Eildert Mulder is Arabist, Midden-Oostendeskundige en redacteur bij Trouw. In Cairo deed hij onderzoek naar beledigingen in de Egyptische volkscultuur. Voor Trouw volgde hij vijftien jaar de politieke en culturele ontwikkelingen in het Midden Oosten. Hij bereisde, behalve vrijwel de hele Arabische wereld, ook Turkije en Iran en spreekt verschillende dialecten van het Arabisch vloeiend. Van 2000 tot 2005 was hij correspondent voor Trouw in Den Haag. In 2001 publiceerde hij het boek De zwijgende portieken van de Schilderswijk, een portret van een muticulturele buurt. Vanaf 2005 beheert hij de portefeuille islam voor deze krant. De negentien artikelen over de begintijd van de islam die hij samen met Thomas Milo schreef in Trouw vormen mede de basis van dit boek. Thomas Milo is IT ondernemer, uitvinder, lid van het Unicode Consortium. In die hoedanigheid heeft hij bijgedragen aan de Arabische fonttechnologie van Microsoft, Apple en Adobe. Hij is tevens onafhankelijk wetenschapper (hij studeerde onder meer modern en oud-Slavisch, modern en Ottomaans Turks, modern en klassiek Arabisch, en spreekt oa. Turks, Marokkaans, Libanees en Russisch). Vanaf 1982-1997 verzorgde hij vrijwel alle Marokkaans-Arabische vertalingen voor de afdeling voorlichting van de Gemeente Amsterdam. Milo is specialist op het gebied van Arabische aspecten van informatietechnologie en stuitte bij het maken van computermodellen van islamitische schriftradities op onbekende aspecten van de geschiedenis van het Midden-Oosten. Beide auteurs dienden begin jaren tachtig verschillende malen als kapitein-tolk bij de bataljonsstaf van het Nederlandse detachement van de vredesmacht Unifil in het zuiden van Libanon. €25 - Verschenen bij Uitgeverij Meinema. Afbeelding boekomslag boven - Detail van een palimpsest, een opnieuw gebruikt document van perkament, waarvan de oorspronkelijke tekst is weggewassen. De kopiisten konden niet vermoeden dat de eerste tekst eeuwen later weer zichtbaar zou worden. Die vertoont soms opmerkelijke verschillen ten opzichte van de huidige standaardkoran. Foto: Sam Fogg, London Afbeelding boekomslag onder - Munt met in het Perzisch het jaar 75, zonder verwijzing naar de islamitische jaartelling. De afgebeelde vorst ziet er uitgesproken Perzisch uit, ook zijn naam is Perzisch. In een Arabisch bijschrift staat: mhmd is de gezant van God. Volgens wetenschappelijke catalogi is de middelste figuur op de achterkant een biddende kalief. Als dat de juiste interpretatie is, dan is de combinatie met een Perzische heerser op de voorkant niet te rijmen met het gangbare beeld van de vroege Islam. Samir Shamma Collection, Doha, Qatar Afbeelding links - Detail van een muurschildering in het klooster Dayr as-Suryaan in Wadi Natroen in Egypte. De drie patriarchen Abraham, Izaak en Jacob staan afgebeeld met op hun schoot de zielen der overledenen, die zij voeden met witte druiven. Het is een oosters-christelijke paradijsvoorstelling die mogelijk ook in de Koran terug te vinden is. Volgens de gangbare uitleg belooft de Koran geen druiven maar maagden aan de overleden gelovigen. Foto: Dr Karel Innemée, Rijksuniversiteit Leiden in de theorieën van revisionistische islamgeleerden spelen munten een belangrijke rol. Volgens hen zijn de afbeeldingen en opschriften vaak niet te rijmen met de gangbare geschiedschrijving. In de gebruikelijke opvatting veroverden de moslims na de dood van de profeet Mohammed (632) vanuit hun basis in het Arabische schiereiland binnen enige decennia een wereldrijk. Het Perzische Rijk zouden ze volledig en het Byzantijnse Rijk gedeeltelijk hebben veroverd. De Arabisch-islamitische veroveraars hadden, zo gaat het verder, geen bestuurservaring en steunden daarom op het Byzantijnse en Perzische bestuurssysteem dat ze in de veroverde gebieden aantroffen. Pas aan het einde van de zevende eeuw zouden ze eigen munten hebben geslagen. Er is door conventionele onderzoekers echter nooit enig bewijs geleverd voor deze voorstelling van zaken, terwijl Byzantijnse, Perzische en ook Spaans-Latijnse documenten nergens melding maken van een grote Arabische veroveringsveldtocht vanuit het schiereiland. Het was hen kennelijk ook onduidelijk in hoeverre er