerpplan voor docenten goed om te zetten naar hun lessen in de praktijk?
Dat zal voor elke docent ander zijn en ook per les. Ls ik naar mijn eigen lessen kijk van toen
ik nog les gaf, dan had ik meer instructiemomenten, omdat de leerlingen op dit niveau
meer bij de hand moeten worden genomen. Dus kortere verwerkingsperiodes en daarna
weer een stuk uitleg.
3) Komt de structuur van een gedifferentieerde les goed naar voren?
De structuur is helder. Model geeft duidelijkheid, maar zoals gezegd is het afhankelijk van
de groep in hoeverre je volgens dit vaste format kunt werken.
4) Komen de verschillende fasen van de les in het ontwerpplan naar voren?
Wederom duidelijk.
5) Is in het ontwerpplan duidelijk welke rol de docent vervult binnen de verschillende fasen?
De vijf rollen van de leraar, zoals we die op school toepassen komen goed naar voren
binnen dit model. Het is duidelijk welke rol de docent wanneer vervult
6) Denk je dat de leerlingen effectiever werken als er gewerkt wordt volgens het
ontwerpplan?
Dit hangt erg van de klas af. Er zullen klassen zijn die meer bij de hand moeten worden
genomen en meerdere kortere instructiemomenten nodig hebben.
7) Denk je dat de resultaten zullen toenemen als er gewerkt wordt volgens het ontwerpplan?
Dat zal de tijd uit moeten wijzen. Als de leerlingen gewend zijn om volgens dit model te
werken en goed zelfstandig kunnen werken, dan kan de docent iedere groep aandacht
geven en kunnen de resultaten verbeteren van zowel de zwakkere, gemiddelde en betere
leerlingen. Het is goed dat er in dit plan aandacht is voor de betere leerling.
8) Denk je dat docenten m.b.v. het ontwerpplan gemotiveerd zullen raken om het
differentiëren verder toe te passen en te ontwikkelen?
Het is goed dat de docenten door middel van dit ontwerpplan weer met elkaar in gesprek
gaan over hoe je het differentiëren vorm kunt geven. Het ontwerpplan is daar een goed
middel voor. Je kunt docenten niet dwingen om volgens een vast format te werken, omdat
dit niet voor iedere docent en klas zal werken. Maar het feit is wel dat docenten die daar
behoefte aan hebben hun lessen kunnen inrichten met dit ontwerpplan als leidraad. Met
elkaar kun je dan kijken wat werkt wel en wat werkt niet. Het is goed als dit punt
regelmatig terugkeert tijdens vergaderingen, zodat je met elkaar ervaringen kunt delen en
kunt kijken wat wel en niet werkt.
9) Verdere opmerkingen over het ontwerpplan
Fijn dat er initiatieven worden genomen om met elkaar na te denken hoe er aan iedere
leerling recht gedaan kan worden tijdens de lessen. Nu we te maken hebben met Passend
Onderwijs kom je daar niet meer onderuit. Al zullen er altijd leerlingen zijn die nog andere
leerbehoeften hebben. Wat doe je met leerlingen die te snel overprikkeld worden etc.
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 88 -
Het ontwerpplan differentiëren is niet heilig, maar wel een goede aanleiding om met dit
plan de docenten tot differentiëren aan te zetten, verder te ontwikkelen en te
enthousiasmeren.
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 89 -
Bijlage 6A Gespreksleidraad evaluatie
1) Korte inventarisatie van het verloop van het onderzoek.
2) Wat is de waarde van de verkenning geweest om te komen tot het beroepsproduct
3) Welke sterke kanten zitten er aan het beroepsproduct?
4) Welke zwakke kanten zitten aan het beroepsproduct?
5) Wat is er nodig om het beroepsproduct verder te ontwikkelen?
6) Wat is er nodig om het beroepsproduct verder te implementeren en te continueren?
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 90 -
Bijlage 6B Uitwerking evaluatiegesprek
1) Korte inventarisatie van het verloop van het onderzoek.
Door de hoofdvraag vanuit de sectie wiskunde te laten komen, is het een onderwerp
geworden van ons allemaal. Vanuit praktijk- en literatuurverkenning, zijn er ontwerpeisen
ontstaan om te komen tot een product dat kan helpen om het verder ontwikkelen van
differentiëren binnen de wiskundeles vorm te geven. Na een eerste presentatie van het
ontwerpplan en een evaluatie over dit plan door alle collega’s, zijn zij met het ontwerpplan
gaan werken. Hierna is er weer een evaluatie geweest.
2) Wat is de waarde van de verkenning geweest om te komen tot het beroepsproduct
Vanuit de praktijkverkenning wordt duidelijk gemaakt dat iedereen wel wil differentiëren,
maar dat de eigenlijke knowhow hiervoor ontbreekt.
Door de literatuurverkenning wordt duidelijk aan welke eisen een goede gedifferentieerde
les moet voldoen. Ook wordt duidelijk dat over dit onderwerp zoveel is geschreven dat er
keuzes moeten worden gemaakt, zodat voor een ieder deze materie behapbaar blijft en
het enthousiasme om hiermee aan de slag te gaan behouden blijft. Goed dat er daarom
eerst is gekozen voor differentiëren naar leerstof en instructie.
3) Welke sterke kanten zitten er aan het beroepsproduct?
- Duidelijk en gestructureerd, goed leesbaar en toe te passen.
- Het zet alle fasen in de les die je zou moeten doorlopen goed in beeld.
Daarnaast zijn de rollen van leraar hierin opgenomen, zoals de school
daarmee werkt.
- Motiveert en stimuleert om differentiëren bewust aan te pakken. Je denkt
van te voren na over hoe je de les voor de verschillende groepen gaat
aanpakken.
- Het is duidelijk wanneer je hulp kunt bieden, ook aan de betere leerling,
waardoor je meer inzicht krijgt in het verloop van de les. Daarbij is er extra
aandacht voor de betere leerling die nu vaak wordt vergeten.
- Duidelijk welke voorbereidingen je moet treffen voordat je gaat
differentiëren.
- Wanneer het ontwerpplan goed wordt ingezet, geeft dit veel duidelijkheid
aan de leerlingen.
4) Welke zwakke kanten zitten aan het beroepsproduct?
- Bij minder ervaring in het onderwijs kan de stap te groot zijn om te werken
volgens het ontwerpplan.
- Het vraagt veel voorbereiding.
- Niet bij iedere klas toe te passen: Ligt aan niveau? Onrust?
Klassenmanagement?
5) Wat is er nodig om het beroepsproduct verder te ontwikkelen?
- Enthousiasme bij collega’s behouden, door regelmatig met elkaar over de
ontwikkelingen te spreken.
- Een voortrekker die zich verder in de materie rond differentiëren verdiept.
- Materiaal vooral voor de betere leerling
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 91 -
- Wat kan ICT hierin betekenen?
6) Wat is er nodig om het beroepsproduct verder te implementeren en te continueren?
- Regelmatig op de vergadering terug laten komen.
- Mogelijkheid om bij elkaar in de klas te kijken en van elkaar te leren.
- Nieuwe docenten begeleiden bij het differentiëren
Beroepsproduct 3 ̴ Herma Wichers 1
̴ 649857
- 92 -
Download