sprake was van een nieuw geloof. Dit is voor de revisionisten aanleiding om een nieuw scenario te ontwikkelen zonder grote verovering vanuit het Arabische schiereiland. Ze wijzen erop dat er op de grens van het Byzantijnse en Sassanidische rijk tot in de derde eeuw een Arabisch koninkrijk bestond, de semi-autonome bufferstaat Hatra, ten noorden van Bagdad. Er kon dus wel degelijk Arabische bestuurservaring zijn geweest, lang voor de opkomst van de Islam. In deze werkhypothese veroverden de etnische Arabieren, die al generaties deel uitmaakten van het multi-etnische Perzische Rijk, de macht op de Perzen. Dat zou ongeveer in dezelfde tijd zijn gebeurd waarin volgens de gebruikelijke geschiedschrijving de grote veroveringen door de eerste moslims plaatsvonden. In deze algemeen gevolgde visie kwam eerst de islam op, waarna aanhangers van die nieuwe godsdienst een wereldrijk veroverden. De revisionisten houden een omgekeerde volgorde aan: eerst kwam er door een interne machtsovername vanuit het Perzische rijk een nieuw Arabisch rijk tot stand. Pas daarna ontwikkelde zich in een geleidelijk proces een nieuwe godsdienst, de islam. Bovendien gebeurt dat niet vanuit het huidige Saoedi-Arabië maar vanuit Irak en Iran, die beide deel uitmaakten van het Perzische Rijk. De boven afgebeelde munt roept tegen die achtergrond veel vragen op. Er staat weliswaar in het Arabische bijschrift de tekst: in de naam van god - mhmd is de gezant van god. mhmd kan staan voor de eigennaam Mohammed (dat is de algemeen aangehangen opvatting) of zelfs Mahmad. In dat geval staat er: In de naam van Allah, Mohammed/Mahmad is de gezant van Allah. Dat is een bekend islamitisch motto en lijkt dus de gangbare visie te ondersteunen. Maar op de voorkant van de munt staat een Perzische keizer afgebeeld van de Sassanidische dynastie, die het Perzische rijk tot in de eerste helft van de zevende eeuw regeerde. Die afbeelding is moeilijk te verenigen met de islam zoals we die tegenwoordig kennen. Er blijft hoogstens in theorie de mogelijkheid over dat de tekst met mhmd pas later is aangebracht, nadat de moslims de macht in Iran hadden veroverd. Maar in dat geval zou de Arabische tekst er later als bas-relief ingeslagen zijn, terwijl die in werkelijkheid er als haut-relief integraal deel van uitmaakt: de munt is dus in één keer, met beeld en tekst tegelijk geslagen. Een puur Sassanidische munt kan het overigens evenmin zijn want dan had er op de achterkant een vuuraltaar moeten staan. In plaats daarvan staan er drie mannen van wie er een de handen opheft, blijkbaar in gebed. Het is een bekende gebedshouding, maar die is niet exclusief islamitisch. In de periode waarin de munt is geslagen baden zowel christenen als de aanhangers van Zarathoestra ook op die manier. Deze gebedshouding is bovendien voorchristelijk, want hij wordt al beschreven in het Oud-Testamentische boek Jesaja. Het is verder niet uit te sluiten dat mhmd niet staat voor de eigennaam Mohammed, maar een Arabische werkwoordsvorm is. Volgens revisionistische geleerden kan de tekst daarom ook betekenen: Uitverkoren (op basis van ouder en ander Semitisch dan Arabisch) of Prijzenswaardig (op basis van Arabisch) is de gezant van God. Met de “gezant van God” zou dan Jezus kunnen zijn bedoeld. Daar komt nog bij dat volgens wetenschappelijke muntencatalogi de biddende man in het midden (op de achterkant) een islamitische kalief is. Die uitleg valt dan weer niet te rijmen met de afbeelding van een Sassanidische keizer op de voorkant. De islamitische volstrekt exclusieve Allah van vandaag zou nooit een halfgod als deze Sjah naast zich dulden. De datering is ook intrigerend. Er staat alleen (in Middel-Perzisch, met Aramese letters pnc hftat) “vijfenzeventig” maar het blijft onduidelijk welke jaartelling er bedoeld wordt. Er staat in elk geval niet dat het het jaar 75 van de hidjrah is, de vlucht van de profeet Mohammed, die in 622 vanuit zijn geboortestad Mekka zou zijn uitgeweken naar Medina. Dat jaar 622 geldt als het begin van de islamitische jaartelling. Maar op geen enkele munt, document of inscriptie in de zevende eeuw staat de hidjrah vermeld. Volgens de muntendeskundige en Irankenner Volker Popp kan dat ook niet want de hidjrah duikt pas in de negende en tiende eeuw op, in evident verzonnen levensbeschrijvingen van een profeet, van wie hij zich is gaan afvragen of hij ooit echt heeft bestaan. In de zevende eeuw duikt wel het begrip naar het jaar van de Arabieren op. Dat was een jaartelling die net als de hidjra-jaartelling begon in het jaar 622 maar in tegenstelling tot de islamitische jaartelling niet het maanjaar maar het zonnejaar hanteerde. Volgens het opschrift is de munt geslagen in de Zuid-Iraakse stad Basrah. Deze plaatsnaam bsrh en naam van de uitgever van de munt, staan genoteerd in Aramees schrift (dus niet met Arabische letters) en in de Middel-Perzische taal van vóór de islam. De naam kan worden gelezen als Bisjr-i Marwanaan. Volgens de algemeen aanvaarde geschiedschrijving regeerde vanaf 684 vanuit Jeruzalem en Damascus de kaliefendynastie van de Marwanieden het moslimrijk. De eerste vorst uit die dynastie zou de in Mekka geboren Marwan zijn geweest (684 tot 685). Volker Popp heeft een totaal andere theorie, gebaseerd op de informatie van de munten. Hij leest, iets preciezer: bysr y (links van de buste) mrwanan (rechts van de buste), [koning] Bisjr der Marwiërs. Marw is de vroegere naam van de stad Mary in het huidige Turkmenistan, marwaan is een inwoner van Marw, en marwanaan het meervoud daarvan: Marwiërs. Tegenwoordig is Marwan een Arabische eigennaam maar destijds betekende het Volgens Popp dus “inwoner van Marw”. Volgens hem komen de Marwanieden dan ook niet uit Mekka [waarvan Patricia Crone al heeft aangetoond dat het in de 7e eeuw géén handelscentrum was] maar uit Marw [waarvan bekend is dat het in de 7e wél een handelcentrum was]. Ze zijn volgens hem daarom niet de “zonen van Marwan” maar de “inwoners van Marw”. Marw alias Mary lag destijds binnen het Perzische Rijk en is nu de plaats van een van de grootste opgravingen ter wereld. Het was een een enorm belangrijk en cosmopolitisch handelscentrum aan de zijderoute, een evenknie van Bagdad, Damascus en Cairo. Marw, dat in een bepaalde periode de naam Nieuw Antiochië droeg, met een mix van Zoroastrische, Boeddhistische, Joodse en Syrisch-Aramese Christelijke bevolking, speelt in de theorieën van de revisionistische geleerden een hoofdrol in de begintijd van het Arabische rijk en de islam. In 1221 kwam er definitief een einde aan de bloei van Marw, toen de Mongolen de stad verwoestten. De verwoesting van Bagdad in 1259, ook door de Mongolen, heeft een grote plaats in de geschiedschrijving gekregen. Maar verwoesting van Marw was even belangrijk en omvangrijk. In de geschiedwetenschap geldt informatie op munten als primair. Als die in strijd is met berichten van latere geschiedschrijvers dan krijgen de munten uit de onderzochte periode doorgaans gelijk. Volgens revisionisten gebeurt in de islamologie het omgekeerde. Islamologen gaan, zeggen zij, uit van de latere geschreven teksten en als de informatie op munten totaal anders is, dan ontwikkelen ze soms vergezochte theorieën om die tegenstrijdigheden te verklaren. Deze munt lijkt daarvan een voorbeeld. Dr John Walker, destijds curator van het British Museum classificeerde hem in zijn catalogus ( John Walker, A Catalogue of the Arab-Sassanian Coins, London 1941) als Arabisch-Sassanidisch. Hij erkent dat het onmogelijk een Islamitische munt kan zijn. Maar omdat volgens de islamitische geschiedschrijving de moslimlegers al in de eerste decennia na 632 heel het Iraanse territorium hadden veroverd deelt hij deze munt voorzichtheidshalve in bij de islamitische collectie. Toch is deze munt is alleen met kunst en vliegwerk in het conventionele geschiedsbeeld in te passen. Wanneer wetenschappers munten als deze zouden gebruiken als puzzelstukjes, wat de normale gang van zaken zou moeten zijn en zoals dat wel gebeurt in andere takken van Oude Geschiedenis, dan zou dat mogelijk de reconstructie van een totaal ander historisch scenario kunnen opleveren. De munt maak deel uit van de Samir Shamma Collection, Doha, Qatar. Literatuur: Sylloge of Islamic Coins in the Ashmolean, Vol. 1, The Pre-Reform Coinage of the Early Islamic Period, Oxford 2002, 107, Plate 8. (supplement op: De omstreden bronnen van de islam, E.H.Mulder & T. Milo